Dagboek 1878-1923. Deel 4: 1919-1923
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1922]zondag 1 januariGister middag kwam ik uit Maastricht terug. Het was een triomfante avond. Het was als een welkom van de Katholieke waereld. Ik werd afgehaald door Maassen en pater Oscar Huf. Er was al een feestelijke maaltijd bij de familie Haenecour. Een majoor in actieve dienst/ een lieve vrouw en twee jongens, precies Franschen. Donker, leevendig en geestig. Pater Huf is er blijkbaar Huis-geestelijke. ▫ Het was guur weer en ik hoestte erg. Vooral op de barre stations te moeten wachten maakte mij bezorgd, of ik er wel goed af zou koomen. Mijn lieve geleiders hebben mij echter behoed en versterkt, zoodat alles goed ging. Het was een stampvolle groote schouwburgzaal. Er waren alle plaatselijke grootheeden, de Commissaris gouverneur van Limburg, de burgemeester, en de Deken van Maastricht. Ik zag ook nog veel geestelijken, pater Schreiner. ▫ Ik vond het alles goed, maar het had geen slechten invloed. Ik was te zeer vervuld met de zaak waarom het ging, de Kerst-reede, mijn oovergang. Ik was wat belemmerd door mijn hoest, maar ik ooverwon. ▫ Zaterdag, nog vroeg in den nacht voelde ik als een liefderijke presentie die mijn zorgen weg nam. ▫ Gister de lange spoorreis, waarbij soms schoone momenten oplichtten. Ik was blij en dankbaar voor de geslaagde tocht. ▫ Het trof mij, in de schouwburgzaal - voorheen een jezuïetenklooster, allen te zien opstaan en zeggen: ‘Geloofd zij Jezus Christus.’ ▫ Oscar Huf is ook een Jezuïetenpater, en zeer begaafd. De oudejaarsavond was rustig en vreedig in het gezin, zonder gasten. In het afgeloopen jaar, ben ik tamelijk productief geweest. Ik voltooide het eerste en tweede deel van het roode Lampje. ▫ En ik redigeerde het tweede boek van ♁/ Uit Jezus' oopenbaar Leeven. Het is nu in Weenen bij den drukker. ▫ Ik schreef Beati Pacifici af, vier bedrijven. En ik werkte Isméa tweemalen om. De laatste omzetting is nu in handen van Stellwagen. ▫ Ik schreef Zang X en XI van Schijn en Weezen. Ook het vers: aan mijn Engelbewaarder. ▫ Ik sprak in Antwerpen en maakte kennis met Juliette de Groodt. Ik sprak ook in Leuven. Oover Kerk en Communisme. ▫ Met Ooki heb ik gebrooken, zie mijn voorgevoel op 21 jan. Ik schreef bijna elke week een stuk voor de Groene. Het jaar was goed - vooral door de zeegen die ik kreeg op 27 augustus - toen ik uit Tilburg kwam. ▫ Na dien datum is alles veranderd. ▫ Ik kan nu elken avond bidden. | |||||||||||
[pagina 1969]
| |||||||||||
Gereisd heb ik weinig. Mijn goede Hjalmar zag ik niet. ▫ Ik was acht dagen in Noordwijk en ook een week in Wijk a/zee. | |||||||||||
4 januariSneeuwbuyen, maar dooi. ▫ Vandaag een dag in mijn studeerkamer. Wel heel rustig. Hoewel nu Truida en ik beiden oover geld-zorgen tobben. Verleeden jaar heb ik nog f 2000. - moeten bijpassen, van enkele groote giften en buitenkansjes. Maar dit jaar is dat niet te verwachten. En dan zijn we gauw door de reserve heen. En wat dan? Ons huishouden is enorm duur, door de algemeene duurte en door het veele personeel. Wij kunnen maar f 300 aan huishoudgeld besteeden - en Truida kwam onder 450 nooit toe. In mijn bed las ik het boek van Kellerman. Spaziergänge in Japan. Het is aardig geschreeven met fijne, gevoelige humor. Alleen precies als Bolsels,Ga naar voetnoot1 hinderlijk a-moreel. Maar ik kreeg een veel sterker impressie omtrent Japan dan door Hearn of Loti. Vooral is Loti ongevoelig. Stug en verwaand. Maar dit beminnelijke, naïeve, dichterlijke en geniale volk verdient veel grooter waardeering. Hoe graag zou ik het gezien hebben en een jaar er tusschen gewoond. Ik heb zoo weinig Gross-zügisch gedaan. Uit beneepen zorg voor geld, voor vrienden en familie. Hoe gemakkelijk had ik op een van mijn drie Amerikaansche <reizen> naar Japan kunnen gaan. | |||||||||||
5 januariZonnig weer. De zon schijnt vroolijk in mijn studeerkamer, waar ik met Mien Burgers den heelen dag beezig ben. Ik herlas mijn kloostertijd in april en ik moest toch erkennen dat in het Christendom een verheevenheid is, die door Japan niet kan worden verstaan, ondanks zijn voorrechten. Ja, als Nieuw-Japan Christelijk werd - zooals Kanso. - Maar dan is de schoonheidsbloei misschien uitgebloeid. Gister waren hier, op mijn kamer, Annie Bosch/ Bep en Jaap, Truida en ik en Van Nes de verloofde van Annie. Wij kreegen toespraak en Raad van Hugo. Hij meent dat we niet beginnen moeten met het kruis op den tempel te willen plaatsen. ▫ Zooals Truida vanmorgen zei: het geheele plan is bestemd als voorbereiding voor den grooten oovergang. | |||||||||||
[pagina 1970]
| |||||||||||
vrijdag 6 januariSneeuw, maar nog al zonnig. ▫ Ik sta laat op, om mijn influenza uit te vieren. Dan ga ik in mijn mooye, vroolijke en verwarmde studeerkamer, waar Mien Burgers wacht met de correspondentie. ▫ Dit klinkt alles genoegelijk - maar de naargeestigheid is daarmee niet weg. Mijn stemming is en blijft somber. Vooral tob ik weer oover geld - en de nachtmerrie dat ik uit dit heerlijk oord weg zal moeten. En noch Verkade, noch Versluys laat iets hooren. Ik schreef een stukje oover ‘Pro’ en ‘Contra’. Nog steeds stroomt het brieven daaroover. Nu koomen ze al uit Indië. | |||||||||||
zaterdag 7 januariLichte vorst. ▫ Ik slaap goed, zonder hoesten. Maar zoodra ik opsta, praat of lach begint de hoest weer. Ik heb nu het droevige gevoel dat ik aan luiheid en traagheid mag toegeeven. Er teegen vechten helpt toch niet meer. Ik word steeds trager en de goede voorneemens zijn machteloos en koomen te laat. Ze koomen toch eenmaal alle te laat. ▫ Oover geld mag ik ook niet meer tobben, want alle zorgen baten toch niet. Ik zal met mijn bezit wel rondkoomen, tot het eind, al smelt mijn voorraad weg. En voor vrouw en kinderen blijft wel genoeg oover. De jongens moeten toch hun eigen kost leeren verdienen. ▫ Ik ben kalm en berustend. Maar het is toch alles zeer naargeestig. Hoe anders was het in dagen met vooruitzicht. ▫ Nu is Jezus mijn vooruitzicht. Dat moest mij verheugen. Maar de sfeer blijft kil, en somber en naargeestig. Ik heb het koud. En het is stil om me heen. | |||||||||||
zondag 8 januariDooi-weer. Reegen op de sneeuw. ▫ Toen ik wakker werd was ik onuitspreekelijk somber. Ik riep mijn God in tranen aan, maar alles bleef dor en verschrikkelijk. Ik las de ‘Scourges of Christ’ van Richard, de kluizenaar in de Himalaya's. Het zijn diepe paradoxen. Soms zeer juist en mooi. Ik kreeg een brief van Jet Wolterbeek, die mij geluk wenscht, en schijnt te meenen dat ik bestemd ben voor de richting-geeving van de R.K. kerk. Het klinkt wel verleidelijk, maar ik zal mij wel hoeden voor zulk een idee, oud als ik ben en misschien al spoedig invalide. | |||||||||||
[pagina 1971]
| |||||||||||
maandag 9 januariEen ontzettend sombere morgen. Druilig weer. Ik weet niet of ik goed doe met opstaan of in bed blijven. ▫ Ooverzicht van Versluys, waaroover hij niet tevreeden is omdat ik te veel in de Groene publiceer. Ik vind het nog niet zoo slecht, 4300. Maar toch zullen wij veel moeite hebben om rond te koomen. ▫ Van Stellwagen niets. Ik heb zeeker de theater-directies als beproevingen gekreegen, om geduld te oefenen. Ik las gister avond in Paul Richard ‘The Scourges of Christ’. Het was mij zeer sympathiek/ hoewel toch soms te hoogmoedig en opstandig. | |||||||||||
vrijdag 13 januariStil weer, geen vorst. ▫ Zooeven bekroop mij een machtig gevoel van voldoening, tevreedenheid en geduld. Het moet een van mijn groote helpers zijn geweest. Misschien de Engel-bewaarder, of nog hooger. Ik weet wat ik te doen heb, de enkele groote werken nog voltooyen: Schijn en Weezen, Sirius en ‘Aleteia’, de Geest der Waarheid. ▫ Ik zie het alles mooi en bevreedigend. Ik zal op deeze plaats mijn leeven eindigen en daar ben ik dankbaar voor. Ik voel nu geen doodsvrees meer, maar ook geen behoefte aan avontuuren, reizen of optreeden. Isméa is af en ik heb er mijn plicht aan gedaan. Of ik het nu zal zien opvoeren dat is van geen belang. ▫ En zoo komt oover alles een lichtend waas van rust, dankbaarheid en voldoe- | |||||||||||
[pagina 1972]
| |||||||||||
ning. ▫ Ik ben nog niet geheel hersteld, maar al moest ik er in 't geheel niet meer van herstellen, het is toch goed. Maar natuurlijk zal ik volharden en tot het einde mijn leeven behoeden. | |||||||||||
zaterdag 14 januariVrij goed weer. Vriespunt. ▫ Gister nam ik een heet bad, wat mij veel goeddeed. Ik schreef op één na de laatste zang van Schijn en Weezen af. ▫ Maar ik zal de Geest der Waarheid voortzetten - ik wil in dichtvorm blijven spreeken. Hoe merkwaardig wordt het lichaam beheerscht door algemeene gevoelens. Door het zich ‘lekker’ voelen. Er moet toch een samenhangend metapsychisch geheel zijn, dat oogenblikkelijk zijn werking doet gelden, door het physiologisch geheel. Ik lees nog steeds oover Oost-Aziatische kunst. Zoo'n teekening - van jonge rijst - of van een mandje met koekjes, kan mij dagen lang vervullen. De vaardigheid van het penseel is ongeloofelijk, en steeds in schoonheid volkoomen ▫ Niet minder rijk zijn de Chineesche landschappen. Ik kan er uuren op tuuren ▫ Hoeveel verder waren Chineezen en Japanners voor duizend jaren, dan wij nu. Toch zitten er in ons grooter moogelijkheeden. | |||||||||||
woensdag 18 januariSneeuw, zonnig, niet zeer koud. ▫ Gister weer in Amsterdam. Mijn hart eens uitgestort bij mijn goeroe, die ook niet heel wel was. Hij vindt het ook prettig als ik kom. Groene vergadering waar ook Top Naef bij was. Om 4 uur tea bij Castro, met den Franschen gezant. ▫ Ik vroeg naar R. Roland. Het verdict luidde - zooals ik wel dacht - beaucoup de talent, mais un peu fou, mal équilibré. Sa femme mlle. Bréal a été son malheur. ▫ Er waren ook Kranenburg en zijn vrouw, Funke van 't Nieuws, juffr. van Eeghen. Piet van Tienhoven - de fransche Consul Baron en de Groene-redactie. | |||||||||||
[pagina 1973]
| |||||||||||
Ik tob nog steeds. Nu is 't weer geld. Vooral ook om dat ellendige achternaloopen en antichambreeren bij tooneel-directies - dat moest mij toch bespaard kunnen worden. Vandaag kwamen de eerste proeven van ons boek ♁ tot groote vreugde van ons beiden. | |||||||||||
zaterdag 21 januariMooi weer, ligte vorst. ▫ Eergister gesprooken in Amsterdam. Het was koud en ik was bang weer ziek te worden vooral op de tochtige straathoeken waar men op de tram moet wachten. Maar ik bleef goed en mijn hoest werd zelfs beeter. Ik had gebeeden, maar voelde toch niet sereen. Ik werd toch gesteund. Den volgenden dag door Amsterdam gekruist. Met Versluys gesproken, en met Royaards. ▫ Royaards is toch nog de meest fatsoenlijke en betrouwbare der theaterdirigenten. Jammer dat wij niet dezelfde smaak hebben. Ik heb nu den geheelen afdruk van ons boek. Ik vond het zeer mooi, en het riep tranen in mijn oogen. Ik logeerde bij de Jong, op een gezellig zolderkamertje, precies een scheeps-kajuit. Ik was ook nog bij Hans de Haan. Gister bericht dat de Paus ernstig ziek is. Ik bad voor hem bij onze avond aandacht, die we nu gereegeld houden. Dinsdag naar Haarlem, Donderdag weer in Amsterdam. Ik zie er nu niet meer zoo teegen op. Maar ik was vreeselijk neerslachtig, vooral door mijn zieke hond, die rheumatiek heeft. | |||||||||||
maandag 23 januariEr ligt nog wat sneeuw. Het vriest weinig, temp. ± 31o. Ik heb nu neuskatarrh. ▫ Gister bezoek van Ant. Averkamp. Hij kwam mij gelukwenschen. Aardig! al die verworven vrienden, zonder dat ik 't wist of verwachtte. Ik zag in een Illustration een foto van een donker heemellichaam. Men zag het als een schaduw afteekenen teegen den melkweg. ▫ Dit imponeerde mij zeer. Het zag er niet bolvormig uit, maar onreegelmatig. En het moet ontzettend groot zijn, want het bedekte het licht van veele melkwegsterren. Dus zou die donkere klomp millioenen lichtjaren in doorsnee tellen? | |||||||||||
[pagina 1974]
| |||||||||||
donderdag 26 januariHet vriest en ijzelt sterk. Het is zeer glad en de treinen zijn uuren te laat. ▫ Mijn voordracht in Haarlem deed mij veel goed. Het was stampvol, er was veel geestdrift en een allerhartelijkste stemming. ▫ Niet alleen voelde ik nu hier een groot aantal vrienden te hebben gewonnen, maar zelfs de ongunstige indruk van het schouwspel toen ‘de heks’ hier werd gespeeld en ik mij zoo eenzaam voelde in mijn eigen stad - die werd er door verzacht en weggenoomen. ▫ Toen ik 's avonds met Marie van Zeggelen en Kees Spoor door de straten van Haarlem liep, toen voelde ik mij dankbaar en gelukkig. ▫ Een zeldsame gewaarwording, waar doorheen herinneringen aan mijn gymnasiasten tijd. ▫ Het geluk is nu weer verdweenen, maar de herinnering er aan blijft. Ik ontmoette Stercke en zijn vrouw, studiegenooten van de academie te Amsterdam, en het deed mij goed, hij maakte een gunstigen indruk. ▫ Ik zag de veele teekeningen van Spoor. Kinderen en katjes - mooye landschappen. Hij is een geniale en beminnelijke man. Ik logeerde bij Marie v.Z. en was den volgenden morgen een uur bij Valérie Delachaux. Ik zag ook de Arti-tentoonstelling van schilderijen. Er was niets. Alles kleine lieve paneeltjes en doekjes, een landschapje/ een portret hier en daar. Maar niets groots of oorspronkelijks. Misschien één gezicht op Amsterdam uitgezonderd. De theater-directies zwijgen allen als bij een complot. ▫ Ik heb te worstelen met somberheid, met bittere gevoelens teegen de menschen, met kou en guure wind, met zelfverwijt en allerlei wroeging. ▫ Hoe is de waereld zonder charme geworden! | |||||||||||
vrijdag 27 januariNog vorst, O. wind en ijzel. Gisteren sprak ik in Amsterdam. De voordracht was niet bizonder prettig, hoewel er een aandachtig talrijk gehoor was. ▫ Maar 's avonds in Amsterdam had ik even als in Haarlem zulk een blij gevoel. En van morgen ook weer, vroeg in Amsterdam. ▫ Het was een vreemde gewaarwording, die blije sensaties, die aan oude tijden doen denken. Wat beduidt dit? ▫ Alles wat men ziet is dan prettig, vol voldoening en goede verwachting. Ik was 's avonds in het gebouw Toeschensky, op recht ooverdadige wijze | |||||||||||
[pagina 1975]
| |||||||||||
aant.
Toen ik naar Walden ging voelde ik de blijmoed al weer dalen. Alle mooye aandoeningen verdweenen. ▫ Ik had het gevoel, dat ik vooral zorgen moest niet te versuffen in Walden maar in contact te blijven met de stad. ▫ Toen zag ik dat ze vanavond de Geele mantel speelden en ik dacht dat ik er heen moest gaan om in de sfeer van de stad te blijven. Ook om Verkade te spreeken. Het conflict was subtiel. Verkade beteekende bevordering van het theater - Isméa - en daardoor mijn gezin. ▫ Maar de stad beteekende het oude gif- al was dat nu niet direct in 't spel. ▫ Maar weer naar stad gaan beteekende mijn gemakzucht en traagheid te ooverwinnen. ▫ Ik ben maar thuis gebleeven. | |||||||||||
zaterdag 28 januariBedekt, om het vriespunt. ▫ Schrijven in dit dagboek was wel eens troost. Maar nu griezel ik er van. Dit jammerlijk relaas van al mijn lijden. ▫ Mijn vader werd 72 jaar. Mijn moeder 86. Zou ik nog tien jaren dit bestaan moeten uithouden? - En toch schrik ik dan weer en denk: ‘zoo kort! nog maar.’ Als ik eeven aan iets denk dat met Isméa verbonden is - Wassenaar, een agent of zoo iets - dan is dat pijn. En ik kan maar niet onverschillig voelen. Het opstaan 's morgens is een kwelling. Mijn droomen zijn meestal goed - maar dan de dag!! | |||||||||||
woensdag 1 februariStil, grijs, dooiweer. ▫ Gister bezoek van van Ginneken. Ik was zeer droefgeestig, en dat is niet veranderd. Hij sprak als altijd. Schrander, energiek, innerlijk kalm. Beminnelijk, maar toch een weinig grof, als slecht opgevoed in vormelijken zin. Geen manieren - volgens Engelsch model. ▫ Hij logeerde bij ons, hij schaakte met Hugo en praatte met mij. | |||||||||||
[pagina 1976]
| |||||||||||
Mijn oovergevoelige ziel was meer gekneusd door 't advies van de Groot om mij niet in politiek te begeeven. Ook niet bij de Grond-Partij. Ik heb aan dat advies voldaan en de G.P. afgeweezen. Het was als een verraad aan mijn vriendjes van de Grondpartij en G.G.B. ▫ Dat maakte mij zeer bedroefd. Van Ginneken kwam met een verzoek, of ik op 't seminarie te Katwijk een stuk of drie voordrachten zou willen geeven. Het klonk mij zoo vreemd. De laatste mensch om professor aan een Seminarie te zijn. Maar ik nam het toch aan. Ook een invitatie om in augustus een voordracht te houden in Noord-Italië, voor de Ligue des Femmes pour la paix. Dat trekt mij ook aan. Als ik nu maar goed en rustig reizen kan. Ik was in de kerk terwijl van Ginniken de mis las. Er stond ook een lijk. Direct daarop volgde een bruiloft. | |||||||||||
vrijdag 3 februariZoel, geweldige reegen. Gister sprak ik in Amsterdam, voor 't laatst. Het kostte mij veel om mijn teegenzin te ooverwinnen. Dan denk ik maar dat ik het voor vrouw en kinderen doe, om die f 100. -. Toch was het vol en was men dankbaar. 's Nachts in den reegen naar huis. Ik was blij met een lieve brief van R. Roland. Niet meer dan vier reegels. Maar nobel. ‘Cela ne nous éloigne pas de vous, et ne vous éloigne pas de nous’. | |||||||||||
zondag 5 februariSneeuw, strenge vorst. Gisteren weer bij den aartsbisschop geweest. Zulk een bezoek is omringd door goede stemmingen. Ik praatte een half uur met hem. Noenmaalde bij mijn nicht Christien. Reisde terug met een troepje mannelijke en vrouwelijke studenten die een ‘cabaret’ gingen vertoonen in Bussum. ▫ De meisjes waren het aardigst, op hun gemak en geestig. ▫ Ik voelde weemoedig, denkend aan mijn jeugd. Zulke aardige groepjes woonde ik zelden bij, al vond ik 't ook erg prettig. De tijden zijn veranderd, vooral de meisjes zijn vrijmoediger en beteekenen meer. Ze voelen dat het geslacht met hen staat of valt. Nu is 't zeer koud en er ligt een blanke, schoone sneeuw. Ik heb Ooki weer gesprooken en vergeeven. | |||||||||||
[pagina *79]
| |||||||||||
85 De Lichtstad
| |||||||||||
[pagina *80]
| |||||||||||
86 Martha van Vloten
| |||||||||||
[pagina 1977]
| |||||||||||
maandag 6 februariZooéven kwam de pastoor op bezoek. Afspreeken oover mijn tocht naar de abdij. Ik gevoelde opgewekt daarna. Ik wandelde gister nog op Bantam, mijn ‘heilige Hain’. Het was doodstil en op de sneeuw alleen konijne-spooren. Geen mensch. Alles was prachtig wit, dons-sneeuw, met violette schaduw. Ik lees Darwin, gemoedsaandoeningen. Ik schreef oover de erfelijkheid en het communisme. | |||||||||||
woensdag 8 februariZeer koud, vannacht -10o C 13 Fahr. Gisteren mijn laatste les bij de Groot. Het was goed, ik ben den lieven man recht dankbaar. Ik at bij Americain. Ik had honger, door de kou en smulde te veel naar mijn meening. ▫ Ik kocht een en ander en lummelde toen van 3-5 op 't atelier bij Lizzy. Baanders de architect was er ook. Zij wist niets van mijn roomsch worden. ▫ Ik at bij Joti, die mij heerlijke Chopin muziek liet hooren. Teeder en droomerig. ▫ Groene-vergadering om 8 uur, daarna met Charivarius en Braakensiek in een bier-kroegje zitten babbelen. ▫ Geen goede dag, oover 't geheel. 18 februari zal het gebeuren. Paul's verjaardag (dat is een vergissing. Zijn verjaardag was op 16, sterfdag op 21 februari. 18 is Martha jarig). | |||||||||||
donderdag 9 februari't Zelfde koude, heldere weer. ▫ Ik kreeg brieven van 't Schouwtooneel en van de Hofstad tooneel-speelers. 't Schouwtooneel stuurde ‘Kindren Gods’ terug. Isméa houden ze nog. ▫ Ik herlas ‘Kindren Gods’ en was zeer getroffen - ik wist volstrekt niet dat het zoo goed was. De verzen zijn soober en zuiver. De dramatiek is sterk en eenvoudig. Alles is zoo begrijpelijk, zoo juist het woord dat in onzen tijd gesprooken moet worden. ▫ Welk een schande, als dit niet gespeeld zou worden. Maar nu zet ik ook door, en geef het niet op. Ik zal het nu in de Beyaard van Brom trachten te publiceeren, mij door van Ginniken aanbevoolen. | |||||||||||
[pagina 1978]
| |||||||||||
vrijdag 10 februariSteeds strenge vorst. ▫ Ik reed nog schaatsen op de Naarder gracht. ▫ Ik ben onrustig, door de lectuur van Kindren Gods. Ik wil er nu ook gang in brengen. Maar met welk een moeite en omslag moet dat gaan. ▫ Eerst moet Isméa worden opgevoerd, en dan moet Kindren Gods gedrukt worden en rondgezonden. Vlugger schijnt het niet te kunnen gaan. ▫ Ik schrijf aan Schijn en Weezen. Dat moet eerst af dit jaar. Vóór mei. ▫ Dan komt Sirius weer aan de beurt. Als dat derde deel dit jaar af is dan is 't voldoende. En Moeder en Zoon (Trots verbrijzeld) dat komt eerst dan aan de beurt als een der wachtende stukken gespeeld wordt. Zoolang die er liggen kom ik niet verder met mijn dramatiek. 1. Broederveete, 2 Lioba, 3 Torribio, 4 IJsbrand alle opvoerbaar. 5 Heks van Haarlem idem. Slapende stukken: 6 Minnestral, 7 en 8 Kenterend getij (goed, serieus, maar te anti-paapsch, kan omgewerkt, in dat opzicht), 9 Kindren Gods, 10 Isméa. ▫ 11 Idealisten. Stellig succes. ▫ 12 Paleis van Circe. Opgevoerd, maar door mezelve niet goedgekeurd. ▫ 13 Bokkerijder. Alle opvoerbaar gebleeken. En deeze gansche arbeid - 't werk van twintig jaar - wordt eenvoudig genegeerd. De twee eenige onbeduidende stukken worden nog gespeeld/ Frans Hals en de Student thuis. O publiek! | |||||||||||
zaterdag 11 februariEeven koud, zonnig weer 20o F. ▫ Gister kwam Schmidt met de droeve tijding dat pater de Groot ernstig ziek is. Hij is al uit voorzorg bediend. Mijn lieve leermeester. Ik ga er heeden heen. ▫ Het is stil in de boekenkamer, de zon schijnt, de musschen tjilpen. ▫ Ik ben bedroefd en vol zorgen. | |||||||||||
maandag 13 februariDooi-weer, zonnig en zacht. ▫ De bijen vliegen uit in reinigingsvlucht, met blij geluid.
