De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Erasmus van Rotterdam aan SasboudIk had natuurlijk liever een brief van je gekregen, maar toch heeft de bode die je me gestuurd hebt om jouw gevoelens te vertolken, mij geen gering genoegen gedaan. Want omdat je allang geen teken van leven meer had gegeven, was ik bang dat je me uit je geheugen had gewist en dat je onze wederzijdse vriendschap was vergeten. Ik zou je graag van dienst willen zijn in wat je me vraagt, maar uit de woorden van de bode kon ik niet met zekerheid opmaken wat je wilde. Hij zei dat je mij dringend verzocht je ik weet niet wat voor bloemetjes te geven. Maar als je je verstand gebruikt, weet je toch dat het nu niet zo'n gunstige tijd is voor bloemen. Die komen gewoonlijk pas uit bij een milde voorjaarstemperatuur, niet in het koude winterweer. Maar dit is een grapje! In alle ernst nu, ik weet niet over welke bloemetjes je het hebt, tenzij je misschien doelt op dat boekje waarin ik eens, toen wij samen waren, enige bloemen heb geschilderd en dat, ik weet niet hoe, onlangs weer bij mij is opgedoken. Ik zeg het niet graag, maar jouw zorgeloosheid in deze zaak heeft mij bijna veel last bezorgd, aangezien Hendrik,Ga naar voetnoot1. die het mij bracht, zei dat jij hem verzekerd had dat ik het aan jou verkocht had.Ga naar voetnoot2. Je weet zelf heel goed hoe ver bezijden de waarheid dat is. Ik ontkende dat natuurlijk heftig, en heb hem er tenslotte van overtuigd dat de zaak anders lag dan hij had gehoord. Maar, Sasboud, dierbaarste van mijn vrienden, stort je niet zo enthousiast op de schilderkunst, dat je daardoor de letteren verwaarloost. Je weet wat je me beloofd hebt toen je hier vandaan ging en ook op welke voorwaarde je mijn boeken met gedichten hebt meegekregen: namelijk dat jij je met alle liefde en ijver aan de letteren zou wijden. Als je je beloften nakomt, doe je niet alleen mij, die veel van je houdt, een plezier, maar verschaf je ook jezelf een groot voordeel en veel genoegen. Maar als je dat niet doet en je welzijn verwaarloost, dan doe je mij daarmee een bitter verdriet, want ik voel evenveel pijn over de schade die jij lijdt als over de mijne; jij zult dan echt voor | |
[pagina 47]
| |
altijd te gronde gaan. Gebrek aan tijd en ruimte in deze brief weerhouden me ervan je veel mensen te noemen, ook uit onze eigen kring, die nu uit ervaring weten dat letteren roem brengen en ongeletterdheid schande. Nu zien zij vol wroeging en te laat, dat de tijd van hun jeugd, waarin je het gemakkelijkste kunt leren, hun door de vingers is geglipt. En daarom, mijn dierbare Sasboud, nu je nog in de bloei van je leven bent, span je, naar het voorbeeld der mieren, nú in om datgene gereed te maken waarvan je in je ouderdom kunt genieten. Verzamel als jongeman de schatten die je, als je oud bent, gelukkig kunnen maken. En om dat echt goed te kunnen doen, loont het de moeite om de hartstochten van je jeugd, ook al kun je ze niet geheel en al verdringen - want dat is bijna onmenselijk - althans te temperen en te beheersen. Je begrijpt wel wat ik bedoel. Genoeg hierover. Ik vraag je steeds opnieuw me zo spoedig mogelijk te schrijven hoe je het maakt, wat je daar doet en denkt, wat je van mij wilt, en al het andere wat ik moet weten. Vaarwel mijn vriendelijke Sasboud; ik vraag je om, wanneer je meent dat ik het goed met je voor heb, mij, die eens zo innig met je verbonden was en die je nu nog dezelfde genegenheid toedraagt, niet te vergeten. |
|