De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd29 Aan Cornelis Gerards
| |
[pagina 76]
| |
Want zie, ik zal me op jou wreken voor het onrecht dat je Valla hebt aangedaan. Ik ga zijn geleerdheid - naar mijn mening bestaat er geen volmaaktere - in bescherming nemen. Ik zal nooit toestaan dat iemand, in zijn onbeschaamdheid of zelfs afgunst, hem ongestraft aanvalt en te gronde richt. Ik heb deze brief dus naar je toe gestuurd bij wijze van fetialis,Ga naar voetnoot3. om mijn beklag te doen. Zie maar hoe jij daarmee omgaat. Want je zult één van de twee dingen moeten doen: of je moet mijn krijgsheraut tevreden stellen of je moet je aangorden tot de strijd. Denk vooral niet dat je, door te vertrouwen op mijn zachtmoedigheid, zonder straf van deze grote misdaad af kunt komen. Als het om onrecht gaat dat men mij aandoet, ben ik nogal laks, maar in het beschermen van mijn literaire vrienden moet je maar eens ondervinden, als je dat zo graag wilt, hoe strijdvaardig, hoe hardnekkig ik ben. Je mag wat mij betreft die Engelbert van jou, die, zoals je schrijft, zó van de bron van CastaliaGa naar voetnoot4. heeft gedronken dat hij alleen nog maar verzen uitspuwt of uitsnuit, en zijn gelijken te hulp roepen; het is nooit moeilijk een grote troep van dergelijke lieden te vinden. Maar denk vooral niet dat het mij aan hulptroepen zal ontbreken. Want het onrecht treft niet alleen mij, maar alle vrienden van de schone kunsten. Door Valla te beledigen heb je alle schrijvers beledigd. Maar, Cornelis, ik heb nergens zo'n afkeer van als van burgeroorlog en ik geef liever de voorkeur aan wat voor vrede ook, zelfs als die onrechtvaardig is. En daarom, als jij ook liever verzoening wilt dan oorlog, dan zul je me daartoe bereid vinden, mits je de vredesvoorwaarden accepteert. Mijn afgevaardigden leggen je er drie voor die niet al te moeilijk zijn, zodat je niet kunt klagen over het aantal of de onbillijkheid ervan. Maar ga nu goed te rade bij jezelf en luister: op de eerste plaats moet je, nu je die lasterlijke aantijgingen hebt geuit, jezelf corrigeren door wat goeds van hem te zeggen en Valla, in plaats van een krassende kraai, het merg noemen van de godin der overredingskunst en de Attische muze; ten tweede moet je de Elegantiae van Valla van buiten leren zodat ze je eigen worden tot in de toppen van je vingers; tenslotte moet je me de vele boeken die je in groot aantal bezit en die je tot nu toe bewaakt als de draak van de Hesperiden, ter beschikking stellen. Lach je en denk je dat ik een grapje maak? Je doet maar, lach maar zoveel je wilt, maar denk vooral niet dat ik met dat alles de spot drijf. Over het sturen van de boeken ben ik zeer serieus. Verder wil ik dat jij, die zelf toch een groot | |
[pagina 77]
| |
beoefenaar bent van de letteren, niet denkt dat het je tot eer strekt Valla, die door iedereen als hij geen barbaar is wordt geacht, met je scherpe tong aan te vallen. Vaarwel. In het jaar 1489 |
|