Erasmus aan de zeer geleerde heer Cornelis van Gouda
Ik ben blij dat je eindelijk weer aan je oude vrienden begint te denken. Waarom? Terwijl jij je mond alleen maar vol had van landerijen en geld, had je voor ons geen tijd. Wat voor kwaad wens ik dus degenen die jou beheerder hebben gemaakt, het liefst toe? Juist, dat zij zelf beheerder worden. Nu je echter, mijn dierbare Cornelis, bij wijze van spreken vanuit de volle zee bent teruggekeerd of door de wind bent teruggeworpen in de veilige haven, moet je gretig je onderbroken studies weer oppakken. De muzen zullen jou na deze onderbreking veel liever zijn en jij haar dan wanneer deze scheiding er niet was geweest.
Als je vraagt waar ik mee bezig ben, ik heb een werk over de literatuur onder handen. Ik heb allang daarmee gedreigd en ik wijd me er helemaal aan nu ik hier op het platteland mijn tijd doorbreng; ik weet echter amper of er voortgang in zit. Ik ben van plan er twee delen van te maken. In het eerste deel zal ik de absurditeiten van de barbaren weerleggen; in het tweede zal ik jou en je geleerde vrienden ten tonele voeren om de lof der letteren te laten verkondigen. Aangezien we daar allebei roem mee zullen oogsten, moeten we ook het werk gelijkelijk tussen ons verdelen. Als je dus iets gelezen hebt - en wat heb je niet gelezen - waarvan je meent dat het eraan kan bijdragen, dat wil zeggen waarmee de studie der letteren kan worden gelaakt ofgeprezen, vraag ik je het mij te zenden en het, in naam van onze vriendschap, eerlijk met mij te delen. Vaarwel.