12 Aan Frans Dirksz
[Stein, ca. 1488]
Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend Frans
Je vraagt me niet alleen je een brief te schrijven, maar je eist het zelfs en smeekt me erom. Dat is, mijn dierbare Frans, dat wil ik niet ontkennen, een aanwijzing dat je me niet onvriendelijk gezind bent. Maar als de omstandigheden en jouw trouw meer in overeenstemming zouden zijn met mijn genegenheid in alles voor jou, dan gaf ik je geen kans me aan te sporen of te vragen. Want wie, vraag ik je, is in dit soort zaken zo bereidwillig en ijverig als ik? Geloof me, ik zou niets fijner vinden dan met een goede vriend te wedijveren in een voortdurende briefwisseling. Maar, beste Frans, nu ik je niet helemaal vertrouw - ik zeg dat eerlijk - en er overal zoveel onrust heerst dat men zich zelfs niet meer op zijn trouwste vriend kan verlaten, wat denk je dat me nu te doen staat? Moet ik schrijven of maar liever zwijgen? Het laatste is, meen ik, veiliger, het eerste echter toont een wat vriendelijker kant van mijn karakter. Ik ben dus een beetje bang dat, als ik met je blijf omgaan, dat verve-