Brief van een bejaard man en Reis naar Zweden
(1993)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdBrief 11Mijnheer, Enige tijd na de aankomst van het Engelse eskader had ik het genoegen om het naast de Zweedse vloot te zien liggen in de Scheeren, dat zijn op enige afstand van elkaar gelegen rotsen die de toegang tot de haven van Stockholm zeer bemoeilijken. Daar in de buurt gekomen zagen wij Zijne Koninklijke Hoog- | |
[pagina 107]
| |
heidaant. bezig met het inspecteren van enige troepen die nog op het strand stonden. Na zich in een naburig landhuis wat te hebben opgefrist begaf hij zich met zijn neef de prins in een boot, gevolgd door een groot aantal andere schepen, vol generaals en Zweedse heren. Naarmate wij verder kwamen ontvouwde zich voor onze ogen het briljantste schouwspel dat men zich kan voorstellen. Rechts lag de Zweedse vloot, bestaande uit een twintigtal vaartuigen, waaronder verschillende van de eerste categorie. Aan onze linkerkant bevond zich het Engelse eskader, zeventien of achttien schepen sterk, maar die er op de baren heel anders uitzagen dan de Zweedse, welke me tamelijk log en vormloos schenen. Op het naderen van Zijne Hoogheid losten beide vloten saluutschoten met al hun geschut dat meer dan vierduizend kanonnen omvatte. Tot in de verre omtrek scheen de zee met vlammen en rook overdekt. Hierbij kwamen dan nog de ontelbare vlaggen, in alle kleuren in de wind wapperend, het geroffel der tamboers en trompetgeschal, vermengd met het gejuich van vele duizenden matrozen, wat alles bij elkaar wel grote indruk moest maken - zeker op mij die nooit iets dergelijks had gezien. Heel dit aanzienlijke gezelschap begaf zich nu op het Zweedse admiraalsschip, waar Zijne Koninklijke Hoogheid krijgsraad hield met de opperofficieren van beide vloten. Daarop verspreidde heel zijn gevolg met alle Zweedse zeeofficieren zich over het Engelse eskader, waar zij getrakteerd zouden worden. Alleen de prinsen en de aanzienlijkste heren gingen dineren aan boord van admiraal Norris. Ik volgde hen op aanraden van Zijne Hoogheid die mij uit pure vriendelijkheid bij zich wilde houden. Het schip droeg alle sporen van de pracht van de Engelse natie. Zo bestond het appartement van de admiraal uit twee kamers die met een fraai karmijnrood damast behangen en gestoffeerd waren. Ik moet u bekennen, Mijnheer, dat ik me erg verlegen voelde toen het ogenblik was aangebroken om aan tafel te gaan. Ik vond mijzelf, eerlijk gezegd, te gering gezelschap om te mogen | |
[pagina 108]
| |
eten met een prins die naar alle waarschijnlijkheid weldra de kroon zou dragen en meende dat ik mij bescheidenheidshalve beter wat op de achtergrond kon houden. De prins evenwel, die wist dat ik hem gevolgd was, vroeg bezorgd waar ik uithing, waarna Zijne Koninklijke Hoogheid mij door een page liet vragen waarom ik niet mee aan tafel kwam. Met knikkende knieën volgde ik deze jonge edelman tot bij een grote tafel die echter niet groot genoeg bleek voor zoveel mensen. Daarom had men er een kleiner tafeltje bijgezet waaraan ik plaats nam, beschaamd om de grote eer die mij ten deel viel. Maar deze verlegenheid was weldra in letterlijke zin verdronken. Vier of vijf grote glazen excellente wijn, achter elkaar leeggedronken, verdreven mijn schroom in minder dan geen tijd en gaven mij mijn vrijmoedigheid terug. Hoewel men, onder voortdurend kanongebulder, overvloedig dronk en ik maar een kleine drinker ben, verdroeg ik de wijn aanvankelijk veel beter dan de Zweedse heren, aan wie de bedienden van de