vriendschap is van een veel beter uitgangspunt vertrokken en steunt op veel solider pijlers, want niet het belang, lust of een jeugdige gril, maar oprechte liefde voor de letteren en gemeenschappelijke studie heeft ons met elkaar verbonden. Onder goede en leergierige mensen, die zich graag aan de studie wijden, bestaat, zelfs onafhankelijk van de persoon, al een zeer sterke band, gevormd door hun bewondering voor dezelfde zaken. En aangezien de studie der deugd noch verzadiging kent, noch is onderworpen aan toevalligheden van het lot, kan de vriendschap van goede mensen alleen maar duurzaam zijn.
Daar wij door zulke liefde met elkaar verbonden zijn, hoef je niet te vrezen dat onze vriendschap iets kan overkomen van datgene wat wij overal en dikwijls zien gebeuren onder gewone vrienden. Hoe meer je de onschuld en de letteren zult liefhebben, hoe dierbaarder je me zult zijn. Ik zal denken dat mijn liefde voor jou al overvloedig vrucht heeft gedragen, zodra ik merk dat jouw opmerkelijke aanleg voor het goede, die ik het eerst in jou heb ontdekt, met mijn hulp tot volle rijpheid is gekomen. Nadrukkelijk, mijn dierbare Thomas, spoor ik je aan daarnaar ‘met handen en voeten’ te streven. Dat doe je als je je voorneemt de beste schrijvers te lezen en wellustige en obscene schrijvers als de pest te mijden, vooral op een leeftijd die, van nature al onzeker, niet erg geneigd is om het juiste na te streven, maar overhelt tot liederlijkheid. Wat voor nut heeft het, dat soort schrijvers te lezen ten koste van de goede zeden, als er geen gebrek is aan schrijvers die door hun geleerdheid veel waardevoller zijn en geen schade berokkenen door hun obsceniteit? Onder hen moet je Vergilius, Lucanus, Cicero, Lactantius, Hieronymus, Sallustius, Titus Livius op de eerste plaats lezen.
Met tegenzin maak ik een einde aan deze brief, want het lijkt net of ik, terwijl ik dit schrijf, heerlijk met jou zit te praten. Kijk eens, alsjeblieft, hoe weinig het feit dat we niet bij elkaar zijn, afbreuk doet aan onze vriendschap. Ik zie je voor me, ik spreek met je in brieven en misschien wel prettiger dan met de mond. Daarom, wees blij en vaarwel.
Verbaas je niet langer over de nieuwe kleur van de brieven; je moet weten dat zij geschreven zijn met het bloed van minnaars. Door gebrek aan inkt heb ik ze met het sap van de moerbeiboom geschreven.
Parijs. In het jaar 1497