Dagboek 1878-1923. Deel 4: 1919-1923
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2059]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[1923]Nieuwjaarsdag. maandagIn het afgeloopen jaar voltooide ik en verscheen bij Versluys het tweede boek van ♁. ▫ Het kreeg de goedkeuring van Monseigneur en werd reeds veel geleezen en besprooken. Het derde boek van Schijn en Weezen verscheen. Ook verscheen een klein bundeltje met ‘De Engelbewaarder’ e.a. Kind'ren Gods (Beati pacifici) werd noch gespeeld, noch uitgegeeven. Ik las het in den Haag. Isméa werd voltooid en werd door mij een paar malen geleezen, doch niet uitgegeeven. Het is nu nog bij Brondgeest. Het was een gewigtig jaar. Vooreerst door mijn doop. ▫ Dan door mijn inleeven in de Katholieke waereld. Ik sprak wel op zes en dertig plaatsen en kwam zoo in contact met veel geestelijken. Zoo rein als ik hoopte ben ik niet gebleeven, maar toch ben ik dit jaar veel gevorderd. Dan door mijn reis naar Lugano, en het tot mij neemen van de twee kinderen Gustowski. Ik heb er veel succes mee gehad, en ze ondergebracht in Katwijk en Bussum. Ik voltooide ook nog het Liebes-Mosaïk in 't Duitsch. Ik heb veel goedheid en steun gevonden, niet het minst van Carry. Ik was nog wel somber maar toch veel beeter dan vroeger. Elken dag meer dankbaar voor Gods zeegen die mij tot de Kerk bracht. Dat geluk is nooit verzwakt. Er is geen twijfel, geen onzeekerheid. Ik schreef een Fransche reede, voor ‘les jeunes’ en sprak die uit te Lugano. Ik maakte kennis met Hermann Hesse, met Duhamel en met Lux. Veel bezoeken van jonge menschen, die katholiseeren en niet verder durven. Dit jaar 23 zal ik aan God opdragen, en trachten goed te besteeden.
Ik zal teegen 't volgend jaar weer een reede voorbereiden. Voor D.B. Misschien komt Trots Verbrijzeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2060]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Belangrijke boeken die ik las: Nachsommer van A. Stifter, Siddharta van Hesse. Veele vroome boeken en geschriften. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 6 januariVooreergister, woensdag met de twee jongens naar Artis en Rijksmuseum. Joti opgezocht. De Mozaïek is af. Eergister met Hugo naar den Haag. Ik wandelde met hem naar Oovervoorde en liet hem bij Trip. Ik wandelde alleen terug, een lange wandeling met mooi zacht weer. Toen ging ik C. verrassen, wat zeer goed slaagde. Des avonds bezoek bij de pleegkinderen bij Woutje de Rochemont. Een typisch zelfzuchtige haagsche Dame. Nu de moeder van Nella haar niet meer bevalt nu wordt alle relatie afgebrooken. Ik las de Mozaïek voor aan Betsy. Het duurt een uur. Gister naar Amsterdam, met C. bij Griet Sasse-Middelhove geluncht. ▫ Het waren een paar mooye, gelukkige dagen. Maar van nacht weer somberheid bij 't ontwaken. De kerkgang hielp eerst op 't allerlaatst. ▫ Het is vreesselijk wat ik moet ondergaan. Morgen weer Zondag. Ik moet dan in Deventer spreeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 9 januariIn de hut. Een vrije dag, maar toch weer beklemd door het vooruitzicht morgen naar Doetinchem en oovermorgen naar Weert te moeten. En dan weer naar de abdij. In Deventer ging het goed en er waren weer veel menschen. Meer dan de 1e maal. In den trein las ik Léon Bloy, en het boeide me. Hij is ruuw en grof, scherp teegen eiken teegenstander, zonder welwillendheid of zachtheid. ▫ En toch is hij katholiek, en lijkt mij zijn Katholicisme echter en dieper dan bij de groote meerderheid. ▫ Men bemerkt dat hij diep-consequent Roomsch is. Hij doorvoelt de dogma's. Hij laat zich niet misleiden. Hij is streng, maar juist daardoor vroom. Zijn grove en vuile termen en woorden zijn zeer hinderlijk, ook niet voornaam/ maar als een waarborg voor zijn oprechtheid. Hij ontziet niets en niemand, daarom zal hij ook stellig niet huichelen of schijnheilig zijn. Ik bemerkte dat hij het dogma van de op- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2061]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
standing des vleesches veel dieper doordacht en doorvoeld had dan anderen. ▫ Zijn Journal hoort tot de weinige boeken die ik achter elkaar geheel uitlees. Zijn bewondering voor Joergensen is echt en brengt mij er toe ook deezen schrijver te gaan leezen. Ik herlas Sirius III. Het is om mij wanhoopig te maken. Ik moet alles weer hernieuwen. De kinderen Gustavski zijn goddank weer behouden in hun school. Ik voel toch dankbaar dat ik die zielen heb gered. Nu wil ik ook die twee jongste kinderen van Carry redden. Ze zijn niet gedoopt. Ze wilden ook in de kerk, uit eigen beweeging, klein als ze zijn. O mijn God, help mij. Zooals nu heb ik uw hulp nog niet noodig gehad. Nu ben ik ten uiterste beklemd. ▫ Jezus - barmhartigheid! Ik heb in Sirius geleezen. En ik heb al een plan om het te hernieuwen. Het is nu duidelijk dat ik met dat werk nog niet voort mocht gaan. De aanhef is goed - maar het verloopt spoedig in een al te bont gewoel. Ik ga van vooren af aan beginnen en het eerste kerkbezoek van Sirius wordt heel anders. ▫ Nu heeft God dan toch weer geholpen. ▫ Hoe sterk was tot nog toe de teegenzin en de weifeling om aan dat boek verder te werken. Maar nu zal het glad gaan. Mijn lieve vrouw gaf mij verstandige troost door mij te herinneren aan de gemakkelijkheid waarmee ik gewoonlijk werk. Dat is zoo. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 13 januariin de hut, waar 't erg in rookt zoodat ik er weer uit moet. Het weer is stil en prachtig, met ligte vorst. Ik kwam gister om 1½ uur thuis. ▫ Ik was Woensdagmorgen naar Doetinchem gegaan. Daar ontvangen bij pastoor IJsselmuiden, waar een juffrouw Peltenburg in de pastoorskamer zat, een lieve jonge vrouw, met een handwerkje en brieven geïnstalleerd alsof ze hier thuis was. Een prettig, huisselijk tafreel, na de saaye, siniestere reis door het donkere land vol plassen en in zware reegen. Den volgenden dag naar Weert. In den Bosch drie uur oponthoud. Ik at in het restaurant op de markt, waar ik ook met Bertus geslapen heb. Het ging mij reedelijk goed, hoewel steeds beklemd. In Weert ontvangen door Kapelaan Poels en professor Boers. Gelogeerd booven een banketbakkers winkel. Op de leezing was het vol geestelijken. Veel franciskanen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2062]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Bij IJsselmuiden had juffrouw Peltenburg ons verhaald van haar oorlogservaringen in Riga, heel boeyend en treffend. Haar familie was in Riga gevestigd, en maakte de inneeming door de Duitschers mee, en toen het schrikbewind van de Letten, een wreed, onbeschaafd volk. Zoodat alle beschaafden in Riga op de hand der Duitschers waren. ▫ De thuisreis, bij prachtig weer, was rustig en voorspoedig. Thuis wachtte mij het onheilsbericht dat Eddie door zijn moeder niet teruggebracht werd naar de school in Katwijk. Het arme kaereltje is weer onder de macht van zijn moeder. Ook vond ik een uitnoodiging om in Amsterdam in de groote zaal van 't Concertgebouw te spreeken, in Februari of daaromtrent. Ik vond mijn Mosaïek keurig persklaar gemaakt door mijn secretaresse, en ik had er veel plezier in. Het is een interessant werk en ik ben zeer benieuwd hoe het zal worden opgenoomen. Voorts een bericht dat Het Poortje door dilettanten zal worden opgevoerd. En een telefoon-bericht oover een opvoering van Lioba. Eindelijk - vanmorgen, 13 Jan. - een brief van Brondgeest dat Isméa in de eerste helft van Februari wordt opgevoerd. Nu begint het los te koomen. En nu geef ik er niet zooveel meer om, hoewel het mij toch wel opwekt. Ik ga Maandag naar Katwijk, naar Den Haag en Delft. Het bezoek aan de abdij moet ik eenige dagen uitstellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 17 januariLigte vorst. ▫ Het gaat mij nu eindelijk weer werkelijk goed. Vrij en opgeruimd. Ik weet wel, het komt voornamelijk door het vooruitzicht op de opvoering van Isméa, en de geestdrift van Brondgeest. Maar er is ook innerlijk goeds. Ik ben geruster, ik heb gebiecht en gecommunieerd, ik heb geen zware zorg, ook geen melancholie. Ik was zeer verheugd met de uitspraak van onzen pastoor, dat mijn D.B.