Dagboek 1878-1923. Deel 4: 1919-1923
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1920]NieuwjaarMooi weer. ▫ Ik begon het jaar met een heerlijke slaap en een mooye droom. Domela Nieuwenhuis ontving mij en sprak met mij. Ik zat aan bij hem aan tafel en hij zei ‘als onze gast nu eerst bidden wil, dan is dat goed’. En toen was hij het zelf die de handen vouwde en bad. Ik deed het ook, en toen ik daarop wakker werd, had ik de handen tot gebed gevouwen. Het tooneelspel is voltooid. Het was prettig en gemakkelijk werk. | |||||||||||||
[pagina 1813]
| |||||||||||||
is de Oer-geest, die is in ons, wij zijn er uit gemaakt, wij zijn het zelf. ▫ Die kan niet anders zijn als volmaakt en oneindig. ▫ Het meeste wat eroover geschreeven en gepraat wordt is ijdel, omdat zeggen iets anders is als voelen of doen. Er zijn twee machtige toestroomingen waaruit de toekomst al zichtbaar is. ▫ Het communisme en het katholicisme. Als die twee zich vereenigen ontstaat de voltooide menschheid. ▫ Die menschheid is oneindig veel schooner en rijker en beeter georganiseerd dan wij nu nog denken. Zoo wordt ze oover eenige eeuwen. De weg dien ik wijs is eenvoudig en juist. Het is de eenig begaanbare. Als de Katholieke kerk tot mij nadert, dan zal ze winnen. Blijft ze star, dan zal ze uiteenvallen. ▫ Dit is voor Sirius. | |||||||||||||
6 januariMooi, vriezend weer. ▫ Het opstaan is een zware corvee iederen morgen. Men moet dwars ingaan teegen de innigste instincten van het lijf. Henk Giltay is hier. Het zijn drie goede jonge mannen, Schmidt, Giltay en Nederveen. Ik ben verheugd door het bericht van Versluys, waaruit blijkt dat mijn boeken steeds meer verkocht worden. Ook het Jezus boekje is veel verkocht. Het mij koomende bedrag is f 5400. -. Maar ik houd de opbrengst van het boekje apart. | |||||||||||||
vrijdag 9 januariWoensdag avond sprak ik in Winterswijk, en logeerde bij den directeur van de H.B.S. Landman. Hij vond het blijkbaar prettig dat ik bij hem wou logeeren. Een ongetrouwd man, alleen met een huishoudster in een somber huis. Het was alles zeer naargeestig. Op de voordracht was het vol. Ik sprak nu en dan wel goed, maar ik had het geheel niet behoorlijk opgebouwd. Gister een sombere dag. Tot één uur in het Directeurshuis in een duffe kamer. Als ik hier eens blijven moest! dacht ik. Heevige neuskatarrh. Thuis kwestie oover het ontslag van Massink, de protegé van Truida, die gestoolen heeft. ▫ Zij voelt de behoefte tot vergeeven, tot weer oprichten - zij denkt aan zijn vrouw en kinders. Maar ik moet mij toch verzetten en streng zijn, al voel ik precies dezelfde neiging als Truida. De man zou hier toch niet verbeeteren. Het is een gevaar voor de anderen, wij | |||||||||||||
[pagina 1814]
| |||||||||||||
aant.
| |||||||||||||
maandag 12 januariHeevig stormweer. ▫ Zaterdag was ik in Den Haag. De dag liet zich ongunstig aanzien. Het weer was afschuwelijk. Ik deed alle ambitie en satisfactie verwachting uit mij weg. Maar bij Van der Lugt Meltser viel het toch mee. Hij was mij sympathiek en sprak verstandig. Hij kende mijn werk en had veel zin er in om met 3 April Winfried te speelen. Maar 3 April is in de stille week, de dag vóó Paaschen. Ik zal er mij geen moeite voor geeven. Ik kwam vrij voldaan thuis. Het huis was gezellig en fleurig. Ik had bij Martha koffie gedronken, die vriendelijk en opgewekt was. Gister met Truida naar de kerk. Een preek oover daalders en rijksdaalders en de betaling van de H. Mis. Zeer antipathiek. Een akelige indruk van den zoon van mevrouw S., de idioot die nu maagkanker heeft. Het was zeer luguuber in het saaie huisje, met de koppige zieke. Jolles aan de koffie. Hij staat nog in de boeken van Janssen in mijn plaats als debiteur voor 15.000. | |||||||||||||
dinsdag 13 januariNog steeds storm. ▫ De hulp van Nederveen is wel nuttig, maar zijn onstuimig karakter brengt hem ook steeds in kleine ruzie's en moeyelijkheeden. Hij handelt niet bedachtsaam, niet voorzichtig genoeg. Ook ooverschat hij zijn krachten en bekwaamheeden. Maar zijn goede kwaliteiten zijn ook zeldsaam. Hij is zeer actief, en van alle markten thuis. Ik schrijf de zesde les van de cursus. Met het tooneelspel ben ik nu klaar. Ik verander er niet meer aan. ▫ Soms denk ik aan een volgend. | |||||||||||||
woensdag 14 januariStorm en reegen. ▫ Ik dacht gisteren weer aan dat nieuwe stuk. De hoofdfiguur is de futurist, de dwaas die de uiterste verfijning en een nieuwe schoonheids-expressie zoekt. Precieus, verwaand, egoïst. Een combinatie van Edgar Valentijn van Uytvank en Breithaupt. Uiterlijk als Valentijn. | |||||||||||||
[pagina 1815]
| |||||||||||||
Machteloos en kwasi-geniaal. Egoïst en spilziek als Breithaupt. Spion, journalist, schilder en muziekus. Ik droomde weer in liefelijke, gelukkige stemming. ‘Ben jij Godfried?’ ‘Ja ik ben Godfried’ - en toen reikte ik hem de hand oover de tafel. Ik weet echter volstrekt niet wie ik daarmee kan bedoeld hebben. | |||||||||||||
vrijdag 16 januariStil, zoel weer. ▫ Ik ben bizonder traag en lui. Het vooruitzicht Dinsdag weer in dat diligentia zaaltje te moeten spreeken vind ik zeer onaangenaam. Ik denk oover het nieuwe blijspel. De goede ouderwetsche tante - teegenoover de nieuwlichters. Victor Godfried de Puyt. ▫ Tante en de Kunstkooper. ▫ Neen! - niet tante - maar moeder! En het prachtige conflict van de geduldige moeder in oneindige liefde - en de dwaze verwaande zoon. ▫ Nu ben ik zeer opgelucht en dankbaar, om die prachtige ingeeving. Ik kan nu weer rustig voortwerken. Vandaag 16 Jan. 1920 loopt het schip Winfried & Isméa van stapel. En meteen wordt de kiel gelegd voor een ander schip, de ‘Moeder en Zoon’. | |||||||||||||
zaterdag 17 januariMooi, zacht weer. ▫ Ik zit in drie werksaamheeden. In Schijn en Weezen, in Sirius III en in 't nieuwe tooneel stuk. Met het gevolg dat ik niets uitricht. ▫ Ook voor de Groene wilde ik nog werken maar ik voel er niet toe geneigd. ▫ Ook kwam in mijn hoofd de gedachte aan de figuur van moe Welters, ijdel, hartstochtelijk, eerzuchtig, geldzuchtig. Een type. | |||||||||||||
[pagina 1816]
| |||||||||||||
De kerkgang was mij aangenaam. Ik bemerkte dat de eigenaardige Zondagsche saaiheid er door verdwijnt. In de ‘Koele Meeren’ wordt die beschreeven. En ik schreef dat verschijnsel toe aan de ontwrichting der kerk, het afweezig zijn van een religieus sabbaths-gevoel. | |||||||||||||
donderdag 22 januariPrachtig weer, stil, zonnig en niet koud. ▫ Eergister sprak ik in Den Haag. Het zaaltje, dat ik zoo haat, was vol - en de voordracht prettiger dan vroeger. Ik sprak wel niet zoo goed als somtijds, maar het ging toch. Giltay was er en Giza. Ik logeerde bij Giltay en wij praatten tot half een. Gister was ik bij Hans op de koffie. Het lijkt me waarschijnlijk dat van der Lugt het stuk speelt. Zijn vrouw las het en vond het eerste bedrijf prachtig. Dat begrijp ik, de volgende stellen eenigszins teleur, door de fantastische verwachting die gewekt is. Maar dat is zooals 't hoort. Die teleurstelling hoort bij 't stuk. Het dramatische is juist dat zulk een wonder geen bevreediging kan geeven. Oover Moeder en Zoon dacht ik nog niet. De gegeevens zijn er en ik zal het stuk schrijven. Het kan beeter worden dan IJsbrand. Van der Lugt zei ook dat een enkel geslaagd stuk nu voor mij doorslaande beteekenis kan hebben. De Zendeling en de Stamhouder hebben bezwaren - vooral door het miskennen van het katholicisme waarvan ik toen niet veel afwist. ▫ Maar ik weet nu ook dat het te veranderen is. Ik kan het omwerken of verkorten. ▫ Maar ik moet alles opdragen aan mijn Meester, en op alles voorbereid blijven. Ik las ‘Zes weeken in Rusland’ van Ransom. Dat is stellig een juist beeld. | |||||||||||||
zaterdag 24 januariPrachtig weer. ▫ Eergisteren sprak ik in Maassluys. Weer een volle zaal. Ik sprak vrijmoedig, maar er waren wel weer absoluut leege momenten. ▫ Ik at bij een vrouwelijke dominee, of voorgangster. Huisman is haar naam geloofik. Er was ook een dochter van professor Kern den Oriëntalist. Een klein vrouwtje met een schranderen blik. ▫ Ik logeerde bij de familie Uitenbogaard. Een voorspoedig gezin met 9 kinderen. De vader reeder en scheepsbouwer. Een groot huis, een flinke, deegelijke moeder. De kinderen zeer uiteenloopend van uiterlijk, van donker tot blond. | |||||||||||||
[pagina 1817]
| |||||||||||||
Het stadje was schilderachtig en niet doodsch. Deed mij denken aan Vlaardingen. Haringlucht en rivier. Ik bemerkte dat ik niet meer op den naam kon koomen van de gezinnen waar ik 't laatst gelogeerd heb. Zelfs van het gezin waar ik zoo thuis en gelukkig voelde, Beekhuis in Bolsward, kon ik mij niet den naam herinneren. Ook Ds Werner in Deventer wist ik niet meer. Ik wist niet meer in welke plaatsen ik gesprooken had in dit seizoen. ▫ Deeze vergeetachtigheid kan mij soms zeer bedroeven, omdat het duidt op een uiteenvallen van ons geestelijk weezen. ▫ Als er dan maar reïntegratie is, samenvoeging tot eenheid. Ik las het boekje van Ransom oover Rusland in den trein. Het lijkt zeer geloofwaardig. | |||||||||||||
maandag 26 januariVandaag Hugo 11 jaar. Zaterdag was er nog een akelige scene in huis door de koppigheid van broertje, die mij kwaad maakte, ondanks mijn stellige voorneemen. Ik was zeer ongelukkig, wandelde met Hugo naar Hilversum. Dat ik tot de kinderjuffrouw harde woorden had gesprooken en haar het zwijgen opgelegd, dat had Hugo als ‘een electrische schok’ gegeeven, zooals hij zei. ▫ Gisteren was alles weer veel beeter en rustiger. Ik ging naar de kerk met mijn lieve vrouw, en vond het prettig. ▫ Bij 't uitgaan gingen we nog naar een stervende - Anton S. - den idioot, en wij spraken oover het lot der achterlijken na den dood. Toen zagen we op de hoofdstraat een vrouw door een auto ooverrijden, vlak voor ons. Ik dacht zeeker dat ze dood zou zijn, maar ze was betrekkelijk ligt gewond. Ik waschte haar wonden in het huis waar ze werd ingedragen. Het was niet akelig. Toen ik haar vallen zag riep ik: ‘O God! O God!’ Maar ik was niet verschrikt. In de kerk kreeg ik de gedachte oover mijn werk. Ik moet eerst Sirius III afschrijven. Dat loopt tot aan den dood van zijn vader. Het verloop is aldus: het viertal wordt ter dood veroordeeld maar ontkomt. Leeft dan in een kamp van geïnterneerden. Daar is Grobitz - en ook zijn Vader, die hij natuurlijk niet kent. Daar de ontmoeting, de gesprekken met alle vier. Vaders dood, de vreede. Het geld van Euphrasine. Dan Rusland en de Sovjets, en dan Amerika. | |||||||||||||
[pagina 1818]
| |||||||||||||
woensdag 28 januariZacht, aangenaam weer. ▫ Gister den heelen dag in Amsterdam. Bij Rijkens, Roll, Maarsseveen. Ik hoorde dat Brouwer weer in 't land was en weer naar Berlijn vertrok. Hij had zich gewond aan glas toen hij een ruit intrapte in zijn huis, omdat het geslooten was. En dat alles zonder mij iets te laten weeten. Hij houdt toch anders van mij als ik van hem. 'S avonds de leezing van Oppenheimer. Het was de academie-sfeer waarin ik mij nooit erg thuis voel, al ben ik er zelf in gepromoveerd. ▫ Veel oude kennissen: Daan de Clercq, de eeuwig fideele en joviale vegetariër, Jan Six die mij neerbuigend de hand drukte - een type als Jansen. De toepraak van Oppenheimer was goed. | |||||||||||||
zondagavond 1 februariDonderdagmorgen ben ik om 6 uur opgestaan - en nog steeds weifelend en twijfelend, naar Oosterhout gegaan. Het was zeer slecht, ruuw en nat weer. Ik was uiterst gedeprimeerd. Ik voelde dat ik moest gaan, en er verzette zich toch iets in mij zeer sterk. Ik heb mijn besluit met moeite doorgedreeven, en ben daar nu zeer dankbaar voor. ▫ Om één uur kwam ik aan, en kreeg nog middageeten, van de tweede maaltijd. 's Middags sliep ik een half uur. Praatte veel met van Gennep. Ik woonde de vesper bij - na een wandeling, in het nonnenklooster in de nabijheid van de abdij. De nonnen zongen goed, en vooral trof mij de stilte - want er was geen ander publiek dan ik en van Gennep. Des avonds de complies. ▫ Ik ging om 8½ uur slapen, sliep dadelijk in en werd om één uur wakker. Ik had goed, maar vreemd gedroomd. Een steenen arend die oover Egypte vloog en floot. Ik verbaasde mij, omdat ik niet wist dat die arend fluiten kon. Ik wilde zoo vroeg niet opstaan, en sliep weer in tot zes, toen de morgendienst al verricht was. Ik woonde de Prime bij en het ontbijt om 7.45. Het weer was gisteren avond opgeklaard - en toen was ik zelf ook beeter. Ik dacht aan het naieve geloof van mevr. Welters die meende dat God het weer wijzigde naar onze behoefte. ▫ Des morgens was ik weer zeer neerslachtig en akelig. Het geestelijk leeven verschrikte mij. Om 12 uur de maaltijd waarbij mij de abbé-père de handen waschte. Toen nog een rondwandeling met van Gennep. Om 3 uur vertrok ik, om 8.40 thuis. Weer was het opgeklaard, en ik ben diep geschokt en ontroerd geweest. Nog steeds hoor ik den metaal- | |||||||||||||
[pagina 1819]
| |||||||||||||
aant.
Gisteren 31 Jan. zou ♁ koomen op onze bijeenkomst - en ik had vol oovertuiging gezegd: daar zal niets tusschen-koomen. En zie toen ik thuis kwam was er een brief van den Aartsbisschop dat wij om 11 uur verwacht werden. Dus scheen het toch te zullen mislukken. Maar wij legden ons bezoek af en waren zóó vroeg klaar dat we Annie nog konden waarschuuwen, en zij kwam ondanks de reegen, en het slaagde alles heerlijk. Monseigneur was zeer eenvoudig en hartelijk - en verbaasde mij ten hoogste door zijn volle instemming te betuigen met mijn opmerking oover het afrafelen der gebeeden. ‘Ik ben het geheel met u eens’ zei hij ‘en het doet me genoegen dat het door u gezegd is.’ Toen verheugde ik mij, want nu blijkt dat mijn invloed krachtiger is, juist omdat ik buiten de kerk sta. Van morgen, Zondag, was ik met mijn lieve vrouw bij de hoogmis en toen bedacht ik hoe mijn taak en neiging was, buiten te blijven totdat alle armen binnen waren. En ik zag het symbolisch in die maaltijd in de abdij, waarbij de abt alle aanzittenden laat voorgaan en samen met mij achteraan kwam. De Abt is Jezus, en de monniken waren de meenigte, waarop ik wachtte, tot ze allen binnen waren. ▫ O ik wilde voor de armen spreeken in die zuivere sfeer van geestelijke verheffing. | |||||||||||||
vrijdag 6 februariHelder weer met matige vorst. Zonnig en stil. ▫ Ik heb nu nog weer een klap gekreegen op de gevoeligste plek. Het Hofstad tooneel wil mijn stuk niet speelen. Ik moet het veranderen. Maar dat kan ik niet. ▫ Ik voel nu machteloos en ongelukkig. Al mijn gedachten doen heevige pijn. Ik ben niet meer getroost en sereen, zooals ik was. Ik zie nu niet meer hoe het gaan moet - want de tooneelspeelen moesten mij geld opbrengen. ▫ Mijn vrouw is lief en verstandig in deeze ellende. ▫ Ik werkte met zooveel voldoening. En hoe moet het nu? Eergisteren sprak ik in St. Jacobi parochie in Noord Friesland. Oover de lichtstad. Het ging goed - slechts nu en dan begon ik te zwammen. Maar het effect was goed, ook op mezelven. Ik sliep van elf tot half acht zeer verkwikkend. ▫ Ik logeerde bij den docter J. Wassenaar. Een groot, nieuw huis. Drie kleine kinderen. ▫ Het is een welvarende streek. Groote mooye hoeven, vette klei. Ik bezocht nog de hoeve van Bierma, waar ik | |||||||||||||
[pagina 1820]
| |||||||||||||
aant.
Ik las in het boek van Catherine Emmerich. En dat maakte diepen indruk. Zoo klaar en leevend, zoo vol diep begrip. Het moet echt zijn. Zoo kan zij niet fantaseeren. Dinsdag was Oppenheimer bij ons op de lunch. Des middags aten wij bij de Rijkens/ Bep zong voor ons. Daarna gezamenlijk naar de Academie, waar O. zijn reede hield. ▫ Hij is een schrander, geleerd en geestig man, en had veel succes. Ik zelf werd weer in de materieele sfeer getrokken. Wijn, bier, tabak. Ik begreep dat ik daarvoor weer zou moeten lijden, en zoo kwam het ook van daag. | |||||||||||||
zaterdag 7 februariPrachtig, stil weer. ▫ Ik was in de vreesselijkste somberheid, de nachtdroom was ook slecht, en van morgen was ik wanhopend. Toen ik in de hut zat, kwam er iemand mij raad vragen. Een Fries die Amerikaan geworden is, architect. Hij leed aan zwaarmoedigheid en stond voor een moeyelijk probleem. Hij was op 't punt te trouwen, maar wist dat het meisje niet met hem geestelijk contact had. Een meisje in Amerika had dat wel, maar hij voelde zich te zwak om zich nu los te maken van het hollandsche meisje dat hem trouwen wil. Er is ook een kind in 't spel, van hem en een andere vrouw die getrouwd is. ▫ En toen ik deeze klacht en dit verzoek om raad hoorde, gaf ik raad, goeden raad in zeer weinig woorden. Je redding ligt in 't geloof zei ik. De kerk heeft gelijk dat er maar één huwelijk mag zijn. Volg den weg die verstand en hart je wijzen. En laat mij weeten hoe het gaat. ▫ Hij was blijkbaar getroost en dankte mij zeer. En ik kwam weer voor mijn schrijftafel en snikte, en voelde verruimd. ▫ Ik heb heevig geschreid. | |||||||||||||
zondag 8 februariWeer zonnig en stil, met nachtvorst. ▫ Ook kwam mij raadpleegen een kleine jood met rood baardje en rossig blond lokkenhaar, gekleed in een paars fluweelen pak. Hij deelde mij zijn artistieke plannen mee. Daarin was zeeker veel moois. Maar de man was te veel vervuld van eigen belang- | |||||||||||||
[pagina 1821]
| |||||||||||||
aant.
