Dagboek 1878-1923. Deel 4: 1919-1923
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1727]
| |||||||
[1919]woensdag 1 januariDe oovergang was wat beeter. Een voordracht op Maandag voor de A.S.P. maakte mij flinker en rustiger. Ik schreef ook het vers voor Jacob de Haan af en las het gisteren voor. De jongens waren gister ontzettend lastig, een wanhoopig kabaal en geschreeuw. Maar de avond was rustig en goed. Ik heb een droevig gevoel van te weinig gedaan te hebben in 1918. Ik schreef eigenlijk alleen de text bij 't Godshuis en het Jezus-boekje. Bijna geen verzen. Dramatisch niets. ▫ Er gebeurt in mijn leeven ook weinig. De groote gebeurtenissen hadden weinig invloed op mijn leeven. Alleen geldzorgen. Van reizen zal vooreerst wel niet veel koomen. Het is te duur ook. Zoodra de twee boekjes - oover Jezus en oover 't Godshuis - af zijn begin ik aan Sirius. Ik kreeg brieven van Gutkind, met nog altijd denzelfden hoogmoed. Mijn boeken worden nog wel veel verkocht/ er zijn tenminste veel herdrukken. | |||||||
zondag 5 januariGister een mooyen dag, vandaag weer nat en druilig. ▫ Gisteren was druk en veel bewoogen. Ik lunchte met Elly en Willy in Victoria Hotel en we spraken veel oover mijn werk, en oover Duitschland. Weer voelde ik de verruiming - alsof ik in vrijer atmosfeer ademde, door het spreeken van mijn werk en wijder kring. De waardeering die vermoedelijk te wachten is. De opvoeringen in Duitsche steeden van Torribio en de Heks. De voordrachtstournee. 't Is merkwaardig dat het nu weer uit Duitschland komt. Hoewel ik ook wel uit andere landen aanmoediging krijg. ▫ Ik voelde weer het bekende intensieve vreugdgevoel, dat ik het eerst had in Berlijn en later in Venetië - en dat samenhangt met mijn tooneelwerk en mijn | |||||||
[pagina 1728]
| |||||||
aant.
'S middags was ik bij Louis de Vries, achter 't tooneel terwijl men Dr Klaus speelde. Ik was tevreeden weer achter 't tooneel te zijn. En vond de Vries een beeter man om mee te werken dan Royaards, Verkade of Heyermans. Daarna afscheid van Jaap de Haan. Hij was erg blij met het vers van mij, en vond het erg mooi. Er waren veel menschen bij hem, en er werden ook wel tranen vergooten. Ik had het ook wel te kwaad. Mijn trouwe vriendje. Hij was zeer druk en spraaksaam. Aan 't station stonden de Zionisten en zongen hem het Hatikwalied toe. Het was mooi en ontroerde me. ▫ In de coupé er naast zaten Hollandsche ploerten en maakten grappen op de jooden. Maar deeze kristenen sloegen een misselijk figuur. ▫ Ik at met Henriette Roll, aan 't station. | |||||||
maandag 6 januariStormachtig. ▫ Heeden avond de eerste voordracht oover de Lichtstad, in Krommenie. ▫ Ik las het geheel gisteren oover en wat in mijn geest kwam was: Jean Jacques Rousseau. Het deed mij sterk aan hem denken. Ook mijn eigen weezen, met mijn praktische moeyelijkheeden, mijn beeter weeten dan kunnen, mijn zwakten en flaters, deed mij aan hem denken. ▫ Maar mijn project is meer leevensvatbaar dan het zijne. Het is uitvoerbaar - en ik denk dat men dat begrijpen zal. | |||||||
woensdag 8 januariMooi weer, zonder vorst. ▫ Op de eerste voordracht waren 300 menschen. Ik had er plezier in en voelde rustig en opgewekt. Toch sprak ik niet zoo goed als anders, en verdwaalde dikwijls in leege expressies. Eerst bij het debat werd ik goed. De lichtbeelden waren niet duidelijk. ▫ Ik logeerde met Jaap London in een hotelletje. Den volgenden dag was het mooi. Ik zag de zon opgaan oover de landen, | |||||||
[pagina 1729]
| |||||||
aant.
Ik was ook bij Hans van Maarseveen, Joop's vrouw, die nu alleen achterblijft. Ik sprak deezen dag in Enkhuizen, logeerde bij Ds Milats. | |||||||
maandag 13 januariStil, grijs weer. ▫ Wij waren drie dagen in Nijmegen, Truida en ik, bij de Welters. Het eindigde op zeer pijnlijke en leelijke wijze. Moeder Welters, waarschijnlijk teleurgesteld in ambitieuze en hebzuchtige verwachtingen was kwaad, verbitterd, hatelijk, een rechte draak. Vooral Truida moest het ontgelden, zoodat ze begon te schreijen. Wij moesten ophouden. De stemmen trachtten nog vreede en liefde te brengen, maar er was geen doen aan. Het was ook merkbaar dat de psyche van het medium meesprak en de moeder wilde vergoelijken. ▫ De hoofdzaak was natuurlijk de uitgave van het boekje, waarvan moeder Welters zich gouden bergen had voorgesteld. ▫ Ik heb het toch tot den einde kunnen voorleezen. Beurtelings waren moeder en dochter bang voor de gevolgen - van Roomsche zijde. Dan weer waren ze bevreesd de eer en het voordeel te verliezen. ▫ Een treurige middag was het. Ik was blij die sfeer te ontvluchten. Maar toch was ik niet neerslachtig. Ik voelde vrij vast en rustig. Blij weer thuis te zijn. Ik had mij niets te verwijten. Ik droomde heerlijke zoomerdroomen. Een verwilderd tuintje. Duidelijk geziene boomen en planten. Een vreemde vrucht, als een roode artisjok, nam ik mee met het gevoel iets te steelen. Maar vandaag was de veerkracht weg. Ik las het Skelet voor, en bevond dat ik er niet de volle uitwerking van bereikte. De acteurs stonden er vreemd teegen oover. Er was gister een brief van Loudon die mijn komst te Parijs moogelijk maakte. Nu zal ik moeten gaan. | |||||||
zaterdag 18 januariZoel en nat. ▫ Dinsdag was de eerste repetitie - en daarbij kreeg ik gunstiger indruk. De acteurs hadden er plezier in en alles klapte goed. Toen kreeg ik weer vertrouwen dat het toch wel gaan zal. Het is toch zeeker een boeyend stuk. ▫ Daardoor was ik wat opgesterkt toen ik Woensdag naar | |||||||
[pagina 1730]
| |||||||
aant.
Ik kwam oover Den Haag terug en sprak nog met den Amerikaanschen gezant Garret. Nu ben ik weer zeer droevig, een weinig verkouden, ooverstelpt met correspondentie die ik niet beantwoorden kan. Aan Nijmegen en die kring kan ik niet zonder pijn en ergernis denken. Het is afschuwelijk. Ik zit nu weer in de hut, het is stil en zonnig, een oogenblik. Het is alsof ik eeven op adem kom. Die laatste leevensjaren van den mensch zijn wel verschrikkelijk. De zorgen vergrooten, de krachten neemen af. | |||||||
zondag 19 januariMooi stil weer. Er zijn reeds lente-voogel-geluiden. ▫ Ik wenschte met mijn tooneelspeelen mijn brood te verdienen. Een leeven zooals dat van Ipsen in zijn laatsten tijd. Eenzaam, gereegeld, des zoomers in de bergen of aan zee. Waarom kan dat niet? ▫ Ik voel nog scheppingskracht genoeg in me om ieder jaar een stuk te schrijven. Maar dan ongestoord, zonder geldzorg. | |||||||
woensdag 22 januariKoud, helder vriesweer. ▫ Maandag avond de eerste belangrijke spreekbeurt met London in Amsterdam. De zaal vrij goed gevuld. Het slaagde goed. Er waren veel bekenden, Jolles, mevr. de Jong. Ik at bij Henriette Roll en sliep in 't huis van Jaap. 'S avonds nog een napraatje bij Rijkens met London, Hans de Haan en Henriette Roll. Den volgenden dag eindelijk weer een Instituut vergadering. Ik had Brouwer in langen tijd niet gezien. Hij heeft al een wonderlijke kijk op persoonen. Van Jaaps heengaan zag hij het mooye niet - en van mevrouw Welters actie zag hij het leelijke niet. Hij noemde Jaap hysterisch en oneevenwigtig. Maar ik zei hem dat ik die zelfde fouten juist in hem, Brouwer, zag. Hij bewondert eeven plotseling als hij veracht. Mannoury veroordeelde Wilson heftig, van zijn eigen bolsjewieksche standpunt. Hij verwachtte dat Wilson al gauw water in zijn wijn zou doen en met de anderen meegaan. Zijn mooye woorden vond hij verfijnd bedriegelijk. Mannoury heeft al de wildheid van sommige zachtmoedigen. | |||||||
[pagina 1731]
| |||||||
Brouwer vond Wilson's figuur prachtig, maar voorzag dat hij het zou afleggen. ▫ Borel en ik geloofden in Wilson en in zijn succes. | |||||||
vrijdag 24 januariLichte vorst. ▫ Eergisteren hadden wij lichtdag bij London. Annie was in wat ze ‘juubelstemming’ noemde. De eerste avond heeft blijkbaar diepen indruk gemaakt. Amsterdam praat er oover. De stemmen waren verheugd en vol lof. Mijn Paul was er ook geweest, zeiden ze. ▫ Ik zelf ben vol vertrouwen, hoewel nog niet recht blij. Ik ben bezwaard door de oovermatige correspondentie, en de aanstaande reis om Wilson te naderen. Gisteren ging ik naar Den Haag en sprak met Allizé en met Garret. De raad was om Wilson in Brussel te genaken. Dat advies beviel me. Ik dronk koffie bij der Mouw. | |||||||
zaterdag 25 januariKoud en grijs, stil, vriespunt. Ik ben somber, tot diep in mij, en voel me tot niet veel in staat. Mijn brieven rommel drukt me, de tocht naar België en de voordrachten. ▫ Jaap London is flink en goed. Een steevig menscb. Het is een droevige dag. Ik ging met Hugo naar den oogarts in Hilversum, wij fietsten, hij achterop. Thuis was broertje koppig en ongehoorzaam en ik maakte mij zeer driftig. Ik lette tegelijk op de verschijnselen van drift. Er is iets duizelig prettigs in, in het zich laten gaan - en tegelijk grooten afschuw van zich zelven met de gedachte: zou ik hem niet ernstig kunnen kneuzen of verwonden? Ik voel dan toch heel teeder voor hem, en zelf angstig om gek te worden of een ongeluk te begaan. Zooals altijd driftige vaders uitroepen ‘Jongen, je maakt me gek’ en ‘ik bega een ongeluk’. Dat zijn stereotype gezegden, en ik schaam mij oover mijn vulgariteit. ▫ Arme kinderen! die in deeze waereld moeten opgroeyen, en onder zoo gebrekkige leiding. Gister is een moordaanslag met roof gepleegd aan den weg naar ons huis. Arme kinderen, arme menschheid. | |||||||
[pagina 1732]
| |||||||
verzorgd maal, waarvoor ik gevoelig ben. Wij schaakten ook en ik dronk wijn. Maar ik bleef precies eeven somber, al merkte men het niet. Ik sprak met Truida oover den moord op de Tsaar en zijn gezin. De arme kinderen die begonnen te schreyen toen de beulen binnenkwamen. Ik denk aan de wanhoopskreeten die Hugo soms al kan slaken. Welk een wreedheid - hoe kan dit ooit geboet worden. Ik sliep veel en goed van nacht. Droomde van een oovertocht naar Engeland of Amerika. Ik herhaalde mijn uiting van vol vertrouwen, van vaste oovertuiging, die als van zelve spreekt. Het is alles goed. De somberheid is schijn. Maar het weeten kan zoo vaak geen gevoelen zijn. | |||||||
woensdag 29 januariSneeuw. ▫ Eergisteren ging ik naar Roermond. Ik was zeer neerslachtig, en zie! ik sprak zoo goed als ooit. Leevendig en opgewekt, en het had een groote uitwerking. ▫ Ik logeerde in Hotel Münster, en vertrok vroeg. In Amsterdam besprak ik het Skelet met Louis Bouwmeester.Ga naar voetnoot1 Ik dacht oover ‘de ervaringen van een pelgrim naar de lichtstad’. Van nacht stalen ze weer mijn kippen. Dat is dan als een pijnlijke slag. Ik ben nu weer zeer gedrukt. Aanstonds ga ik naar den Haag, en dan naar Delft. Mijn weezen is een lichaamloos, ruimteloos punt. Daarop werken de krachten. Telkens voel ik met verrassende heevigheid mijn Zelf als uniek en centrum van alles. ▫ Alleen het begrip van oneindige tijd kan verklaren dat Gods aandacht nu vooral op mij, op dit centrum is gericht. Oneindige tijd geeft ruimte voor allen. | |||||||
zondag 2 februariStrenge vorst 20o Fahr. ▫ De kou en de winter deprimeert me ontzachlijk. Meer dan ooit. Vóór het ontwaken grijnst de waereld me al aan, als een booze droom. Eerst nu, teegen elf uur, nu de kou wat afneemt, kom ik wat tot vreede. Woensdag sprak ik in den Haag, het was niet zoo mooi als in Amsterdam. En ik sprak ook slecht. Ik zag Borel vlak teegenoover mij zitten en | |||||||
[pagina 1733]
| |||||||
aant.
Ik logeerde bij Ati van Gennep met haar drie lieve dochters. Ik sprak lang met haar en zij benijdde mij mijn zeekerheid omtrent het eeuwig leeven. Ik moest haar een geloof geeven, zeide zij. En zoo zijn er veelen. Het Katholicisme, waarin haar zoon nu zijn toevlucht vond dat kon haar niet bevreedigen. Het kerk-gezag, de waereldverzaking, het begrip van den Vader als een teegenoover den mensch staand persoon, dat kon zij niet aanvaarden. Ik sprak toen een paar uuren met der Mouw. ▫ Naar zijn gevoel, in verzen uitgedrukt, moest hij God om vergeeving vragen dat hij niet misdadig kon zijn, als God zelf is. Vergeef het mij genadig
dat ik wensch goed en braaf te zijn,
en niet misdadig.
Hij voelt dat - en ik kon het niet begrijpen, en ook niet het beetere hem bewijzen. Hij dwaalt, maar is oprecht. Donderdag sprak ik in Delft oover den Kleinen Johannes en dat ging mooi en goed. ▫ Wij aten bij de dames-studenten, het was aardig, en soupeerden bij Hans en Marietje, en ik was verheugd dat het zulk een vroolijk, gelukkig paar is. Vrijdag was licht-dag. Die werkte wel vertroostend en bemoedigend. Nog driejaar zou ik met mijn somberheid moeten vechten. De geldzorgen zouden spoedig hun oplossing vinden. Gisteren las ik dat Wilson van 8-10 Februari in België komt. Nu moeten wij er dus op af, en ik zie er ontzachlijk teegen op. De reis in de kou, de moeyelijkheid om logies te vinden in de volle stad. De kans om afgeweezen te worden. Het afzeggen van de leezingen, de onkosten - dat alles beklemt mij zeer. Het was het eerste waaraan ik dacht: nu moet ik. ▫ En hoe zal dat later gaan als ik nog veel grooter reizen moet maken. | |||||||
[pagina 1734]
| |||||||
den vijver in 't bosch van Bantam. Het deed mij goed en maakte mij wat rustig. Het was ook een aardig tooneel, zooveel kinderen, en het mooye landschap. Maandag repetitie. Het ging goed en was een troost om aan te denken. Het eenige flauwe lichtvonkje in mijn gedachten. Het tooneelstuk. En ik had al tranen in de oogen gekreegen op de repetitie, bij sommige tooneelen. Ik was dankbaar dat het een waarlijk vroom stuk is. Het moet goed doen. Vandaag ben ik zeer ellendig, hoewel ik nu wel niet naar België, maar naar Enschedé zal gaan. Dan voel ik weer spijt aan den anderen kant, dat ik de kans voorbij liet gaan om in ruimer lucht en leeven mij te beweegen. Ik bedoel in Parijs, in de waereld waar de dingen worden gedaan en voorbereid. Zoo zit ik beklemd. Ik durf me niet vrij beweegen, uit vrees, bezorgdheid en tobberij - en als ik dan niet behoefte gaan, heb ik spijt oover mijn bekrompenheid en teruggetrokken leeven. ▫ Ik houd me nog goed, met ontzettende inspanning. Jaap zegt: ‘we loopen een jaar vóór. We zijn nog te vroeg en naar Amerika gaan we toch zeeker.’ | |||||||
zondag 9 februariStrenge vorst, maar prachtig zonnig en stil. ▫ Een tocht naar Enschedé en Almelo achter den rug. De voordrachten slagen altijd en ik voel dat ik meer en meer bekend word. Maar in gelijke reeden zakt mijn voldoening. Het is alles onbevreedigend, en laat mij onrustig en naargeestig. In Enschedé logeerde ik in het paleis van een fabrikant Menco. Een weeldehuis met warmte en kostelijk eeten. 'S avonds napraten in den kring van de broeders Menco. Alida Tartaud-Klein, de actrice/ was er ook. In die weelde ontdooide ik wat en voelde minder ellendig. En toch voel ik wel het misdadige van die weelde. De kooplui en fabrikanten voorzien een nog scherper concurrentie en tarieven strijd - en ze voelen internationaal. In Almelo logeerde ik bij de dochter van Henriette Valeton, Agnes Bendien. Een meer socialistisch fabrikanten geslacht. Een veel eenvoudiger | |||||||
[pagina 1735]
| |||||||
huisje, Rueter-bouw, wel gezellig. Maar ik bleef eeven dor gevoelen. Henriette, de liefde uit mijn jeugd, nu grootmoeder, daar aan huis. Bleek en grijsharig. ▫ Maar ik had wel een sterk gevoel dat al die menschelijke weezens, uit haar gebooren, er toch ook al waren toen wij in onzen liefdetijd verkeerden. Waar zouden ze anders van daan koomen? In Apeldoorn bleef ik een trein oover. Het had toch ook hetzelfde air van naargeestigheid. | |||||||
maandag 10 februariGoed weer, ligte vorst. ▫ Gisteren weer den ganschen middag schaatsen gereeden. Vandaag ben ik rustiger. Ik heb een nieuwen secretaris. Ik leer nu mijn kinderen schaatsenrijden en doe het om hen. Ik zelf heb mijn genoegen er van binnen. Ik doe het nog wel graag, maar voel niet alsof ik er niets van verzuimen mag zooals vroeger. Zoo is Hugo nu, die wanhoopig jammerde als hij een uur miste. Ik voel nu alsof mijn aardsche schatten verzameld zijn. De schoonheeden en stemmingen uit dit menschenleeven. Dat is nu de voorraad waarmee ik de rust-periode te gemoet ga. Meer durf ik niet hoopen of verwachten. Maar het kan zijn dat ik alles dan intensiever weer geniet, door de nabijheid van den Vader. Maar het moet wel zoo zijn dat deeze zintuigsindrukken van onze vijf zinnen als een voorraad in mijn ziel bewaard zijn. Ze waren er toch niet voor niet - en we hebben nog niets anders. Alle droomen, voorstellen en denken gaat met zintuigsindrukken en waarneemingen als materiaal. Tot verder stijgen hebben wij nieuw materiaal noodig, geleid door de Vaderlijke Almacht. ▫ Elke seconde is nieuw, is schepping - alle gebeurtenissen zijn altoos nieuw. En het geheel van goed-en-kwaad, van recht en onrecht, van schoon en leelijk, van beweeging en schijnbare (?) stilstand - dat is de groote Harmonie van God, dat is Brahman, dat is Tao, dat is de Vader. ▫ Deeze gedachten vertroosten mij. ▫ Ik heb in Enschedé gebeeden. Zeer innig en vertrouwelijk, wel veele minuuten lang. | |||||||
[pagina 1736]
| |||||||
worden. Deeze belangstelling in Friesland, in mij en mijn werk kende ik niet, maar mijn gastheer (van Duyl) vertelde het mij. Nog altijd zijn de Friezen begeerig naar de komst van de sociale rechtvaardigheid. Dat was het land van Domela Nieuwenhuys en van Troelstra. ▫ Ik sprak met lust en er was sterke stemming in de zaal. Een weinig discussie. En nagesprek bij mijn gastheer aan huis, Ds van Duyl, in een groote, kille pastorie. Een jonge zeer sympathieke man, en een collega en vriend van hem, Wartena die mij ook scheen een fijne geest te hebben. Hij deed mij denken aan Verral den Cambridge professor. ▫ Ik was dankbaar en voelde mij krachtig. Mijn stem goed, ondanks dreigende verkoudheid, zooals ik dat meer ondervond. Dinsdag sprak ik voor de tweede maal in Amsterdam oover de Lichtstad. Het was weer vol, en ik sprak beeter dan de eerste maal. Zeer weinig oppositie. ▫ Ik logeerde bij mevr. de Jong. Had een lang gesprek met de Vries en dronk thee bij Hirsch met Bep Rijkens. | |||||||