Ik heb mijn leermeester gezien en gesprooken. Hij scheen weinig hoop te hebben, hoewel hij wel weer verbeeterd was. ‘'t is mis met me’, zei hij ‘mijn hart deugt niet.’ ▫ Ik had mijn hart vol vriendelijke woordenen troost voor hem, maar ik kon zijn zorg niet wegneemen. Ik sprak met den | |||||||||||
[pagina 1979]
| |||||||||||
rector van het huis, pastoor .....? Hij zei dat pater de Groot zoo alom bemind werd, door iedereen. Hij heeft een grooten invloed. Van daag ben ik zeldsaam rustig en kalm innerlijk. Ik zie in 't geheel niet op teegen de reis naar Oosterhout. ▫ Toen ik naar pater de Groot ging, verleeden Zaterdag, zei een stem in mij: ‘hij leeft nog, je zult hem zien’. En zoo was het ook. ▫ En nu zegt die stem dat het zéér goed is dat ik naar Oosterhout ga, en dat ik daar niet meer zoo behoef te lijden als de voorige maal. We hebben mevrouw Rijbering tot gast. Een klein, druk, hoogwillend en goedhartig vrouwtje. Met zichzelven ingenoomen, niet altijd tactvol, uitbundig-mystiek, zonder het gevoel van deegelijkheid en betrouwbaarheid op te wekken. | |||||||||||
donderdag 16 februariIn de abdij. ▫ Het weer is neevelig en kil, de weegen zeer morsig. Maar ik voel mij gelukkig in mijn dierbare abdij. De zeegen woei mij teegen. Ik reisde met mijn lieve vrouw, als waren wij op onze huwelijksreis. ▫ Hier was alles als altijd. Mijn kamer was goed verwarmd. Allen zijn éven vriendelijk ▫ Ik ben rustig en vreedig. God! spaar mij de nachten zooals ik ze hier vroeger had - de droeve nuits obscures. Geef mij de zeegen dadelijk. | |||||||||||
vrijdag 17 februariGrijs dooiweer. ▫ De nacht was inderdaad weer slecht. Dadelijk ingeslapen, maar vroeg wakker. Om 8 uur 15 biechtte ik. Het bevreedigde mij. Ik woonde de hoogmis bij. ▫ Truida is in 't hotel. Juffrouw Rubbens was daar ook, en bracht mij bericht van haar. Ze had den voorigen dag haar aangesprooken en met haar gegeeten. | |||||||||||
zaterdagmorgen 18 februari, 8 uurHelder zonnig weer. ▫ Aanstonds word ik gedoopt en krijg ik de H. Communie. Geheel rustig ben Ik niet. Ik zie er een weinig teegen op. Van Ginniken, Piet van der Meer en Brouwer zijn hier nu ook. Ik wandelde gister, maar 't was zoo modderig dat mijn ooverschoenen bleeven steeken. | |||||||||||
[pagina 1980]
| |||||||||||
aant.
Vader Abt had mij gevraagd of ik geen doopnaam wilde aanneemen. Ik zei dat ik het goed vond als hij dan maar een naam wilde voorslaan. Hij antwoordde dat hij er 's nachts om gedacht had en den naam Paul hem te binnen was gekoomen. Het was toch de Abdij St. Paul, en hij vond in mijn geval veel oovereenkomst met dat van St. Paul. ▫ Ik zei dat zulk een associatie veel te hoog ging voor mij. Maar dat ik een zoon Paul had wiens sterfdag het heeden is en die mij verzocht had hem te roepen bij de plechtigheid. Hetgeen ik deed, en hetgeen nog gemakkelijker werd door deeze doopnaam. Ik ben dus gedoopt Frederik Paulus. ▫ De geheele ceremonie was voor mij een groote vreugde. Het hoogtepunt de communie. Toen ik na de communie uit wandelde, was het als een geweldig oovergroot geluk. Het stond aan den heemel geschreeven, in de taal van een groote, massale donkere wolk, met verblindend lichtende, gekartelde zoomen en streepen licht naar alle kanten er van uitschietend ... Stralende Wolk die door de ruimten schiet
Verblindend zilver licht uit kartel-zoomen
Het was zoo machtig expressief schrift dat ik alles als opnieuw begreep. Het ceremonieel vond ik schoon en stichtelijk, een tactvol ceremoniemeester nam elken schijn van het komische of gekunstelde weg - het was vol, rijk, machtig leeven. Als een kindje werd ik verzorgd, hartelijk en moederlijk, en ik voelde mij als onrechtmatig gezeegend toen ik aan de hand van den goeden abt, met een brandende kaars in de rechter bij het altaar mocht koomen. ▫ De belangstelling van alle paters en broeders was roerend, ze hadden allen voor mij gebeeden en wilden me nu allen goed doen en eeren. Een zieke man werd uit zijn bed genoomen zoodat hij het zien kon. En van alle monniken kreeg ik een omhelzing, de broederkus. Ook bloemen, witte bloemen bij mijn bord. Truida en de andere vrienden dronken koffie met mij in de spreekkamer. Toen kwam teegen den namiddag een inzinking. Kleingeloovige! die | |||||||||||
[pagina 1981]
| |||||||||||
aant.
Brouwer was ook getroffen. Hij vroeg of hij een week mocht koomen op de abdij, in de vacantie. Dat belooft goeds. ▫ Mijn ‘parrain’ was Piet v.d. Meer, mijn Marraine was mevr. Denier,Ga naar voetnoot1 wier man als een heilige gestorven is, en als oblaat bij de abdij begraven is. ‘Nu ben je vlekkeloos rein’ zei mijn biechtvader na den doop ‘alle schuld in je is weggenoomen, ontzondigd door Christi lijden.’ ▫ Ik heb hartstochtelijk gebeeden rein te moogen blijven. | |||||||||||
maandag 20 februariHoe gelukkig ben ik! Het is alles Waarheid. Nu is het geen illuzie meer, geen fantasie - het is heerlijke waarheid. ▫ Nu heb ik de lente en de voorjaarszon niet noodig om te gelooven. ▫ Het is alles Waarheid, heerlijke Waarheid, iedere keer duidelijker. ▫ Drie malen heb ik nu het lichaam van Christus tot me genoomen. ▫ Ik heb geslapen als een kind. ▫ Lieflijke droombeelden. Zalig ontwaken. Dankbaar opgaan tot de heilige handeling. Zachte tranen, stille, innerlijke vreede. Gisteren bezoek, met Jan van Gennep, aan de prieure van het nonnenklooster. Een aardige, gedistingueerde vrouw. Gister avond had de abt een groote doos met bonbons en toen moest ik | |||||||||||
[pagina 1982]
| |||||||||||
aant.
Mijn lieve vrouw lijdt veel door haar vermoeyenis en zwakte. Maar als een gouden draad, zeide ze, gaat het door deeze zware dagen, een gouden draad en dat zijn de lieve monniken. ▫ Van morgen begreep ik hoe juist de benediktijner orde, die lang vóór alle schismata ontstond, de beschermster en bewaarster van het heilig geloof moest blijven. | |||||||||||
donderdag 23 februariVan God en Zijn Gena wil ik getuigen
tot mijnen Dood.
Ik zag een dreigend donkre wolken-drift
met vuur'ge, blindend-blanke kartel-zoomen,
en ik herkende, omstraald door vlammen-stroomen
God's heilig Schrift.
Hij schreef voor mij aan 't oopen firmament
in lichtkarakters de verheeven konde
dat hij mij zou te niet doen elke zonde
tot aan mijn end.
De waereld zweeg, alleen de Heemel sprak -
van donker leed en van een diep verdrieten
maar ook van helle peillooze verschieten
waar 't licht uit brak.
Ik had gegeeten van der Englen Brood -
ontzondigd ben ik en kan vrijuit juichen,
ik mag van God en Zijn gena getuigen
tot mijnen dood.
Dit zijn nog maar enkele klanken, die ik hoor. Ze vervolgen me, en toch voel ik nog niet ver genoeg om ze voort te zetten. ▫ Het zou een in memoriam worden voor pater de Groot - maar gisteren sprak ik nog met hem | |||||||||||
[pagina 1983]
| |||||||||||
en het kan zijn dat God hem nog eenige dagen of weeken op aarde gunt. ▫ Ik bid voor hem dat hij nog bij ons mag blijven. Is God's wil anders, dan bid ik dat hij vreedig en zalig mooge heengaan. Nog veel heb ik te schrijven. Mijn dagen zijn vol herinneringen aan het gebeurde. ▫ Voor den doop vroeg de abt mij of ik geen doopnaam wilde aanneemen. Ik zeide: gaarne/ maar ik wist er geen. Misschien wilt u voor mij een naam kiezen.’ Daarop zei de abt dat hij des nachts er aan gedacht had mij Paul te noemen, omdat het toch in de St. Pauls Abdij was en omdat ik een bekeerling was als Paulus. Ik nam dit dankbaar aan, en vertelde dat het heeden (18 februari) de jaardag was van Pauls moeder. En den 21ste februari zijn sterfdag. Ik had zijn fluweelen jasje bij mij en droeg het elken dag. ▫ De abt wist niets van deeze datums. ▫ Ik kreeg een mooye foto van hem van de Paulus-figuur in de kathedraal te Reims. Het is nu Donderdag, ik kreeg de H. Hostie heeden voor de vierde maal. De werking er van is voor mij krachtig en onmiskenbaar. ▫ Het helpt wonderbaar in den strijd teegen de ziele-vijanden. Ja, het helpt ook in de ziekelijke stoornissen der ziel. Van morgen werd ik voor 't eerst in veele jaren opgewekt en blijgeestig wakker. Ik had daar niet op gereekend. Ik wist wel dat men de Hostie niet als een medicijn kan neemen. Maar deeze werking die zich tot in 't physische leeven doet gelden verbaasde en verheugde mij. ▫ Mijn ziel is schoon en rein. Ik heb de genade van 't Doopsel, de genade van de Communie en het Sacrament des altaars, en de genade van 't sacrament des huuwelijks - hoe ben ik nu onverdiend gezeegend. ▫ Gister avond voelde ik iets van de martelaars-moed, die ik toch nooit sterk had bezeeten. Want de achtergrond van al mijn voelen en denken is licht geworden. Ik zal veel opschrijven - want dit dagboek wordt nu belangrijker, omdat blijkbaar God's zeegen op mij rust. Ik kan nu iets meer meedeelen van het weezen der genade. ▫ Ik denk dat veelen een verkeerde verwachting er van hebben, omdat ze aan mirakels denken, en opheffing der natuurkrachten. En ze gelooven niet, omdat ze geen teekenen zien. ▫ Alles blijft ook zoo gewoon, kleuren, geluiden, vormen, lijfsgevoelens alles blijft zooals 't was. Maar alle die indrukken worden geheiligd, verheerlijkt, doen gelukkig en vreedig aan. Het is werkelijk, zooals de vroomen en heiligen voorspellen, alles komt in een licht van lieflijkheid en schoonheid te staan. Alles wordt begreepen, en is verhelderd. De doop geeft een sensatie - of veel meer dan sensatie - van onzegbaar geluk, bevrijding, bevreediging. | |||||||||||
[pagina 1984]
| |||||||||||
Ik ben gestadig vervuld van mijn geluk. Mijn lieve vrouw deelt er zoo hartelijk in, en is vol teedere zorg voor mij. Maandag morgen 20 februari was eigenlijk de dag van ware oovergang. Toen doorgloeide mij het geluk van Jezus - ik wierp mij, toen de kapel leeg was, voor het hoog-altaar op de trappen en bleef zoo lang liggen. Niemand stoorde mij. En ik voelde alsof ik in Jezus' armen lag, het tapijt waarop mijn gezicht lag was mij innig en vertrouwelijk - als een leevend weezen. Elke zins-indruk was goed, innig, zalig, volkoomen vreedig. Wie zal mij dat geluk ontneemen? Dat kan niemand op aarde. Men kan mij plagen/ bespotten, niet gelooven, wantrouwen - maar de Waarheid kan niemand in mij aantasten, die kan niemand mij bederven. ▫ Ik zal nog wel eens inzinken. Maar nooit als vroeger. Want nu heb ik feiten. | |||||||||||
vrijdag 24 februariZoel, voorjaar. 50o. ▫ Een tijd die mij veel doet denken aan dien van Paul's heengaan. De gestadige wijding, en het fijne liefde-gevoel, zoo subtiel, dat aan verliefdheid herinnert. En nu niet voor Paul, maar voor Jezus. Gister een inzinking. Ik schoot natuurlijk niet op met al die brieven. En ik kreeg weer brieven oover Isméa. Daaruit zou men denken dat ik me geheel vergis, en dat de theater-directies het allen veel beeter weeten dan ik. En juist was ik weer tot het besluit gekoomen toch met dramatische poëzie voort te gaan, zonder mij iets om de theaters te bekommeren. Maar als ze je zoo in een hoek stoppen kun je niet werken. ▫ Ook van morgen en gisteravond was ik minder goed. Een beetje knorrig op Truida, die mijn prestige wat ondermijnt teegenoover de brutale jongens. ▫ Maar ik ging vanmorgen aan 't werk in de hut en maakte het schoone vers op mijn stervende leeraar. Het is nog niet af, het leeven is ook nog niet uitgedoofd. Maar ik voelde dat de H. Geest mij nog niet verlaat. | |||||||||||
[pagina 1985]
| |||||||||||
aant.
Ik was Zaterdag in Amsterdam. Alleen om mijn lieve leermeester te zien. Hij sprak met me en was goed helder. ▫ Amsterdam was zonnig en vol menschen op straat. Sabbath. Ik voelde mij tamelijk sterk en rustig. Mijn reinheid blijft onbesmet. Iederen morgen bid ik er voor. En 's avonds bid ik voor alle vrienden en vriendinnen in Christo, allen die het mij vroegen. Gister middag bezoek van den heer Driessen, om oover de opvoering van Torribio te spreeken. Ik was vroolijk en spraaksaam. 's Avonds bezoek van Averkamp. Veel oover geloofs-zaken gesprooken. Ik voel nu, deezen morgen, dat ik nog een drama dichten kan en zal. Trots verbrijzeld. Eenvoudig, ernstig, duidelijk, vroom. De geniale, wilde, spotzieke, hoogmoedige, genotzieke zoon, de strenge liefdevolle geduldige moeder - die voortgaat te geeven - te bidden - te bidden - ▫ De sarcastische vriendin van de moeder. ▫ De wulpsche geliefde. Hier steunt mij de H. Geest. Zoo deed hij ook, toen ik des nachts na den doop bedroefd en beklemd was. Toen kwam dat briefje aan Piet v.d. Meer in mijn gedachten, en daarmee de gemoedsrust. ▫ Nu vindt ieder dat briefje mooi. Ik merkte daar niets van, het was alleen duidelijk. Maar de abt, de aartsbisschop, van Ginniken allen prijzen het. | |||||||||||
woensdag 1 maartZoel, stormachtig weer met schoone wolken. ▫ Van morgen om 7 opgestaan. Om half neegen gebiecht, daarna misgehoord. Kindermis met veele rumoerige maar toch gehoorzame kindertjes. ▫ De H. Communie gehad, en het asch-kruisje. ▫ Ik was zoo rustig, zoo innerlijk blij. Gisteren zag ik het ooverblijfsel van mijnen leermeester, sereen en volkoomen rustig. | |||||||||||
[pagina 1986]
| |||||||||||
zaterdag 3 maartZoel, bewolkt, winderig. Eergister begrafenis. Ik was vroeg in stad. Ik wandelde van de kerk: het toorentje, tot de begraafplaats Buitenveldert bij Ankeveen.Ga naar voetnoot1 Samen met een franciskaner pater de Beaufort. ▫ Ik praatte nog met Lize Brouwer en met Mannoury. Brouwer zag ik éven. ▫ Lize zei dat Bertus ‘tout feu’ was oover de fransche paters in de abdij. Borel had weer een brief geschreeven waarin hij Brouwer verweet met mij en mijn drukte (of iets dergelijks) te heulen. ▫ Hieruit bleek mij weer zijn gevaarlijk weezen vol kleine afgunst. ▫ Ik sprak ook met Gerard Brom. Natuurlijk hebben ze in de Groene de versreegel ‘ik zag den leegen heemel weer bevolkt’ weer bedorven door een drukfout die ik duidelijk gecorrigeerd had (bewolkt). ▫ De poëzie is toch minder in aanzien dan de politiek bij de Groene. Gister een heerlijken morgen in Utrecht bij den aartsbisschop. Ik werd gevormd, en kreeg op mijn speciaal verzoek de Communie. Toen ik kwam was ik niet zeeker of dat gebeuren zou. Maar ik had voor alle zeekerheid maar gevast. ▫ En na het vormsel was ik ongedurig en gejaagd - totdat ik wist dat ik de hostie kreeg. De goede bisschop deed het graag. En toen kwam er heerlijke rust in me, en tranen. Nog nooit voelde ik bij die handeling zoveel wijding. Ik lees het mooye boek van Buber, ‘der grosse Maggid’. | |||||||||||
zondag 5 maartReegenachtig en koud. ▫ Ik ben nu in normalen toestand. Een weinig tobbend, vooral oover geld, ooverigens dankbaar en tevreeden. ▫ Ik heb weer weinig zin in de tocht naar Antwerpen. Ik zal bij Juliette de Groodt logeeren. ▫ Ook aan Martha en Jansje kan ik niet met gerustheid denken. Hoe moeten ze er koomen? En ik kan niets voor ze doen. | |||||||||||
[pagina 1987]
| |||||||||||
aant.
Ik kreeg een brief van Molkenboer, die mij met Vondel vergeleek. ▫ Toch is het bij mij zoo geheel anders, geloof ik. Alleen de weemoed hebben we gemeen. Ik schrijf aan Schijn en Weezen. Dat maak ik eerst af. Ik wou ook nog wel een bundeltje publiceeren, maar ik heb zoo weinig voorraad. ▫ Dan laat ik een van de twee tooneelspeelen drukken. ▫ Ook heb ik voorraad genoeg voor een bundel Studies (7e bundel). ▫ Ik hoop dan nog wel kracht te hebben om Sirius af te maken. | |||||||||||
woensdag 8 maartStorm, reegen en kou. ▫ Gister werd ik op de Groene vergadering door Kernkamp de les geleezen. Hij was blijkbaar aangesprooken door geërgerde abonnés, die mijn omkeer en uitingen daarvan zeer hinderlijk hebben gevonden. Maar hoe kan het anders? ▫ Ik gaf het beste wat ik heb. En zouden ze het werk van Vondel en van Gezelle ook weigeren? ▫ Het zal mij benieuwen of de toestand nog te redden is. Feitelijk ben ik machteloos en afhankelijk van Holkema. Die heeft het geld en is de baas. Een contract hebben we niet - tenminste ik niet. Van de anderen weet ik niet. Ik was ook bij Versluys en sprak met hem oover een heel klein bundeltje, zeer handig en met de mooiste verzen, en niet te duur. Jaap de Haan schijnt zich in Palestina geheel onmoogelijk te maken. Arme kaerel. Ze dreigen hem te vermoorden. Heevige storm. | |||||||||||
donderdag 9 maartNog guur en buyig. ▫ Nog steeds brieven pro en contra. Van morgen van een pastoor, die zegt groote verwachting te hebben van mijn intreede in de kerk. ▫ Dat hinderde mij. Ik heb geen verwachting. Ik zal dankbaar zijn als ik behouden mag wat ik won, en verder met rust gelaten word. ▫ Wil god mij niet met rust laten, dan zal ik gehoorzamen. Maar ik bid te moogen blijven wat ik ben en waar ik ben. Geen prikkelen van eerzucht, zelfs niet van de noobelste eerzucht. | |||||||||||
[pagina 1988]
| |||||||||||
Het leeven blijft mij zwaar, ondanks het licht der genade. En ik zal dankbaar zijn als ik het er goed afbreng en mijn arme vrouw en kinderen nog lang mag steunen. Vanmorgen de Communie. Het was niet zoo schoon als in Utrecht bij den bisschop. De uitdrukking dat God het goede beloont en het kwade straft, is wel waar, maar heeft Signifisch onderzoek noodig. ▫ Want wie maakt het goede goed, en het kwade kwaad, als het niet is God zelf? ▫ Hij stelt de zeedelijke wet, en is daarbij van niemand afhankelijk. ▫ Hij ... Hier kan ik niet verder. Vannacht in de vroegte, wist ik mijn kritiek op dat woord precies en duidelijk - en zie! nu is het weg, en begrijp ik het woord geheel. ▫ Goed is wat tot Hem voert, slecht wat van Hem af voert, dus straft of beloont hij het al of niet tot Hem koomen, door het gemis van zijn aanweezen. Ik ga Viator nog eens herleezen. Het is niet onmoogelijk dat ik veel nu beeter begrijp. | |||||||||||
vrijdag 10 maartNa den storm nu vrij goed weer. Maar het lijkt mij of de lente zeer ten achteren is. Er bloeyen wat crocusjes en wat wilgekatjes/ anders niet. Ik ga morgen naar Vlaanderen. Ik ben nog niet vrij. Ik had gisteren bezoek van Gerard Brom, daardoor weet ik nu weer wat uit literaire kringen. De Meester noemde hij een Satanisch element. De groep vijanden van mij wordt niet sterker. Ik ben vervuld van het ongeluk in Genemuiden, het worstelen met het water, uuren lang, in kou en storm en reegen. De vader die steeds tot zijn zoon riep: ‘ben je er nog?’ en de zoon die dan antwoordde ‘ja vader!’ En eindelijk kwam er geen antwoord meer. De vadernaam is daar zoo aandoenlijk. Het vertrouwende er in, teegenoover den dood. | |||||||||||
donderdag 16 maartKoud weer. Het is nog geen lente. ▫ Gisteren kwam ik uit Vlaanderen terug na een voorspoedige reis. Ik was zeer gezeegend op dien tocht. Alles slaagde voortreffelijk. De twee voordrachten waren stampvol en de meenigte was uitbundig in geestdrift en dankbetoon. ▫ Ik sprak in 't geheel niet | |||||||||||
[pagina 1989]
| |||||||||||
aant.
De heenreis werd aardig gemaakt door dat oude dametje, de kleine weduwe van 77 jaar, die nog vol was van ‘pa’ haar gestorven man. ‘Dat ik die stem niet meer hoor’ zei ze met tranen. Ze heette van Nispen tot Zeevenaar en woonde in den Dolder bij Amersfoort. ▫ Ze leek aristocratisch maar toch ook weer niet. Het ‘waar?’ in plaats van ‘is 't niet waar?’ verraadt een eenvoudige afkomst. Ze reisde met haar dochter naar Parijs. ▫ Ze was aardig, geestig en leevenslustig. Ze leek iets op Lady Welby maar veel eenvoudiger, minder voornaam en geleerd. ▫ Ik logeerde bij de de Groodt's in Antwerpen. Dit was ook een der zeegeningen van deeze reis, dat mijn komst bij Juliette zeer noodig was, en dat ik mijn taak daarin heel waardig en rein heb uitgevoerd. Nu word ik toch waarlijk een beeter mensch. Ze leefde in doodzonde en ooverspel, en de sofismen die daarbij noodig zijn om te kunnen volhouden, kende ik alle bij ervaring. Een wijze en beminnelijke pater komt er gereegeld aan huis. Ik heb haar gezegd allereerst bij dien man te biecht te gaan. En zij beloofde mij dat. Zondag 12 maart gingen we, Muls en ik naar de mis van 12 uur, en ik had er de Communie, daar was ik recht blij om. Om 12 uur kwam Magda Joors, die binnen 14 dagen haar kindje verwacht. Om drie uur gingen we naar Cantecroy, bij mooi lente-weer. In het kasteeltje was alles nog in wanorde en rommel. Maar het geheel, met den vesting-muur er om heen, was zeer mooi en schilderachtig. ▫ Aan het souper kwamen de heer en mevr. Peterman die ik kende van verleeden jaar, de heer en mevr. Sherwood (Amerikanen), Dr Driesch, een medicus uit St Nikolaas, een geestig prater. Pater Janssen en Camille Huismans, de socialist. Deeze laatste een buitengewoon man, een ‘brilliant causeur’ vol ‘leute’ en zeer welspreekend. Natuurlijk antagonist van den pater. Ik had er plezier in ze tot elkaar te brengen. In Leuven stond ik een moment verlamd omdat ik het adres van mijn gastheer niet vinden kon. ‘Ik kan niet reizen’ riep ik uit. Maar ik vond het huis gauw genoeg. ▫ Een mooi en weelderig huis, veel mooye kunstwerken, in ivoor, in olieverf, oude vroome schilderijen. Hollanders, maar roomsche. Ik ging met mijn gastvrouw naar het lof, in de jammerlijk geschonden kerk. | |||||||||||
[pagina 1990]
| |||||||||||
De leezing was zeer vol en de ontvangst zeer geestdriftig. Ik was dankbaar dit gedaan te hebben. Bij Noyons was prof. Zwaardemaker, de physioloog. Een oude kennis van me. Hij was niet veel veranderd. Hij leek op van 't Hoff. We spraken oover zijn onderzoekingen, oover de bouw der atoomen enz. ▫ Het trof mij te hooren dat de atoom-structuur precies op een sterrestelsel lijkt. De bereekeningen gebaseerd op dat feit koomen uit. Zoo is misschien elk atoom een zonnestelsel met planeeten en bewooners. En elk zonnestelsel is misschien een atoom van een andere stof, een kleed of een gas of een vloeistof of een vaste stof. Ik voelde mij rein in gedachten en rustig innerlijk. Ik sliep bij Hans en Marietje. Kwam gister vóór 12 thuis. Heeden morgen was ik weer ter Communie. De mis was een door ons gevraagde, uit dankbaarheid voor mijn geluk. De pastoor zelf las de mis. | |||||||||||
zaterdag 18 maartMooi, stil, zonnig. Van nacht nog vorst, maar nu lente. ▫ Eergisteren had ik de communie. Ik schreef gisteren aan een artikel oover inheemsch tooneel. 's Middags zag ik de nieuwe mooye kerk van Bussum. Wij dronken thee bij mevr. v. Thiel/ een dikke, doove, goedhartige en geloovige vrouw. Elken avond vertaal ik nog wat van Tagore. Schijn en Weezen is naar den drukker. Het 3e/ laatste deel. ‘Uit Jezus' oopenbaar leeven’ is gedrukt en zal spoedig uitkoomen. Er zijn 28 verhalen of gelijkenissen in. Mijn innerlijke rust en vreede houdt stand. Ik denk en voel ‘voorbij het sterven’. En daarmee houdt de droefheid op. Het ‘hoe’ weet ik niet. | |||||||||||
maandag 20 maartKoud en guur. Droge kou. ▫ Eergister avond las ik in het locale blaadje het bericht omtrent den stillen omgang. Dadelijk dacht ik: daaraan moet ik meedoen. Het kon alles nog bij tijds. Ik had niet de minste lust om in plaats van naar bed naar de spoor te gaan. Onder grooten teegenzin telefoneerde ik de pastoor. Lang stond ik te weifelen, en had de grootste moeite | |||||||||||
[pagina 1991]
| |||||||||||
aant.