Van morgen vroeg op, om de kindermis bij te woonen, met de kinderen. Hilda en Evert gingen mee. Hilda is het stille blonde meisje dat wij uit Weenen kreegen, om op te kweeken. Hildegard Buskert. ▫ Het was een ellendige morgen ondanks het mooye weer. Ik kon niet opstaan en was diep neerslachtig. ▫ En toen die kerk! Vol kinderen, met zwartgekleede priesters en nonnen er tusschen. En dan worden die kindertjes onthaald op dogma's omtrent Jezus en Maria, waar een veel-ervaren oud man niets van vatten kan. Een leelijke man, met een afschuwelijk stemgeluid, bad en preekte voor die kinderen, hen niet anders geevend als dogmatische theologie en gemeenplaatsen. ▫ Moet dat geen bitterheid geeven en reactie? De schranderste, zelfstandigste onder die kinderen moeten - vooral op den duur als dit zoo voortgaat - ergernis en teegenzin gaan voelen. ▫ Zoo mooi en indrukwekkend als het monniksleeven was - omdat die mannen wijding handhaafden en wisten wat ze deeden - zoo gevaarlijk en stuitend is dit formeeren van de kinderziel. ▫ Dit doet begrijpen dat er gezegd wordt: behoed uw kinderen voor den priester. ▫ Ik voelde mij nameloos droevig en ellendig. ▫ En toen ik de kinderen terug zag koomen van de communie, met biddende handen en neergeslagen oogen, toen voelde ik diep meedelijden, deernis, meewarigheid en ik moest schreyen. Ook nog op straat schreide ik. Maar het waren geen tranen van stichting en wijding. Maar tranen van droefheid, deernis en ergernis - om die kinderen. | |||||||||||||
maandag 9 februariMistig weer, maar de neevel is niet dik. ▫ Nu zijn de omstandigheeden op 't moment dragelijk, maar ik kan niets doen. De vreugdrijke stemming, voor dichtwerk noodzakelijk, is er niet. Het was niet enkel ergerlijk gisteren, want het biddend terugkoomen van de communie door de kindertjes was ook mooi en aandoenlijk. ▫ Des avonds lees ik voor uit de vizioenen van Catherine von Emmerich. Het is zeer mooi. Het past alles zoo goed. | |||||||||||||
[pagina 1822]
| |||||||||||||
aant.
Van morgen een brief uit de abdij, een goede brief van Pater Jan van Gennep. Het schrijven deed mij goed. Ook de brief van mrs Cole uit Amerika. De platen van de Quest zijn niet vernield. Elken avond lees ik voor uit K. von Emmerich. Het is merkwaardig zoo duidelijk als alle tafreelen daar voor ons staan. De evangelies zijn zoo erg sober en laten nog zooveel te vragen. Maar bij K.v.E. wordt alles aangevuld en voltooid, zonder eenige ooverdrijving. Vooral bemerkt men meer van de volks-meenigten. ▫ De Evangelisten zeggen alleen dat ze er zijn, maar Katherine toont ze handelend en leevendig. ▫ Het zijn prachtige tafreelen. Het geneezen der zieken. Het uitdrijven van de wisselaars. ▫ Het alleen gaan naar Maria de Suphanitische als de discipelen gaan eeten. ‘Ik heb andere honger.’ ▫ En alle locale kleur, alle afmeetingen en vormen, alle kleine voorwerpen nauwkeurig beschreeven. Welk een schat! | |||||||||||||
woensdag 11 februariZoel, droog weer, onstuimig. ▫ Gister in Amsterdam. Met die bezoeken moet ik oppassen. Ze leiden me af en bederven mijn rust. Het stadsvergif werkt perfide. Met Schmidt werk ik uitmuntend samen. Hij heeft de dóórzettende activiteit die mij gaat ontbreeken. lederen morgen spreeken wij de correspondentie af, en hij heeft de handen vol werk, met drukproeven, brieven, administratie, en mijn boekhouding. Als ik in de Abdij zit, begin ik te schrijven ‘meditaties’ of ‘ooverpeinzingen’. Met al de diepe oprechtheid waarover ik kan beschikken. | |||||||||||||
donderdag 12 februariNog storm. N.W. wind. ▫ Ik zit weer onder zware zorg. Nu weer oover geld. Dat komt omdat ik dingen doe en hanteer waarvoor ik niet bereekend ben. Ik tracht dan wel voorzichtig te zijn, maar ik tast in den blinde en voel daardoor telkens den zwaren druk. Ik las gister een uittreksel uit het boek van Keynes, oover Wilson. Nu blijkt eerst recht welk een teleurstelling Wilson was. Hij was een blinde | |||||||||||||
[pagina 1823]
| |||||||||||||
aant.
| |||||||||||||
vrijdag 13 februariN.W. wind, motreegen. ▫ Een ongelukkige dag. lederen morgen zie ik eevenzeer teegen den dag op. Ik ben veel te vroeg wakker, en dan de zorgen ... ▫ Ik heb nu nog maar een reserve van f 2000. - en de tuin kost iedere week een kleine f 100. -. Wat mij zal ooverblijven als de nalatenschap verdeeld wordt weet ik niet. Wat ik met moeders huisje doen moet, ook niet. Nederveen heb ik met f 500. - naar Duitschland laten trekken. ▫ Vooreerst heb ik geen kans op extra inkomsten - en de gewoone zijn niet veel meer dan f 300. - in de maand. ▫ Mijn schrijflust is minimaal. Ik was zoo goed beezig met Winfried. Die ééne brief van van der Lugt heeft me geknauwd. ▫ De verkoop van een stuk van Walden heeft ook geen voortgang. En daarop was toch mijn verwachting. | |||||||||||||
zondag 15 februariGisteren nam ik het besluit mij van Nederveen zoo spoedig moogelijk te ontdoen. Het zou een tweede Emons worden. Van de land-verkoop zie ik af, omdat de kooper zijn woord intrekt en zijn bod vermindert. ▫ Nu komt het er op aan zuinig te zijn. In alle opzichten bezuinigen. ▫ Tot nog toe is Schmidt de minst teleurstellende van al mijn helpers. Ik was bij Heyenbrock en zag zijn prachtige droom-schilderijen. Ik was ook bij Betsy, die meer gespannen was. De kerk deed me goed. Het is zacht lenteweer. | |||||||||||||
[pagina 1824]
| |||||||||||||
maandag 16 februariZeer zacht weer. ▫ Gisteren was de dag vrij goed. Ik wandelde met de kinderen op Bantam. | |||||||||||||
woensdag 18 februariHet zijn zoomersche dagen. Het weer is zoo sereen als in de dagen na Paul's heengaan, nu zeven jaar geleeden. Maar het is warmer. Gister had ik een gelukkige dag. Een zeldsaamheid. ▫ Ik was in Artis, bij dit mooye weer. En een teekenares, mevrouw Daniels, was aan 't voogels teekenen. ▫ De oppasser liet zijn beschermelingen, de kraan-voogels, dansen. Het was roerend zooals die opgeslooten, gevangen dieren blij waren als de oppasser kwam. De oude ‘opa’ marabout en Katootje de kraanvoogel die zoo mooi dansen kon. Ik was eerst bij Lizzy Ansing en zag de prachtige begrafenis schilderij. Toen in Artis, en wat ik daar voelde deed mij zeggen: als deeze gewaarwording mijn belooning zal zijn, dan zou ik er vreede mee hebben. Zoo liefelijk deed alles mij aan. Zulk een gevoel en dan permanent, dat is de zaligheid. Ik was toen nog bij de Rijkens, bij Henriette Roll, ik at bij Hans de Haan en woonde ten slotte een college bij van Mannoury, oover oneindigheidswoorden en negatie-woorden. ▫ Het was een kaal, sober zaaltje, met lichtgroene muuren. Alles strak en hard verlicht. ▫ Maar ik volgde de reede woord voor woord en genoot het zeer. Het was alsof hij deed wat ikzelf graag zou doen, maar [het] niet kon. Wat is ‘werkelijk’? Het verleeden is niet meer werkelijk, het toekoomende ‘nog niet’. Werkelijk is dus een ondeelbaar Heeden. Het geleidelijk oovergaan van negatie-woord in Oneindigheidswoord. ▫ Ik ging vrij gelukkig in den zoelen nacht naar huis. Van morgen ben ik weer totaal kapot. Door het terugstuuren, zonder commentaar, door Royaards van mijn stuk. ▫ Zou ik dan werkelijk geheel in illuzie leeven? Is het zulk prullewerk? Dat ik met zooveel plezier maakte? ▫ En hoe moet ik dan verder leeven? Voordrachten kan ik niet aldoor meer houden. | |||||||||||||
[pagina 1825]
| |||||||||||||
vrijdag 20 februariSteeds heerlijk weer. Triste comme un beau jour pour un coeur sans espoir. ‘Sans espoir’ ben ik niet - maar in dieper ellende dan ooit. Des morgens vroeg is het vreesselijk. ‘de tijd der glanzende gedachten’ och arm! Gisteren kwam Brouwer. Ik was blij hem weer te zien. Hij was opgewekt en beminnelijk als altijd. Bij zijn terugkomst vond hij twee groote manden met correspondentie. Ik besloot de jubileum-kwestie zelf maar uit den weg te ruimen, door een min of meer ironisch stukje. Mijn verlanglijst. | |||||||||||||
zaterdag 21 februariNeevel, veel kouder. ▫ Gister was het zoo heerlijk zoomersch weer. Vrijdag lagen wij en sliepen in 't bosch. ▫ Gisteren zaten wij met oopen ramen. ♁ kwam en mijn lieve vrouw was zeer gelukkig. Ze heeft hem lief. Paul kwam ook en zeide dat hij een Zusterziel gevonden had. ▫ Ik werd ook wel wat beeter en ook van morgen vroeg was ik minder droevig. 's Avonds kwam Heyenbrock. Ik las voor uit Anna Katrina. Hij luisterde als een oude heiden, zei hij. Van morgen een gesprek met Nico Schmidt. Ik verklaarde hem mijn leevens-opgaaf, mijn taak. ▫ Toonen dat er uitweg en troost is in de diepste [van] ellende. Als hij dat begrijpt en mij helpen wil, dan is 't goed. ▫ Toen hij weg was, had ik tranen. | |||||||||||||
woensdag 25 februariNog steeds prachtig, sereen weer. Des nachts vriest het wat, ooverdag is het zonnig en warm. ▫ Ik was Zaterdag bij Brouwer. Ik schreef aan het stuk oover de Minnebrieven. Ik kreeg een brief van Royaards met een gunstig oordeel oover Isméa. Dat verligtte mij natuurlijk zeer. Door een vergissing was het stuk zoo teruggestuurd. Maandag in Utrecht. Paul kwam, doch ik kreeg geen indruk van echtheid, zooals bij A.B. Hoe ligt had hij door een enkel woord kunnen doen begrijpen dat hij wist. ▫ Ik fietste heen en terug naar Utrecht en het deed me goed. | |||||||||||||
[pagina 1826]
| |||||||||||||
Gister - Dinsdag - was ik in Amsterdam. Mijn stuk oover Multatuli heeft uitwerking gehad. Des avonds weer bij de voordracht van Mannoury. Ik zal nog een nieuw boek beginnen: ‘Avondgepeinzen’ of enkel ‘Gepeinzen.’ Ik dacht nu ook weer aan het drama van moeder en zoon. Het zal toch wel af koomen. Nu er toch kans is dat Isméa gespeeld wordt. Reyding wou dat ik een drama maakte uit de ‘Koele meeren’. | |||||||||||||
zondag 29 februariIets beeter in de laatste dagen. Ik schreef mijn ‘Verlanglijst’ en een stukje oover Dirk Coster. Ik had er wel voldoening van. Vrijdag was Bertus jarig. Maaltijd in Blaricum. Bertus is mij lief, en ook Mannoury waardeer ik steeds meer. Hij is zoo schrander en zoo ruim. En toch niet zonder krachtige oriëntatie. | |||||||||||||
maandag 1 maartDe lieve maand Maart, de beste maand op Walden. ▫ Soms is het of de vuurig begeerde gemoedsrust koomende is. Maar ik zou vragen: hoe kan het, waar ik mijzelven nog zoo weinig in de macht heb en nog steeds slaaf ben van oude gewoontetjes en pretjes. Zondigen, in den strengen zin, dat kan ik wel ooverwinnen. Maar het ooverwinnen van kleine zwakheeden, dat is veel moeyelijker. En ik weet, bij ervaring mag ik wel zeggen, dat wij, na den lijfsdood veel meer moeite hebben om booze invloeden, drift, sensualiteit enz. te weerstaan. Dat voel ik in al mijn droomen. ▫ En vroome menschen, als Vondel en Booth zijn door zwaarmoedigheid gekweld tot het einde. | |||||||||||||
[pagina 1827]
| |||||||||||||
woensdag 3 maartMooi weer. Het vroor wat van nacht. ▫ De ribes bloeit al, er zijn veel viooltjes. Ook de prunus bloeit. Veel gezang van lijsters en ook de lieve hei-leeuwerik zingt, als ik de kinderen naar school breng. Gisteren een kritische dag, zooals die in Bazel. ▫ Henriette Roll wou mij ooverhalen mijn stuk oover mijn Verlanglijst niet te plaatsen. Ze was beezig een comité te vormen en als dat stuk verscheen dan deed niemand mee. Ik zei dat dit dan juist naar mijn bedoeling zou zijn. Zij probeerde al haar betoog-kracht, maar ik hield vol. ▫ Deeze strijd maakte mij echter uiterst neerslachtig. Ik denk omdat er nog tweestrijd in mij was. Ik had een akelige middag. Ik zag ook schilderijen in het Suasso museum, afschuwelijk. Maar daar tusschen door weer een jong, onbekend maar geniaal schilder Wolter. Een oude boerenkop, meesterlijk geschilderd. Ik at alleen, bij Krasnapolski, uit oude herinnering. Ik was diep-bedroefd en kon nauwelijks wat eeten. Toen kwam de oplossing. Het stuk niet plaatsen, maar als conditie stellen dat zij al hun poogingen staken. Ik sprak in Koog-Zaandijk. Het was tamelijk slecht bezocht. Ik sprak ook niet goed. Maar het maakte toch indruk. En G.G.B. groeit, ondanks alles. Op de terugreis moest ik 1½ uur in Amsterdam wachten. En ik zag erg op teegen die wacht, in Amsterdam. ▫ Maar een jong mensch, van der Put(?) kwam mij gezelschap houden, en wij spraken oover het katholieke geloof en de parabel van den onrechtvaardigen rent-meester. Van morgen was ik veel verligt. De ouderdom moet het kruis zijn dat ons bevrijdt. Het inzicht wordt dieper en ruimer. En de zwakheeden worden aan Gods genade toevertrouwd. | |||||||||||||
[pagina 1828]
| |||||||||||||
Onze werkster viel met de hand door een ruit en sneed zich de polspeezen door. Ik verbond haar. Ik was zeer kalm, hoewel ik mij totaal ongeschikt ga voelen voor het medisch handwerk. Bertus vertelde van een plan dat hij had voor een uitgave van bespreekingen van mijn werk door binnen- en buitenlanders. ▫ Ik zei dat ik daar niets teegen kon hebben. | |||||||||||||
dinsdag 9 maartFrisch, sneeuwbuyen, nu en dan zon. ▫ Zaterdag was slecht. Mariatti kwam weer om onderdak vragen. Een echte klaplooper. Nederveen zit er altijd nog. Door Truida's invloed gaf ik toe en liet Mariatti in de hut slapen. Ik vind het lief in haar maar het is toch verkeerd. ▫ Mariatti gaat nu natuurlijk ook bij Martha beedelen. En die geeft haar laatste cent. Welk een noobele vrouw is Martha toch. Echt kuisch, en echt onzelfzuchtig. En alles zoo eenvoudig en natuurlijk. Zondag begon ook zeer slecht. Tot het moment dat ik sprak was ik diep ellendig. Ik zat in een lunch-room om wat te eeten. Ik heb mij nooit zoo rampzalig gevoeld. Hoe moet dat ooit goed gemaakt? Ik lachte om mij zelven, eenzaame, ellendige stakker - en mijn naam met groote, roode letters op de aanplak-kolommen. Ik zocht een kerk en vond er gelukkig een bij Diligentia. Ik kon niet verder koomen dan tot de Maria-kapel. Maar ik voelde de heerlijke stilte in de kerk. Ik nam de zeegen van moeder Maria dankbaar aan, en voelde toch iets als de liefde van haar zoon, in al mijn misère. ▫ De leezing was vol, ik sprak niet zoo bizonder goed. Vaak nog dool-frasen. Al merkte niemand het. ▫ Maar de verzen sprak ik beeter dan ooit. Vooral het slot-vers uit Ellen. Dat voelde ik als diep-waar. Het was toen of al mijn ellende zich oploste, de tranen beefden in mijn stem. ▫ Na afloop veel vragen. Veel belangstelling. Ik sprak met den heer Natzijl en ik had plezier in zijn plan om een film te maken van de Kleine Johannes. ▫ Een katholieke juffrouw sprak mij, zij was van protestantsche afkomst maar nu bekeerd en gelukkig. Wij spraken oover de Eucharistie en het bleek dat Natzijl ook een vroome katholiek was. | |||||||||||||
[pagina 1829]
| |||||||||||||
In de stoomtram naar Delft kwam het groote begrip in mij van de Drievuldigheid. Ik begreep nu eerst mijn eigen drievoud-zangen. Die hooren wel bij het meest geïnspireerde wat ik ooit schreef. ▫ Ik voelde weer de wijding, zooals die meer na diepe depressie komt. En mijn gedachten waren zuiver en rustig. Ik was vroolijk bij Hans en blij om het lieve, gelukkige huishouden. Hans altijd goed-gehumeurd en teegen mij altijd lief. Er was ook een Weensch kind, en het was alles zuiver en goed. Ik lag veel wakker, maar gelukkig. ▫ In mijn ‘Gepeinzen’ zal ik trachten te zeggen wat mij nu vervult. Maandag was ik bij van der Lugt, en hij neemt het stuk aan. Ik trachtte de vrouw van dèr Mouw te zien maar zij was uit. Ezerman vroeg of ik goed vond dat hij in Indië contact zocht om mij daar een reis te laten doen, met voordrachten. Ik voel dat als ze niet te lang wachten, ik het voorstel zou aanneemen. Wanneer ik voel er iets goeds te kunnen doen. En ik ruim schadeloos gesteld word. Gister namiddag kwam Jaap London in zijn auto, met van Dam. Ze wilden mijn goedkeuring voor een plan voor mijn verjaardag. ▫ Als ik er maar buiten blijf - dan moogen ze alles doen. ▫ Maar ik was blij om hun hartelijkheid. | |||||||||||||
donderdag 11 maartTamelijk koud. ▫ De kroosjes bloeyen zeer rijk. Ook de andere vruchtboomen belooven veel, als er geen nachtvorsten de zaak bederven. Ik was gisteren in Amsterdam, bij Mannoury, met Brouwer en van Ginneken. Het was weer een interessante, leerzame morgen, die snel omvloog. Er kwam meer vertrouwelijkheid. Eerst sprak Mannoury tamelijk lang - oover het emotioneele woord, en de taal der vrouwen. Later sprak van Ginneken. We noenmaalden bij Mannoury. Van daar ging ik naar Reiding, voor een film en voor Isméa. Van morgen weer een dreigement om mij uit het huis te zetten. Executie. ▫ Het werkt op mijn zenuwen, maar ik hoop er door te koomen. Er zijn vier lichtpuntjes in de financieele nood. Ten minste heel flauwe kansjes op wat verligting. 1e De vrienden op 3 April die beloofden mij te helpen. 2e De film 3e het tooneelstuk 4e Spliethoff (?). Daarop reeken ik in 't geheel niet. | |||||||||||||
[pagina 1830]
| |||||||||||||
vrijdag 12 maartNog koud, maar geen vorst. ▫ De melancholie was er weer van morgen. Van Ginneken zei: ‘we zullen misschien nog raar opkijken in 't andere leeven.’ ▫ Bedoelende dat alles zoo anders zal zijn dan wij denken en vaststellen. Er zijn groote stukken in Anna Katrina die mij onjuist voorkoomen. Zij heeft ze stellig gezien, maar het is een droom-waereld die ze beschrijft, geen ware gebeurtenissen. Het is moeyelijk te bewijzen. Het is een indruk. | |||||||||||||
zaterdag 13 maartHeevige reegen, daarna zonnig. ▫ Gisteren was ♁ bij ons. Voor mijn lieve vrouw is dat het beste moment van de maand. Wij kreegen een verhaal van de slechte jongeling. Maar ik kon mijn aandacht ondanks alle inspanning niet bepalen. Het was als een magische werking. Later kwam D. Dekker, en toen kon ik beeter opletten. Schmidt heeft zich verdienstelijk gemaakt door mijn schuld-eischers en hypotheek-houders van mij af te houden. Hij is accuraat, energiek en geschikt als buffer. Op mij worden de menschen kwaad, ik irriteer ze. Met hem kunnen ze spreeken. Hij is voor mij veel waard. De zorgen worden er door verligt. | |||||||||||||
maandag 15 maartBuyig, winderig weer. ▫ Gisteren bespreeking met Jolles en van Nierop die iets voor mijn verjaardag willen doen. Het was goed bedoeld en de hartelijkheid verheugde me. Des avonds een ontmoeting met Nino Mariatti, zeer pijnlijk. Wat moet men doen teegenoover onbescheiden, indiscreete menschen. | |||||||||||||
[pagina 1831]
| |||||||||||||
aant.