zondag 16 februariNog sneeuw en ligte vorst. Gisteren kwam ik terug uit Middelburg. Ik ben zwaar verkouden. Toch wist ik dat mijn stem helder zou zijn, en ik sprak ook goed. Nu hoest ik veel, ook 's nachts, en ik weet niet of ik Dinsdag kan spreeken. Het is een groote, historische dag, want Wilson is vertrokken, nadat zijn ontwerp is aangenoomen. De Volkenbond is er en er zijn dingen in die niemand had durven hoopen. De arbeid zal worden georganiseerd, de arbeidskracht zal niet langer handelswaar sijn. Ik heb een gevoel van droefheid, dat ik niet meer heb kunnen doen in dat groote plan. Ja, wat ik nu beoog is een voltooying van het plan, maar ik voel alsof ik nu al in contact met Wilson behoorde te zijn en dat verzuimd heb door weifeling en gemakzucht. Gemis aan doortastendheid en voortvarendheid. Ik logeerde in Middelburg bij Ds Cannegieter, een jong man, die mij zeer schrander toescheen. Wij spraken oover het Katholicisme, en hij zei dat hij het uitgeslooten achtte dat ik ooit zou toetreeden tot de roomsche kerk. ‘Waarom is U daar zoo zeeker van?’ vroeg ik. ‘Om het leergezag’ zei hij onmiddellijk. Dat trof mij, als zeer ad rem. Zie 21 December 1918. | |||||||
[pagina 1737]
| |||||||
woensdag 19 februariDooi. Neevel. ▫ Gisteren een ellendige dag en nacht. Ik wou ondanks mijn hoest en zware verkoudheid, het Instituut niet verzuimen, dat bij Borel zou zijn, en ook mijn woord houden om in Haarlem te spreeken. Er was zeekere trots bij omdat ik nog nooit, in mijn lange voordrachtsloopbaan, een leezing kort te vooren uitstelde of afschreef, ook niet om ongesteldheid. Ik wist dat ik ook in verkoudheid een heldere stem bewaar en er niet erger door word. Daarom wilde ik gisteren ook volhouden en vergaderde in Scheveningen en sprak in Haarlem. Het is gelukt, maar hoe! Intensieve somberheid, in den nacht, toen ik niet slapen kon, opgedreeven tot radelooze ellende. Verlangen naar huis, een diepe afgrond onder mij voelend en het vreesselijke gevoel van eenzaamheid, in het sterven te wachten. En dan absoluut geen troost, geen verzachtend gevoel, geen gebed dat iets uitwerkt. Alles diep, diep, nameloos somber. ▫ Het was zoo erg dat ik voelde alsof ik zou willen smeeken om het eind, welk ook. Maar in dat eind geen gevoel van verligting. Geen zoete verwachting, niets! ▫ En een eigenaardige weerzin om mijn taak voort te zetten. Werd hij mij maar afgenoomen. Maar dan was 't nog erger, dan had ik niets. En ik moet toch dankbaar en gelukkig zijn dat ik mag. Maar als de ziels-toon zoo donker en droef is, dan helpt niets. ▫ Alleen opstaan, zich verfrisschen, buiten loopen, menschen spreeken, dat geeft verligting. Maar als men ziek is ... wat dan? Eigenaardig ook dat de eenige gedachten die wat rust brengen zijn erotische gedachten. Nagaan in mijn gedachten de verliefde tijden en al wat daar bij hoort. Dat maakt wat rustiger en slaperig. Maar tegelijk brengt het een gevoel van diepe verachting voor mezelven, en ik zie mijzelven oud en leelijk, een oude snoeper, het walgelijkste mensch-type. De vergadering was wel prettig, der Mouw was er bij en hij paste in den kring, zooals ik wel dacht. Mijn neus ging bloeden, en ik dacht wat ik zou moeten doen als dit op een voordracht gebeurde. Het weer was rauw en guur, Scheveningen akelig. De leezing in Haarlem kostte groote moeite, omdat het bezoek zeer slecht was. Haarlem lust mij niet, ik heb 't verkorven. Ik logeerde bij Kooy, en lag veel wakker door 't hoesten. ▫ Nu ben ik thuis en dankbaar, maar ach! deeze en dergelijke ellende moet weer koomen, daar helpt niets aan. | |||||||
[pagina 1738]
| |||||||
Ik zag een plaat van een hond, op wie vivisectie wordt gedaan, hij is ingeklemd, roerloos, en ze snijden in hem rond. ▫ Ik dacht: God laat dit toe, dat menschen vivisectie doen op weerlooze dieren. ▫ God laat dan ook wel toe dat er op ons menschen vivisectie wordt gedaan door onzichtbare machten. ▫ Ik voel me inderdaad als een leevende vastgeklemde hond waar in wordt gesneeden. ▫ Ik kan niet begrijpen hoe er nog erger lijden kan bestaan dan wat ik des nachts ondervind in zulke uuren. Het is vreesselijk. Ik kreeg een brief en gedichten van Jaap de Haan, uit Napels. Het gaat hem goed/ wij missen hem. | |||||||
zaterdag 22 februariIk lig nog te bed. De koorts is weg en ik voel beeterschap. Buiten is het zoel geworden, soms schijnt de zon vroolijk in mijn slaapkamer en studiekamer. ▫ Het is wel zooals ik dacht: ziekte geeft rust. Ik tob weinig. Ik ben niet blij en gelukkig, maar ik ben rustig, tamelijk rustig. Ik tel geen bezwaren zooals te vooren. Ik tob niet oover geld, hoewel de zorg eeven groot is. Het ergste bezwaart mij het verzuim van de repetities en première van het Skelet. ▫ Ooverigens heb ik dezelfde, niet zeer onaangename sensaties van ziek zijn en te bed liggen - zooals ik mij die herinner uit mijn jeugd. Het indeelen van den dag met de kleine maaltijden en de post. De vriendelijke zorg van de huisgenooten. Hier booven is het een uitneemende zieken-kamer, met de vroolijke, zonnige studeerkamer er naast, waar nu Nico Schmidt, mijn nieuwe secretaris, beezig is. Verder op hoor ik de kinderen die telkens eens koomen kijken. ▫ Het is niet zeer naargeestig, behalve de verneedering van het hulpeloos zijn, en het in bed bezoek en verzorgen afwachten. ▫ Toch is het alles zeer somber. Wij arme stumperige menschen. En wat ben ik hier ver van het groote leeven. Ik corrigeer ‘Jezus' leer’ en hoewel het mij eerst wat zwak voorkwam, wat stijf en ondichterlijk - naast de zangen van Tagore die ik gelijktijdig ter correctie van het tiende duizend ontving - zoo gaf het mij later toch een groote voldoening en troost. ▫ Heb ik niet het recht te zeggen dat ik voor mij niet anders kan als meer hechten aan dit leergezag van ♁, dan aan dat van de katholieke kerk. ▫ Wie bepaalt voor ons, aan welk gezag wij ons zullen onderwerpen? Ik ben uiterst benieuwd welke uitwerking het boekje zal hebben. Ik kan het niet voorzien. | |||||||
[pagina 1739]
| |||||||
zondag 23 februariStil, zoel en grijs. ▫ Een rustige dag in bed. Lees Coniston van W. Churchill. | |||||||
maandag 24 februari't Zelfde stille weer. ▫ Ik zal nu toch wel kunnen gaan naar de première. Het liggen in bed heeft mij veel goed gedaan. Er is altijd iets dofs en vunzigs in, iets onfrisch en droomerigs. Het is geen mooi leeven, en wordt later niet met plezier herinnerd, als men weer gezond is en buiten loopt. Zoo was 't altijd vroeger. ▫ Maar ditmaal had ik het noodig. Om mijn gemoedsrust. Met teegenzin neem ik weer deel aan het leeven met vergaderingen en spreekbeurten. ▫ Ik voel neiging tot meer literair werk. Tot literaire beschouwingen oover allerlei schrijvers. ▫ Dit naar aanleiding van een kritiek oover Wuthering Heights door F. Erens. Ook de Franschman Eyquem zeide mij dat het jammer was dat ik niet meer kritieken schreef als oover Dujardin, Laforgue en Barrès, die hij zeer goed vond. | |||||||
dinsdag 25 februariStil, mistig. ▫ Ik bemerk nu hoe weldadig die vier dagen bedrust waren. Nu ben ik weer op de been, maar ik wilde wel weer in bed terug - om de gemoedsrust te vinden. Hier stormen de zorgen weer op mij aan. Geld en brandstoffen. Ik kon er in bed zoo vrij oover denken, zonder zorg. Ik droomde mooi. Van nacht heb ik van God gedroomd. Het was zeer ontzaglijk en ontroerend. Ik zag Hem als een geweldige, onafzienbare vlakte, maar rond en massief, en die heele ronde massa was in gestadige verandering, werking en groei. Een bol als de zon, waarvan de heele oppervlakte voortduurend groeide en veranderde. En ik voelde, zoo is Hij, en aan dit groeyen komt nooit een einde. Ik was rustig en gelukkig. Vandaag las ik Jacob de Haans brieven uit Rome en Napels, en ik benijdde hem zijn vrijheid, en het ruime dichterlijke leeven. ▫ Truida bewonderde die brieven zeer, en het was ook haar als een vage moogelijkheid, dat Jaap nog wel Christen worden zou. | |||||||
[pagina 1740]
| |||||||
vrijdag 28 februariGrijs, stil weer. ▫ Gisteren den geheelen dag gerepeteerd. Ik ben zeer tevreeden met de opvoering, het is een zeer fraaye vertooning, met artiesten wèl voor hun taak bereekend. ▫ Het zou mij zeer verwonderen als het niet insloeg - en zoo was de meening van allen die er bij waren. Ik was in goede conditie, geheel geneezen en niet moe. De zwarte machten waren al sints den laatsten lichtdag druk in de weer. Ze voelen dat de liefde wint en doen nu hun uiterste best om alles te bederven. In de groote buitenwaereld is alles nog gisting en wanorde. Alleen Wilson houdt rustig vol. Op den lichtdag - Woensdag - werden wij nog gewaarschuwd voor een gevaarlijke crisis waarin wij zijn. Ik werd toen zeer gesterkt en voelde hoe goed mij die vier rustdagen hadden gedaan. Ik behoef mij niet meer zoo te laten bang-maken. Onder invloed van het stuk, dat mij zoozeer vervult en zooveel plezier doet, begon het dramatische werk weer in mijn hoofd. ▫ Als ik maar eenmaal weet dat men elk stuk van mij zal speelen, omdat het van mij is, dan kan ik de vleugels wijder uitslaan, en grootsche stukken maken. Ik wilde weer twee waerelden op 't tooneel brengen. De booze macht, zooals Raemaekers die teekende, mammon en satan in een, de zelfzuchtige, hebzuchtige, heerschzuchtige, cynische, materialistische - en aan de andere zijde de Liefde. Dit weer in heemel-sfeer. Tegelijk een aardsch dramatisch gegeeven, eenvoudig, uit onzen tijd - een der duizend drama's die tijdens den oorlog zijn voorgevallen. ▫ De jonge man van onbekende nationaliteit, die onder Duitschen invloed staat en zich voor een Duitscher houdt. En daardoor breekt met zijn Engelsche of Fransche bloedverwanten. Dit alles zichtbaar aangestookt door een der booze machten, geïncarneerd. ▫ De verwikkelingen zijn zoo oovervloedig! Embarras du choix. ▫ Ook het beginsel der Vrijheid. Ach! als men mij maar hooren wil. Ik heb nu een theater-directeur waarmee ik opschiet. Een man die mij recht sympathiek is, Louis de Vries. | |||||||
[pagina 1741]
| |||||||
had. Maar de pers was weer hatelijker en giftiger dan ooit. ▫ Nu is de vraag: zal de kracht van het stuk die booze invloeden ooverwinnen? Wij waren des avonds bij Rijkens bijeen. Met Truida, Henriette Roll, Hans de Haan-Van Maarseveen, Louis de Vries en Giltay. Tot vier uur 's morgens. ▫ Bij de Vries, Henriette Roll en vooral bij Giltay is de atmosfeer veilig en zuiver. ▫ Ik had te doen met den goeden, eerlijken jongen Giltay. Zijn muziek werd valsch gezongen, en hij moet in dien kring zich maar half thuis gevoeld hebben. atmosfeer De intuïtie van Truida omtrent de Rijkens is wel juist. ▫ Ik ben toch innerlijk rustig. De giftpers heeft mij maar weinig aangetast. ▫ Het deed mij goed, bij elk vroom woord dat ik in die zaal deed uitspreeken, onder dat frivoole, onverschillige publiek. ▫ Niemand durfde daaroover nader teegen mij te spreeken. Ze durven niet loochenen en toch ook niet erkennen. | |||||||
maandag 3 maartVoorjaarsweer, 50o lijsters zingen. ▫ Gisteren wandelde ik met de jongens oover de Hilversumsche hei naar Tine de Kruyff. Ik sprak met haar oover het stuk en oover Royaards. Zij vond het spel slecht van de Vries en zijn troep. ▫ Ik voelde weemoed. Ik denk omdat ik zooveel liefs in die vrouw zag en toch zoo'n volslagen gemis aan Vroomheid en Godsbesef. Zij dweept met Royaards. 'S Avonds kwam Jolles en vertelde weer geestig en treffend van de misdadigers-waereld. Het zijn benden, vereenigingen ‘de zwarte Hand’. Met hun vaste vergaderlokalen en bijeenkomsten. Hun ‘opperhoofd’ en handlangers. Jolles behandelt ze menschelijk, en ze hebben eerbied voor hem. Het is als een voortduurende strijd, met beginselen van ridderlijkheid. ▫ Het diepst veracht hij de handlangers die mannen besteelen die met een vrouw zijn meegegaan. De vrouw legt hun kleeren weg, en de handlanger haalt het geld er uit. Een man had f 24000 bij zich en gaat met een vrouw mee - en laat zijn goed in een ander vertrekje brengen, waar het doorzocht wordt en het geld er uit gehaald. Meest O.W. ers. Wat een cultuur-toestand! | |||||||
[pagina 1742]
| |||||||
aant.
Gisteren was toch een mooye lichtdag. De stemmen spraken forsch en machtig. Ieder onzer werd voor een vraag gesteld, en iedere vraag was raak. Als dit nu het ‘onderbewuste’ is, dan is het toch een machtig weezen, dat onderbewuste. ▫ Wij werden aangespoord tot de daad, n.l. de tocht naar Frankrijk. ▫ De geldkwestie zou zich spoedig oplossen, eenige dagen na ons besluit om te vertrekken. ▫ V. Hugo wist wat mijn voldoening was bij het stuk. Dat die enkele woorden oover Jezus nu oover de menschen waren uitgesprooken. ▫ Hij was er geweest, en ook Zola. De beide ‘veteranen’ zooals hij zei. Die wisten wat een première was. Door onze viool (Annie) waren ze mee-gekoomen en hadden ze kunnen waarneemen. Leed en boosheid zijn het zout voor de spijzen van God. Gisteren bij London, onder de bespreekingen door, was mijn hoofd beezig met een drama. Ik wilde nu de vrouwelijke hoofdpersoon naar vooren brengen. Zij de slechte, loszinnige, die tot inkeer en boete komt. En dan de twee zusters, de brave, gelukkige en de slechte, gekwelde. Ik herinner mij hetzelfde motief van vroeger, toen noemde ik het ‘die Glücklichste’. ▫ De verpleegster. ▫ Het denkbeeld der ‘Vrijheid’. Een episode uit den oorlog. Maria Magdalena. ▫ Rijkdom. | |||||||
maandag 10 maartZacht weer en stil, grijs. ▫ Er zingen veel lijsters - ook de lieve heileewrik. Telkens voel ik mijn leeven als een ‘schwere Lebenskrankheit’ zooals Spitteler zegt. Als ik eeven wat rustiger ben dan voel ik verademing, alsof ik zeer ziek geweest ben. Ik heb vreesselijke dagen gehad. De bijeenkomst in Hoorn was goed, er waren zeeker meer dan 500 menschen. Het was een | |||||||
[pagina 1743]
| |||||||
aant.
Ik sliep toen niet in een hotel, maar bij de familie van der Zaag, waarvan de vrouw een hoeden-zaak heeft, de man agent is van een leevens verzeekering. Ik praatte nog lang na met de goede menschen. Ze hadden eerst niet gedurfd mij te vragen. 's Morgens las ik in het Volk het bericht dat de Bokkenrijder niet doorgespeeld werd. Hierdoor zakte ik geheel in, en kwam ellendig thuis. Ik voelde als had ik mijn leevensstrijd verlooren. Ik kan niet meer iets maken wat mij en het publiek bevreedigt, en ik zal nu nooit uit mijn geldzorgen koomen. Gisteren wandelde ik met de jongens naar Tine. Ik voelde dat ik er zeer somber was, hoewel ze mij goede berichten van Royaards bracht. Zaterdag was er bijeenkomst van het Instituut bij Brouwer in de Apotheek op de Oovertoom. Wij praatten veel oover het Bolsjewiekisme. Ik noemde het kinderachtig prutswerk en zei dat de strijd van Lloyd George met de kapitalisten veel gewigtiger was. Ik herinnerde mij toen dat ik in 1917 bij Lloyd George op de lunch Wilson verdeedigde, en zei dat hij zeeker zou ingrijpen als zijn tijd gekoomen was, en Duitschland de onderzee oorlog doorzette, waarop Lloyd George schamper zeide: ‘He will write another note!’ Ik las een artikel in de Gids van Schmidt-Degener hoe de Amsterdamsche regenten het prachtigste werk van Rembrandt in het nieuwe stadhuis weer lieten wegneemen (Claudius Civilis) omdat hij het niet wilde maken naar hun idee. ▫ En hoe ook Vondel smadelijk schreef oover het dolhuis van de nachtuil Rembrandt. En hoe in die diepe verneedering juist zijn gevoel van eigenwaarde toenam. Een kritikaster schreef in de Hofstad dat ik de meest veranderlijke van alle menschen ben. De dwaas! Ik las nu met meer genoegen in Coniston van Winston Churchill. Er is iets liefelijks en rustigs in dat landelijk leeven in Amerika voor zestig jaren - wat een paradijs in vergelijking met nu. Maar de booze machten kwamen toen op. De booze machten zijn wel zeer bedrijvig geworden in den laatsten tijd. ▫ Sints Joop naar Jeruzalem is gegaan is het alsof ze met de oude heftigheid | |||||||
[pagina 1744]
| |||||||
aant.
Ik voel het duidelijk dat de vriendschap van Joop mij niet meer steunt. Men vreesde hem en zijn steun, al uitte die zich niet direct, was als een waarschuuwing voor mijn vijanden. | |||||||
zondag 16 maartKoud, grijs, N. wind. Donderdag ging ik naar Friesland. Woensdag lichtdag waar ik Jaap eenigszins laks vond. Hij zag het nut van den parijschen tocht niet in. Ik was ook weinig gesterkt. De reis naar Friesland maakte ik met een cabaret-troepje, van Pisuisse. Een vroolijk gezelschap. Ik dacht aan Goethe's voorliefde voor reizende acteurs. Het stormde en de zee was ruuw en vol schuim. Soms werd ik nerveus, ik was zeer somber. Ik sprak dien avond in Witmarsum. Er waren zeer veel en zeer aandachtige toehoorders. Verwonderlijk veel belangstelling. ▫ Ik logeerde bij Ds Vlieg, een echte protestant in een groote kille pastorie. ▫ Den volgenden dag was het prachtig zonnig en stil weer, en ik deed mijn rugzak aan en wandelde van Witmarsum naar Bolsward. ▫ Die wandeling was uiterst weldadig, als een verligting na langduurigen pijnlijken druk. Rondom het vlakke, wijde zonnige land, de weilanden, de groote hoeven, tal van kerktoorentjes rondom, de oopen weg - en duizend zingende leeuwerikjes. ▫ Het was een gouden dag. Digt bij Bolsward kwam mijn gastvrouw mij tegemoet, mevrouw Beekhuis. Ik wist dat ik in die familie veel warmte en sympathie zou vinden. Ik wist het van de voorige maal. En zoo was het ook. ▫ De man is een eerlijke, hartelijke dorpsgeneesheer, die zijn werk goed verstaat en met liefde doet. De vrouw is vroolijk, geestig en goedhartig - er zijn twee lieve dochter- | |||||||
[pagina 1745]
| |||||||
aant.
