De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd80 Aan Jacob Batt
| |
[pagina 171]
| |
Erasmus aan zijn vriend Batt, gegroetHet is me niet ontgaan, beste Batt, dat jij verwacht had dat ik onmiddellijk naar je toe kwam snellen, vooral omdat alles zelfs gunstiger is afgelopen dan jij of ik had durven hopen. Maar als je mijn beweegreden kent, zul je je niet langer verbazen en zul je begrijpen dat ik evenzeer aan jouw belang als aan het mijne heb gedacht. Ik kan nauwelijks uitdrukken hoeveel genoegen je brief mij heeft bezorgd. En nu al roep ik het beeld op van de heerlijke tijd die we zullen hebben. Hoe ongehinderd zullen wij elkaar spreken! Hoe zullen we leven samen met de muzen! Ik hunker ernaar deze afschuwelijke slavernij te ontvluchten. ‘Waarop wacht je dan,’ zeg je? Je zult begrijpen dat ik dat niet zonder reden deed. Ik had je bode niet zo snel verwacht. Men is mij hier nog geld schuldig. Maar zoiets moet mij wel allerbelangrijkst lijken! Ik heb hier echter nog wat verplichtingen lopen met enkele mensen, die nog niet zijn afgehandeld, en die ik niet zomaar kan laten liggen zonder mezelf schade te berokkenen. Ik ben al begonnen met mijn maandelijkse dienstverband met de graaf.Ga naar voetnoot1. Ik heb de huur van mijn kamer al betaald. Met Augustijn heb ik ook nog iets af te handelen. De boeken van mijn leerling zijn ergens zoekgeraakt en ik heb ten behoeve van hem nog geen brief of geld ontvangen; over de rekeningen bestaat enige onenigheid. Je ziet, mijn Batt, dat ik dit allemaal niet zonder schade kan achterlaten. Als ik van hier vertrek zonder mijn zaken te hebben geregeld, kan ik alleen maar verwachten dat alles verloren zal gaan. Je kent de woorden van Terentius:Ga naar voetnoot2. ‘Waar was je? Waarom heb je dat laten gebeuren?’ Je ziet dat ik dat alles niet terzijde mag schuiven. Wat me nog het meeste zorg baart, is dat, als ik hier plotseling verdwijn, alle moeite die ik heb besteed aan Over het schrijven van brieven,Ga naar voetnoot3. verloren gaat omdat de enige kopie bij Augustijn berust. Er zou dan geen enkele hoop meer zijn voor VallaGa naar voetnoot4., noch voor een van mijn andere geschriften. Je hoeft echt niet te denken dat hij je ook maar iets zal sturen, als ik afwezig ben, want alleen in mijn naam zal hij het doen, als hij het al doet. Ik heb met de grootste moeite van hem gedaan gekregen dat hij jou een deel van Valla zal sturen, en alleen op voorwaarde dat jij op jouw beurt hem iets terugstuurt van mijn brieven. Hij eist een eerlijke ruil. Het is hand op hand, geven en nemen. Dat alles heeft bijgedragen tot mijn besluit om hier nog een maand te blijven, totdat ik mijn geld heb ontvangen, aan mijn verplichtingen | |
[pagina 172]
| |
heb voldaan en mijn geschriften weer terug heb. Als jij het daarmee eens bent, zal me dat veel genoegen doen; zo niet, dan moet je me dat zo snel mogelijk laten weten, want ik zal alles doen zoals jij het wenst. De bezorger van deze brief zal je een nieuw drama vertellen. Toen hij bij me aankwam en zei dat hij zijn paard in een herberg gestald had, met een som gelds verborgen in het zadel, heb ik hem gelast terug te rennen naar de herberg en het geld op te halen. Toen hij in het schemerdonker ging, sprongen er plotseling dienders te voorschijn, tuigden hem af, trapten hem, verwondden hem, wierpen hem in de gevangenis en beroofden hem van zijn geld. Eerst dacht ik dat hij met een paar kerels was gaan pimpelen, maar toen hij de volgende dag - het was al heel laat - niet terug was, begon ik zoiets te vermoeden; plotseling stond hij voor me, onder de modder, overdekt met wonden en op de meest ellendige manier toegetakeld. Wij