Dagboek 1878-1923. Deel 4: 1919-1923
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1921]nieuwjaarsdagZoel weer. Stil. ▫ Mijn goede buurman en vriend Philip van Nierop stierf gister avond. Hij leed al lang aan een hartkwaal en ik bezocht hem gereegeld. Hij was zeer goedhartig en lief ook voor mijn jongens. Wij zijn bedroefd omdat hij stierf zonder troost, zonder een vroome oovertuiging. Dit koomende jaar hoop ik Beati Pacifici te voltooyen. Voorts het Roode Lampje II en misschien een zang van Schijn en Weezen. En dan het vervolg op Jezus' leer en verborgen leeven. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1891]
| |||||||||||||||||||||||||
zondag 2 januariZacht bedekt weer. ▫ Ik kreeg de biografie van R. Rolland, door Stefan Zweig. Ik voel me nog niet lekker, en ook zeer droevig. Ik heb zoo weinig voor van Nierop gedaan, en hij gedenkt me met dankbaarheid in zijn testament. En hoe weinig deed ik voor hem, en hoe veel deed hij voor mij! | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 5 januariReegen - donker - zoel. ▫ Gister begrafenis van Philip van Nierop. Het heeft wel indruk op me gemaakt. Het was donker, buyig, stormachtig weer, en dan is Muyderberg zeer naargeestig. Maar de begraafplaats zelf is geweldig en imposant - een enorme vlakte, misschien honderd Hectaren of meer, en geheel woest en vol groote grafzerken. Het is er een grootsche wildernis. ▫ Het huis van den portier herinner ik mij altijd als een toppunt van leelijkheid en naargeestigheid. Maar dat is gisteren anders geworden. Het is nu, in herinnering imposant en niet zonder aantrekking, want booven in een groote zaal stond een eenvoudig maal van broodjes en koffie gereed. ▫ En dan het Hebreeuwsch zingen, onder het voortgaan, dat me trof. Er is iets uiterst doordringend, sonoor, indrukwekkend in die taal. Ik hoor de sterke klanken nog. Het is niet mooi, maar geweldig sterk. Ik begrijp dat ze magisch werken, die klanken. Ze roepen en dwingen. Hugo was mee-gefietst, hij hield van den goeden Philip en wou er bij zijn, zoo reed hij in reegen en wind achter den stoet. Maar als gewoonlijk liet hij zijn pet thuis. Toen mocht hij niet binnenkoomen om het ongedekte hoofd. ▫ Maar het gelukte ons toch de pet door een sjaal te vervangen en Hugo kreeg zijn toelating, en liep mee achter den roependen Hebreeër, en kreeg zijn lekkere broodjes met zalm en kaas, en zijn kop koffie. Hij was blij gegaan te zijn en ik heb ook een goede herinnering. God zeegen den goeden mensch, ook in zijn geloof, en neeme hem barmhartig tot zich. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1892]
| |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 7 januariDruilig, donker, reegenachtig. ▫ Gister morgen in de kerk. Drie-koningen. 's Middags éven naar Amsterdam. Mijn droomen zijn weer mooi, als altijd in Januari. Ooverdag hartsgevoelentjes. De opbrengst van mijn boeken is 4000 in plaats van 5500 zooals 't voorig jaar. De lezingen zijn 1700 minder. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 10 januariZoel, winderig maar mooi weer. ▫ Ik werk aan 't R. Lampje en aan Beati Pacifici te gelijk. Ik moet veel aan d'Albert denken. Ik wou met hem in contact zijn. Ik droom weer vreemd en liefelijk. Een groot park, bij een kasteel waar ik logeerde. Ik wandelde met van Gennep, de vader van pater Jan, en de nachtegaal begon te zingen. Ik hoorde hem volkoomen duidelijk. ▫ Ook een lange uitreekening oover ‘coram publico’ of ‘coram populo’ waarin ik heelemaal geen weg meer wist. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 12 januariPrachtig, stil, zonnig weer. ▫ Gisteren vergadering van 't Instituut, met Brouwer, Mannoury, van Ginniken en ik. In de apotheek op de Oovertoom. ▫ Discussie tusschen twee wiskunstenaars die elkaar scheenen te begrijpen, hoewel ik er hoegenaamd niets van kon volgen. Want als ze met hun waereld-punt en waereld-lijn beginnen dan heeft dat voor mij geen beteekenis meer. Ook van Ginniken erkende er niets van begreepen te hebben. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1893]
| |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 14 januariMooi zonnig weer, maar kouder. ▫ Ik schreef oover Electra. ▫ Ik zal weer naar Antwerpen moeten gaan. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 19 januariHeevige stormen. ▫ Gister was ik met Truida in Haarlem. We werden door een geweldige bui oovervallen, en vluchtten nog bijtijds bij Kooy, waar wij verwacht werden. Wij waren ook bij Valérie. Vanmorgen een brief uit Antwerpen, die mijn voorstel aanneemt. Ik vond het zeer onplezierig, maar had niet de innerlijke stem die zegt: niet doen! Inteegendeel, het is: ‘wel doen!’ Ondanks den teegenzin. Truida werkte niet mee, maar ik was vastbeslooten. ▫ Toen kwam verheldering en ik begreep wat ik daar zeggen moest. Ik moet oover Kerk en Communisme spreeken. Daarvoor ben ik de aangeweezen persoon en is België het aangeweezen land. ▫ Ik wil ook mijn stem verheffen teegen die arme geplaagde Flaminganten die vervolgd en opgeslooten worden, hoewel er geen enkele werkelijk verraad heeft gepleegd. | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 21 januariStil, zacht weer. ▫ Gister schreef ik een tweede stuk oover Electra. ▫ Als ik aan mijn voordracht wil gaan werken dan oovervalt mij een gevoel van leegte, van machteloosheid, van gemis aan zelfvertrouwen. Dat werkt zeer beklemmend. Ik ondervond het wel eens meer, maar nooit zoo sterk. Maken demonen gebruik van de veroudering van 't lichaam? Ik weet dat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1894]
| |||||||||||||||||||||||||
alle gedachten en woorden er nog zijn, maar ik kan er niet bij. Op eens komt dan alles weer in 't licht. Ik zal dus doorzetten, hoopend dat God mij steunen wil. Ik was weer bij Aagot-Oki - mijn vriendinnetje. Ze lieten me teekeningen zien die ze mooi vond. Van een schilder Edzard. Afschuwelijk demonisch werk. En het jonggetrouwde vrouwtje lijkt zoo rein, zoo zuiver, zoo naïef, zoo onschuldig. Is dat niet zoo? - Hebben demonen vat op zulk een blanke ziel? Of is ze anders dan ze lijkt? Ik ben er graag, in het kleine, keurige huisje, met het jonge mevrouwtje, de hond, het kleine huizer dienstmeisje van 14 jaar. En de echtgenoot een blonde bloozende jongen, die vroeg of hij mij oom Freekie mocht noemen. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 22 januariStorm. ▫ Wel rustige dagen. Ik werk aan de Antwerpsche leezing. Maar geldbezwaren. Er is geen uitweg die ik zie. Ik zit hier vast en zou niet weeten wat of waarheen. ▫ Wel ben ik minder arm dan eenige jaren geleeden, tot nu toe. Mijn huis is nu met den grond en alle onroerend goed wel 100.000 waard - en de hypotheek verminderd tot 22000 en dan heb ik nog ongeveer 10.000, denk ik, contant. ▫ Maar de uitgaven zijn enorm, het huishouden alleen 500 per maand. De tuin 100 per week. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 24 januariMotreegen, gister storm. ▫ Ik las gister de geschiedenis van het Tsarengezin, en ben er nog zeer van vervuld. ▫ Die beschaafde, elkaar innig liefhebbende menschen, die mooye, lieve meisjes en die lieve, ziekelijke jongen, de man, eeven goed huisvader als hij slecht heerscher was - en dan dat einde! - het bloeddorstige sadistische schieten op dat lieve, onschuldige gezin tot ze allen dood waren. ▫ Het is ontzettend en afgrijsselijk. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1895]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
In Amsterdam, aan dat onzalige consulaat liep alles mee, en ik was binnen twee uur weer op Walden, met de pas. ▫ En dan voel ik vermoeid, door de somberheid. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 27 januariBedekt, 40o N. wind. ▫ Van morgen zeer zwaarmoedig. Ik weet dat de reis mij goed zal doen, vooral als ik dan weer thuis kom. Maar ik zie er toch geweldig teegen op. Ik las deezen morgen dat Bertus redacteur wordt van een nieuw weekblad - tweeweekelijks - met Frans Coenen en Fischer. Dus een herleeving van de Nieuwe Groene. ▫ Het zal wel een dood-gebooren kind zijn, maar het hindert mij toch dat Brouwer zich daarvoor heeft laten vinden. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 31 januariAntwerpen. Mooi lenteweer. ▫ Een rijke tijd, als met vroegere leestochten. ▫ Het begint hachelijk, een geforceerde marsch naar 't station met een zware koffer omdat het rijtuig niet kwam. Maar 't bekwam mij goed. Ik zat in een warme coupé en ik voelde geen oover vermoeyenis. Mijn hart schijnt toch nog valide. Ik werd ontvangen door J. Muls aan 't station en toen in het huis van de Groodt, een medicus, patholoog anatoom, de vrouw een Vlaamsche van Fransche afkomst, Juliette Adant. Zware Rubensvrouw, net als Magda Peeters, maar boovendien zeer intellektueel en kunst-lievend, ze leerde zichzelve Bengali en Hebreeuwsch, en kon Tagore leezen in 't oorspronkelijk. Ze heeft vijf kinderen, waarvan de oudste 8 jaar. Ze was vol van Tagore, die bij haar gelogeerd had. Gister aten wij bij haar (30 Jan.) en kwam zij aan tafel in Indisch kostuum. Des middags, op een schoonen voorjaarsdag, waren we naar Mortsel gegaan en daar zag ik het teekenwerk van Servaes, waaroover groot conflict heerscht tusschen katholieken en kunstenaars. ▫ Ik vond het, zooals ik wel dacht, ook leelijk en 't ontroerde mij niet. ▫ Het was te zien in een kapelletje bij het Karmelieten Klooster. ▫ Ik knielde voor het roode lampje. ▫ | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1896]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
De leezing was goed. Ik trof in 't hart geloof ik, en voelde voldaan. ▫ 's Avonds een fuif, waar veel gegeeten/ gedronken en gespeecht werd. Het was me of ik weer in Amerika was. Ik hield ook een kleine tafel-reede, en vond den juisten toon. ▫ Het duurde tot twaalf uur en de Vlaamsche advocaten waren zeer tierig. Het trof mij dat het Vlaamsche element stellig veel sterker was dan het Fransch-Belgische. Niet alleen in aantal. ▫ De Fransche heeren die er waren, poogden Vlaamsch te spreeken, hetgeen zeer slecht ging. Ik sliep goed en voelde vrij rustig. Ik logeerde in hetzelfde rare huisje dat Joors decoreerde met Jozef Muls. Veel trappen/ een smal en hoog huis. Ik kon niet in de Kerk, die was digt, maar ik zag de Schelde en 't museum, en in Mortsel het kapelletje. Gister avond diner bij de Groodt, met een medicus, Peterman en zijn vrouw, een Lodewijk Antrop, leeraar aan 't conservatorium, en Frank den Bulk, een jonge musicus (‘muziekant’ zeggen ze hier) die ons prachtige muziek liet hooren, van Russen (Musorgski) Spanjaarden (Turino) en van Chopin en Grieg. Ik zelf las gedichten, en deed het nog al goed. Ik kreeg ook bezoek van de strijdende flaminganten Floris Couteele die in Leuven studeert een schrandere flinke jonge man, met politiek besef Marnix Gijsen. ▫ En dan de dochter van Valerie Braakensiek. ▫ Valerie Kries, die ook zeer Vlaamsch voelt. En Herman Vos, die twee jaar als activist gevangen zat. ▫ Tot mijn genoegen hoorde ik dat juist de Katholieken het meest revolutionair zijn. Dat klopt met mijn bedoelingen. ▫ Het land is hier geheel katholiek, maar verslapt in het geloof. Ik zag aan tafel maar één dame zich bekruissen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1897]
| |||||||||||||||||||||||||
Maandag deed ik een auto-rit met Juliette de Groodt, en zag de diergaarde, terwijl zij mij raadpleegde omtrent haar moeyelijkheeden. Haar huuwelijk een ‘mariage arrangé’/ de man een materialist. Ik kon nog al stellig spreeken. Om 5 uur ging ik naar Leuven. De indruk was treffend. De ruïnen nog ooveral, somber en woest en daartusschen nieuwe gebouwen en een caroussel, leelijk, pleister bouwwerk. De voordracht slaagde zeer, - ik vertrouwde geheel op heilige hulp, en die bleef niet uit. Ik sprak ook meer in Katholieke geest dan ooit. Ik pleitte eigenlijk vóór het katholicisme, aan deeze katholieke universiteit. De geestdrift was groot en weldadig. Wij kwam<en> 's avonds nog bijeen bij prof. Noyons, daar was ook professor Rutgers en Carnoi, den Waal, die vóór de Vlaamsche zaak is. ▫ Ieder had oorlogs ellende ondervonden, en alles was nog vol herinnering aan vreesselijke gebeurtenissen. Ik sliep heerlijk en reisde Dinsdag terug oover Aerschot en Lier, het land van Pallieter. Het trok mij aan, het was heerlijk weer, en de Nethe - maar een klein stroompje - lokte als tot zwemmen. ▫ Ik lunchte nog bij de Rani, en ging om 4 uur uit Antwerpen, en logeerde bij Hans en Marietje. Toen lunchte ik nog bij Kooy - kreeg daar ook weer harts-confidenties. Ik ben blij voor haar dat ze van dien man afgaat. ▫ Thuis alles goed - maar de Domper er op. Op de gansche reis las ik in de Relativiteitstheorie van Lämmel. Het gaf mij wel veel opheldering, hier en daar. ▫ En het gaf moreele steun. Het nam de doods-schrik weg. Het R.P. beteekent een uitzicht oover den tijd heen, dus ook oover den Dood. Ik voelde het, rust-geevend. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 5 februariKil, grijs weer. ▫ Ik ben weer wat verkouden. De neus plaagt. Donderdag was Annie er, en wij kreegen een lang en mooi bericht van ♁. Alles voor het tweede deel van J. Leer en leeven. Met veel voldoening denk ik aan mijn vlaamsche tocht. Ik schreef er oover in de Groene, en zal ook de reede uitgeeven als brochure. Ik las in oude dagboeken. Het zijn wel de aanteekeningen van een dichter en een kunstenaar - en het zal meer schande zijn voor mijn volk dan voor mij, dat mijn werk nu al 15 jaar miskend ligt. Ik denk vooral aan mijn | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1898]
| |||||||||||||||||||||||||
dramatisch werk. ▫ Welk een verwaarloozing! ▫ Ik spreek zonder bitterheid, denkend om mijn domheeden en fouten - maar mijn kunstwerken verdienden beeter. Lioba, in 't geheel vier malen gespeeld, eens in Duitschland. De Broeders nooit, Minnestral, de Zendeling, de Stamhouder nooit, Don Torribio een keer of tien, IJsbrand ook een dozijn malen. De Bokkerijder zes maal, Paleis van Circe drie of vier maal, Isméa nog ooveral geweigerd. ▫ Maar desondanks ga ik voort. Ik voel dat ik in Moeder en Zoon iets sterks en moois kan geeven. Misschien noem ik het Trots Verbrijzeld, die oude titel die mij vroeger zooveel door 't hoofd speelde. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 7 februariKoud, grijs om 't vriespunt. ▫ Gister een wandeling naar Laren, heen en terug, met Hugo. Prettig. Bij Jet Wolterbeek geweest die te bed lag. De krankzinnige zoon is nu bij haar aan huis, maar spreekt wat te veel oover ‘slachten’ en zegt dat hij slachter is, en de menschen moet helpen zichzelf te slachten. Om niet heel gerust te voelen. Ik las het boekje van Jozef Muls, in 't rijk der stilte, een aardig interessant boekje, oover kunst en de oorlog. | |||||||||||||||||||||||||
dinsdag 8 februariStil, grijs, kil. ▫ Gisteren in Amsterdam. Voordracht van Faddegon oover het eeuwige en het menschelijke woord bij de Indiërs. ▫ Dag en nacht periode van de schepping. ▫ Aan 't einde van den nacht wordt door den Dood en den Honger in opdracht van Brahman de waereld opnieuw geschapen. Het woord, als woordklank is eeuwig en Brahman schept door de stem. ▫ Het had de vorm van een twistgesprek. Ik zag het aardige schilderij van Lizzy: Diagnose. Ik ontmoette van der Horst die oover Minnestral sprak. 's Avonds was Brouwer en Borel aanweezig. Ze hadden veel pret met elkaar. Dan is Brouwer zoo zwak, en Borel heeft er plezier in, hem omlaag te halen. Ik was wel iets hoopvoller. Vandaag weer naar Amsterdam. Maar ik geloof meer in mijn werk. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1899]
| |||||||||||||||||||||||||