Ik was dan ook den volgenden dag fijn en subtiel gelukkig. En ik lette goed op, hoe het is als de ziel rust heeft en God gunstig en geneegen is. Eenige uuren lang was alles zeegenrijk en liefelijk. De zee was kalm en zonnig. Uit Bolsward schreef ik naar Jeruzalem. Het was haast potsierlijk die combinatie. Maar Bolsward was zeer fraai in den helderen maannacht, toen we van de leezing kwamen. Prachtig. Een indruk als Venetië, wel minder romantiek maar meer sprookjesachtig. ▫ De leezing was weer zeer druk bezocht. Stampvol. Veele vragen. De lichtbeelden zeer mooi. ▫ Dit was wel de prettigste binnenlandsche lees-beurt die ik me herinner. Van daag haalde ik Hugo van zijn tante Tine de Kruyff. Een brief van Loudon dat hij naar Holland komt, en dan na een week weer vertrekt. Daarop zullen we wachten. Misschien kunnen we samen reizen. | |||||||
woensdag 19 maartNog zeer koel en kil. Maar weinig wind en de wolken trekken stil voorbij, aan helderblaauwen heemel. ▫ Ik heb een bericht van Paul gekreegen dat ik wel meen te verstaan, en dat mij gisteren wat gelukkiger maakte. Ik was met Truida in Amsterdam. Zij bezocht Pater de Groot en sprak lang met den goeden man. Ik vond het lief dat hij zoo graag met haar spreekt. Dat is haar eerlijke en kinderlijke natuur, en haar vroomen aanleg. | |||||||
[pagina 1746]
| |||||||
donderdag 20 maartZonnig, maar harde koude N. wind. ▫ Gisteren kwam weer een bericht van Paul/ nu door Annie Bos, dus van geheel andere zijde. Het eerste bericht kwam door mevr. Bouman Rutel. ▫ Het eerste drukte uit bezorgdheid en smeeking. Hij kon mij niet naderen. Het tweede was een direct bericht aan Annie en aan mij. Hij kon mij nu toch naderen. Het was zeer ontroerend en het gaf mij een diepe sterkte. De bijeenkomst was ook zeer goed nu. Wij zijn een gevaarlijke tijd te booven. ▫ Wij kunnen getroost en gerust zijn, weinig menschen zijn zoo bevoorrecht als wij. Men noodigt mij uit schriftelijke lessen te geeven voor studie. Twaalf lessen in een jaar. Ik vond ook mijn gedicht: ‘de Geest der Waarheid’ wel goed. Gisteren kreeg ik gedachten om het te vervolgen. Het boekje oover Jezus leer is gereed. Nu nog de Lichtstad. Dan Sirius - en de beide gedichten: Schijn en Weezen en de Geest der Waarheid. | |||||||
vrijdag 21 maartKoud en guur, harde O. wind. ▫ Van nacht voelde ik diep berouwvol. Ik moest denken aan Martha's verdriet, hoe ze tot haar kindertjes zei: Moedertjes zieltje droef, moedertjes hartje zwaar. En dat was om mij. En dat snijdt me nu nog als een mes. En al die afdwalingen, die onwaardigheeden, die zwakten! Hoe doorgrieft het mij alles. ▫ En de liefdevolle wenk van Paul deed het mij alles voelen. Zal het nu voorgoed zijn? Heb ik niet eens bij zijn lijk, in de oopen kist geschreid en gelofte gedaan? ▫ Van morgen ging ik naar zijn graf en herhaalde de gelofte. Kort voor ik dit schrijven kwam Martha hier. Ze was rustig en opgewekt. Ze verwijt mij niets. ▫ Voor mij is het een zware dag. Ik kan mijzelven nog niet verdragen, met al mijn leelijkheid. | |||||||
[pagina 1747]
| |||||||
de Rijn. ▫ Ik logeerde bij een dominee, Calma, een jonge man met een flinke, frissche vrouw en twee lieve kleine kinderen, die mij afhaalden in het rijtuig. ▫ Het was weer zeer vol, en vooral na de pauze sprak ik goed. Het moeyelijkste vind ik het spreeken als de lichtbeelden vertoond worden. Ik moet dan in de donkere zaal spreeken en ik voel mij niet zeeker van mijn zaak. Het is dan alsof ik allerlei gekke dingen zal gaan zeggen. En ik weet de maten en feiten niet precies. ▫ Bij discussie ben ik het best. Maar er koomen ook telkens dezelfde vragen, en domme vragen. ▫ De erfzonde komt steeds op de proppen, en de genade. Dat is zeeker nog de nawerking van Kuyper's invloed. ▫ En dan de zotte vraag, of we de menschheid niet van haar beste krachten berooven door die uit te kiezen en op een eiland te zetten. Een groote domheid, die telkens weer wordt te berde gebracht. Gisteren ging ik naar Piet met zijn moeder. Hij is nu met haar verzoend. Ik noenmaalde bij hem, maar hij was nog schichtig, bang voor onze plannen met hem. Paul verliet mij niet. Maar ik ben toch wel wat bezwaard door het afzeggen van die leezingen. Ik ben nu weer zeer neerslachtig. Nu drukt mij weer zeer het toeneemen van de Bolsjewiki en ook het bezit van een plaats als Walden die veel meer aan onderhoud kost dan ik dragen kan. De omheiningen worden steeds vernield door soldaten en kwajongens. Daarbij de miskenning van mijn tooneel-arbeid. | |||||||
maandag 24 maartKoud, vorst en N. wind. Maar zonneschijn. ▫ Ik leg 's nachts vroeg wakker en dan koomen alle sombere gedachten en vragen. Vooral de ergernis oover de miskenning van mijn dramatisch werk, waarnaar men niet zien wil. Zal het ook met mijn boeken achteruit gaan? ▫ Ik heb geen initiatief meer, en er zijn momenten dat ik mij geestelijk verlamd voel. | |||||||
[pagina 1748]
| |||||||
Ik schreef de eerste les voor de cursus. Ik zet maar door. Cursus, Lichtstad, Sirius en Siderius, Geest der Waarheid, Schijn & Weezen. | |||||||
woensdag 26 maartEvert 9 jaar. ▫ Gisteren kreeg ik rust. Een eigenaardige rust, geen fijn genot, maar een drooge, geresigneerde vreede. Ik heb, sints het bericht van Paul, trouw volgehouden, en het schijnt wel iets gemakkelijker te gaan, als men de verzoekingen ontwijkt. ▫ Van nacht was 't nog slecht, maar het werken aan den cursus doet mij goed. Ik kan nu rustig werken, zonder begeerten naar grooter uitwerking. | |||||||
donderdag 27 maartAfschuuwelijk slecht weer, kou, reegen, sneeuw en harde wind. ▫ Weer een zware dag. Somber weer. Broertje ongeloofelijk koppig, Truida en de juffrouw op vijandelijke voet. Van buiten-af niets goeds. Promotie van Royaards, waarbij alle nederlandsche dramatici en dichters zoowat werden genoemd, behalve F.v.E. In hoever is mijn ergernis nu eerzucht en ijdelheid, of gerechte zelfhandhaving? ▫ Ik besloot in elk geval mij zoover te ooverwinnen dat ik Royaards een brief schrijf. | |||||||
vrijdag 28 maartStorm, sneeuw en reegen. ▫ Ik ben nu op den goeden weg, maar ik moet voorzichtig en waaksaam zijn. Gisteren lichtdag. Tot onze groote verrassing kwam ♁, maar zijn teeken wilde hij niet meer zetten. Hij kwam als goede boode en bracht veel vreede en stichting. Nu is de tocht naar Frankrijk weer opgegeeven. Ik las een mooi boekje van Georges Duhamel: la vie des Martyrs 1914-18. Ik schreef aan Royaards. | |||||||
[pagina 1749]
| |||||||
aant.
| |||||||
donderdag 3 aprilMooi weer, nog koud, ook nachtvorst, maar stil en zonnig. ▫ Ik constateer met vreugde en dankbaarheid dat ik sints het bericht van Paul veel rustiger en gelukkiger ben, en van daag op mijn negenenvijftigste verjaardag zelfs blijmoedig en vroolijk. ▫ Ik vind alles goed, ik heb plezier in Walden en het tuinbedrijf, mijn jongens zijn nu gezond, en Hugo toont literairen aanleg. ‘Schriftgeleerde’ noemt hij zich. Versluys was zeer tevreeden oover de verkoop van mijn boeken. Ik heb nu geen pijnlijke gevoelens meer door de miskenning. Het is alles goed, en het wordt eenmaal nog veel, veel beeter. Vandaag een brief van R. Roland, dat de Fransche uitgeever zijn naam niet in de voorreede van den Kleinen Johannes wil hebben. Omdat dat schade doet aan 't debiet. ▫ Dat is wel curieus. | |||||||
vrijdag 4 aprilNeevel, die opklaart. ▫ Het was een goede dag gisteren, en ook van morgen kon ik Hugo wenschen dat hij zijn zestigste jaar mocht ingaan zoo blijmoedig als ik. ▫ Toen kwam echter een bericht van Paul dat ik niet begreep. Het gaat mij nu toch veel beeter en hij moest tevreeden zijn. Waartoe dan nog die droevige toon? | |||||||
[pagina 1750]
| |||||||
dinsdag 8 aprilEen heerlijke, ideale lente-dag. Zonnig en stil. ▫ Gister avond begon het kikvorschen-koor, en de kieften vloogen gierend en klapwiekend om mijn hoofd. Er was lichtdag en Paul kwam en stelde mij gerust. Het is voor hem zoo verdrietig, zegt hij, als hij tot mij naderen wil en hij mag niet. Hij is nog altijd geneigd tot ongehoorzaamheid. Ik plukte viooltjes bij het gezoem der bijen en het was intensief gelukkig. | |||||||
zaterdag 12 aprilZacht weer, reegen, groeizaam. De kroosjes bloeyen prachtig, het ooft belooft veel. Gister een veulentje gebooren. ▫ Ik logeerde bij de Bendiens in Almelo. Henriette's kinderen lijken zoozeer op Valeton/ haar man, dat ik mijn antipathie niet ooverwinnen kan. Die man, die mijn jeugdgeluk bedierf, vervolgt me nu nog. Toch was het een goede man, een goed huisvader. Maar hij was saai, droog, on-musisch, en hij heeft Henriette omlaag gehouden. Tevreeden en gelukkig - maar omlaag. ▫ Het was alles onplezierig. Ik sprak ook slecht. Doch hiervan werd niets bespeurd. Noch van mijn verdriet, noch van het slechte spreeken. Ik maakte een mooye wandeling, bij Almelo. De hei was mooi bruin van de gagel en het mos. Ooveral vloeyende beekjes. 's Middags was ik in Enschedé, bij de rijke Menco's in het weelderige huis. Daar vond ik het toch aangenamer en was ik meer op dreef. Toen gingen wij in een rijtuigje naar de Helmert, een buitengoed met theekoepel. Daar was het mooyer dan in Almelo. Er bloeiden anemonen, en in het bosch was veel hulst en klimop. We waren ook in een boerenhuis, waar menschen en beesten in één groot vertrek woonen. Ik had den voorigen nacht aangenaam gedroomd en ook van Paul een innige droom gehad. Geheel anders dan de misère van den dag. Daardoor was ik Donderdag vrij goed. En ik sprak ook beeter des avonds. | |||||||
[pagina 1751]
| |||||||
Gisteren zag ik nog de fabrieken, de spinnerij en weeverij. Zij werken nu weer. Ik vind het altijd imposant. Ik zie er de mensch, de Christus. | |||||||
14 aprilHeevige storm en reegen. ▫ Gisteren, Zondag, was ik zeer somber bij 't opstaan en in den morgen. Toen kwam als lieve troosteres, Annie Bosch met een bericht van Paul. Een mooi, heerlijk bericht, dat mij zoo steunde als geen ander te vooren had gedaan. Hij mocht nu tot mij spreeken. En hij vertelde wat hij gezien had bij zijn oovergang, en hoe een stem gezegd had: ‘Wie is eenzaam die Christus kent.’ En hoe hij gericht was door Jezus en hoe die de zonde van ons ooverneemt en draagt en hoe hij, Paul, leed om zijn eigen zonden door het zien hoe Jezus leed daaronder. ▫ Ik voel nu hoe dat alles goed is en waar. Toen werd het een goede dag, gisteren. Eerst kwam Moe de Jong met haar dochters, en wij roeiden en zeilden met de jongens en plukten dotterbloemen. Het was zonnig, frisch en opwekkend weer, na zeegenrijke reegenbuyen. 'S Middags kwam Jet Wolterbeek. Vandaag weer eenige uuren op 't land gewerkt. Het gaat nog goed. | |||||||
donderdag 17 aprilN. wind, zonnig, winderig. ▫ Zal dit nieuwe dagboek nu eindelijk zeegepraal brengen? Gisteren, Truida's verjaardag, was het slecht. Ik was zacht gestemd, maar droefgeestig. Ik kreeg Querido's boek en het deprimeerde mij, ik voelde mijn onmacht en had het gevoel: ik moest nu maar uitscheiden. Ik heb 't mijne gedaan, mijn lijf wordt oud, mijn werkkracht en geheugen verminderen. ▫ Dit is geen afgunst. Ik hoop dat Querido's | |||||||
[pagina 1752]
| |||||||
boek mij schoonheid zal geeven. Als het dat doet, dan ben ik verzoend. Ik zal waardeeren, maar moet ook eischen dat ik gewaardeerd word. Ten minste geloofd. Ik kreeg een brief van Seelig, mij door Roland aanbevoolen. | |||||||
20 april1e Paaschdag Zondag. Het boek begint in 't geheel niet goed. Gister was de eerste echte zoomerdag. der Mouw had bij ons gelogeerd en ik had veel en opgewekt gepraat. Ook Brouwer was er geweest. Gisteren ging ik met de kinderen naar Hilversum, met Adwaïta. Het was warm. Jaap London stoeide op de hei, met de kinderen. Toen gingen we naar de Bijenschans. Daar voelde ik mij niet rustig. Moet ik laten blijken dat ik Tine niet vertrouwen kan? Ze is niet oprecht, en ze begrijpt mij niet. Wij wandelden terug, en kreegen een mooyen indruk van de kindertuintjes, aan 't kanaal, in de diepte. Iets van een sprookje of een droom. Het groene ravijn met de vliet er in, en de net uitgemeeten tuintjes met de krioelende kinderen. Een on-hollandsch gezicht. Ik kan de Paasch-stemming niet voelen. Mijn lieve vrouw wordt al meer en meer naar katholieke kant getrokken. | |||||||
donderdag 24 aprilNog steeds koud weer. Maar één dag is het zoomer geweest. Zondag was het al weer koud. Toen aten wij bij Martha, moeder er bij in de rolstoel. Hans en Marietje twee jaar getrouwd. Ik was zeer somber. De booze invloeden van Zaterdag waren er nog. Maandag ging ik met de jongens naar Wijk a/zee. ▫ Het waren een paar gelukkige dagen. Ik vond mijn twee jongens zoo lief. Ze hebben beiden een goed en gevoelig karakter. Zij voelen beiden sterk de aantrekking van de zee, en Hugo maakte dadelijk weer zijn versje. Wij wandelden op de pier van IJmuiden, en de jongens genooten. Ook zagen wij de verwoesting der mooye duinen, door de uitbreiding der industrie. Evert vond het een schande. Mijn geestestoestand werd beeter, en ik werkte gestadig aan mijn bevrijding. ▫ Ik voel meer en meer de noodzaak tot reinheid, ook in onze gedachten. Ook in wat onschuldige flirtation heet, is vuil en onreinheid, en ik kan | |||||||
[pagina *69]
| |||||||
75 Zestigste verjaardag, 3 april 1920
| |||||||
[pagina *70]
| |||||||
76 Truida van Eeden-Everts
| |||||||
[pagina 1753]
| |||||||
aant.
Nu is Hugo ziek geworden. 39.9 en zware verkoudheid. | |||||||
zaterdag 26 aprilKoude reegen. ▫ Gisteren zeer beangst om Hugo, hoewel zijn toestand niet onrustbarend mocht heeten. Ik houd intens van den lieven jongen. Hij is zoo geestig en zoo hartelijk. Adwaïta heeft hier een gesprek met Brouwer gevoerd, waarin de laatste hem uiteenzette hoe door de jongste beschouwingen van Einstein het tijdsbegrip zoodanig was veranderd, dat het verschil tusschen toekoomende en verleeden tijd geheel is opgeheeven. Voor den wiskundige heeft het geen zin onderscheid te maken tusschen toekomst en verleeden. Absoluut beschouwd is het hetzelfde of iets 300 jaar geleeden of 300 jaar na ons geschiedt. Gister las ik de brieven van mij aan Betsy. Dat schijnt mij nu een aardige, gelukkige tijd. En wat was ik toen productief. ▫ Al mijn werk gaat nu zoo traag en zoo moeyelijk, schijnt het. En verzen koomen niet. ▫ Ik ben wel oover de inzinking heen en Paul kan tevreeden zijn. Ik schreef Brouwer een brief, waarin ik hem verzocht de sfeer op Walden niet meer te verontrusten door bezoeken van Holdert. Ik heb gespit en het maakt mij rustig als ik aan mijn tuin denk en hoop voel dit bedrijfje te kunnen voortzetten. Ik heb voorloopig geen geldzorg. Gisteren lichtdag. Maandag moet ik leezen oover Tagore, maar heb er geen zin in. | |||||||
[pagina 1754]
| |||||||
morgen nog 39.6. De arme, lieve jongen. Ik voel weer zoo onuitspreekelijk teeder voor hem, en ik heb minder weerstand dan vroeger. En dan moet ik aan menschelijke wreedheeden denken, die veele kinderen hebben doen lijden. Van avond moet ik oover Tagore spreeken en ik heb weinig zelf-vertrouwen. Help mij, Vader. Lieve Paul, steun mij. | |||||||
zaterdag 3 meiEindelijk zonnig meiweer. Het was koud, de voorige dagen en ik heb weinig uitgericht. Gisteren lichtdag, waarop ♁. En deeze maal een verbaal dat mooyer was dan een in het eerste boek. Jezus op het geboorte-feest van het zevende kind. Ik heb nog wel gewankeld, maar ik sta toch weer recht. | |||||||
maandag 5 meiHeerlijke zonnige dag. ▫ Gister een prachtige wandeling op Bantam. Het was er sprookjesachtig mooi. De eerste nachtegalen zongen, het geslooten huis was vol ernstige stemming. We rustten op het mos. 'S Middags in Blaricum bij Betsy, die lief en opgeruimd was. Zij wist dat ik de melancholie van haar had afgenoomen om die zelf te dragen. Van Martha en van haar. Broertje ging mee op de fiets. | |||||||
[pagina 1755]
| |||||||
aant.
Ik zag den volgenden morgen het standbeeld voor van 't Hoff. Het is niet bepaald mooi, vooral die steenen dames aan 't voetstuk niet. Maar het imponeerde me, omdat het een tijdgenoot en goede bekende van mij is, die daar nu staat in legendarisch-historische waardigheid, met de groote letters ‘Van 't Hoff’ en bestemd daar veele eeuwen te staan. Mijn vriend Landauer, de goede, fijne, welspreekende man hebben ze vermoord. Omdat hij mee wilde doen in de Spartacus-regeering. De eerste van onzen Kreis die sterft. Zaterdag at ik in 't Doelen-hotel met Juul Culp en Gimkey, haar minnaar waarmee ze trouwen gaat. Het was er zeer weelderig en ik dacht aan de refugiés in 1790, die ook een lekker leeventje leidden, terwijl de terreur in Frankrijk heerschte. Vandaag las ik de huldiging van Kloos, die een jaargeld krijgt en een medaille van de Koningin! Wel! wel! wel! Gister was ik met Mannoury bij Pater de Groot. Wij hadden een aardig en plezierig wijsgeerig gesprek. Hij vertelde ons van Marie Heurtin, het doofstom-blinde meisje. Dat door geduldige liefde van haar pleegzuster geheel tot besef en verstandhouding is gebracht. Zij kan nu Brailleschrift leezen en type-schrijven, en ze is gelukkig en innig vroom geworden. Ze wil zelfs niet beproeven naar Lourdes te gaan - hoewel ze er aan gelooft - om des te beeter, na haar blinde leeven, Gods heerlijkheid te zien. Ik dacht veel oover de kleuren-looze harmonie, die zij nu toch waarneemt. Voor mij is kleurenlooze harmonie ondenkbaar en toch is die er. ▫ Zou ze ooit iets van die ‘duizend nieuwe kleuren’ waar te neemen krijgen. | |||||||
zaterdag 10 meiZoomer-warmte, alles in bloei, liefelijk mei-weer. ▫ Gisteren avond sprak ik in Amsterdam. Toen ik er heenging was ik diep ongelukkig, zonder zelfvertrouwen, machteloos. Het mooye lenteweer maakte mij zelfs ellendig. Ik voelde mij verlaten, door Paul, door den Vader. Ik ging met zoo grooten teegenzin dat ik werkelijk meende te moeten begrijpen | |||||||
[pagina 1756]
| |||||||
aant.
Van morgen is nu mijn jongste weer ziek, 39.8. De Spaansche ziekte heeft nog niet uitgewoed. De mei was nog heerlijker dan gister. En nu was mijn gemoed tot rust, ondanks de zieke jongen en het warme zoomerweer. Gisteren schreef ik een stuk oover de hulde aan Kloos, streng en ernstig, en ik voel dat het noodig en goed is. Ik word nu weer innerlijk gesteund. Ik keek de bijen na. Zoet is de aromatische geur van de propolis. Het rook als in Carolina, in 't pijn-bosch. | |||||||
dinsdag 13 meiEen stille, wonderzachte mei-dag. Ik schreef weer aan Schijn en Weezen. Gister sprak ik in Amsterdam voor een gehoor van blinden. Ik was weer droefgeestig, vooraf. Ik kampte nog met mijn slechte, zwakke zelf. ▫ Nu is het beeter, de boomen bloeyen zoo schoon, en de voogels zingen zoo druk. Zondag was Magda hier met haar man, Eugène Joors. Zij vertelden mij van Felix Timmermans en zijn Pallieter. In België heeft hij geen honderd leezers, zeggen ze. De Belgen leezen niet. ▫ Wonderbaar dat sterk stuk taal, ontlooken op een zoo ongecultiveerden boodem, en 't meest gewaardeerd in Holland, een vreemd land, met zoo andere menschen. | |||||||
[pagina 1757]
| |||||||
aant.
