Wir Menschen müssen uns über die Machinen
heben und werden es auch.
Denn sie haben von uns ihr eisernes Leben.
Wir wissen nur Eines: mit Blume, Strauch und Baum
Sind wir demselben Wunder verbunden.
Machinen, gebt Raum!
Hermann Claudius
Boordvol schaamte zet ik mij in de leege werkplaats op het aambeeld
En martel mij af:
Waar is mijn ziel?,
Waar haar heldere kracht?
Ik ben machine, gehoorzaam aan vreemden wil, klakkeloos, zonder gevoel.
De wereld heeft met mij afgedaan
Wij zijn allen gedweeë machine-slaven,
Op allerlei wijzen:
Meester en knecht: machine -,
Agent en priester: machine -,
Regeering en recht: machine.
Wij worden in beweging gedwongen.
Waar zijn de zielen der menschen? Waar?
Waar eerlijke plicht en aandacht en geestdrift?
Ergens - waar? - stroomt eindeloos de energie.
Ergens - waar? - bloeit onstuimig het diepste verlangen en heimwee,
Ergens, ergens, daar in het machtige Al,
In den aether misschien, in de oceanen, gebergten, ver van de steden.
Ergens - waar? - vleugelt de ziel, verjaagd uit het aardsch paradijs...