De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2 Aan Elisabeth, een non
| |
Erasmus van Rotterdam aan de non Elisabeth, maagd aan God gewijd, gegroetJe brief, mijn dierbaarste zuster in Christus, is mij ter hand gesteld; hoeveel genoegen ik daaraan heb beleefd, vind ik niet gemakkelijk in woorden uit te drukken. Hij biedt het sterkste bewijs van je bijzondere genegenheid, die ik altijd heb geprobeerd te verwerven. Ik ben erg blij dat er nog mensen zijn die zich om mij bekommeren in mijn bittere lot, en dat lot betreuren. En dit is mij des te aangenamer omdat ik begrijp dat dat maar zelden pleegt voor te komen voor mensen die in de ellende zitten. Zolang het je voor de wind gaat, zolang alles meezit, staan talloze mensen te trappelen om je als vriend te hebben en je gezelschap te zoeken. Maar zodra de fortuin - die twee gezichten heeft - haar vriendelijke gelaat afwendt en je aankijkt met norse blik, zul je meteen zien dat van al die vrienden, die de voorspoed aan je had verknocht, niemand overblijft. Zij vluchten tegelijk met het geluk en met de verandering van de fortuin veranderen ook zijzelf van instelling. De dichter heeft dat trefzeker en geleerd tot uitdrukking gebracht: ‘Zie, ik die niet weinige vrienden had/toen de gunstige wind in mijn zeilen blies,/ik word, zodra de woeste watervlakten opzwellen door de stormwind/alleen gelaten midden op het water, met afgescheurde steven.’Ga naar voetnoot1. Maar jij, mijn dierbaarste Elisabeth - dat is mij meer dan zonneklaar, zo- | |
[pagina 29]
| |
als men zegt - jij behoort niet tot hun getal. Jij alleen, dat begrijp ik nu goed, bent me overgebleven in de algehele onrust, in al deze tegenspoed, jij hebt me nooit je liefde onthouden. Daarom zal ik, als ik in dienstbetoon niet met je kan wedijveren, nooit de mindere van je zijn in genegenheid en in het schrijven van brieven. En als jij in daden niet al te ver voorloopt, zal ik niet dulden dat ik al te ver achterblijf in vriendschap en goede wil. Als je geen vertrouwen hebt in mijn woorden, stel me dan op de proef; ik zal doen wat in mijn vermogen ligt om je te tonen hoe hoog ik je acht. Moge het je altijd goed gaan. |
|