Ik sprak in Amsterdam, voor de blinden (Torribio) Maandag. ▫ En Vrijdag voor de feministen. Dit laatste was nog al mislukt. Niet veel menschen. Tijd voor mij om op te houden. Gisteren bijeenkomst van 't Instituut, een lang en diep gesprek, waarin vooral Mannoury het woord deed. Oover Bolsjewisme en ook oover het Godsbegrip. Vrijdag middag lichtdag in Hilversum. Ik kreeg een heerlijk, teeder bericht van Paul. Morgen naar Vlissingen, tot sluiting van 't seizoen. | |||||||
maandag 19 meiKoel, maar mooi, stil weer. ▫ Gister een drukke dag. Eerst een gewonde. Een zondagsvierder die teegen een boom liep. Zijn hoofd met bloed ooverstroomd. Toen Henri Borel. Mijn artikel oover de lichtstad afgeschreven. Borel vertelde dat Kloos heeft gevraagd om een decoratie. Och arm! Toen kwam London met Beckeroff om de lichtstad te bespreeken. En London's vrouw. Tegelijk kwam de Japanner Kusami met een introductie van E.J. Dillon. Een klein keurig mannetje met een vollemaans gezicht. Eindelijk kwam na tafel nog Brouwer, die zeer vroolijk en spraaksaam was. | |||||||
woensdag 21 meiSteeds heldere zon, mooi weer, koele wind en droogte. ▫ In Vlissingen ging het goed, zooals ik verwachtte. Ik logeerde bij van Raalte, Directeur van gemeente-werken. Vier broeders van Raalte, twee getrouwd met nichtjes van Raalte, van Raalte-van Raalte. Vermoedelijk een Joodsche familie. Mijn gastheer en gastvrouw hebben geen kinderen. Dat spijt mij altijd. Het huishouden keurig, een vrij weelderig souper, waarbij een echtpaar Paap, een dito Braat en een heer van Doorn. ▫ Het huis ligt in een parkje, vlak bij zee. Vlissingen omringd door fabrieks-terreinen, en een | |||||||
[pagina 1758]
| |||||||
tuindorp voor arbeiders. Het parkje en het strand vlak bij elkaar. Op een grasveld waren ze aan 't gaai-schieten, met pijl en boog. Prachtig was gister morgen een wandeling op de boulevard, de gladde zee, en het gezicht oover het eiland Walcheren. Alles frisch groen, met de veele meidoornstruiken, de hoeven en hier en daar het aardige boerinnekostuum. ▫ Het liet weer die eigenaardige sensatie na, die leek op die van Rotterdam, maar nu nog sterker, bijna pijnlijk sterk. ▫ Mei, zonneschijn, frisch groen. Ik zit nu in de hut, rustig. Mijn arme lieve vrouw tobt oover de kinderen, en oover de ellende in de waereld. Kan ik mij veilig voelen in de handen van een Vader die zulke gruwelen toelaat als dagelijks geschieden? ▫ Daarom schreide ze. ▫ Bij mij is die twijfel niet meer. Ik heb te veel gruwelen onder de oogen gezien. Ik weet de goedheid Gods, en de volmaaktheid des Heelals. Daaraan is geen twijfel meer moogelijk. Ik ben voorbereid. Jaap zal het nu ook moeyelijk hebben, in het heete, leege, wreede Jeruzalem. Men noemt mijn optreeden teegen Kloos laaghartig. Maar ik weet dat het zoo niet is. In Duitschland, vooral in Oostenrijk, wordt mijn werk erkend. Het is zeer droog. Als het zoo lang blijft zal de oogst slecht weezen, en mijn finantieele zorg weer beginnen. | |||||||
zaterdag 24 meiSteeds prachtig weer. Gister een dag zonder een wolkje aan den hemel. Vandaag warm en stil, een ligt koel briesje, windveeren. ▫ Donderdag morgen ging ik naar Apeldoorn. Ik had de voorige week kiespijn, en die kwam nu weer en is nog niet weggegaan. ▫ Het is als een schreeuw van de huulè, waarmee het stoflichaam de aandacht van geest en ziel tot zich roept. De pijn trekt alles naar zich toe. Door afleiding kan men het een moment vergeeten. Maar het is soms ook jeukend-knagend, niet om uit te houden. Tot Maandag geduld! Donderdag een fietstocht naar Elspeet en Uddel. Wij - Henriette, Justine en ik - rustten bij de uitspanning Eikendal, een heerlijke indruk van lente-frischheid, reuzegroote meidoorns, mansdik. Weelderig gras en banken in schaduw. ▫ 'S Avonds nog een wandeling, om herten en wilde zwijnen te zien. We zagen veel herten en een wild-zwijn. | |||||||
[pagina 1759]
| |||||||
Het was prettiger dan anders bij de Valetons. Het was alsof de schim van den man, die mij nooit sympathiek was, nu daar niet rond waarde. Vrijdag een groote fiets-rit, van Apeldoorn naar huis. De heerlijke, schaduwrijke laan van Apeldoorn naar Amersfoort door de barre hei, en de bosschen en akkers. Wat een gezeegend land, ooveral nette hoeven, nieuwe huisjes, nieuw ontgonnen velden in de hei, en het groen helder en frisch, soms groote parken en buitens. ▫ Holland is wel een zeldsaam gelukkig land. Wat zou men er niet van kunnen maken. Ik bezocht zusje Obbes in Voorthuizen, een allerliefst dorp. Zij was beeterend en bizonder zacht en vriendelijk - waardoor haar werkelijke bekoorlijkheid weer uitkwam. Het was een goed, rustig bezoek. Ik vertelde dat Paul mij had opgedragen te gaan. Hij had de naam ‘Venne’ genoemd, mij geheel onbekend. Ik hoorde dat dat de naam van haar zuster was, welke naam Paul aardig vond en ook voor haar gebruikte. ▫ De kleine Ivo was nu twee jaar, het kind van Valentijn van Uitvanck, een lief blond kind, vreugde voor het heele gezin. Er stond een verdeediging van Kloos in de bladen, teegen mijn artikel in de Groene. Ik antwoordde direct. Ik voel dat nu als mijn plicht. Ik heb nu geen vrees dat mijn motieven onzuiver zouden zijn. Van middag lichtdag. Tweede verhaal van ♁. Truida erg moe en zwak. De jongens lastig en brutaal. | |||||||
woensdag 28 meiN. wind, lichtbewolkt, droog en koel. ▫ Gisteren was ik met Truida bij Pater de Groot. Ik zei dat ik bij de kwestie van het roomsch worden der kinderen, passief zal blijven. Ik geloof in een ware kerk, die niet dekt de Roomsche kerk, maar er wel voor een groot deel mee samenvalt. Ik zal een bestrijder zijn van de valsche kerk en daarom nooit toetreeden tot die kerk. Was ik er in, dan zou ik er misschien in blijven. Maar ik treed niet toe. Zondag hebben we nog gezeild, met Jaap en de kinderen. Maandag Groene vergadering en bij den tand-arts. Ik lees Colas Breugnon. | |||||||
[pagina 1760]
| |||||||
donderdag 29 meiHeemelvaartsdag. Prachtig lente-weer. ▫ Truida zei van morgen: wij moeten ons toch goed indenken, dat het niet maar een symbolisch verhaal is, een mythe of legende, maar dat het heusch en echt gebeurd is, een reëel feit. ▫ Mijn gevoelen daarbij was: de heemel is niet omhoog, noch omlaag. Jezus is dus niet ‘omhoog’ gevaren, - maar eenvoudig verdweenen uit het menschelijk gezicht. De getuigen kunnen dus alleen gezegd hebben dat ze hem zagen ‘verdwijnen’ niet dat ze hem zagen ten heemel varen. | |||||||
zaterdag 31 meiDroog, zonnig en warm. Alles verdroogt. De zorgen beginnen weer met volle kracht. ▫ De Kloosianen vallen mij nu weer aan. Mijn fout is dat ik dit alles te laat doe. Ik voel nu eerst de noodzaak. ▫ Het doet nog wel pijn, die vijandschap, maar bij mijn andere pijnen is het alles onbeteekenend. Ik weet het nu. | |||||||
maandag 2 juniN. wind, wolken, droog. ▫ De vrouw van Joop de Haan logeert hier. Gisteren met de boot uit, in 't bloemrijke weiland. Ik was tevreeden oover het conflict met de Kloosianen. Het is goed dat ik dit alles zoo gedaan heb. ▫ Hoe bewijst juist deeze regeeringshulde dat ze niets geen begrip hebben van poëzie. Ze beschouwen het steeds als fictie, als iets wat buiten het leeven staat. Ik moet hen er opmerksaam op maken dat de sonnetten van Kloos geweldige en gevaarlijke meeningen zeggen. Maar alle zulke meeningen worden vreesselijk gestraft. Verlaine kwam in 't hospitaal, Oscar Wilde in de gevangenis, en Kloos kreeg een ridderorde. | |||||||
dinsdag 3 juniGuur en koud, nu en dan een weinig reegen. ▫ Nog steeds herrie oover Kloos. Het is goed zoo. Querido poogt mij erg voor den gek te houden, maar hij is in't geheel niet geestig. Wel grof en plomp. Het is goed dat ik dit nog las eer ik oover hem schrijf. Ik geloof toch dat Brouwer gelijk heeft | |||||||
[pagina 1761]
| |||||||
in zijn oordeel oover hem. Hij zou hem een reus vinden - - als hij echt was. Maar dat is hij niet. En Couperus is er ook in geloopen. Ik las gister het leeven van Michel Angelo door R. Rolland. Wat een gepijnigd leeven. ‘Ne te lave jamais!’ zei zijn vader. Wij kwamen voor niet bij de London's. Jaap had weer verzuimd ons bij tijds te waarschuwen. ▫ Maar ik maakte een mooye wandeling in de bosschen. Ik schijn wel wat harder te worden. De sereniteit verlaat mij niet, ondanks aanvallen en decepties. | |||||||
woensdag 4 juniKoud, guur, N.W. wind 50o. ▫ Gisteren, op de tram staande, in Amsterdam, bedacht ik dat wij niet kunnen zeggen dat God alweetend en almachtig is. ‘Almachtig’ vereischt een begrip van het woord ‘al’ ‘alles’. Behoort daartoe ook dat wat niet gebeurd is, maar had kunnen gebeuren? ▫ Almachtig, tot alles in staat, beteekent daar ‘al’ ook alles wat zou kunnen gebeuren? ▫ God is in elk geval gebonden door zijn eigen wetten (zooals de schaakspeeler, zooals Tagore zegt, aan eigen reegels gebonden is). ▫ Het woord alweetend en het woord almachtig kan niet samengaan. Wie alles kan/ kan ook de toekomst anders doen zijn dan ze had moeten zijn. En wie alles weet, weet ook alles wat gebeuren kan, weet ook alles wat gebeuren zal. En daaraan zou de almacht niets kunnen veranderen - dus was het geen almacht meer. ▫ God schept, onophoudelijk. Maar het geschapene is nieuw, dus ongekend. Dus daaromtrent weet ook God niets, is dus niet alweetend. ▫ Niets herhaalt zich, de schepping is eindeloos afwisselend. God vergeet niets, al het gebeurde vergaat en blijft toch, al het toekomstige ontstaat (uit het Niet?) in voortduurend scheppen, en is dus onbekend. Nu voel ik weer dat ik dit niet verder uitdenken kan, omdat de woorden mij begeeven. En de wiskundigen die voor mij hebben uitgedacht, dat er geen absoluut vóór of na bestaat, geen + en geen -, kunnen mij hun begrip niet duidelijk maken. Ik blijf voelen dat in mij de Aandacht van al het bestaande - van God - is geconcentreerd. En dit is alleen aanneemelijk door het idee dat Hij oneindige tijd heeft en dus tot alles en iedereen kan afdalen. ▫ Ik moet alleen aanneemen, wat mij nog zeer onaanneemelijk lijkt - dat er meer zulke concentratie-punten zijn, die ik met mijn eigen aandacht bereiken kan. Zooals ik weet dat in mijn weezen allerlei verborgen is, dat ik soms waarneem, maar meestal niet. De schoonheid van mijn ziel, zooals ♁ zeide. | |||||||
[pagina 1762]
| |||||||
donderdag 5 juniWat zachter, bewolkt en reegenachtig. ▫ Zeer slecht gaat het mij. Aan alle kanten droefheid, tot vertwijfeling toe. Ik ben bang om het uiterste te ondergaan en ik weet toch dat het moet. Gisteren was ik met de kinderen in het circus. Het was het rechte ouderwetsch<e> paardenspel, met mooye paardjes, clowns, acrobaten, goochelaars, gedresseerde hondjes en ruiter-manoeuvres. ▫ Ik geniet dat zeer, haast eevenzeer als de kinderen, en vooral om de kinderen, die opgewonden juichten. Een groote tent met dat mooye licht, dat door linnen schijnt, en wel meer dan duizend kinderen. De couranten nog niet uitgepraat oover Kloos. Borel die mij - àl te gedienstig - van het meest hinderlijke op de hoogte houdt. Dreigementen om Walden te verkoopen, door een hypotheek-houdster. Het zou nu volgens taxatie 75000 waard zijn, schrijft de advocaat. Maar voor mij is het nu veel meer waard. Ik heb niets aan dat geld. Merkwaardig is in mij de afwisseling van een gevoel van machteloosheid - zooals op dit moment - en van activiteit en durf- zooals gisteren. Soms voel ik totaal verlamd, soms weer tot allerlei actie in staat. Ik kan dan niet begrijpen dat ik dezelfde persoon ben. | |||||||
zaterdag 7 juniPrachtig, stil, warm zoomerweer. Gister avond begon het al warmer te worden. ▫ Wij waren op Walden in de kamer, in zitting. Er was juist pauze. M.A. was er geweest en wij hoopten op de komst van ♁. Toen kwam de post-boode voorbij de oopen deuren van de serre, en ik nam een pakje van hem aan. Ik wist wat het was. Het boekje. En toen kwam ook onze lieve vriend ♁ en zeegende het werk en sprak ons allen toe. ▫ Wij waren allen zeer getroffen door dit als nauwkeurig beraamde verloop. Dit was onze Pinxteren. ▫ Truida is gelukkig en de heilige ontroering verlaat haar niet. ▫ Ik voel niet zoo sterk voldaan, ik heb nog teveel met mijzelven te stellen. Maar ik was toch zeer verheugd, en ben ook nu zeer dankbaar. | |||||||
[pagina 1763]
| |||||||
Ik tob weer oover geld en allerlei kleine dingen. ▫ Ik lees het boekje oover en vind het zuiver. | |||||||
maandag 9 juni2e Pinxterdag. Prachtig warm weer. Gisteren wandelde ik met de jongens naar Valkeveen. De weegen vol wandelende en fietsende zoomer-menschen, vrouwen en meisjes in witte en lichtgekleurde kleederen, zingende en verspreid door 't bosch op den grond liggend. Een vroolijk zoomertafreel. Toen ik thuis-kwam, zei ik het heerlijk te hebben gevonden. Het was ook heerlijk, voor zoover ik nog iets heerlijks ondergaan kan. De menschen hinderden mij niet erg. Zelfs niet aan 't strand, waar ze poenig en ongemanierd zijn. De jongens waadden ver weg in zee. Gister avond met Hans en Martha en Marietje op het prachtige stille Bantam. ▫ Ik zie nu weer uit op de wandeling van middag, als troost. Het is en blijft toch maar een kleine verzachting van lijden. Zonder lijden zal ik niet meer leeven op aarde. ▫ Steeds kleine zorgen. Mijn geheugen wordt zoo slecht, en allerlei dingen raken weg. | |||||||
woensdag 11 juniOnveranderlijk zoomerweer. ▫ Elken morgen ben ik somber en zwaarmoedig. Dan voel ik onrust, angst, zorg om geldzaken, spijt om gemiste vreugde, wroeging om mijn verdwalingen, twijfel aan mijn kracht, aan mijn werk, onmacht tot actie. Gisteren ontmoette ik Brouwer aan 't station en reisde met hem naar Amsterdam. Dat is voor mij een vreugde, ik ben blij als ik hem zie. Het is als het oude gevoel van vriendschap uit mijn jeugd. Toen had ik ook zulke vuurige geneegenheid voor mijn vriendjes. Bij Gorter was het ook en die | |||||||
[pagina 1764]
| |||||||
stelde mij zoo teleur. Dat was een grove vergissing. ▫ Maar Bertus is lief en hartelijk teegen me. Alles wat ik schrijf, zegt hij, leest hij met plezier. Ik kreeg een brief van Seelig uit Zürich, die mij uitnoodigde om te koomen en leezingen te houden en met hem te praten. De Hoogstratens waren bij hem, en blijven ook in of bij Zürich deezen zomer. ▫ Ook Bertus sprak van een tocht naar Zwitserland, in Augustus. ▫ Ik voelde dadelijk dat dit meer kans gaf op het uitvoeren van mijn voorneemen. ▫ Maar van morgen voel ik weer te zwaarmoedig. Zou het nog gelukken? | |||||||
vrijdag 13 juniStormachtig, buyig, veel koeler. ▫ Gisteren de warmste dag van 't jaar. Ik was in Amsterdam, en kreeg een erge hooikatarrh onderweg. Ik was zeer neerslachtig en zwaarmoedig. Ik lunchte bij Duyvens mijn tand-arts. Des avonds weer eens een patient, een mevrouw B., een jodin, die in vrijen echt geleefd had met een duitscher, door hem slecht behandeld werd en nu de deur uit was gezet, met een bankje van f 1000. - Ik ben machteloos, ik kan geen verantwoording meer dragen. Ik weet niet of ik de kracht en het initiatief zal hebben om op reis te gaan. Het voelt alsof ik er niet toe zal kunnen koomen. Moeder was minder wel gisteren en dat beklemt mij ook. Ook hadden ze van nacht de honig uit de bijenkasten geroofd. | |||||||
zaterdag 14 juniN. wind, koel en winderig. Gister een flinke reegenbui, maar niet genoeg. ▫ Ik was met Truida in Hilversum bij de London's op de lichtdag. Ik verkeer in diepe schaduw. Ik doe mijn best om het niet te laten blijken. ▫ Geld bezwaart mij weer heevig. Vooral omdat ik voel omringd te zijn door een inhalige, gewikste meenigte, die mij natuurlijk poogt te besteelen of te plukken. Vandaag een rustige dag thuis, maar diep zwaarmoedig. Martha schreef oover het boekje. Zij is er door getroffen. En dit treft mij weer diep. ▫ Ach! hoe zou ik haar vuurig om vergeeving willen smeeken, voor mijn zwakheeden, mijn verblindingen, waaronder zij zoo lijden moest. Ook Giltay schreef me, de eerlijke, oprechte, goede jonge man. | |||||||
[pagina 1765]
| |||||||
zondag 15 juniPrachtig weer, stil, koel en zonnig. Helaas te droog. ▫ Ik lees Michelagniolo's leeven door R. Rolland. Gisteren deed het mij goed. De wijdheid en grootheid. Mijn kleine tobberijen verdweenen. Toen M.A. oud was en zijn geheugen verloor, zoodat hij niets meer wist van zijn projecten voor de Lorenzo kerkgeevel, zei hij: mijn herinnering is mij vóórgegaan en wacht mij op in de andere waereld. ▫ Ik had zelfs weer lust in 't tooneelschrijven en dacht: in een week tijd kan ik misschien een stuk schrijven. Laat ik maar beginnen, zooals M.A. aan een standbeeld begon, zonder model, in het grove marmer, zonder uitmeeten. ▫ Ik dacht aan ons Forte di Marmi. | |||||||
maandag 16 juniIdeaal-zoomerweer als 't niet zoo droog was. ▫ Gister heeft M.A. mij gesterkt. Ik voelde weer de waarde van mijn ziel, zooals ♁ dat steeds wil. Het zware, harde leeven van M.A. gaf mij steun. Ik heb niet zijn beeldende scheppingskracht, die hem zoo groot en geëerd maakte. Maar ik ben toch bevoorrecht. Al was 't maar alleen om het Jezus boekje, dat ik mocht opschrijven. Ik wandelde gister met de jongens door de Eng. Een prettige wandeling, ik hoorde versreegels. Voor Kloos! | |||||||
woensdag 18 juniSteeds hetzelfde warme, drooge weer. Heerlijk voor 't gevoel/ maar alles verdroogend. ▫ De geest van Michel Angelo is om me. Ik heb het nooit zoo sterk gevoeld. Ik ben nu weer bewust van mijn beeter, hooger, fierder, schooner zelf. Waar was het zoo lang? ▫ Rijke en creatieve gedachten vervullen me. Ik schreef vier sterke sonetten voor Kloos. Moogen ze tot hem doordringen, maar ik betwijfel het. ▫ Toch is het moogelijk dat hij tot inkeer komt. Ik ben dankbaar dat ik het Jezus boekje mocht opschrijven. Het is een steun in mijn gedachten. Gisteren een prettige Groene-vergadering. Eddie gaat waarschijnlijk naar Genève/ verbonden aan den volkenbond. Hij was zeer vriendelijk teegen | |||||||
[pagina 1766]
| |||||||
mij, en zei dat hij gemerkt had dat ik de meest bekende Hollander in 't buitenland ben. ▫ Ik voelde met blijdschap dat ik in contact blijf met de groote menschenwaereld. Mijn tijd tot retraite is nog niet gekoomen. Ik kreeg de gedachte om een drama te schrijven van Michaël Agniolo's leeven. Zijn leeven is al dramatisch genoeg. Er behoeven geen verwikkelingen bij. ▫ Urbino, zijn trouwe vriend, Cavalieri/ zijn eedele geliefde, Vittoria Colonna/ zijn geestelijke vriendin. ▫ Daarbij figuuren als de Pausen (Julius II) - zijn strijd tusschen eigen trots en onderworpenheid. ▫ De eenvoudige lui die hij graag om zich heeft, en waarmee hij gekheid maakt. ▫ Zijn driftbuyen en zwakten, zijn haat en teerhartigheid. ▫ Zou ik de kracht hebben tot al het voorbereidend werk? Ik moet er voor naar Rome. Het gedicht: de Geest der Waarheid kan worden afgemaakt, de Lichtstad wordt er in beschreeven. Ook Schijn en Weezen, ook Sirius/ alles eindigt op de lichtstad, en in alles is het boekje van Jezus leer, in zijn eenvoud en zuiverheid de richtsnoer. | |||||||
vrijdag 20 juniEr dreigt eindelijk reegen. Er is iets heerlijk zoomersch in de lucht - of eigenlijk in mijn hart. ▫ De verzen aan Kloos hebben mij zeer gesterkt. Van morgen was er iets zeer lichts en fijns leevend in me. Gister een drukke dag in Amsterdam. Ik zag de plannen van Th. Molkenboer, die sommige merkwaardige punten van oovereenkomst met onze lichtstad hebben. ▫ Hij is wel een zoeker en een denker. Maar er ontbreekt een fijne smaak en een scheppend vermoogen. Zijn portretten zijn zwak, en zijn gekleurde beelden zijn niet mooi. Hij is vooral theosoof. Ook heeft hij abstracte geometrische kundigheeden, die ik geheel mis. Ik was ook bij Rijkens, op de drukkerij, bij Duyvens den tandarts, en eindelijk had ik een lang gesprek met Heyermans, bij hem aan huis. | |||||||
[pagina 1767]
| |||||||
ellende en het steeds toeneemend Godsbesef. Kunst en religie. ▫ M.A. sprak ook weer en steunde en sterkte mijn voorneemen. Vandaag is het met mij weer mis. De vier eerste Sonnetten zijn verscheenen. Zij zijn zoo goed als in mijn jongen tijd, zoo goed als die van Ellen. Maar Truida scheen er de beteekenis niet van te beseffen. Zij lette er niet op en bemerkte niet hoe ik er vol van was. | |||||||
zondag 22 juniKoel, wolkig zoomerweer. ▫ Gister wandelde ik alleen in Spanderswoud, en had rust. Ik schreef drie nieuwe sonnetten. Paul zond bericht dat ik in Utrecht moet koomen. Ik ga van avond. Uitnoodiging om in Zwitserland te koomen. Ik zie er teegen op, om de kosten, en om de moeyelijke reis. Ik vraag me af, of het wel noodig is te gaan. Voor genoegen alleen ga ik zeeker niet. | |||||||
maandag 23 juniBuyig en reegenachtig. Hooikatarrh. ▫ Mijn groote zelf is weer schuil gegaan. Gisteren een vrij wel mislukte avond. Maar een mooye wandeling met Martha, naar Hilversum, omdat de trein Zondags niet ging. In Utrecht het prachtige rosarium. Op de zitting niets, er was geen tijd en het medium was er niet. Paul schijnt nog onrustig en ontevreeden oover me. Annie Bosch komt morgen logeeren. Van den Dorpe vertelde van den jongen zelfmoordenaar, waarvan hij de ligging van het lijk had gevonden. De jongen had zich meermalen al gemanifesteerd. Zijn toestand na de daad was verschrikkelijk. Hij wilde weer in zijn lichaam terug, en toen wilde hij zich weer vermoorden, maar dat ging natuurlijk niet. Hij moet in de verschrikking blijven, hoe lang? | |||||||
[pagina 1768]
| |||||||
aant.