Indrukwekkend waren op straat de stille groepen, elk van duizenden, die van alle kanten voorbij trokken. Veele winkels en café's bleeven verlicht. Het was een vreemde, maar schoone avond. Bij den dageraad, om 7 uur ging ik naar huis terug, zeer voldaan en rustig. ▫ Ooverdag had ik weinig slaap, en was niet moe. Ik sliep voor 't eeten drie kwartier, maar woonde toch eerst de hoogmis bij om 10½ uur. ▫ Ik was bizonder vroolijk met de kinderen. Vandaag, na uitgeslapen te zijn, was er meer angst en droefheid in mijn ziel. ▫ Als ik maar mijn doel tot na mijn dood verplaats, dan is 't goed. Schoon was het morgenlicht op Zondag. De weg leeg, het licht blank, de voogels druk. ▫ Ik kwam alleen ons vriendje Anton Averkamp teegen, die naar de kerk ging. | |||||||||||
vrijdag 24 maartSteeds zeer koud en guur. De vijver is weer bevrooren. Vandaag is de storm bedaard en schijnt de zon. ▫ Gisteren Signifische kring, met van Ginniken/ Brouwer en Mannoury. We praatten veel, ook oover de doodstraf en het Landruproces, waaroover Bertus precies dacht als ik. Borel kwam niet en had bittere en hatelijke brieven aan van Ginniken en Bertus geschreeven, zoodat ze zeer verontwaardigd waren. | |||||||||||
[pagina 1992]
| |||||||||||
aant.
Zaterdag was ik weer zeer ellendig. Ik wist wel dat het terug zou koomen, al gaven sommigen mij de verzeekering van niet. ▫ Ik dronk bij Martha koffie en ging toen, gedeeltelijk te voet, naar Egmond-binnen. ▫ Alles was onnoemelijk pijnlijk en naargeestig. Maar ik bleef er toch booven. Het wijzigde mijn dieper zelf niet. De ontvangst op de St Willebrord school was hartelijk. De rector een uiterst beminnelijk en hoffelijk man, zorgde in alles voor mij. Ik kreeg een groote slaapkamer, de bisschopskamer. Ik sprak voor een paar honderd menschen, meest scholieren en hun leeraars. Een zeer sympathiek en dankbaar gehoor. Hun eerbewijzen waren mij pijnlijk. Ik voel mij liever gesmaad en gehoond. Dat geeft meer rust. Langsaam kwam ik bij, uit mijn zwaarmoedigheid, haast versuft van ellende. Maar ik kuste het kruis aan de muur en droeg al mijn leed aan Jezus op. Tweemalen kreeg ik de Communie. ▫ Langsaam werd ik beeter. Niet met de heerlijke emotie van de abdij, maar tot eevenwigt. Ik sliep één nacht niet goed, de volgende wel. Met mooye liefelijke droomen. Zaterdag ging ik niet uit. Het reegende. Zondag sprak ik weer, en het ging beeter. Ik las in Helen Keller's leeven. Zondag namiddag wandelde ik in 't prachtige park, met den rector. We zagen de wilde eenden, die zoo mak zijn dat ze menschen stil laten passeeren zonder op te vliegen. En dat zijn anders zulke schuuwe beesten. ▫ Na mijn laatste les kwamen de jongens uit eigen beweeging vragen of ze mij met mijn verjaardag een geschenk mochten geeven. En dat geschenk was, dat ze allen op die dag de communie ter intensie voor mij zouden opdragen. Is dat niet roerend? Dat onzinlijke geschenk is mij liever dan de kostbaarste stoffelijke dingen. Gister wandelde ik, bij prachtig weer, met pater de Jonge van Katwijk naar Noordwijk. Door de akkers. Er was een ligte neevel, en getemperd zonlicht. Prachtig. ▫ Wij dronken bij Martha een kop koffie. De pater wandelde terug. Ik heb nog kennis gemaakt in de school met een pater Luts (musicus), pater Regout, pater Kleyntjes, pater van Lidt, welke laatste 25 jaar onder de Javanen heeft gewoond. ▫ Er was een vroolijke geest onder de paters. Zij plagen elkander graag. En rooken veel. Toen ging ik naar Den Haag, bij mevrouw Jozephus Jitta-Salomonson. Een hartelijk mensch in een weelderig huis. ▫ De leezing gelukte. Beeter dan ik dacht (Kindren Gods). | |||||||||||
[pagina 1993]
| |||||||||||
Vrijdag bezoek van een jonge Engelschman, Mr Richard W. Marriott. Een neef van Mrs Percy Harris. Hij sprak veel oover de gisting onder 't ionge geslacht. | |||||||||||
donderdag 30 maartSneeuw, van nacht vrij strenge vorst. ▫ Aanstonds naar Tilburg. Ik geloof dat mijn vrees berust op de gedachte dat ik onderweg ziek zou kunnen worden. En ziek zijn, ver van huis, lijkt mij vreesselijk. Nu komen de loftuitingen op Isméa, van G. Brom, van Molkenboer, van de redactie van De Beyaard. Het stuk wordt zeer gepreezen, en in mei zal het verschijnen. ▫ Zouden dien eezels van theater-directeuren dan nog niet de oogen oopen gaan? Ik zal misschien 5 april nogmaals de Kindren Gods voordragen, of Isméa. | |||||||||||
maandag 3 aprilSteeds koud, sneeuw en nachtvorst. ▫ Gister was Martha bij ons te gast, en ook Hans en Marietje. Dat doet mij altijd goed, als die er zijn, en als ze dan zoo vriendelijk en lief teegen me zijn, dan voel ik me beschaamd, maar ook dankbaar, dat ze zoo goed zijn. Ik heb nu haast enkel goede menschen om mij heen. Mijn vrouw en kinderen die mij nog iederen dag dierbaarder worden. Schmidt, mijn boekhouder, Mien Burgers, mijn secretaris, madame Kusters met de zachtzinnige Olga, Uwe de kinderjuffrouw. Het is zulk een rustige vreedsame hof-houding. Maar als Martha en Hans koomen en vriendschappelijk en hartelijk doen, dan ben ik heelemaal tevreeden. Dan voel ik de innerlijke rust. Het was goed. Ik sprak Donderdag in Tilburg. Een groote schare, drie à vierhonderd afgeweezenen. Logies in het St Jozefs-huis. Gepraat met Ahaus, een flinke man. ▫ Ik sprak de studenten toe, 300 die allen missionarissen en priesters willen worden. ▫ Vrijdag was ik in de abdij. Pater Schutte zag mij aankoomen. Deeze maal bemerkte ik pas hoe goed de Vader-abt is. Teeder en zorgsaam, in een moeyelijk en druk leeven. ▫ Ik logeerde bij Renier. Ook | |||||||||||
[pagina 1994]
| |||||||||||
aant.
Ik kreeg de Communie in Tilburg Vrijdag morgen in het missiehuis. Zaterdag in de parochiekerk van 't Ginniken. Ik vond thuis een stapel brieven, en ik heb het druk. Maar ik laat me niet haasten. Het komt alles zooals 't weezen moet. | |||||||||||
woensdag 5 aprilVan morgen lag alles weer onder de witte sneeuw. Het was stil en niet meer zoo koud. De zon scheen de sneeuw weg. ▫ Ik was bezwaard en traag. Ik ging ter biecht/ hoopend wat verligting te krijgen. Die kreeg ik ook wel, maar niet veel. Vandaag stuurde het Schouwtooneel mijn Isméa terug. Dat is dus de laatste. Oovermorgen naar 's-Hertogenbosch. Maandag naar Almelo, dan is 't afgeloopen. | |||||||||||
donderdag 6 aprilVoortduurend sneeuw-buyen. Van morgen zag alles weer wit. ▫ Deezen morgen kwam een brief van den aartsbisschop met het bericht dat ‘uit het oopenbaar leeven’ nagezien was en verschijnen mocht. Mijn vrouw en ik waren eeven blij. Dit is een uiterst gewigtig en heuchelijk feit, veel belangrijker dan Isméa's afwijzing. ▫ Al had ik niets anders aan de menschen gegeeven dan nog zou ik dankbaar moeten zijn dit leeven geleefd te hebben. ▫ Nu moogen de Katholieken het leezen, en de protestanten zullen het leezen uit nieuwsgierigheid. Op dit werk rust zeegen. Meer dan op mijn tooneelspeelen. ▫ Als de hoogste autoriteit in 't land dit werk voor goed en heilzaam verklaart dan wordt het een geweldige macht. ▫ Welk een | |||||||||||
[pagina 1995]
| |||||||||||
aant.
Van morgen was ik zeer somber, zooals ook gister. Maar nu zou ik wel een bruut moeten zijn als ik niet juichte oover deeze ooverwinning. ▫ Foei! foei! - als ik nu niet gelukkig en dankbaar zou zijn. Ik schrijf oover den Grooten Maggid. Maar telkens stokt de arbeid. Ik moet zooveel doen. De hoop correspondentie. Artikel voor de Groene, en voor Cauwelaart. Een Italiaansche vertaling van de Kleine Johannes door ‘Francesco(!!)’ van Eeden. | |||||||||||
zaterdag 8 aprilNog steeds guur en koud. ▫ Ik kwam zooeeven uit den Bosch, waar ik gesprooken heb voor de Kunstkring, voor 't meerendeel Katholieken. Het was weer stampvol, oover de 700 menschen. ▫ Ik logeerde bij de familie Herman Moerkerk, de teekenaar en schilder. Twee lieve dochtertjes, een van 17 en een van 7. Een allerliefst klein meisje. Dan ben ik tevreeden in een huisgezin. Men was zeer hartelijk en eerbiedig jeegens mij. ▫ In den trein bood iemand die mij kende mij een boek van Walch aan. Daarin vond ik weer die oude perfiditeit en ongeloof, die onduldbaar is. Zoo spreekt hij van ‘bulletins’ die ik zou uitgegeeven hebben tijdens mijn oovergang. Die man kan nooit oover mijn werk oordeelen. Van morgen reisde ik met H. Vos in den trein naar Utrecht, de redacteur van de Ploeg. ▫ Ik hoorde van hem een en ander oover België en Vlaanderen. En oover de Gruyter, de nieuwe schouwburgdirecteur. | |||||||||||
[pagina 1996]
| |||||||||||
Ik schreef twee artikelen oover de Chassidim. Mien Burgers mijn secretaresse is weer ziek. Dat ontrieft mij erg. Ze is mijn hulp-geheugen en hoe langer hoe onontbeerlijker. ▫ Ik wil Isméa vergeeten, maar het lukt niet. Nooit heb ik zoo door een arbeid geleeden. | |||||||||||
woensdag 12 aprilBeeter weer, stil en zonnig, maar nog droog. ▫ Ik sprak eergister avond in Almelo. Ik was rustig en beeter voorbereid. Dus sprak ik ook beeter. Het was ook weer zeer vol. Ik sliep in de pastorie van Deeken van der Waarden. ▫ De deeken is een zware man, verstandig en flink. Maar zijn wijze van lachen bevalt mij niet recht. ▫ Des avonds een praatje met de Deeken en de drie kapelaans, met koude roode wijn en veel sigaren. 't Is vreesselijk zooals er onder geestelijken gerookt wordt. En dan zijn ze blijkbaar opgelucht als ik ook meedoe. Het is alsof ze het gemis aan prikkels op de tabak verhalen. Het gaat mij reedelijk. Nog veel bekooringen. En Isméa kan ik niet vergeeten. | |||||||||||
vrijdag 14 aprilDe eerste lente-dag. Tamelijk warm. De bijen vliegen. De kroosjes zijn nog niet uit. ▫ Ik was gister morgen en deeze morgen in de kerk. Er was dienst met processie. Witte Donderdag en Goede Vrijdag. Maar het maakte mij niet gelukkig. Van morgen vroeg op, maar ik bleef somber gestemd. Ik heb geen neiging meer om een voordracht te houden. Alles staat me teegen. Ik zag een foto van het gezelschap in Tilburg waarvoor ik mijn reede hield. Daarop vond ik mijn eigen portret, maar onverdragelijk leelijk. Ik kon het niet uitstaan. | |||||||||||
[pagina 1997]
| |||||||||||
Ik fietste met Hugo naar Valkeveen. De zee ziet als verdroogd. ▫ Ik bezocht Tjebbes, met Hugo. Ik heb een gevoel van te veel werk te hebben. Ik voel nu zwaar de verplichting om steeds iets voor de Groene te hebben. Ik moet voor het ‘Vlaamsche land’ schrijven, en er ligt veel correspondentie. En ik besloot toch maar in den Haag te spreeken. ▫ Maar ik had gister wel beetere momenten. Alsof ik mijn Heer beeter begreep. | |||||||||||
dinsdag 18 aprilKoud en guur. ▫ Ik schreef een stukje voor ‘Het Vlaamsche land’. Van Uppie kreeg ik een afdruk van een nieuw boek, waarin hij nu ook eens doet wat ik beproefde, en wat Mrs Barker beproefde in ‘the Son of Mary Bethel’. ▫ Nu vond ik het bij Uppie totaal mislukt. Mijn werk is beeter, en toch acht ik het nu ook mislukt. Mijn Marcus is beeter dan Uppie's Carpenter, maar beide creaties zijn ondeugdelijk en reiken niet tot aan Christus' werkelijk weezen. Jezus, vergeef me mijn oovermoedige pooging. Wie kan een beeldtenis van u maken! Mijn ziel is rustiger. Ik bracht Hugo naar Amsterdam, met de familie Tjebbes. | |||||||||||
[pagina 1998]
| |||||||||||
aant.
Gister voelde ik Sirius in mij herleeven. Ik zal goedmaken wat ik kan. ▫ Sirius wordt apostel, maar een apostel van Jezus. Ik zal zijn inkeer beschrijven. Jezus blijft de ongeziene, maar oppermachtige. Het centrum waarom de geschiedenis wentelt. ▫ Hij gebruikt zijn leeven zooals ik het heb willen doen. Hij doorziet, waar ik blind was. Hij verspilt niets van zijn krachten. Zijn zelfvertrouwen doet hem alles doorzetten. Hij brengt de machtigen tot inkeer. De Russische diplomaat, de Amerikaansche bankier, de Engelsche volksleider. De Indische vrome. Soendar Singh komt in juni hier. Ik zal trachten beeter op te passen dan met Tagore. | |||||||||||
maandag 24 aprilReegen maar nog guur. ▫ Gister een rustige dag. Zaterdag haalde ik Hugo van Giza. De sfeer is daar niet erg naar mijn zin. Hugo wordt er te veel toegegeeven. Gister las ik in Francé: Das Leben der Pflanzen. Ik ga die studie voortzetten. Het is een van de zeldsame geloovigen, hoewel hij alle religieuze termen vermijdt. Maar een uitdrukking als ‘materialisatie van den wil’ duidt aan dat hij begrijpt dat er een booven-natuurlijk leeven is, en dat de eerste cellen van het individu zijn het in de materie treeden van het onstoffelijke. De spermatozoo en de ei-cel zijn beide incarnatie-verschijnselen. Ze duiken op uit het gebied van hooger leeven - met geheel andere trillingsgetallen. Wij zien er van draden en celletjes, en chromosoomen - maar dat zijn maar uiterlijke zichtbaarheeden, met onze waarneemings middelen, van groote, onzichtbare gebeurtenissen. ▫ Het wonder van de visch-en-brood vermeerdering is een zelfde feit, maar in een veel sneller tempo. | |||||||||||
dinsdag 25 aprilHeevige reegen en hagel. Maar 's nachts nog koud, ooverdag 40o. ▫ Een kleine teegenspoed doet mij inzakken, als een speldeprik in een ballonnetje. ▫ Gister begon ik weer te schrijven in ooverweegingen. Nu eerst oover Geloof en poëzie. Omdat ik dat al heb afgekondigd voor den Haag. En dan schrijf ik door: oover het wonder. | |||||||||||
[pagina 1999]
| |||||||||||
En oover het boovennatuurlijke leeven. en oover Vreugde, oover ons Leevensheil, oover Kunst en Schoonheid. Gister las ik in Francé Das Leben der Pflanze. Het interesseerde mij zeer. ▫ Maar zooals ik nu voel, ben ik dor, en er koomen geen gedachte-woorden. Dat ontmoedigt zeer, alsof de H. Geest mij verlaat. Annie heeft een bericht van ♁ gehad. Wij moeten geduld oefenen. | |||||||||||
donderdag 27 aprilKoel voorjaarsweer. Te koud om buiten te zitten of de ramen oopen te houden. Prachtige wolken. ▫ Morgen Utrecht ('s avonds thuis). Oovermorgen den Haag (logeeren in Rijswijk) zaterdag den 6en mei Generale repetitie in Rotterdam (1-5) 's avonds weer thuis. Maandag 8 mei Eindhoven. Dinsdag 9 A'dam Groene vergadering, 's avonds thuis. Donderdag 11 mei uitvoering van don Torribio. Logies in Delft bij Hans 12 mei, zijn jaardag. Vrijdag avond weer thuis - en dan veel op Walden en deugdelijk aan den arbeid gaan: Sirius en de Geest der Waarheid. | |||||||||||
[pagina 2000]
| |||||||||||
Ik was bezwaard. Ik zag op teegen Diligentia waaraan ik zooveel beroerde herinneringen heb. Als het maar vol was, dan zou ik wel krachtiger voelen. ▫ En het was vol. Zoo vol als ik het nog nooit had. Ze zaten achter me op het podium. En ik sprak goed. Ik voelde nu gewonnen spel te hebben. ▫ Den Haag is gewonnen, eeven als Haarlem. Carry was met mij mee, en vond het erg prettig. Hans en Mietje kwamen mij begroeten, uit Delft. 's Avonds in het solisten-kamertje een formeele receptie. Professor Steger uit Delft. Odenbach die mij R. Rollands groeten bracht. Mijn nichten Deliana Kist, en Line Cloete uit Z.-Afrika. En Lize Kuyper en allerlei anderen. ▫ Ik logeerde in Rijswijk. Betsy wachtte mij op aan 't station van de tram. Zij zag wel oud, maar steeds gedistingueerd. Met smaak gekleed, een lady. Zij is nu toch 75. Ik sliep goed in het huisje van Carry. En des morgens zondag, ging ik naar de kerk en kreeg de Communie. Ik was daarbij zéér gelukkig, en ging voldaan naar huis. Ik was op de leezing merkbaar geholpen, en het was recht een ‘Zalige communie’. Nu nog twee leezingen, in Eindhoven en in Zutfen. Maar daar zie ik weinig teegen op. Ook de uitvoering van Torribio in Rotterdam vind ik aardig. Hans en Marietje gaan mee. Het is mei. Ik heb lente-gevoelens. Ik heb plezier in Walden. Ik wandelde gister met de kinderen naar het meertje in Spanderswoud. Als ik mijn Heer maar digt bij mij heb. Wij zijn vervuld van de komst van Saddhoe Singh. Als dat nu maar beeter gaat dan met Tagore. Mijn dagboek van voor een jaar ooverleezend vind ik mezelven enorm vooruitgegaan. Vooral in Geloof. De zeegen door den Doop is niet uitgebleeven, ook al heb ik in sommige dingen (rooken) weer toegegeeven. Maar met mijn Katholicisme ben ik dagelijks meer verheugd. Toch zijn mijn zwakten niet weg. | |||||||||||
woensdag 3 meiPrachtig weer maar nog steeds koud. 's Nachts witgevrooren. ▫ Alleen een pruim staat in bloei, en kersappeltjes. ▫ Ik ben rustig, en geniet de lente. Ik heb uitgeslapen en wil nu weer aan 't schrijven gaan. Beschouwingen oover leeven en leevensdoel. Dan Sirius, - en misschien Trots verbrijzeld. Nog drie leezingen: Eindhoven 8, Zutfen 15, Gouda 18. ▫ Dan wil ik schrijven, en beginnen aan het nieuwe drama. | |||||||||||
[pagina 2001]
| |||||||||||
donderdag 4 meiDe eerste heerlijke lentedag. Van nacht reegen. Nu bijna 60o, nachtegalen zingen. ▫ Ik schrijf aan artikelen voor de Groene. Oover Geloof en poëzie, oover doelmatigheid. ▫ En ik ondervind wat mij nog nooit ooverkoomen is, een gevoel van leedigheid, de gedachten die anders altijd in oovervloed toestroomden die blijven uit. En toch weet ik beeter te denken dan vroeger. ▫ Dat maakt mij wel eens bezorgd. Ik wil niet maar zoo wat zeggen. En ik heb toch nog zooveel te zeggen. Een jonge Duitser is hier. Willy Wessels, een van de Quickborn groep. Als vliegenier vocht hij mee, in den burgeroorlog als vrijwilliger. Vier maal gewond. | |||||||||||
maandag 8 meiPrachtig warm weer, de eerste Zoomerdag. Mijn werk valt me mee. Ik zal wel verder kunnen. Vrijdag was ik thuis en bedisselde in den tuin. Zaterdag was ik in Rotterdam, bij prachtig weer. De repetitie van Torribio was nog zeer gebrekkig maar toch was ik voldaan en wil er Donderdag weer heen. Ik kreeg bericht oover het congres (Cours de Vacances) in Varesa. Ik neem me vast voor er heen te gaan, en een goede diepe reede te houden oover ‘Avis aux Jeunes’. Daarvoor moet ik mij nu spoedig prepareeren. De tijd is spoedig voorbij. Gister bezoek van Koneynenberg, de schilder. Het is een eenvoudige en bescheiden man met stellig talent. Ik wandelde met Truida op Bantam. Het beukenloover begon pas uit te koomen. Weinig nachtegalen. Vandaag naar Eindhoven. Met het vee zijn we niet gelukkig, nu weer een kalfje dood. Het eendenbroed is uitgekoomen. Ik deed deeze ontdekking dat de tijd noodig voor selectie-werking zoo ontzettend lang zou moeten zijn, dat de duur van het aard-bestaan en menschen-vorming veel veel te kort zou zijn, voor zulk een oneindig lang proces. | |||||||||||
[pagina 2002]
| |||||||||||
geestdrift. Ik sprak goed, geen kwestie van hiaat of leegte. Ik droeg ook de gedichten beeter voor dan tot dusver. ▫ De vrouw des huizes is katholiek, eeven als 't heele gezin, maar ze zijn er uit geraakt en doen er niet meer aan. Daarom was mijn komst goed. De voorzitter van de bijeenkomst (van de Put) leek mij een sympathiek verstandig man. Hij vond de vrouw te beklagen. Zij vond het hier in Eindhoven doodsch, en was vervuld van kleederen, haar eigen kleurige en de goed-gemaakte van de heeren. In Amsterdam had ik een paar vreemde uuren. Ik had een bezoek gemaakt dat een mislukking bleek. Een zeekere juffrouw Grimmon had mij verzocht haar zuster te bezoeken, omdat die mij noodig had. Ik ging er heen denkende verwacht te zullen worden. Maar ik werd niet verwacht, men begreep mijn komst niet. Ze waren oorspronkelijk katholiek. Nu daarvan los, en zonder eenige neiging om er weer in te koomen. Men vroeg mij toch wel op de koffie te blijven maar dat trok mij niet en ik ging heen. Een weinig slachtofferig, weemoed<ig> verneederd. Ik ging, uit oude herinnering in het pavillioen Vondelpark. Maar daar was het alles grove luxe en duur eeten. ▫ Ik zat toen lang op een bank in 't Vondelpark. Het was lekker zonnig. Ik werk aan mijn signifische studies. Korte ooverweegingen. | |||||||||||