Dit is een eeuwig conflict. Jezus' bedoeling schijnt dat we steeds blijven helpen. Maar het blijkt dat we menschen door onze goedheid benadeelen. ▫ Nu maakt Jezus, bij zijn eindelooze hulpvaardigheid, één voorbehoud: men moet geloof hebben. Nu kan dat ook meebrengen dat men bescheiden is, en liefdevol en onzelfzuchtig. Dan zal de hulp niet bederven en niet slecht werken. Maar anders wel. Wie te veel en onverdiende goedheid ontvangt, wordt slecht. Nederveen is weg, tot algemeene opluchting. Het blijkt dat hij een meisje hier op 's Graveland verleid heeft, een kind van 17. Ik sprak met Truida oover de ellende in Amsterdam waar Jette Ehrenfeld zoo veel van vertelde. Ik zei: als die ellende er niet was, zou ook de schoone en fijne eedelmoedigheid van Jette er niet zijn. En de Vader wil het één zoowel als het ander. ▫ Welk een zeedelijk conflict in ons. Als de ellende noodig is en ten goede voert, hoe kunnen we dan er ons teegen verzetten? | |||||||||||||
[pagina 1832]
| |||||||||||||
aant.
| |||||||||||||
zaterdag 20 maartMooi weer. Zacht. Het is al lente. ▫ Ik bleef gister zeer ellendig. Ik sprak voor de Haagsche gymnasiasten - en het ging zeer slecht. Ik had gebeeden, en Paul aangeroepen en de Vader - maar het mocht niet baten. Ik voelde soms zoo absoluut leeg, dat ik op 't punt stond om er maar uit te scheiden, eevenals in Coblenz. ▫ Toch was er groote aandacht en warme instemming. Maar het zweet stond mij op 't voorhoofd. Ik sliep bij Hans en Marietje. Daar ben ik graag. Hij is zoo hartelijk jeegens mij, en altijd opgeruimd. Een tandje van mij gaat wankelen. | |||||||||||||
dinsdagmorgen 23 maartPrachtig weer. ▫ Zaterdag kwam Giza. Zondag was Paul Geldmacher hier. Wandeling op Bantam. Hugo leert nu fietsen, zeer vlug. Ik was gister in Amsterdam. Tand-extractie. Ik werd wel iets beeter. Maar 't is nog slecht met me. In Duitschland krijgt het communisme de ooverhand. Maar dan zullen ze nog moeten leeren! Henk Giltay is een teleurstelling, die mij verdriet doet. Hij is persoonlijk eeven goed en bevriend. Maar hij meent zijn vrijheid nu herooverd te hebben - en toont tot nog toe de diepte niet begreepen te hebben van wat hij in mijn werk waardeerde. Zijn wijsheid van dit moment is zeer slap en oppervlakkig. Maar dit houdt hij voor zijn eigen ware zelf. Het is van groot belang te weeten hoe hij nu zich zal doen kennen, of hij nog weer zal omkeeren, en hoe. Het is nu een periode van hoogmoed in hem, waar hij wel niet gemakkelijk af zal koomen. Van middag moet ik naar Hengelo. Ik vind het wel verveelend, en bleef liever hier, maar ik zie er toch niet erg teegen op. | |||||||||||||
[pagina 1833]
| |||||||||||||
aant.
De volgende dag was een prachtige warme voorjaarsdag. Het was aardig in het tuindorp. Het leek Italië. Ik bleef in Apeldoorn een paar treinen oover. Ik lag in de hei, in de zonneschijn. Ik had nog niet veel zelf-respect, maar er was toch neiging tot verbeetering. Ik moest gister morgen naar den Aartsbisschop. Ik was boos omdat ze Martha in de zaak betrokken hadden. Ik vond dat een gemis aan delicatesse, bijna een ruwheid. Ik kwam Woensdag avond met de London's bijeen. Er komt Goddank weer voortgang in. Jaap haalde en bracht mij in de auto. Wij raasden door den neevel. Het deed mij goed. Gister was ik in Utrecht, en bezocht den aartsbisschop. Ik moest lachen om het Goudsche-pijpen-stel met lange pijpen waarop de naamletters waren geschreeven met potlood. ▫ Maar het gesprek met den Aartsbisschop vaagde alles weg. Hij was mij sympathiek en ik voelde, eeven als de voorige maal een gunstige stemming en ik dacht graag en veel er aan terug. Hij was eenvoudig en hartelijk. ▫ Ik vroeg hem mij te zeegenen, en dat deed hij graag, ook heel eenvoudig als iets wat van zelf spreekt. Toen ging ik gelukkig naar huis, en fietste naar Bussum van Utrecht, - onderweg kwam ik het arme kind teegen, waarvoor ik zoo goed was als ik maar kon. Een lief gezichtje en een beschaafde spraak. ▫ Ik gaf haar een gulden, een glas melk, een van mijn eigen koeken. En ik beloofde wat voor haar gezin te doen. Dit was alles zeer gelukkig. Is dat de werking van den zeegen? Ik denk nu met fijne vreugde aan de beide laatste dagen. Er is weer meer leevensvreugde in me. De roozen worden geplant, en vallen mee. Het weer is gunstig. Giza is er. Mijn lieve vrouw ligt verkouden te bed, maar is al weer beeterend. ▫ Ik denk dan: als het alles toch eens werkelijk waar was, zooals de R.K. kerk het leert - wat zou het heerlijk zijn. ▫ Dat is de vreugd-gedachte. ▫ De sombere gedachte staat in de Elegie. ‘ut maneat semper’ was het eenige wat ik verstond van den zeegen. | |||||||||||||
[pagina 1834]
| |||||||||||||
zaterdag 27 maartGister broertjes verjaardag. Giza weer uitgelaten vroolijk. Ik schrijf nog weer aan de Lichtstad. Het arme meisje is mij koomen opzoeken, vier uur geloopen te voet van Utrecht, alleen om mij te vertellen dat ze werk had met een loon van f 5. - 's weeks aan een cartonnage fabriek. Ze was zoo dankbaar en zoo blij. | |||||||||||||
maandag 29 maartZoomerweer. Zonnig, warm en stil. Gister plukten we dotterbloemen. Giza is in het huisje. Ik las het veelbeloovende literair-filosofisch werk van de jonge Scholten. Hij is pas 17 jaar. Ik was niet zwaarmoedig en sliep goed. Maar mijn gemoed is toch zeer ligt-bewoogen. Ook drift-emotie kan mij meesleepen. Ik sprak Zaterdag voor de gymnasiasten. Ik zag er zeer teegen op, maar het was toch zeer aangenaam. Rijkens en zijn vrouw waren er. Ik werd zeer hartelijk ontvangen en toegesprooken. Ik kreeg bloemen. | |||||||||||||
dinsdag 30 maartZonnig, droog, frisch weer. ▫ Gister zag ik het mooye schilderij van Lizzy Ansingh. Ik zou er een stuk oover willen schrijven. Georgine Schwartze was er ook. 's Avonds las ik in het Handelsblad een lange lijst van namen van menschen die zich vereenigd hebben om mij een geldgeschenk te geeven. | |||||||||||||
woensdag 31 maartZonnig, droog, winderig. ▫ Het had een mooye dag kunnen zijn, Van Ginneken kwam. Maar er was een zakenbrief gekoomen die mij zwaar deprimeerde. ▫ Ook mijn lieve vrouw was onrustig en zwaartillend om haar aanstaande biecht en communie. Alleen om Jezus doet zij het. En om hem die wij ♁ noemen, en die haar heilige is. | |||||||||||||
[pagina 1835]
| |||||||||||||
vrijdag 2 aprilGoede Vrijdag. ▫ Sints eergister - Woensdag avond - in zeer slechte conditie. Eerst de geldzaken weer, de verkoop, de verwarring in mijn papieren, waar ik nooit vinden kan juist dat wat noodig is. Schmidt die juist twee dagen verlof vraagt als ik hem het meest noodig heb. Gisteren den heelen dag verknoeid aan die notarieele zaken, eerst in Bussum, toen in Amsterdam - en nog niets bereikt. Ik was weer bij Lizzy, maar het hielp mij niet. Welk een dag!! En buiten is 't lente, frisch en groen. ▫ En Brouwer die weer zijn woord niet houdt. | |||||||||||||
woensdag 7 aprilIn de abdij. Het weer is frisch en koel. Voorjaarsweer. ▫ De reis was goed, ik had niet slecht gedroomd, en ik was vrij opgewekt. Maar hier, in de abdij, was het nog niet goed. ▫ Ik ben niet onder den indruk en vind het thuis veel beeter. Ik zal het wel volhouden die acht dagen, maar ik vind het lenteleeven buiten mooyer dan die zwarte gestalten die altijd hetzelfde zingen op eeven eentoonige wijze. Ik zie met rustige voldoening neer op de afgeloopen dagen, met Truida's aanneeming en mijn verjaardag. Ik was er bij, in de kerk, dat zij de hostie kreeg. En toen was ik zeer aangedaan en schreide. Dat was op mijn verjaardag. Toen kwamen ook al bloemen, en mevrouw de Jong met haar dochters, en Hans en Mietje waren er en Martha. ▫ Het was alles naar mijn wensch. Een paar prettige dagen. Het huis vol bloemen. En alles goede vrienden, en veel telegrammen en brieven. Vijftig telegrammen en misschien honderd brieven. Op mijn vijftigste verjaardag kwam er maar één brief. Er is dus vooruitgang. Maar ik was blij, vooral ook om Truida die echt gelukkig was met haar aanneeming. ▫ We speelden met de kinderen allerlei spelletjes na 't eeten, met Mannoury, en Hans en Marietje en Martha. Maandag middag ging ik naar Amsterdam om de voet-bal wedstrijd te zien. Ik ging met de vrouw van Joopie. ▫ Het gezicht van het stadion, met de dertig-duizend koppen was de moeite waard. Een prachtig tafreel, met de lente-zon en Amsterdam in de verte. Ik kreeg ook een schilderij van de Winter en een van Heyenbrock. ▫ Gisteren - Dinsdag - schreef ik een dankbetuiging en een nabetrachting. Vooral oover G.G.B. | |||||||||||||
[pagina 1836]
| |||||||||||||
Ik maakte nu een wandeling met pater van Gennep en zijn broertje Arnold. ▫ Ik zeide dat de kerk vrijgeeviger moest zijn met de hostie, wanneer niet-katholieke maar vroome lieden die begeerden. Maar pater Jan wees dit verontwaardigd af, het zou onmoogelijk zijn, het zou het boovennatuurlijke leeven dooden. ▫ Maar ik dacht aan de zeer grooten en goeden en wijzen die het niet ontvingen, en aan de onwaardige massa die het wel krijgt. Zou Goethe minder van het booven-natuurlijk leeven hebben dan X.Y. of een of andere boosaardige idioot die toevallig katholiek gedoopt is en de voorschriften heeft gevolgd? Ik heb het koud, en hoofdpijn van de kou. ▫ Alleen de schrikkelijke zweep van den dood drijft ons aan. Eens moeten we toch allen en alles verlaten. | |||||||||||||
donderdag 8 aprilSt. Pauls Abdij ▫ Ik zal heeden deeze vragen stellen: waaraan kan ik onderscheiden dat de afkeer die ik nu voel voor deeze omgeeving goddelijk of satanisch is? ▫ Ik voelde me deezen nacht zeer ellendig en onrustig. Gister den ganschen namiddag was ik al eeven beklemd en droevig. ▫ Hoe kan dat eeuwige herhalen van die latijnsche frazen nu heilzaam werken voor de ziel? Als dit de ware kerk is moet ze ook schoonheid insluiten en wat ik zie is toch alles leelijk, de Christusbeelden, de prentjes en versierselen. Alles slappe navolging van de middeneeuwsche stijl. ▫ Zou de zaligheid dan altijd moeten samenhangen met de gotische architectuur en middeneeuwsche costumen? Waarom ook niet de prachtige Aziatische kunst er in geëerd? ▫ Nu stuitten en ergerden mij de gezichten en de monniks pijen. En ik dacht met verteedering aan de bloeyende boomen op Walden, de bloemen in het gras, de gansche rijke bloeyende en stralende waereld. Ik ging om neegen uur naar bed en sliep tot vier, toen de dienst begon. Ik was diep ongelukkig. Ik droomde van Betsy, en van een op mij gericht pistool, en van mij een gedachte: ze gebruiken hun laatste argument het eerst. Ik begreep het echter niet. Ik droomde eergisteren van Hjalmar Wyk. Hij was achter een loket, en min of meer verleegen en beklemd. | |||||||||||||
[pagina 1837]
| |||||||||||||
was een fijn intensief genot om buiten te koomen en het frissche gras te ruiken en de bloeyende heesters te zien. Ik vond Oosterhout een aardig stadje, met fraaye oude buitens en een groote kerk met onvoltooiden tooren. Pater Jan komt telkens met mij praten. Hij doet zijn best mijn ‘retraite’ te leiden. Hij wil eigenlijk dat ik zelf niets schrijf, en mij alleen maar oopenstel voor de katholieke waarheeden. ▫ Ja wel, dat lijkt heel veel op een welbereekende suggestie, een min of meer geforceerde bewerking van den geest. | |||||||||||||
vrijdag 9 aprilLieflijk, zacht weer. ▫ Ik ging om 9 uur slapen, sliep terstond in. Ik had een lieve herinnering aan mijn wandeling door 't dorp. Het witte kasteeltje en de mooye iepenlanen. Dat was het mooiste uurtje van den dag. Ook de groote kerk. Maar waar ik dat anders als het middelpunt zou beschouwd hebben, zoo dacht ik nu liever aan het jonge groen. Ik had te veel kerkelijkheid genooten. Mijn stemming was lang niet opgewekt. ▫ Ik werd wakker vóór de vroegmis, met zware hoofdpijn. Ik hoorde de monniken naar de vroegmis gaan. Goddank sliep ik weer in van 4 tot 7. En mijn hoofdpijn is weg. Maar met mijn retraite ziet het er slecht uit. Ik begin wee te worden van het bidden, dat mij in den aanvang zoo trof. Ik krijg er te veel van. Ik kan de kruisbeelden niet meer aanzien, met hun conventioneele leelijkheid. Ik krijg lust dat gebeds-gepreevel te ontloopen. Het zijn toch klanken geworden zonder inhoud. Toen ik die heevige hoofdpijn had van nacht dacht ik aan de raampjes, en de slechte lucht. Ik stond op en zette een raam oopen. Het heeft geholpen, de hoofdpijn ging weg - en ik voelde dit als een duidelijke symboliek. ▫ Er zijn hier niet genoeg ramen oopen. Ik wil dit nu wel trotseeren, voor een dag of tien. Maar ik moet mijn zelf-kritiek niet verliezen, mijn eigen waarheid niet verloochenen, mijn heilige vrijheid niet opgeeven. Ik voel die niet als bandeloosheid, maar als vroome gehoorzaamheid aan Gods stem. Ik wandelde weer naar 't dorp, bij warm weer. En het was zalig. Ik genoot. Ik zat in den tuin van het dorps-hotel en dronk een kopje koffie. Alles was heerlijk. Eenzaam - en mijn Vriend bij mij. ▫ Ik knielde voor het altaar, zooals altijd. Dat deed ik voor mijn monniken. Maar voor mezelven wierp ik een kushand naar 't altaar. | |||||||||||||
[pagina 1838]
| |||||||||||||
Ik las Ruysbroek. Maar dat voldeed mij niet. Hij weet het alles zoo precies. En hij zegt niet hoe hij er aan komt. En het is mij volstrekt niet zoo waarschijnlijk. ▫ Meer interesseert me een boek van Joseph Huby, getiteld ‘Christus, manuel d'histoire des religions’. ▫ Ruysbroek zegt dat zelfs de ziel van Jezus eeuwig schepsel zal blijven en van God onderscheiden. ▫ Maar hij citeert toch Bernhard, die zegt dat de mensch één wordt met God. | |||||||||||||
zaterdag 10 aprilOnstuimig weer. ▫ Ik sliep terstond in, om 9½ uur en sliep door tot de bel ging voor de matinen. Ik stond niet op, maar bleef slapen tot halfzeven. ▫ Nu ben ik niet zoo goed als gisteren. Van nacht was de somberheid er zelfs weer. Het roode lichtje had mij toch verlaten. Er zijn vier gasten. Een is monseigneur Tasquin, president van het Warmonder seminarium, een groot heer. Ik voel ligtelijk heimwee. Ik denk aan Mijnsheerenland en de oude tijd. Ik droomde van een steil ravijn, zeer diep en een man liet zich afglijden en kwam na den geweldigen val, staande neer, zonder schade. Ik zag de diepte en voelde duizelig (herinnering aan een wandeling langs 't kanaal) en was bevreesd. Ik dacht hoe ik dien val niet kon doen, maar zou verpletteren (symbool). Een lieve brief van mijn vrouw. Oover de liefde en de verliefdheid, naar aanleiding van Verkade's boek. ▫ Ik wou niet op brieven uitkijken. Maar deeze stoort niet. | |||||||||||||
zondag 11 aprilDonker reegenweer. Het is kil en vochtig in het klooster. Men ziet den adem in de kerk. Bij de inwijding van de kerk zijn ze allen ook verkouden geworden. Trop de zèle. Van morgen om half zes opgestaan. Nog te laat voor de matienen, maar bij tijds voor de Laudes. Het gaat reedelijk. Maar ik zal toch blij zijn als het Woensdag is. ▫ Alleen het schrijven in het nieuwe boek de Signifische meditaties - houdt mij in eevenwigt. Ik kan het niet helpen, maar de celebranten met hun witte kappen doen mij steeds komisch aan. Ik zie er precies zoo uit als ik thuis naar de bad- | |||||||||||||
[pagina 1839]
| |||||||||||||
aant.