Men poogde mij aan de redactie op 't gemoed te werken, omtrent Kloos. Hij was zoo oud en zoo arm en zoo neerslachtig. Maar ik zie heusch geen reeden, in zijn geval, tot sentimentaliteit. Hij moet met zijn verleeden afreekenen, eeven als ik. Wij zijn allen neerslachtig - als we oud worden. Annie Bosch logeert hier en Paul ziet door haar oogen. | |||||||
zaterdag 28 juniGister zeer koud en guur, 's avonds stil en opklarend. Vandaag Z.W. wind en wolken. Zoeler en wat herfstig. ▫ Gister was ik met Annie Bosch in het huis ‘de Lelie’. Martha was er niet en ik wandelde met Annie het geheele huis door. Ze voelde dat Paul zeer ontroerd was, maar blij en vroolijk. Wij waren ook in zijn kamer, waar hij lag met zijn laatste ziekte. En in den tuin bij het larixboschje. Daar wilde Paul niet van daan. ▫ Ik zelf was het meest ontroerd in de ontbijtkamer. Het leek alles zoo kort geleeden, het blije, hoopvolle gezin met de jonge kinderen. Ik barstte in tranen uit, en voelde gebrooken. Hier was de diepe weemoed van het herdenken, en het schuldgevoel. En het huis is verkocht, het gaat alles weg. Ik voelde mijn eigen dwalingen, mijn ontrouw en mijn ligtvaardigheid. Ik had dat gezin nooit moogen opgeeven en verlaten. Het was toch een gelukkig gezin. Wij hadden elkander lief. Paul schreef nog veel lieve berichten, hij vergeeft mij alles - maar ik mijzelven niet. Ook de lieve Martha heeft enkel vriendelijkheid en hartelijkheid voor mij, en de jongens. ▫ Paul houdt van zijn halve broertjes, hij vindt ze leuk. ▫ Maar ik moest gestadig denken om die eerste jaren in het huis de Lelie, en de jonge kinderen in het gelukkige gezin. En dat door mij verwoest. ▫ Nu weet ik veel beeter dan ooit, wat renunciatie beteekent. Het krachtig ingaan teegen sterke neigingen en verlangens. En het is moeyelijker in den ouderdom. ▫ Maar nu moet ik zorgen voor dit gezin, nu mijn vrouw en kinderen. Dan doe ik goed. Er was Lichtdag gister. V.H. kwam. Ik was mijn Michel Agniolo-projekt al bijna weer vergeeten. Zou ik er ooit toe koomen? | |||||||
[pagina 1769]
| |||||||
aant.
Mannoury en Brouwer waren er. Wij spraken oover de actie van het Instituut. ▫ Wij wandelden op Bantam en filosofeerden, zittend op het gras. ▫ 's Middags moesten wij veel lachen. Mijn lieve broertje Bertus was zoo kostelijk vermakelijk. ▫ Hij wil samen met mij naar Zwitserland. Vandaag is de zielsrust weer weg. Ik tob oover geld en oover de reis. | |||||||
donderdag 3 juliNa veel reegen en kou komt vandaag de lieve zon en is het zacht, mild en vochtig. ▫ Ik poseerde twee morgens voor Lizzy Ansingh. Zij is een geestige en oprechte vrouw en die uuren dat ik daar zit te soezen zijn niet onaangenaam. Het is curieus maar sints die herrie om Kloos heb ik meer teekenen bespeurd van mijn ‘beroemdheid’ dan ooit te vooren. ▫ Als ik eerder zoo scherp was opgetreeden zou ik het nu makkelijker hebben. Nu ben ik vrijwel vast beslooten, op reis te gaan, als Bertus mee wil. De oproep van R. Rolland bevalt me. Uit die groep kan al organiseerende kracht koomen. Maar hoe moet ik al mijn plannen nog uitvoeren? Alleen het denken oover die reis neemt al mijn energie in beslag. | |||||||
[pagina 1770]
| |||||||
Lichtstad, de eerste editie gereed maken. Schijn en Weezen. Zang VIII is gereed, nu nog IX, X, XI en XII. Sirius en Siderius. De Geest der Waarheid. Michel-Agniolo. En daarbij het signifisch instituut, de tuin op Walden en zooveel persoonlijks nog, het werk voor de Groene, voor den cursus enz. enz. | |||||||
zondag 6 juliGister warm en vochtig. Vandaag weer drooge N. wind en zon. ▫ Gister was de Winter bij me, en des middags London en toen Beckeroff. ▫ Gepraat oover het tijdschrift-plan, voor de Lichtstad -verbreiding. Ik was droevig gestemd en hoorde later dat Dèr Mouw een beroerte heeft gekreegen en nog bewusteloos is. ▫ Dat trof mij diep en smartelijk. Vandaag weer naar de kerk. 's Middags met de jongens naar de Gooische Boer. | |||||||
donderdag 10 juliKoel en grijs. Mijn vriend is heengegaan - Ik kan van droefheid niet veel zeggen - Ik kreeg gisteren nog hoop. Maandag vergaderden wij op de Oovertoom. Maar Van Ginneken kwam niet, Borel ook niet en Brouwer laat. Ik was nog even bij Lizzy, met Brouwer. Ze wil hem ook schilderen. Ik ging een aangeteekende brief van Hjalmar halen, met vermoeden op een check. Door mijn haast raakte ik mijn hond kwijt. Die bleef een nacht weg. Daardoor werd ik ook gedeprimeerd. Maar het klaarde op en de hond werd terug gebracht. En er was een check. Maar Adwaïta is gestorven. Gisteren waren we bijeen in Utrecht. London, Breithaupt, de Winter en ik. Ik kreeg zulk een goeden indruk dat ik besloot aan het plan deel te neemen. Ze waren toch door mij samengebracht. Een waereld-courant. | |||||||
[pagina 1771]
| |||||||
aant.
Ik at bij Breithaupt en zei mijn meedewerking toe aan ‘the Word’. Ik schrijf oover Adwaïta en daarop mijn leading-article voor ‘the Word’. ▫ Ik kreeg een gunstigen indruk bij het gezin Breithaupt. Hijzelf is een sterk man, een wilskrachtige. Met hem ben ik waar ik weezen wil, de wijde waereldsfeer. Dat verkwikte mij. De avond was schoon, vol stilte en maanlicht. | |||||||
maandag 14 juliKoud, stormachtig weer. ▫ Ik wandelde met mijn lieve vrouw in ons sprookjesbosch, Bantam. Ik ben nog vervuld van luguubere doodsgedachten, door het heengaan van Adwaita - en door mijn eigen ouderdom. De dagen vliegen snel. Ik heb daarentegen een verligt gevoel omtrent geld-zorgen. Ik zal niet veel geld zorgen meer hebben, denk ik. Ik zal hier nu wel kunnen blijven en mijn werk hier afdoen. Ik krijg nu geld uit de zuiverst moogelijke bron als bescherming teegen den leugen. Ik behoef mij nu niet meer aan eenige leugen te onderwerpen uit geldgebrek. | |||||||
donderdag 17 juliVrij goed weer. Ligt-bewolkt. Omstreeks 60o. ▫ Ik schreef een oproep voor ‘the Word’, met mijn drie punten
Ik ben nog steeds niet doortastend met het reisplan. V. van Vriesland was gister hier. Ook hij wil naar Frankrijk. | |||||||
[pagina 1772]
| |||||||
maandag 21 juliVrijdag Lichtdag in Hilversum. Het vervolg op Jezus' leer wordt mooyer dan 't eerste nog. Nu kreegen we het gesprek met de discipelen op den heeten, hongerigen dag. Zaterdag was ik in den Haag en at bij Breithaupt, maakte kennis met Buscast, type van den revolutionnairen journalist, maar in goeden zin en sympathiek. Verder met fräulein von Stoffregen, een mooi jong meisje, uit Pommeren, dus uit een Junker-geslacht. Eenvoudig, bescheiden en idealistisch - maar nog wat bakvischachtig. Ik las mijn artikel voor, en zag het nieuw ingerichte kantoor. Des avonds leezing van Ellen op Westerbro. ▫ Het was een heete dag, die in onweer eindigde. Ik was zeer melancholiek gestemd en dat week niet. De leezing deed mij goed, voor 25 verpleegsters. Het was een zuivere, verkwikkende atmosfeer. ▫ Een er van kende ik, juffrouw Kollewijn, die ik in den Briel leerde kennen. Den volgenden morgen in Bussum, bij Martha en Hans. Een troost was het toen ik haar beloofde per jaar f 1000. - voor haar af te staan. Ik had net die som gekreegen van ‘the Word’. Een oogenblikje was ik wat rustiger. Maar 's middags toen Hans blijkbaar droefgeestig en korzelig was, toen werd het mij zeer wanhoopig te moe. ▫ 's Avonds bracht ik hen roozen. Ik las Jimmie Higgings uit. Alles onder zwaar-drukkende somberheid. Vandaag moet ik weer naar den Haag. Het is slecht weer, stormachtig en nat. Maar dat is niet zoo erg. De innerlijke somberheid - die is vreesselijk. | |||||||
woensdag 23 juliZeer slecht weer. Reegen en wind en kou. ▫ Het is weer zendingsfeest op Spanderswoud, men zingt in den reegen, alles is doorweekt. Gister een zeer slechte dag, en 't is nu nog hetzelfde. Lizzy voltooide mijn portret en ik zag de demonische expressie in een oog. Ik zei ‘dat rechter oog is zacht, maar dat linker ziet er gevaarlijk uit.’ Toen zei Lizzy ‘'t is ook gevaarlijk!’ En toen had ik bij 't weggaan het gevoel van een moordenaar die zooeeven met volle recht ter dood veroordeeld is. Dat gevoel van een demon in je, dat is als een adder die woont | |||||||
[pagina 1773]
| |||||||
aant.
Ik was ook in den Haag en kreeg ook daar slechte impressies, met momenten van schrik, als of ik er ingevloogen was en nooit dat geld had moogen aanneemen. ▫ Ik zie in Breithaupt toch den heersch- en eerzuchtige, en de wijze waarop hij organiseert en met geld omspringt, is eigenlijk Duitsch. ▫ 's Avonds kwam Brouwer. Ik was blij toen ik hem zag. Hij trok een zeer vies gezicht toen ik hem vertelde van ‘the Word’. Dat deed mij ook pijn. Hij vertrouwt de Winter in 't geheel niet. ▫ Hij sprak ook oover mijn Adwaita stuk en terecht zei hij dat dèr Mouw niet tot bevrijding is gekoomen. Zijn verzen zijn als een nood-wooning, waarin hij zich beschutte. Het is waar dat mijn leezing van dat gedicht onjuist is. Ik denk hem als een vlinder, na den aardschen dood, hij bedoelde alleen zijn vlinderen in waereldsch schoon van verzen. En nu ben ik weer geheel droefgeestig. En toch ben ik den laatsten tijd niet zwak of schuldig geweest. Ik heb misschien weer flaters begaan, maar geheel te goeder trouw. ▫ Nu moet ik 4 Augustus op reis, en hoewel er geen bezwaren zijn zie ik er zeer teegenop. Uitgangetjes met mijn kinderen, dat alleen geeft wat rust. Mijn beste tijd was nog toen ik teegen Kloos optrad. ▫ Lieve Truida is ook zeer moe en zwak. Martha is opgewekt. De Gutkinds zijn op komst. ▫ R. Rolland is weer in Zwitserland. | |||||||
vrijdag 25 juliGisteren zonnig, vandaag weer een sombere reegendag. ▫ Ik was met Martha en de jongens in Zaandam gisteren. Ik was zeer droefgeestig, en als ik mij vergiste en sprak van ‘moeder’ of teegen Martha ‘Truida’ zei, dan verscheurde het me. ▫ En toch is mij de herinnering aan die tocht zeer prettig en mooi. Het groote water, de Zaan, en het drukke leeven. De groote industrie-gebouwen ooveral langs de Zaan, de schoorsteen-pijpen en toch ooveral groen en frischheid. Tal van motor bootjes en in Zaandam een druk verkeer van fietsen en voetgangers. ▫ Een sterke indruk van licht, blikkerend water, en sterk menschelijk leeven. ▫ Ondanks mijn droefgeestig gemoed, houd ik toch nog vast wat ik kan aan waereldsch mooi. ▫ We zagen ook het huisje van Tsar Peter. ‘Hoogmoed komt voor den val’ stond er. Dat kan gelden voor de dynastieën. Dit armoedig huisje is toch weer gebruikt als glorie voor de dynastieën. | |||||||
[pagina 1774]
| |||||||
zaterdag 26 juliKoud, grijs weer. ▫ Gister, na de lichtdag, voelde ik mij vrij, en zag ook niet op teegen de reis. Nu zit ik weer te schrijven en voel mijn onmacht om iets anders te maken dan mijn groote plannen. Ik kan niet voor geld schrijven. | |||||||
zaterdag 2 augustusBewolkt, vrij goed weer. ▫ Gisteren moeders verjaardag. Het was erg aangenaam. De Gutkinds waren er, en Lizzy Ansing, Giza en Jolles. Wij dronken koffie buiten in den tuin van huis Beeresteyn. Maar heeden ben ik zwaar droefgeestig, en ik kan ter nauwernood de Gutkinds en Rang en Borel te woord staan, die zich hier nu verzamelen voor een voortzetting van den Potsdamer Kreis. ▫ Ik voel als de kleine zeemeermin, die op messen en naalden liep. Donderdag bijeenkomst van ‘the Word’. Een cosmopoliet gezelschap. Het was geslaagd. Gisteren bezoek van den belg Polderman en zijn Engelsche vrouw. Een vlaming die waarschuwde voor de annexionistische gezindheid in België, door franschen aangemoedigd. Oovermorgen op reis. | |||||||
[pagina 1775]
| |||||||
woensdag 6 augustusParijs, Hotel les deux Mondes. ▫ Grijs, stads-weer. ▫ Ik kan het nog maar niet tot klaarheid brengen. Ik zit nu in de hotel-kamer en voel mij zeer ellendig. Physiek goed, ik sliep goed en ben gezond. Maar de zielsrust is weg. Ik ben bang en somber en mis alle zelfvertrouwen. Ook de reis gisteren was ellendig. Eerst des avonds toen ik bij Eduard van Nierop aankwam werd ik wat beeter. Nu is de vraag: moet ik op die beeterschap vertrouwen, die toch iederen morgen weer inzinkt, of moet ik het voor goed opgeeven te reizen. Ik zou nu niets liever doen dan maar weer snel naar huis gaan, en mij dan aan huis en kinderen wijden, schrijven en mij voorbereiden op het einde. ▫ Maar ik weet dat ik van avond weer wat anders zal denken. ▫ Maar ik vergeet, ik kan zelfs het ooverzicht oover mijn kleine bagage niet bewaren. Telkens is er iets weg, en dan breekt het angstzweet me uit. Ik ben toch niet gezond, niet psychisch gezond. 's Avonds 7 uur. Nu ben ik wat beeter. Na een koud bad. Ik sprak drie uuren met de Loudons en voelde erg hartelijk. Ik hou van ze. Ik wandelde de geheele weg naar huis, bij mooi warm weer en zag de trofeeën van Duitsche kanonnen. Toen moest ik bij Eduard naar zijn lange verhalen luisteren. Dat moet ik er nu voor oover hebben, want ik kan zijn gezelschap en hulp feitelijk niet missen. ▫ En er was een tijd dat ik hem hielp toen hij neerlag in depressie. Alle groote generaals uit deezen grooten oorlog zijn vroome katholieken. | |||||||
donderdag 7 augustusMooi warm weer. ▫ Parijs is gelukkig, het heeft al wat het begeeren kon, en wat niet te bereiken was zonder bloed, zonder verwoesting en rouw. ▫ Ik heb gisteren met van Nierop gegeeten in Hotel quai d'Orsay. Toen aan de Porte Dauphine koffie gedronken tot 's avonds 11 uur. Ik werd toen wel iets beeter. ▫ Prachtig de bloemenaanleg in de tuin der Tuilerieën. Dat oovertreft alles wat ik tot dusver zag. Ik ben weer wat beeter door een koud bad. De nacht was nog slecht. Ik schrijf voor de Groene, dat helpt. Maar ik richt niets uit in Parijs, van hetgeen ik mij voorstelde. Behalve de Loudons vond ik niemand. Maar wel heb ik wat geleerd en beeter | |||||||
[pagina 1776]
| |||||||
begreepen. Parijs maakt toch een sterke indruk op me. Meer dan Londen. Ik schrijf nu oover Parijs. Soms vergeet ik eeven mijn misère. Dan valt het me plotseling weer in. Ik heb niets bereikt in mijn leeven, het is alles zonder hoop en zonder genade. Voor God moet ik alles wegdoen, alles opgeeven. Nog weinig jaren en de kans is voorbij, ik kan al veel minder dan vroeger. Hoe blij en luchtig was ik vroeger op reis, en nu! Ik ben nerveus, angstig. ▫ Nu is 't weer iets beeter. Maar voor kort. | |||||||
vrijdag 8 augustusZonnig en warm. ▫ Ik ben nu telkens weer op 't punt om als een dwaas de vlucht te neemen, in plaats van verder te gaan. Een enkel moment voel ik wat rust en verzachting alsof ik door Paul of door den Vader zelf getroost word. Maar het duurt kort. Ik ga morgen naar Zwitserland. In Parijs heb ik niets kunnen uitrichten. Ik ben hier geheel vreemd en sta buiten deeze waereld. ▫ Ik sliep vrij goed, maar ben zeer onrustig en nerveus. ▫ Nooit weer! Nooit weer! zegt het in mij. Ik kan mij niet meer op deeze wijze forceeren. | |||||||
maandag 11 augustusIn het huisje Friedheim, in Hinwil, bij Willy en Elly. ▫ Alles is plotseling veranderd. Het is een ongeloofelijke omkeer. Ik ben gelukkig en tevreeden en dankbaar dat ik dit schoone land in den heerlijken zoomertijd nog genieten mag. ▫ De vreezen zijn weg, Gods licht schijnt op alles. Hoe was de opvolging? Zaterdagavond nog diner met de van Nierops en den beer Piquart. Ik was toen vrij opgewekt. Maar dronk wijn en rookte fijne sigaren. Toen kon ik dien nacht niet slapen en verwenschte mijn domheid. ▫ Maar wacht! Vooraf ging nog op Zaterdag mijn bezoek aan de Notre-Dame. Daar bad ik lang, in tranen, en vond verligting en troost. Ik bekruiste mij met het wijwater en knielde op de steenen. Toen kwam de eerste ellendige nacht, door mijn domheid om alcohol nicotine en caffeïne te neemen. ▫ Zondag spoorde ik, op een zeer heeten dag, door Frankrijk, tot Bazel. Ik voelde mij zeer wanhoopig en ziek van ziel. Het hotel te Bazel was heet, saai en akelig. Een dienstmeisje wou met mij flirten. Ik was zeer ellendig en sliep weer niet, den ganschen nacht. ▫ Toen zocht ik, in Bazel, een kerk om te bidden. De eerste waar ik in kwam | |||||||
[pagina 1777]
| |||||||
aant.
