De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
Een brief van Erasmus van Rotterdam aan Mombaer, in de tijd dat Erasmus in Parijs studeerdeGa naar voetnoot1.Eerwaarde vader, ik heb uw brief, die u al geruime tijd geleden aan mij schreef, ontvangen. Uw bediende Pieter, de brenger van deze brief, is echter nog maar pas aangekomen en heeft me op de hoogte gebracht van wat er zich bij u afspeelde. Ik heb het verslag, dat mij was opgedragen,Ga naar voetnoot2. afgeleverd aan de heer President van Hacqueville,Ga naar voetnoot3. in aanwezigheid van meester Emery, en zij hebben dat, zoals ik eerlijk moet zeggen, met zeer veel genoegen aanvaard, samen met de geschenken van uw kapittel. Zij luisterden met veel plezier naar het rapport dat ik gaf van wat er in uw gemeenschap gedaan was en wat men er nog aan het doen was. Ik heb er bij onze eerbiedwaardige meester Standonck dikwijls op aangedrongen u op de hoogte te stellen van deze en andere opdrachten en vooral van wat hij meende aan de paters te moeten schrijven. Dat heeft hij ook gedaan. Wij hebben gewacht en wachten nog steeds op de aankomst van uw eerwaarde vader in Christus. We zullen ervoor zorgen dat uw vrienden, allen zeer ernstige mannen, hem vermanen en ijverig aansporen.Ga naar voetnoot4. Het is niet aan mij te zeggen, en u kunt zelf heel goed begrijpen, hoezeer zij uw zaken ter harte nemen en met hoeveel welwillendheid zij tegenover u staan. En u moet het niet al te zwaar opnemen als alles wat langzaam gaat, want het is heel moeilijk mensen van hun vaste gewoontes af te brengen. Maar Hij die de aanzet heeft gegeven, zal het door Zijn genade ook voltooien, zodat alles in korte tijd zijn beslag zal krijgen. Ga dus door, eerwaarde prior, uw dappere troepen | |
[pagina 164]
| |
aan te sporen niet de moed te laten zakken en zorg ervoor hen zo te bezielen, dat zij zich niet in verwarring laten brengen. Zo zal God u laten profiteren van de beproeving, zodat Goliath niet de overhand krijgt op Israël, maar dat de Filistijnen geheel te gronde gaan. Ik smeek eerbiedig uw gebeden af in alle nederigheid. Mijn beste wensen voor u, vader, en voor de uwen. Ik kan niet genoeg zeggen, eerwaarde vader, hoe uw initiatief mij bevalt. Van verre en van hoger gezien, zie ik er de hand van God in; en het lijkt wel of ik de verzen van Vergilius hoor: ‘Wijk niet voor dat kwaad, nee, ga des te sterker voort/waarlangs het lot je voert.’Ga naar voetnoot5. Ik ben van plan uw schitterende werk in een literair monument te verheerlijken, als me de tijd wordt gegund. Ik stuur u de verbeterde druk van het geschiedwerk.Ga naar voetnoot6. Gedenk mij in uw gebeden en vaarwel, uitstekende vader. Heb mij, die u zo liefheeft, lief, of, als dat te veel gevraagd is, wees mij dan toch genegen. Erasmus is geheel de uwe. Vaarwel. Te Parijs |
|