Na het diner kwam de Abt, Père Abbé (of Père A.B. zoals pater Jan's broertje schreef) bij ons in de gasten kamer met monseigneur praten. We kreegen extra koffie, en er werden sigaren!! voor den dag gehaald, tot merkbare satisfactie van monseigneur. Aan 't ontbijt een nieuwe gast, Pieter van der Meer van Walcheren, ‘oblaat’ van het klooster. Een gedistingueerd type, spreekt uitneemend Fransch, blond, hoog voorhoofd, iets van Multatuli oover zich. Was correspondent van de Maasbode. Disciplina vitae Scipio kan hier gezegd worden. Pater Schutte zei: ‘hoe zouden we vijftig mannen bijeen houden zonder strenge discipline?’ ▫ Maar welk een oovermaat van intellect in dat Breviarium. Die stipte indeeling van dagen en uuren - wat een werk om te onthouden! ▫ Het klooster is tegelijk verouderd en prématuur. ▫ Maar het is echt, geen aanstellerij, geen comedie. Waar en echt. De hoogmis gehoord. Een prachtige vertooning. Dit woord klinkt wat oneerbiedig, en toch is het bruikbaar. Het is een vertooning, maar een zuivere, uit reine motieven. ▫ Het was zeer mooi en indrukwekkend, en er waren geen stoornissen, niet zooals in Bussum waar de kerklijst en de preek alles weer bederven, en het centengerommel. ▫ Hier niets van dat alles, zuivere devotie, eedele muziek, schoone zichtbaarheeden. ▫ Aan 't eind de broederkus. Dat ging zoo roerend eenvoudig, dat ik jaloersch werd en de tranen in de oogen kreeg. Het ging alle rijen langs, maar het publiek werd er niet in begreepen. Ik hoorde tot mijn groote verbazing, dat het heele klooster hier bezorgd was geweest dat mijn eerste huwelijk een beletsel zou zijn voor de aanneeming van mijn vrouw. Er is daarvoor hier veel gebeeden. ▫ Ik vind dat roerend van de lieve monniken. En dat terwijl ik er zelf eigenlijk geen notie van had. ▫ En ze letten zoo weinig uiterlijk op mij dat ik stom verbaasd ben dat ze zich zoo zeer geestelijk met mij beezig houden. ▫ Wonderlijk trof me dit bewijs dat ze diepe werkelijkheid zien in wat mij een formaliteit en een uiterlijkheid schijnt. | |||||||||||||
[pagina 1840]
| |||||||||||||
Van middag kreeg ik pater Widdershoven tot kamaraad. De abt wijst telkens aan wie mij moet vergezellen. Hij weet dat mijn lieve pater Jan van Gennep wel 't liefst mij zou gezelschap houden. Maar nu stuurt hij mij een ander, een jonge priester van 34 jaar. ▫ Hoe dit nu eigenlijk bedoeld is, weet ik niet. Is het een beleefdheid jeegens mij, of een soort oefening voor den pater die mij gezelschap komt houden? Of bezorgdheid dat pater Jan mij te zeer bevriend zou worden? ▫ Een ligte neiging om die opgedrongen kamaraad maar weer naar huis te stuuren. Maar hij is zoo goedig, en vindt het een eer. Nu mag hij dan onder mijn paraplu loopen. En ik bedenk dat hij al priester is. Hij mag consacreeren. Hoe zou dat voelen? Ik voel nu de eer aan mij. Onder mijn paraplu een priester! De wierook-damp was zeer digt in de kerk. Maar ik kan niet zeggen dat ze mij beneevelde of bedwelmde. ▫ Maar met één ding maakten ze het te bont. Daarbij kan een mensch niet ernstig blijven. Een geele zijden parasol met falbala's die wordt opgestoken en weer digt geklapt. Dat was me te kras. | |||||||||||||
maandag 12 aprilGoed weer. ▫ Ik woonde een dooden-mis, zwarte mis, bij. Het was mooi. Ik dacht met dankbaarheid dat ik vijf volkoomen reine dagen heb gehad. Hoegenaamd geen ‘bekooringen’, ook des nachts niet, hoewel ik vegetatief sterk voel, goed slaap en met veel eetlust eet. ▫ Zóó alleen is de komst van den dood niet te vreezen. Voor ieder moest dit vergeestelijkte leeven als voorbereiding oopen staan. Ik ben nog te jong om hier te willen blijven. Ik verlang ook hard naar mijn lieve vrouw, mijn kinderen, mijn tuin en mijn huis. En ik heb nog wat te doen en te zeggen. Maar ik kom terug. Het lampje roept. | |||||||||||||
[pagina 1841]
| |||||||||||||
vrijdag 16 aprilWat onstuimig weer. ▫ Mijn lieve vrouw jarig. Ik ben zoo blij haar weer bij mij te hebben. Het is hier nu alles zoo wonder heerlijk. Het groen, de Mei, alles in bloesem. En goed onderhouden. De serre vol prachtige bloemen, alle omheiningen hersteld, alles wel-verzorgd. Het roode lichtje wenkt. Ik zie op mijn retraite terug als een flinke beproeving. Een harden van de ziel. ▫ Maar het zou dwaas en zondig zijn als ik de bloeyende heerlijkheid buiten nu al ging verwisselen voor dat kille zware bestaan. Ik droomde slecht - van Trotsky, teegen wien ik een geestig, vrij discours voerde. Ik wilde weeten waar hij woonde, maar hij vertrouwde mij niet. Toen zei ik ‘Stik!’. En daarna wist hij mij, met 3 of 4 anderen, van onze vrijheid te berooven. ▫ Die vrijheidsberooving voelde ik als betrekking hebbend op de abdij. Ik werd vroeg wakker, en voelde toen depressie. Maar ik wist dat het om deezen tijd (10 uur) oover zou zijn. En zoo is het nu ook. Ik moet de aardsche schoonheid genieten. Daar voor ben ik, dat wil God. En ik moet ze anderen ook laten genieten. Dat voel ik duidelijk. ▫ Ik laat mij niet van de wijs brengen. | |||||||||||||
[pagina 1842]
| |||||||||||||
Geheel. Ik voel me zwak en machteloos. Gister in Amsterdam, weer bij Hans koffie-gedronken. Op de Groene vergadering ontslag van van Dam, wat mij speet en hinderde. Ik las ‘het roode Lampje’ voor, aan Truida en Giza. Arme zuster Obbes ligt met spondylitis, en roept angstig om hulp, ze heeft geen geld. En ze wou nog zoo graag wat leeven, zegt ze. | |||||||||||||
vrijdag 23 aprilWonderheerlijk lenteweer. De aardbeien bloeyen. ▫ Ik ben wel iets minder ellendig, maar ik ben niet in beeter sfeer of conditie. Ik ben alsof ik weer jaren achteruitgezet ware. De groote pijnlijke onrust is weg. Maar niet ooverwonnen. Inteegendeel ik verlang het leeven te genieten zooals vroeger. En daarin het conflict dat ik te oud ben geworden. Ik moet hoogerop en ik wil niet. | |||||||||||||
Zaterdag 24 aprilMooi weer, 's morgens koel. ▫ Nu en dan even oplichtingen. En dan klaart ook alles op, ook het hiernamaals. En de Dood verliest zijn schrik. Gister ♁. Het deed mij goed. De deelen van mijn weezen die in 't donker lagen werden weer verlicht. Ik las geschriften van Jörgensen, den Deen. | |||||||||||||
[pagina 1843]
| |||||||||||||
schilderes. Een origineel oopenhartig mensch. Zooals sommige vrouwen teegenwoordig vrijmoedig oprecht en kinderlijk eenvoudig durven zijn. Absoluut negeeren van alle vormelijkheid. Direct bij den naam noemen en spreeken alsof men elkaar jarenlang intiem gekend heeft. ▫ Maar daarbij steeds in gevaar zoolang het sexueele element mee-speelt. Dat weet ze wel, maar ze voelt niet dat het vrij spreeken er oover al een verleiding is. ▫ Met Giza schoot ze natuurlijk uitsteekend op. | |||||||||||||
vrijdag 7 meiHet weer blijft koel en reegenachtig. ▫ Hugo ligt al een paar weeken te bed, met bronchiaal-catarrh. Het is een recht slechte tijd. Ik voel zoo suf en traag. En toch weer oogenblikken van leevensdorst, zonder bevreediging. 't Is als een die zijn lievelingsspijzen ziet en geen eetlust heeft. Met de Amsterdammer gaat het slecht, vind ik. Holkema is eigenlijk de baas, die alles doet wat hij wil, omdat hij betaalt. Henny Scholten was bij ons, een jongen met karakter en vroegrijp, die | |||||||||||||
[pagina 1844]
| |||||||||||||
aant.
Gisteren was ik bij Obbes. Zij zag er goed uit en was opgeruimd. Ieder vindt haar lief. Haar vinnigheeden zijn verdweenen. Ik wandelde door Arnhem en trachtte mij te herinneren, wat ik daar al zoo beleefde. Nicht Regina in Roozendaal, Ortt van Schonauwen, Vrolik op ‘de Hoogsteede’, Wurfbain op de Zijp, verlamd, mevrouw Huydekoper. En dan leezingen. Van avond lees ik de Broeders, voor de verpleegsters. Het is afschuuwelijk naargeestig in me. Ik moet een poos thuis blijven, en mij oefenen in het direct teegen mijn neigingen ingaan. ▫ Zoo lang geoefend, en nu nog zoo'n stumper. Ik schreef oover Soendar Singh. | |||||||||||||
woensdag 12 meiZoel, reegenachtig. ▫ Ik ben veel afgeleid. Ik was Vrijdag avond in Rijswijk, en logeerde bij Hans. Het was er prettig. Ik fietste van Leiden naar Noordwijk a/zee en lunchte bij Martha. De goede, lieve vrouw voelt de gebreeken van den ouderdom maar draagt alles met groote opgewektheid. De weg van Noordwijk naar Haarlem was heerlijk. Ik zag de bloemen van Tubbergen. Gisteren - Dinsdag - vergadering met Mannoury, Brouwer en van Ginneke. Het was zeer aangenaam. De tijd vloog om. Wij spraken oover ‘moeten’ en ‘zullen’. Ik voelde mij zeer onweetend. Maar Brouwer voelde zich ook zoo, zei hij later. ▫ Hij was bij mij en praatte vermakelijk met Giza. Zij waren het erg eens. | |||||||||||||
vrijdag 14 meiMooi, koel mei-weer. ▫ Ik schrijf aan 't roode Lampje. Het is goed. Hoe heerlijk kon ik leeven, als een paar zorgen er niet waren. De steeds uitgestelde verkoop van een stuk grond, waarbij ik niet weet hoe uit de moeyelijkheeden en complicaties te koomen. ▫ En mijn positie aan de Groene, waar ik feitelijk niets in te brengen heb, en van de genade van Holkema afhang. | |||||||||||||
[pagina 1845]
| |||||||||||||
zaterdag 15 meiZonnig, koel. ▫ Nu tob ik voornamelijk oover geld. Ik zie niet hoe ik rond moet koomen. Ik schrijf aan ‘het roode Lampje’. ▫ Oud werk, dat ik bij herdruk moet corrigeeren, laat mij zeer koud. Ik vind het niet slecht, maar het ontroert me niet. Wat ik nu schrijf lijkt mij veel belangrijker. | |||||||||||||
woensdag 26 meiIdeaal zoomerweer. Stil, zonnig warm en vochtig. Sterk gedauwd. ▫ De twee pinxter dagen waren prachtig. Zonnig en toch niet te warm. Nog al veel wind. De eerste dag hebben wij gezeild met de Stephensons en Hans de Haan. 's Avonds op Bantam. Een mooye dag. Maandag morgen naar de kerk. Een goede harmonische indruk. 'S middags weer gezeild met kolonel de Witt Hubers en zijn dochter Henny. Gisteren met Hilda in Amsterdam. Ik vond het heerlijk op het terras te zitten, aan de ooverkant van het IJ. Ik was zeer rustig innerlijk. Ik had weer een brief van van Ginneke. Er is kans dat Joop terug komt uit Jeruzalem. | |||||||||||||
[pagina 1846]
| |||||||||||||
zondag 30 meiGisteren warm, met onweer. ▫ Woensdag met de jongens gezwommen, in de weilanden. De roozen bloeyen, de aardbeien worden rijp. Het is volle zoomer. Donderdag en Vrijdag was ik thuis. Gisteren kwam Henriette Valeton. | |||||||||||||
woensdag 2 juniGoed weer. N.W. wind. ▫ Ik herlees mijn plannen van eenjaar geleeden. ▫ Toen zag ik: de Geest der Waarheid = de Lichtstad. ▫ En nu voel ik hoe ik dat toch ten einde kan brengen. ▫ De vertwijfeling van de vluchtenden, de bitterheid van den soldaat. ▫ Als ik nu maar teegen mijzelven in kon gaan. Om aan mijn werk elke minuut te geeven. ▫ Ook Sirius kan ik voltooyen. Ik was Maandag bij Lizzy Ansingh, zij heeft een geestige conversatie. | |||||||||||||
donderdag 3 juniKoud en grijs, akelig weer. ▫ Sacramentsdag. Zeer slecht. Koud en somber. Gister was ik op 't atelier bij Kootje Daniels. Ze had een leelijke Madonna geschilderd waar-oover ze zelf zeer verrukt was. Er was een mevrouw Molanos-Stamperius die met Hans op de burgerschool te Amersfoort ging. | |||||||||||||
maandag 7 juniNog steeds hetzelfde koude, grauwe weer. 's Avonds brandt de petroleum-kachel. ▫ Ik stook niet in de hut, maar heb het koud. Zaterdag wandeling met de kinderen naar Valkeveen. Hugo, Evert, Hilda en Ernst (de Weensche jongen, een aardig, donker type). Gisteren weer een wandeling naar Ankeveen. Steeds in de kou en daardoor gedeprimeerd. Er waren veel bloemen, lisschen, koekoeksbloemen. | |||||||||||||
[pagina 1847]
| |||||||||||||
aant.
Toen naar Artis, daar veel moois gezien. Toen Groene-vergadering, neen! eerst nog bij den notaris Koopman. Om 5 uur bij Hans. Er was een slechte brief uit Jerusalem. Arme Joop ligt ziek, steeds braken, uitgeput en verzwakt. ▫ Ik was zeer bedroefd en verschrikt. Vooral het feit dat Hans mij vertelde, dat zijn moeder ook aan die brakingen gestorven is. ▫ Jaap schreef een mooye, flinke brief aan zijn vrouw. Die gaf mij inwendig steun. In mijn droefheid voel ik grooter kracht. Ach! mochten wij hem toch behouden. Ik was ook bij Bep Rijkens, die heevig verliefd was op een Duitsch literator, die bij hen aan huis komt. Ze wist geen raad. En ik kon haar geen raad geeven. Ook was ik bij Lizzy Ansingh, en wij lazen Bredero-verzen. Wat een kostelijk mensch was hij. | |||||||||||||
donderdag 10 juniZonnig, koele wind, droog. ▫ Ik droomde dat Jaap veilig thuis kwam uit Palestina. Hij omhelsde zijn vrouw en ik was zeer gelukkig. ▫ Het was droef te ontwaken, en de werkelijkheid te herinneren. Dit heeft geen gunstige beteekenis. ▫ Giza droomde al weeken geleeden dat ze drie doodkisten zag in Jaap's kamer. ▫ Er viel een foto van Erasmus van de muur ook eenige weeken geleeden - vlak voor Truida zoodat ze voelde dat het iets beteekende. Toen vroeg Giza dadelijk: kreeg je die foto van Jaap? | |||||||||||||
vrijdag 11 juniEindelijk mooi zoornerweer! ▫ Gisteren eindelijk weer bijeenkomst voor de licht-stad. Jaap kwam laat, met de auto, en ik gaf den moed al op. Maar toen hij gekoomen was ging alles goed. Ik begreep dat de goede zaak het gewonnen had. Jaap was vastgeloopen. Hij kon niet verder. Toen kwam een voortreffelijk stuk proza, van V. Hugo. Daarna werd voorgeleezen wat Annie verleeden Zaterdag had gekreegen, van Zola. De band werd hersteld. ▫ De geslaagde avond verdreef mijn melancholie. | |||||||||||||
[pagina 1848]
| |||||||||||||
zaterdag 12 juniPrachtig zoomerweer. ▫ Een brief en gedicht van Jaap uit Jerusalem. Ik schreide er door aan 't ontbijt. ‘Misschien word ik nog beeter’ zegt hij. Ik zal hem telegrafeeren. | |||||||||||||
maandag 14 juniDroog, warm en winderig. ▫ Gister een brief van R. Roland, met zijn boekje Liluli. ‘Beproef niet Kerk en socialisme te verzoenen’ schreef hij. ‘Er moet een nieuw geloof koomen.’ ▫ Het is waar dat de kerk veel heeft wat volstrekt verouderd lijkt. En veel bijgeloof. Die geheele bid-methode, met roozenkrans of roozenhoedje is mij teegen. Dat opdreunen van ‘wees gegroeten’. Het lijkt te veel op de mantrams en het gebeedenwiel. ▫ Maar misschien is er toch een reëele kracht achter verborgen. Van de afgestorvenen hoort men steeds hun verlangen naar onze gebeeden. En soms zeggen ze: ‘nu is 't genoeg!’ alsof een effect verwacht en bereikt was. Gisteren waren wij in de boot, tusschen de weilanden. Ik zwom. De jonge Warendorf was er bij en kapitein Stephenson met zijn kinderen. Ik had een gesprek eergisteren met het dwerginnetje dat getrouwd is en een normale dochter kreeg. ▫ Wat is hieroover te mediteeren? Het is toch duidelijk een mislukking. Geen ‘lusus naturae’ maar een flater, een bespottelijk échec. Teegen wien zou men moogen zeggen: sliep uit! ▫ En dan nog het bestaan van voortplantingsinstincten in zulk een gedrochtje en het slagen van de voortplanting met behulp van de ‘keizers-snee’. Een gezonde, normale dochter. ▫ Welk een verneedering voor den schepper van ons ras. En toch weer een wonder van vernuft, waardoor zelfs onder zulke omstandigheeden nog een succes bereikt kon worden. Ik was kalm gisteren. Ik was blij met de waardeering van R. Roland. Maar het speet me dat er geen kans was hem te zien, deezen zoomer. Vandaag weer bezwaard, ik schreide aan 't ontbijt. Ik kan mijn zaken niet administreeren en vind geen afdoende hulp. Het is akelig droog. Het mooiste van den zoomer is voorbij, al moet hij volgens de kalender nog beginnen. | |||||||||||||
[pagina *73]
| |||||||||||||
79 G. Mannoury
| |||||||||||||
[pagina *74]
| |||||||||||||
80 Henri Borel
| |||||||||||||
[pagina 1849]
| |||||||||||||
woensdag 16 juniWarm, zonnig weer. ▫ Gister kwam de landmeeter om het terrein uit te meeten dat Spliethoff gekocht heeft. ▫ Het blijkt nu dat ze mij er tusschen genoomen hebben. Ik wist dat het zou gebeuren maar ik had de flinkheid niet er teegen te ageeren. ▫ Nu ben ik daardoor diep neerslachtig. Ik word vroeg wakker en denk om de ellende. En dan weet ik niet hoe ik verder rond zal koomen. Ik voel nu hoezeer ik aan deezen grond ben vastgegroeid. Ik begrijp nu wat het is, ‘an die Scholle’ gehecht te zijn. Dat heeft toch ook zijn beteekenis. En die amputatie van dat groote stuk (1⅕ H.A.) is als een grove heiligschennis. Het maakt me vertwijfeld. | |||||||||||||
zaterdag 19 juniPrachtig, stil, zonnig weer. Niet al te warm. Maar toch te droog. ▫ Gisteren een zitting met ♁ en het verhaal van Jezus in de vijandige stad, met de drie moordenaars en het door zijn tranen gedoopte kind. Mij ooverviel weer, terwijl Annie schreef/de onbedwingbare slaap, waardoor het mij onmoogelijk werd het geheel te volgen. Ik kreeg daaroover een vermaning van ♁. Ik voelde dat als niet billijk, want ik had met alle inspanning teegen die slaap gekampt. Maar ze komt steeds terug, bij 't eerste deel van deeze zittingen met Annie. Ik kreeg een uitnoodiging om naar Duitschland te koomen om te spreeken. Ik heb een voorgevoel gehad dat ik teegen oktober weer op reis zou gaan. Ik zal het aanneemen als het noodig blijkt. | |||||||||||||
[pagina 1850]
| |||||||||||||
maandag 21 juniVan nacht een heerlijke reegen. ▫ Gister morgen had ik al een padje door onzen gang zien kruipen. Toen was de lucht nog volkoomen strak blauw. Maar ik zei: er komt van nacht reegen. En ze kwam ook, oovervloedig. Ik had deeze vreemde gedachte, waardoor ik teegen oover mijn lieve vrouw mij onoprecht en beklemd gevoelde. ▫ ♁ de persoon die ons schrijft door Annie's hand is Truida's heilige, onmiddellijk volgend op Jezus en haar eeven dierbaar en vertrouwd. Wat hij zegt is haar orakel. ▫ Maar wat zeggen de wijze menschen, zooals pater de Groot, misschien ook Brouwer of van Ginniken, ... ze zeggen allen dat het een illusie is, een schijnbeeld, maar misschien wel ... mijn eigen onbewuste. ▫ Welk een gedachte! Dat haar vereering in waarheid zou gelden mijn verborgen persoonlijkheid. Het land waaroover ik beheer voer en dat steeds meer in 't donker ligt, om later eens weer helder zichtbaar te worden. Ik heb veel last van belemmering in het denken, door zelf-waarneeming. Ik had het in den droom. Gister bezoek van Jeanne Chouillet, een jonge fransche zangeres, die naar Amerika wil. Het was een lief persoontje, maar haar zang was niet mooi. | |||||||||||||
woensdag 23 juniHeerlijk weer. Zoel, vochtig en groeizaam. De linden bloeyen. ▫ Gister met Truida in Amsterdam, bij pater de Groot. Eerst in het Jozef's kerkje, dat mij sympathiek aandeed, vooral door de ouderdom. Het donkere hout, de beelden. De houtgeur. ▫ Het was er rustig en goed. ▫ Toen naar het Begijnhof, in de kapel. Ook daar was het goed. Toen naar de Groene en daarna pater de Groot. Beminnelijk als altijd. Maar ik voelde dat wij ieder aan de grens genaderd zijn waar wij niet ooverheen koomen. Ik geloof niet dat verdere toenadering moogelijk is, ondanks ons beider ruimheid. Wij aten op 't terrasje bij 't station. Het was een prettige dag. | |||||||||||||
[pagina 1851]
| |||||||||||||
aant.
