De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd60 Aan Jan van Brussel
| |
Erasmus aan de heer Johan van BrusselIk zit me te pijnigen hoe ik deze brief aan u moet beginnen, en ik weet niet goed waaraan ik de schuld moet geven: de laagheid van sommige mensen, die je maar al te goed kent, de onnozele prietpraat van AntoniaGa naar voetnoot1. of mijn eigen goedgelovigheid? Maar het is beter over deze hele zaak te zwijgen. Laat ik alleen dit zeggen, dat ik voor mijn diensten overal de grootste ondank heb ondervonden. Erasmus wordt uit dat huis verbannen; anderen heersen daar, | |
[pagina 141]
| |
ook al is het, naar ik vermoed, tegen de zin van Antonia. Maar daarover kunnen we beter praten als we bij elkaar zijn. Blijf me ondertussen even goed gezind als je altijd was. Wil je allen met wie wij ginds geleefd hebben, in mijn naam hartelijk groeten? En beveel me vooral met klem aan bij de vicaris.Ga naar voetnoot2. Vaarwel, en houd van me zoals ik van jou houd. Parijs, 1497 |
|