donderdag 11 meiWeer koud, noordelijk weer. ▫ Van morgen naar de Communie, zooals wij elke week eens doen. Ik was droevig en naargeestig. Toen ik de H. Communie gehad had en de kerk uitging was er één moment waarin ik alles gelukkig zag. Het was zulk een duidelijk gevoel en zulk een merkwaardig verschil, dat het meer dan ooit geleek op een direct bericht, een wenk. Maar het duurde helaas! niet lang. Nu is 't weer weg en ik voel weer machteloos en somber. Aanstonds naar Rotterdam, voor Torribio. Beurtelings vind ik het wel prettig, dan weer is alle plezier weg en zie ik op teegen de reis, de kosten. En dan zal het mij hinderen dat zelfs het mooiste succes weinig kan uitrichten. Het kan goed bezocht zijn, maar dan nog helpt het mij weinig. Ik heb twee stukken (Isméa en Kindren Gods) naar de Gruyter gestuurd. In mijn theoretisch werk voel ik de belemmering door het slechte denken herinnering-vermoogen. Ik heb zooveel geleezen, en zooveel gestudeerd en nu is het alles buiten bereik. Het wacht me op aan de ooverkant. | |||||||||||
[pagina 2003]
| |||||||||||
zaterdag 13 meiSteeds guur. De ijsheiligen. ▫ De vruchtboomen staan mooi in bloei. Maar geen enkele nachtegaal. De uitvoering van Torribio slaagde prachtig. Er speelden zeer bekwame dilettanten. De hoofdrol is nu naar mijn weeten voor 't eerst goed vervuld. Ook 't heele feest was beeter geörganiseerd dan in Haarlem, zoo dat ik nu ook geen flaters maakte, en deed wat de beleefdheid vergde. ▫ Hans at met mij maar hij moest 's avonds naar huis. Zoo moest ik in een hotel logeeren, in hotel Allard. Den volgenden dag naar Delft, bij Hans geluncht en gegeeten. 's Middags met Martha naar Rijswijk geloopen, en Betsy en Carry opgezocht. 's Avonds naar huis. Na de tooneelopvoering was ik wat nerveus en mijn pols gejaagd. Maar deezen nacht heb ik recht verkwikkend geslapen. Om 10½ uur gebiecht en bij den pastoor koffiegedronken. Ik bewonderde onze azalea's. Er zijn prachtige bij, met één weelde van donkerroode bloemen. Er zijn ook rose-en-witte, en de mooiste van alle zijn de zuiver-witte. Oover die witte en hun schoonheid mediteerde ik lang. Ik dacht het volgende. ▫ Volkoomen wit bestaat niet, eeven min als volkoomen licht. Het zou ook niet schoon zijn. Zeeker niet voor ons schepselen. Zoo is er ook geen volkoomen geluk, zelfs in God niet - want het hoogste geluk en de hoogste schoonheid ligt in de harmonie van alle schoon en alle ellende. ▫ Als er gelijkmatig volmaakt Licht was zonder donker, dan zou dat niet schoon zijn. ▫ Maar de volmaaktheid komt maar alleen toe aan God die alles ooverziet - en die volmaaktheid vormt Hij uit het gebrekkige en betrekkelijke. ▫ Die witte bloemen zijn niet volkoomen wit. Er zitten uiterst teedere en fijne nuancen in van wit, groenachtig wit, teeder grijs en in de schaduwen violet. Toch is alles wit. Maar die nuancen maken de heerlijke schoonheid uit van de geheele, witte bloem. Ook de belichting maakt verschil. Deeze verschillen zijn uiterst gering en daardoor is de geheele bloem zoo verrukkend schoon. Zoo is 't met God en zijn schepping. | |||||||||||
[pagina 2004]
| |||||||||||
langer hoe meer mijn zelfvertrouwen, mijn macht oover mijn aandacht en mijn geheugen. Aan mijn verblijf in Rotterdam denk ik met weerzin. Hoewel het stuk me zeer voldeed. Gister, een mooye Zondag, was alles slecht. De kerkgang ontroerde niet. Op een wandeling met Truida op Bantam ontmoette ik den eigenaar van Schapenburg, juist op 't moment dat ik op zijn verboden grond liep. Hij groette niet en liep lomp voorbij. En ondanks al het schoons was mijn dag bedorven. Ik ging naar Hesta om weer eens te tennissen. Maar daar kwam niet van. Ik trof er Jolles die mij de meededeeling deed dat ik nog altijd geld aan hem - of aan Janssen - schuldig ben. Hoeveel wist hij niet nauwkeurig. Dit was ook niet opvroolijkend. Ik meende nu van alles af te zijn. Met mijn schrijfwerk schiet ik niet hard op. Vandaag Zutphen, Donderdag Gouda, dan is 't uit. | |||||||||||
woensdag 17 meiMooi weer, tamelijk warm, maar weer droog en stoffig. De bloei der vruchtboomen op zijn hoogst. Gister wandelde ik met de Moltzers door mijn boomgaard, bewonderend. Eergister - Maandag 15 - sprak ik in Zutphen. Ik logeerde bij de familie Mulders. Een lief gezin, winkelier in luxe-artikelen - vijf kinderen. De man zeer ontwikkeld en beschaafd. Van goeden smaak, collectioneur van oude boeken en teekeningen. De vrouw een zeldsaam mooye blondine, nog jong, ondanks de vijf kinderen. En zij huisden in een kamer waar nooit een zonnestraal in doordrong. En de kinderen speelden op een plaatsje met grind, waar ook nooit zonlicht in viel. De leezing was als alle leezingen den laatsten tijd. Stampvol, geestdriftig en hartelijk. Ik moet toch wel dankbaar zijn. ▫ Ik ondervind zooveel hartelijke waardeering. En ik kan ook zooveel vriendelijkheid bewijzen. Dat doe ik zoo graag. Vooral als er kinderen zijn. Dan ben ik dankbaar en gelukkig. Ze denken dan nog lang aan mijn bezoek. Ik bezocht gister het rijksmuseum en bestudeerde vooral Jan Steen. Wat een zeldsaam merkwaardige figuur. Geweldig kunstvaardig, maar eeven als onze naturalisten, slachtoffer van een theorie dat alles mocht geschilderd worden. Zooveel ruuwheid bij zooveel fijnheid is wel een wonder. Maar door zijn portret heb ik hem begreepen. Hij was geen joolige en wulpsche kwant, geen zuiper en geen lolmaker. Jan Steen was een deftig heer. Een | |||||||||||
[pagina 2005]
| |||||||||||
voornaam en zwierig 17de eeuwer. Hij vond de liederlijke mensch uiterst merkwaardig en schilderde hem met de grootste superioriteit. En zijn techniek is zoo fijn en verrassend dat het dwaasheid is hem als een woeste pretmaker te beschouwen. Zoo schildert geen onbeheerscht genie. Maar Steen is ernstig, zoo ernstig als Dostojewski. Ik heb nu een rustige tijd voor me. En van morgen, op 't bloeyende Walden, begon ook weer mijn productieve rust. Ik denk aan ‘Trots verbrijzeld’ en Jan Steen gaf mij nieuwe gedachten. Kijf-gesprekken tusschen de tante en de zoon, waarbij de goede, teerhartige moeder siddert en lijdt. | |||||||||||
donderdag 18 meiWinderig, droog en stoffig. Vanmorgen weer radelooze momenten. ▫ Men mag geen meelij met zichzelven hebben. God wil dat we wreed zijn teegen den ouden mensch in ons. Van avond Gouda. Ik las een artikel van Dr Rutgers uit Lochem oover de geslachtlooze en geslachtelijke voortplanting/ welke laatste komt als het geslacht tot uitputting geraakt. Dus:
uitputting, door inteelt als de individuën verzwakken. Einddoel als één algemeene menschenstaat/ dan ondergang - met Eeuwig Leeven als uitkomst. | |||||||||||
zaterdag 20 meiNu is het mooi frisch Mei-weer. Het reegent bloesems ooveral. Neen! het sneeuwt. ▫ Gister kwam ik uit Gouda weer thuis. Hugo haalde mij af in Hilversum en dronk met mij koffie bij Rouma de dochter van Schippereijn. Ik herinnerde mij een sterke stemming, voor 20 jaren toen die dochter nog in Amsterdam woonde en ik in de van Baerlestraat zat te peinzen voor haar | |||||||||||
[pagina 2006]
| |||||||||||
aant.
In Gouda was het als ooveral. Een groote toeloop en stampvolle zaal. Groote aandacht, veel hulde en eerbied. En het logies weer in de pastorie, groot huis, pastoor en drie kapelaans, na afloop van de leezing gepraat tot 12 uur, in een ongegeneerde toon, onder het genot van roode wijn en sigaren. ▫ Altijd die sigaren en die zwartgerookte stompjes tanden. Dat moet toch eens verbooden worden, ten minste voor priesters. Priesters moogen hun adem toch niet bederven. Zij moeten anderen in 't gezicht blazen bij sommige geleegenheeden, zooals bij het doopsel. Ik bezichtigde ook de groote aardewerkfabriek/ plateel-bakkerij. Ook daar kreeg ik een wonder gelukkige aandoening. De lichte lokalen, de ongeloofelijk vernuftige toestellen (hitte meeten door electriciteit). De vaardige en geduldige werkers. Het was alles mooi. De geur vervolgde mij nog lang. Ik logeerde bij de franciskanen, pastoor de Graaf, pater Krayvanger e.a. | |||||||||||
maandag 22 meiGister en vandaag zeer warm/ vanmorgen 76o. ▫ Gister bijeenkomst op Walden van Mannoury/ van Ginneken, Brouwer en ik. Op 't grasveld onder de kastanje. ▫ Ik voelde zeer dom en onweetend. Wij stichtten onze Signifische Kring. Voorloopig geen leezingen meer. In de ‘Monde nouveau’ een artikel oover mij van Asselin. Een klein stukje van mij oover Walt Whitman. | |||||||||||
[pagina 2007]
| |||||||||||
woensdag 24 meiNog geweldig warm, 80o/ 1½o hooger dan ooit in Mei. ▫ De warmte doet me slap en ligt voelen. Min of meer duizelig. Zoo zal het ook wel zijn, als ziel en lichaam afscheid neemen. Maar dan nog wat heeviger. Een droeve brief van Uppie. Ik ben in alle opzichten weer gedaald. Een brief van pater Schutte. Gister dacht ik aan mijn drama te kunnen beginnen, maar 't is te heet. | |||||||||||
zaterdag 27 meiAls 't niet was om de droogte dan ware het ideaal weer. Frisch, lekker warm en toch koel. Ik loop in een licht katoenen pakje. ▫ Maar er valt weer geen reegen, net als verleeden jaar. Op heemelvaartsdag een stroom van fiets-rijders en auto's voorbij ons huis. Stof en stank. Ik ging naar Tjebbes, op de Valk, en zwom daar bij 't idyllische grasveldje in de vaart. Met Evert. Gister zeer ellendig, een drift-uitbarsting teegen Evert. Arme jongen, wat zal hij nog te kampen hebben. ▫ Vandaag wat meer rust. Schijn en Weezen is voltooid en verscheenen. En met hoeveel hoop werd het begonnen. Maar al 't gezwoeg
was niet genoeg -
| |||||||||||
zondag 28 meiVolkoomen 't zelfde weer. Heldere zonneschijn, diep blauwe heemel, kleine witte wolkjes, lekkere temperatuur - maar droog, droog, droog. Ik begon het 4e artikel Schepping II. ▫ Er leefde iets in mij op. Ik wil aan mijn drama beginnen. En als ik 't zoo zeg en wil, dan gebeurt het ook wel. Ik antwoordde Uppie. Ik las Schijn en Weezen terwijl Truida Mozart speelde. Toen kwam er gecombineerd genot, dat mij zeer ontroerde. | |||||||||||
[pagina 2008]
| |||||||||||
maandag 29 meiPrachtig weer, maar droog! ▫ Ik begin iets van de rust te voelen die voortkomt uit het teruggetrokken leeven op Walden. Een gereegelde werktijd, geen afleiding, rustige lectuur. Er is ook een schoone lente-stemming in. Ik denk aan den ouden tijd met Martha, toen ik Shelley lag te leezen op de hei en in de boschjes. Had ik toen maar enkel dichter willen blijven. Maar ik wilde meer. Is dat nu goed geweest? Nu kom ik tot dat leeven terug, maar vermoeid en uitgeput en gekneusd, en bedorven. Hjalmar schrijft dat hij al zijn geld verlooren heeft. Ik wou dat ik hem helpen kon. Ik lees Stifter, een droog boek, maar gezond. | |||||||||||
donderdag 1 juniPrachtig, warm weer. Maar aanhoudende droogte. ▫ Nu wordt droogte ons schrikbeeld. Vroeger dachten wij weinig daar oover. Sinds 1921 is het gevaar steeds vóór ons. Het is nu weer warm en stil, maar tot onweer komt het niet. Dinsdag was ik in Amsterdam, alleen voor de Groene-vergadering. Ik viel met mijn fiets toen Hugo mij van den trein haalde. ▫ De ouderdom vermindert de reactie snelheid, bij plotseling moeten handelen. Vandaar het gevaar voor fiets-ongevallen, het duurt te lang eer ik ingrijp, en dan is 't te laat. Ik voelde den trek van vertwijfeling op mijn gezicht: ‘daar ga ik!’ Zoo ging het R. Rolland, en prof van Wijk. Gister twee bezoeken die mij aangenaam waren. Van een Mr Roost, een jong, joodsch Antwerpenaar die Dr in de rechten is en oover G.G.B. wil spreeken op een conferentie. Een keurig, bescheiden man, met donker uiterlijk. Spreekt Vlaamsch, maar slecht. De ander was een jonge architect, Adriaans, die een productieve associatie van bouwkundigen stichtte en nu geestverwanten in Vlaanderen wil gaan zoeken. ▫ Een flinke, geestdriftige jonge man. Ik sprak vrij lang teegen hen. Daardoor kreeg ik ook ideeën oover mijn reede in Varese. Ik heb waarlijk stof genoeg. Maar ik moet er vroeg mee beginnen. Want ik werk niet meer zoo snel. Gister met Truida bij Annie koffie-gedronken, in het idyllische huisje, met het mooye uitzicht oover de akkers en de hei van Hilversum. | |||||||||||
[pagina *81]
| |||||||||||
87 Hans van Eeden
| |||||||||||
[pagina *82]
| |||||||||||
88 Hugo van Eeden
| |||||||||||
[pagina 2009]
| |||||||||||
Thijsse is doctor geworden, nu hij heeft het wel verdiend. Er moest een jaargeld bij. | |||||||||||
vrijdag 2 juniSteeds droog en warm. Maar meer bewolking. ▫ Het is heeden een betrekkelijk goeden dag. Ik biechtte weer van morgen en voelde er baat bij. ▫ Door de biecht dwingen wij onszelven onze ongunstige zijde aan het licht te stellen, en onze verborgen gebreeken, met schande en al, aan een vreemde, die welgezind is, voor te leggen. ▫ Dat verfrischt en verreint. ▫ De Communie was ook werksaam van daag. Ik zag gister in de courant dat men een stuk van mij wil opvoeren in Berlijn. Ik weet niet wie daarachter zit. ‘Alles was ist, (geschaffene) sei es noch so gross und gut, besteht eine Zeit, erfüllt seinen Zweck und geht vorüber.’ (Adalbert Stifter, Nachsommer). | |||||||||||
woensdag 7 juniNog steeds droogte. Koele Noordelijke wind en heldere zon. Het is verwonderlijk hoe de planten het uithouden. De bodem lijkt asch en toch weeten de lage planten en de boomen er vocht uit te zuigen. De stamroozen staan frisch en bloeyen rijkelijk. De pinksterdagen waren zonnig en druk van dagjesmenschen. Wij deeden een zeiltocht naar het fort Uitermeer, met mijn schoonzuster Cor en haar man August Janssen. Het was genoegelijk. Gister in Amsterdam, ik was reedelijk wel, van daag wel somberder. Soendar Singh komt in 't land. Wij hoopen op een ontmoeting. | |||||||||||
vrijdag 9 juniBedekt weer, broeyend. Maar nog geen drop reegen. ▫ Gister waren wij bij de Boetzelaars op Randwijk en spraken met Soendar Singh. ▫ Ik ging er rustig heen, en had geen illuzie en verloor er daarom ook geen. Hij is zacht en beminnelijk maar hij gaf zich niet en hij weerde af in plaats van tot zich te trekken. ▫ Toch was het een gelukkige dag. Huis en park groot en weelderig, met de echte, deegelijke oud-hollandsch-aristocratische weelde. ▫ De menschen lief en eenvoudig. Een licht huis vol bloemen. | |||||||||||
[pagina 2010]
| |||||||||||
aant.
De Saddhoe was merkbaar anti-roomsch. Hij gebruikte de bekende argumenten. De onnoodige bemiddelaars (heiligen) de aanbidding van Maria. Vooral merkwaardig was zijn opinie oover de kwade weezens die ons ooveral bedreigen. ‘They are so clever, much more clever than you or I. They know how to flatter you. They call on your best qualities - and then, after many years perhaps, they tell you that you are an apostle or God self. I had the experience. Perhaps 99% of what they tell you is true, but that 1% is enough to corrupt you’. (Dit heb ik meer gehoord maar ik weet niet van wie). De baron is een deftig en goedhartig man, die zich veel moeite geeft voor den Saddhoe. Hij wil hem zelfs naar Engeland brengen. ▫ De barones is eeven eenvoudig als haar man. Simpel gekleed. Zeer godsdienstig. ▫ Haar moeder was er ook en sprak met mij oover mijn Katholicisme, hetgeen haar zeer aangreep en tot tranen bewoog. | |||||||||||
zaterdag 10 juniVan nacht werd ik wakker en hoorde het lieflijke gelijkmatige geruisch van reegen. Dat was een heerlijk gehoor. ▫ Op dit oogenblik reegent het nog. De roozen bloeyen oopen. Wij spreeken nog veel oover den Saddhoe. Mijn vrouw is in 't geheel niet gedes-illusioneerd. Zij voelt eeven eerbiedig en bewonderend voor hem. Maar zij wenscht dat hij roomsch zal worden. Zij schreef hem oover de hostie en de eucharistie. Zooiets zou mij niet goed afgaan. Ik ben een zeer slecht propagandist. Ik was deeze week vervuld van een drama, één-acter, van een Scandinaviër, getiteld ‘le moment difficile’. Het is een gesprek tusschen twee afgestorvenen, waarvan de een pas gestorven is door een spoorongeluk, en het niet weet. De ander is gebocheld en al sints lang gestorven. Ze waren meede-minnaars en spreeken nu oover hun geliefde. Het is prachtig. Ieder woord zwaar van dramatische emotie, en van super-natureele kennis. | |||||||||||
[pagina 2011]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
woensdag 14 juniVrij goed weer, maar weer droog. ▫ Gisteren was ik met mijn lieve vrouw en de juffrouw bij de voordracht in Utrecht. Wij konden onzen vriend de Saddhoe nog een laatste groet brengen. Er was vertrouwelijkheid in zijn oogen. Juist wat ik verlangde en hoopte. Het was een droomerige dag. Ik zat lang te peinzen in 't Vondelpark. Ik at in Amsterdam en bezocht mijn nicht Lebret, steeds in gepeins. Eerst zeer smartelijk, later beeter. ▫ Het was zacht weer en ik vond de steeden mooi, met hun helder groene boomen. Ik zal schrijven oover den Saddhoe. | |||||||||||
zondag 18 juniKoel wolkenweer. Gister en van daag kleine reegenbuitjes. ▫ Ik schreef oover den Saddhoe. Men heeft hem bespot in de Groene. Charivarius (Trinité). Ik heb een sterk artikel er teegen geschreeven. Vandaag ben ik mijn Fransche reede aangevangen. Ik geloof dat het mij gelukken zal. Ik was met Annie Bosch bij de voordracht in Amsterdam, en ik sprak onzen vriend voor 't laatst voor zijn vertrek. God mooge hem sterken. Ik was geroerd den teederen eedelen man daar te zien staan tusschen de kleine oppervlakkige menschen. Vrijdag bezocht ik onze verwanten, de dochter van Allard Pierson, en haar zieken man, in hun fraaye wooning. Gisteren zag ik de tentoonstelling van meedewerkers aan de Amsterdammer. Het was niet veel zaaks. Dilettanten werk. En ik vond er ook weinig | |||||||||||
[pagina 2012]
| |||||||||||
menschen die mij aantrokken. Ik ging spoedig heen. De aardige bijeenkomsten van vroeger zijn er niet meer. Maar ik ben vandaag zeer rustig geworden. Ik zie ook niet op teegen de reis. Ik zal oover Keulen en Frankfort gaan. Ik lees in het boek van Stifter. Gezonde kalme lectuur. De heerlijke roozen beginnen te bloeyen. Mijn lieve vrouw is nog steeds vervuld van onzen vriend. | |||||||||||
maandag 19 juniBewolkt. ▫ Een doodelijk ongeluk van een huurder van de fabriek achter ons huis. Een motor-reparateur dien wij al vaak waarschuuwden voor zijn razende tochten en woest rijden, is nu aan zijn eind gekoomen, zooals wij allen al verwachtten. Zooals hij reed was God verzoeken. Nu is hij onder een vrachtwagen gekoomen en met zijn machine verpletterd. Hij laat een jonge vrouw en een ongebooren kind na. Welk een ontwaken wacht dien man, vervuld van geld-verdienen en hard rijden. | |||||||||||
donderdag 22 juniSteeds mooi, maar droog weer. Zonnig en lekker koel. Eergister een crisis in de Groene redactie. ▫ Ik ging er Dinsdag nog al opgewekt heen. Toen kwam Kernkamp met zijn oppositie teegen mijn artikel oover S. Singh. Maar ditmaal gaf ik niet toe. Hier was het een essentieele zaak. Het was de hoofdzaak, de ziel van 't artikel, die hij er uit wilde hebben. Ik riep terstond alle redactie leeden en Holkema bij elkaar. Maar ik wist wel dat het niet baten zou. Kernkamp werd kwaad en sloeg met de vuist op tafel. Ik was geheel kalm, en deed hem na, alsof het van hem maar een grapje was. Toen werd hij kalmer, maar hij was toch zeer nerveus. Juffrouw Rogge stond mij bij, maar poogde mij te beweegen het stuk terug te neemen, omdat het toch ‘te fijn’ was. Kernkamp zei, dat ik geen godsdienst meer in mijn stukken mocht brengen. Charivarius zweeg/ ik geloof dat hij beschaamd was. Ik wees op onze afhankelijkheid van Holkema, die het geld had en ons feitelijk benoemde en ontsloeg. Toen ik zag dat niemand een pooging tot verzoening durfde doen, nam ik mijn stuk terug en ging heen. Nog met een woord van dank voor hun aangename bijeenkomsten. Ik voelde mijn houding goed, een daad die mijn Heer goed zal keuren. Ik zal natuurlijk nog tobben oover het geldverlies, als ik die 150 per maand | |||||||||||
[pagina 2013]
| |||||||||||
aant.