| |||||||||||||
maandag 28 juniReegen. ▫ Gisteren bezoek van Orelio, de eens meest beroemde zanger. Nu moet hij wat verdienen met zijn pen. Ik was met de kinderen op een matinee. De zon scheen door de zware boomen, de kindertjes dansten, er was een clown. Voor mij weemoedig bekoorlijk. Alles wat de melancholie verzacht zoek ik. Mijn gedachten oover het roode Lampje zijn sterk en worden steeds vaster. Maar in den kamp met den demon, den bekoorlijken demon, vorder ik nog niet veel. Wel vind ik mijzelven van vroeger zeer dom en onwaardig. Nu nog niet veel beeter. | |||||||||||||
[pagina 1852]
| |||||||||||||
half verlooren dag. Weer coupons zitten knippen in de safe van de Gooische Bank. Wanneer zal ik daar af zijn? En ik vergeet alles wat effecten en zulke dingen betreft. Ik zwom bij het brugje, in 't weiland. Ik hoorde dat Tagore in Engeland is, uit de courant. En nu voel ik als gejaagd, om die mooye geleegenheid niet te verzuimen. Hjalmar op komst. R.R. nog te bereiken. Kreeg ik ze nu maar weer bij elkaar. | |||||||||||||
donderdag 8 juliWolkenweer, wind en nu en dan reegen. ▫ Gisteren fietste ik naar Amsterdam, omdat de fietspartij in Dieren afbesteld was en ik toch wou fietsen. De heenrit was zeer voorspoedig, hoewel ik me in de steeden niet op mijn gemak voel. Ik vond Hans de Haan thuis en bleef daar koffie-drinken. Ik bleef prettig een uurtje praten, oover Parijs en oover Joop. Toen ging ik terug in een stortreegen. Ik werd door en door nat, maar het was aangenaam. Vooral het thuis koomen en droog goed aantrekken. Vandaag ben ik weer volkoomen neerslachtig en machteloos. Ik heb een mooyen tuin vol bloemen, maar ik ben geheel zonder leevenslust of veerkracht. Ja, genietingslust heb ik, maar geen veerkracht meer. | |||||||||||||
[pagina 1853]
| |||||||||||||
vrijdag 9 juliVrij goed weer. ▫ Van morgen vreesselijk somber en machteloos. Ik kreeg toen bericht van Annie dat ze des middags niet koomen kon. Dat is een harde slag voor ons. Het huis had ooveral bloemen, mooye donkerroode roozen. De teleurstelling is wreed. Nu gaat Annie op reis, en het duurt drie weeken eer wij weer iets van onze vrienden hooren. | |||||||||||||
woensdag 14 juliHeerlijk weer. ▫ Ik ben aan zee, in Noordwijk. Toen ik afscheid nam van Walden speet het mij. Het is er zoo goed, waarom wil ik nog meer? Maar ik heb drie motieven: 1e Om met mijn jongens een poos samen te zijn, waardoor we vertrouwelijker met elkaar worden, en inniger. 2e Om Martha plezier te doen. Een klein klein vergoedinkje voor het groote leed, dat mij nog altijd zwaar drukt. Ze vindt het gezellig als ik kom. 3e Om met mijn werk goed op gang te koomen - of liever het 1e deel af te maken van het roode lampje. Gister een gansche dag in Blaricum met van Ginniken, Brouwer, Mannoury en ik. Een echte filosofen-dag van 's morgens half twaalf tot 's avonds 8. | |||||||||||||
[pagina 1854]
| |||||||||||||
Van Ginniken sprak wel twee uuren achtereen. Ook Mannoury sprak zeer goed, en Bertus kwam pas op 't laatste los, oover de relativiteit. Het was een mooye dag. Mannoury zei dat hij ‘genoot’ en het was ook zeer mooi, door vrijheid en liefderijkheid. | |||||||||||||
donderdag 15 juliMooi, ligt-bewolkt. ▫ Ik sliep in het kamertje, Pension Johanna, waar ik vaak onrustige nachten had. Ik sliep spoedig in, maar bij 't ontwaken was de melancholie heevig en fel. Het was alsof ik alle vroegere blijheid van Noordwijk nu moest bezuuren. Ik wilde maar weer naar huis toe. Maar ik voelde me nu door mijn eigen plannen gebonden. Als ik aan de fietstocht denk, met Hugo, dan zeg ik: ‘hoe heerlijk was het.’ En toch heb ik op den tocht zelve geen gelukkig moment gehad. Gister avond in Noordwijk binnen - alles van den ouden tijd verdweenen. De herinneringen waren nog ooveral rond. Ik las de Duitsche vertaling van kerkelijke gedichten van de 4e tot de 15e eeuw. Ambrosius. Het was zeer mooi. Van morgen ‘le latin mystique’ van Huysmans herleezen. Dan voel ik mij zoo dom, zoo onweetend, zoo dilettantisch. | |||||||||||||
vrijdag 16 juliZonnig warm weer, hoewel de zeewind frisch blijft. ▫ Terwijl ik vreesselijk somber was, komt nu nog Hugo klagen dat hij niet lekker is. Dat is natuurlijk mijn schuld. Ik heb niet opgepast en hem te veel zijn zin gegeeven waardoor hij zich gisteren oover-vermoeid heeft. Gebaad, paardgereeden en nog al wat gewandeld en gefietst, naar het dorp. Nu is hij misselijk, en ik ben zeer ongelukkig en droevig. Ik kan niets meer er bij dragen, ik word terstond machteloos zonder initiatief. | |||||||||||||
zaterdag 17 juliWarm weer. ▫ Een prachtige wandeling gister avond, oover Offem. In de herinnering heerlijk. Maar op 't moment droef en pijnlijk. Van nacht heimwee. Ik kan niets meer genieten - als in herinnering. Ik verlang naar huis terug. En wat ik wensch, voel ik scherp en pijnlijk. Hiernaast een mevrouw van Trigt, met haar zoon. Zij een groote, man- | |||||||||||||
[pagina 1855]
| |||||||||||||
achtige vrouw die beeldhouwt. Hij is physioloog, onderzoekt zoetwatersponzen. | |||||||||||||
zondag 18 juliSteeds heerlijk weer. Nu en dan reegen. Gisteren naar Leiden, de muzeums en den Hortus gezien. Warm was het. Ik was met Hugo. Het was - in herinnering - alles prettig. Maar ik bleef eeven somber. Gister avond nog aan het strand gewandeld. De zee is heerlijk. Vandaag gebaad - en van middag voor 't eerst wat vrijer gevoeld. Ook mijn schrijfwerk ging vandaag voor 't eerst wat beeter. De slothoofdstukken van 't eerste deel van 't Roode Lampje. | |||||||||||||
woensdag 21 juliWarm weer. Eergisteren heerlijke tocht naar Teylingen, vrij heldere zon en veel wind. ▫ Gisteren stormachtig maar helder en zonnig en W. wind. ▫ Thuis geweest. Walden zag er prachtig uit. Wel verzorgd en weelderig groen. ▫ Ik sliep er en had een goeden nacht. Van morgen ben ik nog vrij goed. Ik denk oover de constellatie Hjalmar, Tagore, R. Rolland en de Significi. ▫ Ik moet daar alle aandacht, tijd en zorg aan wijden. Wat zou het mooi zijn als we Tagore en Rolland samen door Duitschland konden laten reizen, met een wel-geformuleerde eenheidsgedachte. | |||||||||||||
donderdag 22 juliWarm, vochtig en neevelig weer, zooals dat zeldsaam is in Holland. ▫ Gister met Evert hierheen gereisd. Vóór het eeten nog gebaad. Evert is een makkelijker kind dan Hugo. Hij schikt zich beeter en is gelijkmatiger van humeur. Maar hij heeft verschrikkelijke drift-buyen. Dat is nu weer zijn speciaal defect. Ook vrees ik bij hem voor sexueele moeyelijkheeden. Ik ben onrustig, niet in goede conditie. En oovermorgen zeg ik het mooye Noordwijk vaarwel. | |||||||||||||
[pagina 1856]
| |||||||||||||
aant.
Ik ben weer wat beeter. Ik ooverzie en vat samen mijn leeven en sommige geheel geestelijke gevallen schijnen nog vlak bij. Mijn jeugdliefde voor Henriette, het conflict met Kloos schijnen nu groote dingen in een klein kort leeven. Ik geloof toch dat ik oover liefde en sexualiteit vrijer en moediger moet denken en mijzelf niet zoo hard vallen oover hetgeen ik niet dwingen kan. Gebaad in woeste zee, bij storm. Het deed mij goed. | |||||||||||||
zaterdag 24 juliHeevige reegens. ▫ Gister avond met Jan Verwey voogels bespied. Aan tafel een jonge vrouw, mevrouw Grimmon uit Bussum, neemt zangles bij Martha. Ze was pas in Spanje geweest en we praatten oover Spanje. Ik was op de boerderij van Dobbe waar Minnestral ontstond. Het zag alles zoo groen en frisch. Ik sliep lang en verkwikkend en hoorde de reegen kletteren booven mij. | |||||||||||||
dinsdag 27 juliKoel, wat beeter. ▫ Ik heb nu het 1e deel van 't roode Lampje af. Ik wilde wel voortgaan, maar dan is er nog de cursus, Literatuur en Leeven. Sirius, Schijn en Weezen en de Geest der Waarheid. En het drama. Ze vragen mij een leeven van Tolstoi en een prozawerk oover Dante en Beatrice te schrijven. ▫ 't Zal niet gaan. | |||||||||||||
[pagina 1857]
| |||||||||||||
woensdag 28 juliWeer verbeeterd. ▫ Er was een Zendingsfeest voor kinderen in Spanderswoud. Ik voelde weinig lust er iets van te merken. Het bosch vol schillen en papieren. Zingende kinderen, valsche muziek en toespraken. ▫ Toch ging ik luisteren, met Truida en Tommy. Een zendeling sprak, erg famieljaar oover Papoea's en oover een meisje dat hij gekocht had en dat vroom was gestorven, als een schaap van de Jezus kudde. ▫ En ik schreide. Wat ik nog nooit deed, bij een zendingsfeest. De oude kleine Johannes schreide. | |||||||||||||
zondag 1 augustusReegenachtig. Hjalmar is nu hier en het is prettig. Ik was gister in den Haag, we zagen het Mauritshuis. Ik was niet in orde, zeer zwaarmoedig en toen deeden al die schilderijen me pijn. Ik genoot er niets van en vond vooral die Hollanders als Jan Steen en Brouwer en Ostade zeer leelijk. En het zijn toch kranige schilders. Potter's Stier vond ik, om de techniek wel zeer buitengewoon. Wat een oovertuiging, een opzet, een geduld voor zoo'n jonge kaerel. Een leevensgroote stier! het idee al is merkwaardig. ▫ Ook de nieuwe Rembrandt vond ik leelijk. Ik zou er niets voor geeven. De kerk was goed van morgen, maar ik was zeer onplezierig, onrustig, somber. Van middag bezoek van een Oostenrijksch luitenant Hans Göbel. Nu, acht uur 's avonds, is de melancholie verdweenen. | |||||||||||||
[pagina 1858]
| |||||||||||||
dinsdag 3 augustusMooi weer. ▫ Gister een nare dag in Amsterdam. Ik stond een uur of 1½ in de rei voor 't consulaat. Ik kon dat niet volhouden. Het deprimeerde me ontzettend. Ik wilde toen maar afscheid neemen van Hjalmar. Hij gaf me een paar bankbilletten en ik stopte ze in mijn zak zonder te zien wat het was, en ik begon te schreyen. Een gemengd gevoel van wanhoop, zelfverwijt, verneedering, spijt om Hjalmar's heengaan, gevoel dat ik het geld niet weigeren kon, en dat ik toch niet flink genoeg was om die pas te krijgen. Hjalmar ging door naar Brussel. Hij sloeg de Frans Halzen oover. Maar nu seint hij uit Brussel dat hij me wacht, in Hotel Metropole. ▫ En gister gelukte het mij, om vier uur, de visa op mijn pas te krijgen. Nu ging het heel gemakkelijk. In dit alles voelde ik de bestiering. Misschien is het Paul. Misschien ♁. Ik dronk koffie bij Marie Kooy-van Zeggelen. Wij spraken oover de ontvangst van Tagore. Van morgen, vóór 't opstaan was ik nog zeer ongelukkig. | |||||||||||||
donderdag 5 augustusHotel St. James, Parijs. ▫ Gister was het weer een kritische dag voor me. Toen ik zoo gemakkelijk mijn paspoort kreeg, wist ik ook dat ik gaan zou. En eergister, Dinsdag hadden wij bijeenkomst met Annie, en kwam ♁. ▫ Toen is de lage sfeer van weeken lang gister voor 't eerst weer geweeken. De tranen op straat bij Hjalmar en het briefje van Bep Rijkens gaven den doorslag. Ik voelde sterk genoeg om al het leelijke te verwerpen en te verloochenen en verleidingen te weerstaan. Nu voelde ik ook Paul weer, en ik heb gisteren avond en ook heeden middag zeegenrijke rust ondervonden. Gister avond kwam ik in Brussel aan. De reis was veel beeter dan verleeden jaar. Ik had maar nu en dan momenten van angst en heimwee. Op 't oogenblik ben ik nagenoeg vrij. Het rijden door Parijs, met Hjalmar was heerlijk. ▫ En gister avond ontmoette ik in 't Hotel Metropole de Beekhuizens uit Bolsward. Juist de menschen die ik daar op dat moment het liefste zou ontmoeten. Herinnering aan het gelukkige gezin, dat mij zoo warm ontving en waar ik zoo heerlijk rustte, na de prachtige wandeling van Witmarsum. | |||||||||||||
[pagina 1859]
| |||||||||||||
vrijdag 6 augustusHotel St. James, Parijs. ▫ Het weer is goed en tot nog toe is er niets van teegenspoed geweest. Maar toch voel ik geen neiging om verder van huis te gaan. Er behoeft zoo weinig te gebeuren om mij geheel mijn eevenwigt te doen verliezen. Ik wandel door Parijs, in diepe somberheid, geen weemoed maar dorre naargeestigheid. En toch zie ik wel al het mooye en leelijke, helder en kritisch. ▫ Gister at ik met Hjalmar bij Ledoyen, een lekkere maaltijd, naar Parijsche smaak en ook zeer duur. Van morgen telefoneerde ik met Loudon, die toevallig nog in Parijs is. En ik bezocht Rieder, de uitgeever van de Kleine Johannes. Het boek verschijnt pas in Maart 1921. Rieder was er niet, wel Cremieux, zijn compagnon. | |||||||||||||
zaterdag 7 augustusGoed weer. ▫ Gisteren met Hjalmar in het museum van het Luxembourg geweest. Veel marmer en kille witte beelden. Daarna in het Musée Rodin, in het oude hotel Biron. De indruk was diep. Het werk wat hij nalaat is enorm en hij is een groot en origineel kunstenaar. Wij aten samen en gingen naar de Grand Guignol. Een antipathiek publiek en de stukken niet veel zaaks. Alleen het stuk ‘Lui’ trof me als dramatisch sterk. Maar grof en cru en aanstootelijk. Een ander stuk ‘la dernière torture’ zeer slecht en belachelijk. Van morgen, 11 uur sprak ik Basalgette, Rolland's vriend. Een zuidelijk Fransch type, een prettig mensch om mee te praten. Hij sprak oover de réunie die wij noodig hebben, van krachten uit alle landen. Hij noemde nog Duhamel en Barbusse. Wij spraken af voor Maandag. Dit doet aan de oude tijd denken. 't Is of ik van vooren aan moet beginnen. Om 12 uur kwam Loudon mij halen in zijn auto om met hem naar Enghien te gaan, waar hij kamers moest huuren. Ik was niet handig genoeg om te zorgen dat hij Hjalmar niet voorbijging. Maar ik maakte dat goed door te zorgen dat hij ons beiden ten eeten vroeg. ▫ Wij lunchten, Loudon en ik, in Enghien. Een prettig hotel, aan een klein meer. Vroolijk met tafeltjes buiten. ▫ Ik kon heel prettig met Loudon praten oover Tagore, oover Soendar Singh. Ik weet nog niet hoe het nu gaan zal, of ik naar Zwitserland ga of niet. | |||||||||||||
[pagina 1860]
| |||||||||||||
aant.