De eenige droefenis is het ontbreeken van alle bericht van huis. Ik denk dat er brieven zijn weggeraakt, door het domme adres-opgeeven van Seelig. Ik kreeg nog maar een brief van Truida. ▫ Maar wat mij gebeurd is, is zoo groot en uniek, dat het wel het grootste keerpunt in mijn leeven mag heeten. | |||||||
dinsdag 12 augustusIk zit op 't grasveld onder de peereboom op Friedheim, het is half tien en prachtig, stil zoomerweer, warm. ▫ Nu is het alles volmaakt vreedig om mij heen. De boer maait zijn gras, het geurt rondom naar versch gras en mest. Het is geheel stil op den weg. ▫ Het blijft mij goed gaan, al kwamen er van nacht en van morgen weer sombere gevoelens en gedachten. ▫ Maar nu is het ernst deeze maal, en ik zal volhouden. Kleine ontzeggingen doen ons gedenken waarom wij ze doen. ▫ Ik geloof nu dat het tijd is met Sirius voort te gaan. Ik zal er in Wijk a/zee mee beginnen. ▫ Nu lijkt Holland, van hier uit, weer bar en rauw, met kou en reegen en het onherbergsame Wijk a/zee. ▫ Maar al voelde ik gisteren aan het meer en op de bergen Gods geluk en schoonheid, toch voel ik nu ook weer de doodschheid van de voorspoedige land-vreede. In het welvarende boerenleeven hier is geen hoog geluk, omdat er ook geen gruuwel en ellende is. Ik geloof dat ik al beeter en beeter zal kunnen uitdrukken hoe wij de | |||||||
[pagina 1778]
| |||||||
aanweezigheid van God het best kunnen begrijpen. ▫ Hij geniet alle aardsche schoonheid door ons, zooals de vrienden aan génerzij het door een medium doen. In verheeven stemming is Hij. ‘Verheeven’ is een uitdrukking voor Zijn weezen. Hij is in de expressie van het meer, en van de bergen en van de zee. Maar ook in de vreugde van een zeegevierend volk is Hij, al is die vreugde door vreesselijk leed gekocht. Ik zag in Hinwil een fabriek, gedreeven door waterkracht. Alles zindelijk en helder, zonder kool of koolendamp. En toen verheugde ik mij en zag daarin ook Gods voorkeur. Wij zijn voor hooger cultuur bestemd. Toen ik gister in 't meer sprong, dook ik zeer diep zoodat ik al vreesde niet meer booven te zullen koomen. God is het gevoelend weezen van de gansche schepping. Elke gebeurtenis wordt door Hem gevoeld, ook gruuwelen. Maar de gruuwelen heeft Hij noodig voor Zijn geluk. Zonder gruuwel geen berouw, zonder berouw geen zeegen. ▫ De moeyelijkste vraag voor ons is: hoe kunnen wij deel hebben, in onze armoede en ellende, aan zijn Zaligheid. Want dat is geen ding van de toekomst dat wordt uitgereekend en toegemeeten. Het is er nu, onmiddellijk, in alles. | |||||||
zondag 17 augustusHinwil. Dinsdag middag wandelde ik met Elly en Janneke (mevr. Weinsauer Lels) naar Rapperswil. Het was een heerlijke avond. In Ruti namen we een wagentje en reeden door de donkere boschweg. Aan de kant van den weg zaten drie gitaarspeelers. De maan scheen helder. In Rapperswil ging Elly voor 't klavier en speelde als in verrukking. ▫ Zoo had ik haar nooit hooren speelen. Het was prachtig. Den volgenden morgen ging ik om 6 uur op den trein naar Zug. Om 8.30 was ik er, en om 11 uur ontmoette ik Rolland. Een geboogen houding, een fijn gezicht met lichtblauwe vriendelijke oogen. Blond haar, een klein kneveltje. Wat kort-ademig, een fijne, bleeke huid. Hij is 53, maar ziet er al aangetast uit. Zijn zuster een donkere brunette/ niet mooi maar vriendelijk en intelligent. Zijn hulp in andere talen. Ik had drie gelukkige dagen, alleen gestoord door het bezoek van Heller. Ik heb hem niet te woord gestaan, en had daar later berouw van. Het was toch een indiscretie, van hem, maar ik had het zachter en vreediger kunnen behandelen. Des morgens altijd het kapelletje waar ik bad. Op Maria Heemelvaart | |||||||
[pagina 1779]
| |||||||
was het er vol (15 Aug.) en toen was er mis en communie, door een waardig en beminnelijk priester. Het deed mij aan. Het was alles zoo eenvoudig en aandoenlijk. Ik ben nu weer in Hinwil het is bewolkt zoel stil weer, ideaal. Maar ik kon niet besluiten naar Bevaix te gaan, hoewel ik Suze graag zien zou, vooral omdat ze zoo op Truida lijkt en veel van haar houdt. Ik ben zoo besluiteloos, en wat is daaraan te doen? ▫ Ik slaap goed, maar als ik dan in de vroegte ontwaak dan koomen de beklemmende sombere gedachten. En dan wil ik maar weer naar huis. Altijd hetzelfde. ▫ Het afscheid van Rolland was een aangrijpend moment, hij omhelsde mij en kuste mij op beide wangen. Zijn lichte oogen zagen zoo trouwhartig en innig. Ik wandelde door Zug en zat aan 't meer. Elly was aan den trein en we dejeuneerden bij Dr Maeder de psycho-analytiker. Ik besluit nu maar morgen met den Hollander-trein te vertrekken. Ik weet wel dat ik de melancholie meeneem, al lijkt het nu dat ik heel gelukkig zal zijn als ik thuis ben. Maar dan zal ik Zwitserland weer betreuren. Het is hier zoo mooi, zoo zoomersch. Maar het baat niet. Zonder mijn gezin blijf ik onrustig. | |||||||
zaterdag 23 augustusHinwil. Heerlijk weer, zonnig, niet te warm. ▫ Ik ben toch gebleeven en ben er dankbaar voor. Ik verklaarde me bereid tot alles, ook tot het teegengaan van mijn sterkste neigingen, als de Vader het zoo wil. Toen bemerkte ik dat ‘blijven’ beeter was dan ‘vluchten’. En ik heb goed gekoozen. ▫ Ik ben Maandag 18 Aug. met Janneke en Mirte op reis gegaan. Wij kwamen tot Bern en logeerden daar in hotel Metropole. Het was er mooi en heerlijk, wij soupeerden op Schänzli waar ik ook met Truida zat. ▫ Den volgenden morgen zag ik den schoonen Dom, goed onderhouden, maar ach! zonder het lichaam. ▫ Daarna de beertjes en het leelijk-academische Bonds-parlement. 's Middags kwam ik in Bevaix aan en vond den langen, mooyen neef Philip aan den trein. Ik werd hartelijk ontvangen. Men was er zeer vervuld van het boekje. ▫ Ik heb er drie dagen doorgebracht, en elken dag in het meer gebaad. Dit baden heeft toch ook geestelijke werking. Het blauwe, heldere meer, de donkergroene stille boomen, de blauwgrijze bergen. Het was heel mooi. Maar lieve harten bij mij, dat is de hoofdzaak. Ik voelde liefde voor de | |||||||
[pagina 1780]
| |||||||
goede Suuze, die zooveel van Truida heeft en zoo dapper haar huis houden beheert en toch nog piano studeert. Ze is veel sterker, physiek, dan Truida. Maar Truida is verder in vroomheid en religieuze kracht. De schoonzuster Sophie was nu geheel door het boekje getroost en gesterkt. ▫ Het was er druk en vroolijk. Veel bezoek. Ik was rustig, soms zelfs zeer rustig en ben hoog gestemd. Een kerk was er niet. Gisteren morgen (22 Aug.) verliet ik Bevaix, uitgeleide gedaan door Suuze. In Zürich voelde ik weer het gif van de stad. Ik at alleen in 't vegetarisch restaurant, ging nog naar de N. Züricher Zeitung en was om 7 uur weer in Hinwil. ▫ Weer wat heimwee van morgen, maar het is liefelijk buiten. Ik zat met Janneke en haar dochtertje Mirte aan het beekje in het bosch een heerlijk plekje. Ik heb zelden zulke eigenaardige persoontjes ontmoet als Janneke en haar Mirte. Maar ze is geheel eenvoudig, en heeft een leeven met vreesselijke ervaringen achter zich. Maanden op een vrachtschip gezworven, met torpedeering gedreigd. Steeds voor Mirte zorgen. En Mirte heeft de oolijke, fijne gratie en is aldoor opgewekt en vriendelijk. Brief van R. Roland, 20 août 1919 Cher ami, | |||||||
[pagina 1781]
| |||||||
| |||||||
zondagmorgen 24 augustusMooi, koel weer. ▫ Gisteren een berg-wandeling op den Bachtel, met Janneke en Mirte. Het deed mij goed en ik voelde dat ik nog wel goed klimmen kan en een bergtocht zou kunnen doen. Ik voelde me vrij en opgewekt en we bleeven langen tijd op den top, van waar men een prachtig uitzicht heeft. ▫ Maar toen had ik weer de domheid om wijn te drinken, uit een zeekere oovermoedige vroolijkheid, en dat werkte niet goed. Ik werd neerslachtig, en minder hoog in gevoelens. Des avonds kwam er gezelschap. Oscar Fried, Dr Maeder en zijn vrouw, de psycho-analytiker, een Dr Oldenburg uit München, en Carl Seelig. ▫ Toen begon Fried zijn muziek voor te dragen. Het was echter ondragelijk. Een heftig gebrul van iemand die geen kracht heeft. Ik had meelij met den man, blijkbaar een teleurgestelde eerzuchtige. Zijn vrouw met twee kinderen laat hij alleen in Berlijn, hij zelf woont in Bern. Ik kreeg een lieve brief van huis. Elly speelde nog de mondschein-sonate. Maar ik kon geen muziek meer genieten. Van morgen werd ik heel vroeg wakker/ vóór vijf. En toen kwam weer brandend heimwee, allerlei angsten en zorgen, en de Vader vèr. Nu nog één dag en dan ben ik onder weg naar mijn dierbaren. Laat ik nu thuis koomen, dankbaar met een groote gewonnen schat. De crisis in Bazel | |||||||
[pagina 1782]
| |||||||
met de daarop volgende zeegen. (O verwerp hem nooit meer). En de vriendschap van de beide Rollands/ broer en zuster. Hoe doodsch ziet de kerk zonder altaar. Zou dit de saaiheid en dorheid verklaren van den protestantschen Zondag? ▫ Hoe sterk is dit gevoel en hoe onverklaarbaar, op andere wijze. ▫ Ik bemerk het nu telkens weer, in het protestantsche land. De kerken zijn er dor en doodsch. Zelfs de mooye dom van Bern. In Bazel was 't het ergst. ▫ En de akelige Zondagsstemming, is dat een intuïtief besef van de leegte gelaten door het heengaan van Jezus'lichaam? | |||||||
donderdag 28 augustusHolland. Gisteren storm en reegen. Vandaag wel zeer koel (50o) van morgen, maar nu beeter. ▫ Wij hadden Zondag nog een vroolijken dag in Hinwil, bij heerlijk weer. Elly speelde veel. Een avondwandeling met Janneke. Maar de nacht was slecht. ▫ Maandag morgen uit Hinwil vertrokken. Met allen. Ik ging met Janneke en Mirte naar Eduard van Nierop, in 't Waldhaus. Ik lunchte bij de familie Reifs, rijke fabrikanten familie, met een vrouw die op celebriteiten aast en componeert. Janneke en Eduard waren aan den trein. Het was erg warm en vermoeyend. In Bazel de sneltrein. Ik kreeg een coupé met de drie dames Citroen, vriendelijke en vroolijke joodsche vrouwen. We sliepen ieder in ons hoekje, en de nacht was gauw om. Toen kwam Frankfurt met pijnlijke en teedere herinneringen. Ik hield van Frankfurt. ▫ De rest van de reis was saai. Noord-Duitschland is altijd saai en goor, met leelijke huizen en kale heuvelen. Maar nu was het bij uitstek doodsch. Leege stations, gras tusschen de rails, op de straten geen menschen. De groote schoorsteenen zonder rook. ▫ Ik kwam om 11 uur thuis. Er waren geen bezwaren van beteekenis. Allen gezond. ▫ Het heerlijkste was, na de ontmoeting met mijn lieve vrouw, het wakker maken van Hugo. Hij had er om gevraagd, maar toen ik kwam sliep hij vast. ▫ Ik kuste hem tot hij wakker werd, en toen keek hij even beduusd, tot hij mij herkende en toen sloeg hij zijn armen hartstochtelijk om mij heen. Dat was een groot moment. Daarin is God de Vader. Daarvoor moet geleeden worden, om zulke vreugden te kennen. Daarvoor zijn wij geschapen, dat is het meest weezenlijke. Dat is het doel der schepping. Het schreyen in de kerk, het bidden met allen samen, het bidden aan zee, het hartstochtelijk omhelzen van den geliefden vader, bij zijn thuiskomst | |||||||
[pagina 1783]
| |||||||
aant.
Ik heb twee nachten heerlijk geslapen en ben nu weer vrij opgewekt en in evenwigt. Gisteren nog niet. Zeer zwaarmoedig, gedachten aan den dood en de onzeekerheid. Maar ik herstel mij gauw van de pijnlijke reisemoties en vermoeyenissen. Ik heb veel geleeden op reis, maar ik ben bereid weer te gaan, als het moet. Hoewel ik griezel van de ellende die ik er mee moet ondergaan. | |||||||
vrijdag 29 augustusHet is zoel, bijna warm weer. 66o, daarbij storm en reegen. ▫ Ik ben nu nog beeter in eevenwigt. Ik ben voorneemens te Wijk a/zee aan Sirius III te beginnen. Verder om de andere week iets voor de Groene en voor de W.P.U. te schrijven. Van Giltay hoorde ik goede berichten, hij is nu aan de W.P.U. verbonden. In den trein las ik het boek van H.G. Wells The undying fire. Een moderne imitatie van Job, wel belangrijk. ▫ Ik las ook Malwida von Meysenbug, Memoiren einer Idealistin. Op aanbeveeling van R. Rolland. Het is boeyend en aardig geschreeven, wat conventioneel, maar toch oprecht. | |||||||
zondag 31 augustusReegen - opklarend - koud. ▫ Gister met de jongens naar Artis en naar de Elta. ▫ Ik voelde weer de rust en het geluk met hen samen te zijn. Zij waren in verrukking bij het zien van de vlieg-vertooningen, en de groote loodsen met vliegtuigen. Het was ook verwonderlijk. Hoe heeft die kunst zich uitgebreid, als 't ware opgejaagd door den grooten oorlog. Dit moet toch immers uitloopen op een geweldige verheffing en hernieuwing van de menschheid. | |||||||
[pagina 1784]
| |||||||
aant.
Gisteren gebaad met de jongens. Sints Maandag 10 Augustus - Bazel - rook ik niet meer. Dat is een klein offer, dat mij echter ieder oogenblik te binnen komt, en mij aldus herinnert - door zijn plagen - aan mijn goede voorneemens. ▫ Ik tracht nu van alle leevensgenot het fijne, essentieele waar te neemen, dat goddelijk en blijvend is. ▫ Curieus is dat ik, na 14 dagen onthouding, van rooken begon te droomen. En nu herhaalt die droom zich steeds. Ik droom dat ik zonder er aan te denken een sigaar heb opgestooken. | |||||||
donderdag 4 septemberHet mooye weer schijnt alweer voorbij. Het motreegent en ik vrees dan dat de depressie terugkomt, door mijn geringer weerstand. ▫ Gister avond lichtte de zee prachtig. Het was alsof er met groote vuurpijlen langs het strand werd geschooten. Dat ontstond door het omslaan der golven, de zee was zeer vlak en de golven waren laag. Ik ben aan Sirius III begonnen. De lectuur van de twee eerste deelen beviel mij wel. De symboliek is wat duister hier en daar, niet klaar en eenvoudig genoeg. Maar toch wel juist. En het geheel is verrassend en oorspronkelijk. Het weer op neemen is angstig werk. Ik durf nauwelijks, uit vrees minder goed werk te geeven. | |||||||
zaterdag 6 septemberSteeds mooi weer. ▫ Gister was ik in Den Haag en hoorde van de Winter dat er al tweedracht was in de P.W.U. (the Word). Er vormden zich twee groepen, een Duitsche (Breithaupt, Beckeroff, Stoffregen) en al de anderen daar tegenoover. En Breithaupt heeft de macht en beschikt oover het geld. ▫ Giltay was er nu bijgekoomen en een Engelsche componist: Bocquet, een | |||||||
[pagina *71]
| |||||||
77 Bertus Brouwer
| |||||||
[pagina *72]
| |||||||
78 Jaap de Haan
| |||||||
[pagina 1785]
| |||||||
somber, aristocratisch type. ▫ Ik voelde al iets onaangenaams dat mij zou wachten. de Winter was heftig en boos op Breithaupt. Het is hier nu zoo gunstig, op Wijk a/zee als 't maar kan. Maar niettemin blijft het droevig. De omgeeving heeft geen verkwikkende werking zooals vroeger. De oude droomglans is van alles af, en het is hier vrijwel als thuis. Droefgeestig, en de herfst in 't vooruitzicht. ▫ Toch geniet ik nog wel de oude genietingen en ben dankbaar voor 't mooye weer. De jongens baden. | |||||||
zondag 7 septemberPrachtig weer. ▫ Ik zit alleen thuis, Truida is naar de kerk, de jongens aan 't strand. Het gelijkt in alles op de beste tijden van vroeger, maar het vrije, rustige genot is weg. ▫ Ik weet dit nu, en verwacht niet beeter. Ik denk aan de oude dagen in Noordwijk en hier, altijd de zee en de liefde. De zee is blauw en vlak en van de winter zal ik het verlangend herdenken. | |||||||
maandag 8 septemberWarm, stil, zonnig. ▫ Gister een groote drukte. Duizenden menschen aan 't strand. Er was concours van fanfare korpsen. Het duin als bezaaid met vrijende paartjes. Een liederlijke, wulpsche boel. Het is een slecht bestuurde plaats hier. En ach! wat een bende, die Hollandsche middenstand. Ik kom niet hard vooruit, ondanks het mooye weer. Alle omstandigheeden zijn me gunstig, maar het helpt me niet veel. | |||||||
dinsdag 9 septemberWeer een heerlijke zoomerdag. Ik was in Amsterdam en in Haarlem, en fietste naar Wijk a/zee. ▫ Eerst teegen den namiddag kwam er wat leeven in me, maar toen werd ik ook hard en bitter, en kon weinig verdragen. Het was eevenwel beeter dan de morgen. Het was mooi en frisch in de vroegte in de duinen. | |||||||
[pagina 1786]
| |||||||
het eerste grensstation sprak de man aan 't loket mij aan met mijn naam. Hetzelfde in Bazel bij 't terugkeeren. Gisteren de kosters-vrouw in Haarlem, die van ‘vereering’ sprak. En de bloemist te Beverwijk, waar ik bloemen kocht. Vroeger zou ik het natuurlijk en verdiend gevonden hebben. Nu ziet het er zoo droevig uit in mij. | |||||||
donderdag 11 septemberSteeds warm en mooi. Gisteren bezoek van Jan van den Broek. Hij gaf mij inzicht in de achterlijkheid van de massa, in Amerika. Ik zou er nu niet kunnen zeggen wat ik er voor 10 jaren zei. ▫ Vandaag is het iets beeter met me. Misschien door de komst van Annie-(Paul). ▫ Vanmorgen bedacht ik dat we nog nooit een manifestatie of bericht kreegen van iemand die nog leefde, een vergissing die zeer goed moogelijk zou zijn, als alles gis-werk was. Ik rookte gisteren een sigaar, maar het gaf mij geen genoegen. | |||||||
vrijdag 12 septemberSteeds mooi, vast weer. ▫ Van nacht droomde ik veel, o.a. van president Wilson, bij wien ik ambtenaar was. In den droom was ik normaal, niet droefgeestig, en dus zeer gelukkig in vergelijk met den dag. Maar nu, ooverdag, is het weer slecht. En nu zijn alle omstandigheeden toch goed. Binnenkort komt het slechte weer en de herfst. Annie is er, maar van Paul noch van de vrienden brengt ze eenig bericht. Haar eigen ziel is te zeer verontrust geweest. De jongens zijn wild en ongezeggelijk. Als ik met hen alleen ben is het vrij rustig in me. Maar ik kan ze niet altijd bij mij houden. Ik werk langsaam aan Sirius III. Het bevalt mij nog niet recht. Somtijds krijg ik ook weer lust een tooneelspel te schrijven. | |||||||
zaterdag 13 septemberSteeds warm en stil. ▫ Gister avond vroeg Annie om papier en potlood, en zij schreef van ♁ een paar mooye, troostrijke bladzijden. Zij was zelve ook vrijer en kalmer geworden. Ik had een mooye duinwandeling met haar gedaan. Het rook aromatisch, naar munte en thijm en het was een weelige vegetatie, het was een wild, rijk stukje duin. | |||||||
[pagina 1787]
| |||||||
maandag 15 septemberBewolkt, veel koeler. Zaterdag sprak de lieve Paul tot ons. Hij sprak oover iemand in wien wij terstond Adwaita herkenden. Adwaita sprak zelf niet maar hij had Paul gevonden. Het was nog zeer druk in Wijk a/zee gisteren. Wij waren in de kerk, bij de hoogmis. Ik las het leeven van Wagner. Hij kreeg ook genoeg van het ‘operaschrijven’ zonder kans op belangstelling van het publiek. Maar hij was nog jong, toen de belangstelling kwam. ▫ Mijn veertien tooneelstukken liggen braak. En ik word zestig. | |||||||
woensdag 17 septemberKoel, zeer stil weer. Gisteren op Walden. Alles was er in orde. Wij hadden Maandag avond berichten van Paul ontvangen, en ook een lange meededeeling van ♁. Toen hoorde ik gisteren dat Martha door Paul was gevraagd in Utrecht te koomen, zij alleen. En denzelfden avond sprak hij in Utrecht, oover Martha's heengaan van het oude huis, dat hem bedroefde. ▫ Nu is daarin niets teegenstrijdigs met zijn spreeken tot ons. Maar er is ook niets oovertuigends in, want hij had het ons zoo ligt eeven kunnen zeggen: ik spreek heeden ook met moeder. Mijn moeder was fleurig en vroolijk. Ze was onlangs in het groote huis geweest en had mijn vaders portret niet herkend. En toen ze hoorde wie 't was zei ze: mag ik vragen, leeft hij nog? ▫ Hoe wonderlijk gaat het toe in een oud mensch. Ik ben tamelijk opgewekt en werklustig. Ik voel alsof ik toch Michel-Angelo kan beelden. | |||||||
donderdag 16 septemberKoel, mooi, zonnig weer. ▫ Gisteren avond kwam Paul weer bij ons en hij had dezelfde boodschap die hij in Utrecht aan Martha bracht. Ik vroeg hem waarom hij dit niet aan ons gezegd had en hij toonde toen dat hij er wel van wist, en het met opzet alleen voor zijn moeder had gezegd. Dit gebeurde zonder dat ik Annie iets gezegd had oover Pauls manifestatie in Utrecht. Daardoor was toch zijn identiteit ons duidelijk. Hij was het wel, | |||||||
[pagina 1788]
| |||||||
zoo goed in Utrecht als hier. ▫ Het verheugde mij zeer en gaf mij veel rust. | |||||||
vrijdag 19 septemberKoud, guur, reegenachtig. ▫ Gisteren een heerlijke wandeling naar Assumburg. Wel het einde van den zoomer. Woensdag baadde ik voor 't laatst dit seizoen. De herinneringsverbinding tusschen het gewoone leeven en den droom is eeven zwak tusschen de berichten van Gene zijde en het gewoone leeven. ▫ Paul is mij zóó dierbaar en toch vergat ik wat hij me vroeg, gisteren. Om naar de zee te luisteren en aan hem te denken. En toch was ik den heelen dag van hem vervuld. We dronken koffie op Assumburg, zittend onder den moerbei-boom, in de zon. Ik las Wagner's leeven uit. | |||||||
zaterdag 20 septemberStorm, guur weer. ▫ Nu is de gevreesde herfst gekoomen. Ik ben physiek goed in orde. Maar mij bekruipen nog steeds veel sombere gedachten. Ik doe zoo weinig en heb zoo weinig bereikt. Gisteren wandeling naar IJmuiden, met Annie en de kinderen. Het is een saai en luguuber oord, vooral met guur, stormachtig weer. We moesten in een bootje oovergezet worden en dan bekruipt mij weer het angstgevoel, ver van huis, en geen beschutting onderweg. In het schuitje, op 't water, was ik goed en rustig. | |||||||
zondag 21 septemberNog koud en guur, hoewel opklarend. ▫ Ik ging met Truida naar de Hoogmis om 10 uur. Ik raak echter de sombere gedachten niet kwijt. De koomende winter, het koomende einde van mijn aardsche werksaamheid - en zoo weinig bereikt. Geen séréniteit, geen grooter macht oover mijn dichterlijk vermoogen, geen erkenning van mijn werk door de buitenwaereld. Het kerkbezoek vol ergernissen, en daarbij de vrees dat ik de ruimte om mij weg neem en de waarheid in mij geweld aandoe. Gisteren wandelden wij nog van Beverwijk naar Wijk a/zee met Truida | |||||||
[pagina 1789]
| |||||||
en de jongens. Het is prettig ze hier te hebben, daardoor is het in dit vrij luguubere oord, met dit weer nog uit te houden. Ik las Robinson Crusoë, een werk dat mij altijd boeit en mijn leeven lang vervuld heeft om zijn verbazende technische knapheid. Eigenlijk een slecht boek, door een tamelijk geweetenloos auteur, maar verfijnd realistisch en handig. De lectuur kon mij ook al niet opwekken. Ook Wagner's leeven niet. Wat een inspanning en wat een drukte, en welk onvoldoende resultaat. | |||||||
dinsdag 23 septemberHarde storm, met reegen. We zijn nog in het barre Wijk a/zee. De jongens willen er nog blijven, maar ik verlang naar huis, hoewel ik dankbaar ben dat de jongens en Truida bij mij zijn. ▫ Gisteren had ik heftige neuskatarrh en was zeer ongelukkig, en voelde stakkerig. Ik dacht wij moeten ook een arme, oude stakker willen zijn, om Godswil. ▫ In den nacht zeer somber en droefgeestig. Geen geloof meer in mijn werk. Wel in Gods goedheid en volmaaktheid. Maar mijn leeven als een teleurstelling en mislukking voelend. ▫ Angstig, beklemmende eenzaamheid. Mijn stuk aan de Züricher Zeitung ontving ik terug. Wat mankeert er nu weer aan? Ik las het hoogverraadsproces van Toller. | |||||||
[pagina 1790]
| |||||||
aant.
