De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd19 Van Cornelis Gerards
| |
[pagina 51]
| |
33 van de Goudse Librije. K. TilmansGa naar voetnoot3. toont echter aan dat het om een van de vroege gedichten van Aurelius gaat, Carmen de Morte, en dat Cornelis het al in 1497 aan Arnold Bost (brief 53) in Gent opstuurde. | |
Cornelis van Gouda aan Erasmus, een man van volmaakte geleerdheidNa veel gesoebat en gesmeek, mijn beste Erasmus, heb ik onze Martin,Ga naar voetnoot4. die almaar stond te dralen om zijn domheid te verbergen, er door een belofte van wederzijdse vriendschap toe gebracht te erkennen dat ik enige van jouw gedichten verdiende te krijgen, die hij zelf van jou moest vragen. Eindelijk heb ik dus de hand kunnen leggen op je klaagzang over de verachting van de poëzie, de vrucht van jouw talent. Ik kan niet makkelijk tot uitdrukking brengen hoe blij ik was toen ik dit gedicht ontving, bekeek en las. Natuurlijk mag ik je de lof die je daarmee verdiend hebt, niet helemaal onthouden, maar denk erom dat je verder gaat in alle bescheidenheid. Als je die behoudt, zul je je talent, dat je nu in knop toont, in vele vruchten laten uitbotten als uit een stam. Maar om je prachtige karakter niet met mijn domme lofprijzingen te bezoedelen, laat het voldoende zijn alleen dit te zeggen: dat al mijn wensen erop gericht zijn met jou een band te hebben als tussen broeders, één enkel enthousiasme voor gezamenlijke studies, en tenslotte één enkele basis van gedegen vriendschap. Overigens, om je duidelijk te maken hoe overtuigd ik ben van jouw talent, ben ik zelf ook aan het werk gegaan en heb ik je gedicht, dat alle achting verdient, wat levendiger gemaakt door het tussen ons op te delen in een misschien niet al te verfijnd tweegesprek. Ik heb het dus tot een verdediging in dialoogvorm omgezet, zoals de titel die boven ons gemeenschappelijk werk staat, al aangeeft. Ik hoop dat je het me niet kwalijk neemt dat ik jouw verzen een beetje heb veranderd door er wat woorden aan toe te voegen en dat ik het einde van het gedicht in een ander metrum heb gezet. Je moet er niet aan twijfelen dat ik dat gedaan heb met de grootste zorgvuldigheid en in de aangename veronderstelling dat wij elkaar zeer genegen zijn. Want om je elegant geschreven gedicht bij iedereen en allen nog meer in de smaak te laten vallen, heb ik het zo bewerkt dat de lezers, als ze dat willen, het kunnen reciteren met mooie klankeffecten, en om het vrijer te laten klinken en de stem niet | |
[pagina 52]
| |
te laten haperen, heb ik alle hiaten tussen de klinkers nauwgezet verwijderd. Je moet maar zo vriendelijk zijn me te vergeven dat ik met mijn onbekwame handen aan jouw bloeiend gewas heb gezeten en er maar uit opmaken dat ik een grote vriend van je ben, nu ik van jouw gedicht een gemeenschappelijk boekje heb gemaakt. Tenslotte, juist omdat ik zo'n diep respect voor je heb, wil ik je uitdrukkelijk vragen aandacht te besteden aan mijn werk De Morte en het, zodra de gelegenheid zich voordoet, direct terug te sturen na het te hebben verbeterd met de vijl van je kritisch inzicht. Laat er tussen ons niet die afgunstige wedijver, die een zeker iemand heeft willen opstoken, bestaan en laten wij verbonden blijven in onderlinge liefde, ook al zullen wij af en toe wat ruimte moeten geven aan het oordeel van de ander. Vaarwel en houd van me zoals ik van jou houd. |
|