gingen rechtstreeks naar een advocaat en vandaar naar de prefect van de stad. Dat was een totaal nieuwe ervaring voor me. Ik ga liever elk riool binnen dan een dergelijk hol. Zelf heb ik de zaak uiteengezet bij de rechter. Deze haalde een gebroken zwaard te voorschijn. Volgens de dienders was het gebroken toen mijn koerier onderweg iemands arm wilde afhouwen en daarbij op heterdaad was betrapt. Gelukkig hadden wij getuigen die bevestigden dat het zwaard al gebroken was toen de man de stad was binnengekomen. Dit was gebeurd toen die ezel niet van zijn ezel, maar van zijn paard was gevallen. De rechter antwoordde dat hij recht zou spreken, zodra wij de daders van het misdrijf opbrachten. Die dienders zaten in het gevolg van de rechter, maar hadden zich, zodra zij ons zagen naderen, uit de voeten gemaakt. AdriaanGa naar voetnoot5. wees daarop, maar toen waren zij al verdwenen. We hebben de zaak verder maar op zijn beloop gelaten. Dit voorteken had me al moeten afschrikken. Ik wenste hem bij mij te houden vanwege zijn verwondingen, maar wilde je zo snel mogelijk op de hoogte stellen van mijn plannen, en jouw mening zo snel mogelijk weten. Bovendien werd ik door zoveel bezigheden in beslag genomen, dat ik nauwelijks tijd had om te slapen. Ik heb hem achttien geldstukken gegeven om zijn reissom aan te vullen, want hij zei dat hij er niet meer dan dertig van jou ontvangen had en dat, wat daarvan nog over was, door de dienders was geroofd. Verder heb ik bij een jongeman een munt van zuiver goud gewisseld, omdat de koerier onderweg goud tegen nepgoud geruild zou hebben. Zorg ervoor dat, wanneer men weer geld aan hem meegeeft - en naar ik hoor, zal men het binnenkort meegeven - men mij de goede muntsoort | |
[pagina 173]
| |
geeft. Ik zal hen terugbetalen in onze munt, om die aan jou te overhandigen.Ga naar voetnoot6. Ik hoef je niet aan te sporen om zowel voor mijn honorarium als voor mijn waardigheid zorg te dragen, mijn beste Batt, want ik ken je trouw en toewijding. De aard van jullie hof boezemt mij enige angst in en ik weet hoe slecht mijn vooruitzichten zijn. Ik ben blij dat de Vrouwe mij zo goed gezind is. Maar hoe welgezind was de bisschop niet! Wat voor verwachtingen wekte hij niet! En hoe koeltjes is hij nu? Ik zou liever wat echt geld bij jouw brief aantreffen dan allerlei prachtige beloftes. Ik zal je niet het vers van Vergilius voorhouden: ‘Wisselend is de vrouw en altijd veranderlijk,’Ga naar voetnoot7. want ik reken haar niet tot de vrouwtjes, maar tot de sterke vrouwen. Maar hoeveel mensen zien daar bij jullie iets in mijn geschriften? En wie heeft er geen hekel aan al die geleerdheid? Mijn lot ligt helemaal in jouw handen. Als - de grote Jupiter moge dit onheil afwenden - de zaak anders zou uitpakken dan wij allebei wensen, omdat jij je in de schulden hebt gestoken en ook omdat je gebruikelijke geluk je in dit opzicht in de steek laat, hoe kun je dan je arme vriend nog helpen? Ik zal aanvaarden dat jij meer naar mij verlangt dan ik naar jou, maar ik meen nog steeds dat we niet al te veel moeten toegeven aan dit verlangen. Ik schrijf dit niet omdat ik van gedachten veranderd ben of blijf weifelen, maar om je waakzaam te houden; want het gaat om ons gemeenschappelijk belang. Als ik niet een zo grote achting voor je loyaliteit, behoedzaamheid en toewijding had dat ik meen je deze taak te kunnen toevertrouwen en zelf rustig te kunnen gaan slapen, dan zou het weinig gunstige begin van deze onderneming me nogal kunnen benauwen. Men stuurt mij een huurpaard dat voor een habbekrats gekocht is, en een reisgeld dat niet eens krap mag heten, omdat het tot bijna niets is gereduceerd. Als