Juist vóór de vergadering zag ik Brondgeest den acteur, en sprak hem oover het refuus van Isméa. Hij was verontwaardigd en beloofde mij er werk van te maken. Gister zag ik het prachtige huis van Jaap London. Het is een meesterwerk, maar hoe kan iemand zooiets maken in een tijd vol ellende, waarvan hij zelf zeide, terwijl wij rustig op zijn fraai terras zaten, dat de ellende vreesselijk was. Annie Bosch verwacht een kindje. Dus zal er voor eerst niet veel van onze bijeenkomsten koomen. God sterke mij. Ik ben droevig en beklemd. Van morgen biechtte en communieerde ik. | |||||||||||
maandag 26 juniGuur en reegenachtig. ▫ Mijn vriend Rathenau vermoord. Dat is de tweede uit den Kring. Landauer de eerste. Ik houd van Rathenau, ik heb hem in den Kring altijd vóórgesprooken. Welk een misdaad! Een zelfmoord voor het volk dat zijn eigen krachten vernielt. Gister Signifische Kring. Het viertal compleet. Wij zullen nu meer naar buiten gaan werken. Van Ginnike had het plan een seminar te stichten voor significa. | |||||||||||
woensdag 28 juniBedekt, reegenachtig, zoel en groeizaam weer. ▫ Gister nog weer zoo'n afschuwelijke vergadering. Ik voelde verzoenend, ik was lang in de kerk geweest en had gebeeden. Ik nam mij voor om zacht en liefderijk te zijn. Salomonson sprak mij en deed een zwakke pooging, door te vragen of ik niet amende honorable zou willen doen. Dat was te gek. Kernkamp was kwaad en hard, de aanvallen in de kranten hadden hem kwaad gemaakt. Hij verzeekerde mij dat ik mijn brief van ontslag zou krijgen. Hij en Charivarius zijn felle roomschen-haters. ▫ Ik zat een langen tijd zeer stil, in afwachting, de anderen ook. Eindelijk stond ik op en zei den volgenden dinsdag terug te zullen koomen. Kernkamp zei echter: ‘dat is te zeggen, | |||||||||||
[pagina 2014]
| |||||||||||
u is dan geen redacteur meer’. ▫ Waarop ik lachend inviel: ‘O dan mag ik niet meer in deeze kamer koomen’. ▫ Ik dacht of zij mij door de politie zouden laten verwijderen. Ik at bij de Jong. Ik sliep slecht en ben diep somber. Dankbaar dat mijn lieve vrouw naast me was, met haar trouwe teederheid. Ik weifel nog of ik alles wat aan de krant herinnert zal vermijden of nog een afscheid neemen. Want ik ben weggeloopen zonder iemand te groeten. ▫ Het nageslacht zal van die redactie alleen schande spreeken als de menschen die mij om des geloofs wille hebben uitgestooten. ▫ Ontslagbrief kwam des morgens vroeg. | |||||||||||
vrijdag 30 juniGister zware reegens met donker. Vandaag koel, frisch, zonnig. ▫ Ik kreeg gister een goedhartige brief van Herman Salomonson. Het geval was hem meer tot verdriet dan tot ergernis, schreef hij. Hij bedoelde mijn publicatie in de Tijd. Ik was gister zeer rustig. Het was een Zondag, en ik was blij buiten te zijn en vrij. Petrus & Paulus dag. Nu moet ik haastig aan mijn Fransche reede denken, het vordert maar langsaam. | |||||||||||
maandag 3 juliVrij goed, bewolkt weer. ▫ Zaterdag een dag met Thijsse in de Naardermeer. Een dag vol licht en zon. Nu en dan beklemming, door 't gevaar. Maar niemand merkte het. ▫ Vreemd die sombere vrees bij het oud worden. Men moest toch juist onverschilliger worden. Vroeger wist ik niets van zulke angsten. Maar ik weet nu hoe mijn ouders het ook hadden. Dan lachte ik ze uit. Gisteren een lange wandeling met Milos Seifert en de jongens. Naar Bluk. Het was recht prettig. Ik voel me na die breuk met de Amsterdammer veel vrijer en opgewekter. Ik heb ook wat voor het geloof geleeden en gedaan. En hoe weinig nog maar. Toch geeft het voldoening. De tocht op 't Naardermeer was in 't gezelschap van de heer Loeb en zoon, de heer Slijper, Jaap London, Thijsse en ik. De eerste oprechte waardeering van Isméa als tooneelspel. Door Brondgeest. | |||||||||||
[pagina 2015]
| |||||||||||
donderdag 6 juliStorm en reegen, maar warm. ▫ Maandag een uur naar cijfers zitten luisteren, bij den kantonrechter en den notaris. Welk een verkwisting van tijd en energie. Hoeveel zou men winnen aan tijd en kracht als allen eeven onverschillig omtrent geld waren als ik. Dan was er geen gereeken meer noodig en men kon de geesteskracht en arbeid beeter aanwenden. Het deprimeerde me als al zulke dorre zaken. Dinsdag met Milos Seifert en de jongens in Amsterdam. Wij zagen den Hortus. Het was heerlijk. Het was een van de rustigste en gelukkigste dagen. Al dat oneindig verscheiden plantenleeven, die vreemde bloemen, die rijke geuren - al dat zoele en zoomersche. Wij aten in Americain. De schuchtere Tsjech had weer eenige dagen gelogeerd. Hij is hier zoo gelukkig zegt hij. Ik mag hem ook wel, en hij is zoo vol waardeering en eerbied. Ik maak mij alleen wel eens ongerust of zijn liefde voor de jongens voor hen niet gevaarlijk is. Gister, Woensdag een vreesselijke dag. Een brief van Salomonson vol wanbegrip. En des avonds ongerustheid oover Hugo die naar Utrecht was gereeden en veel te laat kwam. Ik zat onder een boom hem af te wachten, bij den viersprong op de Hilversumsche straatweg, en ik was ellendig. Jammerlijk ellendig, zoo erg als ooit. Zonder mijn geloof was het niet te dragen. Ik las mijn Fransche reede vóór, en het ging nog al goed. | |||||||||||
zaterdag 8 juliGoed weer. Gister en eergister storm en heevige reegens. Het gewas staat goed. Ik ging gisteren een praatje maken bij den pastoor. En het deed mij goed. Hij begrijpt mijn positie en is deelneemend, verstandig en hartelijk. Hij zei dat het niet noodig was dat ik geldelijk verlies zou lijden door mijn uitzetting uit de Groene. Daarvoor zou hij wel zorgen. Ik kon er op reekenen hetzelfde te krijgen als de Groene gaf. ▫ Ik nam het niet aan maar ik was blij om de gezindheid die er uit sprak. Het gaf mij rust. Onder ons gesprek kwam het telefoon-bericht met de uitslag van de stemmingen. Rechts een groote meerderheid. Ik werk rustig aan mijn Fransche reede. Het is goed zoo, ik behoef mij niet op te jagen. Ik heb eenige aanspraak op gerust arbeiden, zonder oover- | |||||||||||
[pagina 2016]
| |||||||||||
aant.
Ik schreef aan mijn peeter, Piet van der Meer omtrent meedewerking aan De Nieuwe Eeuw. | |||||||||||
dinsdag 11 juliMooi weer. ▫ Ik tob oover het schoolgaan van de jongens. Ik heb nu hun plaats aangevraagd in niet-Roomsche schoolen. En daarbij heb ik niet diep nagedacht. Nu vrees ik daarbij niet goed gedaan te hebben. Er zijn wel Roomsche schoolen maar daaraan waren bezwaren verbonden. Een R.K.H.B.S. in Hilversum, waarbij Evert elken dag door de drukte zou moeten fietsen. Een gymnasium pas in wording. ▫ Ik denk nu steeds aan het college te Katwijk. Waar die aardige jongens mij zoo mooi huldigden, waar het prachtige park is, en het deftige oude huis. Maar kunnen wij Hugo hier missen? | |||||||||||
zaterdag 15 juliVeel reegen. ▫ De Fransche toespraak is af. Deo Gratias. Ik wilde dat hij al was uitgesprooken, en dat ik weer thuis zat. Ik weet nog niet hoe ik de reis zal maken. Amsterdam-Keulen,Neufchâtel. Dan Villeneuve-Varese. Terug weer oover Neufchâtel, Bazel, Frankfort a/M (15 Aug. - 24). ▫ | |||||||||||
[pagina 2017]
| |||||||||||
Bertus zal mij in Bazel treffen. Gister was ik bij hem. Van de retraite in Overvoorde zal niet veel koomen. Mijn arme, lieve vrouw heeft het zwaar. De dierbare ♁ die haar troost is, laat niets van zich merken. Haar dagelijks werk valt haar zwaar. Ze is zoo zwak. ▫ Hoe worden wij gevoeligen beproefd! Alles in onze ziel doet pijn. | |||||||||||
maandag 17 juliStorm en reegen. ▫ Gister las ik de geheele Fransche reede voor. Ik geloof wel dat het zoo goed is. Ik verlang er naar het uit te spreeken. Nu heb ik de handen vrij. Vrijdag ga ik onderhandelen met de redactie van de Nieuwe Eeuw in Helmond. Dat verheugt me. En dan maar moedig aan Sirius. | |||||||||||
dinsdag 18 juliHet klaart wat op. ▫ Een curieus teeken van zwakker aandacht is het plotseling bemerken dat iemand van de aanweezigen er niet meer is, maar is weggegaan zonder dat het onze aandacht trok. Ik neem Sirius weer op, en ga nu recht aan op het doel. Eerst de quasivergiftiging door den wijn - het leeven in doodsgevaar - het ontvluchten en dan het klooster - de interneering - de ontmoeting met den vader. | |||||||||||
woensdag 19 juliGuur, nat en koud. Storm. ▫ Gister met Hugo in Hilversum. Annie opgezocht in de Ziekenverpleging. Het is gebleeken dat haar zwangerschap extra-uterin was. Ze was in groot leevensgevaar, maar is nu gered. Wij spraken - Truida en ik - oover de beteekenis van deeze bestiering. Ik zag de H.B.S. maar vond het een luguber gebouw, een oude, sombere villa. Nog zijn we in onzeekerheid. Ik las een drama van een jonge Belg, de schrijver heet Isabey en het drama Boudewijn. Maar het deugt niet. Een goed voorbeeld van slechte verheevenheid, ondanks zuivere bedoeling. | |||||||||||
[pagina 2018]
| |||||||||||
zondag 23 juliGoed weer, bewolkt en aangename temperatuur. Gister reegen, maar ik draag toch mijn witte pak. ▫ Vrijdagmorgen vroeg ging ik met Hugo naar Helmond. Het was warm en we waren er om elf uur. We aten bij Pieter v/d Meer, daarna conferentie met de redactie van de Nieuwe eeuw, van Pol, hoofdredacteur, Pieter rubriek literatuur, Hendriks, directeur en uitgeever. ▫ Het vlotte nog al. Ik zal wel een beeter positie krijgen dan aan de Groene. En de geest van het blad is moedig en oprecht. Ze hebben het nu oover het rente-vraagstuk. Teegen 5 uur gingen we naar Oosterhout, in Breda nam ik een auto, om de monniken niet te laten wachten. We kwamen bij 't avond-eeten. Hugo kon niet eeten, van de emotie. De donkere refter, de stille donkere gestalten van de monniken, alles maakte hem nerveus. ▫ Maar Zaterdag was het beeter. Hij had goed geslapen en er was een jonge gast, Steegers, zoon van een Delftsche hoogleeraar, die ik vroeger wel op een leezing ontmoet heb. Deze jongen bemoeide zich met Hugo, het was een hartelijke jongen. Ook de goede pater Jan was vol blijde vriendelijkheid. ▫ Ik voelde me zeer thuis in de abdij. Maar een klein moment was er waarin ik mij iets van de oude ‘nuit obscure’ herinnerde. Pater Schutte praatte weer lang met me. En père Abbé gaf zich de moeite mijn reede oover te leezen. ▫ In een gesprek had ik het ongeluk den naam van Rolland te noemen. Dat bracht bij den abt een onvriendelijke gemoedsbeweeging. Ik merkte hoe Rolland gehaat wordt. Maar ik zal hem niet verloochenen. Ze zijn in de abdij nog veel te nationalistisch. Mijn ‘Kindren Gods’ zal ik maar niet laten leezen. ▫ Het waren goede dagen. Des avonds bedierf ik het weer, door driftig te worden op Hugo, die zich niet wou laten wasschen. En dat zoo'n lange lummel. Ik was vanmorgen zeer somber. Zóó dat de pastoor het opmerkte. Maar het besluit omtrent Evert's school is genoomen. Hij gaat naar de Hilversumsche R.K.H.B.S. Ook de subsidie is op komst. Van daag bezoek van een jonge Groninger, student in Engeland, Smit genaamd. Hij wou mij zien en spreeken om beeter te begrijpen hoe dat wat hij van mij wist moogelijk was. | |||||||||||
[pagina 2019]
| |||||||||||
aant.
Van morgen ga ik voor de Licht-Groene werken. Het zal wel lukken. | |||||||||||
vrijdag 28 juliVrij goed weer. ▫ Het gaat mij elken morgen slecht - eerst laat teegen den nacht word ik wat beeter. De Abt raadt mij af deeze Fransche reede te houden. Dit is een groote moeyelijkheid. Hoe moet ik hierin handelen. Ik kan geen nieuwe reede maken, en ik kan toch die menschen niet teleurstellen. ▫ 't Eenige wat ik doen kan is schrappen wat niet strikt noodig is. | |||||||||||
zondag 30 juliOvervoorde. Het is reegenachtig, maar niet koud. ▫ Ik zit in een kamer van een oud aristocratisch buiten, Overvoorde, van de familie Wassenaer(?). Het huis is oud, maar in de 19e eeuwsche renaissance zoogenaamd verfraaid en geriefelijk gemaakt. Maar daardoor is al het mooye verdweenen. Een mooi deurtje bleef, in de kamers lichte behangsels. Nu alles door katholieke symboolen getooid. ▫ Buiten een park van zwaar digt hout. Oude stallen en bijgebouwen alle verwilderd, en verwaarloosd. Het bosch is als dat van de schoone Slaapster. ▫ Evert heeft daar allerlei plezier, bloemen en planten zoeken in 't kreupelhout. Timmeren en knutselen bij een zestal jonge Katholieken die zich voorbereiden voor het onderwijzen der Katholieke leer. ▫ Een van hen bezoekt in Den Haag zestien hofjes waar hij toespraken houdt en dan komt hij des avonds nog met de viets terug. Gister was ik bij Hans en Mietje, met Evert. Des middags liet Hans aan Evert de fabriek zien, waarin Evert zeer genoot. Wij aten bij Carry, die jarig was en wandelden toen naar Overvoorde, | |||||||||||
[pagina 2020]
| |||||||||||
aant.
Voor mij is alles droef en mistroostig. Het is schandelijk ondankbaar maar ik kan er niet aan veranderen. Bidden helpt niet, ook de communie niet - het laat mij alles droef en beklemd. Ik zie op teegen alles, ook teegen de eis naar Italië. Van Ginniken doet machtig werk. Maar hij zegt toch ook weer veel dat mij niet smaakvol of tactvol lijkt. ▫ Zijn toespraak gisteravond duurde van 9 tot 11. Zeer goed en nuttig was zijn bespreeking van het ontstaan der evangelies. | |||||||||||
maandag 31 juliKoel, zonnig wolkenweer. ▫ Ik had een slechte nacht. Ik was zeer onrustig en terneergeslagen. Ik had slechte gedachten en ik wilde niet communiëeren eer ik absolutie gehad had. Maar pater de Jong zei dat hij niet geloofde in die zonde. Ik maakte gister nog een viets-tochtje, ondanks harde wind, en dronk thee bij Carry. Pater de Jonge toonde veel liefde en wijsheid in het beoordeelen van mijn reede. Met zijn correcties durf ik de voordracht wel aan. | |||||||||||
dinsdag 1 augustusMooi, zonnig weer. ▫ Gedenkdag van mijn moeder. Heeden weer op Walden. Gemengde, ja, zeer disparate gevoelens. Ik heb er toch, in mijn ellende in Overvoorde, geluk gehad. Maar dat voel ik eerst nu, nu 't alles al voorbij is. Ik herdenk graag alle bizonderheeden, de mooie voordeur, de ruime zalen. De vijvers en gazons. Het vochtige zware bosch, Holland's oerbosch. Waarbij het alles hier schraal en dor lijkt. Thuis onheil. Mien Burgers kreeg een heevige bloedspuwing. En ik kan haar slecht missen. Ze is in de Majella-stichting en houdt zich nog flink. Ik deed geldbesognes in Amsterdam, voor de reis. Ik besloot als het kon toch maar dóór te gaan tot Rome. Vooral om pater Oppenraay te spreeken. De geïmproviseerde gebeeden van de leiders der retraite bevielen mij niet. Dat kan niet vergeleeken worden met het bidden der monniken. ▫ Ik voelde wel dat er nog wat voor mij te doen is. Eenheid van sociaal werk en boovennatuurlijk werk. En God's barmhartigheid. Van Ginneken sprak van God's ‘karakter’. Dat is mal. Het drukt uit dat | |||||||||||
[pagina 2021]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
woensdag 2 augustusIk sliep goed en ontwaakte zeer droefgeestig. ▫ Pater Jan van Gennep verwacht ‘gouden bergen’ van mij. Och arm! Ja, het is toch niet juist, in den Zondvloed barmhartigheid te willen zien. Het menschvolk moest uitgeroeid, omdat het slecht was uitgevallen. Dit kunnen wij niet begrijpen, maar een oprecht eerlijk mensch mag toch niet zeggen dat hij die straf als ‘barmhartig’ gevoelt. Natuurlijk was die straf goed. Maar elke pooging om ze in oovereenstemming te brengen met wat wij - onder menschen - barmhartig noemen, dat is bij oprechte menschen niet moogelijk. ▫ Job sprak ook niet van barmhartigheid, maar van toorn en van macht. ▫ En toch is Jezus de eeuwige vergeeving en de oneindige liefde. Dit moet ik nog bijeenbrengen. Tot nog is het ons niet geslaagd de gevoelde eenheid onder woorden en termen te brengen. Het is nog onuitgesprooken. En ik ben zoo zwak en zoo slecht. Ik moet aan Maria Magdalena denken. Zij recidiveerde zeven maal. En haar werd vergeeven omdat ze veel had bemind. Na een goede nacht een afschuwelijke morgen. Geen enkele schuilplaats voor mijn gedachten. Alles kwelt mij. | |||||||||||
donderdag 3 augustusReegen. Ik slaap goed, maar ben zeer gedeprimeerd. Gister is ons Boek verscheenen, zooals bleek uit de berichtjes in de couranten. Mijn lieve vrouw juichte. Zoo lang heeft zij geduld geoefend. ▫ Ikzelf ben zeer onrustig. Aan Overvoorde denk ik met voldoening. Het was goed. Ik las het leeven en sterven van Nelson. Hij wordt gepreezen als een groot held. Zijn dood wordt schoon geacht. Toch is het nog maar T1. | |||||||||||
[pagina 2022]
| |||||||||||
Maar wij zijn het eens. Alleen moet het veele malen, door verschillende menschen herzegd worden. | |||||||||||
zaterdag 5 augustusMooi, warm weer. Alles frisch door den reegen. Vanmorgen was ik bij Monseigneur, die mij blijkbaar iets liefs wou bewijzen. Evert zwerft door het land, van Overvoorde tot de H. Land-stichting, met mij onbekende maar betrouwbare kamaraads. Het was een morgen die slecht begon. Toen kwam er redding. Ik voelde Gods leiding weer. En ik zal krachtiger volhouden dan ooit. | |||||||||||
donderdag 10 augustusLekker frisch, zonnig weer. ▫ Eenige rijke en belangrijke dagen achter den rug. Zondag 6 Augustus was ik in de Horstermeer en ontmoette een van mijn oude kolonisten Jan Koorn. Een gebaarde ernstige werker. ▫ De polder zag er voorspoedig uit. Weidsch en grootsch, het vlakke polderland. Maandag ging ik met Hugo op stap. Aanvankelijk stort-reegen. Maar we hielden vol. Eerst oover Ede naar Bennekom. Daar Betsy gesprooken. Toen bij Carry koffie-gedronken. Gewandeld bij droog lekker weer, naar Heelsum en Doorwerth, Westerbouwing en Arnhem. Des avonds was de stad mooi in 't zonlicht, aan de breede, blanke rivier. We sliepen in Hotel Cornel, in de stad. We zagen nog een bioscoop. Dinsdag om half negen naar Nijmegen. Daar was Evert aan 't station en Trip, de brave, vroome en goedhartige vriend die Evert had meegenoomen. Ik ben zoo blij dat deeze man hen bij zich nam, ze kunnen geen beeter steun vinden, in hun weifelende leevenstijd. Er was nog een neef van Trip, en een schilder, jong en kolossaal, Ernst Voorhoeve. Des middags gingen we naar pastoor Suys en zagen het Heilige land, zoo goed als ik het nog nooit zag. Ik kreeg respect voor den dapperen kleinen pastoor die vier malen per dag uitleg geeft en den weg wijst. En hij had zulk een rustige, zeekere en vaste expressie. Geheel zonder de nerveuze spanning van anderen die een groot werk doen. 'S middags zag ik nog het Canisius College met de bibliotheek en het museum. ▫ Ik voelde mij zoo dom en onwaardig. Het kringetje van Trip | |||||||||||
[pagina 2023]
| |||||||||||
aant.
