De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd43 Van Robert Gaguin
| |
[pagina 103]
| |
antwoord op een kennismakingsbrief van Erasmus en brief 44 een antwoord op het antwoord van Erasmus, waarin hij de beschuldiging van vleierij in brief 43 weerlegt. Erasmus heeft de brieven zelf niet opgenomen in zijn correspondentie. | |
Robert Gaguin aan Erasmus, gegroetJe schrijft me, Erasmus, een lange brief, die voornamelijk ten doel heeft door een daad van vriendschap mijn vertrouwen te winnen. Daarom begin je met een soort prelude, alsof je maar moeizaam van me gedaan kunt krijgen wat je lijkt te hopen. En zodoende heb je ook wel een buitensporige hoeveelheid loftuitingen nodig als aanbeveling. Je moet zelf maar oordelen of, wat je over me zegt, terecht is of niet. Want zelf weet ik niet, ook al ben ik niet zo onervaren, wat mijn tekorten of mijn verdiensten zijn. Uiteindelijk is ieder zichzelf het naastGa naar voetnoot1. en zichzelf het dierbaarst, zodat niemand een juist inzicht heeft in zichzelf. Ik heb, beken ik, vol ijver de schone letteren en de wetenschap gezocht, maar ik heb ze niet verworven. Ik lijk dan ook op een niet al te slimme koper die de markten afschuimt en de koopwaar inspecteert, maar niets mee naar huis neemt bij gebrek aan geld. Je zegt dat je mijn ongepolijste werken met veel genoegen hebt gelezen, maar ik vind ze net te vroeg geplukte en nog onrijpe vruchten, die je op de markt ziet en die men als voorgerecht geeft om de eetlust op te wekken van mensen met een slechte gezondheid. Zij bevorderen de eetlust, maar hebben weinig voedingswaarde. Hoe waar dit ook is, ik verhinder anderen niet een oordeel over mij uit te spreken zoals hun dat goed lijkt. Maar ik vind het nogal moeilijk te verteren dat jij de volle ader van je welsprekendheid tot een klein stroompje van loftuitingen laat aanzwellen, en wel zó dat je mij, die nog een bescheiden leerling is en steeds bezig mezelf te onderrichten, verheft tot het niveau van Scipio's perfectie en Nestors prachtige welsprekendheid. Wil je, Erasmus, dat ik je eerlijk zeg wat ik vind? De kunst van het spreken brengt van alle kanten overvloedig stof aan voor een welsprekendheid, die als een rivier altijd maar aanzwelt en overvloeit en niet gemakkelijk in toom te houden is. Maar er is, zegt Horatius, ‘een maat in alle dingen en er zijn uiteindelijk zekere grenzen.’Ga naar voetnoot2. Ik zou dan ook willen, Erasmus, dat je beknopter wordt in je loftuitingen en minder uitbundig, als je over me schrijft. Niet omdat ik me zou schamen voor al je lof, maar omdat men alles wat een spreker méér prijst dan iemands verdiensten rechtvaardigen, al gauw toeschrijft aan vleierij of leu- | |
[pagina 104]
| |
gen. Daarom zal ik de waarheid zeggen. Voorzover ik het uit je brief en je lyrisch gedichtGa naar voetnoot3. kan beoordelen, acht ik je een groot geleerde. Ik verwacht daarom ook niet minder jouw vriendschap dan jij de mijne, want eenzelfde soort belangstelling is de lijm der genegenheid. Als daar nog enige vriendelijkheid, een zekere geleerdheid bijkomt, zoals je zelf zegt, dan verklaar ik van harte dat de weg naar mijn vriendschap en genegenheid voor jouw liefde openstaat, zoals de deuren van mijn huis voor al mijn vrienden. Laat die overtollige ballast van woorden en complimentjes achterwege en nader met open vizier. Behoud echter wel genoeg vrijheid van oordeel om van mij te houden als je dat wilt, en zo niet, laat me dan rustig vallen. Vaarwel. |
|