woensdag 9 februariStil en grijs, somber weer. ▫ Gister weer in Amsterdam. Een ellendige dag. Redactie vergadering. Gesprek met Giza. Toen naar de voorstelling in 't gebouw Carré. De Roovers. Ik vond het leelijk en dom, innig antipathiek. Ik sprak Heyermans niet. En verdween. Giza achterlatend. Ik ben uiterst neerslachtig, en voel mij vreemd, alsof ik de herinnering niet kan onderscheiden van wat ik gedroomd heb en beleefd heb. ▫ Het was wel een akelige dag, zooals ik er maar weinig beleefde. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 10 februariGuure N. wind. Geen vorst. ▫ Ik heb dankbaar te zijn voor een goede nacht en verkwikkende slaap. ▫ Maar ik ben nog eeven somber en diep zwaarmoedig. Alles doet me pijn, en het leeven heeft geen aantrekking meer voor me. En het contrast met mijn betrekkelijk opgewekte jeugd en na-jeugd is zoo droevig. Uit Vlaanderen hoor ik niets. Het waren goede dagen, maar alweer verstorven. | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 11 februariKoud en grijs. ▫ Ik ben zeer gedeprimeerd. Welk een droevig eindeloos getob - het leeven. En dan ben ik nog een van de meest bevoorrechten. ▫ Ja, er zullen wel weer opgewekter momenten koomen. Maar kan er iets koomen dat de verdragen ellende goed maakt? ▫ Hier is 't alsof Jezus mij verwijtend aanziet. Het is alsof ik Hem verdriet doe en beleedig door zoo bitter oover 't leeven te spreeken. Het is toch Zijn werk en Hij kon blijkbaar niet anders doen, en Hij zal goedmaken wat te kort is gedaan. ▫ Mijn hand schrijft het. Mijn hart moet geduldig zijn. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 14 februariWinderig, vrij goed weer. ▫ Zaterdag en Zondag bij Martha op Noordwijk a/zee. Ik fietste van Haarlem, de mooye tocht. Het was er mij lief, daar in Noordwijk, met Martha, Hans en Marietje en Jansje Vioen. ▫ Ik ging Zondag naar de Kerk, en de goede Jansje drong er op aan. Ze wist zeeker dat ik er toch toe koomen zou. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1900]
| |||||||||||||||||||||||||
Gisteren weer thuis, in dagboeken gesnuffeld. Ik kreeg meedelij met mezelven, om al dat worstelen en al die kwelling. En aandoenlijk is dat telkens weer denken: nu ben ik er! En och arm! dan begint het pas. ▫ Nu ben ik oud en er valt niet veel meer te herstellen. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 16 februariPaul's verjaardag. Zonnig en zacht lenteweer. Viooltjes. Maandag leezing van Mannoury, oover waereldpunt en waereldlijn. Hij sprak voortreffelijk, denkend en vindend onder 't spreeken. Een zeer bizondere prestatie. Ik volgde met onafgebrooken aandacht, 1½ uur. ▫ Het verschil tusschen Passé défini en Imparfait. De waereld als een film, een kolom van film-plaatjes, waarvan de doorsnee gelijktijdigheid is. De vóórkegel en na-kegel, met het nu, het moment tusschen beiden, als de punt van een zak. Ik ging met Brouwer naar huis. Hij zeide ziek te zijn geweest en ik begreep dat het begin van t.b.c. was. Ik had hem zoo lief, hij was vriendelijk en hartelijk. Als hij maar vleesch wou eeten. Gisteren niets bizonders. Ik kreeg het boek van Pieter van de Meer de Walcheren ‘Journal d'un converti’. Ik schreef oover Kropotkin voor de Groene. Ook nog oover Vlaanderen. En een stukje voor le temps nouveau. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 17 februariMistig, stil, donker. ▫ Ik ben nog steeds vervuld van die vreesselijke Tsarenmoord. Ik las een uitvoerig verhaal in de Illustration. Ik moet er steeds aan denken, met een misschien wat ongezonde belangstelling. Het is al een afschuwelijke gedachte dat we met zulke booswichten in een waereld leeven, en in één ras. Het gezicht van den hoofdman in den moord is ontzettend van woeste wreedheid. Men zegt dat hij een jood is. Maar dit lijkt me een tendentieuze opmerking. Ik schrijf aan 't 4e bedrijf, dit is geheel in jamben, waardoor de wildheid van 3 wordt bedwongen en gestiliseerd. Ik zal dit werk toch ook voor 't tooneel gereed maken. En ook uitgeeven. Zalig de vreedestichters. Kindren Gods. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1901]
| |||||||||||||||||||||||||
maandag 21 februariPaul's sterfdag. Het is even prachtig weer als in 1913 en ook verleeden jaar. ▫ Ik was Vrijdag bij mijn lieve Aagot, er is iets zeer reins en gelukkigs in die liefde van het jonge, gelukkig gehuwde vrouwtje. Ik voel voorjaarsgevoelens. | |||||||||||||||||||||||||
dinsdag 22 februariMooi weer, nachtvorst. ▫ Ik moet aanstonds naar Amsterdam, naar een receptie van de Amerikaansche gezant. Gister wandelde ik met Oki oover de Meent. Het was heerlijk. Ik las in de ‘Koele meeren’ gisteravond. Het is een merkwaardig boek. Sterke stemmingen stijgen er uit op. Het boeide mij meer dan Marie Thérèse. Ik wantrouw de echtheid van een sentiment niet graag. Maar M. Thérèse maakt het te erg soms. Ze is zoo mooi, zoo braaf, zoo vroom - en ze weet dat zoo goed. Ze spreekt steeds van haar ‘pauvre petit coeur’ en van het ‘bloemetje’ dat Jezus plukt. Het ergst vond ik die ‘communicatie’ van de Vader en de H. Geest dat hun eenige zoon Jezus getrouwd was met M. Thérèse. Dit vond ik blasfemie, en maakte me wee. ▫ Ik kan veel verdragen, maar dit was te erg. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 24 februariPrachtig weer, nachtvorst. ▫ De receptie in 't Amstel hotel vond ik prettig. Ik zag veel oude en halve kennissen, en ik voelde mij - voor één keer - niet misplaatst en ongelukkig. Oki was er ook. Ik bad in de kerk in de Obrechtstraat, en ik vroeg om steun. En nu werd ik zeer duidelijk geholpen. De vriendelijke mevr. Muysken vroeg mij of ik met haar auto terug wilde gaan, en ik nam dat dankbaar aan. Ik was veel beeter geworden. Gister de juffrouw-verkoopster ontvangen, die zooveel doet voor mijn boeken. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1902]
| |||||||||||||||||||||||||
voelde ik sterke antipathieke invloed, onzeggelijk naargeestig. Zoo was het vroeger met het leesgezelschap, in Bussum, dat ik beschreef in de Nachtbruid. Ik at bij Marie Kooy en ging met de electrische tram naar Amsterdam. Ik was zeer ontevreeden met mezelven, en verwachtte een slechte dag. Maar ik voelde zeer opgewekt, in de frissche atmosfeer. Des nachts al, wandelend van 't station. En van morgen nam ik een koud bad, en ik voel verheugd en opgeruimd. ▫ Ik word toch zeeker met andere maat gemeeten als de meeste menschen. Ik voel mij onwaardig en toch word ik door vreugd en werkkracht beloond. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 28 februariGrijs, koud weer. ▫ Gisteren schreef ik het laatste bedrijf van de ‘Kindren Gods’ ten einde. ▫ Ik las het mijn lieve vrouw voor. ▫ Ik zou er gelukkig door zijn geweest, als de demon in mij was bedwongen. Maar ik voel mij nog in zijn macht. ▫ Het stuk is een daad van deemoed, zooals de ‘Koele Meeren’ één gespannen daad van liefde en deernis is. ▫ Wat ik geef is eenvoudig en begrijpelijk. Schijnbaar conventioneel op een al te bekend thema. Maar dat thema is nooit nog met deeze ernst en liefde behandeld. ▫ Ik schreef Royaards of hij er zijn kracht aan wijden wil. Dan alleen kan het gelukken. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1903]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Het gaat slecht met mij. De demon laat me niet los. Onze pastoor is gister morgen gestorven. Truida en de jongens waren zeer bedroefd, en ik ook schreide. Ik bad voor hem aan tafel. ▫ Zulk een geval maakt ernstig, en ook beeter. Waarom is Satan bang voor een droeve, maar verheeven gemoedsstemming? Dan vlucht hij. Ik herlas de onvoltooide werken. Ik zal eerst het roode Lampje voltooyen. Dan Sirius. En dan het tweede boekje; Jezus' oopenbaar optreeden. ▫ In Sirius allereerst de vader, scherp, fel, verbitterd. Het leeven in het kamp. Dan zijn tocht door Soviet-Rusland, Japan - zijn intocht in New-York. ▫ Het tooneelstuk ‘Trots verbrijzeld’ moet wachten. Nog steeds drukken geldzorgen. Ik kan niet boekhouden. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 5 maartGrijs, maar voorjaarsklanken en geuren. ▫ Gister begroeven wij het lichaam van onzen goeden pastoor. Hoe spoedig hecht men zich aan een goede geestelijke leider. En hoe snel komt een zeedelijk goede richting in een menschengroep tot zijn recht. Hoe zuiver waren zijn motieven. Hoe goed deed het te kunnen vertrouwen op de eerlijke en liefdevolle bedoeling. Ik herlees de Histoire d'une Ame. Met veel meer voldoening. Zulke leevens moeten ons vóórlichten. | |||||||||||||||||||||||||
zondag 6 maartOnze gedenkdag. Ik gaf bloemen, anjers, als altijd. ▫ Gobineau voorziet dat het menschengeslacht spoedig uitsterft. Hij vindt dat niet erg, maar wel de degeneratie. Maar een troostende verklaring schijnt hij niet te zien. De verklaring is deeze: ▫ Alle soorten en geslachten zijn tijdelijk, gaan voorbij, sterven dus uit. ▫ Ook de mensch. Maar deeze is bewust van onsterfelijkheid, en zoekt verlossing vóór de fatale inzinking begint. Als dan de golf op zijn hoogste punt is dan vormt de mensch een brug als de reegenboog en zijn Verlosser wijst den uitweg. Dus in den sterksten bloei van het menschengeslacht, dan springt de mensch oover op 't heemelsche land dat dan in zijn bereik is, en daar is hij gered. De regenboog is altijd als brug gezien. ▫ Doet hij de sprong niet dan zinkt hij met het ontaardende geslacht weer neer en sterft met het geslacht uit. Dat wil zeggen: hij verzinkt | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1904]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Jezus is de redder die de hoogte van de golf afwacht en dan van uit zijn eigen eeuwig en goddelijk land tegemoet treedt aan hen die den sprong met hem willen wagen. En toen wij niet dorsten deed Hij ons de sprong vóór. Het is dus met ons als met de acrobaat aan een zweefrek, die op het kritische moment zijn stok loslaat en de andere stok die hem tegemoet zweeft grijpen moet. Durft hij niet of grijpt hij mis dan valt hij in 't net. ▫ Jezus is 't die hem het andere zweefrek toezendt. De dood is het moment van ooverspringen. ▫ Evenzoo de loods die aan boord van een schip moet koomen en een gunstig ‘zeetje’ afwacht om op de touwladder oover te springen uit zijn boot. Zijn boot is 't aardsche leeven. Hij springt oover op het groote schip, de heemelsche waereld van begrip en schoonheid. ▫ Jezus reikt hem de hand bij 't aan boord klimmen. Dit is ook het ‘alles laten varen, van alles afzien, zich geheel geeven’ om van het eene zweefrek tot het andere te koomen. Formido mortis morte pejor
non potes vitare mortem sed potes
contemnere.
Scaliger | |||||||||||||||||||||||||
maandag 7 maartGister avond kreeg ik het duidelijk inzicht in het nieuwe tooneelspel, Trots verbrijzeld. De zoon minacht de moeder en plaagt haar. Zij is van lage afkomst/ de zoon is aristocraat-nieuwlichter, vol hoogmoed. De moeder is vroom, vol toewijding en stille zelf-verloochening. De jongen spot met haar vroomheid en profiteert zonder dank van haar goedheid. Ook Sirius voelde ik groeyen. Ik breng er bekende menschen in. Lloyd George, Wilson. De moeder is als het weeke water, dat de trotsche rots ondermijnt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1905]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik voel mijn roeping weer. Ik moet de reegenboog toonen, waaroover de zielen in 't heemelrijk koomen. En mijn miserabele fouten en zwakheeden zijn even zooveel seinlichten en waarschuwingen. Ik vond thuis een hartelijke brief van Royaards. Ik zal hem er wel toe krijgen het stuk te speelen. ▫ Maar ik moet goed vaststellen dat het mij onverschillig moet laten of mijn wensch verhoord wordt of niet. God moet het weeten. Ik zie meer en meer dat ook dat echec met mijn tooneelwerk zijn goede reeden heeft. Eerst nu heb ik veilige vastheid. Zonder Jezus direct waar te neemen, voel ik toch meer en meer zijn weezen en begint er duidelijke liefde te koomen in 't bereik van mijn besef. ▫ Nu zijn ook mijn tooneelwerken minder gevaarlijk. Tot nog toe was er altijd een scherp element van twijfel en ongeloof in. Maar in mijn laatste werk treed ik sterker op. De Bokkerijder is nog mislukt. Maar de ‘Kindren Gods’ zal wel niet mislukken. ▫ Ik voelde mij frisch en sterk in de kille nachtlucht, wandelend van 't station. | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 11 maartPrachtig voorjaarsweer. ▫ Eergister sprak ik in Tiel. Het was goed. Het was weer zeer vol en ik kon vrij goed spreeken. De indruk die het maakte was blijkbaar dieper dan vroeger. Ik logeerde bij een predikant, van der Poel, een gezin zonder kinderen. Een zware blonde vrouw. Bij 't weggaan uit de zaal struikelde ik en viel plomp verlooren op mijn rug. Toen werden veele handen naar mij uitgestooken en dat ergerde mij een beetje. Het was een verneederend gevoel. Er waren ongeveer 500 menschen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1906]
| |||||||||||||||||||||||||
geweldige uitbranders, en hij verdroeg ze deemoedig. ▫ Hugo sprak en Zola. En spoedig koomen we weer bijeen. De kroosjes en de prunus pisardi bloeyen. Er zijn viooltjes. Een gezeegende dag. Vreedig voorjaar. Warme zon. Ik las in het boek ‘Beyond the Veil’ van G.O. Vale, en kreeg een sterke invloed van waarheid. ▫ Ja, dit is het zuivere, troostrijke, rijke leeven. De schoonheid die rust geeft en bevreedigt. Deeze voorstelling moet juist zijn. Ik voelde het in weinig minuten. ‘Prayerful, clean-living and humble’ zoo moet de mensch zijn om geen demonen meer te duchten. Arthur Conan Doyle schrijft een voorreede die mij voldoet. Juist, niet door ‘test-conditions’ maar door veelheid van waarneemingen koomen wij tot oovertuiging. Hoe treffend was bij ons, in de laatste zitting met ♁, het koomen van Hatch (die nooit door Annie geschreeven heeft) en die zich ‘hopeless’ noemde, omdat hij te zeer egoïst was geweest. Hoe komt dit niet samen met de ontaarding van mrs Barker, die haar roeping opgaf uit eerzucht en ijdelheid. Als ik dit niveau van innerlijke rust mag behouden, dan ben ik geheel verzoend met het leeven. En Douwes Dekker heeft de kring verlaten. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 14 maartGisteren bezoek van Salomonson en zijn aanstaande vrouw, een jong, lief meisje, dat eens ooverging tot de Katholieke Kerk en nu haar geloof weer verloor, naar mijn meening door slechte leiding. ▫ Het was een heerlijke voorjaarsdag en wij wandelden op Bantam. Het was een zoete, goede dag. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 16 maartSteeds mooi weer. ▫ Het goede van Zondag is alles weer verdweenen. De demon is weer in zijn volle macht. Gisteren vergadering van het Instituut. Borel was er, en Bertus, en van Ginniken en Mannoury. Deeze twee laatsten spraken het meest. Borel bracht weer zijn humor en deed ons lachen. Teegenoover mij was hij voorzichtig, en mijn zwakheid deed hij mij voelen. Er ontstond geen toenadering. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1907]
| |||||||||||||||||||||||||
Ik was bij Lizzy Ansingh, bij Henriette Roll en bij Hans de Haan. Ik dwaalde door de stad. ▫ Ik had naar Driesch willen gaan, maar kwam er niet toe. En vanmorgen is het slecht met mij. | |||||||||||||||||||||||||
dinsdag 22 maartGoed weer. ▫ Gister bij de voordracht van Rathenau. Hij was suave en hartelijk, met de vleyende intonatie die ik mij herinnerde, en die oorzaak was dat ik steeds zijn partij koos, en zijn vriendschap op prijs stelde. Wij zijn vrienden gebleeven. ▫ Zijn reede was wel goed, eenvoudig en zonder bombast. En hij zei wel juiste dingen. Maar hij is geen reedenaar als Oppenheimer. Hij had ‘Lampenfieber’ zei hij. En zijn zinnen liepen ten einde als nachtkaarsen. ▫ Donderdag komt hij hier. ▫ Ik zag hem als een der hoofdfiguuren in Sirius en Siderius. De zakenman, vriend van Sirius. ▫ Ik krijg meer plezier in het boek nu het roode Lampje ten einde gaat. Ik zal dat werk wel missen. Ik voelde ook groote waarschijnlijkheid dat ik naar Duitschland zal gaan. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1908]