Ik sprak met Basalgette en met Loudon oover de politieke toestand. Lenin die nog slimmer is dan Lloyd George, en nu blijkbaar de hoofdrol in Europa gaat speelen. ▫ Het is nu de tijd voor een sterk mensch om op te treeden. | |||||||||||||
dinsdag 10 augustusSteeds goed, aangenaam weer. ▫ Zondag gingen we naar Chartres. Ik voelde er goed en sterk. De indruk was diep. Het was zeer warm, maar ik genoot het heftige heete licht intens. De kathedraal was mijn toevlucht. Er liep een Zweed rond, vriend van Hjalmar - die een godloochenaar bleek te zijn. Hij nam mijn foto, vóór de kerk en zei: un grand écrivain devant un grand édifice. Maar ik antwoordde niet op zijn schimpen. Zei alleen: wees niet te wijs. En hij zei: I am a fool. ‘Juist’ zei ik. Wij aten in Versailles. En ik hield niet mijn kleine offers en dronk wijn en koffie en rookte. Toen kwam het vreesselijke gedrang, na de heerlijke stilte van het park. Het waren voor mij bange uuren. Toch hield ik mij goed en voelde rustig. Ook de nacht was niet slecht. Maar toen kwam een vreesselijke dag, zoo een heb ik er zelden gehad. Doodsangst, machteloosheid, diepe zelfverwensching en naargeestigheid, snakken naar huis, naar vrouw en kinderen. Reedelooze vrees. Ellendig was het bezoek aan de Préfecture de Police, een naar oord, waar je met allerlei bureaucratische maatreegelen geplaagd werd. Ik was zeer moe en nerveus. Mijn pas kreeg ik heeden pas terug. Hjalmar en ik zagen het Palais de Justice, de Conciergerie met zijn luguubere herinneringen. We ontmoetten Basalgette voor La Régence. Hij praatte veel en is sympathiek. Maar ik was zeer ellendig en deed alle moeite mij goed te houden. Wij aten met Graaf Ehrensvard, de Zweedsche gezant. Een spraaksaam en vroolijk diplomaat. En mijn nacht was beeter dan ik durfde hoopen. Ik had mij nu innerlijk goed gehouden onder de slag. En van morgen kwam de troost. O ik was ge- | |||||||||||||
[pagina 1861]
| |||||||||||||
lukkig. Ik kon bidden in de Notre Dame en schreyen. En nu bid ik maar dat ik geholpen zal worden in mijn strijd. Vooral de beginnende kleinigheeden zijn zoo verraderlijk. Principiis obsta. Ik begreep nu veel beeter het weezen van de Kerk. Het is in zijn Gothische bizondere schoonheid maar een essence van de Goddelijke eigenschap die ‘wijding’ genoemd kan worden. En de kathedralen zijn als wijdingsbloemen die uit de aarde opschieten. Al de dwaasheeden en bijgeloovigheeden kunnen dat niet te niet doen. Waar die wijding is, daar is God, en in geen kerk wordt de wijding zoo intens bereikt. Het is ook Heiligheid. Dat zijn maar namen, maar het weezen is duidelijk genoeg. Wij aten vandaag met ons drieën, Hjalmar, Basalgette en ik. Bij Léon, een goed en goedkoop restaurant. Toen deed ik met Basalgette een lange wandeling om heel het oude Parijs. En we spraken veel oover mijn werk en oover literatuur. Ik geloof dat ik goed gedaan heb hier te koomen. Ik was in 't geheel niet moe, maar rustig, frisch en opgeruimd. Vergeet niet hoe dat komt!! | |||||||||||||
vrijdag 13 augustusPrachtig weer. Bevaix. ▫ Gisteren een heerlijke boottocht naar het eiland van Rousseau. Hjalmar en ik hadden Woensdag den ganschen dag gespoord, van 8 's morgens tot 10 's avonds oover Bazel naar Neuchâtel. ▫ Op de boot was ik vrij goed, hoewel niet geheel vrij. Maar de impressie is dieper dan verleeden jaar. Mijn God geeve dat ik attent en waaksaam blijf. Dan knijp ik mijn handen saam, en dwing mij. Prachtig was het meer en het eiland en het bosch met de zware boomen en de oude hoeve met het binnenplein, nu vol pratende bezoekers. We waren met drie jongens, een Engelschman, een Hollander (Schuyt) en Philippe en Suuze, Sofie en een nichtje. Een vroolijke bende. Juist iets dat mij behaagt. Ik praatte veel met Suze en Sofie oover ernstige onderwerpen. Ik kreeg bericht van Truida, dat mij rustig stemde en een telegram van Romain Rolland. Nu hoop ik Maandag avond te kunnen vertrekken, met den expres trein oover Bazel. Natuurlijk ben ik nog niet rustig. Maar mijn conditie is toch vrij goed. In deezen nacht vreemde droomen en een paar maal wakker worden. Hjalmar is er alleen op uit. Tot nog toe liep alles mee. Vooral dat ze in | |||||||||||||
[pagina 1862]
| |||||||||||||
Bevaix nog allen thuis waren, en op 't punt om dien boottocht te doen. Als ik ze had gemist zou ik zeer neerslachtig zijn geweest. Nu ging alles goed. Ook in Parijs was ik met alles voorspoedig. Als het mij nu maar gelukt Maandag het visum te krijgen van Duitschland en billet voor de expres - dan zou het prachtig zijn. Dan was ik Dinsdag in Holland, den 17e. Word ik opgehouden dan moet ik oover Wiesbaden, of een week wachten. Paul is mij vaak nabij geweest - de laatste dagen. | |||||||||||||
zaterdag 14 augustusReegen. ▫ Schöneck. Ik ben bij de Rolland's. Hjalmar is afgereisd hetgeen mij tranen kostte. Van morgen was ik bij Spitteler in Luzern. De oude heer was vriendelijk en opgeruimd. Hij was oud en aemechtig, 75 jaar. Ennog trotsch op zijnleeftijd. Zijn vrouw, een Hollandsche was er ook, hij heeft twee lieve dochters die hem goed verzorgen. Gister morgen uitgeleid door de bewooners van le Closel, vond ik Hjalmar in Neuchâtel. Wij spoorden naar Lucerne, en sliepen in het Schweizer Hof, erg voornaam, waar de prins ook logeerde. ▫ We reeden met een auto naar Schöneck. Een heerlijke tocht. Morgen avond vertrek ik weer naar Luzern om Maandag naar Bazel te gaan. ▫ Mijn conditie is goed. Hoewel ik eerst thuis al het mooye in herinnering zal genieten. Nu is de weemoed er nog wel, maar op den achtergrond, en ik heb nu mezelven weer goed in de hand. | |||||||||||||
zondag 15 augustusHeevige, gestadige reegen. Ik ben nu nog op Schöneck. Van morgen dienst in het kapelletje, precies als verleeden jaar in Schönbrunn. De mis, waarbij ik kon denken dat Truida hetzelfde deed. Hoewel iets later. Ik beef van kou en nerveuziteit. Als ik maar eerst in dien trein naar Holland zit. Ik sliep gelukkig goed. | |||||||||||||
[pagina 1863]
| |||||||||||||
slechte dag gehad - na Versailles, maar ooverigens was alles beeter dan verleeden jaar. ▫ Ik heb inwendig veel gewonnen. Ik ben veel rustiger geworden en van daag is de melancholie geheel weg. Gisteren nog een wandeling met R. Roland gemaakt, waarbij wij beiden eerst goed los kwamen. Nu weet ik wat ik hem te schrijven heb. Ik heb nu de namen en de zielen verbonden: Roland, Basalgette, Hjalmar/ Spitteler - daarbij komt Tagore dan - en enkele anderen, Bjerre, Brouwer. Spitteler is oud, maar zijn geest werkt voort. Hij is een dieper wijze dan Roland, al is die beminnelijker en liefdevoller en teederder. Hjalmar was weer aan de boot, toen ik dacht nu verder alleen te moeten reizen. Daar stond hij weer, de lieve long-fellow en wij waren beiden eeven blij. Zeer genoegelijk soupeerden wij en ik logeerde nog eens in het weidsche Schweizer Hof. | |||||||||||||
woensdag 18 augustusBetrokken, maar goed weer. ▫ Weer thuis en tevreeden en rustig. De reis zonder stoornissen. Ik ben blij en vol hoop. Hier vond ik alles in orde. Op den extra trein veel bekenden. Thuis een zwaar pak met brieven - een geweldige post. Ik ben verder gekoomen. In Bazel zag ik het historische museum. De schilderijen niet te zien. Ik verzoende mij met de stad, waar ik zooveel innerlijk geleeden en gestreeden heb. Walden is mooi, veel herfstbloemen. | |||||||||||||
donderdag 19 augustusReegen, vrij koud. ▫ Ik ben gelukkig. Ik heb zooveel innerlijk geleeden dat ik mijn toestand van dit oogenblik een uitkomst en een heerlijkheid vind. En toch ben ik maar gewoon een beetje opgewekt en blij. Ik las ‘La mère et l'enfant’ van Charles Louis Philippe uit. Een fijn, rein en teeder boekje. | |||||||||||||
[pagina 1864]
| |||||||||||||
zondag 22 augustusEen ontzettende reegen-Zondag. Ik was alleen in de kerk. Truida durfde het niet aan. Ik ging voor haar. Het stormt en plas-reegent den heelen dag. Bezoek van Wolfgang Geldmacher en juffrouw Brinck. Ik ben niet somber. Ik draag het weer goed. Ik lees Maria d'Agreda - met veel kritisch vóórbehoud, en schrijf aan het roode Lampje, tweede deel. | |||||||||||||
maandag 23 augustusNog steeds reegen, maar nu wat afbuyend. ▫ Mijn beide jongste zoonen zijn vandaag gedoopt. Hun peeters waren D. van Arcken en Mr. Fahrensbach. De plechtigheid had niets wat mij ergerde of belachelijk voorkwam. Ik vond het ontroerend, de beide knaapjes te zien knielen voor het altaar. En ik verheugde mij voor hen toen de priester hen in de kerk binnenleidde en zeide dat daar nu voor hen plaats is. ▫ Hun lieve moeder was zoo gelukkig toen het gebeurd was. Ik voel mij sterk en rustig. Ondanks het akelig slechte weer. Het witte kleed en de brandende vonk. De jongens waren ernstig en voelden het. Hugo gaf op als zijn nieuwe doopnaam ‘Deodaat’. ▫ Den voorigen dag toen hij het geheele credo ter oefening had opgezegd zei hij: ‘ik wist niet dat ik zooveel geloofde.’ | |||||||||||||
donderdag 26 augustusBetrokken, koel, stil. ▫ Gisteren met de kinderen naar Artis. Ik was zeer stemmings-gevoelig. Minachtend voor mezelven. Oude dwaas! ▫ Het meest trof mij de vlinder-collectie, met de prachtige weerschijn-vlinders. ▫ Ook de spiegel-pauw. Maar vooral de vlinders. We aten bij Hans de Haan. Het was een goede dag - maar zeer duur. | |||||||||||||
[pagina 1865]
| |||||||||||||
donderdag 2 septemberGoed zonnig weer, maar nog koel. N. wind. ▫ Wijk a/zee. Gisteren hierheen gekoomen met zes koffers en acht menschen. Een duure reis. Ik was zeer rustig, met het gezin om mij heen. Maar hoe het met het geld zal gaan weet ik niet. Tagore komt na den 20ste. Zondag was Vigevéno bij me om oover de ontvangst te spreeken. Ik kreeg uit Parijs een nummer van l'Effort vivant, waarin mij de eereplaats in ons land wordt aangeweezen. Het hoogtepunt van onze literatuur. En dat bij mijn bittere onwaardigheid!! Ik lees Walt Whitman's leeven door Bazalgette. Hij had zes kinderen, maar was niet getrouwd. Dronken van vrijheidsdorst, is Walt. | |||||||||||||
zaterdag 4 septemberGrijs, druilig, zoel. ▫ Gisteren weer gebaad. Het blijft mij goed gaan. Ik zie het hier nu alles anders. Maar niet naargeestig, al is het nog zoo'n stil, doodsch plaatsje. Ik was gister in het kerkje en werd er zeer gesticht. Zoo stil, de klok tikte door het gebouw, er werd met vuur en aandacht gezongen. En daarbuiten de zee. Ik meende iets te voelen van Jezus' presentie en zijn goedkeuring op mijn werk. Henny Scholten schreef mij een hartelijke brief. | |||||||||||||
zondag 5 septemberStorm, guur weer. ▫ Een wandeling naar IJmuiden, met de kinderen/deed mij goed. De melancholie was er weer. De kerkgang gaf ergernissen. 's Middags een uitbarsting van drift door Hugo's ongehoorzaamheid en weerspannigheid. Dat sloeg mij gansch neer. Ik had de § oover Trots en Deemoed geleezen, en een beetje getobd oover mijn al te groote oopenhartigheid. Maar na die driftbui vond ik het toch heel goed zoo. In de duinen was het prachtig. De kinderen zochten bramen. | |||||||||||||
[pagina 1866]
| |||||||||||||
woensdag 8 septemberWeer een vreesselijke nacht doorstaan. Na de driftbui van Maandag ben ik weer terug-gezakt in naargeestigheid. Gisteren was ik in Amsterdam, dronk koffie bij Hans - na de vergadering naar Hilversum om bij London oover Schmidt te praten. Hij wil Schmidt bij zich houden, nu hij bemerkt hoe nuttig hij is. Des avonds kwam ik op Walden, om 8 uur en ik was alleen in 't groote huis. Giza was nog in haar huisje en ik dronk er thee. De nacht was zeer slecht. Het groote doode huis om mij heen. Ik had heimwee naar mijn gezin, wáár ze ook mochten zijn. Ik was bang, hypochonder, voelde allerlei harts-gevoelentjes - en kon niet slapen. ▫ De beklemming is dan zoo erg dat ik alle pijn nog zou verkiezen. Aan 't ontbijt bij Giza verloor ik een tand, de eerste van de boovenrij tot nog toe zoo gaaf en blank. ▫ Truida zei: daar gaat het costuum van door-de-week, totdat het Zondagsche pakje aan gaat. ▫ Dit is een woord van Marie Thérèse. Nu, na een zeebad, ben ik weer moediger en voel de nacht-beklemming als lafheid. | |||||||||||||
vrijdag 10 septemberHet weer is weer slechter geworden. Neevelig, winderig en koud. ▫ Waarom moest ik in de illuzie leeven dat ik tot iets bizonders was bestemd? En waarom waren er in mij zeekere voorrechten die deeze illuzie versterkten? ▫ Wat ik tot nu toe bereikt heb, aan deugdelijk goed, dat is niets. Alleen het gevoel van mijn ellendige zwakte en nietswaardigheid dat is al wat ik won. Ik lees Walt Whitman's leeven door Bazalgette. Ik lees 't met schaamte. Hoe weinig richtte ik uit. | |||||||||||||
[pagina 1867]
| |||||||||||||
zoo goed, hoe dat geweest is en hoe wijs hij deed. Dat zou voor mij ook zoo goed zijn. Ik schaam mij dat ik in den grooten oorlog zoo weinig deed. Alleen de tocht naar Engeland. | |||||||||||||
zondag 12 septemberNu prachtig warm weer. ▫ Gister een genoegelijke wandeling als van ouds. Naar Beverwijk. Vandaag baadde ik. Het was van morgen niet goed met me. Ik moet in 't algemeen mij hoeden voor vrouwelijke invloed. Zelfs voor die van mijn lieve vrouw. ▫ Vrouwen zijn nooit wat ze meenen te zijn, en gehoorzaam aan onbewuste invloeden. Ik wil volharden. Er schijnt ook al meer duidelijk licht door mijn moeyelijkheeden. R. Rolland schreef aan zijn vriend Enrico Begnamy ‘Pensez à mon cher Frederik van Eeden, le poète et romancier hollandais, cette pure conscience morale qui est si bien faite pour vous aimer et pour être aimée de vous.’ | |||||||||||||
woensdag 15 septemberHet weer is bedorven. Z.W. wind en reegen. Ik ben toch beeter dan verleedenjaar. Martha schreef mij zoo sereen, zoo verstandig en lief. Zij behoort tot de gelukkigen ‘met den duisteren blik’ die niets verwachten of verlangen, en wien elk buitenkansje meevalt. ▫ De ouderdom duurt maar kort, en het einde is een troost. | |||||||||||||
[pagina 1868]
| |||||||||||||
donderdag 16 septemberReegenweer. ▫ Ik schreef veel. Ik begin het weezen van den humor te begrijpen. Het is een verschijnsel van den oovergang I op II. Aanvang tweede tendens. De lagere natuur van I kent geen humor. Maar de hoogere tweede kent ze ook niet. Waar wijding en heiligheid is houden de grappen en het lachen op. Maar de hoogere dieren, apen, katten, honden kennen humor. ▫ Daarom is humor een geliefd wapen van den booze. Men laat zich door geestigheid en lachlust tot allerlei schennis verleiden. En de mensch lacht graag, het is een lokmiddel. Het verruimt en verligt de verantwoording. Men is bevreesd voor den ernst der hooger sfeeren. Godloochenaars en ongeloovigen houden altijd van humor en spot. Shelley was niet grappig. Byron wel. | |||||||||||||
zaterdag 18 septemberReegenachtig. Gister storm en nu nog veel wind. Het zand sliert langs het strand. Het is als met de elegie. ▫ Morgen komt Tagore in 't land en ik weet niet hoe ik het schikken zal met zijn komst hier. Woensdag gaat ons pleegdochtertje weg naar haar ouders te Weenen. Ik was aan haar gehecht, al was het een mal, dwaas schepseltje, erg pruilerig en weer uitgelaten. Ik kreeg bericht dat Isméa in studie gaat. Daar verheug ik me op. Zeeker wel te veel. Het werden niets als teleurstellingen tot nog toe. | |||||||||||||
zondag 19 septemberStorm, maar vandaag helder koel wolkenweer. ▫ Tagore ontmoet, hem opgewacht aan 't station. Het eerst zag ik zijn glanzend grijze haar in de coupé. Hij zag mij en 't was of hij mij herkende. ▫ Hij is een fijne, recht eerwaardige figuur. Hij was gekleed in grijs, met een blauwe mantel en een hoog zwart mutsje op. Hij droeg een lorgnet. ▫ Zijn stem is zacht en aangenaam. Vrij hoog en ietwat aamechtig. Hij draagt haar en baard lang. ▫ Er gaat een sterke invloed van reinheid en sereniteit van hem uit. Een frissche propere, gezonde sfeer is om hem heen. En zijn voorkoomen is statig en zeer harmonisch. Hij is iets langer dan ik, één jaar jonger. Maar bij zijn eerwaardigheid voelde ik als een straatjongen, met mijn pet, mijn pilo kuitebroek, mijn beenwindsels, mijn roode schoenen. De controleur aan 't station, die mij goed kent als alle spoorbeambten, | |||||||||||||
[pagina 1869]
| |||||||||||||
aant.