-plan echt Roomsch was. ▫ Ik voel ook werkelijk dat ‘echt Roomsch’ gevoel dat mij blijft vervullen ondanks allerlei leelijks en bedenkelijks dat ik soms nog teegen kom. Het schokt nooit mijn geloof. Ik had actieve dagen. Ik bezocht Katwijk en mijn goeden vriend de Jonge. Dat is de vroomste van mijn vrienden, ten minste buiten de abdij. Zij waren in het Collegie zeer verontwaardigd oover het gedrag van | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2063]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Nella's moeder. Het is door bedriegelijke middelen dat ze Eddie heeft ontvoerd. Ze beloofde hem te brengen en bleef eenvoudig weg, zonder eenig excuus. ▫ Nu eischt ze van mij het kind op, en vraagt om Nella's paspoort. Ze kan echter niets beginnen zonder toestemming van Burnel, de voogd. Ik at maandag bij Hans en Marie en sprak 's avonds met Brondgeest oover Isméa. Maandag a.s. begint hij al. Toen ik Dinsdag middag thuis kwam, waren er brieven gekoomen bij de Zusters, om Nella op te eischen. De goede menschen waren verschrikt en zenuwachtig. Ik ging hen nog des avonds gerust-stellen. ▫ Nu blijf ik voorloopig nog thuis en ga niet naar de abdij eer de zaak met Wout tot een zeekere rust en vastheid is gekoomen. Gelukkig dat ze niet lang met haar f 500. - zal toekoomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 19 januariLigte vorst. Grijs en stil. ▫ Gisteren een succes behaald teegenoover den Kwade. Ik had de politie in Bussum gewaarschuwd en de zusters in 't pensionaat opdracht gegeeven Nella niet uit te leeveren. Ik beriep mij op den brief van Burnel die mij schreef dat ‘every arrangement was no good’ zonder zijn toestemming. Toen begreep ook de politie-inspecteur dat hij niets beslissen kon en dus moest afwachten. Nella's moeder kwam, maar moest na een uur praten weer onverrigter zake afdruipen, tot groote vreugde van Nella. Nu heb ik daarom een of twee weeken uitstel van mijn retraite. Ik raadpleegde den pastoor en hij vond dit uitstel noodig. Het is zooals zuster Edmunda zei: ‘Quitter le bon Dieu pour servir le bon Dieu’. ▫ Nu heb ik eenige dagen vacantie, waarin ik laat opsta, correspondentie afdoe en geheel uitrust en in eevenwigt kom. Onze medicus Daelmans is zwaar ziek aan long-ontsteeking. Hij was ons zoo tot steun als er iemand ziek was, en ik zag hem altijd graag koomen als ik soms een dag in bed lag. Hij was zoo flink, zoo hartelijk en zoo gezond en sterk. Zou hij mij nog vóórgaan? Ik tracht weer aan 't werk te koomen. Ik schreef in maanden geen artikel. Ik wacht nu bericht van Brondgeest wanneer de repetities beginnen. Hugo ligt met verkoudheid te bed. En helaas! nu kan ik Daelmans niet roepen. Gister kwam mevrouw Ringelberg bij ons, die Roomsch wil worden. ▫ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2064]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zondag 21 januariIk ben nu sints Woensdag te huis, goed weer. Ik schrijf een stuk: Wat is geld? Ik moet nog op dreef koomen. Gister ging ik naar Hans de Haan om haar advies te hooren omtrent de zaak Nella. Ik zal voorzichtig moeten optreeden. Ik las een geschriftje oover psychose en revolutie. Verschrikkelijk. ▫ De Hongaarsche revolutionnairen hingen de ouders op en dwongen de kinderen om toe te zien. Om ze goed te laten kijken werden de ouders - natuurlijk volkoomen onschuldigen - laag gehangen, eeven booven den grond. En dan werden pijpen of takjes in den mond der lijken gestooken, als spot. Ik zal mijn leezing omwerken, voor Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 22 januariZacht voorjaarsweer. ▫ De onweerswolk drijft af. lederen dag dat Nella's moeder in Holland blijft, maakt het haar moeyelijker om met de kinderen naar Nice te gaan. De menschen van haar pension zijn fijn protestant en hebben haar dus aangemoedigd, en haar woorden geloofd. Maar de aanslag op Nella is mislukt. Wat de arme kleine Eddie doet weet niemand. ▫ Wij moogen dus God danken. Er schijnt op dat werk zeegen te rusten. Mijn Amsterdamsche reede ga ik krachtiger maken. Meer nadruk leggen op mijn verleeden. Meer zeggen van mijn jeugd, de kerkgangen, de lectuur, de slechte opvoeding. ▫ Meer omtrent mijn houding tot het R.K. Tot de Indische wijsheid, tot Spinoza, tot de theosofie, tot Boeddha. ▫ Aanduidingen, in Schijn en Weezen - een trap met gouden treeden, om tot hier te koomen. ▫ De ontvangst, kalm, waardig, zonder geestesdwang, vol liefde en vertrouwen. ▫ Pater de Groot, pater van Ginniken, P. van Gennep, dom Schutte, Monseigneur. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2065]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ik heb rustige gelukkige dagen doorleefd. Het was zacht voorjaarsweer, ik was den ganschen dag op Walden. Schreef mijn artikel oover Geld af. Uit den Haag geen berichten van Brondgeest. Met de zaak Gustowski staat het gunstig. Het is nu vrij wel zeeker dat de moeder hier in Holland ook geen rechten heeft, weegens een oovereenkomst met Frankrijk. Burnell stuurde telegram en brieven, om de ontvoering der kinderen te verbieden, in zeer krasse woorden. Als de moeder op die wijze onrust en herrie blijft maken loopt zij kans oover de grens te worden gezet als ‘ongewenschte vreemdelinge’. Ik droomde van een pad, die hoog klom en van daar onverwachts in mijn bed sprong. Ik werd met een kreet van schrik en afschuw wakker, waardoor ook mijn vrouw wakker werd. ▫ Ook zag ik een groot ruim water, bij Rotterdam. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 29 januariSteeds zacht mooi voorjaarsweer ± 50o. ▫ Zaterdag was ik in den Haag. Het was weer een gezeegende dag waarin alles mee liep. Kea was aan 't station, trouw als altijd. Ik kon juist nog den advocaat telefoneeren en bezoeken, die mij door pater de Jonge was aangeraden. En het bleek te zijn een studie-vriend, die mij heel hartelijk ontving. Hij is Katholiek en altijd voor een goede zaak te vinden. Nu heb ik wat ik lang zocht, een sympathiek rechtsgeleerde. Zooals Jolles vroeger was, maar nu niet meer zijn kon. Ik voel dit als een vervulling van dien wensch, een groote zeegen. ▫ Hij zal de zaak onderzoeken, ze scheen hem nog al gunstig te staan. ▫ Ik begon met te zeggen dat ik zou worden aangeklaagd weegens kinderroof, of ontvoering van minderjarigen. Hij lachte daar erg om eevenals Truida deed. Het is ook wel potsierlijk. Ik bezocht ook Ati van Gennep, pater Jan's moeder. Wij spraken oover Mijnsheerenland, en ze gaf mij een zoo mooi beeld van mij uit dien tijd, zoo veelzijdig, zoo geestig, zoo begaafd, zoo charmeerend; dat ik het geheel verbaasd aanhoorde. Ik vroeg of ze dan op weg was geweest om verliefd op me te worden. Maar haar man was erg jaloersch, zei ze. Ik bleef aldoor dien dag denken om den ouden tijd. Was ik maar wat arroganter en meer zelfvertrouwend geweest, denk ik nu soms, niet omdat ik dan Martha niet zou getrouwd hebben, neen! want een beeter vrouw had ik toen moeyelijk kunnen vinden. Maar mijn kunst, mijn actief optreeden, mijn sociaal werk dat had ik met veel meer aplomb en flinkheid kunnen doorzetten. Ik was | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2066]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik at bij de Hoogstratens. De twee kleine kindertjes zijn zoo aardig en zoo lief jeegens mij. Ze koomen mij altijd kleine geschenken brengen die ze voor mij bewaard hebben. Gister na de kerk koffie gedronken bij de Janssens. Ach, wat een beklemmende benauwde sfeer. Een saaiheid, zooals ik die in Viator teeken. En dan Zondag namiddag - een Zondag zonder God, ondanks alle vroome schijn. De saaye villaatjes, de renteniers huisjes, de stille straat, met pianogetinkel en heeren die uitslapen en zich verveelen. Ik hervatte Sirius, III. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 31 januariSteeds zacht weer. ▫ Gister bijeenkomst van den Signifischen Kring. Van Ginniken, Mannoury, Brouwer en ik. In Blaricum bij Brouwer. ▫ Het was een mooye, geslaagde dag. Brouwer sprak van schaamte omdat hij zijn vrienden had verwaarloosd. ▫ Naar mijn idee was hij bang geweest te veel te worden opgedreeven, hij voelde ‘chauvinisme’ in Van Ginniken. Er was nog een mathematicus, Weizenburg: uit Weenen, nu lector in Amsterdam. ▫ We speelden charaden, geestig en fijn, met groot vermaak. ▫ En de Kring houdt stand. Van Ginniken was verheugd om de stichting van de Keizer-Karel Universiteit te Nijmegen. ▫ Er zijn 21 professoren benoemd. Ginniken in de Nederlandsche taal en literatuur. Ik fietste terug, zeer tevreeden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 1 februariZoel weer 50o. ▫ Gisteravond las ik in ‘de Tijd’ de schrikkelijke toestanden in Rusland. De goddelooze spot-processie, waarin onze lieve Vrouw en Jezus gehoond en beleedigd werden. ▫ En dan de verschrikkingen van den hongersnood. Waar kinderen hun ouders vermoorden om ze op te eeten. ▫ Den ganschen nacht, in slaap en droom, vervolgde het mij. Een prachtig landschap (Lugano) en daarin een slachterij. Een groote ossekop. Nu nog ben ik innig ellendig. Bezorgd dat ik <met> mijn geld niet zal toe-koomen. De arme waereld, de hongerige menschen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2067]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Bij Ooki, die een dochtertje kreeg, vond ik Valborg van Heel, die haar zesde kleinkind kwam zien. Ze was heel vriendelijk en ik was blij haar te zien. Ik schreef aan Sirius, en had een schoon oogenblik waarin ik mij voornam van mijn reede in Maart een groote Reede te maken. ▫ Principieel, onbeschroomd en krachtig. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 3 februariMooi, zonnig voorjaarsweer. Ik ben uiterst droevig. Gister las ik in ‘le bienheureux curé d'Ars’. Hoe ver sta ik van zoo een leeven. Hoe zwak en nietig zijn mijn poogingen tot verloochening en versterving. Hoe weinig doe ik voor Jezus. Waar is de blijmoedigheid? De volharding? ▫ Ik zou maar willen ontheeven worden van een taak waar ik niet voor bereekend ben. ▫ Gott der Liebe, gib Geduld! Ik sliep goed en lang. Maar in den dag is geen voldoening, ik ben te onweetend, te zwak, te vol booze gedachten en begeerten. Van ‘de Nieuwe eeuw’ hoor ik niets. Pieter v.d.M. de W. antwoordt ook niet. Uit den Haag hoor ik ook niets. Noch van mijn advocaat, Ledeboer, noch van Brontgeest. Het smartenkind Isméa blijft mij tergen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
5 februariFrisch, stil weer. ▫ Ik kreeg de eerste proeven van de Mosaïk. Ik ben nog niets beeter. Alleen zeer deemoedig. Ik schrijf een klein artikel oover de beteekenis der Ned. letterkunde. Gister een theevisite gemaakt bij een rijke kleeren-handelaar, Vinke, die mij twee plaatsen heeft gekocht in de kerk. Hij praatte druk en ik luisterde geduldig en hoffelijk. De jongens gingen naar de comedie. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2068]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 7 februariEen weinig vorst, stil, bedekt. ▫ Gister bezoek bij Monseigneur. Hij was vriendelijk als altijd. Omhelsde mij. Maar ik was niet voldaan. Het was alsof ik meer had moeten zeggen en vragen. Madame Kusters en het gebrekkige kind Olga zijn vertrokken. Nu zal ik mijn vrouw niet meer zien in haar liefdevol onderricht van het arme kind. Ze heeft groote verdienste door die geduldige zorg. Olga schreide. Wat zal haar lot zijn? | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 9 februariLenteweer, veel voogels. ▫ Ik ben nog werksaam aan de Mosaïk, voltooide mijn stukje oover de Ned. literatuur. Het gaat mij vrij goed. Ik ben werksaam en rustig. Maar ik tob weer oover geld, en oover reizen. Ik heb nog maar f 7000. - reserve, en daar moeten f 2000. - af aan herstel en verven van 't huis. En ik mis allerlei inkomsten. De Amsterdammer, leezingen, en de subsidies koomen eerst in 't najaar. Het zal zuinig moeten toegaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 10 februariMooi voorjaarsweer. De viooltjes bloeyen, de lijsters zingen. ▫ Ik las in het boek van Von Keppler oover Egypte. Daardoor weer diep in de Egyptische waereld. Welk een wondertijd! Die eeuwige lente, die water-rijkdom zonder reegen. De reinheid, dat vervuld zijn van 't leeven hiernamaals. En die pracht, al dat artistieke wonderwerk. ▫ Had ik het land maar eens bezocht. Nu is 't te laat. Ik moet nu eerst de voordracht in Amsterdam voorbereiden. En dan ga ik weer gedichtjes maken, nu Hollandsch. Dat is toch mijn liefste verkwikkendste werk. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2069]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vandaag ben ik weer diep somber. Weifelend en angstig. De Zondag middag bij Janssen's vind ik altijd luguuber. Saai en kleinsteeds. Ik leef nog steeds in Egypte. Daar is voor 't eerst de Godheid aan de menschen kenbaar geworden. De kooning was er God, de menschen waren slaven des konings, die ze absoluut gehoorzaamden. Zoo ontstond een prachtig geheel, met heerlijke kunst. ▫ Nu, door Christus, is het Godsbegrip in ieder mensch leevend geworden. Nu ontbreekt nog de groote organisatie, waarbij alles harmonisch samenwerkt tot Gods verheerlijking. Dit is de taak der Kerk. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 13 februariLigte vorst. Helder weer. ▫ Nu er weer wat beeter berichten voor mij kwamen schaam ik mij oover mijn klein-moedigheid. Isméa zal nu de eerste week van April gespeeld worden. Als de opvoering slaagt, dan begin ik dadelijk aan Trots Verbrijzeld. Misschien is het moogelijk andere stukken te wijzigen of om te werken, zoodat ze met mijn teegenwoordig gevoel niet strijden.
