De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd17 Aan Cornelis Gerards
| |
[pagina 48]
| |
kort was om mijn verlangen naar jou te kunnen stillen, ook al heeft hij dat aanzienlijk verlicht. Je brief, Cornelis, laat die oprechtheid zien die zo plezierig en bekoorlijk is dat ik me niets plezierigers of bekoorlijkers kan voorstellen. Maar toch verkeer ik in hevige angst dat de omstandigheden waarin we leven, van dien aard zijn dat ze me dwingen ze op afstand te beleven. Wat zou ik graag, als dat maar enigszins mogelijk was, de gelegenheid willen hebben je persoonlijk te spreken en, onder je omhelzingen en allerheiligste kussen, te genieten van je gezelschap. Maar als ik niet kan wat ik wil - volgens Mitio bij TerentiusGa naar voetnoot1. - zal ik willen wat ik kan, en als het lot me niet toedeelt wat ik het meest begeer, zal ik, wat me wel ten deel valt, met kunstmiddelen verbeteren. En ik denk dat niets daar zoveel toe kan bijdragen als je vriendelijke brief. Elke keer dat ik hem lees - en ik lees hem zo vaak mogelijk - brengt hij mij het beeld van Cornelis zo duidelijk en zo goed gelijkend voor de geest, dat je lijfelijke afwezigheid weinig - of bijna niets - meer ter zake doet. Elke keer dat die afwezigheid me zwaar valt, neem ik mijn toevlucht tot die brief; hij geeft jou, ook al ben je afwezig, aan mij terug, hij vormt een band met jou, hij troost me niet alleen, maar hij geeft me ongelooflijk veel genoegen. Hij laat duidelijk de bewonderenswaardige schoonheid van je taalgebruik zien en vooral van de Attische VenusGa naar voetnoot2. - zoals men zegt - maar ook je vriendelijkheid, die ik niet verdien, maar die voortvloeit uit je innerlijke goedheid. En wat een liefde, wat een welwillendheid klinkt er niet door in die brief, wat een genegenheid, wat een verlangen ademt hij niet? O gelukkige dag, die ik zal merken met het witte steentje,Ga naar voetnoot3. waarop het lot mij jou tot vriend gaf, waarop jij mijn ziel als het ware hebt aangevuld. En dan mag ik niet alleen van je vriendschap genieten, maar ook nog gebruikmaken van je bezit. Wie zou een goedheid, die zo overvloedig, zo gul, zo prompt is, niet prijzen, bewonderen en ten zeerste beminnen? Van alle ondankbaren zou ik alleen de meest ondankbare zijn, als ik niet mijn uiterste best deed je zoveel mogelijk dank te betuigen voor de grote diensten en voor de grote weldaden waarmee je me hebt overladen, en vooral, wanneer het geval zich zou voordoen, iets terug te doen. Als je mijn hulp nooit nodig zult hebben, zal ik toch duidelijk maken dat ik je goedheid nooit zal vergeten en dat ik nooit tekort zal schieten in grootmoedigheid en genegenheid, ook al zul je me daarin verre overtreffen. Want | |
[pagina 49]
| |
geloof mij, dierbare Cornelis, in de oprechtheid van mijn genegenheid ben ik, en zal ik altijd voor jou blijven wat - naar men zegt - Euryalus was voor Nisus, Pylades voor Orestes, Peirithoüs voor Theseus, met het vertrouwen dat Pythias had in Damon en met die warme vriendschap waarmee de jonge Jonathan de jonge David omhelsde. Voortaan zal ik er voortdurend op bedacht zijn de faam en de eer van jouw naam hoog te houden en nooit zal iemand zich méér om zijn eigen welzijn bekommerd hebben dan ik om het jouwe. En als er verder ook maar iets is wat ik voor je kan doen, weet dan dat niets mij prettiger en dierbaarder kan zijn dan een verzoek van jouw kant, want niets, Cornelis, is en zal er in mijn leven belangrijker zijn dan jou in alles van dienst te zijn. Als je dus meent dat ik door mijn ijver en arbeid iets voor je kan betekenen, dan moet je daar gebruik van maken als van iets wat je toebehoort. Dat je WillemGa naar voetnoot4. even vriendelijk hebt bejegend als mijzelf is iets, dat moet ik eerlijk zeggen, wat me bijzonder veel genoegen doet en wat ik ook helemaal vind passen bij je vriendelijke aard. Naar mijn mening verdient hij niet alleen je achting, maar ook je liefde, want hij is buitengewoon geleerd voor zijn leeftijd en hij was ook de eerste die een bijzondere genegenheid voor jou koesterde. Het ga je goed, mijn beste Cornelis, en blijf veel van mij houden, zoals je al doet. Ik vraag je PieterGa naar voetnoot5. die, zoals je schrijft, erg op mij gesteld is en die ik zelf graag mag, uit mijn naam de hartelijke groeten over te brengen. |
|