| |||||||||||||||||||||||||
Met Milos Seifert bezocht ik het Comenius momument, Komensky. Het was een mooye voorjaarsmorgen, en ik voelde verheffing. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 26 maartGisteren de eerste zoomerdag, het was warm, en ik fietste met de jongens naar Hilversum. Daar zaten wij in het cafeetje aan de Soestdijkerstraatweg. Ik was recht gelukkig, en rookte een pijpje. De jongens en de hond bij mij. De seringen hebben al blaadjes en de bloemknoppen zijn al bijna oopen. ▫ In huis dotterbloemen, die ik met Milos Seifert op de meent plukte. Veel viooltjes, en hyacinthen, tulpen, narcissen. Vandaag is 't mistig. ▫ Milos is weg. De jongens hielden veel van den bescheiden en schuchteren man. Hij had geen fijne manieren en moet armoede geleeden hebben. Maar hij heeft een goed, zachtmoedig hart en hij wist veel. Rathenau was hier op bezoek. Hij was beminnelijk en keurig in de kleeren. Maar er is een demonische trek in hem en hij liet de jongens sigaren rooken. De jongens zeiden dat hij precies op een baviaan leek. En hij was niet zoo geliefd als Milos. ▫ Ik sprak oover mijn programma als ik soms in Berlijn zou koomen. ▫ Hij noemde Scheler uit Keulen als een geestverwant van mij, die ook in het Katholicisme de kracht der toekomst zag. ▫ Rathenau wandelde met mij op Bantam en we dronken thee bij mijn buurman Spliethoff, in het kleine maar weelderige huis. ▫ Truida en Rathenau hadden een leevendige, geestige discussie, waarin ik schik had. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 28 maartKoel, buyig. ▫ Wij waren gisteren in de kerk, en maakten kennis met den nieuwen pastoor. ▫ 'S avonds las ik de kinderenhet opstandingsverhaal voor. ▫ Ik las ook in ‘Beyond the Veil’ ‘the lowlands of Heaven’. ▫ En er waren dingen in die indruk maakten en echt geleeken. Het was de sterfdag van ♁ en hij had gevraagd of wij hem met bloemen wilden herdenken. ▫ Wij hadden roode tulpen en anemonen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1909]
| |||||||||||||||||||||||||
Gister avond belde van Ginniken op of hij logeeren kon. Hij sliep in de zolderkamer en las van morgen de mis om half negen, waarbij hij mij gedacht. ▫ Ik kreeg koffie bij de pastoor en wij praatten oover religieuze en kerkelijke zaken. Dat ritueel des morgens geeft een rustig en vooral frisch en rein gevoel. Het was alsof het alles voor mij gebeurde. Het is toch benijdenswaardig priester te zijn. Het leeven krijgt eerst zijn volle beteekenis, en de dood verliest zijn schrik. Jaap London stelt weer uit! | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 1 aprilHeerlijk zoomerweer. ▫ Gisteren, op de heide loopend met Truida, kon ik zeggen dat ik vreede voelde in de gedachte dat mijn loopbaan op aarde nu afgeloopen was, en dat ik dus niets meer verwachtte. Geen voldoening meer, geen succes, geen erkenning. Het was goed zooals het was, en ik wenschte niet meer. ▫ Die stemming bleef, en is er nog. En als een vriendelijk en genadig antwoord kwamen nu juist vanmorgen de berichten, waarnaar ik zoo lang had uitgezien. ▫ Borel schreef me dat men bij de feestviering van de Haagsche Kunstkring beslooten had de Broederveete op te voeren. Juist mijn belangrijkste werk. Ik kan nu wel verwachten dat het geschieden zal en met succes. ▫ En nu blijf ik krachtig handhaven mijn gevoel van resignatie, dat het ook goed zou zijn al gebeurde er niets van. ▫ Merkwaardig dat juist Borel degeen is die het in gang brengt. Hij zal er plezier in hebben. Ik zal tot hem toenaderen, en het wordt een ooverwinning voor hem. Hij zal mijn koelheid ooverwinnen. Maar juist daarom moet ik ook voorzichtig zijn en een oprechte en zuivere weg volgen. Royaards schreef ook en zal mij Zondag ontvangen. Ik ga naar Amsterdam al is mij dat zeer onaangenaam, juist op mijn verjaardag. Koeberg wil de muziek bij de Broederveete maken. Dat is mij ook welkom. Ik zag de bijen na, hoe lekker is de geur van propolis, waarmee ze hun wooning digtmaken. Hoe merkwaardig is dit verschijnsel dat ze in alles ons sympathiek zijn. De bloemenliefde, de zoete honing, de vreedsame en zachtzinnige aard, hun weerbaarheid in gevaar, hun gemeenschapsleeven. Zelfs hun propolis riekt aangenaam. Een goede, eedele diersoort. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1910]
| |||||||||||||||||||||||||
woensdag 6 aprilGuur, bewolkt. De peereboomen bloeyen prachtig. ▫ Het gaat tot nog toe alles goed. Ik was Zondag bij Royaards, op een mooye warme Zondag, in het saaye kantoortje waar hij werken moest. Ik las hem een en ander voor uit het stuk, en ik was er zelf zeer aangedaan onder. Ik weet niet hoe de indruk op Royaards was, hij scheen wel getroffen. Hij was nadenkend toen hij afscheid nam, als verrast. Dit kan ten goede en ten kwade worden uitgelegd. Maar ik geloof toch dat het nu eerst recht tot hem doordrong dat weinig anderen in ons land zulk werk kunnen maken. Ernstig, gedachtenrijk, literair-deugdelijk. Ik had toen een genoegelijke verjaardag. Hans, Marietje en Martha aan de koffie, ook Mannoury. 's Middags bezoek van Aagot en Jan, aan 't eeten kwam Jolles. Maandag ging ik naar Den Haag en noenmaalde bij Borel. Zijn vrouw vertelde hoe ze zwaar ziek was geweest in Indië, en hoe Borel al voor de begrafenis had gezorgd, en alle hoop was opgegeeven, en hoe ze toen gered was door ‘la petite Thérèse’ de l'Enfant Jésus. ▫ Er was veel neiging tot het Katholicisme bij Borel, maar hij geloofde aan reïncarnatie en wou dat niet opgeeven. Des middags vergadering van de Kunstkring, bespreeking van de opvoering van de Broederveete. Het zal nu wel worden doorgezet. Een onrustige nacht, mijn twee jongens hebben hun maag bedorven en braakten en moesten geholpen worden. ▫ Toen ik weer was ingeslapen, hoorde ik drie harde slagen en riep: wie klopt daar? Maar er was niemand. Ik dacht of er iemand kon gestorven zijn. ▫ Vanmorgen las ik dat Diepenbrock gister gestorven is. Mijn drama Trots Verbrijzeld wordt rijper. Ik zal er meer voornaamheid in brengen en den jongen ook machtiger maken. | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 8 aprilKoud, zonnig, droog, winderig. ▫ De zon is verduisterd, het licht ziet droomachtig, vaal, toch mooi, indrukwekkend. Zoo was hij om 10 uur 's morgens. Ik had gister een gelukkige middag. Ik noenmaalde met Willy en Elly bij Tiefenthal. Ik was er op goed geluk heen gegaan. Toen speelde ze voor me, Chopin en de Hammerklaviersonate van Beethoven. ▫ Wonderbare | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1911]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Toen bij Versluys, waar ik voor de moeyelijkheid met Jaap sta. Dit proza is niet van hem, maar van Zola, door Annie tot ons gekoomen. Ik acht het ook te lang en te woordenrijk. Maar hoe koomen we tot eenheid? De brochure Kerk en Communisme verscheenen. Lize Kuyper is op komst. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 14 aprilHeeden storm en reegen. ▫ Gisteren was het prachtig, toen zeilden we weer voor 't eerst. Met Lize Kuyper en Evert. ▫ Het bloeit nu alles prachtig. Peeren, ook de appel-boomen, een onvergelijkelijk bloesemjaar. Wij zitten nu druk in de bewerking van de Broeders. Lize Kuyper wil graag aan de Broederveete meewerken met haar muziek. ▫ Ik hoorde al een koor uit Beati Pacifici van haar, dat mij zeer goed toeschijnt. Als men nu in den Haag maar mee-werkt. Zaterdag was ik bij Jaap, en Maandag hadden wij Lichtdag. Er komt nu toch eindelijk wat uitzicht. | |||||||||||||||||||||||||
zondag 17 aprilKoud, strenge nachtvorst. ▫ Wij zijn Vrijdag, eergisteren, naar den Haag gegaan om te raadpleegen oover de opvoering van de Broederveete. Ik had Lize Kuyper meegebracht en deeze, ietwat autokratische taktiek slaagde vrij wel. Gisteren Zaterdag gingen wij allen naar Utrecht waar Truida en de kinderen het vormsel zouden krijgen. Zij gingen met een auto, met hun peeter en meeter, de heer en mevr. van Thiel. Ik kwam met de fiets achteraan, met harden teegenwind. ▫ Het was heel stichtelijk en ik voelde weer de aantrekking die de aartsbisschop op mij uitoefent. Hij is waardig en beminnelijk, vol gulheid en hartelijkheid. Maar toch is er iets zeer strengs in zijn oogen. Iets van een oude, karaktervolle tante. ▫ In het kapelletje vond ik het rustig en ik vond mooye gevoelens weer, die door het drukke werk van den laatsten tijd wat waren op zij gedrongen. Utrecht was geweldig vol en druk. Veemarkt, koeyen en boeren, vuile straten en lompe menschen. ▫ Ik reed oover Loosdrecht terug en o! het was | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1912]
| |||||||||||||||||||||||||
mooi en liefelijk, ondanks de kou. Ik had groote gemoedsrust. ▫ Lize Kuyper vindt dat ik mijn leeven bizonder wijs en goed heb ingericht. ▫ Ocharm! dat is meer geluk dan wijsheid. Hoe raar ben ik er door gerold. ▫ Morgen naar Oosterhout. Ik vind het goed niet te lang te blijven. Maar ik wensch wel zeer te gaan. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 18 aprilNog koud, zonnig. ▫ Nu ben ik weer tusschen mijn monniken. Het is alles bekend en veilig. Veel gemakkelijker dan verleeden jaar. De tram ging niet eerder dan 2 uur na aankomst van den trein. Toen nam ik een auto. Want ik wilde er gauw zijn en aan geld-zuinigheid dacht ik niet. De rit was mooi, ook het gezicht op 't dorp is fraai van den grooten weg af. ▫ Ik was blij pater Jan weer te zien. Hij zag er goed uit. Hij zei dat de abt mij toegang had gegeeven tot de bibliotheek. Maar het was toch wel waar, dat men 't voorig jaar meer van mij verwachtte. | |||||||||||||||||||||||||
dinsdag 19 aprilKoud weer, mooye wolken. ▫ Het is nu weer slecht met me, eeven als een jaar geleeden. Het is door de kou en door mijn vergeetachtigheid. Boovendien zie ik weer alle leelijke kanten van dit leeven. ▫ Ik zal volhouden maar ik wou dat het al Zaterdag was, en ik weer in mijn hut zat, of aan 't maal in 't warme huis, met vrouw en kinderen. ▫ De nacht was goed. Ik sliep om 10 uur en werd om 6 uur wakker. Toen stond ik op, maar ik bleef koud en gedesoeuvreerd, en dat werd niet beeter in de kapel. De bedoeling van de Benediktijners is het bijstaan van ongelukkigen maar ..... niet direct, alleen door bemiddeling van God. Daarvoor zingen en bidden zij den heelen dag. Dus feitelijk om God te vermurwen. Ik vond dat vroeger heel dwaas, om een alwijs, almachtig weezen te vragen om anders te doen dan Hij doet. ▫ Maar ik heb later begreepen dat God niet alleen toeschouwer is, maar ook zelf meespeelt in de waereld-tragedie. De Wijsheid die met de menschenkinderen speelt op het strand. ▫ Mijn hersens zijn als verkleumd. Ik kan niet schrijven, het is te koud. En de sfeer hier trekt nu niet aan, maar stoot eerder terug. Hoe kom ik den dag door! En toch - het leevenseind is veel erger. ▫ Ik heb dan zeeker niet genoeg liefde. Het moest mij plezier doen, uit liefde voor God. Maar ik voel het niet. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1913]
| |||||||||||||||||||||||||
12 uur. De beklemming wijkt weer. Ik zal volhouden. De zon schijnt nu en warmt een weinig. ▫ Ik heb hier sterk het curieuze verschijnsel dat ik anders alleen 's avonds thuis heb, nl. het waarneemen van een persoon die naast me zit, of ergens anders in de kamer, en die weg is als ik naar hem kijk. Het kan soms hinderlijk worden. Ik schreef aan Schijn en Weezen. Gister een prachtige reegenboog. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 20 aprilTot nu toe was alles zeer slecht. Ik voelde zeer ongelukkig en verlaten. Gisteren gesprekken met pater Widdinkhoven,Ga naar voetnoot1 pater Schutte en mijn vriend Jan, elk op zijn beurt. WiddinkhovenGa naar voetnoot1 was de beste. Ernstig en gevoelig. Schutte kende iets van het Roode Lampje. En zei: zoolang je dat schrijft kom je er niet in. ▫ Vannacht bleef ik langer slapen. In den nacht was het zeer slecht. De booze had mij geweldig te pakken. Ik was gisteren ook in het stadje, en in de kerk waar de nonnen de Vespers zongen. Maar ik bleef eeven droef en verkleumd. ▫ Van morgen is het nu op weg van beeterschap. In de Slingerlaantjes tusschen het frissche groen kwam het. Het kwam als een geruststelling van mijnen Heer Jezus. Ik moet rustig het Licht volgen, zoo schijnt hij te spreeken. Niet mij laten verschrikken door de klooster-strengheid en hooghartigheid. ▫ Ik ben maar een arme kleine man, maar toch heeft Jezus mijn hart verkooren om in te zingen mijn eigen liedje, dat van Hem is. Ik moet blij en gelukkig zijn. Want ik ben toch ook bestemd zijn laatste bericht aan de menschen te brengen. Ons boekje. Dat mag ik gelooven. En de heele groote Abdij-bibliotheek weegt er niet teegen op. ▫ Zooals verleeden jaar de wandeling langs de slootjes, zoo zijn het nu de slingerlaantjes in den kloostertuin die mij uitkomst brachten. Het was vol voogeltjes en frisch groen. En ik voelde mij sterker, in deeze aandoening van vreede en geluk, dan in het groote kloostergebouw. ▫ Ik zeg niet dat het klooster-leeven verkeerd is. Ik eerbiedig het, maar heb een eigen bron van waarheid. Daar word ik blij en rustig. En nergens anders. Daar is de waarheid en het leeven. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1914]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik droomde ook van Henriette, die ik zoo ruw bejeegend heb. Zij liep mij voorbij, mij zoekende, en zag mij niet. Heur haar was blond, niet grijs. Eindelijk vond ze me en zei dat het de verschrikkelijkste tijd van haar leeven was geweest. Ik kreeg van den Prior een boekje ‘Le Mystère de l'Eglise’ door Clerissac. Maar er was geen helderheid of diepe bezinning in, en dan kost het mij te veel inspanning om het door te leezen. ▫ Maar ik vroeg zelf om Jean de la Croix en daarin vond ik mooye dingen. Zijn twaalf reegelen die ik vertaal: (‘Les Saints’ St Jean de la Croix, par Mgr. Demimuid, Paris 1916)
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1915]
| |||||||||||||||||||||||||
Dit is het toppunt van paradoxie, het kan ook nonsens genoemd worden maar het is een machteloos poogen iets uit te drukken van (T2). Madame Guyon zeide: er zijn maar twee waarheeden, het Niets en het Al, tout le reste est mensonge. De twaalf wonderspreuken hebben duidelijk betrekking op T2. Daar is ook het Niets dat tot Al wordt. Het verdwijnen der beperking. Hier ben ik de Beedelaar met het aapje. Ze willen wel dat ik het dooden zal, maar ik heb het dier te lief. Hier komt het uit de mouw. Ze vinden het leelijk en vies. Maar ik heb het lief. Waar hebt ge u verborgen mijn wel-beminde? Gij hebt mij verlaten in mijn weeklachten. Gij zijt gevlucht als een hert. Roepende ging ik achter u naar buiten; maar gij waart vertrokken. (Jean de la Croix, Cant. Spir.) Herders, gij allen die op den heuvel gaat tusschen de hutten door
Als gij bij geval hem ziet dien ik meer liefheb dan alles op de waereld
Zeg hem dat ik verkwijn, dat ik lijd, dat ik sterf.
(Jean de la Croix, ibid.) O wouden! O, digte bosschen
Geplant door de hand van mijn welbeminde
O altijd-groene weiden
besprenkeld met bloemen
Zegt mij of ge hem voorbij zaagt gaan.
(ibidem) Duizend gunsten verspreidend
ging Hij haastig door deeze wouden
en hen aanziende
Zijn gelaat hen toonende
liet hij hen achter door Zijn schoon bekleed.