het al zo kil begint, mijn beste Jacob, zal de uitkomst dan warm zijn? Wanneer krijg je een eervollere en betere gelegenheid om in mijn naam iets te vragen dan nu, nu ik ontboden moet worden, en wel uit deze stad, met achterlating van al mijn verplichtingen? Ik zou, voor een sommetje dat zo klein is, zelfs niet te voet kunnen komen, laat staan te paard met twee begeleiders. Als de zaak wordt geregeld met het geld van de Vrouwe - en ik denk dat dat het geval is - dan bevalt dit begin me niet; als het geld van jou komt, bevalt het me nog veel minder, omdat het bedrag dan niet alleen onvoldoende, maar ook nog geleend is. Wat voor een indruk zou het maken als een man als ik, die je daar zo in de hoogte hebt gestoken, onmiddellijk bij de eerste wenk komt aansnellen, en nog wel onder zulke voorwaarden? Zou men mij dan niet een lichtvaardige, domme | |
[pagina 174]
| |
of op zijn minst een armzalige figuur vinden? Wie zou niet denken dat hij op me neer kan zien? Als ik je niet zo geweldig genegen was, mijn Batt, dat het geluk om bij jou te zijn alle tegenslagen compenseerde, had dit mij kunnen afbrengen van mijn oorspronkelijke plan; maar dat doet het niet. Ik spoor je alleen aan mijn positie goed in het oog te houden. ‘Wat bedoel je dan’, zeg je: ik zal het zeggen. Ik ga nu hier alles goed regelen, mijn geschriften verzamelen, mijn zaken afhandelen. Jij moet ondertussen daar alles overschrijven wat ik je zal sturen en mij zorgvuldig op de hoogte brengen van alles wat er gezegd wordt via de jongeman die, zo hoor ik, binnenkort hierheen komt vanwege zijn studie. Vervolgens, als je Valla hebt gekopieerd, stuur dan als het kan deze jongeman - ik bedoel Adriaan - na drie weken terug om Valla terug te bezorgen, een reisgeld te brengen, plus een brief in de meest duidelijke termen. Een reisgeld, ik herhaal, dat mijn positie recht doet. Ik kan niet komen op eigen kosten, daar ik geen sou meer heb, en het is ook niet redelijk, daar ik hier immers tamelijk goede vooruitzichten zal achterlaten. Bovendien zou ik willen dat je me een beter paard stuurde, als dat mogelijk is. Ik vraag geen schitterende Bucephalus,Ga naar voetnoot8. maar wel een paard waar men zonder schaamte op kan gaan zitten. En je weet dat ik eigenlijk twee paarden nodig heb, want ik ben vastbesloten mijn leerling mee te nemen. Daarom heb ik het tweede paard voor hem bestemd. Je zult de Vrouwe gemakkelijk hiertoe kunnen overhalen. Jij hebt een sterke zaak en ik ken de welbespraaktheid, waarmee je gewend bent uit de slechtste zaken het beste te halen. Als zij bezwaar maakt, hoe kun je dan verwachten dat ze me een salaris zal betalen, als ze me niet eens reisgeld geeft? Wel, dat zijn de redenen waarom ik onze samenkomst, waar ik het in het begin van deze brief over had, heb moeten uitstellen; ik weet dat jij het daarmee eens zult zijn. Dit is het waarmee je mijn positie kunt bevorderen. Nu rest je alleen nog, de zaak zoveel mogelijk te bespoedigen. Ik zal hier niet gaan zitten slapen, blijf jij daar goed wakker. Johan Falco groet je duizend maal, Augustijn wenst je het beste. Wij houden allemaal van je. Ik hoef je niet uit te leggen wat je uit mijn naam aan de Vrouwe moet zeggen. Vaarwel, mijn Batt. Verzamel snel al je moed, want ik heb de graaf, die veel vraagt en veel belooft, al opgezegd, om wat makkelijk mijn bezittingen te verzamelen. Ik zou je nog verdere instructies geven, Batt, als ik niet het volste vertrouwen in je had. Groet namens mij ook Pierre,Ga naar voetnoot9. meester François de dokter en je aardige kinderen. | |
[pagina 175]
| |
Vaarwel en doe je best. Parijs, 29 november. In het jaar 1498 Je boezemvriend Erasmus |
|