Het eenige goede bericht was van Giltay, de trouwe Henk. | |||||||
donderdag 25 septemberZ.W. storm. ▫ Ik denk toch mijn ‘Elegie’ een ander slot te geeven. Giza is hier en wij deeden een wandeling met de kinderen, door de duinen. In herinnering liefelijk. Op 't moment smartelijk en droef. Ik voel dat Sirius III nu goed op gang komt. Als ik er nu maar gereegeld aan kan doorwerken. Ik verwacht een werksame winter. | |||||||
vrijdag 26 septemberStorm en reegen. ▫ Wij zijn nog in Wijk a/zee, maar ik verheug mij er op morgen weer thuis te zijn. Gister een lange wandeling langs 't strand met Giza en de jongens. De zee was prachtig, ik voelde zelden zoo sterke bewondering. Was dit Paul's toedoen? Des avonds las ik de Elegie voor, aan Truida en Giza. Het is bitter droevig, maar oprecht en daarom zuiver. Ik las ook Sirius voor, en het beviel mij. | |||||||
zaterdag 27 septemberWat beeter weer. N.W. wind. ▫ We staan klaar om weer naar Walden terug te gaan. Ieder van ons vindt het jammer om te vertrekken. Behalve ikzelf misschien. Ze houden allen van dit dorp en dit huis. ▫ Truida zal vooral haar kerkje missen. De jongens vinden het hier altijd heerlijk. Ook bij ongunstig weer, ondanks het naargeestige van een leege badplaats. ▫ Ik ben hier met Sirius III op streek gekoomen en schreef de Elegie. Lyrisch werk bevreedigt mij altijd het meest. Maar ik zou toch ook zoo graag nog een tooneelspel maken. Heeden daags en heel eenvoudig. | |||||||
[pagina 1791]
| |||||||
dinsdag 30 septemberMooi herfstweer, maar koud. Gister in Den Haag bij de P.W.U. Er was nu een groote herrie. Opstand teegen Breithaupt, die blijkbaar valsche voorstellingen had gegeeven, en die op een moment geen geld meer had. De Winter in een toestand van ergernis en woede vertrokken. Breithaupt die alle schuld op de Winter schuift. Giltay die feitelijk de leiding heeft genoomen, in de oppositie. Het is verwonderlijk hoe dom en onnadenkend de menschen zijn. Hoe roekeloos was Breithaupt, ondanks mijn waarschuwingen. En wie geeft zooveel geld in handen van zulk een eerzuchtige, roekelooze man. Giltay komt nu in het huis woonen. Hij houdt zich kranig, ik wist niet dat er zooveel geestkracht en karakterkracht in Giltay stak. Ik kende hem als rechtschapen en verstandig en mij zeer geneegen. Maar hij heeft ook ‘orenda’ persoonlijk ooverwicht. | |||||||
vrijdag 3 oktoberGoed weer. ▫ Eergisteren de eerste voordracht van deezen winter. Ik zag er niet teegen op en het ging alles zeer vlot en gemakkelijk, zonder veel zorg of inspanning. Het is er mee als met droomen, het ging voorbij zonder dat ik er veel op lette, en zonder dat ik er veel van herinnerde. Het was in Deventer oover de Lichtstad. Ik logeerde bij het echtpaar Werner, predikant. Woensdag had ik in Apeldoorn gegeeten, bij Henriette. Ik miste een trein, hoewel we een half uur te vroeg waren, omdat zij mij verkeerd inlichtte. Gisteren noenmaalde ik bij Jet Wolterbeek en had een prettige fietstocht van Amersfoort naar huis. | |||||||
[pagina 1792]
| |||||||
waar ik mij beeter thuis voel en minder geërgerd word. Het is toch een werkelijk mooi schouwspel, de Hoogmis en het vereenigt de sensaties die ik altijd bijeen wil hebben. Muziek, vizueel schoon, wijding. Dit schoone plechtige schouwspel elke week te hebben is toch zeer begeerlijk. | |||||||
vrijdag 10 oktoberVrij goed weer, koel. Eergisteren - Woensdag - sprak ik in Hengelo en logeerde bij de vriendelijke familie Crabbenbosch. Een dubbel gezin vader en moeder, schoonzoon en zijn vrouw. Een gelukkig huishouden. Eenvoudig maar welvarend, een klein huis in het tuindorp. Alles fabrieksemployees en arbeiders. Een gezonde voorspoed, allerlei gerief en algemeene arbeidsaamheid. Daar is de sfeer niet drukkend zooals in Hilversum of Zeist. Ik sprak ook den heer Middelberg en zijn vrouw. De vrouw is familie van Martha (Assendelft de Coning). De man een zoon van Slim-Gerrit, de transvaalsche Middelberg. Gister met Truida bij pater de Groot. De goede man was erg verheugd en hartelijk. Moeder is ziek nu, haar geest zeer verward en ze blijft in bed. Ik was er zeer onder gebukt. Ik krijg elken dag brieven oover de elegie. Het is toch wel goed dat ik 't schreef. Het is wat zout in het al te zoete. | |||||||
zaterdag 11 oktoberHelder, zonnig koud weer. ▫ Van morgen, na den kamp teegen de somberheid vóór 't opstaan en de kamp teegen het beginnen van den dag, na de gemakkelijke rust van den nacht - toen kwam nog plotseling het gevreesde: moeder is erger, het gaat ten einde. Dat is nog een harde slag op een al gekneusde en oovergevoelige ziel. Nu koomen die droeve dagen met luguubere plichten. En toch is er alle reeden tot dankbaarheid. | |||||||
[pagina 1793]
| |||||||
Ik wilde bidden bij moeder. Daar ben ik dan verleegen voor. De oude angst voor al wat aanstellerij lijkt. Gisteren lichtdag. | |||||||
maandag 13 oktoberHeeden morgen is mijn lieve, dierbare moeder heengegaan, na zestig jaren voor mij gezorgd en met mij saamgeleefd te hebben. Gisteren herkende zij mij nog. Ook van morgen nog eeven. Zij glimlacht dan en drukte mijn hand. Om zes uur werd ik geroepen, daar het eind nabij was. En na een korte agonie ging zij kalm en vreedig oover. Nu is haar gelaat streng en vreede-vol, het gelaat van een rechtvaardige en door God beveiligde. Ikzelf was niet rustig. Ik moest mij schamen, na zooveel goeds en een zoo lang innig samenleeven, moest ik dankbaar en gerust zijn. Maar de somberheid verdween niet vóór het einde bereikt was. Toen kwam Truida binnen en dat was een heerlijke verkwikking. Haar lief vertrouwd gezicht bij mijn angsten en onrust. ▫ Zij bracht ook den invloed van Paul mee en nu ben ik veel kalmer, na hartelijk uitgeschreid te hebben bij moeders lijk. Ik heb veel voor haar gebeeden, en mijn jongetjes deeden het ook. Eeven vóór het laatste oogenblik zag ze mij nog aan. En ik moest denken: ‘hoe lang nog, eer je ook zoo ligt?’ en toen: ‘was het alreeds zoover.’ ▫ En nu: ‘het is alles goed!’ Heb ik niet steeds en gestadig gedaan wat ik kon om haar leeven gelukkig te maken? Heeft zij mij niet beloond met een onwankelbaar trouwe liefde? ▫ Dankbaarheid, innige dank sprak ik uit teegen haar. En moet ik ook niet dankbaar zijn dat het mij gelukken kon haar ouden dag zoo gelukkig, zoo vreedig en fleurig moogelijk te maken? ▫ Was het kleine huisje niet een plek waar ieder graag kwam, omdat moeder er was, altijd opgeruimd, altijd blijmoedig en dankbaar? | |||||||
dinsdag 14 oktoberKoud en reegenachtig weer. ▫ Ik ben nu weer zeer zwaarmoedig. Van morgen was 't al zoo, vóór de scheemering. Bij alles denk ik aan de verneedering door den dood, aan de leelijkheid van ons arme menschen. ▫ Hoe ik mijn moeder wilde helpen met de juffrouw, en hoe ik het niet kon omdat het lichaam te zwaar was. O de jammerlijke, verneederende toestand! ▫ En hoe zij met een hartstochtelijke heftigheid mijn handen kuste, | |||||||
[pagina 1794]
| |||||||
zooals een die van dorst versmacht greetig drinkt, zoo kuste zij mijn handen. En dan dacht ik hoe zij altijd 's avonds mijn handen wilde kussen en hoe ik dat dan wel eens wat vies vond en heimelijk mijn handen afveegde - en dat bemerkte zij en later veegde zij zelve stil mijn handen af als ze die gekust had. En dan heb ik toch nog die kus vermeeden en haar op 't voorhoofd gekust. Oneindig veel droeviger ben ik dan bij Pauls heengaan. | |||||||
woensdag 15 oktoberGuur, stormachtig weer, met reegen en onweersbuyen, wilde wolken en reegenboogen. ▫ Ik ben gisteren niet naar Amsterdam gegaan. Ik beproef nog wat te schrijven aan Sirius, maar het gaat niet. Het zelfvertrouwen ontbreekt. Ik krijg nog steeds brieven oover de elegie. Iemand schreef dat hij mij gelukwenschte met deeze gebrookenheid en verwachtte dat ik Jezus zou vinden. Dat was hetgeen ik het liefste hoorde. En dit liet ik ook afdrukken in het weekblad. Ik kon het zelf niet zeggen, maar liet het graag door deezen correspondent doen. ▫ Iemand schreef: Allen die Jezus kennen bidden in deeze dagen voor u. Van morgen ben ik vreeselijk zwaarmoedig - maar toch beslooten te volharden tot het einde. Natuurlijk - zegt de duivel in me - je kunt er toch niets aan doen. ▫ Neen! ik kan ook niets afdoen aan mijn oovertuiging en mijn liefde. God kan niet anders zijn als goed, en de kwelling moet een goed doel hebben. ▫ Maar ik gevoel mij zeer ellendig, veel ellendiger dan in de dagen van Paul's oovergang. ▫ Toch zal ik nog aan 't gemeenschapsleeven meedoen, zoolang ik krachten heb, en iets voor de menschen kan doen. | |||||||
vrijdag 17 oktoberStiller. ▫ Eergisteren kwamen enkele goede vriendinnen mij opzoeken. Eerst Henriette Ortt, die mijn moeder zoo liefhad, later kwam Henriette Wolterbeek, en des middags kwam Annie Bosch, op aandrang van Paul, met een bericht van hem. Zij schreef toen in deeze hut een lief troostrijk bericht, hoe moeder was oovergegaan met de gedachte aan mij, als een | |||||||
[pagina 1795]
| |||||||
brug. Hoe zij door Paul gevonden was, en hem voor mij aanzag en hoe ze nu gelukkig was alsof ze in 't zonnetje zat, denkend hoe heerlijk is alles en hoe mooi, en alsof ze toen mij zag aankoomen. ▫ Dit bericht troostte mij zeer. Ook werd er gezegd dat oud-worden zulk een zeegen was omdat het ontzondigde. Ik moest wenschen heel oud te worden, dan was de oovergang ligter en dan leed men weinig meer aan de ooverzijde. Ik begreep dit. Hoe waardig en rein was het leeven van de lieve oude moeder. Altijd tevreeden, dankbaar voor alles, hartelijk jeegens iederen bezoeker - nooit slecht gehumeurd of klagend, steeds haar best doend om iedereen goed te woord te staan. Het ‘dankbare handje’ dat ze uitstak als haar verzorgster haar goed had ingestopt in de deekens. Dan kwam nog eeven het kleine oude handje booven het dek uit om te danken, voor de goede zorg. En het is een zwaar leeven als men oud wordt en vroeger altoos flink en leenig was. Hulpeloos, stijf, pijnlijk. Dat is als boete, als men het geduldig draagt. Het brengt nader tot God, zei Paul. Dat moeder met de gedachte aan mij is oovergegaan dat zal ik eens leeren beschouwen als het schoonste geschenk dat zij mij geeven kon. Gisteren, Donderdag, hebben wij haar lijf begraven bij dat van Paul. Ik heb maar een paar woorden gezegd. Later had ik er spijt van, ik had van moeders liefde moeten getuigen. Hoe zal ik het nu nog doen? Moeders gelaat was prachtig ernstig en vreedig. Ik kon nog niet goed zien wat omtrent de expressie van het lijk gezegd was, dat het de stof, de huulè is die de sereene expressie geeft. Ik zag, eevenals Hans, de oovereenkomst met het Boeddha beeldje dat in de hoogste meditatie is, booven vreugde en smart. Zoo was ook moeders expressie. Kan de stof dat doen? Paul had beloofd de dag heilig voor mij te maken, maar ik bleef toch zeer zwaarmoedig. De troost werkte maar kort. Van nacht was ik ook zeer ellendig. Er waren op de begrafenis Martha, Hans en Marietje, Giza, Willem van Warmelo, Willem Tengbergen, Marie van Warmelo, eindelijk Giza, de hartstochtelijke, vol vuurige liefde voor mijn moeder. Zij schreide bitterlijk en was vol hartelijkheid jeegens mij. Zij wilde niet dat moeder uit het raam zou gedragen worden. Zij hecht aan zulke dingen. Nu gebeurde het door de kamer en het serretje, waar moeder altijd zat. Ze had het met zuster Obbes al zoo besprooken. Ook Hans was bizonder lief voor mij. | |||||||
[pagina 1796]
| |||||||
zaterdag 18 oktoberZacht, mild herfstweer - de gouden October. ▫ Gisteren weer bericht van moeder, door Paul. Zij was nu tot besef en tot hervinden van haar bewustheid gekoomen. Zij begreep, maar dit alleen niet waarom wij allen zoo droevig waren. Het is dus goed dat ik deeze enkele woorden sprak: geen treuren, enkel dankbaarheid. ▫ Maar des morgens bekruipen mij weer de zorgen. Hoe zal ik rondkoomen als ik geen verdiensten meer heb door leezingen en het inkoomen zoozeer vermindert. | |||||||
maandag 20 oktoberZonnig, koud herfstweer. ▫ Gister avond las ik Querido's Koningen uit. Ik voelde mijzelven zwak en klein bij zijn geweldige geestkracht en werkkracht vergeleeken. Ik wist niet wat te doen, want een blinde zelf-verneedering teegenoover een ijdel man is dwaasheid. Maar ik voelde toch deemoedig, geneigd tot erkennen en toegeeven in mijn vreesselijke beproeving. Ik heb geen trots en geen zelfvertrouwen. Toch wil ik niet toegeeven wat onwaar is en geen onrecht erkennen als recht. Ik dacht er oover hem te schrijven en te bezoeken. Gisteren wandelde ik met de jongens in het prachtige herfstpark van Bantam. Van morgen was zelfs oover dit schoon de schaduw der naargeestigheid gekroopen. Ik wil werken, ik voel dat dit voor mij noodig is - en ik kan niet. Ik zit nerveus te rillen en ik kan niet voortschrijven. En toch voel ik nog kracht genoeg in mij. En nu zijn alle omstandigheeden goed. De hut is warm en zonnig. | |||||||
woensdag 22 oktoberPrachtige herfstdagen. ▫ Ik schreef gisteren aan Querido en kreeg terstond een lange brief van hem terug. Ik was er blij om (voor zoover ik nu nog blij kan zijn). Ook Rolland schreef mij broederlijk en hartelijk. Joti speelde mij de Chromatische Fantasie, en Chopin. ▫ Ik las bij haar brieven van Hans, die erg bevriend met haar schijnt te zijn. ▫ Hij schreef oover het huis ‘de Lelie’ en het ging smartelijk door mijn ziel. ‘Het huis waar moeder meer geleeden heeft dan iemand weet.’ ▫ En te denken dat | |||||||
[pagina 1797]
| |||||||
ik dat leed aandeed. Dat zij daar eenzaam zat en leed, terwijl ik vervuld was van mijn Walden-plannen en blijmoedig en opgewekt was. ▫ Als ik er aan denk moet ik kreunen. | |||||||
vrijdag 24 oktoberGoed weer, koud. ▫ Ik was in Den Haag gisteren. Bij Giltay die nu in het huis van de P.W.U. woont. Ik hoop dat hij het houden kan. Er is veel geschil inwendig. Ik was ook bij Borel met Brouwer en Mannoury. Ik was stil en somber. Later in den trein knapte ik wat op. Van avond moet ik spreken in Amsterdam. En ik zie er nu weer teegen op met een nieuwe vrees. Omdat ik momenten heb waarin ik niet denken kan en mijn aandacht niet concentreeren. Nu vrees ik dat dat onder het spreeken zal koomen. Dan blijf ik steeken. Brouwer zeide mij het ook eens gehad te hebben. Hij wist niet of hij moest blijven wachten, of de kamer uitgaan. ▫ Mijn eenige remedie kan zijn het gebed. Ik zal Gods hulp in roepen, en mij tot meer zelfvertrouwen dwingen. Mijn motieven zijn zoo zuiver. De orthodoxen maken met wellust misbruik van de Elegie. Dat verwachtte ik wel. Ze beschrijven mij als iemand die na een mislukt leeven in een hoekje vergeeten zit, in Wijk a/zee waar ik nu heet te woonen. Ik word 's nachts vroeg wakker. Hjalmar schreef dat hij in December komt. Daarop verheug ik me. Naargeestig is het koomen des avonds in Amsterdam, voor een leezing. Het eenzame, drentelen, - de nerveuziteit en de somberheid. | |||||||
zaterdag 25 oktoberNevel. Koud. Het heeft mij goed gedaan. Ik voelde al vooruit dat die eigenaardige toestand waarin ik niet denken kan en mijn aandacht niet bepalen, verdweenen was. Of liever de kans of de moogelijkheid was weg. Ik voelde dat ik eeven goed zou spreeken als gewoonlijk. Ik voelde gewoon, zooals andere menschen schijnen te voelen. Terwijl dat gevoel van zelf-observatie dat alle logische denken wegneemt een fijner en subtieler gevoel is, zooals ik denk dat bij het sterven ontstaat. ▫ Misschien hielp Paul me, ik had het hem gevraagd. Paul en moeder hielpen me. En ik sprak goed en vlot en voelde | |||||||
[pagina 1798]
| |||||||
aant.
Zondag A.S.P. vergadering in Amsterdam. | |||||||
woensdag 29 oktoberSneeuw. ▫ Het weer is afschuuwelijk, een sneeuwstorm/ de sneeuw ligt dik en alles is nat. Sterk is nu de naargeestigheid op alles. Ik zie er kalm op neer, maar constateer een heftige leelijkheid oover alles. Dat is dus verwijdering van God. Maar ik denk dat veele menschen niet anders gewaarworden dan ik nu, en het zeer goed en gewoon vinden. Bij mij ontstaat de kwelling door het weeten van andere schoone moogelijkheeden. Hoe heerlijk schijnt nu het verblijf aan zee, en ook Hinwil en Schoenbrunn. Gisteren in Amsterdam, bij het Deutzen-hofje geweest om asyl te zoeken voor Ehrenfeld. ▫ Toen bij Henriette Roll, bij Hans van Maarsseveen koffiegedronken, daarna bij Rijkens. De voordrachten vlotten niet dit jaar. Ik krijg geen uitnoodigingen. ▫ En hoe zal 't gaan met geld? Met brandstof? | |||||||
donderdag 30 oktoberVan nacht flink gevrooren. De weegen zijn slecht door bevrooren sneeuw. ▫ Een dineetje gister bij van Nierop. Van morgen alles weer eeven erg. Maar ik had een heerlijke droom. Wat een contrast! En toch schijnt het waakleeven mij altijd nog beeter dan het mooiste droomleeven. Het is als word ik afgehouden, afgewend van dat droomleeven, dat toch zoo prettig | |||||||
[pagina 1799]
| |||||||
is. Maar ik wil het niet omdat het onvolkoomen is en bedriegelijk. En het waakleeven is toch zoo ontzettend pijnlijk. De zorg! de zorg! en de luguubere gedachten, onophoudelijk. ▫ En zooveel onvervulde wenschen koomen nu tevoorschijn en vragen hun deel. En ik heb geen leevens tijd meer voor hen. Het is te laat. | |||||||
vrijdag 31 oktoberDe sneeuw is weg. Het stond zoo vreemd. De boomen nog in blad, bruin en groen. En daarop en daaronder de sneeuw. ▫ Ik word vroeg wakker en huiver dan opnieuw teegen den dag. Geloof ik minder vast in de opstanding? Neen, eeven stellig als ooit. Maar zou het geen teleurstelling kunnen zijn? Zooals zooveel een teleurstelling is geweest? Zou het geen eenzaamheid zijn? Hoe zal ik mijn geliefden herkennen? Het bestaan moet gelijken op den droom. Dat schijnt mij zeeker. Maar de droom is zoo onbevreedigend, zoo vol bedrog en leelijkheid. | |||||||
maandag 3 novemberWeer dikke sneeuw, van nacht een graad of drie gevrooren. ▫ Ik was Zaterdag in Haarlem en bezocht Valérie, die te bed lag. Toen fietste ik naar Noordwijk a/zee. Dat was goed en prettig. Ik ken die weg zoo goed en vaak was ze zoo mooi. Martje lag ook te bed, in haar nieuw verblijf, pension bij Jansje Vioen. Jansje geniet als wij er zijn, en als ze Martha verzorgen mag. Een liefhebbende ziel. Nu had de scherpe Oostenwind Martha ziek gemaakt. Maar ze kwam toch op, toen Hans en Marietje kwamen. Het is alles zoo navrant. Telkens gaan weer oude wonden oopen. Hoe heb ik Martha vereerd, hoe was ik haar toegewijd. En nu dit! ▫ En ze zijn allen nog lief en vriendelijk teegen mij. Ik maakte een wandeling alleen om het heele zeedorp, en werd toen wat flinker. Ik had ook beeter Gods-gedachten. Ik dacht oover den opzet van een nieuw boek. Eenvoudig en waarachtig. Vastlegging van de ervaring oover het huuwelijk, en de sexueele kwestie. Lijkend op de ‘Koele Meeren’ maar van mannelijk gezichtspunt. Een gewoone roman dus. | |||||||
[pagina 1800]
| |||||||
Ik had weer een zeer slechte nacht. Dat maakte mij natuurlijk zeer somber, tot Joti kwam en wat Chopin speelde, waardoor ik ontroerde en schreide en verlichting vond. Ik las ‘de Rozendokter.’ Ik fietste van Noordwijk naar Leiden. De wind was schuin achter. Ik reisde in den trein met een heer, die mij wèl zeide te kennen en mij vroeger gesprooken had. Zijn naam is Ederveen. Zijn gesprek was interessant, hij was in een klooster geweest in 't Noorden van Japan. Hij maakte verzen en was een jaar de echtgenoot geweest van Marie Metz-Koning. ▫ Nu was hij leevensmoe en ging afscheid neemen van zijn vrienden, in Wassenaar, in Leiden in Amsterdam. Dan ging hij wandelen. Wachtend op het einde. Hij had iets zeer bitters, een weinig affectatie, ook een sterk eerzucbtsgevoel. Ik vroeg hem met mij mee te gaan - maar dat wou hij beslist niet. Hij was mij erg dankbaar voor wat hij van mij las. Ik vroeg hem, die dankbaarheid te toonen door nog wat meer met me te praten. Maar hij wou niet. | |||||||
woensdag 5 novemberKoud, strenge nachtvorst O. wind. ▫ Ik was gister in Amsterdam, bij Henriette Roll. Ik voelde mij beeter. Het is toch wel de sexualiteit die hier een rol speelt. Het is niet gemakkelijk het verband te vinden, want het werkt niet terstond. Maar ik schrijf de algemeene depressie toe aan de sexueele spanning, waarin ik b.v. van Zaterdag op Zondag verkeerde. Eevenals in Bazel. ▫ Als ik dit nu goed weet, dan is de redding nog moogelijk. Als een ander mij raad vroeg, in mijn geval, zou ik geheele onthouding raden. Maar ik was zelf op dat punt sterk en voelde nooit depressie na bevreediging, eer het teegendeel: opgewektheid. ▫ Maar nu zijn het wel duidelijk de afwijkingen, de gedachten die mij ziek en ellendig maken. Gister was Henriette Roll vervuld van plannen voor mijn tooneelwerk. Ze wilde dat ik iets anoniem aanbood, zooals Heyermans dat deed, om de kritiek te misleiden. ▫ Ik vroeg alleen of ze zou willen meewerken om een opvoering van Minnestral te krijgen op mijn zestigste verjaardag. Dat ook vond ze uitsteekend en ze was er vol van. Reyding vertelde mij van het succes van een stuk Professor Bernardi, met een motief dat ook mij zou interesseeren. Het al of niet voorbereiden op den dood voor een stervende. Ik begrijp alleen niet hoe men er een tooneelstuk van maakt. ▫ Ik zal nu trachten Eponina nog wat te camoufleeren, | |||||||
[pagina 1801]
| |||||||
aant.