(Jean de la Croix, ibid.) | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1916]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Maar het aapje kon wel een vermomming zijn van een Engel des Heeren. Jean de la Croix heeft mij genade gebracht. Of dit hetzelfde is als waarvan de monniken spreeken, dat weet ik niet. Ik behoef het ook niet te weeten. Voor hun genade behoort misschien veel meer dan ik bezit. Ik ken geen latijn, en ik kan niet herinneren. ▫ Maar Jean de la Croix stak mij het eerst de hand toe in mijn vreesselijke nacht en duisternis. Hij begrijpt mijn lijden. Hij kent het. De goede monniken doen hun best voor mij. Maar ze moeten me niet willen steunen. Ze moeten me geheel ooverlaten aan God. Ik wil geen steun. Ik voel de zeegening in mij. Zij moogen voor me bidden, maar anders niet. Jean de la Croix zal mij helpen. Voor 't eerst van mijn leeven heb ik nu waarlijk de Heilige Mis gezien. Voor 't eerst heb ik het Ite missa est zonder spijt en zonder droefheid, en onder een vloed van tranen, dankbare tranen, gehoord. ▫ Het was bij de zusters, aan de ooverzij. Er was niemand in de kerk. Ik was alleen met mijn zalige tranen. Een priester uit de abdij celebreerde de mis, en het was juist die priester wiens gelaat mij nog het minst aantrekkelijk had gescheenen. Maar hoe werd hij verheerlijkt door de aandachtige handeling. Hoe schoon waren zijn gebaren, hoe diep-ernstig zijn stem, en ook de jonge diaken was zoo treffend te zien, in zijn ernst. ▫ En als zij gebeeden hadden kwamen de heerlijke vrouwe-stemmen uit het ongeziene zuster-choor door de gewelven aanzweeven, en alles was wijding en stilte en heiligheid. Zulk een gesprek heb ik nimmer gehoord als dat tusschen den priester en het ongeziene vrouwe-choor. Iets schooners zag ik nooit in mijn leeven, noch hoorde ik. ▫ En buiten hoorde ik de blijde voogeltjes, en alles was goed. ▫ Ik hoorde het onze Vader duidelijk, in 't latijn. Ik had juist bedacht dat ik zelfs niet eens het onze Vader kende. Ik bracht den middag door bij van der Meer de Walcheren. Een lieve, sympathieke man. Intelligent en zacht. Ik bedacht dit, dat mijn conversie geheel afhangt van mijn gevoel van recht en onrecht, van goed en kwaad, van waar of onwaar. ▫ Zooals die gevoelens nu zijn laten ze mij niet toe mij te onderwerpen aan het leergezag. Op gezag gelooven kan ik niet, het is mij onmoogelijk. ▫ Maar die gevoe- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1917]
| |||||||||||||||||||||||||
lens koomen van God en kunnen door God gewijzigd worden. Hij zelf kan in de plaats koomen. ▫ Zoolang ik dat niet bemerk kan ik ook niet anders handelen, dan ik nu doe. ▫ Ik kan niets forceeren. Ik was zoo blij van morgen door het licht dat in mijn nacht scheen. Maar dat lichtschijnsel betrok als ik dacht aan bekeering en wat er bij hoorde. Dat bracht weer de oude benauwenis. ▫ Maar dan leefde ik weer op door te denken: dat mag ook juist niet. Vanzelve moet het koomen of het komt niet. ▫ Ik forceer niets, ik stel mij oopen en wacht af, mijn plicht doende. Als God het tijd vindt zal Hij wel helpen. ▫ En als ik ooit er toe zou besluiten om toe te treeden tot de Kerk, dan kunnen ze mij altijd onder protestanten en ongeloovigen voor zwakzinnig houden. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 23 aprilGoed, stil lente-weer. ▫ Aanstonds ga ik weer naar huis, dankbaar en gesterkt. Ik bedenk hoeveel ik naliet of deed, alleen uit schuwheid en verleegenheid om mijzelven niet belachelijk te vinden. ▫ Dat mag niet meer. Ik sprak nog met de paters Schutte en Widdershoven. ▫ Aanstonds ga ik weer de mis hooren bij de zusters. (Ik ga bestellen: Jean de la Croix, la Montée du Carmel, Cantique, la nuit obscure de l'âme/ Alfred Gilly) Ik kom van de mis. De indruk was weer eeven zuiver. En de tranen kwamen weer. Ik hoor nu, door de groote stilte, de hostie kraken, als ze gebrooken wordt, en ik hoorde het ook als ze genuttigd wordt. Het was een wreed, pijnlijk geluid. Een geluid dat aan het kruis-offer herinnert. Als de choorzangers of zangeressen zullen beginnen dan wordt er éven een stemvorkje geslagen, waardoor allen den toon weeten. ▫ Dat geluid deed mij aan mijn positie denken. De Katholieken reageeren zuiver op dat geluid. Maar de stemvork in mijn ziel klinkt niet zuiver mee. Het effect is valsch. Dat kan nu aan mijn ziel liggen maar daaraan kan ik niets veranderen. ▫ Zelf kan ik die stemvork in mij niet hooger of lager stemmen, dus lijkt het mij of het choor te hoog of te laag is. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1918]
| |||||||||||||||||||||||||
buiten op het plein en keek naar de menschen, met die innerlijke vreede die ik maar enkele malen in mijn leeven ondervond. Zalig. ▫ De jongens waren aan den trein, met de hond. Alles verkwikkend, met het gevoel van onverdiende zeegening. ▫ Truida zeide dat ze wilde toetreeden tot de derde orde der franciskaners. Ik vind het best. Van morgen hoorde ik pater Borromeus de Greve spreeken. Een die zijn taak verstaat, een gewikst reedenaar. Hij was mij eerst niet sympathiek. Misschien zou 't meevallen. ▫ Ik ben nu zeer gerust en tevreeden. Maar ik mag niets toegeeven uit gemakzucht. ▫ Ik mag niet doen of het stemvorkje zuiver klinkt, of het choor, als het niet zoo is. ▫ Maar ik ben vol vertrouwen en werklust. ▫ Ik zag de Broeders na, het kan goed worden. ▫ Ik schreef in Oosterhout aan Schijn en Weezen. ▫ Het roode lampje kan ik nog maar niet loslaten. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 27 aprilZonnig, warm, winderig. ▫ Gister avond Lichtdag. Waarop Jaap door zijn koppigheid een crisis bij Annie teweeg bracht. Zola die met ons in gesprek was, en ons bezworen had toch onze belofte te houden, nam, na Jaaps afwijzing, bezit van Annie's geheele lichaam, zoodat ze expressie van woede en wanhoop toonde. Het duurde niet lang, maar het was toch vrij ernstig. Later werd Jaap zachter en toegeevender gestemd. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1919]
| |||||||||||||||||||||||||
Flinke wind, zonneschijn, een meenigte fietsers op den weg. Het was vroolijk en deed goed. Lize is er nog en componeert. Haar muziek vervult me. Eudoxia's zang is heerlijk. Gister in Amsterdam, waar ik altijd slecht van daan kom. Welk een verschil met het klooster. ▫ Nu is die uitwerking van het klooster zoo duidelijk, zoo positief, veel sterker nog dan 't voorig jaar. Ondanks de kou was ik, na drie dagen ellende, toch gekoomen waar ik hoopte te koomen. En ik bracht den zeegen mee thuis. Het waren gelukkige dagen, die twee laatste Klooster-dagen. Alles zoo ernstig, zoo zuiver, zoo hoog gestemd. ▫ Maar de sfeer van Amsterdam bedierf alles en nu is 't weer het oude. Alleen weet ik het nu beeter, positiever. En ik moet de blijheid er in houden. Ik begon aan het heilige Boekje te schrijven. Het is mooi en zuiver, ik behoef veel minder te schiften en weg te laten. Uit het klooster nam ik de kracht mee om 's morgens en 's avonds te bidden. Wat is mijn opvoeding verwaarloosd. | |||||||||||||||||||||||||
zondag 8 meiZoel, vochtig weer. Heerlijk mei-weer. ▫ Lize Kuyper is vertrokken. Donderdag was Heemelvaartsdag. Hoe onnadenkend schreef ik dat woord, mijn leeven lang. En eerst nu krijgt het zijn beteekenis. ▫ Op dien Heemelvaartsdag wandelde ik met Lize Kuyper naar de familie Boissevain (Walrave) die op Witzand woont, bij Blaricum. Het was warm en zonnig, een blijde mei-dag. Den voorigen dag stierf zusje Obbes, die Paul en mijn moeder verpleegde. Drie jaren lag ze ziek, met veel pijn en ellende. En ze bleef vroolijk en geduldig. ▫ Ik ontmoette bij de Boissevains den ouden heer Charles Boissevain, van 't Handelsblad. Hij is nu 81 en loopt slecht, maar hij is nog opgewekt, en het deed mij genoegen hem te ontmoeten. ▫ Mevrouw Boissevain-Pijnappel, een flinke geestige vrouw, strijdster voor de vrouwenbeweeging. Moeder van zes dochters en vier zoons. De zes dochters waren er allen, flinke knappe meisjes. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1920]
| |||||||||||||||||||||||||
Vrijdag was ik weer in Amsterdam. Het deprimeerde me weer ontzettend. De Abdij met zijn zuivere sfeer was zoo vèr, zoo vèr. Gisteren fietste ik van Bussum naar Voorthuyzen en terug, bij heerlijk mei-weer. Ik bezocht de familie Obbes en het Kerkhof waar het lieve zusje Obbes begraven is. Ik bad lang op 't graf, en voelde diepe ontroering. Ach! dat ik zoo weinig voor haar gedaan heb! Hoe vaak heeft ze stellig naar een bezoek van mij verlangd. ▫ Toen reed ik terug door het frissche, groene land. Ooveral orde en welvaart. De mannen aan 't werk, de vrouwen voor de oopen huizen/ schoonmakend en werkend, de kinderen aan 't spel. En het groen zoo licht en frisch. Arm Zusje, hoe snakte ze naar het prettige leeven, naar een wandeling of een fiets-tocht. Had ik haar maar wat vroomen troost gebracht. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 9 meiWarm mei-weer. ▫ Mijn vrouw en ik lazen gister samen in het boek van Jörgensen oover Lourdes. ▫ Moeyelijk verstaanbaar is het, waarom sommigen geheeld worden, anderen niet. ▫ Later kreeg ik deeze gedachte: Het is duidelijk dat al deeze ziekten en deeze pijnen en ellende niet in de bedoeling lagen van dengeene die de menschheid schiep. Het zijn alles duidelijk tekortkoomingen in het plan. ▫ En nu voel ik, alsof wij den Schepper, bij al zijn macht en vernuft, genoegen doen door te laten zien hoe de menschheid, ondanks gebreeken toch aan Zijn goede bedoelingen beantwoordt. Is het niet voor elken Schepper een voldoening als zijn plan wordt begreepen en bewonderd? En nu moet ik onderscheid maken. Want de Opperste Heer heeft de menschsoort niet geschapen, zulk gebrekkig werk is Zijn werk niet. Maar de Soort-ziel (Christus) schiep de menschheid. En ondanks zijn oneindig vernuft, is de mensch toch maar een gebrekkig weezen. Hoe hooger de soort begaafd is, des te meer kans op gebreeken. En het is pijnlijk voor onzen schepper als wij te veel op onze gebreeken letten en er door worden verbitterd en teleurgesteld. ▫ Daarom doet onze blijmoedigheid Jezus zoo goed. Wij moeten altijd blij weeten te zijn. Dat verheugt Jezus en Zijn Vader. Het is een belijdenis jeegens Christus dat Zijn werk toch wel goed was. ▫ Deeze gedachte ontspande mij. Ik moet dat onthouden. Ik moet God genoegen doen door het werk van Christus, de mensch-schepping en de oovergang in T2 te bewonderen en er verheugd door te zijn. ▫ God weet wel dat wij niet aansprakelijk zijn voor al onze gebreeken. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1921]
| |||||||||||||||||||||||||
Die gedachte zal Sirius inspireeren. ▫ Hij zal de Blijheid leeren in alle ellende. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 11 meiWarm, heerlijk mei-weer. ▫ Gisteren vergadering van het Instituut. Er waren Mannoury, Verschuur, Faddegon en ik. ▫ Ik was wat onrustig, omdat ik 's middags weer naar Amsterdam moest. Mannoury sprak veel met Verschuur. Een warme discussie. Men bood me uit Den Haag f 100. - voor een leezing. Maar de gedachte was mij zóó antipathiek dat ik weigerde. Mei-weer en dan Den Haag en Diligentia, dat was me ondoenlijk. Een onzegbare malaise verhindert me dit aan te neemen. Ik was in Amsterdam bij Lizzy Ansingh/ daar waren Jacqueline Royaards en Nelly Bodenheim. De atmosfeer was er niet gunstig. Ik kwam er opgewekt, maar ging somber heen. Met Hans de Haan discussie oover haar ongeloof. ▫ Ik voel dan zóó verbaasd, oover zulk een gemoedstoestand als de hare, dat ik in 't geheel niet argumenteeren kan. ▫ Beiden, Lizzy en Hans de Haan, zijn onder ongunstige demonische invloeden. Morgen naar mijn Hans in Delft, waar ook Martha komt. Daar zie ik niet teegen op. Dat is een goede sfeer. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 14 meiEn het was een goed en prettig bezoek bij Hans in Delft. Een groote avondwandeling, door de weyen. Een vroolijk gezelschap. Gerust aan het moolentje. Een heerlijke herinnering. Ik was vervuld van het boek: Geest en Geestelijk leeven. Berichten uit hooger sfeer, met zuiveren inhoud. Wat apodictisch en breedsprakig, maar naar mijn gevoel echt en zuiver. Er staat geen gevaarlijk of misleidend woord in. Het kan niemand schaden. Het is niet katholiek. Nu blijft voor mij de vraag: is dat een gebrek? Of is de berichtgeever werkelijk zelf op nog universeeler beschouwingspunt? Hij eerbiedigt Jezus, maar spreekt niet oover Zijn zending. Het is nu prachtig zoomerweer. Gister was ik in Haarlem bij Marie Kooy van Zeggelen. En bij Valérie. ▫ En in Amsterdam zag ik de St Lucas tentoonstelling en kreeg een scherpen indruk van de demonische kunst | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1922]
| |||||||||||||||||||||||||
van Lizzy. ▫ De demon verliet me niet. Toch ben ik heeden rustiger. Ik moet zóóver zijn dat ik van buiten af niets meer verwacht. Maar het boekje schrijf ik nu af. Uit Jezus' oopenbaar leeven. Misleidend is deeze heilige kondschapper zeeker niet. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 18 meiGisteren en eergisteren goed weer, koel en winderig, maar zonnig en gisteren zelfs warm. ▫ Wij deeden een welgeslaagde tocht, en ik ben vol herinneringen van mei-groen en heide-landschap. Wij wandelden een uur of acht en de jongens hielden zich goed. Het moment was somtijds wel onrustig en droef, maar het geheel was heerlijk. Van Putten begonnen we te wandelen, naar Garderen, we dronken water aan een hoeve. Bij Garderen rustten we in een greppel. Toen kwam het mooye Uddeler-meer met het schoonste van den tocht. De zware boomen, waaronder vroolijke menschen op 't gras zaten, rond het heele meer zaten en lagen kleurig gekleede menschen. De inboorlingen in 't zwart, vriendelijke menschen. Boerinnetjes van Hierden in hun aardig costuum. De mooiste weg kwam nu, naar Staverden en Leuvenum, waar we rustten bij de ‘Zwarte Boer’. Daar was het druk. Toen naar Ermelo, een rechte weg door dennebosch. We logeerden in Ermelo, in een slecht hotel. Het dorp was fraai. Een heerlijke morgen. Toen Amersfoort, waar we rond wandelden. Daarna met de D trein naar Amsterdam tot groot plezier van de jongens. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 19 meiGoed, stil weer, maar zeer droog. ▫ Ik ben somber en stil, zonder werklust zonder leevensvreugd. Geen initiatief, gevoel van verlaten, in een hoek. Ik las dat Duse weer optreedt. Het oovertreft mijn verwachting, en ik ben blij voor haar. Ik wilde haar schrijven. Maar ik ben moedeloos en traag. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1923]
| |||||||||||||||||||||||||
maandag 23 meiZeer droog, een straffe N.O. wind. Alles dreigt te verdroogen. ▫ Ik was in Apeldoorn, een verzoeningstocht. De oude bitterheid en jaloezie moest worden te niet gedaan. ▫ Ik sliep in het tuinhuis. Wandelingen met Harry de dochter uit Indië, een zacht-teeder weezen, maar zonder eevenwigt, met Henriette de moeder en grootmoeder, met Justine. Ik voelde zeer slecht en nietig. Ik las het Book of the Mind van de goede Uppie. Truida voelt en denkt erg Roomsch. Ze toont neigingen tot geestdrijverij. Dat heeft natuurlijk juist een verkeerde uitwerking. ▫ Ik voel dan (als mrs Barker) een neiging om weer geheel artiest te worden. Maar dat is toch veel minder bij mij, en als ik in Schijn en Weezen schrijf dan lijdt het boekje van ♁ er niet onder. Gister met de jongens naar de Zanderij, een schilderachtig en waterrijk plekje in Spanderswoud. De jongens speelden in het ondiepe water en ik las en zag toe. Dat was alles schoon en vreedig. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1924]
| |||||||||||||||||||||||||
zware opoffering. Weeken lang in het ellendige den Haag. Verveelende sessies, snakken naar Walden en het bosch en de hei. ▫ En ik zie geen uitkomst, ik ben nog niet oud en zwak genoeg om te weigeren. Ik mag niet weigeren. ▫ En er is niet veel kans dat ik het ontsnap, zooals in 1918. Toen had ik 150 stemmen te weinig, en nog door een verzuim. En in 1922 stemmen de vrouwen mee. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1925]
| |||||||||||||||||||||||||
Het bezoek van de Grondpartij is geschied en ook het verzoek tot het aanneemen van een candidatuur. ▫ Ik weigerde niet. Maar voor succes is noodig: geld, tijd en vooral een krachtige actieve persoon. En hiervan bemerkte ik nog niet veel. De heeren heeten Bosselaar en Ree. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 9 juniGisteren zeer warm. Een echte zoomerdag. Heeden koel, drooge N. wind. ▫ Dinsdag namiddag ging ik naar Amsterdam, at bij Hans de Haan, ontmoette volgens afspraak de Winter aan 't station, die vertelde dat hij door Derkinderen was toegelaten aan de Academie als student, en nu ijverig werkte. Dat deed mij genoegen, want ik had het hem altijd geraden. Om half acht Groene vergadering. Om 10 uur bij Marie Kooy in Haarlem. Het was er een goede sfeer. Gister morgen reed ik om 9 uur weg uit Haarlem, heerlijk in den zoomermorgen. Op mijn fiets voel ik mij nog het rustigst/ ondanks het gevaar. ▫ Om 11 uur bij Martha, op Noordwijk koffie gedronken. De goede Jans Vioen sprak goed en vroom teegen me. Een brave vrouw. Ze was eenmaal mijn minnares, veele jaren geleeden. En zij werpt alle schuld op zichzelve en bidt voor mijn heil. Toen vergadering in Leiden, bij prof. van Wijk (hoogleraar in Slavische talen). Daar was ook prof. Heeres uit Delft, mr Cohen Stuart en mevr. Swart als secretaresse, die mij zeer benauwde door haar bewondering. Gushing! noemt men dat. Ik zou zoo'n goede organisator zijn! nou! En als er een leezing van me was in Den Haag liep het storm en kon men geen plaats meer krijgen. Och, arm! Ik schreef oover démonie en eudémonie. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1926]
| |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 11 juniStormachtig zoomerweer. Ik heb veel werk, en voel productief. Nog is de demon niet verdweenen. Maar soms, als ik het 't minst denk waard te zijn, dan zie ik alles in schoon, verheeven licht. Dit is zoo vreemd en verwarrend. Ik schrijf aan het tweede Jezus-boek. Het vijfde evangelie, durf ik het wel noemen. Ik heb ook het voorneemen de verzen af te maken. Schijn en Weezen en de Geest der Waarheid. Een beeld geef ik van wat wij van de schepping kennen, en van de glans van ons leeven een scheemer. ▫ En ook van de daden die ik nog onder de menschen doen wil in deeze laatste leevensperiode, de kleurige brug. Ik wil volharden tot het einde. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 13 juniKoel, bewolkt. ▫ Het blijft stil. Er koomen bijna geen brieven. Ik corrigeer veele drukproeven. Van de Lichtstad van het Roode Lampje, van Literatuur en Leeven, van 100%. ▫ Ik lees Heiligen leevens. Simeon Stylites. Wat onderscheidt deezen man van de fakirs, de dweepzuchtige zelfkwellers, die geen Christen zijn? Ik droomde van het tweede Jezus-boek, mij werd gezegd hoe goed het was dat ik het in paragrafen heb ingedeeld. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 15 juniStil, koel, bewolkt. ▫ Gister vergadering op 't instituut. Brouwer was er weer, en kwam in kennis met Verschuur, die hij zeer bewonderde, om zijn kennis en zijn kracht. Bertus was weer heftig in sympathie en antipathie. Woedend teegen Kohnstamm, ook sterk teegen de Winter en nu Verschuur hoog verheffend. Ik maakte een plan tot actie voor het Instituut. Ik wil het kortheidshalve Signifisch Instituut noemen. ▫ Wij moeten ons uiten, gemeenschappelijk/ bij alle oopenbare uitingen van beteekenis. ▫ Bij een troonreede, een partijprogram, een belangrijke voordracht, een wets-ontwerp, een economisch conflict, enz. enz. ▫ Een van deeze onderwerpen wordt gekoozen bij meerderheid van stemmen. Er wordt oover gediscussieerd en men tracht na een signifisch onderzoek, te constateeren wat de eenheid is onder ons verschil. ▫ | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1927]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Verder heb ik nu het voorneemen te beproeven in hoever ik organiseeren kan. ▫ Ik zal alle plaatsen waar ik gesprooken heb, aanschrijven, of ze in principe deel willen uitmaken van een politieke actie, om bij de verkiezing in 1922 persoonen in 't parlement te krijgen wier eenvoudig program is opheffing van het grond-monopolie. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 23 juniNog koel, maar stil en reegenachtig. ▫ In den laatsten tijd kreeg ik weinig brieven. De post bracht weinig en niets belangrijks. Toen kwam er eindelijk Dinsdag een bericht dat mij van rijksweege een jaargeld van f 1000. - is toegekend. ▫ Ik nam het deemoedig aan en stuurde onmiddellijk een dankbaar en hoffelijk antwoord. Zoover ben ik toch al gevorderd. Het klinkt zoo onwaarschijnlijk/ een jaargeld van staatsweege voor mij. Nu zal ik wel mijn taak hier op Walden kunnen afdoen. ▫ Misschien nog vijfjaren politieke arbeid. Dan enkel meditatie, zoolang ik kracht heb. ▫ Ik trakteerde op | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1928]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Gister was ik weer in Leiden, en dronk koffie bij prof. van Vollenhoven. Ik vroeg advies oover G.G.B. en de Grondpartij. Daarna conferentie bij prof. van Wijk, met prof. Heeres en mevrouw Zwart oover hulp aan de Russische geleerden. Ik was ook bij Reyding, bij Henriette Roll, bij Hans de Haan. Ik schreef ook aan Schijn en Weezen. En zoodra het Heilige Boek voltooid is, ga ik aan Sirius. Lieflijke schaduwen, die 't heevig Licht
der liefde-zonne tempert voor onze oogen.