Behalve Lady Welby heb ik niemand gekend met zulk een ‘presence’ waarvoor ieder onwillekeurig eerbied voelt. Zij had ook die voorliefde voor zachte, grijze kleederen, eevenals Tagore droeg. En zij had ook die frissche geur van reinheid om zich heen. Tagore's zoon was een Indiër, zooals men er veel in Engeland ziet. Knap en donker van gezicht, in Europeesch costuum gekleed. ▫ De vrouw, schoondochter, was een kleine allerliefste Indische. Ik had er wel enkele zoo ontmoet, in Londen of in Harrow. Een rond welgevormd gezichtje en lieve oogen. Om op te verlieven. ▫ Zij droeg een Europeesche mantel van rood bruin, maar fijne, fijn kleurige sjaals om haar hoofd. Tagore verheugde zich in het frissche, heldere wolkenweer en het lage land dat vlak was als Bengalen. Hij sprak er oover te willen vliegen naar Hamburg. Zijn secretaris Pearson kwam van Engeland vliegen. ▫ ‘Ze spreeken van gevaar’ zei hij ‘maar dat kan mij niet veel scheelen.’ Dit zei hij zonder pose en een weinig spottend. Ik ga morgen weer naar hem toe, op het huis de Duinen. | |||||||||||||
dinsdag 21 septemberDruilig, stil, reegen. ▫ Het was mooi weer gisteren, maar ik vond het een mislukte dag. De innige toenadering zooals bij R. Rolland kwam niet. Hij was vriendelijk en spraaksaam, maar er ontbrak mij iets, vooral toen de ‘Commissie’ kwam met Vigevéno. Toen werd hij oovergeleeverd, en ik zag de kansen op een vruchtbare samenkomst verdweenen. Ik was somber en deed nerveus, en voelde dom en onhandig. Het mooye huis was wat ik verwachtte. Erg netjes en keurig en alles weelderig smaakvol en mooi. Hij paste er zeer goed in, met zijn grijze gewaad. Maar het was een stille, gedwongen atmosfeer. Vooral door het doodverleegen Indische vrouwtje en haar donkere echtgenoot. Die praatten maar heel zacht en fluisterend. Wat ik het eerste zag was het hoofd van de goede Valborg die ik zoo onmeedoogend had afgestraft. Zij omhelsde mij echter heel hartelijk, en ik was er blij om. Wij deeden een tochtje naar Walden in de auto. Het was erg mooi. Maar ik had het land. Ik voelde ook het vijandige huis, waar ik nooit gevraagd | |||||||||||||
[pagina 1870]
| |||||||||||||
word. Ik at wat bij het jonge echtpaar Schmidt, en ging 's avonds weer naar Wijk a/zee. De rit in 't donker, in het zoele, stille weer, op de fiets, was heerlijk. Teegen den morger sliep ik zeer rustig en voelde toen zeer verligt, omdat ik mijn eigen bedoeling begreep. ▫ Ik had al gedacht of ik eigenlijk jaloersch was op Tagore's grooten naam. Maar zoo is het toch niet. ▫ Ik vond hem ook wat kinderlijk ijdel op zijn kracht als spreeker, de groote massa van zijn toehoorders (10000 menschen soms, zei hij, maar dat acht ik ooverdreeven) en vier malen per dag soms. Ik schreef hem een lange brief, dat ik wat anders van hem verwachtte dan volle zalen en geslaagde leezingen. ▫ De waereld wacht op een verbond van hooge geesten (zielen) om vastheid te brengen. ▫ Oover Saddhoe Sing deed hij wat geringschattend, juist zooals ik vreesde. ▫ En ik had ook juist gevoeld dat hij in Engeland met wantrouwen ontvangen zou worden. Maar in Holland anders. | |||||||||||||
donderdag 23 septemberNeevelig, opklarend, heerlijk stil en zacht. ▫ De dagen vliegen om. Tagore zag ik niet. Ik bracht mijn pleegdochtertje naar den kindertrein voor Weenen. Ik had vooraf geen gevoelens van bizondere smart voor het afscheid. Ik vond het wel eens tijd dat ze maar ging, want ze had lastige eigenschappen. Den dag te vooren zag ik nog niet dat het mij verdriet zou doen, haar vertrek. Maar zie, toen ik haar had afgeleeverd aan de vriendelijke jonge dame die wel voor haar zorgen zou, toen kwam mijn liefde en gehechtheid aan 't licht. Ik begon te schreyen en liep snikkend door Amsterdam. Al de lastige eigenschappen zag ik in een ander licht. Wat zijn wij wondere geheimen voor ons zelf. Arme, lieve Hilda, die nu weer naar de misère moet en een groote heerlijke droom mee neemt van Walden en de tuin en de honden en de zee hier en het strand om te speelen. | |||||||||||||
[pagina 1871]
| |||||||||||||
zaterdag 25 septemberStil, neevelig, zoel. ▫ Ik voel mij zeer verneederd en eenzaam. Soms leef ik dragelijk. Ik verwijt mijzelf alleen alles - Tagore wordt gehuldigd en bewierookt en ik voel als de beedelaar die enkel wat liefde vraagt. In een bericht van de ooverzijde stond dat Tagore nu beklemd voelt en droef. En toch - wat mooyer succes kan hij wenschen. Hier is de ware Dichter, roepen ze nu. | |||||||||||||
zondag 26 septemberZeer stil, grijs en druilig. ▫ Ik heb hier eenige vrij goede dagen in Wijk aan Zee gehad. Maar sints de komst van Tagore is het zeer slecht in mij geworden. Ik heb hem sints Maandag niet gezien, en niets van hem gehoord behalve de courant-verslagen. Ik lees Kazan de Wolfshond, en het boeit me. Ziedaar (T1). Ellendig is mijn toestand. En ik heb toch gezondheid, een gelukkig gezin, en een zeeker welslagen in mijn werk. Ach God! en ik voel mij zoo arm. Poor, destitute, old and paralysed. | |||||||||||||
dinsdag 28 septemberHeerlijk Septemberweer. Ik had weer een kritische dag gisteren. Ik voelde dat God alle schoonheid van mij weg nam. Alles griezelde mij en stond mij teegen. Het werd beeter nadat ik Tagore gesprooken had. Hij zag er beminnelijk uit in zijn lang lichtblauw met zilver omboord gewaad. En nu kwam er contact en wij groetten elkaar met de salaam, de zeegenwensch. Hij had mijn Happy Humanity geleezen en sprak van mijn despondency. Een oogenblik hoorde ik de Indische wijze toen hij zei ‘the result is of no importance’. Maar ik vond dat zijn voordracht hem vroeg of laat teleurstellen zou. Hij is geen groot reedenaar. Hij leest, en spreekt niet. Men komt om de merkwaardige Dichter te zien. Het is geen werk voor hem. Ik dacht om mezelven, hoe ik daar ook zoo dikwijls stond, voor de menschen en ik had een beetje meelij met mezelven van toen, en met Tagore van nu. ▫ Hij beloofde vast terug te koomen. Ik logeerde bij Kooy in Haarlem. Om twaalf uur Dinsdag was ik weer in Amsterdam en leefde wat op. Ik was toen in heroïsche stemming en voelde dat als mijn behoud en uitkomst. | |||||||||||||
[pagina 1872]
| |||||||||||||
Ik dacht oover Maja. Maja de vreesselijke, door mij ook wel Marjon genoemd, de waan, de schijn, het bedrog. Al mijn lijden kromp samen tot verbitterde woede tot haar. ▫ Dan hoop ik dat er weer een productieve periode zal aanbreeken. Het was prachtig weer. Ik verlangde heftig naar de zee terug. | |||||||||||||
woensdag 29 septemberPrachtig weer, pijnlijk prachtig. Morgen weer vertrek. ‘Triste comme un beau jour pour un coeur sans espoir’. Maja, gevloekte schim, die heel mijn leeven ijl en spookachtig rond mij heeft gewaard. Een brief weer van Doubleday Page dat hij de platen van Happy Humanity wil verkoopen of versmelten. Altijd door klappen. En op Jaap London is niet te reekenen. | |||||||||||||
vrijdag 1 oktoberMooi, warm, herfstweer. Wij zijn weer op Walden en als ik nu niet weer door mijn neus geplaagd werd, zou ik zeer tevreeden zijn. Gister Donderdag het afscheid uit Wijk a/zee, dat wij allen betreurden. Truida vooral om haar kerkje. Maar wij houden allen van dat dorpje. Ik zou er wel willen woonen en Truida ook. Maar dat kan nooit, om de kinderen en de school. Woensdag deed ik een heerlijke fiets-tocht met de jongens, naar Bloemendaal en de ruïne van Breederode. Het was weer een tooverachtig mooye herfstdag, zoo een die dagen lang nawerkt bij me. De ruïne was nu digtbegroeid, een weelderige vegetatie in herfstkleuren met de zon er doorheen, prachtig. Altijd werkt die ruïne zoo sterk op me. Ik zie nu nog steeds dat goud en geel en bruin, en de zacht-dampende lucht, zwoel en stil, blauwgrijs. Dat zijn booven-natuurlijke schoonheids gevoelens (T2). Van nacht droomde ik dat alle melancholie weg was, totaal en ik was zoo tevreeden en gelukkig als ooit. De droom zelf ben ik vergeeten, maar het geluk werkte lang na. Nu nog ooverdag. | |||||||||||||
[pagina 1873]
| |||||||||||||
aant.
Met het tooneelstuk is het natuurlijk weer mis. Jan C. de Vos werkt teegen. En ik schijn hem kwaad gemaakt te hebben, bij zijn jubilee. Ik lees verhalen van Dostoievski, en vind die eigenlijk zeer inferieur. En ze zijn als keur-werken van hem uitgegeeven. Gisteren las ik in Shelley en stond weer verstomd door de enorme rijkdom en productiviteit van deezen man. Daar zijn we niets bij. ▫ 't Is waar dat hij de mystieke wijsheid niet kende. Maar hij was zoo jong nog. | |||||||||||||
maandag 11 oktoberZonnig, maar koel en winderig weer. ▫ Een jaar na moeders dood. Woensdag verjaardag van de sterfdag. Ik bemoei me veel met de kinderen. Zaterdag fietste ik met hen naar Abcoude om pastoor Sloet te spreeken oover Anna Katrina von Emmerich. We praatten er wel een uur oover. 's Avonds doe ik huiswerk met Hugo. Ik lees het boek van Leadbeater oover the Science of the Sacraments. Het interesseert me meer dan ik dacht. | |||||||||||||
donderdag 14 oktoberHet was gisteren wonder prachtig weer, stil en zonnig. Van morgen is er neevel. Dinsdag was er vergadering van het instituut bij Mannoury. Het was erg prettig. Van Ginniken was er weer en Bertus. Ik voelde onder vrienden te zijn. En misschien komt Joop weer terug. ▫ Wij bespraken het uitnoodigen van anderen. Faddegon werd genoemd en Uhlenbeck. Gisteren ♁. Met London is het geheel mis. Hij schijnt door zijn succes en het geld bedorven. Hij zoekt uitvluchten om niet te koomen. Telkens | |||||||||||||
[pagina 1874]
| |||||||||||||
worden de groote gedachten door zulke satanische invloeden verlamd. Ik herlas oude dagboeken oover mijn Walden-tijd, de Pionier - en ook mijn Amerikaansche tijd. ▫ En ik denk: hoe goed was dit alles moogelijk. Hoe digt was ik bij de oplossing. Maar het geloof in mij ontbrak. En de booze elementen bleeven de baas. En zoo ook met mijn tooneel-werk. Het had zooveel toekomst, als er maar iemand was geweest om het dóór te zetten. | |||||||||||||
vrijdag 15 oktoberReegen en neevel. ▫ Gisteren bij Hans de Haan koffie-gedronken. Er was ook mevrouw Erens haar vriendin/ een mooye vrouw. Eergister las ik oover de spiraal-neevels en hun afstand, 16 millioen lichtjaren. Ik moet er steeds aan denken, bij alles, 16.000.000 lichtjaren. Er was toch iets troostrijks in. Wij zijn toch maar in staat gesteld dit te meeten. Dat kan toch niet zonder reeden zijn. | |||||||||||||
woensdag 20 oktoberVrij hard gevrooren. Dahlia's en O.I. kers bevrooren. Maar nu mooi zonnig en stil. ▫ Het opstaan 's morgens - waarom ik vroeger niet veel gaf - voelt nu als een misdaad, een moord aan mijn trage zelf. ▫ Er was een tijd dat ik des winters zwom in 't ijs, buiten. De toekomst lijkt me grauw, zonder troost. Alles enkel voorbereiding voor het eind. Het kan nog twintig jaar uitblijven, en ook morgen koomen of vandaag. En nu willen ze Isméa niet speelen. Het kan mij zoo verdrieten. Ik moet dan maar eerst doodgaan, dan speelen ze 't wel. Lizzy Ansingh schijnt ziek. Ze schreef: als de kat in onzen tuin een musch vangt dan is er groot lawaai en gepiep onder de musschen, dan wordt het stiller dan te voren. Misschien ben jij getuige van 't gepiep, als ik er niet door kom. | |||||||||||||
[pagina 1875]
| |||||||||||||
donderdag 21 oktoberVorst, maar prachtig stil, zonnig weer. ▫ Gister geposeerd voor den teekenaar Houbolt. Hij bewoog zich gemakkelijk en zat aardig te praten. Om 4 uur fietste hij weg, oover Weesp en de jongens en ik gingen mee. Het was prachtig, ooveral zag Houbolt schilderijtjes. De scheepen, zeilend door het land. De boom schaduw op de zeilen. Ik voelde hoe genotvol die dag moet geweest zijn voor den Haagschen teekenaar. Ik zelf was droefgeestig. Gister avond kreeg ik gedachten oover de Geest der Waarheid. Ik wilde het toch graag afmaken. In drie gedeelten. In den tweeden zang de vlucht, met de oude moeder, den verbitterden, aan alles wanhoopende soldaat. ▫ Dan in den derden zang de misdaad (bolsjewiki). En de Geest der Waarheid die teegen de rechters spreekt. | |||||||||||||
vrijdag 22 oktoberVorst, prachtig stil zonnig weer. ▫ Gister in Amsterdam. Met Oppenheimer gepraat, die uit Engeland kwam. Hij is zeer pessimistisch oover de toekomst van Duitschland. ▫ Van uit de hoogte beschouwd is dit niet noodig. De geldzaken zijn ooveral in de war, maar de feiten zeggen dat de menschen nog voort-leeven en zelfs toeneemen in aantal. ▫ Wat beduiden dan die schulden en die te-korten? Dat zijn alles machtsverhoudingen. En die zullen veranderd moeten worden, daar helpt niets aan. Zoodra de honger dwingt. Oppenheimer begint nu zijn Siedlungsgenossenschaft. Op 't tooneel is nu Strindberg in zwang. Het wrange en bittere schijnt verwende menschen aan te trekken. | |||||||||||||
[pagina 1876]
| |||||||||||||
op het plan in en praatte veel en gemakkelijk. Zij speelde wat van haar eigen werk, modern en ouder. Sommige dingen bevielen mij zeer, haar trio b.v. Op een wandeling door Spanderswoud bespraken wij het idee. Choor en solisten. Drie afdeelingen. Het eerste de ellende op aarde, de twist en strijd, het onderling bedrog. De weduwen en hun kinderen die op de graven koomen bidden. De donkere schaduw die komt opzetten. Mars en de Mammon. Het tijdperk van onzeekerheid en duistere strijd. Choor der ellendigen. ▫ Dan de opklarende orde, de roepstem van Jezus, het dagende licht, de opgang naar de lichtstad. Het choor der pelgrims. Beantwoord door een mystiek, onzichtbaar choor. Onder dit gesprek en nog lang daarna was mijn melancholie geheel verdweenen. In de nacht kwam ze weer. Maar nu is het groote plan toch nog niet verlooren. Het schijnt wel dóór te werken. Ach! als ik nu maar de stille afzondering en de rust kon hebben om het werk voort te zetten. Ik wil het geheel aan God opdragen. | |||||||||||||
woensdag 27 oktoberSteeds prachtig weer. ▫ Gister in Amsterdam, met Reyding gepraat die vol bewondering sprak oover de ‘Doode oogen’ het muziekdrama van d'Albert. Ik dacht wel weer aan het muziek werk van Elisabeth Kuyper en mij. Zoolang ik er aan denken kan is de melancholie weg. ▫ Het begin moet sereen en rustig zijn. Een landelijk tooneel met speelende kinderen. Eerst een ouverture die de stemming opheft, als een aankondigende proloog. Dan het landelijk geluk der menschen. Dan komt Mars en Mammon, de twee booze geesten. Zij doen als goede vrienden, prijzen elkaar en zichzelven. Bij hun komst invallende duisternis. Angst en ontzag der kinderen. De muziek dreigend, demonisch. Het Vaderland. In het tweede verwoesting en ellende, Mammon begint zich te verzetten, Mars triomfeert hoonend. De weezen, de weduwen, koor en gebed op de graven der gevallenen. De doffe wanhoop, het wraakgevoel. De afgeweezen Engel des Vreedes. In het derde deel de dageraad. De Engel des Vreedes die de zoekende pelgrims leidt. Het pelgrimkoor. De verbroedering/ dan het dagen van de Lichtstad in de verte. Solo van den Engel. Mystiek koor. Het Kruis op den tempel. | |||||||||||||
[pagina 1877]
| |||||||||||||
Ik voel, door innerlijke rust en de zeegenrijke innerlijke werking, dat dit mijn opgaaf is. Alleen ben ik mijn lijf (T1 en T2) nog niet meester. Maar ik hoor duidelijk de stem die zegt: ‘dit werk maken!’ Het roode lampje is goed, maak dit spoedig af. Ik moet nog ongeveer 1/5 doen. Maar dan met allen ernst aan het mysterie-spel. | |||||||||||||
zondag 31 oktoberSteeds zonnig, maar nu waait er een koude wind en des nachts vriest het vrij hard. ▫ Eergister, Vrijdag bij Duyvens geweest die mij een nieuwe tand inzette. Toen naar Delft en bij Hans en Marietje gegeeten. Het was er gezellig des avonds. Den volgenden morgen naar Den Haag. Getracht van der Lugt te vinden. Maar die stuurt mij met een kluitje in 't riet. ▫ Ik sprak Salomonson op 't bureau van de Gazette de Hollande. Daar was signor Guarneri, en de Engelschman Milton Hart en de Franschman Jarse de Gubernatis. Hart verdeedigde de Britsche regeering teegenoover de Ieren. Een Engelsche regeering bestaat niet, (dat was zijn taktiek) alleen een Britsche. En Ierland was niet verooverd door de Engelschen maar door vijfhonderd Welshe boogschutters. Toen ik laatst met van Ginniken sprak oover het één worden van God en schepsel/ toen hield hij stellig vol dat ze steeds gescheiden blijven. Maar toen herinnerde ik hem aan de Mis, en aan het droppeltje water dat opgaat in den wijn in de miskelk, en symbool heet van de één wording van mensch en God. ▫ En toen moest van Ginniken erkennen dat dit argument hem versloeg. ▫ Hij zei dat de priesters meestal de woorden van de Mis alleen herinneren wanneer ze den dienst verrichten. Daarbuiten zijn ze die vaak vergeeten. | |||||||||||||
[pagina 1878]
| |||||||||||||
Als Jezus profeteert dat bij zijn weederkomst de sterren van den heemel zullen vallen, dan is het onmoogelijk dat hij daarbij aan de werkelijke verhoudingen denkt, en de inrichting van den sterrenheemel kent. | |||||||||||||
woensdag 3 novemberSteeds zonnig en koud. ▫ Gisteren in Haarlem bij Marie Kooy van Zeggelen. Ik heb een typiste, juffr. Mien Burgers. Jaap London heeft een geduchte schrobbeering gehad van de vrienden, en het heeft wel indruk op Jaap gemaakt. ▫ Van avond komt hij. Zou hij beschaamd zijn? Maandag hadden wij lichtdag. Het deed mij vreemd aan dat onze vriend jeegens mij zoo zacht en vergeevend is, maar Truida telkens zulke strenge en harde woorden geeft, ondanks al zijn liefderijkheid. | |||||||||||||
vrijdag 5 novemberStrenge vorst, maar steeds mooi zonnig weer. ▫ De lichtstad bijeenkomst slaagde. Jaap erkende dat hij de vermaning der vrienden (die intussen door Annie gekoomen was - en zeer streng en zeer raak was) verdiend had. Hij beloofde beeterschap, en bepaalde een volgende bijeenkomst op 11 November. Gister weer een teegenslag omdat mijn secretaresse ‘zwaar verkouden’ was. Ik vrees dat dit beteekent dat ze 't werk niet kan volhouden om haar gezondheid. En ze was zoo geschikt. Gisteren bij Betsy en Carry. Er was iets heel droevigs in, vooral omdat er weer een scheiding komt. Dat gezin met die lieve jonge kinderen weer uit elkaar! Ach! ik heb geen recht van spreeken. Ik die mij van een brave en eedele vrouw heb laten scheiden. Maar het is recht droevig. Elize Kuyper is hier. Ik meende gister al het plan behoorlijk omschreeven te hebben. Maar vandaag wil ik alles weer afbreeken om beeter op te bouwen. ▫ Lize Kuyper neigt tot een choor-stuk zonder decor of costuum. Ik voel daar niets voor. Ik wil oog en oor. ▫ Maar ik had nog geen dramatisch krachtig gegeeven er voor. Daarin heeft ze gelijk. ▫ Nu, na ons ooverleg van morgen, kom ik tot het scheppen van een hoofdfiguur: Vincent (van den IJzer?), de mijnwerker. Die man voelt in zich het super-nationale. De menschheid als eenheid - één volk van broeders, hetzij blanke of kleurling, jood of neeger. ▫ De figuuren, Mors, Mars, Mammon en Charitas | |||||||||||||
[pagina 1879]
| |||||||||||||
ziet hij als vizioenen. Met hen heeft hij gesprekken, zijn psyche is de essens van het stuk. ▫ Ik dacht ook oover den titel ‘Beati pacifici’ of Zalig de vreedsamen. Een mysterie-spel. | |||||||||||||
maandag 8 novemberMooi weer, nachtvorst en heldere zonneschijn. ▫ Gister morgen stond het slecht met mij en mijn werk. Ook in de kerk was ik niet rustig. ▫ 's Middags kwamen de Scholanders, Lisa en Sven, dochter en vader en het was prettig. ▫ De schalke Lisa met haar mooye oogen en de leevendige vroolijke vader. Hij las mij het gedicht van Poul Bjerre voor. Somber maar mooi. Des avonds kwam Anton Averkamp, de leermeester in muziek waarbij Truida gezongen heeft. Hij was zeer spraaksaam en onderhoudend. | |||||||||||||
woensdag 10 novemberBewolkt. Gister nog prachtig. ▫ Het instituut vergaderde bij mij. Er waren Mannoury en Faddegon, daarna van Ginneken en ook Elisabeth Kuyper. Het was een zeer goede bijeenkomst. Mannoury sprak het meeste. Om 3 uur ging ik naar Amsterdam. Ik had het niet moeten doen, geloof ik. Het muziek-drama of mysterie-spel was goed gevorderd. We zijn tot oovereenstemming gekoomen omtrent het eerste tafreel. | |||||||||||||
donderdag 11 novemberHeerlijk zacht zonnig weer. ▫ Ik ben druk aan 't ooverleggen met Lize Kuyper. Wij twijfelen nog of het in Duitschland of in Frankrijk zal speelen. De hoofdpersoon Victor zie ik als een Franschman - Lize ziet hem als Duitscher. ▫ De tweede persoon Friedeman zie ik als Duitscher, Lize als Franschman. ▫ De moeder is een strenge patriot. | |||||||||||||
[pagina 1880]
| |||||||||||||
vrijdag 12 novemberNeevelig. ‘Een kleine waereld’ zooals de postboode zei. Gisteren 11 november schreef ik het geheele scenario voor Beati Pacifici. Lize Kuyper was het er mee eens. Dat was een heuchelijk gebeuren. Wij wandelden toen in het prachtige herfst bosch en wij waren in geestdriftige stemming. ▫ Nu krijg ik weer de aanvechtingen, natuurlijk. De vrees dat ik het niet zal kunnen. ▫ Maar Lize Kuyper zei met groote beslistheid: het moet. Ik ben het daarmee eens: het moet. Ik las dat Carl Spitteler den Nobel-prijs heeft. Deezen gun ik het van harte. | |||||||||||||
zaterdag 13 novemberKoud, grijs en guur. ▫ Gisteren was ik in goede stemming, door het drama, en door het voortzetten van Schijn en weezen. 'S avonds Lichtstad, waar de oude schoone stemming weeromkwam. Deo gratias. Lize Kuyper is een recht goede vrouw. Sterk en goed en begaafd, en met een zuiver idealistisch kunst begrip. | |||||||||||||
[pagina *75]
| |||||||||||||
81 Dèr Mouw (Adwaita)
| |||||||||||||
[pagina *76]
| |||||||||||||
82 Romain Rolland
| |||||||||||||
[pagina 1881]
| |||||||||||||
ouderwetsch huis op de Prinsengracht, vol schilderijen en vol menschen. Lizzy's zuster en schoonzuster en moeder. Zij is hersteld na de operatie. | |||||||||||||
woensdag 17 novemberGoed, zonnig, zacht weer. ▫ Gister was ik in het huis van Dr. Tjebbes den kunstzinnigen zaad-kweeker. Zijn vrouw mooi en elegant, candidaat in de chemie. Hij Dr in de Plant- en Dierkunde, een mooi groot huis, rondom een groote kweekerij. Prachtig geleegen bij Valkeveen. ▫ Men zou zeggen: een moderne beweeging. Hij had een fraaye collectie Perzische prenten. Aanstonds ga ik naar Eindhoven. Ik heb er geen zin in. Ik begon aan het drama Beati Pacifici. De eerste pagina, de eerste verzen. | |||||||||||||
vrijdag 19 novemberNachtvorst, zonnig weer. ▫ De leezing in Eindhoven was voorspoedig en aangenaam. Het was zeer vol en ik had goede menschen als gastheer en gastvrouw. Sträter was hun naam de vrouw een gebooren Rédelé, een zuster van den dichter die als jonge man bij mij kwam. Een reegel van zijn verzen herinnerde ik me ‘De kerk stond ligt en vast als ware ze gesneeden
‘uit éénen mergelsteen ...
