De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd48 Aan Nicolaas Werner
| |
Erasmus van Rotterdam aan Nicolaas Werner, zijn vader in de religieIk hoop en vertrouw dat het u allen ginds goed gaat. Ik maak het uitstekend, Gode zij dank. Mocht het voorheen voor iemand verborgen zijn gebleven hoezeer de theologie mij bezighoudt, dan heb ik dit inmiddels metterdaad duidelijk gemaakt. Misschien klinkt dit erg verwaand, maar het geeft geen pas dat Erasmus iets voor zijn geliefde vader zou verbergen. Enige tijd geleden heb ik enkele adellijke en invloedrijke Engelsen ont- | |
[pagina 116]
| |
moet. Zeer onlangs is daar nog een jonge, zeer rijke, priesterGa naar voetnoot1. bijgekomen, die een bisdom, dat hem was aangeboden, had geweigerd, omdat hij besefte dat hij nog niet voldoende geschoold was. Toch zal hij binnen een jaar wel opnieuw door de koning tot deze waardigheid worden geroepen, ook al heeft hij buiten zijn bisdom al meer dan tweeduizend kronen per jaar aan inkomsten. Toen hij hoorde van mijn literaire studies, begon hij mij met ongelooflijk veel genegenheid en voorkomendheid te bejegenen, hoog te achten en te vereren; hij was namelijk enige tijd mijn huisgenoot. Hij bood me honderd kronen aan als ik hem een jaar lang zou willen onderwijzen, plus binnen enkele maanden een beneficie en zo nodig een voorschot van driehonderd kronen als die voor het verkrijgen van de waardigheid nodig waren, die ik dan later uit mijn beneficie zou kunnen terugbetalen. Als ik het had aangenomen, zou ik alle Engelsen in deze stad door dit beneficie aan mij verplicht hebben en via hen - want zij behoren allen tot de aanzienlijksten - geheel Engeland. Ik heb dat aanzienlijke vermogen en het uitzicht op nog veel meer versmaad, zoals ik hun smeekbeden en de tranen die zij daarbij voegden, heb versmaad. Ik spreek de waarheid en overdrijf niet. De Engelsen begrijpen nu dat al het geld van Engeland mij niets doet. Ik heb weloverwogen geweigerd en weiger nog; ik wil mij niet om geld van de theologische studie laten afhouden. Ik ben hier niet heen gegaan om les te geven of om goud te vergaren, maar om te leren. Ik streef naar het doctoraat in de theologie, als de goden het willen. De bisschop van Kamerijk mag mij erg graag en is zeer gul met beloften, die hij, eerlijk gezegd, niet zo gul nakomt. Ik hoop dat het u, eerwaarde vader, heel goed moge gaan. Ik vraag u dringend mij in uw gebeden aan te bevelen bij de almachtige God; ik zal hetzelfde voor u doen. Parijs, vanuit mijn bibliotheek, 13 september. |