Hoe schoon was Hij, die op de heuvlen schreed
van dorp tot dorp, met ligt-geschoeide voeten
zoekend de zonde en 't allerdiepste leed
altoos bereid tot troosten en tot boeten
rusteloos jagend op verheeven baan
| |||||||||||||||||||||||||
maandag 27 juniGisteren zeer warm. Vandaag bewolkt en veel koeler. Steeds eeven droog. ▫ Ik ben vervuld van het vers ‘Wedergeboorte’ van Jani Holst. Het is geweldig en prachtig. ▫ Ik ben stil, gelaten. Gisteren bezoek van Paulina Braun, een zuster van den dichter Lux, die oover haar zwager kwam spreeken. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1929]
| |||||||||||||||||||||||||
donderdag 30 juniStil, grijs, droog. ▫ Na een ellendige dag, een beetere. Ik schrijf weer oover Jani. Lize Kuyper is gekoomen. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 7 juliVan nacht wat reegen. Nu stil en vochtig. ▫ Martha en Lize Kuyper logeeren hier. Een uitnoodiging van Hjalmar om weer met hem te reizen. Ik nam het dankbaar aan, en ik verheug mij er op, meer dan voor twee jaar. ▫ Uppie is ongelukkig door mijn roomsche neigingen. De gevaarlijkste valstrik voor den geest noemt hij het Katholicisme. Ik schreef den tienden zang van S. & W. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1930]
| |||||||||||||||||||||||||
zondag 10 juliZeer warm, stil en droog. ▫ Gister een drukke dag. Eerst naar den Haag naar Verkade. Gesprooken oover Isméa, en tot het inzicht gekoomen dat ze het stuk verlangen te speelen. Het gesprek was prettig en wekte mij op. Toen dronk ik koffie bij Borel, die een beeter huis gehuurd heeft en nu zijn mooye Chineesche beelden kan uit stallen. Het deed me genoegen dat hij in beetere omgeeving leeft. Toen ging ik naar Amsterdam en at bij Hans de Haan. Daarna om 8 uur vergadering bij Ree aan huis, met Bosselaar, Feberwee, Daan de Clercq en Peper. Tot vast-stelling van de Grond-partij. Ik was vol van Isméa. Ik zal er nu iets recht moois van maken. Lize Kuyper was op de Kunstkring en liet haar muziek hooren. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 14 juliSteeds dor, droog, koel zoomerweer, na enkele hittedagen. ▫ Gisteren Instituut vergadering. De droogte is ongehoord. Het ziet er angstwekkend uit, die strakke heemel. ▫ Wij namen vóór ieder van ons Instituut zou een beginsel-verklaring opstellen, waarin hij meent dat allen kunnen instemmen. ▫ Die zullen wij dan, na onderzoek en bespreeking/ allen goedkeuren en onderteekenen. ▫ Boovendien schrijft nog ieder lid zijn persoonlijke opvatting, geheel zijn eigen idee. ▫ Er waren Mannoury, Brouwer, van Ginniken en ik, en Lize Kuyper. Ik schreef reeds ijverig aan Isméa. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1931]
| |||||||||||||||||||||||||
Giza noenmaalde, naar Noordwijk. Het was zeer heet. Wij rustten lang in Noordwijkerhout en dat was heerlijk. Maar het krioelt van auto's en de zandige weegen zijn steeds een groot gevaar. ▫ Eerst na een zeebad deezen morgen voel ik weer wat blijder. Ik heb Isméa hier, om er een goeden gang in te brengen. ▫ Weer genoot ik van de blijde, lichte kleuren aan het strand en de vroolijke menschjes, badend. Fijne kleuren, van lila en vleeschkleur, en ranke meisjes en steevige jonge mannen. Ik zie dat tafreel altijd eeven graag, misschien nog liever dan vroeger. Ik was ook in de kerk vanmorgen. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 20 juliGisteren weer een zeegenrijke dag. Het was alsof onze heilige vriend mij steunde en vergaf. Er kwam een jonge vrouw wat voor ons zingen Ine van Dillen die vroeger in 1904 Dalcroze voor me zong. ▫ Nu zong ze Geistige Lieder van Bach en nam daarmee de schaduw weg die mijn beeter Zelf verduistert. Ik ging schreyen, zalige tranen. Juist omdat ik het weezen van Jesus in de laatste jaren geheel katholiek had gevoeld, zoo trof me nu juist des te sterker vader Bach. ▫ Ik maakte een wandeling met het meisje. En vanmorgen wandelde ik om zes uur op den duinweg naar Puikenduin. Een dierbaar land vol stemming. Weilanden met reigers. Prachtige witte winden. Hoe heerlijk wit zijn die! 'S avonds lees ik de Indienfahrt van Waldemar Bonsels, zeer merkwaardig talent - maar ook uitgesprooken démonisch. Het wekt afkeer en wee-heid. ▫ Hiervan bemerkt de goede Martha niets. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1932]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
| |||||||||||||||||||||||||
zondag 24 juliHet stormde een paar dagen, met woeste wolken en hooge zee. Een paar droppels reegen daarbij. Nu is 't weer stil en zonnig, en steeds droog. Ik had eergister een gelukkige dag. Ik had een volkoomen vrij en onbezorgd gevoel, zooals in den ouden Noordwijkschen tijd. Baden, wandelen en een groot werk dat goed vordert. Wat verlangde ik ooit méér? Het kwam door Isméa. Het was mij als ware de moeyelijkheid ooverwonnen. Ik voelde zoo recht dat ik natuurlijk en eenvoudig spreek, zonder spanning of geforceerdheid. En nu weet ik wel, er zijn heiligen, en daartoe behoor ik niet. Maar ik wil doen wat mij eigen en natuurlijk is. Als ik daarbij ook tevreeden met mijzelven ben. Daaraan ontbrak nog al wat. Maar nu ben ik rustig en blij om mijn werk. Ook kreeg ik een bericht dat een zeegen voor mij zou kunnen worden. Een jonge literator Dr G. Kalff, wil mijn geheele werk beschrijven. Ik voelde vaak hoe gelukkig dat voor mij zou zijn. Ook dit kan een heilige niet scheelen, maar mij wel. Ik heb er niets teegen gerechtvaardigd te worden, en de waarheid omtrent mij en mijn werk aan 't licht te zien brengen. ▫ Maar ik blijf voorbereid op teleurstelling. Gister eeven op Walden. De jongens geruild. Nu is Hugo bij me. Dat is nog wel prettiger gezelschap, hoewel broertje heel lief was. ▫ Ik was zielsblij mijn lieve vrouw weer in de armen te sluiten. Maar Noordwijk trok mij zeer, om Isméa. En nu ben ik blij hier weer te zijn. Ik loop in strandkostuum met witte broek en schoenen. Daar houd ik van. Ik ben toch wel erg graag aan zee. | |||||||||||||||||||||||||
dinsdag 25 juliWarm en droog. ▫ Gister had ik momenten van depressie. Zoo gauw zal Noordwijk om zijn. En ik zal wel de inspiratie behouden. Het is nog een heel stuk werk. Nu is het eerste bedrijf nog niet af. Ons boek vorderde gisteren goed. Gister avond bezoek van Dr Kalff. Ik vond hier nu meer kennissen, een nicht van Oorde, dochter van mijn | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1933]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik voel erg ongelukkig. Ik kan niet vóórt, de verzen blijven uit. Buiten schijnt de zon en zeurige, drenserige kinderen speelen op een verschroeid grasveldje. Beneeden studeert iemand op de piano. Ik denk Martha. Alles erg naargeestig. En dat midden in een gelukkige Noordwijk-tijd. ▫ God helpe me! dit is gruuwelijk. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 26 juli't Zelfde weer. ▫ Des morgens is het slecht. Op 't moment is het vertrouwen in mijn werk weg. Ik voel machteloos en verdrietig. ▫ Ik begrijp mijn toestand niet. Ik schreef het tweede bedrijf af, maar 't is niet naar mijn zin - en met het derde ben ik in mijn gedachte nog niet klaar. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 27 juliSteeds hetzelfde weer. Gister eenige reegendruppels, op Leiden. ▫ De tocht door de meeren was mooi. Maar de somberheid week niet. De opwekking van het zee- en strand-leeven is voorbij. Ik ben bezorgd en bang. Ook door de vreesselijke droogte. En als mijn stuk niet afkomt en niet slaagt ..... | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 28 juliGister zeer heet. Ik baadde op het strand. Van nacht is ergens onweer gevallen. Hier geen druppel. Maar storm en stof. En koeler. ▫ Gister kwam er uitkomst. Ik bleef doorwerken en het laatste bedrijf vormde zich zonder veel moeite. Het wordt geheel in stijl gehouden. De humor op den achtergrond. Zoo is 't een mooi geheel. ▫ Ik was dankbaar en gelukkig, ondanks mijn zwakheid. ▫ In Bussum viel reegen. Wat zal ik blij zijn als ik mijn vrouw weer zie! Ik bezocht de familie Kalff op Villa Liesbeth, een prettig milieu. De zoon, mijn biograaf - en de dochter knap en lief, de moeder zeer waardig en beminnelijk. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1934]
| |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 29 juliNoordwijk. Gister heevige storm. Vandaag stil en bedekt. ▫ Het gaat mij slecht. De kortstondige, goede buyen zijn al weer voorbij. Ik ga morgen uit Noordwijk heen, droef en onvoldaan, zooals ik er nooit vandaan ging. Ik verlang naar de zuivere nabijheid van mijn vrouw. Als ze niet bij me is verzwakt de vroomheid in me. Het werk Isméa gaat langsaam - en juist dat zou ik 't eerst willen voltooyen. Ons heilig boek gaat vooruit - maar ik voel geheel onwaardig. Ik baadde met Hugo, in den storm. Ik lees het boek van Jet Holst, Garibaldi. Het is stijf en deftig geschreeven, maar zeer verdienstelijk. | |||||||||||||||||||||||||
dinsdag 2 augustusWarm, 's morgens 76o in de schaduw. ▫ Gister een slechte dag - omdat ik niet gezorgd had voor het behoorlijk inpakken, zoodat mijn MS. van ♁ bij mij bleef. Nu kwam mijn koffertje eerst vanmorgen. Ik voelde zelfverwijt, alsof ik dit heilige werk niet genoeg gewaardeerd had. De fietstocht met Martha en Hugo was zoo vol gevaar, door de veele fietsen en auto's, dat ik dacht nooit weer zoo'n tocht te doen. Het goede van den dag was mijn bezoek bij pastoor Willenberg te Overveen. Zoo'n gesprek maakt mij rustig en doet me goed. Toen ik mijn afwachtende houding verklaarde, zei hij: ‘Er wordt op u gewacht’. ▫ Maar hij begreep mijn groote moeyelijkheeden. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1935]
| |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 5 augustusBedekt, reegenachtig, koel. ▫ Ik lees het hoogst vermakelijke boek van Allen Upward ‘Some Personalities’. De bijeenkomst was goed. Ik ben veel rustiger en ik word merkbaar gesteund. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1936]
| |||||||||||||||||||||||||
II en Jezus' leer I en II vormen mijn Credo. Indien de Katholieke Kerk dit als credo aanneemt dan wil ik graag toetreeden. Maar dat zal niet gaan. Gister kwam eindelijk de lang verwachte en angstig gehoopte voortgang in Isméa. Zoo wordt het goed. Dit geeft mij groote rust. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 13 augustusZacht, stil, bewolkt. ▫ Het gaat mij nu beeter. Het is wel jammer dat ik dat kamp niet heb bezocht, maar dan was Isméa niet verder gekoomen. Ik moet nu de eerste teekenen voelen van geloof. Als ik rustig ben en opgeruimd, dan blijven ook de bekooringen weg. Het is als een vicieuze cirkel. Bekooring en depressie werken elkaar in de hand. ▫ Als ik nu maar het eerste gat kon maken in mijn banden. Ik kreeg een vleyende brief van Lux den Weenschen dichter, die uitwisseling van arbeid wenscht en daarbij denkt aan de fabel van de muis en de leeuw. Hij de muis en ik de leeuw. Hij moest eens weeten in welk net ik gevangen zit. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 15 augustusMaria Heemelvaart. Reegenachtig, koel weeder. ▫ Gisteren en vandaag naar de H. Mis geweest. Gisteren was ik er zeer door verkwikt en gesticht. Vandaag minder, hoewel de Mis mooyer was. Ik lees het boekje van Lucie Christine, haar geestelijk dagboek. Ik werk hard aan Isméa, en was er nogal tevreeden oover. Veel pijn aan mijn tanden. Toosje logeert hier. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 18 augustusPrachtig warm weer. ▫ Ik heb geen reeden tot klagen, behalve mezelven. Isméa is bijna klaar, maar mijn onwaardigheid werkt de voltooying teegen. Vandaag zou Juliette de Groodt in Amsterdam koomen, en ik hen bezoeken. Gisteren bezoek in Blaricum bij Riet van Blaaderen. Een prettige tocht. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1937]
| |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 19 augustusGister lang met Juliette gepraat en een zeer gunstigen indruk gekreegen. Ik schaamde mij oover mijn wantrouwen. Ze is een lieve, hoog-beschaafde, verstandige vrouw, een goede moeder. Haar zoontje Fransje een allerliefste, vroolijke, zachtaardige jongen. ▫ Wij soupeerden oover het IJ, in een duur restaurant, en zagen oover het water, het was warm en stil. Ik hield mij vrij goed, maar toch bleef Amsterdam niet zonder slechte werking. Ik moet nu Isméa afmaken. - De verzen gingen met me mee, gelukkig, in Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||||
dinsdag 23 augustusWarm zoomerweer. ▫ Gister avond las ik het derde bedrijf van Isméa vóór, aan mijn lieve vrouw en haar zuster Toosje. Zij waren blijkbaar zeer getroffen. En mijn vrouw, die toch niet zoo makkelijk is voor mijn werk - en het meenig maal afkeurt, die was nu in oprechte bewondering. ▫ Nu heb ik al mijn geduld noodig, omdat mijn secretaresse met vacantie is. Nu schrijf ik oover dèr Mouw. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1938]
| |||||||||||||||||||||||||
zondag 28 augustusSteeds mooi, warm weer. ▫ Gisteren kwam ik uit Tilburg waar ik twee dagen de gast was van van Ginniken, pater Kemper en Dr Ahaus, in het St Jozef-Studie-huis. ▫ In Utrecht had ik een uur tijd, en ik ging reegelrecht naar den Aartsbisschop, en vroeg hem wanneer hij mij zou willen opneemen in het verband der Katholieke Christenen. ▫ Het ging alles rustig en als van zelve. Ik weifelde niet en Monseigneur was allerhartelijkst. Rustig en tevreeden kwam ik thuis, en ik wist dat mijn besluit nu vaststond. Er was geen bizondere extase of verrukking in me, maar het liep alles zoo van zelve. Het kon niet anders. Ik was mij diep-bewust van wat ik deed. Ik voelde dat ik op géén andere wijze mijn leeven waardig ten einde brengen kon. ▫ De persoonlijke invloed van van Ginniken was niet in 't spel. Noch die van een van de anderen. ▫ Alleen had het mij zeer plezierig aangedaan toen Brouwer mij zijn bewondering meededeelde voor van Ginniken en Kemper en voor de predikaties van beiden. ▫ Maar het motief voor mijn rustige doortastendheid was hier in te zoeken dat ik opnieuw en zeer duidelijk voelde de innerlijke vreede, rust en zelfbeheersching door het verblijf binnen deeze muuren - die kloostermuuren zijn - eevenals dat, maar in sterker mate, het geval was in de abdij. ▫ Die rust kwam in het tweede etmaal. En toen begreep ik dat er voor mij alleen geen redding was, als ik buiten bleef. Ik besefte mijn onmacht en ik onderwierp me aan mijn lot. ▫ Dit houd ik steeds voor oogen en dit stilt mijn onrust: ik ben te zwak en te schuldig om mij zonder de hulp van een machtige, geestelijke sfeer - zonder Gods hulp - vóór mijn dood te ontzondigen. ▫ Ik kan en wil dit vrije leeven niet volhouden - want het zou mij geestelijk vermoorden. Ik kan niet. Ik ben onmachtig - ik heb de steun van de kerk noodig, eeven als Jacob de Haan zijn religie noodig had. Maar mijn Kerk is grootscher en schooner dan de zijne. De dag heeden was rustig. Ik had geen twijfelmoedige gedachten, ik zag niet op teegen de gevolgen van mijn daad, het misverstand en de moeyelijkheeden. Ik had een vreedige, gelukkige dag, en ik verheug me op mijn eerste communie. Vandaag had ik bezoek van een bizondere vrouw, mevrouw Rijberink, een mooye vrouw van ongeveer veertig jaar, gehuwd maar zonder kinderen. Van adellijke Fransche afkomst - Katholiek, maar zonder te praktiseeren, maar nu smachtend verlangend naar de cel, het kloosterleeven. Wij spraken met ons drieën, Truida, de vrouw en ik. En zij verhaalde van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1939]
| |||||||||||||||||||||||||
haar merkwaardige vizioenen en droomen. Mijn Jezusboekje gaf haar aanleiding om bij mij te koomen. Zij is zeeker op weg naar Zaligheid, en bevoorrecht door den Heer, maar zij moet zich aansluiten, eeven als ik. Ik dacht oover mijn drama: ‘trots verbrijzeld’. Zoo zal ik ook mijn trots verbrijzelen. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 1 september's Nachts koud. Ooverdag goed. ▫ Zaterdag was ik met de kinderen en Toosje in Artis. Het was prettig, de tuin was goed onderhouden. Er waren veel nieuwe dieren. Wel zes of zeven mensch-apen. Het bleef goed gaan, met mij. Wij zaten aan den ooverkant van 't IJ, tot groote vreugd van de jongens. Dinsdag was ik met Hans de Haan bij een stervende teeringlijder. Een lieve jongen, Henk de Jong. Ik kende hem niet maar hij hield van mijn verzen. Hij lag bij zijn ouders thuis, die een groente-winkeltje hebben. Hij was blij dat ik kwam, en ik was gelukkig dat ik hem troosten mocht. Dat zijn mijn gelukkigste daden. Ik was ook blij te bespeuren dat Hans de Haan eenigszins ging begrijpen dat haar handeling een religieuze handeling is. Zij is teegen alle godsdienst gekant en heeft toch een sterke Christelijke liefde. Gisteren 31 Aug. bij goed weer en frissche wind deeden wij de prachtige wandeling op den nieuwen zee-weg achter Ooverveen. Nog altijd zie ik voor me de groote, weidsche bochten van den breeden weg, en het woeste maar bekoorlijke landschap rondom. ▫ Het ging mij goed. Ik schreef aan van Ginniken. Ik heb mijn laatste sigaar gerookt en ik voel mij opstijgen uit de dood-zonde, nog vóór een priester mij absolutie geeft. ▫ Ik ga mijn weg heel beslist, en ik word gesteund. Ik moet mijn liefde-begeerte sublimeeren. Alleen kom ik er niet. Mijn 3e acte is verzonden (van Isméa) mijn geld-reserve slinkt onrustbarend. Hoe frisch en prachtig was de zee gister. En de jongens waren zoo lief. We gingen met de tram oover Haarlem terug. We gaan niet met ons allen naar Wijk a/zee, maar Truida en ik alleen, en daarna bij Giza. Maar alles is onzinnig duur. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1940]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Mijn lieve ondeugende hond is weer weg. Dat dier geeft mij heel wat zorgen. Gisteren was ik bij Ooki, en zij sprak oover de vijandschap teegen mij in haar kring, die nog verergerd was door mijn stukje teegen het boek van haar moeder. Nu was dat boek werkelijk heel slecht en bespottelijk, maar toch kon ik niet nalaten spijt te hebben en bedroefd te zijn omdat ik haar gegriefd had. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 7 septemberWijk aan Zee. Het is prachtig weer. In mij weer de zwartste ellende. Ik was vrij goed. Toen werd mij des middags door Mien Burgers gemeld dat er brieven voor mij lagen van Royaards en van Verkade. ▫ Ik nam mij sterk vóór, en bad er om tot Jezus, om ongevoelig te moogen blijven voor gunstig en ongunstig bericht. Terwijl ik naar Wijk fietste ooverdacht ik het waarschijnlijkste: Royaards weigert Beati Pacifici - maar houdt vol zijn belofte voor de Heks van Haarlem. Verkade-Stellwagen maken ‘bezwaren’. ▫ Het kwam nagenoeg precies zoo uit. Royaards heeft geen ‘geloof’ in mijn stuk. Stellwagen heeft Isméa nog niet rustig geleezen(?) en moet oover het tweede bedrijf nog met me spreeken. Dat klinkt heel anders dan ons gesprek. Er zit iets achter. ▫ Helaas kwam de melancholie met groote heevigheid terug, op deeze twee brieven. Het is zoo zwaar voor me te dragen. Ik lag er wakker van, en moest schreyen. En al de lieve troostreedenen van mijn vrouw mochten niet baten. Ik zakte mijlen diep | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1941]
| |||||||||||||||||||||||||
in. ▫ Nu is dit weer hier wonderbaar mooi. Wij baden lang in de kerk. Het verblijf is hier goed, maar wat veel eeten (Westerduin). Het komt er nu op aan, met herinnering en verstand den Booze buiten te houden. Hij doet ons al het goede vergeeten. Zoodra de zwarte somberheid komt, koomen ook de twijfel, de kritische gedachten, de sensueele bekooringen, het gevoel van miskend en onbillijk behandeld te zijn. En dit alles is gevoel, zoodat het niet weg te redeneeren is. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 8 september't Zelfde prachtige weer. ▫ De somberheid is er nog niet minder op geworden. Gister maar enkele momenten van verligting. Ik schreef een langen brief aan Jaap de Haan, en aan een stukje voor de Groene. Van ochtend, in bittere somberheid, nog verergerd door 't schitterend mooye weer, brieven die niets goeds brachten. Verkade zoekt blijkbaar uitstel. Wat beteekent dat nu? Die menschen martelen mij met hun halve woorden. Hjalmar weet ook niet of en wanneer hij reizen zal. Als ik zoo ben als nu, dan kan ik niet reizen. Sints de ‘Elegie’ ben ik zoo ellendig niet geweest. En nu waren het weer uiterlijke en waereldsche omstandigheeden. | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 9 september't Zelfde weer, 's nachts koel. ▫ Te vergeefs kronkel ik mij als een worm om mijn marteling te ontgaan, maar het helpt mij niets. Elk bericht bezwaart me. Met tranen word ik 's morgens wakker. Maar het zijn geen verlossende tranen. ▫ Ik droomde van Jaap de Haan, van douane, een grijs papieren kistje, en prolongatie. Heeft God meer lief den dankbaren, deemoedigen, alles van God goedpratenden, zich zelven beschuldigenden mensch? Of den fieren, oprechten/ streng waarheidlievenden, onbuigbaren en vreesloozen mensch? ▫ Deeze laatste kan niet katholiek zijn. ▫ Maar toch is hij de meest sympathieke. Want een slaaf die zóó voor eenen meester kruipt achten wij niet. Dit is stof voor een drama, voor het drama: trots verbrijzeld. ▫ Een zoon, oovermoedig, zelfzuchtig. ▫ Een moeder, deemoedig, alles goed-pratendvroom. ▫ Een andere zoon, streng oprecht, waarheidlievend. ▫ Een vriendin van de moeder, mismaakt, sarkastisch, bewondert de moeder, bespot den dwazen zoon, reedetwist met den eerlijken zoon. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1942]
| |||||||||||||||||||||||||
Ik schrijf deeze notities, terwijl ik nog niet hersteld ben van een vreesselijke bui van zwaarmoedigheid, veroorzaakt door de teleurstellingen van Royaards en Verkade. 's Nachts lig ik te tobben om het Pater Noster in 't latijn te zeggen. Soms blijf ik zelfs in 't Hollandsch steeken. Die machteloosheid is zoo kwellend. Pater noster
qui es in coelis
sanctificetur nomen tuum
adveniat regnum tuum
fiat voluntas tua
in coelo et in terra
panem nostrum quotidianum da nobis hodie
et dimitte nobis debita nostra
sicut et nos dimittimus debitoribus nostris
et ne nos inducas in tentationem
sed libera nos a malo.