Er waren nog andere gasten, mevr. van Walsum, een mooi vrouwtje, en twee kinderen, een groot meisje van 13 jaar en een jongen van 8 jaar die beiden zeer muziekaal waren. Ik verheugde me toen ik zag dat ze bij het bidden voor 't maal allen een kruis maakten en ik dus bij Katholieken was. Toen voelde ik iets als ‘meer thuis’. De vrouw was vrij wel ongeloovig, en het spiritisme had haar meer steun en troost gegeeven dan het katholicisme. Wij spraken oover godsdienstige zaken tot half een, en den volgenden dag weer. Nu begreep ik waarom ik die leezing had aangenoomen. ▫ Ik sprak ook goed, zonder hiaat of zelf-observatie. Den volgenden dag zag ik de stoom-wasscherij van den heer Strater. Ik was voldaan oover mijn tocht. ▫ Ik keek lang naar het stoom werktuig, het blinde orgaan, dat onze kracht verhonderdvoudigt. | |||||||||||||
[pagina 1882]
| |||||||||||||
Ik sliep lang en goed. Ik las Clérembault en begon 100 % van Upton. En ik vond het laatste veel krachtiger en genialer. Het spijt me dat ik het werk van mijn lieven vriend Romain niet zoo bewonderen kan. Noch Liluli/ noch Pierre et Luce vind ik een vooruitgang bij Jean Christophe. Het mist structuur, dramatische kracht, we krijgen een reeks portretten met namen, maar zonder veel samenhang. | |||||||||||||
zaterdag 20 novemberMooi weer, nachtvorst. ▫ Gisteren geluncht bij Aagot Rahusen-Isaachsen, het kind-vrouwtje, dat als meisje zoo dweepte en veel van me hield. En de moeder was er ook. Des avonds Licht-stad bijeenkomst. Het ging nu alles goed en het zal wel vorderen. Maar ik was zeer somber. Van nacht ook. Ik las het nieuwe boek van Uppie, 100%. Een malle titel maar een zeer kranig boek. Veel sterker dan de boeken van Romain uit den zelfden tijd. ▫ Ik zag mijn eigen werk leelijk, maar ik ga dóór. | |||||||||||||
[pagina 1883]
| |||||||||||||
aant.
| |||||||||||||
woensdag 1 decemberGoed, zacht weer. ▫ Met mij gaat het slecht. Ik voel me diep verneederd. Gister bij Henriette Roll koffie gedronken. Toen bij Hans de Haan geweest. Walborg niet meer gezien. Een dom bezoek bij den notaris de Booy waar ik weer een mal figuur sloeg, met mijn slecht geheugen en gemis aan accuratesse. En geldzorgen natuurlijk. ▫ Gister dacht ik: ik zal blij zijn als ik niet meer noodig ben op de waereld. Als mijn lieve jongens en hun moeder buiten mij kunnen. Maar ik zal zoolang ik kan volhouden. | |||||||||||||
donderdag 2 decemberIk voel me diep verneederd en bezorgd. Ik heb de eerste acte van Beati P. af. Ik zal wel weer verneederd worden. Waar moet al het geld vandaan koomen. Leezingen heb ik niet meer. Tooneel geeft niets dit jaar. Versluys zeeker minder, zooals hij zegt. Uit den boedel houd ik maar een klein restant. En weekelijks minstens honderd gulden aan tuin en huis houden. | |||||||||||||
zaterdag 4 decemberReegen en storm. ▫ Gisteren bezoek van mijn aangetrouwde neef Hofman. Met hem bij den notaris voor de boedel verdeeling. Wat een omslag! en hoe onnoodig alles. Welk een oovervloed zal er ontstaan als al het nuttelooze werk vervalt. ▫ Het is zeer naargeestig, alles. Sombere, donkere dagen. Schaamte en verneedering aan alle kant. In mijn tuin worden 8000 roozen geplant. Oover 2 jaar, in 1922, zijn ze verkoopbaar. Ik schreef oover van der Haar en Pauwels. | |||||||||||||
[pagina 1884]
| |||||||||||||
maandag 6 decemberKoude N. wind met reegen. ▫ Gister met de jongens St Niklaas gevierd, met ‘Uwe’ en madame Küsters met de lamme Olga. Ik dacht hoe teeder onze tijd is. Ieder tracht dat arme kind te vermaken en plezier te doen. Voor tweeduizend jaar zou het te vondeling zijn gelegd, of vermoord. Ik lees Gobinau. Het is een belangrijk auteur. Volgens hem hebben alle volken een bloeitijd en onvermijdelijk verval. En de beschaving is afhankelijk van de menging van blanken en zwarten. De blanken hebben de hooge gezindheid, de neegers artistieke aandrang. Geen volk is tot hooge beschaving gekoomen zonder den invloed van een zwart ras, dat wel onderworpen was, maar zijn neiging tot kunst in het blanke ras ooverbracht. | |||||||||||||
woensdag 8 decemberStil, goed, bedekt geen vorst. ▫ Ik ging van morgen naar de kerk, met Truida. Het was Maria's Onbevlekte ontvangenis, feestdag. ▫ Ik dacht onder 't gaan, waarvoor doe ik dit eigenlijk, en waarom doe ik het met zooveel plezier. Het is toch steeds herhaling van 't zelfde. ▫ Maar onder de Mis die zeer mooi was las ik de prachtige woorden uit het boek der Wijsheid, waarin een Godheid zegt hoe Hij er was vóór de schepping, hoe hij alles meebeschikte en zich vermaakte met spel op aarde met de menschenkinderen. ▫ Toen drong het tot mij door waarom ik zoo graag naar de kerk ga. Hij die daar sprak dat is de Machtige, de Heiland, de Verlosser - en toch niet zoo volmaakt als de Vader volmaakt is. Ik voelde nu opeens mijn taak. Ik moet in een aantal drama's of mysteriespeelen, telkens een groote geloofswaarheid afbeelden. In groote trekken, zonder realisme of klein-werk. Zooals ik al begon in de Bokkenrijder, en nu voortga in Beati Pacifici. Daarop volgt dan ‘Moeder en zoon’ en dan komt misschien Michel Agniolo. De volgorde van mijn opgaaf voor 1921 is aldus.
| |||||||||||||
[pagina 1885]
| |||||||||||||
vrijdag 10 decemberVorst 25o Fahr. ▫ Ik ben weer zoo diep moogelijk ingezonken. Het gaat mij afschuwelijk. Gister een trieste dag, waarin het vroolijkste nog was een ellendig lang bezoek bij den notaris, met voorleezing van akten, eedsaflegging, cijfers en papieren. 'S middags wilde ik mijn somberheid wat verligten door mijn jonggehuwd vriendinnetje Aagot op te zoeken. En daar hoorde ik aan de trap zeggen: ‘ik ben niet thuis’ - en toen later ‘zeg dan dat mevrouw niet ontvangt.’ ▫ Ik droop droevig af, zeer verneederd. Zou haar moeder haar voor mij gewaarschuwd hebben? Mag ze als mevrouw Rahusen niet zoo iemand als mij ontvangen? Ik slaap wel goed en in mijn droomen ben ik verlost, dan is alles gewoon, niet somber. Maar dan het opstaan! In de kou, met alle ellenden. Een kleine troost was een brief van Hjalmar. Hij schreef oover den Nobelprijs: ‘I know somebody whom I would have preferred. But his time will come.’ ▫ O ik voel zoo warm en innig voor mijn lieven langen kamaraad. Moog ik deezen houden. ‘Toen Hij de grondvesten der aarde toewoog was Ik bij Hem en beschikte alles en ik vermaakte mij telken dage, spélende voor zijn aanschijn te allen tijde, speelende op den aardboodem, en mijn vermaak is het te zijn met de kinderen der menschen.’ (Spreuken C. VIII, 22-35) ▫ Dit zegt ‘de Wijsheid’ - maar Wie is dat hier? ‘En wie is zij die daar komt als 't rijzend morgenrood, liefelijk als de maan, heerlijk als de zon, geducht als een slagvaardig heir?’ Comm. Cant. 6. | |||||||||||||
[pagina 1886]
| |||||||||||||
aant.
Ik at bij Joti, mijn pas gehuwd nichtje, nu mevrouw Otten. Van nacht ging mijn lieve vrouw met Hugo naar de Gulden-mis. Zij zag er vreesselijk teegen op, om de koude storm. Maar Hugo was zoo blij toen ik had gezegd dat hij gaan mocht. De lieve jongen is zoo katholiek. Ik moet zorg dragen dat hij niet tot reactie komt en inzinkt. Ik wilde dat ik er altijd in ware geweest, als hij. Nu blijf ik voor goed buiten, omdat ik aan het oude Kerklichaam geen deel kan hebben, en het nieuwe er nog niet oopenlijk is. | |||||||||||||
donderdag 16 decemberStrenge vorst. Het water op onze slaapkamer bevrooren. Buiten 20o Fahrenheit. ▫ Eergister kwam een brief van Lize Kuyper naar aanleiding van mijn eerste acte. Het voldeed haar niet. Het moest anders, zegt ze. ▫ Nu ja! daarmee schieten we niet op. Het sloeg mij neer, en gistermorgen ging voorbij met het schrijven van een brief aan Lize Kuyper. ▫ Nu is mijn plezier er een weinig af. Misschien is ze geen geschikte meede-werkster. Misschien is mijn schatting verkeerd, en deugt er niets van. Als ik aan Spitteler denk dan krijg ik de meening dat hij en niet ik den prijs verdiende. Ik voel hem werkelijk als beeter dan ik. Ook in dat geen wat ik meen booven anderen te hebben. Van honderd groote schrijvers kan ik zeggen dat ik in enkele opzichten hun meerdere ben. Maar van Spitteler kan ik dat niet zeggen. Men kan zeggen dat ik meer drama's schreef. Maar niet met bizonder succes. Toch zou hij IJsbrand en Minnestral en De Broeders wel waardeeren. Ook Sirius II. Ik ben gevraagd te spreeken, in Den Haag en Amsterdam, ik zal als onderwerp opgeeven: ‘Oover Heiligen’. | |||||||||||||
[pagina 1887]
| |||||||||||||
vrijdag 17 decemberStiller en zachter. Er wordt schaatsengereeden. ▫ Ik ben nog zeer gedéprimeerd. Geen lust in den arbeid. Ten minste niet in het drama. Mijn zelf-schatting is zoo enorm gezakt. Bijna alles vind ik minderwaardig. Dat mag goed zijn, maar ik moet rechtvaardig blijven. Ik had verkeerd gezien met Aagot - ze was eeven lief als altijd, en er was niets tusschen ons dan mijn sombere argwaan. | |||||||||||||
zondag 19 decemberDooiweer, grauw en somber. ▫ Vrijdag was Annie bij ons, en er kwamen berichten van Marie Thérèse, en wonderlijk genoeg - van Hatch, die wij vroeger + noemden en in één broederschap dachten met ♁. Maar hij had zijn ijdelheeden ingezien, zooals hij zeide, en voelde nu ‘hopeless’. ▫ Maar mijn lieve vrouw kreeg troost. De presentie die zij voelde was niet alleen die van ♁ maar van onzen Heer zelf. ▫ Het vervulde haar zeer en ze was gelukkig. Ik had het moeyelijker. ▫ Ik dacht vanmorgen dat het misschien die landschappen waren, die ik zoo onverwacht en duidelijk zie, die mij als een wenk zouden moeten troosten. Een weelderig dejeuner in Amsterdam met Holkema, Salomonson, Roelvink en ik. Het hinderde mij niet. Had geen invloed op mij, goed noch kwaad. Van morgen een z.g. vasten brief gehoord, van de bisschoppen aan de geloovigen, op den 4e Zondag van de advent. ▫ Het ging teegen het socialisme. En ik voelde een heevig protest in mij oprijzen. ▫ Dit zal ik niet verloochenen. Dit is het recht, dat ze op die wijze buitensluiten. | |||||||||||||
maandag 20 decemberMistig, vriespunt. Morgen solstitium. ▫ Gister avond naar het lof, waar ik mij weer ergerde aan den geestes-dwang, het verbieden van lectuur. Alles voedsel voor schisma. Daarna de Pool-tocht van Shackleton gezien in de bioscoop. Het was prachtig. De landschappen, de dieren, pinguins, zee-olifanten. De jongens genooten. We waren om elf uur thuis. | |||||||||||||
[pagina 1888]
| |||||||||||||
Mijn leezing oover Heiligen gaat niet door. Ze willen niet, om dien titel. Van morgen was ik weer wat meer verzoend met mijn drama. | |||||||||||||
dinsdag 21 decemberEen paar uuren mooi weer. Nu weer koud en guur. ▫ Gisteren met Castro gegeeten, in een duur restaurant. Ik was opgewekt en praatte veel. Ik sprak de Londons, die in een burgerlijk pension woonen. Maar ik was verheugd omdat ik hem tot inzicht kreeg. Ik schrijf aan het tweede bedrijf. Als Lize Kuyper er geen muziek bij maakt dan is het toch te speelen. | |||||||||||||
zaterdag, eerste KerstdagHeerlijk zacht weer met wat zonneschijn. ▫ De bijen deeden een reinigings vlucht. Ik voelde zooiets ook in mijn ziel. De tranen zijn dichtbij den heelen dag. We stonden om drie uur op, Truida en de jongens. Om vier uur begon de nachtmis. Ik voelde ongemakkelijk, en had pijn in de knieën en in mijn hart van 't knielen. ▫ Maar de twee-en-eenhalf uur waren in een oogwenk om, en het speet ons allen dat het uit was. Het was prachtig, en zoo vonden wij 't allen. ▫ 't Diepst trof mij het communieeren van al die menschen. Het stille, ordelijke en plechtige. Geen dringen en geen onwaardig gebaar. | |||||||||||||
[pagina 1889]
| |||||||||||||
aant.De handen gevouwen of aaneengeslooten. En oover al die gezichten die ik op straat minderwaardig vind, lag een zeekere waardigheid, waardoor ze niet meer hinderden. Oude heeren en jonge kinderen, allen met die gevouwen handen. Ik moest toen schreyen. Misschien omdat ik er buiten stond en niet mee mocht gaan, om het Jezus-brood. En ook omdat ik mijn leeven zoo onwaardig en onrein vond. Mijn heele leeven is zoo vuil en verward. Ik griezelde van mezelven. | |||||||||||||
maandag 27 decemberHet waren goede Kerstdagen. Het weer was subliem. Zacht en zonnig, des nachts met heldere maan in zilvergrijze wolken. ▫ Ik wandelde in Spanderswoud met mijn lieve vrouw, die gelukkig was. ▫ Des avonds kerstboom, met de kinderen/ Ilonka, en madame Küsters en haar lam kindje, Olga. Ik voltooide het tweede bedrijf en schreef de geschiedenis op van de ernstige Pao-sse, om die later uit te werken, als drama. | |||||||||||||
woensdag 29 decemberZacht, mooi weer. ▫ Ik ben weer zeer neus-verkouden. Van morgen was ik wel graag in bed gebleeven. Maar nu - half twaalf - ben ik weer geheel in orde. ▫ Het was de dag van de eerste communie van Hugo Deodaat en Evert. Ik was bij de kinder-mis. En goede pastoor van Hinsberg noodigde ons op 't ontbijt. | |||||||||||||
[pagina 1890]
| |||||||||||||
aant.het tweede bedrijf van Beati Pacifici. ▫ Oover dit laatste heb ik geen oordeel. Er zit wel tooneel in, en 't is ook rijk aan handeling, en de geest er van zal 't publiek wel sympathiek zijn, vooral in Holland. ▫ Maar ik ben al zoo vaak teleurgesteld. Zullen ze er aan willen? Er zit geen ‘realisme’ in. | |||||||||||||
vrijdag 31 december oudejaarDe dag begon slecht. De twee jongens die seedert hun eerste kommunie zoo lief waren en vol goede voorneemens, waren weer uitgelaten aan 't stoeyen van morgen, kreegen als gewoonlijk ruzie en sloegen elkander de neus aan bloed. Het was een bedroevend schouwspel, de twee driftige kinderen, alles met bloed bespat en hun arme moeder ten einde raad ▫. Daardoor ben ik nu stil en droef. Ze hebben zooveel liefs en goeds de kinderen. Wij zijn te zwak om ze goed op te voeden. Mijn vrouw is, tot geen inspanning in staat en ik ben te traag, te verstrooid, soms te goedig, dan weer te heftig. Dit jaar was wel een buitengewoon jaar. Veel mooi weer. Voor mij als het gewigtigste het verblijf in de Abdij. Goede en prettige dingen waren: mijn verjaardag, de reis met Hjalmar, mijn verblijf aan zee. Ik begon in Oosterhout aan het Roode Lampje en schreef daaraan tot nu toe. Ik schreef Isméa en de twee bedrijven van Beati Pacifici. |
|