admiraal, onder het mom van licht bier, grote glazen oud Engels bier inschonken dat sterker was dan de krachtigste wijn. De op zichzelf al vorstelijke maaltijd werd nog opgeluisterd door een complete troep goede muzikanten die ridder Norris aan boord had en die verrukkelijk speelden op alle soorten instrumenten. Tegen het eind van de maaltijd voelde ik me alleen wat licht in het hoofd, maar na een glas oscoba gedronken te hebben kreeg ik het behoorlijk te pakken. Die oscoba is een sterke likeur, die een Engelse edelman mij zeer had aanbevolen als probaat middel tegen de wijndampen. Ik kreeg echter snel spijt van mijn goedgelovigheid. Alles begon om me heen te draaien, maar ik hield mezelf op de been. Stilletjes sloop ik weg voor een wandeling op het dek, waar de frisse lucht - in plaats van me nog meer te bedwelmen - mij binnen een half uur weer helemaal tot mijn positieven bracht. Teruggekeerd in de kajuit, zag ik dat daar een luidruchtige vrolijkheid heerste. De meeste tafelgenoten dansten, zonder onderscheid van rang, door elkaar. Men zong, | |
[pagina 109]
| |
aant.omhelsde, kuste, schreeuwde, sprong alsof er geen Russen meer bestonden. Maar het ging er nog wel wat anders aan toe, toen men was teruggekeerd in de boten om weer naar de wal te varen. De Engelsen hebben een vrolijke dronk. Er waren er genoeg die in Stockholm wilden gaan stappen en intussen begonnen zij alvast gekheid te maken met de Zweden en de hoeden en pruiken van hun gasten in zee te gooien. De hoeden en pruiken van de Engelsen gingen terstond dezelfde weg. Daarna trokken zij elkaar de manchetten en dassen van het lijf. Tot mijn grote verwondering gebeurde dit allemaal zonder dat iemand van die heren zich over deze gevaarlijke grap boos maakte, hoewel ze toch flink gedronken hadden. Ik verzeker u overigens dat de Zweden bij dit spel het minst verloren. De meesten droegen hun eigen haar en hadden geen manchetten of dassen aan, zodat zij er met het verlies van wat goedkope hoeden afkwamen. De Engelsen waren integendeel chic gekapt en verscheidenen droegen fijne kanten dassen. Aan land gekomen, steeg de een na de ander te paard in de fraaie staat waarin zij waren. En het was stom geluk voor hen dat zij pas in de stad arriveerden toen het al heel donker was. Wat mij aangaat, die vlakbij Zijne Hoogheid gezeten had en die ze daarom met rust gelaten hadden - ik was blij weer terug te zijn aan het hof. Ik volgde er de prins naar het vertrek van de hofdames, waar wij het avondmaal gebruikten - samen met verscheidene heren die ook aan het uitstapje hadden deelgenomen en die door hun koddig uiterlijk deze dames niet weinig plezier gaven. Het was vooral moeilijk om de lach in te houden bij het kijken naar een zekere adjudant van Zijne Koninklijke Hoogheid, een Fransman van geboorte. Hij kwam, gelaarsd en met zijn sporen nog aan, de zaal binnenstormen, intussen ontelbare gekke grimassen makend. Hij had zijn hoed nog op zijn kaal geschoren kop en de knoopsgaten van zijn jas en vest waren van onder tot boven versierd met stukjes kantwerk dat hij er lukraak van had afgescheurd: Exuvias tristes Danaum. | |
[pagina 110]
| |
Daags na dit feest voelde ik me geenszins katterig, wat ik toeschreef aan de uitstekende lucht hier in Zweden. Wij brachten een flink deel van deze dag door met alles te bezichtigen wat Stockholm voor vreemdelingen aan bezienswaardigheden te bieden heeft. Ik zal er u iets van mededelen in mijn volgende brief, waarin ik tevens zal trachten u een idee te geven van deze hoofdstad. Ik ben, enz. |
|