Groot-Duitsche dichtkunst(1942)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekendEen reeks vertolkingen Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] Prille vrouw... Prille vrouw, in den nacht tusschen aldoor kreunende wanden -Mijn lief ben jij -, Rondom mijn roode hart zijn je harde gekorven handen - Je houdt van mij -, Je teêre sidderende handen, heel dicht aan je warme borst, Liefste, die ik niet ken, vrouw van mijn ziel, van mijn dorst...... Woorden verlaten mij, branden, bloeien als wondere bloemen - Ik min je zoozeer -, Maar jouw gedachten zijn mateloos schooner en reiner te roemen - Lief, immermeer -, Gaan hel door den nacht, den hoogen wijden nacht, blauw en stil -, Naderen mij, zijn je leven, je ziel, die de mijne ontmoeten wil... Prille vrouw, je moederlijk lijf, je prachtig verlangen, Dat mij omvaamt, Welt uit oerdiepten op, Gods diepten, Gods bloed, Gods gezangen, Door geen benaamd -, Uit het donker gissen, dat wij allen als sterren geboren zijn In den stroom des levens en groot in God verloren, verkoren zijn... [pagina 145] [p. 145] Prille vrouw, liefste die ik nooit zag, nooit zien zal wellicht, Dag-vermoeid en ontkracht -, Rondom mijn hart weet ik je handen en ik vorm je gezicht In den ruischenden nacht... Otto Wohlgemuth Vorige Volgende