Ik dacht nu toch weer aan mijn eigen nieuwe stuk, op het motief van de sexueele liefde. Het zou dan een sprookje worden. Een Elf of Fee die een menschenkind wil bijstaan in zijn ellende. ▫ Het eerste tooneel is in 't bosch bij de duinen, waar de hoofdpersoon des nachts in wanhoop komt klagen - en beluisterd wordt door de elfen. Een elf besluit mensch te worden om hem. ▫ Ze gaat met hem mee, in 't leeven. Haar liefde is diep en groot, maar niet sexueel. Dat kent zij niet. Daardoor begrijpt ze ook de menschen niet. | |||||||
donderdag 6 novemberKoud en guur. ▫ Ik had gister een goeden dag en voelde het plan voor mijn tooneelspel rijpen. Het Haagsche milieu wordt al duidelijker voor me en de persoonen krijgen al leeven. Winfried, Eugène Darbo, Blanche Soestermans, Quirine Soestermans (de moeder), Ismea. ▫ Ik werkte nog al veel gisteren, en sliep vannacht daardoor niet veel. Ik lijd des morgens kou. Ook is de melancholie nog heevig. | |||||||
vrijdag 7 novemberStil weer. ▫ Zoolang ik creatief werksaam ben is de melancholie weg. Ik verheug mij op dit nieuwe stuk meer dan op eenig ander. Het is mij nu al lief. Ik zie de tooneeltjes voor mij. ▫ Het maanlicht in bosch en duin - de dageraad, als Winfried Isméa ziet zitten in haar menschelijk elvenpakje. ▫ Het weelderige huis van Quirine met haar gracieus dochtertje, Blanche dat direct intiem wordt met Isméa. Het kind met los haar, al is ze 17. ▫ Darbo de hofmaker, die iedere vrouw direct begeert. Quirine zijn oude liefde, Blanche, Isméa - verliefd op elk. ▫ Isméa binnen koomend op een tea, wordt bewonderd, en toch heimelijk ook bespot. ▫ Het slot, als ze ontwijkt langs een manestraal, door heimwee gedreeven. Haar krans en kleertjes blijven achter. | |||||||
[pagina 1802]
| |||||||
aant.
Zondag een goede kerkgang met Truida. Maandag was ik bij 't instituut, met Mannoury, Brouwer en Pater van Ginneken. De laatste sprak veel en goed en maakte een prettigen indruk. Een forsch gebouwd man met een luide stem, geestige oogen en grooten neus. ▫ Het was een interessante bijeenkomst. Het bleek dat de Jezuïten veel meer leeven en evolutie toelaten dan de andere Katholieken, waarvan de Dominicanen de hoofdleiders zijn. De Thomisten houden aan Thomas Aquino vast, de Jezuïten leeren hun eigen scholastiek. Ik krijg steeds brieven oover mijn vermeend Roomsch worden. Dit zou alleen vermakelijk en interessant zijn, als er niet bij kwam, dat men mij niet meer vraagt om te leezen. Ik heb nog maar twee leezingen gehad en twee in 't verschiet. Dat doet geldzorgen ontstaan. Dinsdag zag ik de kunst-nijverheid expositie in 't Suasso museum. Er is toch in 't geheel geen vaste fraaye stijl te bespeuren in heedendaagsch werk. Het wordt steeds leediger. Woensdag kwam Jimmy Gibson, de fabrikant uit Gothenburg. Hartelijk en liefdevol kwam hij. Hij omhelsde mij aan 't station. Des middags gingen we in de auto van Jaap zijn Lichtstad teekeningen zien. Gibson vond ze prachtig, en werd er zeer door getroffen. Hij is een goedhartige man, die een vader is voor zijn arbeiders. ▫ Eigenaardig dat hij in sommige gebaren en spreek-manieren precies op Lady Welby lijkt. Hij is van Schotsche afkomst. Misschien is het het Keltische bloed, en dat hij ook daardoor zooveel van mij houdt. ▫ Mijn vader, Lady Welby, Jimmy Gibson, Bertus Brouwer, allen met Keltischen geest, allen mij zeer geneegen. Gister avond een dilettanten-seance bij mevr. Tindal. Ik had een goede gedachte, Zondag. Ten eerste deeze: dat wij steeds gezet worden voor moeyelijker opgaven - omdat wij gaandeweg alles willen | |||||||
[pagina 1803]
| |||||||
beseffen. God herwint zichzelven in ons. Dat kost steeds meer pijn en moeite. En dan ook begreep ik dat ik Isméa zuiverder mooi moest maken, ernstiger, ondanks de komische effecten nu en dan. ▫ Maar zij vindt het kruis, en begint de bedoeling daarvan te begrijpen. Dat is dan het weezen van haar elven-bestaan, dat ze 't kruis niet kent. Nu ze dat leert kennen, krijgt ze een menschenziel. | |||||||
zaterdag 15 novemberEen N.O. storm met zes graden vorst. ▫ Een angstwekkend vroeg begin van den winter. En dat bij den koolennood en de slechte voeding. Wat zal er nog geleeden worden. ▫ Gisteren een maaltijd bij Brouwer die mij veel te rijkelijk en te oovervloedig voorkwam. Des middags is Annie bij ons geweest en wij kreegen tijding van ♁, tot groote vreugde van Truida. Voor haar is hij een echte heilige en het voorwerp van haar liefde en vereering. | |||||||
dinsdag 18 novemberDooi ingevallen. Buiten warmer dan in huis. Sneeuw bijna weg. Stormachtig. ▫ Nederveen voelt zich zeer behagelijk hier. Hij werkt hard aan vertalingen naar mijn opgave. Hij heeft ontdekt dat het kleine dienstmeisje Jannie van Dijk een mooie stem heeft en aanleg tot hooger cultuur. Ze | |||||||
[pagina 1804]
| |||||||
aant.
Des morgens vóór zonsopgang komt mijn somberheid. Het ergste is dan het gemis aan zelfvertrouwen in mijn werk. Ik bad er om, mijn werk te moogen voltooyen. | |||||||
woensdag 19 novemberDe sneeuw en vorst zijn weg. Het is grijs winterweer, en alles maakt mij diep somber. Geldzorg, en het machtelooze gevoel. Ik was even in Amsterdam, en vervuld van mijn tooneelspel. Maar ik ben nog niet oover de moeyelijkheid heen. Ik heb niet meer dan 't eerste tafreel en 't begin van 't tweede in mijn hoofd klaar. En de hoofdgedachte: het kruis brengt nieuwe liefde, en ook asexualiteit. En dat is ver, ver. ▫ Hoe zal het einde zijn? Het werken aan literair werk wordt belemmerd door 't zelfbesef. Bij al wat ik schrijf komt de zelfkritiek veel meer dan vroeger. Dat werkt net als bij 't oopenbaar spreeken, men let op zichzelven en raakt den draad kwijt. Zoo heb ik veel geduld noodig om aan 't werk te beginnen - ik zoek allerlei uitstel. | |||||||
vrijdag 21 novemberSneeuw, hagel, reegen. ▫ De waereld een nachtmerrie, een bange droom, zoo ongeveer is mijn gevoel. Een nachtmerrie op natuurlijke grootte. En dan de vraag hoe lang die zal aanhouden. In de kleine nachtmerries van den droom kan men zichzelf bevrijden, door wat inspanning. Maar aan de groote nachtmerrie van iederen dag, daaraan valt niets te veranderen. Ik schreef aan ‘Winfried’ 1e tafreel. | |||||||
[pagina 1805]
| |||||||
zondag 23 novemberZoel weer. ▫ Gisteren de uitvaart van D. Nieuwenhuys. Het was grootsch en navrant. Luguuber en hoopvol. Wat is het Amsterdamsche volk leelijk en zwak en ontaard. En toch ook weer ... wat is er nog ernst en goedhartigheid in die droevige massa. ▫ Ik zie aldoor die haag van bleeke, groezelige gezichten. Het eischt veel, daarin liefde en zeegen te verwachten. | |||||||
woensdag 26 novemberMooi, stil zonnig weer, niet koud. ▫ Gister avond in Haarlem gesprooken. Het welbekende publiek - een klein zaaltje met arbeiders en enkele vrouwen. Het gewoone debat, precies als 20 jaren geleeden. Maar ik sta veel sterker dan toen, omdat ik feitelijk alles kan handhaven. ▫ Ik at bij Kooy-van Zeggelen. ▫ De glimmende paden van den Hout en den Dreef - herinnering aan oude tijden. | |||||||
vrijdag 28 novemberZ.W. wind, niet koud. ▫ Woensdag Lichtdag. Wij kreegen allen vermaningen van V.H. Jaap nog 't meest. Ik was zeer opgewekt, er na. En nu ben ik ook nog zeer goed, vooral omdat de comedie vlot en veelbeloovend wordt. Ik had het nauw durven hoopen, maar er is nog wat in me van de oude fonkeling. Gister wandelde ik in den nacht heen en weer | |||||||
[pagina 1806]
| |||||||
aant.
Ik was bij Tindal, er was een seance, maar het was de gewoone dilettantenrommel. Een Frans Westerveld die vermoord was in Amerika, nam bezit van 't medium, de uitdrukking van haat en wraakzucht in haar gezicht was ontzettend. Maar dit is onnut en gevaarlijk werk. | |||||||
zondag 30 novemberEen lichte prettige dag. Het eerste bedrijf las ik van avond vóór, aan Nederveen, Ehrenfeld en Truida. Salomonson was op de koffie. Truida en ik waren bij de hoogmis. Het was benauwd in de kerk, muf en de preek was wartaal. Maar de hei was licht en het was toch goed. 's Middags op Bantam gewandeld - met de kinderen. | |||||||
zaterdag 6 decemberStormachtig, zoel weer. Eergisteren een heevige onweersbui, hier en in Antwerpen. ▫ Ik kwam gisteren uit Antwerpen terug en vierde St Nicolaas met de kinderen in moeders huisje, met Nederveen, Ehrenfeld, Uwe, Truida en de kinderen. De voordracht in Antwerpen slaagde zeer. Er was ongewoone belangstelling, een reusachtige zaal, geheel vol, minstens 2000 menschen. Ik deed mijn best en ik geloof dat het wel goed was. Het debat gaat mij altijd het beste af, en de toelichtingen van de lichtbeelden het slechtst. Als ik feiten, maten en cijfers moet opgeeven dan ga ik zoo wat kletsen, dan zeg ik maar wat. Als ze mij aanvallen dan eerst voel ik mijn innerlijke weerstandskracht. Dan sta ik nooit verleegen. Ik was op mijn gemak en werd al vroolijker, in | |||||||
[pagina 1807]
| |||||||
't debat. Toch was ik oover mijzelven niet zeer voldaan. Ik heb wel beeter gesprooken. Maar men vond het prachtig. Wij praatten nog na met den Voorzitter, Frensen, een bolsjewistisch type, lang achterwaarts gekamd haar en volle baard. Zijn demagogisch talent kwam duidelijk uit. Hij kreeg geestdriftiger toejuiching dan ik. ▫ Een jonger bestuurslid, de Muynck, leek mij schrander en sympathiek. Ik logeerde bij Magda Joors en Eugène Joors in het nog al sombere huis. De stad toonde nog de spooren van de beschieting voor vijfjaar. Wij hadden naar Lier willen gaan, maar misten den trein. Ik wou het land van Pallieter zien, en de verwoeste stad. ▫ Toen zagen wij de kathedraal. Een heerlijk gebouw. Hoeveel mooyer bouwden toch de Zuid-Neederlanders! In Noord-Neederland zijn bijna geen mooye kerken en geen mooye gebouwen. De Vlamingen klaagden oover het flauwe geestes-leeven. Ze waren ten achter bij ons, zeiden ze. Maar er was dan toch enorme belangstelling, en vroomer dan de Noordelijken zijn ze toch altijd geweest. In den trein las ik het voortreffelijke boek van Dole the Spirit of Democracy. Mijn moeder heeft zich gemanifesteerd bij Nederveen om hem voor iets te waarschuwen. Denzelfden nacht - na mijn reede in Antwerpen - droomde ik heel aangenaam en mooi, en zag ook mijn moeder. Ik vroeg waarom ze mij niet het eerste groette. Toen omhelsde ze me. Ik ging aan 't hoofd van een lange optocht van menschen. | |||||||
maandag 8 decemberVrij goed weer. ▫ Gisteren bijeenkomst bij Brouwer, in de apotheek, met van Ginneken en Mannoury. Er werd drie uuren zeer leevendig en leerzaam gediscussieerd. Van Ginneken is een geniaal, merkwaardig man, en zijn besliste aanvaarding van de katholieke hoofdleer en daarbij zijn bizonder intellect geeven een indruk van rust en troost. Hij weet ten minste beeter wat hij zegt dan de anderen. Ik zelf ben vervuld van doods-gedachten maar niet bizonder naargeestig. ▫ De hoogste vreugd gaat oover in lijden, en het lijden put uit. Die uitputting is dan de volkoomen oovergave, het offer. Men geeft alles aan God terug. Brouwer heeft een beroep tot hoogleeraar te Göttingen. | |||||||
[pagina 1808]
| |||||||
dinsdag 9 decemberWat sneeuw, anders goed weer. ▫ Nu koomen de zorgen weer van alle kant. Vooral geld-zorgen. Hoe zich dat effenen moet weet ik niet. Maar ik heb meer rust en meer Godsbesef. | |||||||
zondag 14 decemberEen slechte kerkgang. Mijn lieve vrouw begrijpt mij dan niet, en voelt alleen haar geloof en heeft verdriet als ik niet terstond met haar meega. Toch is zij door mij in veel opzichten helderder van inzicht geworden. Maar het zijn niettemin sombere dagen. Het tooneelspel zal wel gereed koomen. | |||||||
[pagina 1809]
| |||||||
aant.
Elken avond vertelt Nederveen van zijn reizen en avonturen. | |||||||
donderdag 18 decemberNeevelig, dooi. Donker. ▫ Gister avond leezing in Ons Huis, 500 menschen en leevendig debat. Ik sprak goed, beeter dan in Antwerpen. Ik voelde een dankbaar gehoor. Ik dwong mijzelven van morgen om een Kerstgedicht te maken. Zooiets zou ik vroeger nooit gedaan hebben. Het is toch gelukt. ▫ Ik had meer mijzelven moeten dwingen. Ik was te omzichtig met mijn inspiratie, het moest alles Wu Wei gaan. Maar waar Goddelijke en natuurlijke wijze nog botsen als in mij, daar moet worden ingegreepen. Ik besloot het stuk van Walden maar te verkoopen. Het is een offer, maar het kon zwaarder. Wij moeten toch eens alles afstaan. Ik wou Nederveen wel als secretaris, administrateur hebben. Hij heeft er alle geschiktheeden voor. Maar het stuit mij om Nico Schmidt te ontslaan. Ik houd van den jongen. Waarom was hij ook zoo dwaas in Amsterdam te willen woonen. Ik ben aan 't 3e bedrijf. | |||||||
[pagina 1810]
| |||||||
maandag 22 decemberStorm. ▫ Ik ben oover de grootste moeyelijkheid heen. Dit werk bevalt me zeer. Gisteren geen kerk. Heevige storm. Nederveen organiseert nu het tuinbouw bedrijf. | |||||||
dinsdag 23 decemberMist en stilte. ▫ Nederveen vertelde onlangs dat hij een koeli die zijn vriend Versluys had vermoord, zijn gebeeden liet opzeggen en hem toen teegen een boom zette en doodschoot. ▫ Dit verhaal bezwaarde hem blijkbaar zeer en hij vroeg herhaalde malen wat mijn oordeel was. ▫ Maar nu blijkt het dat het niet feitelijk gebeurd is, maar alleen in de buitengewoon leevendige fantasie van Nederveen. Maar toch houdt hij vol dat het gebeurd is. Het is gebeurd, en is toch niet gebeurd, zegt hij. Hetgeen ik zóó vertaalde: in jouw kosmos is het gebeurd, in de mijne niet. Nederveen droomt weinig, maar als hij droomt is het steeds van drie persoonen in Zuid-Amerika, die hem opwachten. Twee indianen en een Spanjaard. ▫ Het occulte Indiër-bloed is hier wel merkbaar. Gister avond Elly Ney. Ik vond het heerlijk en herkende alle muziek die ze in Hinwil repeteerde. Wat was het daar mooi en heerlijk, in herinnering nu. We aten bij Hans de Haan, waar ook haar zwager Bornhaupt was, bij zijn familie. | |||||||
donderdag 25 december1e Kerst-dag. Stil weer, vrij goed, nu en dan reegen. ▫ Gisteren het 4e bedrijf begonnen. Het werk doet mij goed. Ik verheug mij er des avonds op om 's morgens weer aan 't werk te gaan. Zooals dat met schilders gebeurt. Ik zelf heb het nooit zoo gehad. Want ik schreef mijn literair werk meestal als extra, als een gelukkige troost, niet als dagelijksche arbeid. Nu kan ik physiek niet zooveel meer doen, nu vervult de literaire arbeid mij geheel. | |||||||
[pagina 1811]
| |||||||
Ik droomde blij en aangenaam. Ik was weer in Zwitserland, het was warm en mooi. Ook een terras aan zee waaroover de golven spatten. Een vlucht spreeuwen vloog onder water. | |||||||
maandag 29 decemberZoel weer. Gister las ik het derde bedrijf voor. 's Middags een mooye wandeling met Nederveen. ▫ Ik was gelukkig en voelde bevrijd. Alsof de ‘dunne wand’ bijna doorgebrooken was. Maar van nacht kwam de angst weer, al was het minder heevig, en vandaag koomen de zorgen met vernieuwde kracht. Het leeven wordt nu zeer duur. En een groot gezin, zooals het hier is, kost enorm. Er woonen hier, in Oma's huisje drie menschen, in de Wilde's huisje zes of zeeven, in 't groote huis zes menschen en dan nog betaal ik een tuinman, een paar losse werkers, een naaister en een werkster. Ongeveer 21 menschen. Dan nog Schmidt - het is niet vol te houden. | |||||||
dinsdag 30 decemberGisteren in Amsterdam, voor de Groene. Ik vond het niet aangenaam. Ze zijn beleefd teegen me, maar ik heb er niemand van mijn slag. Van Nederveen begint nu voor de tuin te zorgen. Ik moet voorzichtig zijn en hem niet bederven. Hij is vol affectie. Maar het gebeurde mij meer dat de teleurstelling eerst veel later kwam. Denk aan Emons. Alle menschen hebben een goede en een kwade kant. En het blijft steeds de vraag welke ze 't eerst toonen. Het is van daag weer vol kwaad in de atmosfeer. Een heftige aanval teegen ons boekje, van spiritistische zijde. Ze houden den berichtgeever voor een Roomsch priester die propaganda maakt voor het Roomsche geloof. Wel een eigenaardige verklaring. Ze weeten ook van ‘een Nijmeegsche dame’. Ze beweeren dat niemand (zegge niemand!) eenig goeds uit dat boekje kan halen. ▫ En dan Martha's zuivere, noobele woorden! Gister dacht ik al weer oover het tooneelspel dat op Winfried volgen zal. Het werk bevalt mij zoo zeer dat ik dóór wil gaan. Dan zal het een satire zijn op de futuristen en kubisten. 't Wordt tijd. De ernstige toon van het 4e bedrijf bevalt mij bij uitstek. Zoo wordt het goed - en toch niet minder speelbaar. | |||||||
[pagina 1812]
| |||||||
OudejaarSteeds luw, zoel, winderig weer. ▫ Het gaat reedelijk, ik was vroeg wakker en sliep niet meer na vijf. Hugo is met Nederveen naar de paardemarkt om ons oud paard te verkoopen. Ik ben wel beeter, dit jaar dan het voorige. In September was de donkerste climax, de elegie. Nu voel ik veel sterker. Ik denk met groote voldoening aan mijn reis naar Zwitserland. En ik heb Nederveen gekreegen die een goede hulp belooft te worden. We hebben zoo iemand absoluut noodig. ▫ Eindelijk ben ik tevreeden dat ik dramatisch heb kunnen werken. Ik ben bijna gereed met het werk. Al wordt het geen succes, dan nog heeft het mij veel voldoening gegeeven. Ik ga voort. ▫ En ik denk in alle geval wel dat ze 't zullen speelen, en dat het een paar keeren volle zalen trekt. In 1919 is het Jezus-boekje verscheenen - in 1921 komt het tweede deel. Ik heb er goed aan gedaan, mijn geweeten, ook mijn kunstenaarsgeweeten, is rustig. Ik gaf het zonder uitvoerig commentaar, opdat het voor ieder naar zijn aard zou werken. |