Gister kreeg ik van Brondgeest de stellige toezegging dat Isméa gespeeld wordt, en de première gaat in de eerste week van April. Ik bezocht Joti die Beethoven voor mij speelde. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2070]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ik zie op teegen de reis, morgen. Ik las een stukje oover mij van Basalgette. Het ontroerde mij zeer, door de fijne, liefderijke wijze waarop hij mij ziet, zonder mij daarom te sparen. Ik moest er van schreyen, wat mij goed deed. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 17 februariSneeuw en vrieswind, weegen haast onbegaanbaar. ▫ Van nacht had ik een akelige nacht, zooals ik dat gewend ben als ik naar 't Klooster ga. Maar nu ben ik gelukkig. Alles is mij dierbaar, de weegen er heen, het sterke, veilige gebouw, de vriendelijke bewooners, die mij altijd eeven hartelijk ontvangen, mijn eigen rustige cel waar ik alleen uitschreide toen ik gedoopt was. En dan de stilte in huis, de rust en de orde, die vrijheid geeft, alles even weldadig. ▫ Ik behoef mij hier nooit te verveelen, want de dag is geheel ingedeeld. En ik behoef niemand te amuseeren, niemand bemoeit zich met me, tenzij ik het verlang. ▫ De voornaamste oorzaak van mijn geluk is het blijde waas, dat oover dit huis en omgeeving ligt, door herinnering aan de doop-plechtigheid. Die extatische vreugden, die ik al kreeg bij 't eerste bezoek, die verheugen mij nu. Pater Jan vroeg of ik geen ‘oblaat’ wilde worden, en daarmee toetreeden tot het gezin. Wel, ik zou dat graag willen, maar ik houd mij voor te onweetend. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2071]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vol dankbaarheid jeegens den Bestuurder van mijn lot. ▫ Nu verheugen zich de heiligen, en mijn engelbewaarder, die in mij bleef gelooven ondanks mijn zwakheeden. De nacht van 16 op 17 was weer verschrikkelijk zooals ik dat vast weet en gewend ben. Maar nu werkte die ellende ook prikkelend en tot reiniging. Zoodat ik bereikte een innerlijke kracht die ik nog niet bezeeten had en op die ellendige nacht een rustige morgen volgde. Dat werd nog beeter toen ik in het groote retraitehuis kwam bij de beminnelijke Eerw. Moeder Jaeger. Het Cénacle. Ook hier werd Fransch gesprooken. Maar de sfeer was er wonderbaar zuiver, en het gesprek deed mij veel goed. Haar bedoeling was dat ik mee zou werken aan de bescherming van jonge menschen die in het zoo verdorven leeven van thans koomen. Daarvoor zijn retraites uitsteekend. Als een meisje dat eenmaal heeft meegemaakt dan komt ze een volgend maal weer, en kan gered worden. Maar zonder dat zijn ze onherroepelijk verlooren. Zelfs kinderen van 8 en 9 jaar worden bedorven. ▫ Nu wenschte de goede Moeder van Nôtre Dame du Cénacle, dat ik zou schrijven en spreeken voor die zaak. ▫ Ik was vereerd, en twijfelde aan mijn vermoogen om daarin te helpen. Maar nu ik er later oover denk, nu komt het mij juist geschikt voor mij voor. Niemand weet beeter dan ik hoe een rein hart met sterke neiging tot kuischheid toch schijnbaar geheel bezoedeld kan worden. ▫ Ik werd dus rustig en opgewekt in het groote Cénacle huis, het was als een oase van reinheid in een woestijn van verdorvenheid. ▫ En ziet! deeze nacht was heerlijk en verkwikkend. Ik had een eenvoudig maal gehad, maar keurig opgediend, in 't Cénacle huis, en twee glazen wijn gedronken. Maar het schaadde mij niet. ▫ Ik sliep van 's avonds 9 uur tot den volgenden morgen 6 uur, waarop ik gewekt werd en terstond opstond. Ik had een merkwaardige droom, die ik zeer goed meen te verstaan. Ik droomde dat ik de communie kreeg, en de hostie ontving, maar het scheelde weinig of ze was mij ontvallen, en ook het witte kleedje dreigde te vallen. Maar de hostie kwam zelf op mijn tong, zonder de priester. En toen sliep ik heerlijk in. ▫ En ziet, vanmorgen kreeg ik de communie in de kapel en het witte kleedje viel twee malen van mijn handen, en de priester lette er niet op en gaf mij de hostie, maar zoo, dat het mij was of de hostie, eevenals van nacht, zelf op mijn tong kwam. ▫ Ik versta deeze droom en gebeurtenis geheel. En ik ben zeer dankbaar. Want het is een teeken van vergeeving en liefde. ▫ Ik lag weer lang op de trappen van het hoog-altaar en voelde Jezus in het tapijt teegen mijn wang. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2072]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In de Hoogmis was het zeer koud. En ik had mijn jas vergeeten. Maar ik wilde het uithouden, en dat gelukte. ▫ Nu schijnt de zon warm in mijn cel, en het is nu hier goed uit te houden. ▫ Pater Schutte komt mij gereegeld bezoeken. Nu brengt hij mij Franciscus de Sales. ▫ Aan het middagmaal werd geleezen uit Bossuet oover de Demonen. Zeer interessant. Wandeling op 't terrein met Jan van Gennep en zijn catechumeen van den Eelaert. Er ligt sneeuw en er waait een guure wind. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 19 februariSneeuw, betrokken lucht, dooi. ▫ Heeden kerk-wijdingsfeest. ▫ Ik heb den abt gevraagd voor mij een mis te laten leezen, met de intentie van dankbaarheid voor mijn bekeering. Hij stelde voor dat dan zelf te doen in zijn eigen kapel. ▫ Dat is heedenmorgen om 6.30 gebeurd, met groote stichting. Ik paste nu wel op dat het doekje niet viel. Ik wilde dat het iederen morgen kon gebeuren. Ik gewen aan het stille, eenzame bestaan zonder kleine prikkels. Geen post, geen krant, geen gesprek, geen wandeling. ▫ Alleen lekkere koffie en goed brood. Dat helpt wel. En daarbij Sint Franciscus de Sales. Mijn geest is rustig en dankbaar. Wel denk ik nog veel aan huis, aan mijn lieve vrouw en aan Kéa. ▫ Maar als 't niet was om die zoozeer beminden, dan droeg ik dit leeven wel. Het doet ontzachlijk weldadig aan. En aan de kou ben ik al goed gewend. François de Sales schrijft: ‘Si vous me croyez, vous direz vostre Pater/ vostre Ave Maria et vostre Credo en latin.’ ‘Les anciens Nazariens s'abstenoyent non seulement de tout ce qui pouvait enivrer, mais aussi des raisins et du verjus.’ (Introduction à la vie dévote p. 72) ‘Un seul Pater dit avec sentiment vaut mieux que plusieurs récités vistement et couramment.’ Ik was van 6-7 en van 9-11 in de kerk. Ik woonde drie missen bij, en de vespers en de prime. ▫ Bij de laatste sprak ik niet mee, zooals 't behoort, maar ik liet mijn gedachten vrij. ‘Mijn ziel vloog uit als een bevrijde duive en kwam met zeegenrijke konde weer.’ Ik wandelde in 't dorp, door dikke sneeuw en slik. Ik speurde niets naargeestigs of luguubers. De sneeuw was zoo heerlijk blank, en de lucht zoel. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2073]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 20 februariStil, donker weer, dooijende sneeuw. ▫ Gister avond om 9 uur ingeslapen, om vijf uur gewekt door de voetstappen der broeders op de cementen vloeren. Om 6 uur op. Ik voel mij zeer uitgerust en verkwikt. De slaap was heerlijk, vol aardige droomen. Van morgen vervuld met fijne liefde-gevoelens. Heel mooi en innig. Ik heb er geen woorden voor. Ik kan alleen zeggen: ik voel als een pas verliefde. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 23 februariZ.W. wind, dooi, een weinig zonneschijn. Er ligt nog wat natte sneeuw. ▫ Ook de nacht van 20-21 was goed. Ik nam dankbaar afscheid. Er was door mij gezinspeeld op 't oblaatschap, toen ik vroeg of ik niet in een benedictijner kleed begraven kon worden. ▫ Dom Schutte begon er toen oover en pater Jan. ▫ De abt zei ‘Je ne dis pas non.’ ▫ Ik ging naar de kamer van den abt en kreeg ten afscheid zijn zeegen. Een prettige middag in Utrecht, in het groote en fraaye Centraalmuseum, met Kéa. Om 5 uur ging ieder zijn weg naar huis. Thuis wachtte mij het hatelijke stuk van Borel, mij toegezonden door Jolles. De boosaardigheid bedrukte mij zeer. Hij liegt niet geheel, en toch liegt hij. Want hij schrijft mij motieven toe die ik nooit had, terwijl hij zich toch aan de feiten schijnt te houden. Ook laat ik mij nooit voorstaan op mijn opoffering. Ik weet wel dat ik niet bizonder geleeden heb voor mijn beginsel of mijn geloof. Ik kwam er altijd vrij goed af. Was dat onbewuste zelfzucht? of voorzichtigheid? Maar ik heb toch zeer hachelijke dingen durven wagen om wat digter te naderen tot een ideaal, meer dan ik anderen om mij heen zag doen. Ik heb een débacle getrotseerd, en toen ze onvermijdelijk was, heb ik mij niet onttrokken maar de gevolgen op mij genoomen. Dat ik er vrij goed af kwam was meer geluk dan wijsheid. Ik zie volstrekt niet wat ik beeter had kunnen doen, en niemand heeft het mij ooit kunnen zeggen. ▫ Nu voel ik mij droef en oud, en heb geen initiatief meer. Ik voel mij onwaardig en ondankbaar. Ik kan zoo weinig meer doen. En toch heb ik nog een taak voor me. ▫ Ik wil <het> toch zoo lang ik kan op Walden uithouden. Ook al raakt mijn geld op. Ik wil rustig kunnen werken. Al teer ik ieder jaar in. Tot mijn dood zal ik 't wel uit- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2074]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
De paters vonden het begin van mijn reede goed, beeter dan de voorige. ▫ Ikzelf voelde me niet waardig om Oblaat te worden. ▫ Ik sprak nog met een gast, pater Kaane S.J. Gistermorgen naar de kerk in Bussum. 's Middags correspondentie. Ik droomde weer zeer lang van N. van Suchtelen. Hij verzocht toegang, maar ik weigerde. Als ik 's morgens aan 't ontbijt kom, dan denk ik aan den Egyptischen Pharao, wiens graftombe nu juist is geoopend Toet-enkwa-men. Ik denk aan de pracht, daar zoo lang verborgen. ▫ Onderwijl, diep in gedachten, vergeet ik te bidden, dus wel koning Toet herdenken maar Jezus vergeeten! | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 24 februariZacht, voorjaarsweer. ▫ De giftige brief van Borel werkt nog na. Ik vraag mij af wat ik hem kwaad gedaan heb, waarom hij mij zoo tracht te benadeelen en te schaden. Welke voldoening kan hij er in vinden mij zoo leelijk voor te stellen. ▫ En nu treft het alles veel scherper, omdat ik toch al alle moeite heb om het geloof in mijzelven te behouden. Hij is als die spiegel in het sprookje van Andersen, die alles leelijk weerkaatst. En daar moet ik dag en nacht op kijken, op een afschuuwelijke karikatuur van mezelven. Ik heb ook geen initiatief. En ik weet zoo weinig. Al die roomsche schrijvers zijn zoo geleerd en ik steek er zoo bij af. Soms wil ik roepen met Elias: ‘Es ist genug, so nimm du O Herr meine Seele! ich bin nicht besser als meine Vater.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 26 februariZacht weer. De lijsters fluiten. ▫ Ik voel de lente niet. Nog niet. Het was gister een zeer geslaagde Significa-dag. Mannoury en van Ginniken waren aan het noenmaal. Toen raakte van Ginniken op dreef, en sprak met groote wijding, en toch zeer eenvoudig. Ik zat naar hem te luisteren terwijl de tranen oover mijn wangen liepen. Allen waren aandachtig, ook de beide jongens. Evert bracht hem de plaats in 't evangelie | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2075]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aan waaroover hij sprak (Johannes VI). Ook de niet-katholieken waren gesticht, de juffrouw en Mannoury. Van Ginniken vertelde hoe men door teruggaande naspooringen steeds vroeger was terecht gekoomen, en hoe eindelijk de bron van Johannes was bereikt, die sprak na de andere apostels, om aan te vullen wat nog niet duidelijk was of verkeerd begreepen. ▫ Toen sprak hij nog oover het Paaschlam, dat door Jezus werd bevrijd. ▫ Er was iets gewijds in dit noenmaal. Truida zag ik weer als met een lichtglans, het fijne, bleeke gelaat, en de wit-grijze haren. 'S middags wachtten wij Brouwer, en ik dacht/ als hij niet komt, dan vervalt alles. Ik telefoneerde hem, en om half vier kwam hij werkelijk. Toen konden wij nog besluiten neemen, en onze band werd inniger. ▫ Brouwer was moe en zag er bleek en mager uit. Hij windt zich op oover academie-zaken. ▫ Maar de verstandhouding was uitsteekend. Ook Nella was er bij en verbaasde ons weer door haar kennis van theologische zaken. Het reegent en ik ben weer uiterst somber. Jolles en Schmidt doen hun best de subsidie voor mij te behouden. Als ik er aan denk dat ik misschien zal moeten verhuizen, dan begeeft mij alle energie. Ik kan het niet meer. Ik weet volstrekt niet waarheen. Het dreigt me als een akelig spook. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 2 maartWinderig, zonnig weer. Het groen begint uit te loopen (ribes). Ik ging eergister naar Delft, en at bij Hans en Marietje, die jarig was. Ik vond het een plezierige avond, hoewel de somberheid nooit geheel weg was. Een mooye nachtwandeling langs de Vliet, bij maneschijn. Gister was ik bij Marie van Zeggelen, die midden in haar werk was, een roman die ze zelf illustreert. Daarvoor laat ze gekleede en geschminkte modellen poseeren. Een amusante juffrouw (Wessels) was in kostuum en schmink (1835). Ik was ook bij Valérie die maar steeds in bed ligt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2076]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 3 maartZacht weer. ▫ Buiten lente. In huis meiden-gedoe. Een pastoors-meid die min of meer Xantippisch blijkt te zijn. Scènes met Uwe. Truida en ik zien gelukkig de komische zijde van 't geval en lachen veel. Gister de Mosaik nog eens oovergeleezen. Zelden gaf ik iets uit waaroover ik zoo vreemd voelde. ▫ Ikzelf heb er de grootste voldoening van. Ik kan het niet genoeg leezen en herleezen. ▫ Maar ik weet volstrekt niet wat het publiek er aan hebben zal. Het is frisch en eenvoudig. Niet gezocht of getourmenteerd. Maar zal een Duitscher het alleen curieus vinden dat een Hollander zijn taal schrijft? Of zal hij het opneemen in de Duitsche taalschat? ▫ Ik moet mij weer - als altijd - voorbereiden op teleurstelling, dat wil zeggen dat men er niet aan heeft wat ik er aan heb. | |||||||||||||||||||||||||||||||
5 maartKoud, grijs weer. ▫ Het zijn rustige dagen thuis, maar ik doe heel weinig. Vrijdag was ik in Amsterdam, bij Versluys en den kapper. Ik werk - heel langsaam - aan mijn voordracht op 23 Maart. Misschien op 14 Mrt. in Rotterdam. Ik lees Von Kepler's reis in Palestina. Ik voel mij, ondanks deeze betrekkelijke rust, toch lang niet gelukkig. Ik tob veel oover veele dingen. Ook oover geld, vooral omdat ik het niet beheeren kan. De bolsjewiki hebben een hooge geestelijke/ den bisschop van Ufa de neus en ooren afgesneeden en toen de huid van zijn gelaat afgetrokken. In dien vreesselijken toestand hebben ze hem de stad rond-gevoerd in zijn geestelijk gewaad. ▫ In geen revolutie hebben de booswichten wreeder gehandeld dan in deeze bolsjewiki-terreur. ▫ De moord op de Tsarenfamilie - ▫ de Spot-optocht en satanische spot-mis. Ik droomde van een zoel nachtlandschap, met een groot, donker, dreigend onweer. ▫ Maar het was niet schrikwekkend. Ik was er met Carry, maar ik verwonderde me dat ik in 't geheel niet bevreesd was. ▫ Ik hoorde ook een stem die zei: ‘beklaag u niet!’ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2077]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zoo gelukkig met haar en ze is steeds zachter, fijner en teerder. Het geloof heeft haar als herbooren, en ze weet het zelf niet. De moeder van Nella is in Parijs, met Eddie, en ze telegrafeert ‘Malade et sans argent envoyez cent florins’. ▫ Dit richt ze aan oom Hudig en deeze zendt haar de f 100. -. ▫ Welzeeker! zoo gaat het best, van tijd tot tijd een telegrammetje ‘Malade et sans argent’ en dan zal de familie wel opdokken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 8 maartNeevel, kil. ▫ Berichten oover de moogelijke opvoering van ‘Kindren Gods’/ ik las het nog eens oover. Van morgen was ik in de kerk, en wachtte bij de communie-bank. Maar leezende in mijn kerkboek las ik oover de Communie en de vereischten voor zuiverheid om er toe te naderen. Dat drong zoo in mij door, dat ik weer terug ging om bij pastoor Beumer te biechten. Maar hij kwam niet. Toen hoorde ik, of liever voelde ik een stem die mij toezegde: ‘Ga! Het is goed zoo!’ en toen was ik zeer verligt, en ik ging. Weetend wiens stem het was. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 12 maartKoud, stil, grijs. ▫ Gister nog al bezoek. Annie en haar man, Warendorf die oover de opvoering van de Kindren Gods kwam spreeken. Des avonds een missie-avond van pater Pedro Kok, uit de bosschen van Z.O. Columbia. Maanden reizen van de naast-bijzijnde beschaafde stad. Een beminnelijk, geduldig man, met kleine grapjes. Wonderbaar is de geestkracht van zoo een man, en de geloofsoovertuiging. Evert was met me. Ik ging door den stillen frisschen nacht naar huis. Heldere sterren, en een gevoel van heerlijke verkwikking door de koele | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2078]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
nachtlucht en de stilte. Ik voelde mij werkelijk gelukkig. Ik werk aan mijn leezing, het gaat wel goed. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 13 maartSteeds grijs en koud maar stil weer. ▫ Van nacht kwam de somberheid weer terug. Ook omdat ik f 2500. - moest betalen voor 't onderhoud van het groote huis. Ik droomde van een eegel, die wegsprong. Ik las mijn reede voor aan Truida. Hij is wel beeter dan de voorige. Maar ik ben besluiteloos of ik de oude of de nieuwe zal geeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 14 maartStil koud weer. 's Middags opklarend. ▫ Gister besloot ik de nieuwe leezing te geven. Dat is meer naar mijn zuiver verlangen. Ik was bij mevrouw Biegel-Povel, in het gelukkige roomsche gezin. Een echt lieve vrouw. Ze klaagde oover den scheidsmuur tussen roomsch en niet-roomsch. En toch voelde ze de noodzaak, met het oog op de gevaren van gemengde huwelijken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 16 maart't Zelfde weer. Koud, 's middags opklarend. ▫ Ik ben weer booven verdienste gezeegend. Ik zag erg op teegen de leezing. Toen werd mij gezegd dat H. Maria mij zoozeer geholpen had met de moeyelijkheeden van den laatsten tijd. Ik bad tot haar en ik heb mijn taak er goed afgebracht. Het was een zeer groote stampvolle zaal, en ik werd zeer lief toegesprooken door pater van den Tempel. Ik sprak vlot en krachtig, 1½ uur achtereen. Ik sliep in Rijswijk, en deed weer wat shopping met Carry. Genoegelijk. Thuis geen bizondere zorg, inteegendeel. De leezing van Isméa is op 20 Maart, de première op 10 April gesteld. In de Tijd een goed verslagje, dat mij genoegen deed. Nu voel ik zeer rustig. De zon breekt door. Ik las oover de Seri-Indianen, de allerlaagste cultuur menschen, die leeven | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2079]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 17 maartHelder, zonnig, met nog kouden wind. ▫ Gister brieven geschreeven. Het