Met moeite en fouten is 't er uit gekoomen. Voor de laatste reegels is Hollandsch mooyer. Het latijn is zoo omslagtig: ‘dimittimus debitoribus’. | |||||||||||||||||||||||||
10 septemberWijk a/zee. Reegen. ▫ Ik kreeg een lieve brief van pater Jan. Die mij raadt steun te zoeken bij de H. Maagd. Ik betrap mij herhaaldelijk op gevoelens als deeze: was het maar gedaan. Was ik er maar uit. ▫ Maar dan denk ik aan mijn vrouw en kindertjes. ▫ En ik heb toch ook aan de onbekende macht beloofd vol te houden. Ik zal ook volhouden, tot het bitterste eind. Maar het zijn helaas nog maar onbekende machten voor me. Ik kan in werkelijkheid niets onderscheiden. Als ik verligting voel, dan dank ik iemand, maar wie? ▫ Is het de Vader? of de Zoon? of de H. Maagd, of de H. Geest? ▫ Ik kan het niet onderscheiden. Soms denk ik: die katholieke cosmogonie is wel wáár, maar 't is maar een deel van God en Heelal. De Allerhoogste is vèr booven deeze min of meer kinderlijke voorstellingen. Die weet niet van zonde of schuld, van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1943]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
| |||||||||||||||||||||||||
11 septemberWijk aan Zee. Storm maar niet koud. ▫ Gisteren een lange wandeling gemaakt met Corrie de Jong. Gezien de havenwerken van IJmuiden, de in aanbouw zijnde hoogoovens. Daarna de liefelijke binnen-duin natuur. Met evonymus en berberis, met Geldersche roos en kattendoorn en duinroozen. Het was prachtig weer en een heerlijke wandeling. ▫ Van daag met een heele stoet naar IJmuiden gewandeld, om de woeste breekers op de pieren te zien. ▫ Ik had in woeste zee gebaad en voelde minder droevig. Oover het drama tob ik niet meer. Het moet maar gaan zooals 't wil. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 12 septemberReegen en storm. ▫ De laatste dag aan zee. Ik ben niet zeer neerslachtig. De pijnlijke drama-plek wordt gelukkig ongevoelig. Ik sprak nu met Truida oover mijn idee om broeder te worden in het klooster. Pater kan ik nooit worden. Misschien wel broeder. Vroeger dacht ik aan Jonker, in 't toevluchtshuis voor onbehuisden. ▫ Maar daar is geen boovennatuurlijk leeven. ▫ Het is toch alles maar om een paar jaren te doen en dan komt het herdenken, in eeuwigheid herdenken. Dit woord treft mij, als had ik een nieuwe diepe waarheid gezegd. ▫ De toekomstige eeuwigheid zal bestaan in herdenken, eeuwig, vreedig, rustig herdenken. Het begrip ‘herkauwen’ is er niet zoo ver van af. Hélène Swarth gebruikte dat woord eens in een vers, en ik bespotte haar. ▫ Maar misschien bespot zij mij later. Als wij aan 't herkauwend leeven toe zijn. In dit leeven grazen we. ▫ Dan denk ik ook dat er veele nuances van herkauwen zijn, of liever: dat ieder alleen te herkauwen krijgt wat hij gegraasd heeft. ▫ Dit is de eeuwige Gerechtigheid. De dood-eenvoudige, door en door simpele empirie van onze wijsheid. Ik voel, zoo moet het zijn, het kan niet anders. ▫ Alle emoties, indrukken, reëele gevoelens en gedachten, die zijn door ons opgenoomen en moeten nu verwerkt en geassimileerd worden. ▫ Welligt worden we geholpen door hooger weezens, maar daarvan | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1944]
| |||||||||||||||||||||||||
weeten we weinig. De fout der Kerk is te véél te verklaren. Wij kunnen niet weeten, wat we niet ondervonden hebben. Pater Potters zegt in zijn verklaring van den catechismus, dat de aanweezigheid van smart in de schepping niet verklaard kan worden, maar een geheim is van God. ▫ De Pater begrijpt blijkbaar niet, wat ik toch al vrij scherp formuleerde, dat vreugd het klaarblijkelijk doel is van de Schepping en dat dat doel onbestaanbaar is zonder smart. Wie dit zoogenaamde Godsgeheim niet als van zelf spreekend voelt, die heeft niet genoeg oover het weezen der Smart nagedacht. ▫ Het is of men zegt: ‘dat iedere medaille een keerzij moet hebben is een der onverklaarbare geheimen Gods’. Maar het verklaart zich zelf. | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 16 septemberGoed weer. ▫ Ik heb zooveel te schrijven sints Maandag. Dinsdag ging ik naar Bloemendaal, met Truida en liet haar bij Giza. Ik zelf ging naar de Groenevergadering. Vandaar naar Bussum, waar ik oovernachtte. Ik was in gespannen toestand en sliep weinig. Den volgenden dag ging ik naar Amsterdam en Haarlem, bracht mijn taschje bij Marie van Zeggelen en at bij Giza. ▫ Toen was de verheldering gekoomen. Ik was rustig, vreedig, zeeker. Ik zag geen bezwaar, ook niet in mijn oovergang. Ik voelde de groote liefde, die voor niets terugschrikt. Ik zag alles grooter en ruimer. Een sereene onverschilligheid kwam oover me. Ik logeerde bij Marie van Zeggelen, die vol was van haar Zweedsche reis. Er waren nog een paar gasten. Donderdag kwam Truida en we bezochten ook Valérie. We waren in de groote St Bavo Kathedraal. Ilonka speelde Hongaarsche liedjes. O wat troffen ze mij. 's Middags lang gesprek met pastoor Willenborg. Er waren wel bedenkelijke dingen. En ik had momenten van krachtige expressie, maar ook van plotseling afbreeken van den draad, waardoor alles leeg werd in mijn hoofd. Dat was pijnlijk. Maar ik bleef blijmoedig en innerlijk bevreedigd. ▫ Hoe werkt de Liefde vreemd, de oude, goede Liefde. Ze neemt me bij de hand en zegt: wees toch niet bang. Heb je ooit grooter zeekerheid gevoeld dan die ik nu geef? Gister avond weer op Walden. Met felle en schoone herinneringen. Ik kan wel mijn geheugen verliezen. Maar deeze herinnering niet, want die gaat niet weg. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina *77]
| |||||||||||||||||||||||||
83 F. van Eeden door Lizzy Ansingh
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina *78]
| |||||||||||||||||||||||||
84 Annie Bosch
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1945]
| |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 17 septemberKoel, gewoon weer. ▫ Van morgen was de oude, bekende somberheid er weer. 't Geld raakt op. De inkomsten vallen teegen. De varkens ziek. De oogst van handappelen slecht. Van Isméa hoor ik niets. Ze houden me weer aan 't lijntje als altijd. De tijd gaat voorbij. Ik was bij Ooki gister. Blij is ze om haar aanstaand moederschap. ▫ Ik lees een detective roman die Giza me gaf. Alles om 't geld. Die strijd is 't die ieder nog boeit. Misschien Woensdag naar Oosterhout met Brouwer. | |||||||||||||||||||||||||
zondag 18 septemberGoed, winderig weer. ▫ Ik ooverdacht de kwestie van het leergezag, zooals ik er nu met pastoor Willenborg en pastoor Beumer oover sprak. ▫ De juiste formuleering is deeze, dat ik niet kan gelooven wat .... ik niet kan gelooven. ▫ Het is mij wel moogelijk te zeggen ‘credo’ maar als de innerlijke instemming niet komt dan kan ik daaraan niets veranderen. Tenzij bidden dat de instemming mooge koomen. ▫ Maar het leergezag kan zeeker niet het onmoogelijke vergen. Als ik dus zeg ‘credo si non impossibile’ dan kan geen Paus mij tot het onmoogelijke of ondoenlijke dwingen. Ik kan dus alleen belooven de Kerk lief te hebben en te ontzien, tot het onmoogelijke toe en niet verder. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 19 septemberKoud en winderig. ▫ Ik schreef oover de enquête, door mij beproefd. Ik denk wel dat ik mee zal doen aan Grondpartij en G.G.B. ▫ De economische actie moet hand in hand gaan met de politieke. De Kerk heeft het begreepen. ▫ De Kerk-leer moet in een hooger plan begreepen worden. De Kerk moet alle menschen adviseeren hoe ze stemmen moeten. Maar niet volgens een partij-programma, dat zegt: stem zwart of rood - maar stem volgens een practische maatreegel die wordt voorgeslagen. Verzet u teegen woeker, hasard, arbeidloos inkoomen, en kiest die persoonen die dat doen, en vraagt niet naar de kleur, de partij, maar naar de gezindheid van den candidaat. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1946]
| |||||||||||||||||||||||||
woensdag 21 septemberPrachtig herfstweer. ▫ Gister kwam Brouwer zeggen, dat hij niet meeging naar Oosterhout. Ik ga toch want ik heb het noodig. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 22 septemberPrachtig weer. Maar des morgens mist en koelte. ▫ In de Abdij. Ik verwachtte zware beproeving, want ik kwam hier met een groot pak waereldsche en zinnelijke gevoelens, die ik eevenwel niet bereid was los te laten. Er was liefde en schoonheid, die ik kostbaar vond en welgevallig meende aan God. Verstandelijk vreesde ik dat mij dat alles zou ontrukt worden, smartelijk. Maar het is zoo nog niet. Ik sliep om 10 uur en werd om 6 gewekt. Ik sliep rustig. En van morgen ben ik vrij wel, maar niet aangegreepen, zooals in April. Zou het nog koomen? ▫ Het klooster is vol. Er zijn veel broeders en drie of vier gasten. Gister een gesprek met pater Jan. Als zij mij maar niet trachten bevreesd te maken. Dan word ik tot verzet geprikkeld. ▫ Moeite kost het mij aan die concilies te gelooven. Hoe weinig kan men een bijeenkomst van mannen vertrouwen, in ethische zin. ▫ En al die gewoone, geijkte termen uit de kerkleer, die wekken een ligten onwil en teegenzin. Ze zijn zoo gebrekkig, zoo vatbaar voor kritiek. ▫ Het denkbeeld ‘aflaat’ is niet zoo dwaas als het veelen lijkt. Het is niet een soort handel in schuld-bewijzen. Het is de uitwerking van goede gezindheid op machtige en liefderijke weezens. Wat alleen nog mij hindert zijn de cijfers er bij. Die afgemeeten voorraad van vergeevingsgezindheid is onwaarschijnlijk en een weinig stuitend. Wandeling met pater Jan. Hij stelde voor dat mijn doop op de Abdij zou plaats hebben. En dan konden Truida en Jan's moeder er bij zijn. ▫ Ik heb dit huis lief en zou het daarom graag in dit huis doen gebeuren. Een prachtig bosch gezien, met kleinen vijver. Het is dennenwoud met veel ondergroei. Kastanje/ Amerikaansche eik, enz. een heerlijk bosch. Wij zaten aan den vijver en praatten lang. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1947]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Zooéven kom ik uit de Hoogmis. Een paar seconden gaven verligting. Het kost mij altijd veel moeite om in mijn misboek te vinden wat zij bidden of zingen. Maar soms vind ik het als van zelf, schijnbaar toevallig, van de eene bladzij naar de andere geweezen. En zoo kwam ik op het evangelie voor vandaag (Quatertemper Vrijdag). En vond de geschiedenis van. Maria Magdalene, die niet ophield Jezus' voeten te kussen en wier zonden vergeeven werden omdat ze veel bemind had. ‘Uw geloof heeft u behouden, ga in vreede!’ ▫ Toen kwamen de tranen, éven maar. Er zijn hier twee gasten. De pianist de Jong, en de bibliothecaris de Vreese uit den Haag. Ik droomde van zuiver getrokken wenkbrauwen. Een gesprek met den abt. Hij is schrander en beminnelijk. Hij wil graag den doop hier doen plaats hebben. Zoo is het mij ook goed. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 24 septemberZoel, neevelig weer. Gisteren was het drukkend heet. Wij konden tot laat in den tuin zitten. Ik wandelde door het heele dorp, zag de Slotjes en het park. En de groote kerk. Het is een plaats vol kerken. Het is nu bepaald dat ik den aartsbisschop zal vragen om pater de Groot aan te wijzen als de persoon die mij inlichtingen geeft. En als die dat doet, dan zal mijn Doop in de Abdij plaats vinden, zoodra pater de Groot het genoeg vindt. ▫ Ik heb diep en rustig geslapen. De droefheid kwam weer, kort na 't ontwaken. Toen zag ik op teegen den strijd. Maar bij de vroegmis was ik kalm en dankbaar. Aan Sirius deed ik nagenoeg niets. Ik heb die drie dagen niets geproduceerd. Maar wel mij beeter geöriënteerd in deeze koers. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1948]
| |||||||||||||||||||||||||
Onderstel dat het misleiding ware, wat zou ik mijzelven te verwijten hebben? ▫ Is het kracht of zwakheid wat ik doe? ▫ Laat het zwakheid zijn, wie kan er mij een verwijt van maken? ▫ Gemakkelijk maak ik het mij niet, dat is zeeker. Ik voel juist als lafheid, deezen weg niet in te durven slaan. Ik zoek mijzelven niet, ik zoek de waarheid. ▫ Als ik nu aanvaard wat ik vroeger verwierp, dan is dat het signifisch begrip van de betrekkelijkheid en gebrekkigheid der woorden. ▫ De waarheid zie ik lichten booven die woorden uit. Die roomsche termen zijn nu wáár voor mij, omdat ik de verheeven waarheid er achter voel. ▫ Het is nu nog de hoogste verwoording van het mystieke, de digtste benadering van het leevende en waarachtige. ▫ Maar misschien bereiden we een nieuwe verwoording voor. Dit is voor mij nog twijfelachtig of die geheele kunstige bouw van het Katholicisme, niet één uit veele cosmogonieën of theogonieën is. ▫ Maar dit zou welligt een beleediging beteekenen van onzen Heer. Hij is toch de Eenige, en het Al. En Hij vult en steunt ons gebrekkig begrip. ▫ Zeeker is er in de Kerk ook nog veel te herstellen, te zuiveren, te verhelderen. De actieve Kerk heeft toch vaak haar plicht verzuimd. Dat mag niet ontkend worden. De abt gelooft aan de ‘intermédiaires’/ God werkt altijd door bemiddelaars, nooit rechtstreeks. ▫ Zoo ben ik door bemiddelaars tot de Kerk gebracht. En ikzelf word misschien weer bemiddelaar voor anderen. | |||||||||||||||||||||||||
zondag 25 september's Nachts koud, ooverdag prachtig weer. ▫ Ik ben weer thuis en ten uiterste somber. Ik zie teegen alles op, vooral teegen de voordracht van oovermorgen. De thuiskomst was prettig genoeg. Altijd eeven blij bij vrouw en kinderen te zijn. Hugo zei: hij had zeeven idealen. Eén er van was altijd goed katholiek te blijven. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1949]
| |||||||||||||||||||||||||
Ik lees ‘the Outline of history’. Het boek is nuttig en verruimt. Werk nihil, sints het klooster. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 28 september's Nachts bijna vorst. Ooverdag prachtig, schitterend helder en stil weer. ▫ De Grond-partij avond was goed en veel beloovend. Een goed zaaltje, onder de effectenbeurs. Geheel gevuld. Ik wandelde door het donkere Vondelspark. Er was iets vreemds, gelukkigs in me. Ik proef voortduurend oude stemmingen, intensief en vluchtig, uit oude herfsttijden, of -plaatsen. ▫ Ik kan niet anders denken of dat zijn God welgevallige gevoelens. Ze zijn zoo vreemd en mooi. En het is reëel, geen woord-schepping maar ziels-gevoel en waarheid. | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 30 septemberGoed weer. ▫ Ik bezocht gisteren den aartsbisschop in Utrecht. Hij was allerhartelijkst, zooals altijd en deed wat ik hem vroeg. Hij draagt nu pater de Groot op mij bij te staan met voorlichting. Daarna schrijft hij aan den Abt in Oosterhout. Ik denk er met voldoening aan. Ik verwacht dat het mij sterken en verhelderen zal. En de timor mortis wegneemen. Ik was bij de Lebret's. De man is melancholicus en tobt oover zijn geld. Ik had oneenigheeden met hem. Zijn goede vrouw Christine is mij lief. Zij is zoo opgewekt en energiek. Zij verloor een knaapje, haar eenige zoontje. En nu denkt zij maar dat alles uit is na den dood. Als ze moest denken dat de jongen nog leefde zou ze veel meer onrust voelen. Ik ontmoette ook Lou Brandt de predikant uit Transvaal, man van Johanna. Een recht en rechtschapen man. Johanna had hem drie jaar lang verlaten, aangespoord door een vizioen waarin ze Jezus zag die haar gebood op hem te wachten in Pretoria, waar hij zich zou oopenbaren. Ze liet man en kinderen alleen en wachtte. Maar hij kwam niet. Ik had veel kiespijn, den ganschen dag. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1950]
| |||||||||||||||||||||||||
woensdag 5 oktoberGister Instituut vergadering met zeer leevendige discussie, vooral tusschen Verschuur en Mannoury. 'S avonds logeerde van Ginneken bij mij. Hij lichtte mij uitvoerig in omtrent de moeyelijkheeden die zich zouden voordoen. Hij was blij dat ik den weg gekoozen had oover den aartsbisschop en pater de Groot. Die moesten dan de moeyelijkheeden maar uitvechten. Ik deed dat in onweetendheid. Maar het is mij best. Ik schijn hier wel den weg geweezen te worden. ▫ Maar ooverigens was ik diep somber en ben dat nu nog. ▫ Het is een prachtige warme herfstdag, ik bracht van Ginniken naar den trein. En morgen weer debat avond, ellendig genoeg. En het lompe, irriteerende stilzwijgen van Verkade. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 8 oktoberHeerlijk warm weer. ▫ Gister avond laat kwam ik weer thuis. Ik ben physiek nog sterk. Ik had Donderdag avond debat. Sliep vrij kort, ging naar den Haag, sprak twee uuren met Verkade en Stellwagen. Ging naar Leiden/ had een conferentie met het comité voor de Russische geleerden, ging naar Amsterdam - sloeg mijn middagmaal oover en zag het stuk Mara in den Stads schouwburg. Ik ging te voet terug in den zoelen nacht, - en voelde mij absoluut niet vermoeid maar inteegendeel geneigd tot wandelen. Ik sliep terstond in en werd om half acht door Hugo gewekt. ▫ Maar de depressie is er nog. Gister scheen het iets beeter. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1951]
| |||||||||||||||||||||||||