Gister morgen nog een prachtige wandeling, met Trip en pater Kemper, een schrandere, beminnelijke man - en de jongens. We kwamen tot in 't Duitsche land, bij Beek. Ik heb een zware kamp. Maar ik heb van morgen gebiecht en mijn reis gesteld onder de protectie van Maria. Vandaag kwam ook zeegen. Er was heiligheid in de lucht. De pastoor gaf mij nogmaals absolutie voor alle zonden mijns leevens. ▫ En de goede aartsbisschop zond mij zijn beminnelijk schrijven en zijn gave, die mij beschaamd deed voelen. ▫ Nu moet ik Zaterdag - oovermorgen - reizen. God en Maria moogen mij bijstaan. | |||||||||||
vrijdag 11 augustusHet is koel stil weer. Nu gaan wij weer naar den winter, hoogzoomer is voorbij. Van daag ben ik kalm. Koffer-pakken gaat langsaam. Ik vergeet zeeker van alles. Vandaag voel ik productief. Maar ik moet morgen weer in de spoorcoupé - dan kan ik wel peinzen, maar niet schrijven. Wij aten bij mijn zwager en schoonzuster, Janssen. Het was een saai pension en een niet zeer interessant gesprek. Ik denk oover ‘Trots verbrijzeld’ en ook ‘de Promethiden’. ▫ Ik wil dien trotschen mensch schilderen en hem dan breeken. De geniale zoon, en de vroome moeder, door hem geplaagd. ▫ Mijn eerste bewust vroome stuk. Na mijn reis, als Maria mij beschermt, en ik ben weer veilig thuis, dan ga ik hier ijverig aan 't werk. S. & S. en T.V. | |||||||||||
zondag 13 augustusBedekt, koel weer. Ik heb het te koud in zoomerkostuum. ▫ Ik zit nu in Homburg, Haus Lioba. Gisteren de eerste lange spoorrit, van Bussum naar Frankfurt en toen naar Homburg. ▫ De reis was niet prettig - ik ken geen plezier meer op reis. Maar toch vrij goed, met maar weinige radelooze momenten. Ik was blij toen ik Ella Geldmacher aan den trein zag, in Wiesbaden. De Rijnstreek had ik heel mooi gevonden, mooyer dan ooit. En de ontvangst | |||||||||||
[pagina 2024]
| |||||||||||
op Lioba was uiterst hartelijk. Het gansche huis was in feestelijke stemming bij mijn komst. En ik zag het nu alles mooi, en ondervond het welkom als een zeegen. Het was alsof ik Maria's bescherming voelde. Het zijn toch ook zulke warm-voelende en liefdevolle menschen. Wij aten op 't terras, erg frisch, en de gastheer haalde zijn fijnste wijn uit den kelder. Ik dronk er eenige glazen van. Ik werd om zes uur gewekt door de Kur-Kapelle, die choraal speelde. Ik had wat hoofdpijn. Ik bemerkte dat de geringe hoeveelheid alcohol het tempo van alles wat gebeurde versnelde en tegelijk het beeld van wat er gebeurd was soms geheel en al weg-vaagde. Maar na 't opstaan was ik weer frisch. Toen zag ik echter het leelijke in de wooning Lioba, de geestdrift zonder goeden smaak. Het niet begrijpen van mijn weezen door Ella, en daardoor de groote vereering onbetrouwbaar makend. Van kunst voelt ze niets, ze heeft geen kleurenzin. Het jongste meisje is lief, maar een salonpoppetje. Nu ben ik weer in de bekende toestand van reis-melancholie, waarin ik naar huis verlang, en er teegen op zie nog verder van huis te gaan. ▫ Toch ben ik dankbaar voor de liefde die ik hier ontvang. | |||||||||||
zondag 13 augustusHet reegent den ganschen dag. Ik was in de kerk van morgen. Het gezang en het orgel waren veel mooyer dan in Bussum, en het ontroerde me. Ik was zoo dankbaar dat ik nu bij de Kerk hoor, en het hier mag bijwoonen als een broeder. Ik ging, zooals vroeger, water drinken aan de heelbron, en zag de jonge badgasten tennissen. Ik herinnerde mij hoe ik dat vroeger - in Langenschwalbach, in Kreuznach, prettig vond. Vooral het luisteren naar de Kur-Kapelle en het vroeg opstaan. ▫ Maar nu moest ik het onwillekeurig met de Communie vergelijken en dan leek het mij zoo leeg en banaal. Ella is nog dezelfde van vroeger. Enthoesiast, hartstochtelijk, hartelijk en liefderijk, en daarbij zelf-ingenoomen, verwaand, reederijk, vol oppervlakkige wijsheid, zonder goeden smaak of kritiek. ▫ Ze verdeedigde heftig haar recht om niet te gelooven aan wat ze ‘firlefanz’ noemde. Ze was Roomsch opgevoed, maar was later haar eigen weg gegaan. En de verruiming van haar horizon had ze aan mij te danken, zegt ze. | |||||||||||
[pagina 2025]
| |||||||||||
Het dochtertje Hertha interesseert me, ze is de eenigste die een kruis draagt. Ik ben stil en kalm, tracht mijn somberheid en heimwee te verbergen. | |||||||||||
maandag 14 augustusHomburg, mooi weer. ▫ Een wandeling naar de Saalburg. Het gaat mij veel beeter, ik ben rustig. Gisteren las ik een deel van mijn reede voor. Ik vond mijn Duitsche gedichtjes, ik heb er thuis nog meer. Het zou jammer zijn als ze weg-raakten. ▫ Frau Marquard, de Engelsche, was er met haar dochtertje. ▫ De Saalburg treft mij altijd. | |||||||||||
woensdag 16 augustusBevaix. Zonnig, maar koele wind. ▫ Een eindeloos lange spoordag gisteren. Ik werd ongeduldig. Het was van Homburg dat ik om 6 uur 's morgens verliet, tot het huis van Suuze waar ik gister avond 9½ uur aankwam. Door een heevig onweer, dat veele uuren duurde sliep ik van Maandag op Dinsdag bijna niet. Nu deezen nacht sliep ik goed, maar werd toen ook zeer mismoedig wakker. Ik ben nu nog zeer droevig en heem-zuchtig. Ik zie zwaar op teegen de reizen die ik nog doen moet, heen en terug naar Lugano. Maar ik vond wel troost in de gedachte van het nichtje dat ik nu besloot mee naar Holland te neemen. Een dochtertje van den blinden Poolschen eedelman die met Truida's zuster Wout was getrouwd en nu ooverleeden is, en de weduwe met vier kinderen arm achter liet. Het meisje is 14 jaar en heet Nella. Zij schijnt mij zeer ernstig en vroom van aanleg. Een lief gezicht, en ijverig, gedienstig - verlangend in een katholiek gezin te koomen. ▫ Het is me alsof ik deeze reis moest doen om dit kind. En of hier de invloed van de H. Maria werkt, aan wie ik de reis opdroeg ter bescherming. | |||||||||||
donderdag 17 augustusPrachtig weer. Zooals meestal in Bevaix. Het is toch een prachtig land en een heerlijk klimaat. Het is weer recht droevig met me gesteld. Ook vannacht was ik vroeg wakker en kon niet weer inslapen. Dan koomen de zorgen teegen den dageraad. En het blijft maar steeds folteren terwijl ik toch geen reeden er | |||||||||||
[pagina 2026]
| |||||||||||
voor heb. Maar het alleen reizen, die lange trajecten, terwijl ik telkens wat mis omdat ik niet weet waar ik de dingen geborgen heb - het maakt mij radeloos. En toch ben ik zoo graag in Zwitserland. ▫ Maar dan moet ik telkens denken: als er eens iets me ooverkwam, als ik de jongens om hun vader zou laten schreien. En dan ben ik doodelijk beklemd. En ik zeg telkens: het kan niet weer gebeuren. Ik mag het niet meer alleen onderneemen, misschien heelemaal nooit meer. En dan spijt het me om de lieflijke heuvelen en het blauwe meer. ▫ Ook moet ik Nella Gustowsky veilig bij ons brengen. De H. Moeder wil het. Het is zulk een lief kind. Ik weet dat ik er een zeegen mee in huis breng. ▫ Gister maakte ik een prachtige wandeling met Nella en Suze, oover de heuvelen en door het bosch. Ik las mijn Fransche reede voor. Het ging reedelijk wel. Het is hier een vroolijk, leevendig huishouden. ▫ Physiek ben ik goed. Van middag ga ik naar Villeneuve bij Rolland, die mij een telegram zond. Ik zit nu in Lausanne, bij prachtig weer. De sluyer is verdweenen. Ik voel nu weer normaal. ▫ Het is een rustige, zonnige sfeer. Niet drukkend maar frisch en verkwikkend. Er is een schaduwrijke platanen weg naar de landingsplaats der booten - men zit in de zonnige schaduw en slentert en drinkt thee. Waar is nu mijn zorg? Ik kan zonder pijn aan alles denken als een gewoon mensch. En ik heb een kinderlijke neiging om nu toch vooral als gezond mensch te worden aangezien. Nu denken ze allen dat ik precies ben als zij. Van de folteringen in mij weeten ze niets. Ik vind dat aandoenlijk van mezelf. Welk een dierbaar land is Zwitserland. Toch het beste land ter waereld. Holland is er in veele opzichten mee gelijk, maar Holland is geworden wat het is door vuile hartstocht, die moet het eerst nog boeten. Ook heeft Holland meer kunstzin. Maar hier is de Maatschappij gezonder, en het klimaat genadiger en het land grootscher. ▫ Hoe heerlijk is de Jura. | |||||||||||
vrijdag 18 augustusVilleneuve. Nu zit ik bij prachtig weer, voor een groot hotelraam van een reusachtig hotel. Hotel Byron, waar Rolland mij onderdak bracht. Het is hier volstrekt leedig, doodsch en van een grandiooze saaiheid. De sneeuwtoppen aan de ooverkant, de fijne blauwe tinten, het doodstille loover, alles eeven kalm, eeven grootsch, eeven verveelend. Ik zou hier niet spoedig gewennen. En verschrikkelijk is zoo'n hotel, met al die leege | |||||||||||
[pagina 2027]
| |||||||||||
kamers, die gladde parket-vloeren, die akelige luxe voor waereld-zatte menschen, die niets hoogers kennen en meenen dat ze hier echt ‘genieten’ zullen. En die leegte, er is werkelijk niemand, waar moet die luxe van bestaan? De Rollands woonen op een kleine villa, vlak hier naast, met zijn zuster en zijn vader. Een type als Victor Hugo. We hebben lang treinen zitten bestudeeren. Iets wat ik niet meer kan. Van avond moet ik naar Luzern spooren en morgen van daar naar Lugano door de Gothard-baan. ▫ Ik kom weer in onveilige sfeeren. Ik zal wel zoo snel moogelijk Lugano ontvlieden. Ware het al reeds zoo ver! | |||||||||||
zaterdag 19 augustusMooi, warm weer. Luzern. Ik ben toch een wonderlijk weezen. Gister heb ik den ganschen dag met Romain zitten praten, in den tuin vol zon, de groote bergen rondom. Wij spraken beiden ons innigste uit en ieder maal als ik hem verlaat ben ik meer aan hem gehecht. Het was wel een groot onderscheid, het drukke, vroolijke, familjare gezin van Suze. En de ietwat stijve, ernstige Franschen in het weinig uitbundige gezin van Romain/ zijn zuster en zijn vader. De zuster met weinig uiterlijk schoon, maar trouw en liefhebbend, de vader 86 jaar, maar kras, en de bloemen in den tuin verzorgend. De dag was spoedig om, en ziet op de lange spoorreis, van 5 tot 11 uur, trok eindelijk de neevel weg, en voelde ik mij gewoon, normaal. Rustig en kalm, zonder noodelooze zorgen of ooverdreeven gevoeligheeden. Ik kwam om 11 in Luzern, vond een goed bed en sliep onmiddellijk en verkwikkend, den nacht door. Ook des morgens kwam geen inzinking. Wel begonnen de bekooringen weer. De droomen waren leevendig, maar niet slecht. Iets van een kind, dat zichzelve kon laten bloeden. Misschien sloeg het op Nella. Nu zit ik in de hotelkamer in hotel St Gothard te schrijven en ben diep rustig. | |||||||||||
[pagina 2028]
| |||||||||||
dacht een schorre keel te hebben, en warm en moe te zijn, en niet goed uit mijn Fransch te zullen koomen. ▫ Ook de omgeeving was ongunstig, de raadzaal van het stadhuis te Lugano. Met tallooze geschilderde portretten, en een welkomst-reede van de burgemeester. ▫ Toch beviel de spreekplaats mij wel, ik had voorgevoel van succes. En ik sprak, na 't eerste moment terstond in vollen gang, tambour battant. Ik beheerschte mijn gehoor en mijn Fransch zonder inspanning. Mijn kleeding was goed, het licht was goed, de lessenaar uitneemend. Het werd een onverwachte ooverwinning op de geheele linie. Daarna bestormd door journalisten en dames. Nu ben ik natuurlijk rustig en verruimd. Ik kan nu morgen vertrekken als ik wil. Maar ik zal tot Woensdag blijven. Nu geniet ik van de schoonheid van 't land. Let wel, ik voelde mij in verzuim teegenoover God en de H. Maagd. Ik was niet naar de Kerk geweest, ik had een paar malen vergeeten te bidden. En toen ik nog op 't laatste oogenblik coupures maakte, naar opmerkingen van Rolland, toen dacht ik dat zal de Abbé en Truida niet goed vinden. ▫ Maar het was juist heel goed. Ik zie en hoor, uit nagesprekken die ik opvang en ook direct vernam, dat de voornaamste indruk juist de religieuze was. Het samenbrengen van godsdienst en socialisme kwam de menschen geheel nieuw en nuttig voor. En had ik dat heftiger gekleurd dan ware die indruk bedorven. Het was juist goed zoo. En het geheel zat nu goed aan elkaar, niet te lang en niet te kort. Het was uitneemend. Duhamel met zijn kale bol en zijn groote bril, complimenteerde mij oprecht. En ik dank mijn goede heilige helpster, en Hem die mij zoo heeft geleid. | |||||||||||
maandag 21 augustusLugano. Hotel Meister. Ik begin het nu hier heerlijk te vinden. Het is zalig warm en stil, ik geniet van het meer, de wandeling aan den oever onder de platanen, het oude, echt italiaansche stadje. Gister een prachtige wandeling naar Montagniola, een feest in 't bosch. Muziek, de vroolijke roode vlaggen. Een vroolijke maar niet ruuwe meenigte. Ik maakte kennis met Duhamel. Hij deed mij denken aan een monnik. Geheel kaalgeschooren, een groote bril, een Schiller-kraag. Een paar goedige, trouwe oogen. Verder bergschoenen en beenkappen. Een hartelijk, vertrouwend gesprek oover onzen gemeenschappelijken vriend Romain. | |||||||||||
[pagina 2029]
| |||||||||||
Gister avond weer discussie oover mijn reede. Ik trad zoo weinig moogelijk op den voorgrond. Ze wilden blijkbaar meer van mij, maar ik vond het beeter zoo. Ik ga Woensdag terug, nu bijna met spijt. Als ik denk aan den guuren winter die ons wacht, en dan die pracht hier! En die warmte. ▫ Maar ik moet weer terug in die somberheid bij vrouw en kinderen. Het hotel-leeven is wel aardig, met zulk een groepje geestverwanten, die elkaar leeren kennen, en gemeenschappelijk voordrachten en discussies houden. Er is geen godsdienstige eenheid, maar veel beschaving en een groote beleefdheid en vriendelijkheid. Er zijn allerlei typen, een bruingebrande jongeling met een laag-uitgesneeden hel-blauwe kiel, waarbij zijn kooperkleurig verbrand gezicht met groote licht-blauwe oogen scherp afsteekt. Dan het Japansche vrouwtje met de mooye, tragische oogen, die soms kijken als een dreigend zwaard, dan weer deemoedig en donker. Daarbij de jonge, blonde blanke Engelsche vrouwen, de donkere Indiërs, verder Grieken, Perzen, Tsjechen, starre, gladgeschoren Amerikanen (Holmes)/ Engelsche globe-trotter-dames met kettingen vol snuisterijen. De leider is een mevrouw Werner Eliakim ook een Grieksche. En zeer talrijk is het type van ongehuwde Engelsche dames, die hun energie aan een zaak wijden, nu ze geen gezin te verzorgen hebben. Meestal zeer leelijk, maar braaf en energiek. Op vier vrouwen is hier één man. Er worden vier talen gesprooken. ▫ De discussie had niet veel om 't lijf. Maar ik werd toch uitbundig gedankt door veele vrouwen, omdat ik hun geloof gesterkt heb. ▫ Typisch waren ook goedige, gewone burgerlijke dames, dat waren de Duitsch-Zwitserschen. Een vriendelijk meisje dat met mij wandelde en me aan Marguerite Collin deed denken. ▫ De jonge Duitschers weer echt smakeloos/ hoewel vol goede bedoeling. Van morgen voordracht en discussie van den Amerikaan Holmes. Praktisch, nuchter en duidelijk. Verdeediging van Amerika's houding teegen Europa. Na het diner voordracht van Herman Hesse. Een fijne kop, gladgeschooren. Eenvoudig mensch die mij terstond aantrok. Hij sprak een fijn stuk van een boek oover Indische wijsheid. Ik luisterde aandachtig en was er gelukkig bij. Ik ben zeer gelukkig en tevreeden. Ik voel mij thuis onder al die vreemden en ben dankbaar voor hun waardeering en respect. Aardig is 't als ze mij vragen of ik familie ben van dien ‘van Eeden, die de Kleine Johannes schreef’. Het blijkt nu dat de uitgave in Frankrijk en Italië een succes is. | |||||||||||
[pagina 2030]
| |||||||||||
Ieder heeft er iets van gehoord, en de journalisten interviewen mij alsof ik in Amerika was. Ik heb plezier in die zelfde oude sensatie van mijn Amerikaansche reizen. Het is vol leeven, en innerlijk vol rust en dankbaarheid, dat ik dit toch nog doen mocht. Deezen middag dronk ik thee op het terras van een prachtig geleegen huis van een Italiaansche familie Bigniami. Een aardige vrouw, vol toewijding en geestdrift voor de goede zaak, een mooye getrouwde dochter, oolijk en geestig, maar gelukkig in haar kind en man, zonder meet te verlangen. ▫ Het uitzicht van 't terras is heerlijk, en het was een genoegelijke middag in de milde atmosfeer, het vroolijke gesprek, het blinkende theeservies, de prachtige palmen en oleanders rondom. Morgen ga ik middageeten bij Herman Hesse op Montagniola. Door de stad slenterend sprak mij een jonge Hollander aan, blijkbaar tuberculeus. Zijn naam is Bonne Beenen (!) En hij stuurde mij verzen. Ongecultiveerd maar wel gevoelig. Ik voel mij nagenoeg geheel gezond, ondanks de warmte. Ik loop in de hitte zonder vermoeyenis of loomheid. Soms wat hart-gevoelentjes, maar anders zoo frisch als twintig jaar geleeden. | |||||||||||
dinsdag 22 augustusHeerlijk warm weer. Nu dreigt er onweer. Lugano. Van morgen lekker gezwommen in het meer. Toen naar Montagnola geklauterd en Hesse opgezocht. Uuren met hem gepraat. Een beminnelijk, eenvoudig man. Hij leeft als een kluizenaar, alleen en afgezonderd. ▫ Het vertrek had een prachtig uitzicht, maar een echt rommel-vertrek, zonder vrouwelijke hand. ▫ De maaltijd was naar mijn zin, enkel spaghetti, kaas, vruchten en roode landwijn. We praatten oover alles, zijn reizen, zijn moeyelijkheeden, oover de Hollandsche verhoudingen, oover de Duitsche dichters. Heerlijk was de wandeling door 't bosch. | |||||||||||
donderdag 24 augustusBevaix. Het onweer is eergisteren losgebarsten. De bliksem sloeg in 't hotel met een violent gesis, alsof blik vanéén gereeten werd. Alle lampen gingen uit, en ik schrok vrij heevig. Maar de lampen gingen weer branden en ik sliep verder goed. Beneeden was Dilip Roy beezig met zijn Indische | |||||||||||
[pagina 2031]
| |||||||||||
muziek. Het was heel mooi en fijn, en vol hartstocht, maar weinig westerlingen zullen het begrijpen. Er wordt ook binnensmonds in geneuried. En er zijn lange vuurige coloratuuren. Verbazend kunstvaardig en moeyelijk. ▫ Het deed mij denken aan Spaansche en Italiaansche volks muziek, maar veel dieper en wijzer. Gister om 9 uur verliet ik het schoone Lugano. Toen een lange reegendag in de spoor, tot ik 's avonds weer in Bevaix was. In plaats van het vuurig zonnige en weelderige Lugano het saaye station van Neufchâtel. ▫ Morgen vertrek naar Bazel. Daar logeeren en Zaterdag via Frankfort naar Keulen. Ik neem de lieve Nella mee. Ik merkte eerst gisteren op hoe mooi ze is. Ze heeft prachtige oogen. Ik voel sterk de ontroering van zooiets reins en moois. Hoe zou <ik> het willen beschutten voor de groove waereld. Het kind ging iederen dag naar de kerk maar om geld te sparen ging ze altijd loopen. Toen ze f 12. - gespaard had kocht ze ‘la vie de St Thérèse de l'enfant Jésus’. ▫ Hier in Bevaix moet ze 's morgens op half zes opstaan en vijf kwartier wandelen om de mis bij te woonen. En dat doet ze uit eigen beweeging. Als mijn jongens nu maar wat eerbied hebben en haar ontzien. Ik dacht op mijn reis aan een liga teegen het geld. Ligue internationale des femmes - et des hommes, pour l'abolition de l'argent. Weg met het geld! Alle geld door de staat genaast en vervangen door bonnetjes met korten duur. Uit-wisseling van goederen naar ieders believen. Dan zou het dwaze banksysteem, en alle oppotterij vervallen. Goede stof voor een blijspel. De moderne Geldjager - als hij op eenmaal bemeikt dat zijn geld niets meer waard is. De oude gierigaard die stil is blijven sparen zonder te bemerken wat er omgaat. Het maken van onnutte zaken, waarvoor niemand iets van waarde wil inruilen. De groote fabriek van reclame-plaatjes, of dergelijk waardeloos product. Het wantrouwen. | |||||||||||
vrijdag 25 augustusBevaix, winderig, onzeeker weer. Gisteren nog heerlijk geroeid op het meer. Des avonds muziek van Suuze. Een jonge dame droeg patriotisch-Fransche liederen voor. Ze is verliefd op Philip en loopt hem na, ondanks zijn koelheid. Hij is een mooye, lange jonge man. Pas 18 jaar, maar een prachtig volwassen mensch. Nu zit ik voor 't vertrek uit Bevaix. Ik ben nog niet beslooten omtrent | |||||||||||
[pagina 2032]
| |||||||||||
mijn route. Ik wou eerst mij nog in Frankfort ophouden, maar ik ga toch liever in een rit dóór. Ik sliep goed vannacht, maar ik voel toch de inspanning van de reis. Mijn handschrift is onzeeker en beeverig. Hoe blij zal ik zijn als ik weer naar Walden rijd. | |||||||||||
zondag 27 augustusHomburg, Haus Lioba. Mooi weer, vanmorgen neevel. ▫ Eergister spoorde ik, uitgeleid door de gansche familie Sutter, met mijn lief pleegdochtertje naar Bazel. Ik wandelde met haar door de stad en wij aten en logeerden in het hotel Jura. Lang stonden wij te staren aan den donkeren Rijn. Toen zij naar bed was zat ik beneeden voor het Hotel in de luuwe avond te peinzen. En toen had ik een gevoel van onuitspreekelijke dankbaarheid. Aan God en aan de H. Maagd. Een van die heerlijke peins-momenten, die ik maar een paar malen in mijn leeven had. B.v. vóór het hotel te Alkmaar, na een voetreisje met Martha en de kinderen. Later vóór ons pension te Wijk a/zee, toen ik het vee hoorde grazen, en 't laatst voor het hotel te Breda toen ik gedoopt was. Zachte, vreedige, dankbare momenten. Zoo was ik nu innig dankbaar voor de wel-geslaagde reis, de uitwerking er van, en voor het lieve meisje dat ik nu mag behouden en in mijn huis brengen. Ik sliep goed, maar kort. En toen kwam er een waarschuwing dat ik mij niet te zeer moest verheffen. Toen onze passen gecontroleerd werden, bleek Nella's pas niet in orde te zijn. Wij moesten terug, en de trein reed weg met een mantel en hoed van Nella. Daar stond ik in een van die situaties waarin ik me verlamd en radeloos voel. Mijn nichtje was echter niet verlamd en ging onmiddellijk handelen. Wij zochten het Duitsche consulaat en na een ellendig half uur, waarin ik mij dood-ongelukkig voelde en allerlei schrikbeelden kreeg, werden wij geholpen en konden wij vertrekken. Maar onze trein met het goed was lang weg. De koffers waren gelukkig nog bij ons. ▫ De spoorrit naar Frankfort was taai en naar. Maar mijn lief gezelschap hield mij op, en we vonden Wolfgang Geldmacher aan den trein. Hij is zulk een goede jongen, die altijd excentrieke en rare dingen doet en zegt, en geduldig de spot en de kritiek verdraagt. Heel anders als mijn jongens. ▫ Wij kwamen om 8 uur in Homburg en werden lief als altijd ontvangen. Ze | |||||||||||
[pagina 2033]
| |||||||||||
hadden al driemalen aan den trein op mij gewacht. Mijn telegrammen waren natuurlijk te laat aangekoomen. Nu ben ik, na dat paspoorten incident, nog erg geknauwd. Ik sliep wel goed maar werd heel vroeg wakker met een afgrijsselijke naargeestigheid en angst. Ik wou maar om Godswil dat ik thuis was. Ik ging met mijn kamaraadje naar de kleine kapel, hier vlak naast, en wij hoorden een preek die jammerlijk was, en ontvingen de H. Communie. Ik wou eerst niet communiëeren, omdat ik niet gebiecht had en ik vond dat ik door mijn slechte angst en zwakheid het niet verdiende. ▫ Ik wees aan Nella, dat zij naar de communie bank moest gaan, en bleef zelf zitten. Maar toen werd ik duidelijk inwendig geraakt en ik voelde dat ik gaan moest. Ik deed het en werd zeer ontroerd en gesticht. Lang zat ik te schreyen met het lieve kind naast me. ▫ Voor haar is dit verblijf in Homburg een heerlijk pretje. Er zijn twee meisjes van haar leeftijd en het is een leevendig vroolijk troepje. ▫ Voor haar ook besloot ik morgen met de stoomboot den Rijn af te zakken. De Geldmachers gaan mee, en Paul Geldmacher de veelbereisde vader zal de reis leiden. De toestand met het geld is hier onzinnig. De reis van Bazel naar Frankfort kostte mij ongeveer 2 franken of vijftig Hollandsche centen. ▫ Van morgen gingen de meisjes bloemen verkoopen, voor de armen. Ik vond in mijn beurs nog een goudstukje, twintig franken, en gaf hen dat. Het bleek toen dat ik ongeveer zevenduizend marken had geschonken. Een koninklijke gift! De reis per tram van Frankfort naar Homburg kost twintig mark, ongeveer de waarde van 10 centen Hollands. ▫ De verwarring is ontzettend. Nu hoop ik morgen avond weer in mijn land te zijn. God behoede ons beiden, ik moet aan Mignon denken, met den ouden Harpenaar. Allerliefst is de wijze waarop ze zegt: ‘oui! mon oncle!’ Elke wenk die ik geef volgt ze met aandoenlijke nauwgezetheid op. Ach, hoe zal ze houden van mijn lieve vrouw, die zoo haar vroomheid zal deelen en begrijpen. Ik breng een zonnestraal mee in ons huis, dat wel dierbaar is maar ook zoo vaak ernstig en vol moeyelijkheid. Door de wilde jongens en Truida's zwakte. De gevaren van Ella Geldmacher koomen tot de ware proporties terug. Ik heb nu van die zijde niets meer te vreezen. Ze is nog wel wat sensueel en ongegeneerd, maar het is nu geheel onschuldig. Ja, wel heeft de Maagd mijn reis onder Haar protectie genoomen. Ik zal onzen braven pastoor danken voor zijn goeden raad, en hem uitvoerig mijn reis-ervaring gaan vertellen. Morgen de Rijnvaart, en de terugkeer in mijn eigen land. | |||||||||||
[pagina 2034]
| |||||||||||
woensdag 30 augustusWalden. Goddank! weer thuis. Welk een heerlijk gevoel. Den ganschen dag zou ik kunnen lanterfanten en genieten van mijn huis en hof. Het reegent, maar 't is zoel en alles staat frisch en groen. In Homburg hadden wij nog een vroolijken avond. Paul Geldmacher speelde, en er werd gedanst. Hertha Geldmacher danste alleen, zeer verdienstelijk. Kasim, de Perziër, was er ook. Hij scheen getroffen door de lieve Nella. Den volgenden morgen was alles om zes uur bij de hand. De twee jongens Geldmacher, Wolfgang en Heinz zijn mij sympathiek. Heinz een mooye flinke jongen, Wolfgang vol dwaze invallen en paradoxen o.a. deeze: ‘die Sprache ist das Closett des Geistes.’ De bootreis was warm en schrikkelijk vol. Voor mij maar een zeer twijfelachtig genot. In Boppard verlieten ons de Geldmachers, met veel zakdoekgewuif. In Niederlahnstein stapte ik uit. Toen een moment van lieflijke emotie, net als op 't eiland Anglesey. Landschap en innerlijk gevoel. Zeer zeldzaam. 's Avonds in Cranenburg was de koffer er natuurlijk niet. Ik weer op mijn achterste zoldertje. Maar Nella vond alles prettig en nam alles luchtig op. Een uur waren we te laat, en we zaten in een volle coupé te dommelen. Om 12 uur eerst kwamen we in 't hotel. De nacht was goed. En toen werd ik in Holland wakker. Nu wéér twee uur vertraging, om 4 uur thuis. Daar alles in orde. Alleen de ziekte van Mien Burgers was onrustbarend. Ach, wat zou ik haar missen. Een gezellige avond met Toosje. Nella won ieders hart. Ik was er gelukkig door. Ik verlangde niets liever dan de ontmoeting van Nella met mijn lieve vrouw. En het was zooals ik hoopte. Nu ligt er een hooge stapel brieven. Maar ik ben wonderlijk rustig en tevreeden. Morgen ga ik naar de kerk. | |||||||||||
vrijdag 1 septemberGoed weer, 's morgens 56o. ▫ Gister morgen met Nella bij den pastoor geweest. Van alle religieuze dingen is het kind op de hoogte. Zij weet het veel beeter dan wij. Mijn vrouw zei: dat kind is tienmaal roomscher dan wij. Ze is novice van de 3e orde. Ze is bij de ‘enfants de Marie’. Jo Schipperheyn die zoo op de hoogte is van kerkelijke dingen, zei dat ze | |||||||||||
[pagina 2035]
| |||||||||||
aant.
