Groot-Duitsche dichtkunst(1942)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekendEen reeks vertolkingen Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] De mensch is onderweg Voorwaarts! Voorwaarts! Marcheert! Gordt, Jongeren, u aan ten Tocht! Laat den broodbuidel thuis! Wat geldt hier nog honger! Slechts één ding is noodig: het Inzicht, het groote Weten. Schaart u schouder aan schouder. Wij gaan de wereld veroovren! De Mensch is onderweg. Hoort onze schreden in één-schred! Wij komen. Niet met handelsverdragen, met smeekbeden niet en niet onder wraakgeschreeuw: Naakt en steil schrijden wij. Ópen geheel. Niet met gas en kanonnen En niet met diplomaten. Want nimmer strekte een Volk de Verscheurdheid tot roem. Nimmer en nergens wies ooit de mensch door rauw geweld tot het Mensch-zijn. Voorwaarts! Marcheert! Vaders niet, zonen niet, noch klasse of partij: WIJ marcheeren! Niet de Duitscher is onderweg, niet de rijke; de arme, de wijze en de dommaard niet: Voorwaarts! Voorwaarts! Marcheert! Onderweg is de Ménsch alleen! Vreemden bedreigen ons, staten vaardigen bijtende wetten uit en verboden. Maar gij, weest vréésloos. Voorwaarts! Voorwaarts! Marcheert! Aanmerkt, door alle landen en rassen de diepe kerf der verdeeldheid. [pagina 133] [p. 133] Ouden, harden en kouden ballen de vuisten vanuit het doode. Maar de jeugd schrijdt onstuimig voorwaarts: knapen en meisjes Met klare oogen en hunne monden over-zingen de moordende kerf! Voorwaarts! Voorwaarts! Marcheert! Gij, Menschen, verwerft u aarde, nieuw Vaderland! Ziet: staten, stammen en rassen alle zijn reeds voor de helft overwonnen, half Mènsch geworden. Zóó onweerstaanbaar zijt gij en gij wint hen eenmaal wel gànsch! Ziet, aan de spits der eindelooze kolonnen de moedigsten, de vermetelsten, vrijsten. Moed en vrijheidsdrang: magisch verbroederen zij alles wat wézenlijk lééft! Voorwaarts! Voorwaarts! Marcheert! Verneemt dat geluid! Klinkt het vòòr ons? Boven ons? Achter ons? Rechts of links? Antennen? Radio-golven? Neen, bruisende stroomen van Vriendschap storten van al-overal zich tesamen, Golven van Liefde omringen ons, orgelen, zingen het: ‘Komt! Komt! O Komt! Voorwaarts, gij jongeren, grijpt ons, omvaamt ons dat de wereld ontstelt van Uw liefde!’ In het water de wapens, in de zee de kanonnen! Marcheert! Breekt u baan met een machtig lied op de lippen! Marcheert! Duizend toekomstige jaren verbijsteren zich over ons! Duizend verledene jaren brengen ons dank uit de diepte! [pagina 134] [p. 134] Aarde, wij komen! Aarde, Vaderland van den Mensch, wij wagen Den laatsten slag: Aarde, den slag om ons zèlf! Zie ons hart, het eeuwige slagveld! Onze gevoelens: de pioniers! Der liederen aero's dreunen vooraan, hen volgen de tanks van het koele verstand En uit de loopgraaf der binnenste kracht slingeren wij onze wekroepgranaten. Vlammenwerpers der Liefde laaien, verterend àl botheid en waan. Tegenstellingen morzelen wij onder den gang der Kameraadschap: helle lawine! Voorwaarts! Voorwaarts! Marcheert! Want nog dézen avond Zullen wij rijker en schooner legeren rondom het wachtvuur Onder de witte wegen der sterren en 't licht van de volmaan. Trom des harten, roffel alarm in den morgen, sla het Ontwaken! Schéttert, bazuinen der harde, klinkt hobo's der stille Liefde! Vormt, pauken der Vriendschap, de rijen weder, schouder aan schouder! Voorwaarts! Voorwaarts! Marcheert! Schokt de aarde onder uw voeten, dat het Volk der Menschheid zich richt Op den Mènsch in aantocht, den Mènsch, die wáárlijk uit God is! Voorwaarts! Voorwaarts! Marcheert! Heinrich Lersch Vorige Volgende