verlaten. Zeeker wel niet onverdiend, maar te vol ellende om dat te erkennen. Stellwagen niet gekoomen. Ik nam het besluit Isméa maar voor te dragen in den Haag. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 10 oktoberSteeds warm en prachtig weer. Ik draag geheel zoomergoed. ▫ Ik zit in de hut en wilde wel zoo blijven. Rustig en zonder ander verlangen dan hier blijven en werken. Gister lagen wij in 't bosch, heerlijk. Stellwagen kwam gelukkig niet. Ik schreef oover Mara. Ik ging met de jongens naar Hilversum en zag het in aanbouw zijnde huis van Jaap London. Hij was er met zijn vrouw. Hij had blijkbaar plezier in het zeer weelderige bouwwerk, dat sommen zal kosten, en dat voor twee menschen. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 13 oktoberSteeds heerlijk weer. ▫ Ik was gister en eergister in de stad. Ik at bij de Jong Dinsdag. Had mijn eerste les-uur met pater de Groot. Dat verkwikte mij zeer. Ik heb nog nooit een leermeester (goeroe) gehad. Wij pra<at>ten twee uuren achtereen. Om 5 uur was ik aan 't Marken-stationscafé en 's avonds om 8 uur Groene vergadering. Gister, Woensdag bij Duyvens den dentist. Ik heb sints eenige dagen een blauw oog alsof ik daar een stomp op kreeg. Toch herinner ik mij geen stoot of kneuzing. Het is weer een klein memento. Ik ben niet bizonder bevreesd voor den dood al weet ik dat die mij ieder oogenblik kan treffen. Zulk een bloeding inwendig en ik ben verlost. Maar ik wilde nog zoo innig graag een paar jaren leeven om te getuigen van de H. Kerk en van de zending van Jezus en de Sacramenten. Ik voel daar nu grooten aandrang toe. Ik begrijp nu hoe het alles is, ook de schijnbare fouten en verwarringen. En als ik dat gezegd heb, zal ik tevreeden heen gaan. Ik verlang naar mijn oovergang. ▫ Ik wil Sirius afmaken, de Geest der Waarheid en Schijn en Weezen. Alles met dezelfde eind-strekking. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1952]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik was gister avond in 't Concert-gebouw en hoorde ‘das Lied von der Erde’ van Mahler. ▫ Ik vond het prettig om weer in de volle concert-zaal te zitten. Hij leek mij grooter dan mijn herinnering, en ik dacht aan den ouden tijd, als ik met moeder hier was, met de Cecilia-concerten. ▫ Mahler was een groote teleurstelling. Dit is geen goede muziek. Het is hoogstens lieflijk sensueel. En dan nog lang niet zoo goed als b.v. Strauss. ▫ Ik hoopte op iets machtigs, met de hoogere harmonieën (4 en 5) er in. Maar het was niet machtig en niet groot. En de Chineesche gedichtjes passen hier niet bij. Li-Tai-Po is fijn en ontroerend, en zeer merkwaardig als cultuur-verschijnsel, maar deeze zwoele West-Europeesch-moderne muziek past er in 't geheel niet bij. ▫ Ik vond Mara heel wat mooyer, hoe slecht ook uitgevoerd. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 17 oktoberPrachtig weer. ▫ Gisteren bezoek van mevrouw Brink en haar dochter, vrienden van de Geldmachers. De vrouw was Katholiek opgevoed tot haar 15e jaar. Toen was ze remonstrant geworden en daar voelde zij zich volmaakt gelukkig bij. Dit gaf natuurlijk een warme discussie tusschen haar en Truida. Op mij had het weinig vat. Ik weet immers zoo goed hoe dat voelt. Kort geleeden nog dacht ik/ mijn positie is buiten de Kerk, zóó kan ik het beste werken. Nu moet ik er in - ik voel het, en niets zal mij weerhouden. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 20 oktoberBewolkt, maar zacht. ▫ Ik was nog elken dag in stad. Bezocht Magda Peeters, bij Mercier, - nu logeert ze hier op Walden. ▫ Het gaat mij niet slecht - alleen moet ik Zaterdag spreeken, en ik ben bezorgd dat ik niet mijn aandacht zal kunnen bepalen, en den draad van mijn reede zal verliezen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1953]
| |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 21 oktoberGister een zoomersch onweer. Zoel, met harden reegen. Nu is 't bewolkt en vochtig, maar zeer stil. ▫ Mijn stemming is vrij goed. Ik voel wel steun. De tweede les bij mijn wel beminden leermeester was goed en bevreedigend. Ik voel mij er gelukkig. Ik schrijf een toespraak voor G.G.B. Ik durf het niet meer op mijn geheugen te laten aankoomen, of liever: op het vrije spreeken niet. Ik hoorde vertellen van Jhr Graafland, die altijd zoo klaar en helder kon spreeken, hoe hij op een keer bleef steeken en geheel den draad kwijt was, zoodat hij moest uitscheiden. Zooiets wil ik niet riskeeren. Maar ik voel toch zeer rustig. Gister at ik met Truida bij van Nierop. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 24 oktoberEindelijk is de herfst gekoomen. Nu stormt en reegent het en hagelt. En het is koud, mijn kacheltje brandt. ▫ Zaterdag sprak ik voor G.G.B. En het ging zoo goed en gemakkelijk dat ik mij schaamde omdat ik niet vrij sprak, maar las. ▫ Het was er vol en er waren dilettanten nummertjes, mannen kwartet, voordracht enz. ▫ De tentoonstelling was zooals ik verwachtte. De groei van G.G.B. trof mij en verheugde mij. De eenvoudige principes worden begreepen. En die ethische kracht zal ze in 't rechte spoor houden. Er zit zulk een geweldige ethische kracht in 't laagste volk. Ik weet hoe zij vasthouden en leeven op hun ideaal. ▫ Maar als dit ideaal niets te doen geeft dan verslapt alles. ▫ Hier, in G.G.B. hebben ze als 't ware van dag tot dag zichtbare groei, zichtbare strijd. Ze vinden elken dag wat nieuws te doen. En wat ze bereiken is veel reëeler en nuttiger en aangenamer dan een verkiezings strijd. Ze vechten niet teegen dingen van persoonlijk belang - ze hoeven hun bestaan niet te bemoeyelijken. Inteegendeel ze vechten tegelijk voor de zaak en voor hun gezin. ▫ Er is nu al een hoofdkwartier, met een gesalarieerd beambte. En gister meldden zich 13 à 14 groepen aan. Gister en van daag rustige dagen buiten. Van Verkade niets. Ik lees de Outline of History. Een geweldig boek, wat arbeid betreft. Wat een werker is die Wells. ▫ Ik ben nu weer vervuld, van zijn voorstelling van Hellas. Dat lijkt mij goed gezien. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1954]
| |||||||||||||||||||||||||
Ik hoorde een goede preek, gisteren. Ik vind mijn eigen reedenaarskunst daarbij zoo ongeschoold, zoo dilettantisch. Ik praatte er soms maar op los, zonder oefening of voorbereiding of training. ▫ En nu is 't bijna uit. Maar ik wil toch nog een en ander zeggen. Misschien - als ik in de Kamer word gekoozen. Dan moet ik wel, hoezeer ik er teegen op zie. Ik schreef een geestig stukje oover Mahler en Li-tai-po. | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 28 oktoberVrij goed weer. Maar 't kacheltje brandt. ▫ Ik ben zeer terneer geslagen en droevig. Ik moet aldoor aan theater stukken denken en weet niets wat daarin verligting brengt. Dinsdag had ik goede uuren met pater de Groot. Dat is mijn beste tijd. Ik was bij Versluys, en beloofde hem Schijn en Weezen af te maken. Ik bracht hem de copie van Jezus' oopenbaar leeven. ▫ Alles wacht weer, de Fransche uitgave verschijnt weer niet - het zou in October gebeuren. De lui van 't Schouwtooneel, Musch en v.d. Horst, zijn ook weer oover hun tijd, ze zouden binnen drie weeken antwoord geeven. De Nobel-prijs zal aan Galsworthy of Hardy worden gegeeven. Sints Bazalgette er mij voor noemde, als vermoedelijk - sints dien tijd heb ik het absoluut als moogelijk verworpen. En nu trek ik het mij ook niet erg aan. Ik wil niet. Hjalmar is naar Amerika. Hij is geheel door zaken-rommel belemmerd. het gaat hem slecht, hij is moedeloos en somber. Het stemt mij ook droef. Wat komt er van me, zonder mijn lang broertje? Gister was Jan Rahusen en Ooki hier, hij zong en Truida accompagneerde. Het eenige wat mij troostte was de opkomst van G.G.B. waaroover ik een artikel heb in de Groene. Ik krijg nu meer vastheid in het weekblad, men laat mij vrij. ▫ En het staat vast dat deeze G.G.B. beweeging een groote toekomst heeft. ▫ Want ze geeft geleegenheid tot uiting van de opgekropte verlangens naar vreedige arbeid. Ze is theoretisch onaantastbaar. Het staat vast en heeft een arsenaal vol onweerspreekbare argumenten. ▫ En het geeft werk aan alle geestdriftigen. Werk en voordeel - en geen religieus gevoel wordt er door beleedigd, inteegendeel. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1955]
| |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 29 oktoberVrij goed weer. ± 60o. ▫ Gister weer een boom omgehakt. Het deed me goed. Vanavond Groene-diner. | |||||||||||||||||||||||||
zondag 30 oktoberHet was een echt mannendiner. Geen vrouwen, veel tabak, en wat grofheeden. En veel te lekker en te kostbaar eeten. ▫ Het had alles geen uitwerking op me. Ook de wijn niet. Maar ik was vrij stil en somber. ▫ Ik kwam om half een 's nachts thuis, en voelde me van morgen opgewekt. Maar beschaamd omdat ik niet gebeeden had aan tafel. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 2 novemberReegen. ▫ Gister was ik in Amsterdam, en in den trein voelde ik zeer diep ontroerd, zoodat ik zat te schreyen. Ik dacht aan mijn vers en was innig dankbaar. ▫ Maar ik beloofde toen dat vers aan de Groene, en het is nog niet af - en nu wil het natuurlijk niet verder. Ik voel de ontroering niet vanmorgen. | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 4 novemberZoel, bewolkt. Prachtige loover-kleuren. ▫ Gister ging ik naar den Haag om met Stelwagen te praten. Eerst zocht ik de lieve Ati op, pater Jan's moeder. ▫ Zij is nog éven ongelukkig en ongeloovig oover Jan. Haar houding is die van de nuchtere, eerlijke, maar verwaande Hollander. Ik praatte een paar uur met Stelwagen en ik kreeg het gevoel dat dit stuk stellig te goed is om ongespeeld te blijven. Mijn omwerking was gebaseerd op een geheel verkeerd begrip van wat Stelwagen bedoelde. Hij kan zich niet uitdrukken. Hij vindt allerlei dingen die ik heb weggelaten, jammer. Eerst nu begreep ik wat hij wilde. ▫ Eevenwel heb ik bij die om- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1956]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik schreef het vers aan mijn Geleider af. Het is goed. Toch zakte ik gister weer ver beneeden peil, op een zeer laag niveau. ▫ Ik was in de comedie, met Ati en haar dochtertje. Het was ergerlijk en verveelend. En zulke dingen zet men de menschen voor! Een misselijk stukje van Prosper Mérimée. | |||||||||||||||||||||||||
zondag 6 novemberZware storm, zoo als ik mij niet herinner op Walden. Ik zit in de hut en de reegen slaat door mijn ruit. ▫ Gisteren bij de Jong gegeeten. Ik werd daar wel vroolijker en ik was spraaksaam en op mijn gemak. Maar ooverigens is en was mijn stemming zeer slecht. De démon was weer zeer bedrijvig. Ik had spijt van dat stuk oover Li-tai-po. Waarom word ik telkens gedreeven tot het schrijven van dingen die de menschen verbitteren en kwaad maken? En ik zie dat niet in voordat het gedrukt is. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1957]
| |||||||||||||||||||||||||
doen is het zeggen dat je achteruitgaat en oud wordt. Daar teegen valt natuurlijk niets te zeggen. Wie werkelijk van iemand houdt zal daarop het allerlaatst zinspeelen. Om de wreedheid en de verneedering. Dat argument zou ik teegen mijn dood-vijand niet gebruiken. ▫ Dus dat lieve gaat nu weg uit mijn leeven. Die aardige bezoekjes op Vrijdag. ▫ Maar ik voorzag het, er was te veel verschil in begrip en smaak. Zij hoort in een kring thuis waar ik nooit getolereerd zal worden, - en zij heeft niet de grootte en ruimte van ziel, noodig mij te verdragen. ▫ Natuurlijk ben ik akelig naargeestig. Sneeuw en vijandschap, die ik toch zelf heb uitgelokt. Waarom moet ik mij altijd door mijn humor laten verleiden, om noodeloos vijanden te maken? Gister was ik bij Hans de Haan. Die is weinig demonstratief, maar ruim en goed. Een brief van adhesie kreeg ik van den ouden Schorer, van 't Familienblatt. ▫ Voor het vers kreeg ik innig hartelijke brieven van den Aartsbisschop en van Ginneken. | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 11 novemberKoud en winderig. ▫ In 't zelfde nummer van de Telegraaf het bericht dat Anatole France de Nobelprijs heeft, en dat F.v.E. katholiek gaat worden. Ze weeten het ‘uit goede bron’ en het zal ‘eerlang’ gebeuren. Des morgens ben ik diep neerslachtig. Elk oogenblik is er iets zoek, of vergeeten - en dat is een droevig gevoel. Moet ik mij nu terugtrekken of dóórvechten zoolang het gaat. ▫ Ik was bang voor dat bericht omtrent de Nobel-prijs. Bang dat het mij pijn zou doen, een knauw geeven. Maar op 't oogenblik voel ik er nog niets van. Ik was er geheel op voorbereid. En de keuze van Anatole France doet mij vermoeden, dat er voor mij heelemaal geen kans zal zijn. Deezen schrijver heb ik nooit kunnen bewonderen - of zelfs leezen. Alleen dr Ruhe, Hjalmar Wyk en Bazalgette hebben mij op 't idee gebracht. Maar nu is de kans voorbij. Onwillekeurig - als ik oover mijn toestand op Walden dacht - dan had ik heel achter in mijn brein nog een klein uitzichtje, een klein kansje - als ik eens .... Maar mijn verstand wees het stellig af. En nu dreigt weer éven erg de moogelijkheid dat ik 't hier niet houden kan, en zal moeten verhuizen. Dat zou ik vreeselijk vinden. Ik heb geen initiatief, geen energie, geen geheugen genoeg. Ik weet ook niet of ik dat Kamerlidmaatschap mag aanneemen. Van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1958]
| |||||||||||||||||||||||||
morgen toen ik las dat men het inkoomen van de Koningin gaat verdubbelen, toen rees weer mijn verontwaardiging. Daaroover zou ik wel een hartig woord willen zeggen. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 12 november Ik word in den nacht eenige malen wakker en dan ziet alles er vreesselijk uit. ▫ Gister een blijde verrassing. Annie Bosch kwam, maar wij hadden geen voorneemen om haar te laten schrijven. Maar toen kreeg ik toch opeens neiging om haar met ons naar de studeerkamer te neemen, en ik legde papier en potlood klaar. Zonder eigenlijk goed te weeten wat ik deed. ▫ En toen kwam Paul, mijn lieve zoon, en sprak heerlijke en troostrijke dingen tot me. Hij vond het goed en gelukkig dat ik steun had gezocht bij de Kerk. ▫ Mijn moeder heeft mijn vader gevonden en hem digter bij God gebracht. ▫ Oover de jongens sprak hij veel. | |||||||||||||||||||||||||
zondag 13 novemberStil weer, vriespunt. ▫ Mijn nachten zijn droevig. Ik lijd veel. Mijn kerkgangen doen goed. ▫ Ik zei teegen mijn tand-arts dat de uurtjes bij hem nog de beste voor me waren van den dag. ▫ Dat was maar scherts, maar het is waar, dat ik de physieke kwelling veel beeter dragen kan, dan de psychische. En toch voelde ik mij ongeschikt tot lijden. Het heeft nu in de couranten gestaan, dat ik roomsch zal worden. Monseigneur had mij beloofd het te voorkoomen. Maar het is mij goed zoo. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 14 novemberLigte vorst, helder weer. ▫ Gister, na drie dagen ongestoord en stil thuis gebleeven te zijn, werd ik beeter. Ik las het goede boekje van Bruna ‘Weer naar huis’ en het maakte mij rustig en verkwikt. ▫ Hoe heel anders is zijn weg als de mijne. ▫ Bij mij geen zoeken naar de groote waarheeden, die kende ik wel, en al vroeg. Maar het leeven naar die waarheeden, dat was mijn bekommering. ▫ En bij mij niet de dwang door begrip en gedachten, niet de behoefte aan kerk en eeredienst - maar de dwang door de vreesselijke naargeestigheid, God-verlatenheid, als een ijzeren hand, en het gevoel van zeedelijke achteruitgang, het ontglippen van de macht oover het stoffe- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1959]
| |||||||||||||||||||||||||
lijk lijf en zijn begeerten - dat bracht mij tot volkoomen onderwerping en verneedering. Gister was ik goed. Des avonds. Deeze morgen weer akelig somber, zoodat ik schreide aan de ontbijttafel. Uitnoodiging voor een leezing in den Haag. Waarbij ik in twijfel stond. En een Kerstmis nummer van de Groene, dat ik zeer leelijk vond en waarvoor ik niet geraadpleegd ben. Daartusschen staat mijn vers met zijn teere innigheid. En allerlei décadence daaromheen. En ik heb geen werkkracht genoeg om zoo'n blad geheel te bestuuren en te vullen. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 16 novemberKoude, guure wind. ▫ Gister voelde ik de goede werking van het rustige verblijf thuis geduurende eenige dagen. En toen voelde ik sterk de slechte werking van Amsterdam. Het ging een tijd lang goed. Het gesprek met pater de Groot was heerlijk. Ik was in twee kerken, maar sprak met niemand. Ik las weer oover Soendar Singh. Dat verkwikte mij zeer. Ik tob weer oover geldzaken. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 17 novemberDooi, grijs weer, om het vriespunt. ▫ Heeden was ik weer minder goed. Aanvechtingen. Geldzorgen. Die twee moet ik weerstaan. Ik geloof dat ik Isméa nu wel goed krijg. Ik heb het gevoel - een rustig kalm gevoel, dat Isméa slagen zal en dat ik geen geldzorgen meer zal hebben. Ik ben niet arm. Ik heb onroerend goed, onbezwaard/ dat wel f 180.000 waard is, naar men zegt. Dan heb ik nog ± 7000 aan geld. ▫ Dus zal ik niet gebrek lijden. Maar ik wil niet verhuizen. Ik zou er ontzettend teegen op zien als ik moest verhuizen. Ik wil mijn arbeid voltooyen.