En vanmorgen zei ze een prachtig woord. Ik vertelde hoe mevrouw Schippereyn eenmaal door mij geneezen was, en nu alle heil van mij bleef wachten, alsof ik haar eeuwig kon laten leeven, of haar voor ziekte en ouderdom kon vrijwaren. ▫ Toen zei de veertienjarige Nella: ‘is dat ook niet vaak de manier waarop wij met God omgaan, en veel te veel van Hem verwachten?’ ▫ Dit wijze woord werd zoo eenvoudig gezegd, terwijl ik samen met haar zat te ontbijten, zoo zonder eenige pose of affectatie, dat ik geheel verwonderd was. En 't andere oogenblik is zij weer geheel kind, en lacht en springt uitbundig, zoodat ik haar terechtwijzen moet om haar uitgelatenheid. Het is de eerste Vrijdag van de maand, en Nella zei met schrik: dat heb ik vergeeten. Ik vroeg of ze dan iets verzuimd had, ik heb haar toch aandachtig zien bidden. ‘Ja!’ zeide ze ‘maar als ik er om gedacht had, had ik anders gebeeden.’ ▫ Het kind heeft alle eigenschappen die wij in jonge heiligen opmerken. Ze is alleen wat te Fransch gezind, naar mijn idee. Ik vrees het Fransche nationalisme. Bij Herman Hesse, in Lugano, vond ik alle werken van Adalbert Stifter. Hij vereerde dien man, zooals ik het ook doe. Maar teevens vertelde hij dat Stifter tot een droevig einde was gekoomen, tot zelfmoord. ▫ Dit greep mij geweldig aan, ik barstte in tranen uit. ▫ Want ik begreep hoe vreesselijk die man heeft moeten lijden om daartoe te koomen. Hij die zoo uitvoerig en rustig kon schrijven, zoo bezadigd en eevenwichtig en met zulk een voornaam en eedel inzicht in alle dingen, die de menschen zoo liefde-vol teekende, in allen het goede en wijze opmerkend. ▫ Welk een afschuwelijk contrast. Zou het de invloed van Goethe's Werther zijn? Het wordt nu voor mij een gestadig, maar triumfeerend kampen. Ik heb een bondgenoot gekreegen die mij onverwinlijk schijnt. Die zuiverheid, die reinheid, die moed, die geloofsijver, die blijmoedigheid - die moet sterker zijn dan de booze, donkere machten in mij. ▫ Een engel is | |||||||||||
[pagina 2036]
| |||||||||||
mij tot hulpe gezonden, in het kritiekste tijdperk van mijn leeven. ▫ Ik voel nu geen naargeestigheid meer. Ik ben beschaamd, zooals zoo vaak in mijn leeven. Ik herlas Johannes Viator - en Goddank ik voelde dat het mocht bestaan, dat het goed was. Het wordt nu opnieuw uitgegeeven. | |||||||||||
zaterdag 2 septemberKil, maar zonnig herfstweer. ▫ Ik had naar Amsterdam willen gaan, maar ik stel het contact met de gif-stad nog maar wat uit. Ik was gister twee malen in de kerk. Eens in elke parochie. De significi koomen morgen niet. Ik moet hier eerst gewend en rustig zijn, en op streek met mijn werk, en de kinderen allen op school. | |||||||||||
maandag 4 septemberHeerlijk weer. Gister kou en reegen. ▫ Ik ben onrustig, niet zoozeer naargeestig. Zullen wij nog naar Wijk a/zee gaan? Ik besloot Nella in het Internaat te brengen. Wij spraken met de eerw. moeder, de prieure, den rector. Ik sprak met onzen pastoor. En de conclusie was haar in het internaat te brengen, omdat ze daar meer discipline vindt, en meer individueel toezicht. ▫ Bij mij vindt ze altijd haar ouderlijk huis. En ik zie haar gereegeld. Vandaag voor 't eerst sints veele jaren iets wat op een heldere droom gelijkt. ▫ Ik was mij helder bewust en meende gestorven te zijn. Ik zag wat stroo voor mij liggen en tuurde daarop. Groot was daarop mijn verbazing, toen ik bemerkte nog te leeven. Want het besef, in 't andere bewustzijn te zijn was zoo sterk en duidelijk. Ik corrigeer den 4en druk van Joh. Viator. | |||||||||||
[pagina 2037]
| |||||||||||
aant.
Ik ben zeer lui en kom niet tot werken. Een voorreede voor Viator, 4e druk, dat is alles, na mijn reis. Nooit staakte ik zoo lang. Gister mij weer driftig gemaakt, de jongens waren heevig aan 't vechten. 't Is goed dat Nella hier niet komt, maar in 't pensionaat. | |||||||||||
zaterdag 9 septemberKoel, vrij goed weer. ▫ Gisteren een heerlijke wandeling in Haarlem. Oover Aerdenhout naar Vogelenzang en daar op den trein. Het deed aan veel oude dingen denken, maar er zat een jonge vreugde in. Ik was zeer tevreeden en rustig. Ook nu nog. Als ik nu maar eerst aan 't werk kon komen. | |||||||||||
maandag 11 septemberMooi, zonnig, koel weer. ▫ Een wonderlijke phase in mijn leeven. De kleine Nella, die morgen naar 't pensionaat gaat. ▫ Haar moeder Woutje, die van avond komt. Een slechte moeder, die wij eevenwel in huis neemen. Gister een rustige dag, met een lang bezoek van dr Kalff, mijn biograaf. Dit is de man die belooft mij recht te zullen doen. Een boek schrijft hij, van 300 bladzijden, waarvan de helft voltooid is. ▫ Nu voel ik rustig. Nu kan mijn werk niet worden doodgetrapt, zooals ik dikwijls vreesde. Het is gered, en ik voel alsof mijn arbeid nu bijna ten einde is. Een hooger succes verlang ik niet. Ik werkte niet voor niet. De rest is in Gods handen. ▫ Tegelijk ben ik nu kalm en gelaten. Ik heb geen haast meer, ik ben op pas-hoogte, als in de bergen. Nu gaat het berg-af in de vallei. Het is alles goed. Grave, where is thy victory? Death, where is thy sting? ▫ Ik kan rustig lanterfanten en de rest van mijn leeven bespiegelend afwachten. En mijn liefde-leeven neemt toe. Ik heb veelen lief. Mijn dierbare vrouw. De lieve Nella. En ook mijn jongens die mij zoo plagen. Zij zullen tot inzicht koomen. De arme Mien Burgers moest haar ontslag neemen. De goede Schmidt helpt haar eedelmoedig, door bij mij haar werk voort te zetten en haar het salaris te geeven dat ik missen kan. Zij krijgen nu samen f 85. - per maand. En Schmidt doet het werk. | |||||||||||
[pagina 2038]
| |||||||||||
De jongens zijn nu beiden naar school. Ze moeten beiden een half uur fietsen, een uur heen en terug. | |||||||||||
dinsdag 12 septemberMooi, stil, herfstig weer. ▫ Vandaag wachten wij Woutje de moeder van Nella, die het kind zoo slecht behandelde en haar zoo betichtte en belasterde. Toch verheugde het kind zich zeer op het weerzien van de moeder. Zij schaamt zich als de behandeling door haar moeder ter sprake komt. Dan doet ze alles om het te vermijden. De dagen vlieden snel, maar ik voel me opgewekt en gezond. 't Werkplan voorloopig is:
Zie sept. 1921. | |||||||||||
woensdag 13 septemberGuur en reegenachtig. ▫ Gisteren kwamen de Gustavska's moeder en zoon. De moeder is geen sympathiek gezelschap en wie haar ziet verwondert er zich niet oover dat haar man blind was. Het zoontje, het broertje van Nella, is een klein mannetje, twee hoofden kleiner dan Evert, en eeven oud. ▫ Wij waren aan tafel met acht menschen. Behalve madame en Olga. Ik zal dat niet lang vol kunnen houden, en Truida ook niet. Wij troosten ons met de gedachte dat dit de werken van barmhartigheid zijn, het steunen van weduwen en weezen. Truida heeft het dapper op zich genoomen, teegen mijn zin. God geeve nu dat ze niet te veel draagt. Ik zelf ben rustiger en opgewekt. De weemoed komt nu en dan maar eeven. Mijn lieve Mignon is in het pensionaat. Een wonder, dit kind van deeze moeder. Het is niet te gelooven, zoo'n contrast. | |||||||||||
[pagina 2039]
| |||||||||||
Nella. Truida meent dat er schuld is aan beide kanten. Ik meen dat men in deeze verhouding niet mag spreeken van schuld van het kind. Het kind is zoo lieftallig, zoo gehoorzaam en zoo vroom, dat men wel een ontaarde moeder moet zijn om dit kind van allerlei leelijks te beschuldigen, loogen en opstand, ongehoorzaamheid en valschheid, en blij te zijn als ze het niet meer om zich ziet. En dan toch weer te zeggen dat een moeder eer met dit kind behalen zou, en teevens dat de duivel er in zit. ▫ Dit alles is de taal en de houding van een hysterica, die ook samenspanning en complot om zich heen ziet. De liefderijke houding en taal van het kind, dat nooit oover de gebreeken van haar moeder wil spreeken, is er mee in scherp contrast. Het kind vergeeft eedelmoedig, de moeder zit vol wrok en argwaan. | |||||||||||
vrijdag 15 septemberSomber reegenweer. ▫ Ik begrijp het geval nu zóó dat de moeder is de zeer geborneerde, kleine ziel, vol eigendunk en zelf ingenoomenheid, terwijl de dochter van 14 jaar verreweg haar meerdere is in alle opzichten, in verstand, in geestkracht, in goedheid, in vroomheid/ ook in uiterlijke bekoorlijkheid. Uit die twee gegeevens is alles te verklaren. Er moesten botsingen koomen door het sterke karakter van de dochter en het wanbegrip van de moeder, die niets van haar dochter begrijpt en meent dat ze behandeld moet worden zooals ze het deed. Terwijl ze niet anders ziet als dat de menschen haar kind bewonderen en liefhebben en haar, de moeder ongelijk geeven. ▫ Alleen het kleine zoontjc is zijn moeder trouw en er is zeeker iets zeer navrants en deerniswaardigs in die ongelukkige vrouw, die een schat kreeg waarvan ze de waarde niet kent, en die nu machteloos en hulpeloos zit met haar eigenwaan, en ons genade-brood moet eeten. Zonder ons zou ze in de diepste ellende vallen, want als protestant wordt ze niet gesteund, terwijl ik gemakkelijk hulp krijg ten bate van de katholiek gedoopte kinderen. Nella is al goed bezorgd bij de zusters van O.L.V. Morgen ga ik naar Katwijk/ een plaats zoeken aan de Willibrordschool, voor de kleine Eddie, een schrander ventje, eeven leevendig en energiek als zijn zuster. Dit gevoel van gesteund te worden door mijn geestelijke vrienden, door den aarts bisschop en den pastoor, dat is toch een groot voorrecht en maakt mij rustiger en dankbaar. Het gaat mij goed. De liefde is oppermachtig in mijn ziel. Ik voel dat ik niets te vreezen heb. Wil God mij nog opnieuw beproeven, ik schrik niet terug. | |||||||||||
[pagina 2040]
| |||||||||||
maandag 18 septemberNat en koud. ▫ Zaterdag ben ik naar Katwijk geweest. Eerst bij Martha koffie-gedronken. Toen bij den rector, met zijn sneeuwwit haar en zijn nobel voorkoomen. Hij zag bezwaar in het gemis aan taalkennis van Eddie, maar hij bood toch aan hem gratis in 't internaat te neemen. Dat beteekent een besparing voor die Gustowski's van f 550. -. 's Middags at ik bij de Hoogstratens, en wandelde van den Haag naar Rijswijk en terug. Het is een lief gezin, de kinderen zijn aardig. Betsy heeft nog wel haar eigenaardigheeden. Nu is de jongen weer ziek aan een oogontsteeking. Bij mij begon er weer een donkere wolk op te zetten. | |||||||||||
dinsdag 19 septemberGuur weer, ik stook een kacheltje. ▫ Het gaat nog lang niet goed. Ik ben onrustig. Word ik nog eens waarlijk gered? Nu schrijf ik weer aan die Duitsche versjes, aan Pao-Tsz, de ernstige. Dat is een curieuze liefhebberij van me. Ik geloof niet dat ik ze ooit zal uitgeeven. En toch herlees ik ze graag, en zit er graag aan te peuteren. In huis is 't nog druk en rommelig, en helaas! ik ben zeer traag en kom tot niets. Ik begon de leezing, in goeden toon, maar het gaat zeer langsaam. Ik zal nu wel maandag of dinsdag naar Katwijk gaan. Welk een wonderlijke tijd voor mij. Ik wankel tusschen wilde onrust en vreedige rust. ▫ Hoe lang nog, Heer? | |||||||||||
woensdag 20 septemberHet is zoel geworden (62o) en zeer stormachtig, zonnig wolkenweer. ▫ Nu begint onze gast - Woutje - het ons lastig te maken. Aan 't ontbijt begint ze al oover Nella. De kleine jongen is de eenige die ze op haar hand heeft. Het is moeyelijk teegenoover zulk een arm zenuwziek schepseltje streng te handelen. Ze wil van ons weg, maar ze heeft niets. Wie zal haar opneemen? ▫ En juist was ik er in geslaagd de twee kinderen te doen opneemen. | |||||||||||
[pagina *83]
| |||||||||||
89 Pieter van der Meer de Walcheren
90 Prof. van Ginneken
91 Prof. de Groot
| |||||||||||
[pagina *84]
| |||||||||||
92 Hoogaltaar in de St. Paulusabdij
| |||||||||||
[pagina 2041]
| |||||||||||
donderdag 21 septemberWat zachter. ▫ Mijn ziel is wonderbaar rustig. Het is of er diep in mij een ooverwinning is bevochten. Onze arme gast, Truida's zuster, is in een permanenten toestand van stuursheid en bokkigheid, steeds vervuld van haar bitterheid teegen Nella. Voor ons is het niet aangenaam, maar deernis ooverweegt. | |||||||||||
dinsdag 26 septemberVrij goed herfstweer. ▫ Zaterdag onrustig, tot ik besloot naar Amsterdam te gaan. Het was moeyelijk God's wil te onderscheiden. Ik roeide nog met Eddie. Zondag lang gesprek met Kalff waarbij ik hem foto's en dagboeken liet zien. Gister nam ik Eddie mee naar Katwijk. De moeder heeft nu ook ons huis verlaten. Ze kon het bij ons niet uithouden, zei ze. Nu zijn de Gustowski's onderdak. De school in Katwijk trok mij aan. En pater de Jonge was mij zeer lief. Ook de rector met zijn witte haren. Ik maakte een mooye wandeling naar Voorburg. Het was herfstig, paarse asters en bruin gebladert. Ik moet nu met plezier aan mijn Duitsche versjes denken. Het groeit tot een gedicht. Deutsch-Chinesische Liebe. Eine Dichtung über die schöne und ernsthafte Pao Tsz und den arg verliebten Kaiser Yéu-Wang. | |||||||||||
woensdag 27 septemberZonnig, maar zeer koel. 50o. ▫ Gister herinnerde Truida er mij aan dat ook Goethe Chinesisch-Deutsche verzen had geschreeven. Zij had ze altijd erg mooi gevonden. Ik herlas ze toen, maar vond mijn versjes niet veel minder. Ik las mijn gedichten voor. Maar Truida vreesde ze, er klonk een | |||||||||||
[pagina 2042]
| |||||||||||
waereldsche toon in. Ze vond ze wel mooi, maar wilde het niet. ▫ Ik begrijp Truida's teegenzin. Ik voel er ook wel zooiets bij. Veele menschen zullen ze mooi vinden. Maar ook veelen zullen er geen behagen in hebben, omdat ze niet Christelijk vroom zijn. Maar dat is nu juist, wat naar mijn idee er waarde aan zal geeven, mits ik het dramatische verloop krachtig kan laten uitkoomen aan het eind. Daar krijgen de gelieven begrip van een zachtmoedige waereld, en van een hoogere liefde. Ze beschrijven vizioenen, die hen den Christus doen zien. Men wacht nu zeeker enkel vroome verzen van den bekeerling. Maar ik heb mijn goede genius/ mijn engel-bewaarder te gehoorzamen. | |||||||||||
zondag 1 oktoberGrijs en koel. ▫ Vier dagen, vooral vervuld van mijn gedicht oover Pao-Tszé. Het werk is mij lief geworden. Er is vreede in mij, ondanks verwarring en zwakte. Van morgen kreeg ik de communie, en ondanks mijn zondig gestel voelde ik de troost van Jezus zeer sterk. Ik bleef van 9 tot 12 in de Kerk. De uuren vloogen om. Gister bracht ik Truida bij Giza. Ik hoop innig dat het haar goed zal doen. Ik zit hier nu rustig in de hut en werk aan het gedicht. Ik zal er nu wel aan kunnen doorgaan tot het af is. Maar het heeft geen haast. Een gedichtje per dag is genoeg. Ik at gister bij Lize Kuyper op haar kamer. Ze was vol plannen. Ik las Pao-Tszé voor. Ook bij Giza, die er verrukt oover was. | |||||||||||
maandag 2 oktoberMooi, stemmig herfstweer. ▫ Een lief bezoek van Carry van Hoogstraten. Op Bantam was het prachtig, stil en plechtig. Gisteren sprak ik Nella in 't pensionaat. Ze was vroolijk en gelukkig, aller bekoorlijkst. Toen ik kwam was haar moeder er ook juist. Het bleek dat ze het kind wou ooverhalen om ‘pardon’ te vragen, en daarmee schuld te bekennen. Maar dat wilde het meisje niet doen. Ze had geen schuld. Ze herhaalde nog met den grootsten ernst, dat zij alleen weg was geloopen omdat haar moeder haar sloeg en schopte en krabde. ▫ Nu deed de moeder erg lief teegen mij, om mij te danken voor mijn hulp. Maar ze is zonder twijfel een valsch en soms ook boosaardig schepsel. Des te erger is dit, | |||||||||||
[pagina 2043]
| |||||||||||
omdat haar slachtoffer een zo lieftallig en buitengewoon vroom en goed kind is. Zulk een moeder verdiende in de gevangenis te gaan. | |||||||||||
dinsdag 3 oktoberPrachtig herfstweer, 's morgens neevel. Ik ben bizonder rustig en diep vreedig. Ik begin nu werkelijk te herstellen. De schrik-tijd van de ‘Elegie’ schijnt voorbij te gaan. Ik kreeg weer een goede brief van de Gutkinds. Ik moet nu eerst, in aller ijl, mijn leezing oover de bekeering afmaken. Dan ga ik weer aan Pao Tszé. | |||||||||||
zaterdag 7 oktoberKoud, zonnig. ▫ Eergister den Aartsbisschop gesprooken. Hij was bizonder hartelijk. Er was een versterkende, liefderijke sfeer om hem, die ik bemerkte toen ik hem omhelsde. Ik bleef twee uur in de kerk, bij het doopen. 's Middags nog naar Amsterdam. Het deed mij niets. Gisteren naar Katwijk, bij Martha koffie-gedronken met Marietje. 's Middags nog in den Haag. | |||||||||||
[pagina 2044]
| |||||||||||
auto (oopen). Het was een koude tocht, maar de avond slaagde goed. V. Hugo kwam, met zijn bekende vriendelijke toon. Hij sprak veel. Oover de lichtstad en de kwestie katholiek of neutraal. Voor mij was er niet veel raadselachtigs in. De idee van een groot universeel tempelgebouw zal groeyen met de welvaart der volken. ▫ Dan zal de machtigste groepeering de leiding krijgen, en dat is de R.K. De beteekenis van den Tempel zal zijn: beschutting van de hostie. Beveiliging van de Eucharistie. | |||||||||||
zondag 15 oktoberPrachtig, zonnig stil weer. ▫ Ik heb mij huis-arrest gegeeven, omdat ik flink verkouden ben en hoest. Ik zat een kwartier buiten, in de zon. Ik vind alles prettig thuis. Mijn toespraken in den Haag en Delft zijn volkoomen geslaagd. Donderdag wandelde ik naar Rijswijk, en logeerde daar. Den volgenden morgen gingen Carry en ik met de tram naar het bosch en wandelden toen naar de Kievit bij Wassenaar. Wij aten onze boterammen op 't gras en lieten ons door de zon koesteren. Carry is zulk een echt goede en eerlijke vrouw, en nu ik haar geweezen man niet meer bij haar ontmoet nu kom ik er gaarne. ▫ Hans en Marietje vind ik er ook vaak. Ik vond thuis een aardige brief van Hesse. Mijn Duitsch gedichtje vond hij ‘prachtvoll’ en mijn idee om in 't Duitsch te dichten noemt hij ‘grossartig’. | |||||||||||
[pagina 2045]
| |||||||||||
aant.
Gister bezoek van Anton Averkamp. | |||||||||||
woensdag 18 oktoberStraffe O. wind. Koud en zonnig. ▫ Ik ben vrij wel hersteld, maar hoest nog. Ik ga niet naar 't eucharistisch congres, omdat ik er mij niet op mijn plaats zou voelen. Ik vind het wat geforceerd, wat opgeschroefd. ▫ Het feit zelf is zoo diep, zoo teer, zoo geheimvol, dat zulk een groote drukte mij ongepast voorkomt. Hoe weinigen van die duizenden die daar bijeenkoomen, voelen en begrijpen het feit, zoover een mensch dat kan? ▫ Ik zelf durf er nog niet oover spreeken, omdat ik mij niet competent gevoel. Maar voor hoeveelen is dit feit een groote werkelijkheid? Hoeveelen voelen het? Ik durf mij niet bij die meenigte voegen. ▫ De pastoor gaat ook niet. | |||||||||||
maandag 23 oktoberPrachtig stil herfstweer. De O.I. kers is bevrooren, anders nog weinig. ▫ Donderdag was ik bij den Aartsbisschop. Hij wilde mij zelf zijn jaarlijksche gift geeven. Hij was zelf niet zeer te spreeken oover het Eucharistisch congres. Hij begreep mij op dat punt. Merkwaardig, zulk een ruime, vrije en wijze man aan het hoofd der Katholieken in Nederland. Voor mij een zeegen. Ik sprak Vrijdag in Leeuwarden. Een hartelijke ontvangst en een stampvolle zaal. Maar het gehalte der Katholieken is niet zoo hoog als b.v. in den Bosch. ▫ Er was een soort napret, een fuif, met veel bier en met de huisvrouwen der leeden er bij. Ik was erg stil en verlangde naar Zaterdag. De terugreis was mooi. | |||||||||||
[pagina 2046]
| |||||||||||
aant.
Gister een stille Zondag. Mijn hoest is veel beeter, ik ga met Truida naar Amsterdam. | |||||||||||
vrijdag 27 oktoberGoed weer, stil, bewolkt. ▫ Toen ik in Helmond was heeft het hard gevrooren bij prachtig stil en koud weer. In Helmond was het bezoek zeer groot. Er moesten duizend menschen worden afgeweezen. ▫ Ik logeerde bij Pieter v.d. Meer de Walcheren. Er was ook een soort napret, met wijn en sigaren, bij een Nieuwe-eeuw redacteur (van Pool). ▫ Daar was ook een Capucijner, pater Henricus. Een joviale man met een karakter-vol Holbeins-gelaat. ▫ De toon van 't gezelschap was niet zeer beschaafd. Er waren wel vrouwen bij, een knappe huismoeder die met trots zei zeven kinderen te hebben. Gehad, allen nog in leeven, en een lief meisje van 14. ▫ Maar er werden grappen verteld, wel niet schuin, maar oover geestelijken en geestelijke dingen, en dat was niet stichtelijk. Het was op z'n Brabants. Vooral oover drinken. Ik had slaap en wilde naar bed, maar het werd één uur, eer we thuis kwamen. ▫ Het katholieke leeven moet nog veel fijner worden. In ‘het Centrum’ een zeer goede bespreeking van het ‘Oopenbaar leeven’. Alleen klonk het bespottelijk hem te hooren zeggen dat deeze vorm, met een inspirator, een handige ‘vinding’ van mij was. ▫ Dus ik zou uitgevonden hebben!! Nu eerst begreep ik goed, welk een onzin dit is. En welk een waarachtig wonder het Boek zelf is. Truida heeft wèl gelijk. ▫ En als ik het niet uitvond, zou Annie Bosch het gedaan hebben!! Nog grooter onzin! Maar het is alsof er altijd nog een zeekere twijfel in mij schuilt, omdat het alles zoo ongeloofelijk is. Dat ik niets ‘uitvond’ dat is mij wel heel duidelijk. Ik vond geen enkel woord uit. Ik copieerde Annie's schrift. ▫ Maar dat Annie het zou ‘uitgevonden’ hebben dat is toch nog gekker. ▫ Ergo blijft | |||||||||||
[pagina 2047]
| |||||||||||
er niets oover, behalve het groote wonder, van een geoopenbaard boek uit ouden tijd. Annie, het instrument, de viool, is al weer geheel teruggekeerd tot haar banale leeventje, met man en kind. De man begrijpt er blijkbaar niets van. En zij zelf ook niet. Het heeft haar niet geraakt. Het is spoorloos door haar heen gegaan. Net als bij Bertha Welters. Ik heb zooéven gebiecht en de communie gehad. Nu ga ik een fietstochtje maken. Ik voel zeegening diep in mij. | |||||||||||
zondag 29 oktoberKoud, vriezend weer. N.O. wind. Een guur voorjaar. Eergister een tochtje naar Laren, daar mijn fiets gezet/ toen gewandeld in de bosschen achter Bluk. Het was doodstil, een heerlijke middag. Gister avond met de jongens en Uwe naar de bioscoop. Het aardige paardje, Queenie. En Charlie Chaplin, waarvan ik het droom-slot heerlijk vond. Hugo schaterde onophoudelijk. ▫ De bioscoop is en blijft toch vol schoone beloften. | |||||||||||
maandag 30 oktoberKoud en nat. ± 34o Om den anderen Zondag komt mijn pleegdochtertje Nella bij ons eeten. Dat vind ik altijd prettig. Dejongens zien dat het meisje veel fijner manieren heeft dan zij. Dat maakt hen jaloersch en stuurs teegen het kind. ▫ De lasteringen van de moeder zijn nu wel machteloos geworden. Ook onze zwager en zijn vrouw, de Janssens, gelooven niet meer in de moeder. | |||||||||||
[pagina 2048]
| |||||||||||
aant.