Dit kan alles in 1922 of 1923 voltooyd zijn. Dan zou ik nog wel graag een drama schrijven: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1960]
| |||||||||||||||||||||||||
(5). Trots verbrijzeld. Maar dat is niet noodig. En dan hoop ik kleine gedichten te blijven maken. Het Roode Lampje komt morgen uit. En ook de Licht-stad. Dan is het tweede Jezus-boek naar den drukker (in Weenen wordt het gedrukt). En geheel ongedrukt zijn Isméa en Beati Pacifici. | |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 18 novemberGuur, kil en grijs. ▫ Ik zag er teegen op om de 24ste naar den Haag te gaan. Uit vrees van een gek figuur, als ik blijf steeken. ▫ Maar vanmorgen kwam de gevoels-gedachte dat ik het uit liefde doe. Uit liefde voor de menschen en voor God. En toen voelde ik rustig. Ik zal het toch doen, en nu kan ik beeter bidden. Gister kreeg ik den inval hoe Isméa is goed te maken. Het lag zoo voor de hand. Die portefeuille met geld, daar had ik de bruikbaarheid niet van opgemerkt. Maar als Winfried die verlooren heeft dan krijgen alle karakters relief. ▫ Dan blijkt dat ze allen toch min of meer door dat geld zijn gebonden. Het maakt de positie van Winfried hachelijk, van Darbo dwaas, van Quirine scherper door haar nu geprononceerd wantrouwen. Ze is nu zeeker van haar zaak, het is een complot, een beraamde diefstal. | |||||||||||||||||||||||||
zondag 20 novemberDonker, stil en kil weer. Een kelder-sfeer zooals November ze heeft. ▫ Ik heb te vechten met Isméa, met somberheid, en met het vooruitzicht van de leezing. ▫ Maar daaromtrent kreeg ik steun - mits ik alles om liefde doe. ▫ Als wij voor alle menschen voelen wat de moeder voelt voor haar kind - dan is het Godsrijk nabij. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1961]
| |||||||||||||||||||||||||
maandag 21 november't Zelfde kelderachtige weer. ▫ 'S morgens, vóór 't opstaan, ben ik als radeloos. Ik zie op teegen alles, vooral mijn leezing. Eerst was ik bang Isméa onvoltooid te moeten laten - maar wat later kwamen de gedachten weer. Ik heb er toch plezier in. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 23 novemberMooi, helder weer, ligte vorst. ▫ Gister bij pater de Groot en bij Hans de Haan. Mijn toestand is zeer smartelijk en droevig. Ik beproef telkens mijn herinnering, als ik zit te praten, en mijn aandacht, en als ze mij dan ontsnappen, ben ik zeer ongelukkig. Ik voel nu eerst wat discipline zeggen wil, hoe noodig en hoe moeyelijk ze is. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 26 novemberFlinke vorst 20o fahr./ helder weer. ▫ Mijn zielstoestand is zeer slecht. Ik denk telkens dat ik aan 't eind van mijn draagkracht ben - maar dat heb ik al meer gedacht, en dan komt het toch weer erger. De leezing was niet prettig, maar er was geen gevaar voor innerlijke stoornis, want ik had me goed geprepareerd, de text lag klaar en van blijven steeken was geen sprake. Maar, zooals het Vaderland het uitdrukte: ‘de belangstelling was niet groot’. Er waren weinig menschen. 'S middags was er signifisch Instituut met Mannoury, Brouwer en Verschuur. Vooral de twee laatsten leerden elkaar nu beeter kennen. ▫ Maar het was een drukke dag. Van 11 tot 4 inspannend praten, dan naar den Haag. Niets gegeeten als een broodje, toen spreeken. ▫ Ik logeerde bij Jitta in een weelderig huis op een groote slaapkamer. ▫ Maar toen bemerkte ik dat ik een bloeding had, uit het scrotum of't rectum? Dat deprimeerde me geweldig. Het was 's morgens wel oover, maar ik was bevreesd het schoone beddegoed te bezoedelen. Toen Vrijdag een uur geantichambreerd bij Stellwagen, die te laat kwam. We spraken oover Isméa en het schoot nog al op. ▫ Maar ik kan toch niet zeggen dat zijn geest en smaak met de mijne oovereenstemmen. Hij zegt wel leerrijke dingen oover 't theater, maar ik voel me onbegreepen. ▫ Ik zal nu, als God wil, toch Isméa afmaken. Ik moet van alle kanten oover mijn Katholicisme hooren. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1962]
| |||||||||||||||||||||||||
Nu is het koud - en ik tob nu, behalve oover het gewoone, geld en mijn werk, ook nog oover mijn gezondheid. Hoe moet het gaan, als ik eens niet naar de abdij kan reizen, of zelfs niet naar Amsterdam! ▫ Ik ril van kou en nervositeit. Ik herinner me dat ik eeven zoo voelde toen ik 15 jaar was - hypochonder, neerslachtig, rillend van nervositeit. ▫ Als ik maar een warme kamer had, zooals Martha, en dan mijn vrouw en kindertjes, en lang mocht slapen en rustig thuis werken - dan zou ik bedaren. Misschien ook niet. Ik bid lang, maar des morgens vergeet ik het wel. | |||||||||||||||||||||||||
donderdag 1 decemberGuur, winderig. ▫ Gister reed ik nog op de vaarten tusschen de weilanden. Het was mooi en prettig. ▫ Er wordt nu veel gestookt bij ons, hetgeen natuurlijk geldzorgen meebrengt. Ik schrijf weer aan Isméa. Het gaat wel goed. Ik las the Outline ten eind. Een kranig werk, maar zonder slot. Gister als getuige opgetreeden betreffend de diefstal van mijn hond. ▫ In de wachtkamer weer een ontzettend bange atmosfeer, die onrustig maakt en ellendig. Tusschen dat ruuwe volk met lage motieven. Zoo voelde ik ook op de veiling van mijn huizen te Haarlem. Maar ik bad, en toen kwam er op eens uitkomst, en werd ik afgeroepen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1963]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik krijg steeds brieven oover mijn roomsch worden. Maar de dankbare zijn alle van beeter gehalte dan de afkeurende. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 5 decemberSint Nicolaas. 22o vorst. ▫ Gister schaatsengereeden op de Naarder gracht. ▫ Het was er druk en gezellig en ik vond het heerlijk. Ik kon het nog eeven goed als vroeger en ik voelde verjongd. ▫ Maar de kou van nacht was heevig en nu tob ik weer oover geld, belasting. Het koetje is ziek, dat zou ook een schade post zijn, en een verdrietig verlies. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 7 decemberDooi, alles vochtig. ▫ Maandagavond vroeg van Ginniken logies. Wij vierden Sintniklaas met hem. Het was druk en genoegelijk. v.G. was getroffen door de kleine lamme Olga, die ging schreyen toen ze een kruisbeeldje kreeg. v.G. zei dat mijn reede in den Haag zoo'n goeden indruk had gemaakt. Ik kreeg nu dadelijk weer andere uitnoodigingen. Jong-Limburg uit Maastricht. v.G. raadde mij er heen te gaan. Ik moet wel, al was 't om 't geld. Maar ik zou er goed doen, zei v.G. Gister een paar gelukkige uuren met pater de Groot. Ieder maal ga ik meer van dien man houden. Mijn ‘goeroe’. Hij is het geweest die teegen van Ginniken zei: Ga daar heen, naar die Significa groep, van Mannoury en v.E. Ik lees Fabiola. Als literatuur heel ouderwetsch en achterlijk, maar vol feiten. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1964]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
En thuis vond ik de anonyme briefkaart als een verraderlijke schop uit het roomsche kamp, waar ik eerst zoo hartelijk was ontvangen. Ik vermoed dat het berichtje in 't Vaderland, dat nu wordt uitgelegd als reclame van mijn kant - door Borel is geplaatst. Dat is duivelswerk. Het kwetste mij zeer pijnlijk. Het gaf een paar kwade uuren voor me, eer ik 't verwerkt had. E.J. Dillon was bij me, en dat bezoek slaagde goed. Het was gezellig bij ons thuis. Mevrouw Rijberink had ons allerlei cadeautjes gebracht en het was een goede stemming. Maar ik tobde oover mijn ontrouwen vriend Hjalmar dien ik zooveel liefde gaf- en die nu niet een paar uur had willen wachten om mij te zien. Nu is het fransche boekje gekoomen, met de voorreede van R. Roland. Dat was wel een pleister op de wonden. Maar de droefheid ooverwoog, vanmorgen werd ik er mee wakker. Betsy toonde mij Willy's oordeel oover Mahler waarin hij mij gelijk gaf, en Mahler's werk quasi-verheeven, geloogen en onecht vond. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 14 decemberStil, neevelig. ▫ Gister een drukke dag. Eerst bij P. de Groot die niet geloofde dat het smaadschriftje van Roomsche zijde kwam. Toen bij Mannoury met het instituut, Brouwer, Borel, Verschuur/ Mannoury en ik. Des avonds Licht-stad. Jaap was in goede stemming. De aanstaande van Annie was er ook. Het was weer een bijeenkomst als vroeger. Nu moet ik nog oover die leezing in Maastricht heenkoomen. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 17 decemberWeer zacht, mooi weer, met schoonen avondheemel. ▫ Het blijft mij vrij goed gaan. Ik werk nog aan Isméa met voldoening. Het is nu bijna af, na tweemalen te zijn omgewerkt. Het gebed begint nu duidelijk zijn invloed te doen gelden. Het steunt mij, verzwakt duidelijk de bekooringen, en brengt diep-sereene stemming. ▫ Ik krijg iederen dag brieven pro en contra. De contraricisten hebben de meeste anonymen. De pro's geen enkele (behalve dat z.g. katholieke | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1965]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik was op de Lukas-tentoonstelling, waar ik niets ontroerends zag. En in de electrische tentoonstelling, waarheen ik morgen de jongens neem. Ik lees Fabiola. En ‘Scourges of Christ’ van Richard. In het Vaderland drie stukken oover mij, waaronder een van Nawijn die mij een ‘goede Nederlander’ noemde. Dit vertrouwen deed mij goed. Had ik er meer van ondervonden, ik had beeter gewerkt. Zoo is de eenvoudige waarheid. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 19 decemberZoel, rustig weer. ▫ Gister was ik met de jongens op de electrische tentoonstelling - van 12-3. Ik was, als altijd met de kinderen, rustig en kalm. Wel physiek wat moe omdat ik weinig sliep. Truida en ik hadden iets om oover te piekeren. Truida zat voor de vraag of de particuliere oopenbaring, zelfs al kwam ze van God, toch per se zondig en verkeerd was, zooals Jean de la Croix het meende. ▫ Ik zelf had weer die bisschoppelijke preek teegen het socialisme gehoord, en mij er aan geërgerd, omdat ze niet poogt bijeen te brengen, zooals ik, maar te verdeelen. ▫ Toch laat het mij innerlijk rustig en brengt geen twijfel. Ik weet dat ik iets niet mooi kan vinden als het leelijk is, en zoo kan ik niets waar vinden als het onwaar is. ▫ Ik wil mij buigen en mij onderwerpen. Maar wat er van God in mij is, daar is niets aan te veranderen of te doen. Dat is het onvernietigbare. ▫ Maar ik vrees niet voor conflicten. Ik zal alles in liefde en eerbied wikkelen. En als er gevaarlijke kwesties zijn, die ontwijken of ze in kunstwerken gestalte geeven. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 21 decemberZoel, winderig tot stormachtig weer. De kortste dag. ▫ Een zeer slechte dag, ondanks dat ik den dag aan Jezus en Maria had opgedragen. ▫ Er was ook allerlei stoornis. Ik vond mijn werk slecht en mijn inktkooker viel òm, oover mijn handschrift. Isméa is nu voltooid - op kleinigheeden na. Nu zeg ik dat vaarwel. Ik durf er nauwelijks God's zeegen oover afsmeeken, omdat ik mij zoo zondig voel. Nu komt Schijn en Weezen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1966]
| |||||||||||||||||||||||||
vrijdag 23 decemberGoed weer. ▫ Ik schreef gister aan Schijn en Weezen en het ging vlot. Nu voel ik dat drie werken voor mij ter voltooying liggen. S. en W. Sirius en Siderius en de Geest der Waarheid. ▫ Deeze laatste begrijp ik nu goed - zij blijft preediken zooals ik het zelf begeerde te doen. Gister had ik heftige kiespijn, en ik voelde mij niet goed. Hoofdpijn, palpitaties. ▫ Maar ik was innerlijk rustig en de timor mortis was weg. | |||||||||||||||||||||||||
zaterdag 24 decemberZonnig weer, ligte vorst. ▫ Ik sliep diep en vast, maar voelde nog de werking van influenza-microben. ▫ De angst bekroop ook mijn vrouw. Hoe moet zij zich redden als ik sterf? Het groote huis bezwaart haar, de lastige jongens, de twee gedienstigen, madame en Uwe. Gister was Jani Holst bij ons. Een bedaarde, stille presentie. En een groot talent. Dagny het jongere zusje van Aagot kwam mij teegen en omhelsde mij. | |||||||||||||||||||||||||
zondag 1e KerstdagEllendig weer, koude reegen en sneeuw. ▫ Wij waren weer niet ons vieren in de Nachtmis. Truida was zeer zwak en nerveus, maar werd gesteund, vooral door de H. Hostie. ▫ De mis begon 4 uur. Om 7 uur waren we weer thuis. Een heel lieve brief van Hjalmar, die mijn hart goed deed. Gister maakte de gedachte mij gelukkig, dat ik nu in verzen het katholieke geloof zal kunnen verdeedigen. De laatste verzen van S. & W. gingen veel vlotter en gemakkelijker. | |||||||||||||||||||||||||
maandag 2e KerstdagVrij goed weer. Stil en af en toe wat zon. Wij waren in de Hoogmis om half elf. ▫ Ik denk veel oover de katholieke leer, zonder dat dit iets verandert aan mijn besluit. ▫ Oover dat besluit peins ik niet meer. Dat staat vast en is een rustpunt voor mijn gedachten. ▫ Maar er zijn geestelijken van ruimen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1967]
| |||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik ben weer zeer droevig - dit is nu wel mijn gewoone toestand. Hoe lang nog, Heer? De jongens plagen mij zwaarder dan ik dragen kan. Ik word een sombere, grimmige oude heer. ▫ En Betsy noemde me ‘Baas Blijmoed’!! Het hinderde haar als ik blijmoedig was. Ik moest eeven melancholiek en leevensmoe zijn als zij. ▫ Nu is zij spraakzaam en opgeruimd als ik haar bezoek - en bij mij is de Blijmoed nagenoeg verdweenen. | |||||||||||||||||||||||||
woensdag 28 decemberHet gaat mij steeds zeer slecht. In Amsterdam werd ik tweemalen aangesprooken - eens in de stikvolle spoorkoupé - als ‘onze beroemde dichter’. Zooiets werkt bizonder deprimeerend. ▫ Toen ik thuis kwam bemerkte ik wat meer spraakzaamheid en vroolijkheid bij mijzelven. Dat duurde niet lang. Ik las oover Japan en dat kwelde mij op subtiele wijze. ▫ Dat land, dat mij altijd zoo wondersterk bekoorde. Met geheimzinnige macht. Als had ik daar eenmaal reeds bestaan. En nu gaat mijn leeven ten einde en ik ben er niet geweest. En tegelijk vond ik dit westersche leeven zoo doodsch en leelijk, zoo duf en saai, vol onechtheid en oneenvoudigheid, zonder schoonheid. Dit drukte mij zwaar. En de gedachte aan Oosterhout hielp mij niets. ▫ Ik had in Indië moeten reizen, en in Egypte, en Hellas en Achter-Indië en dan Japan. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 1968]
| |||||||||||||||||||||||||
Lieve brief van R. Roland. Hij is nog lijdende. Hij heeft aanvallen van dyspnoe. |