Ik was Woensdag en gister in de kerk. Allerheiligen en Allerzielen. Gistermorgen aan 't ontbijt, een briefkaart van Brondgeest dat hij Isméa op gaat voeren. Het lang gewenschte nieuws. ▫ Maar ik was er erg koel bij. Ik heb er wel plezier in, maar de spanning was er niet meer. ▫ En toen dankte ik God, dat Hij mij dit teeken van vertrouwen wilde zenden. Vertrouwen dat succes van dien aard mij niet zal misleiden. Ik bad ook op 't Kerkhof, voor Paul en Moeder. Juist van daag is er weer meer twijfel aan mezelven. Alles is helder, duidelijk, sereen, niet naargeestig - maar toch pijnlijk. Ik zal veel vergeeving behoeven. | |||||||||||
dinsdag 6 novemberMooi, zacht weer. ▫ Weer schoone dagen voor bij, achterlatend lieflijke vizioenen, die mij den dag lang vervolgen. Eergister Zondag was ik scherp naargeestig. Ik was Vrijdag in Groningen, logeerde bij I.B. Cohen. Groningen was des morgens mooi, zonnig, dampig. Zoo zag ik den Martinitooren veele jaren geleeden. Oover den Haag naar huis, primitieven. Zondag ging ik weer naar den Haag, voor de leezing op Westerbro. Ik was ellendig, den zondag morgen. Ik was in de Kerk, maar alles bleef slecht. Ik vertrok 's middags, in somber reegenweer. Ik zag Nella's moeder even, bij zuster Cor in huis. Ik groette haar, maar meer niet. Intensief naargeestig was ik tot 's avonds toe. Toen kwam de opluchting, en alles werd zeer goed en heerlijk. Wat of God toch van mij wil. Op Hem vertrouwen. Ja, maar wat is Zijn stem en wat is maar een ander geruisch! Ik sliep bij Hoogstraten. Een prettige morgen in de stad, in een lunchroom wat gebruikt met Carry. We kwamen Hans teegen. Hij zal mij wel nooit volgen. En Carry? - ik bid voor haar. | |||||||||||
[pagina 2049]
| |||||||||||
den koetsier te lijf. Ik stond voor een venster en zag het gebeuren. Het paard beet den man, en ik zei iets als: een prettig gezicht! - daarmee denkend aan een verhaal uit Amerika van een ‘man-eating horse’. Ik voelde een slag. Ik werd somber wakker, doch in den loop van den morgen werd alles weer goed in mij. Ik ging ter biecht en was rustig. ▫ Ik begreep iets van de macht van het vooraf beraamde, dat tot licht en waarheid voert, booven woorden. Van avond naar Deventer. | |||||||||||
vrijdag 10 novemberMistig weer, gister zoel, nu veel kouder. ▫ De heerlijkheid van maandag vervult mij tot heeden toe. Ik sprak woensdag in Deventer. Het liep daar alles raar, door misverstand. Er was geen logies bij particulieren, er was geen eeten voor me, en er was opgegeeven als onderwerp Isméa, waarop ik niet gereekend had. ▫ Maar alles verliep best. Ik las Isméa en het boeide, en ging goed. Ik logeerde bij het kinderloos echtpaar Burgers, vriendelijke menschen, ook beschaafd, en echt vroom. Ik was 's morgens in de kerk ter communie. Burgers woont Broederenstraat 32. Ik beloofde er 7 Jan. weer te koomen. Kapelaan Reyenhold? leidde mij in. Ik lunchte bij Henriette Valeton, wij wandelden door 't bosch van Apeldoorn. Ik moest weer veel denken aan de oude tijd. Ik was niet bitter meer. Maar zij was niet als ik - maar heel effentjes herkende ik mijn oude liefde in haar. Hoe anders is 't nu! Vannacht weemoedig. Tranen digtbij. | |||||||||||
woensdag 15 novemberMooi zacht weer. ▫ Een zware tijd achter den rug. ▫ Vrijdag sprak ik in Arnhem, daar was alles in orde, een groote stampvolle zaal en logies in de pastorie van pastoor van Berkel. Een goede spraaksame man, die mij tot twaalf uur aan de praat hield met het verhaal van zijn vizioen, waarin hij als kind zichzelven zag, staande als priester bij drie lijken, waarvan het er twee herkende als van zijn vader en broer. De derde een ontbonden kadaver. Later, als volwassene herinnerde hij zich het vizioen en het derde was het | |||||||||||
[pagina 2050]
| |||||||||||
aant.
Zaterdag koos ik uit een aantal sollicitaties een secretaresse, juffrouw van Andel. Zondag bezoek van de Rouville de Meux. Een aardige sympathieke jongen, die Roomsch wil worden. Wij hadden een gezellig uur om het kacheltje in de huiskamer. De Rouville bleef eeten, en vertrok per fiets in 't donker. Maandag, onder zware voorgevoelens naar den Haag. Daar had ik een bange worsteling - een ellendige avond, en toch sprak ik voor ♁ en Zijn boek. Er waren zeer weinig menschen, en ik had al mijn inspanning noodig om voort te gaan. ▫ Het zweet brak mij uit, en ik meende te moeten ophouden. Maar ik hield vol. De lieve Carry hielp mij goed. Zij en Toosje kwamen bij me in de pauze. Ik was blij toen ik klaar was. Den volgenden dag een heerlijke wandeling langs de zee, in ligten neevel. Teegen eetenstijd thuis, als gewond en verslagen. Een lange slaap. Ik droomde van Maandag op Dinsdag van een orkest, en daarin een liedje van mij als een zilveren lint. Het kleine liedje ooverstemde het orkest, dat geheel onhoorbaar werd. Vandaag een brief van Max van Gelder uit Amsterdam, die vraagt of ik dezelfde reede van den Haag in Amsterdam wil houden, in de kleine zaal van het Concert-gebouw. ▫ Dat verwonderde mij en gaf mij weer moed en kracht. Het heeft blijkbaar toch uitwerking gehad. Ik zal voortgaan en volhouden. | |||||||||||
donderdag 16 novemberEen mooye herfstdag. Ik heb een vrije dag, en orden papieren en boeken met mijn nieuwe secretaresse. ▫ Gister mij weer driftig gemaakt op Evert. Er schuilt een donker verzet in hem. Hij wil brutaal zijn. Maar ik doe ook niet goed. De drift stijgt me dan naar 't hoofd en ik zeg en doe verkeerde dingen, die hem misschien nog erger maken. | |||||||||||
[pagina 2051]
| |||||||||||
donderdag 23 novemberZacht, stil weer, bewolkt. ▫ Ik heb weer één vrije dag, tusschen veel reizen enspreeken. Vrijdag ging ik naar Zwolle, en logeerde bij den pastoor Weenink(?). Zaterdag ging ik ter communie. Het was Zaterdag Nella's verjaardag, ik kwam 12 uur thuis en had een genoegelijke dag. Zondag naar Rotterdam, het was beeter dan ik verwachtte. Er was een hartelijke en eerbiedige gezindheid. Ik at bij Hans en logeerde er. Maandag een gelukkige morgen in den Haag. Van het S.S. station afgereisd naar Hengelo. Afgehaald door Mr Barnasconi. Gelogeerd in de pastorie bij pastoor van Rossum. Dinsdag de stichting van den pastoor gezien. Een kerk, een nonnenklooster, een bewaarschool en pensionaat, alles door hem in tien jaren tijd gesticht. Hij is geen fijne geest, maar toch een weldoener voor zijn omgeeving. Maar weer die gezelligheid er na, met veel tabak en roode wijn. Pijpen en sigaren. 'S middags de machinefabriek van Stork gezien. 'S morgens ter communie. Om 4.30 naar Enschedé. Daar gegeeten bij den apotheeker en fabrikant Baurichter. Een lief beschaafd gezin, met vijf kleine kinderen en een aardige beschaafde moeder. 'S avonds weer een lange na-pret, met veel wijn en sigaren. Gisteren, woensdag naar Amsterdam en daar gesprek met van Korlaar. Vandaag toch weer voortgewerkt aan de Liebes-Mosaïk. Ik hoest nog al. Maar ik had een goede nacht, met veel slaap. Ik voel nog moe. Morgen de laatste leezing in Wageningen. Dan veel dagen rust. | |||||||||||
vrijdag 24 novemberMooi weer, zacht. ▫ Ik had een gesprekje met Truida oover Carry. Truida was zoo lief en verstandig, zoo rustig en ruim. 't Is waar dat ik in de laatste weeken veel van Carry ben gaan houden, en haar bizonder hoog schat en liefheb. Maar Truida behoeft geen vrees te hebben. Ze is mij liever dan ooit. | |||||||||||
[pagina 2052]
| |||||||||||
aant.
Gister nog veel met Truida gepraat, zij is zoo rustig en zoo vriendelijk. Ze begrijpt het zelf niet. Ik geloof dat ik het wel begrijp. Zij wordt bijgestaan. Er zijn enkele menschen waarvan ik geen bericht krijg, b.v. Ella Geldmacher en Hans de Haan. Dan denk ik dat die iets teegen me hebben, hoewel ik er in 't minst geen aanleiding toe gaf. ▫ Ik ondervond zooveel vijandschap. Ik vermoed die nu ooveral. Mijn eerzucht is nog niet dood. Het hinderde mij dat ik in een Italiaansch ooverzicht van onze literatuur niet genoemd werd. Van Ginneken heeft de tabak afgeschaft, voor goed - en hij zal het beeter volhouden dan ik, met zijn jesuïten-training. Hij begon er mee om mij. Maar hij is er al beeter af dan ik. ‘We zullen ons door nicotine niet laten dwingen’ zei hij. ▫ Ik wees op de noodzaak voor een priester om een reinen adem te hebben. En op het algemeene nicotinisme onder pastoors en kapelaans. | |||||||||||
woensdag 29 novemberZoel, stormachtig weer. ▫ Hans de Haan inviteerde me. Dus daar is geen vijandschap. Gister avond een concert bijgewoond met Hugo. Viool en piano, Somer en Marie Landré. Een net publiek, veel mooi gekleede, zwierig gekapte meisjes. De sonate van César Franck. Alleen mijn Liebes-Mosaïk en de brievekes uit Rijswijk zijn licht-punten. Ik was toch zeer somber gister. | |||||||||||
zaterdag 2 decemberZoel weer. ▫ Ik at Donderdag bij Hans de Haan. Ze was leuk en vriendelijk als altijd. Maar er was toch bitterheid in haar stem toen ze sprak van dat alleen aan tafel zitten en het niet behoeven te denken. Dus haar gedachten zijn haar pijnlijk en de eenzaamheid drukt haar. Gisteren bracht ik den dag door in Amsterdam met Carry. Wij zagen de teekeningen van Berlage en van Konijnenburg. We waren in twee kerken, de Papagaai en 't Begijne kerkje. We lunchten bij Ledeboer en zagen de groote winkels, Bijenkorf en Liberty - eindelijk het Rijksmuseum. Om | |||||||||||
[pagina 2053]
| |||||||||||
aant.
In mijn zware, sombere leeven zijn dagen als gisteren wonderbare uitkomst. Dat is alles dragende, alles vergeevende Liefde, die waarvan ♁ sprak. Dit is blijmoedig en geduldig liefhebben, elkanders leeven verligten. Niets vragen, alles geeven. Oovergelukkig zijn door de kleinste gave, het kortste samenzijn. En daarbij niets afdoen aan mijn heiligen huwelijksband. Die blijft - en ook dat wordt geduldig gedragen. Dit is waarachtige ootmoed. | |||||||||||
maandag 4 decemberZacht, stil weer. Veel werk op 't land. ▫ Gister een slechte Zondag. We waren in de kerk, dat was goed, en ook mijn bezoek bij de familie Biegel-Povel. Een gelukkig gezin. Acht kinderen, allen gezond en mooi. Innige liefde onder elkaar en vreede. Het kleinste kind de trots van de zusjes. Een van de weinige katholieke gezinnen met hooge beschaving, in Bussum. Alleen is er rijkdom, zonder dat ik de herkomst daarvan weet. Daarna ging ik naar het huis van mijn zwager Janssen. Daar was de moeder van Nella en ik voelde dat ik er liever niet heen moest gaan. Maar het aandringen op een conferentie deed mij toegeeven. En dat gaf een slecht resultaat. De vrouw werd weer zoo vijandig, zoo giftig en malicieus dat het mij helaas! prikkelde tot heftig verzet en scherp optreeden. Toen werd het een brutale virago. ▫ Ik voelde veel zelfverwijt, dat ik dit conflict niet uit den weg ging. Nu krijg ik de volle maat van haat en laster. Het is een akelig, ziek, ooverspannen weezen, voor geen reede vatbaar, vol hoogmoedswaan, en zelf verheerlijking, leugenachtig, quasi-vroom, dwaas en sluuw tegelijk. ▫ Mijn lieve vrouw en ik waren er van ooverstuur. Welk een contrast met het gelukkige gezin. Ik las ook oover Shanti Nikétan van Tagore. Ook dat is een heerlijke teegenstelling. Hoe graag had ik dat leeven daar eens gezien. | |||||||||||
[pagina 2054]
| |||||||||||
dinsdag 5 decemberDruilig weer. Zoel, somber. ▫ Een zeer sombere avond, nacht en morgen. Ik lag op den grond te schreyen, op mijn slaapkamer. Al vóór het licht werd, zag ik weer het sombere leeven tegemoet. Gister heb ik de jongens geslagen, met een stok, omdat ze zoo ruuw waren teegen hun moeder. En ik schaamde mij oover dat barbaarsche huishouden. Maar de anderen dragen dit ligter. We hebben zooveel voorrechten. En toch heb ik een gevoel alsof alleen door uiterste inspanning, zelfbeheersching en uiterlijke voorspoed, of liever geluk, toeval, of genade - een zeekere harmonie blijft bestaan. Er behoeft niet veel bij te koomen, of ik krijg te veel te dragen en voel radeloos. Mijn gedicht vordert wel. | |||||||||||
donderdag 7 decemberStorm en reegen. ▫ De somberheid blijft. Ik zie op teegen morgen, zooals altijd. Eergister avond nog St Nicolaas gevierd. Het was nog al vroolijk en aardig. Gister maakte ik het gedichtje ‘Nie hab' ich dieser Lust genug’. ▫ Het schijnt wel een van de mooiste. ▫ Nu komt het Kruis en de Heiland. | |||||||||||
maandag 11 decemberZaterdag kwam ik 's middags thuis, uit Rijswijk, na Noordwijk en Katwijk te hebben bezocht. Bij Martha was het goed. Zij is merkwaardig tevreeden en opgewekt. Zij geniet haar eenzaam leeven, vooral de zee. Ik kom er graag en voel een gunstige sfeer. Wij - Martha en ik - maakten een prachtige wandeling langs het strand, naar Katwijk. Heerlijke wolken-luchten, een frissche zee, zacht weer. In de school van Katwijk vond ik mijn pleegkind Eddie in goede conditie. De goede paters zorgen liefderijk voor hem, en hij is vrijer, oopener en beleefder geworden. Zaterdag nog boodschappen in den Haag gedaan. Dat zijn prettige tochten. ▫ Mijn somberheid was gering. Gister midden op den dag kreeg ik mijn inval om een R.K. congregatie te stichten, en wel een met de eucharistie in verband. De Broodbond, of de Dagelijksche Broodbond. ▫ En dan ook de productie van waereldsch Brood | |||||||||||
[pagina 2055]
| |||||||||||
als stoffelijk symbool, van het Brood dat wij dagelijks krijgen ter communie, en het brood dat wij zullen winnen in het zweet onzes aanschijns. ▫ Dat wordt dus een bond van R.K. broodwinners, die hun aardsch of waereldsch brood niet willen ontvangen zonder het heemelsch Brood. Die dan hun brood zelf willen voortbrengen, onder zuiver Christelijke Katholieke omstandigheeden. Het brood dat dagelijks wordt gewijd tot het lichaam onzes Heeren, wie heeft het voortgebracht en toebereid? Zouden wij kunnen dulden dat het brood dat zich eenmaal tot Jezus' lichaam zal veranderen en als zoodanig door ons genuttigd zal worden - op oneerlijke, onzuivere wijze zou zijn bereid? De Brood-bonders zullen dus zijn: landbouwers, die het voedsel voor den mensch, onder Christelijke condities voortbrengen. Brood als het voornaamste, maar ook alle andere voedsel. Geef ons heeden ons dagelijksch Brood. In het zweet uws aanschijns zult ge uw brood winnen. Dit plan, als 't ware een samenvatting en bekrooning van mijn geheele sociale actie - sociaal en religieus - lijkt mij een groote zeegen. Een goed besluit van mijn laatste leevens-werk. ▫ Slaat het in, dan wordt het een prachtige beweeging. Ik zal eerst er met enkelen oover spreeken en dan een plan ontwerpen. ▫ Eerst moet de Mozaïk klaar zijn. De Broodbond moet in 1923 gesticht worden. ▫ Pater de Jonge zal mijn beste helper zijn. Maar ik zal er ook in betrekken: Jan van Gennep, pastoor Beumer, van Ginniken en Monseigneur. | |||||||||||
donderdag 14 december'S morgens in de hut. Helder, frisch weer. ▫ Dinsdag avond ging ik naar Dordrecht. Ik was de gast van pastoor Postma. En sprak ook lang met kapelaan van Dorp. Deeze is ook een dien ik raadpleegen wil voor de Dagelijks-brood-bond. Hij had het ‘Oopenbaar leeven’ aandachtig en bewonderend geleezen. Pater de Jonge zei dat ik elken maand Roomscher word, en dat mijn stem steeds sterker was geworden. In Dordt ging het ook goed. De goede Trip stond aan den uitgang op mij te wachten. Woensdag nog een paar heerlijke uuren in Den Haag. Mauritshuis gezien. Thuis een slecht bericht. Annie ziet voorloopig van alle meede-werking af. Op raad van een Somnambule. | |||||||||||
[pagina 2056]
| |||||||||||
Carry vertelde mij dat haar kinderen ter catechisatie gingen bij een dominee die leerde dat de Evangeliën verhaaltjes waren, en het gebed nutteloos en waardeloos. Zij had ze nu teruggenoomen. In haar omgeeving of familie vindt ze enkel ongeloovigen. Diezelfde dominee leerde ook de kinderen dat ik een aansteller ben en alleen door seniele zwakte Roomsch ben geworden. ▫ Zulke berichten toonen me hoe treurig het nog staat in de waereld en hoe heerlijk mijn katholiek geloof is, en hoe dierbaar al reeds. | |||||||||||
vrijdag 22 decemberStormachtig weer. Alleen te Bolsward had ik 's morgens goed weer. ▫ Ik heb vreeselijke dagen achter mij. Het is een onbeschrijfelijke strijd in mij geweest. Ik heb verlooren. De leezing in Bolsward was geen succes, omdat ik Isméa sprak en dat was ongeschikt voor 't publiek. Het was vol, en ze waren teleurgesteld. Den volgenden dag gaf ik het zelfde in Leeuwarden voor de gymnasiasten. Dat sloeg beeter in. Maar ik was ongelukkig en droevig en onrustig in hooge mate. Het verblijf in Bolsward was wel een herhaling van dien gelukkigen morgen voor drie jaar. Maar nu kwam de onrust er in, en een ellendige somberheid. Ik logeerde bij Beekhuis, in Leeuwarden bij het aardige gezin Oosterhof. Flinke jongens en meisjes, een vroolijke gastvrouw. Niet Katholiek maar zeer eerbiedig. Eergister in Katwijk aangekoomen, en daar geslapen in de bisschopskamer. Het gezelschap van pater de Jonge heeft mij toen eindelijk rust gebracht. Ik heb bij hem gebiecht, en toen de communie gehad gelijk met de eerste van Eddie. De kinderen waren zoo gelukkig en zoo lief. Nella en mijn lieve vrouw waren er ook bij. Een werkelijk mooi en stichtelijk gebeuren. Ik sprak met pater de Jonge oover mijn plan van een R.K. congregatie | |||||||||||
[pagina 2057]
| |||||||||||
aant.
De Jonge dacht dadelijk aan Paraguay, dat volgens hem nog steeds het heimelijk ideaal is der Jezuïeten. Heer! geef ons heeden .... De actieve kracht der Jezuïeten zou daar een prachtige werksaamheid vinden. | |||||||||||
zaterdag 23 decemberHelder weer, stormachtig, zoel. ▫ Gister sprak ik in Alkmaar en was om één uur 's nachts thuis. ▫ Ik at bij het echtpaar Kenter, een onderwijzersgezin zonder kinderen. Er waren veel menschen als altijd. En ik sprak krachtig en goed. Ik sliep goed en lang. Vanmorgen is de melancholie weg. De twee kinderen Gustowski zijn nu hier. Ik schrijf het ‘Zwiegesprach im Walde’. Ik voel daarin de bizondere origineele ritmus die een vers blijvend maakt. Daar zijn schoone reegels: ‘Irdisch Glück ist bald vorbei!’ en ‘Ist so nah das Ende schon?’ Wat zou dèr Mouw dit werk gewaardeerd hebben. ‘Eule! Eule! wein' und heule’. Er zit zoo veel stemming in. Maar 't vordert langsaam. ▫ En als dit af is, wat blijft er oover? Kea zei terecht dat Sirius hierin wijzer spreekt dan de Kerk. Maar dat kan ik niet publiceeren. ▫ En van Isméa heb ik geen verwachting meer. Misschien is 't een bévue. En dan komt Moeder en zoon ook niet ten einde. Zou de Broodbond alleen ooverblijven? | |||||||||||
25 december, Eerste KerstdagGisteravond een treurige scene, om het oude kerkjaar mee af te sluiten. Een gevecht tusschen de twee jongens, waarbij Evert zich woedend kwaad maakte, naar zijn driftigen aard. Zij vochten heftig, en ik had moeite hen te scheiden. ▫ Ik verbood Evert toen naar de communie te gaan, na zulk een tooneel. We gingen toch alle vijf naar de Nachtmis. Truida en ik, de twee jongens en de kleine Eddie. Ik zag Truida van de communie-bank terug koomen toen ik er heen | |||||||||||
[pagina 2058]
| |||||||||||
ging. Haar gelaat had een wondere expressie van verheerlijking en bevreediging en dankbaarheid. Het was als een lichtglans om haar lieve, bleeke gezicht. ▫ Ook mij deed de communie goed. Ik was eerst koud gebleeven, toen kwam de verteedering. Eddie is een klein, grappig ventje, dat zeer inneemend is. Maar Everts gezelschap is slecht voor hem. Evert heeft leelijke trekken in zijn karakter. Snoepachtig, diefachtig, geneigd tot allerlei kwaad. Hugo is alleen maar wat bazig, wat schreeuwerig en zwetserig, maar hij vecht met zijn gebreeken. | |||||||||||
donderdag 28 decemberVrij goed weer, zacht. ▫ Eergister 2e Kerstdag een dineetje, met de Janssens, Truida's zuster en zwager en hun moeder. Het liep alles vlot en men amuseerde zich. Oude vrienden van vroeger heb ik niet meer. Die oude tijd is geheel afgeslooten. Maar ik heb mijn lieve vrouw, en Carry en sommigen van mijn geestelijke vrienden. Jan van Gennep en pater de Jonge. Gister bracht ik de Gustowski-kinderen naar den Haag en lunchte bij Woutje de Rochemont en haar moeder. Ik was kalm en vreedig gestemd en de verhouding tusschen de zusters werd beeter. Ook Wout gedroeg zich rustiger. Het zal mij benieuwen hoe moeder en kinderen het zullen vinden. 's Middags de dierentuin, de voogel-galerij en de heerlijke bloemen. Hoe mooi was dat! Hoe zou ik het genieten als ik jong en veerkrachtig was. | |||||||||||