voelt nu zoo rustig. Nog maar één leezing, die ik niet vrees. Van avond Stille omgang. Maandag naar Monseigneur. Dinsdag de eerste leezing van Isméa. Vrijdag toespraak in 't Concertgebouw. Ik voel mij nu erg vrij - Ik kan schrijven wat ik wil. Ik zal nu maar afwachten wat zich 't sterkst bij mij voordoet. S & S? of Trots Verbrijzeld? Uppie zond mij weer een boek, ‘the Goose Step’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zondag 18 maartZonnig, mooi weer. Iets warmer. ▫ Van nacht de Stille omgang mee gemaakt. Het was volmaakt als 't voorig jaar. Dezelfde stemming, dezelfde na-vreugde van de schoone dageraad oover het IJ en het drukke koffie huis. Nu ben ik tevreeden. Ik heb in jaren niet zoo tevreeden gevoeld. Ik heb mijn leevenswerk zoo ver voltooid, dat ik zonder spijt al zou kunnen afscheid neemen. Ik heb veel voorrechten gehad. Meer dan ik verdiende. Komt er nog iets, dan zou ik graag verder werken en nog wat goed doen. Maar ook zonder dit zou ik dankbaar en tevreeden zijn. Hugo was mee op den Stillen omgang, het was wel aan hem besteed. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2080]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
Ten derde het verschijnen van de Liebes-Mosaik. Ik moest gisteravond den heelen avond in dat boekje leezen, ik heb er nooit genoeg van. Het ziet er ook goed uit, rood op geel en fraaye letter. Bovendien is het lente-weer, waardoor ik weer gemakkelijker op kan staan. Thuis groote drukte, door een nieuwe Duitsche meid. Bericht van Wout dat ze in Nice zit. Nu is haar geld natuurlijk weer op. Een wanhoopige toestand, door haar dwaasheid. Gister in Amsterdam met Brondgeest gepraat. Hij biedt mij zeer gunstige condities. Ik vroeg niet. Hij bood aan. Ook met Reyding gepraat. Maandag 19 Maart bezocht ik Monseigneur. Hij was bizonder hartelijk. Voor het plan van retraites voor minderjarigen voelde hij veel sympathie, en hij zal er de bisschoppen oover spreeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 24 maartZacht vochtig geurig voorjaarsweer. Viooltjes en kroosjes bloeyen rijk. Het ooft belooft veel. ▫ Gister een drukke dag in Amsterdam. Ik voelde gelukkig, door het lente-weer. Eerst repeteerden wij Isméa. Het ging vrij goed, maar er zijn toch erg zwakke krachten bij. Om half drie ging ik naar 't huis van Griet Sasse-Middelhoven mijn geweezen patiënte, de gulle, joviale, hartelijke Griet. Bij de Jong at ik, en daar begon ik te zakken, en het Amsterdamsche gif begon weer te werken. De voordracht ging goed, hoewel het mij wel eens vlotter afging. ▫ Het | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2081]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
En thuis lag dan ook de zweep voor me gereed. Het bericht dat de Broeders niet gespeeld zullen worden. Luns verzet er zich teegen, als katholiek. Dat deed mij pijn. Als hij gelijk heeft, en de fout niet door coupures te herstellen is, dan is die arbeid aan dat gewigtige stuk te vergeefs geweest. En het mooye wat er van gemaakt kon worden, zal ik nooit zien. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 28 maartWonderbaar lente-weer. Stil en warm. 'S nachts reegen. ▫ Ik ben diep onder den indruk van het mooye weer. Het is onbeschrijfelijk. Leeuweriken en lijsters in oovervloed. Ik ga bijna elken dag naar de repetities van Isméa. Ik geloof wel dat het goed kan worden. Vandaag bezoek van Frank Luns. Een kolossale dikkert, maar met sympathieke expressie. De Liebes-Mosaik is nu verscheenen. Ik zei ervan dat het de essens van de waereld-oorlog al bevatte. We spraken - Luns en ik - oover de broederveete, en het katholicisme. Hij nam Eponina van mij mee, en we maakten het lijstje op van 15 stukken. Nu zit ik in de hut, en voel rustig. De duiven koeren; de bijen vliegen druk op de kroosjes bloemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 30 maartNog steeds mooi lente-weer. Ik keek de bijen na, en haalde honig uit de korven. Gister was ik in Amsterdam, en was een uur in 't rijksmuseum. Dat was een kwaad uur. Van morgen woonde ik om 8 uur de dienst bij in de Vitus kerk. Vanmorgen was ik somber en weemoedig. En toch maakte ik gisteren een lente-vers. Evert heeft koorts en Hugo loopt ontstemd rond. Hij was eergisteren eigenmachtig naar de bioscoop gegaan. Ik was zeer boos op hem. De jongen heeft te kampen met genotzucht en eigendunk. ▫ Ik vroeg hem mij te helpen, bij de bijen. Maar daar heeft hij geen slag van. Hij loopt dadelijk weer weg. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2082]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 31 maartGoed stil koel weer. ▫ Ik ben weer ellendig. Brontgeest wil geld hebben, of garantie tot f 750. - Wat moet ik doen? Ik kan niets dragen. Geen verantwoordelijkheid. Als ik geld geef, ben ik het ook kwijt. Zou ik Versluys vragen? ▫ Ik ben hoopeloos droef. Martha is hier. En Hans komt van avond. Mijn God! mijn God - waarom verlaat ge mij? Morgen zal Hij verrijzen, morgen! | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 4 aprilKoude N. wind. Helder. ▫ De Paaschdagen, en mijn verjaardag, zijn genoegelijk voorbijgegaan. Het huis vol. Nella, Martha, Marietje Hans. ▫ Mijn somberheid was veel verbeeterd. De geldkwestie was bijna opgelost. Ik kon het ter leen krijgen. Maar gister was ik voor de repetitie in Amsterdam, en toen vond ik de artiesten bij 't lokaal, maar zonder Brondgeest. Toen moest ik van hen heel wat hooren, oover zijn slecht beheer, zijn onbetrouwbaarheid en zoo voort. Toen begreep ik dat ik de hoop om het stuk gespeeld te zien, moest opgeeven. ▫ Brondgeest kwam niet, en de artiesten beloofden mij te waarschuwen als de zaak doorging. ▫ En het was merkwaardig hoe verligt ik voelde toen ik dat besluit nam, om een dergelijke slechte zaak niet te steunen. Ik kwam vroolijk thuis. Nu blijf ik vandaag in de hut. Brieven beantwoorden. De Duitsche verzen worden veel besprooken, en niet ongunstig. Maar de beoordeelaars (?) zijn bang zich te compromitteeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 5 aprilKoel, zonnig droog. ▫ De vroolijkheid van gister is nu een harde, koude somberheid geworden. Ik zie geen welslagen meer. Ik verwacht ook niet. Ik loochen niet. Ik laat mij oover in Gods handen. Ik kan niet passiever zijn. Ik voel geen kracht en toch geen gelatenheid. Want ik weet nog alles wat er gebeurd is en wat er nog schoons is. Maar ik kan niets doen. Een wulpsche brief van Tine de Kruyf, die mij weer winnen wil. Het model van Quirine in Isméa. In werkelijkheid onbeschaamder. En toch voel ik dat ze nog macht zou hebben. Weelde en sensualiteit. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2083]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ik schreef een vers: ‘Voorjaar’. Maar het schijnt meer door een ander geschreeven. Ik was aan 't kerkhof. Weende bij Paul. Ik ga niet naar Amsterdam. Brondgeest zou mij ooverhalen. Thuiszitten, wandelen en schrijven - dat is mijn heele programma. Pater Jan voelt mijn verzen niet. Misschien zijn ze te waereldsch voor hem. Van morgen in de kerk kwamen gedachten oover Sirius, die ik zal trachten vast te houden. ▫ De Vader van Sirius wordt gevonden en is een oude, sombere, cynische man geworden. De moeder is waanzinnig. Er is een bolsjewiek die aan zijn wreedheid nu volle vrijheid geeft. De priestermoord. ▫ Onder dat alles blijft Sirius blijmoedig en vroom. Hij kampt met alles en vertwijfelt nooit. Elmosien is zijn goede genius/ de leevend zichtbare engelbewaarder. ▫ De verschillende persoonen ontmoeten elkaar in een gevangenkamp, waar Euphrosine, pater Beernaerd en Akori ook samen zijn. ▫ Zij wed-ijveren in eedelmoedigheid, als er moeten sterven, één van elke tien. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 7 aprilDe schrale koude wind is geluuwd. ▫ Van morgen was het schrikkelijk in mij. Gisteren heb ik een ernstige fout gedaan. In plaats van de artiesten en Brondgeest te zoeken ben ik doorgespoord naar den Haag en heb een paar uur met K. gewandeld en gepraat. ▫ Ik was zoo dom het geheim te houden, naar mijn laffe natuur, die weigert pijn te doen door oopenhartigheid. En daar had ik nameloos pijn van. Ik gaf de kans op om Isméa gespeeld te zien. Dat was een versterving die goed was, maar de geheimhouding van mijn ‘afsteeker’ kostte mij ontzettende pijn. ▫ Zoo heb ik zoo meenigmaal gedaan, tot mijn eigen bitter ongerief. ▫ Nu is Brondgeest naar Kootwijk gegaan en ik zal nog erger spijt hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2084]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
‘Ich sehe
die alten Ehrwürdigen nicken
und ich verstehe.’
Vandaag een dag rust. Ook mijn ziel is rustiger. Ik was echter ontroerd door een krantbericht, dat een kanunnik zelfmoord zou gepleegd hebben. Dat leek mij ongeloofelijk. Een kanunnik! Een man in zoo hooge en veilige positie die toch weet dat zelfmoord doodzonde is - hoe kan die daartoe koomen? ▫ Zwaarmoedigheid? Ik weet er zoo iets van. Is het beproeving of straf? | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 11 aprilMooi, warm lente-weer. ▫ Ik las gisteren mijn droomen oover. Vreemd dat de heldere droomen geheel opgehouden hebben. Ik was altijd zoo blij als er een geweest was. Nu moet ik ze ontbeeren. Ik moet mij inspannen om aan Sirius te gaan werken. Nu zijn de omstandigheeden toch gunstig. Isméa uit het gezicht - zonder dat het opgegeeven is. Vooreerst nog geld in huis. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 13 aprilHeerlijk weer, warm en zonnig en van nacht reegen. 't Kon niet mooyer. ▫ Ik schreef gister het artikel oover Egyptische Kunst af. Ik was de laatste dagen blijer en rustiger dan in langen tijd. Het waren vrije Walden-dagen, de bloesem-boomen langs loopen. Schrijven en leezen, 's middags een vroolijk half uurtje in de serre, tusschen de bloemen met Truida en Nella, welke laatste altijd blij en goed-gehumeurd is. Ik denk veel oover Egypte. Het eerste élan van het menschenras, dat nog niet oovertroffen is. Een maatschappij van vroomen en kunstvaardigen, zindelijk, rein, godsdienstig, blijmoedig. Een klein volk, dat leeft in Naturalwirthschaft, zonder geld, gehoorzaam aan hunnen meester, den Pharao. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2085]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 16 aprilKoel weer, N. wind, maar stil en opwekkend. ▫ Gister Truida's verjaardag gevierd met gasten, de Janssens. Ik deed een wandeling met Nella. De moeder is blijkbaar beezig geweest mij te belasteren, als zou ik verliefd zijn op dat vroome kind, hetgeen greetig oovergenoomen is door Tine de Kruyff. Het gaat mij ooverigens nog vrij goed. We hadden Zaterdag Signifische bijeenkomst, bij Mannoury niet van Ginniken en ik. Bertus telegrafeerde dat hij ziek was, en toen gingen we met ons drieën naar Blaricum. Dat was een prettige fiets-rit van Bussum naar Blaricum en onze bijeenkomst was zeer geslaagd. Ik stond teegenoover van Ginniken en zeide hem met volle oovertuiging dat ik zeer gelukkig was, en dat het mij nooit zoo goed was gegaan als thans. Dat bevreemdde mij zelf, want ik dacht dat het leeven mij nooit zoo zwaar was gevallen als thans. ▫ Maar het was als sprak mijn onbewuste blijheid door het sombere uitwendige heen. De somberheid is maar aan 't oppervlak. Daar binnen is het licht. Maar ik kan er niet altijd bij koomen. Alleen op sommige momenten, als ik een toespraak houd b.v. of een ernstig gesprek voer dan wordt de innerlijke blijheid duidelijk. ▫ Ik denk dan aan het hier-namaals, en de schoonheid en vreede dáár. Nu alles weer groent en bloeit, nu besef ik iets van de grooter schoonheid daar achter. Vooral Egypte vervult mij. Het blijde, reine, zindelijke volk. Zindelijk als de japanners, maar veel kuischer, en veel vroomer. Zonder geld of geldbedrog, veel eerlijker en wijzer dan de jooden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2086]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zoover ik mij herinner, maar eens. Een droevig-kleine vooruitgang. En de jongen is groot en sterk. Als hij terug ging slaan was het nog erger. ▫ Ik was diep ongelukkig. Ik las het tooneelspel van Uppie uit. Wel geestig, maar veel te locaal Amerikaansch. Het haalt niet bij de ‘Kind'ren Gods’ of bij de Broederveete. Ik schreef eindelijk weer aan Sirius. Ik maak het toch af. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 19 aprilZonnig maar koud, guure wind. Ik bedacht van morgen hoeveel woorden wij hebben voor een negatieve gemoedstoestand. 1 Somberheid, 2 melancholie, 3 droefheid, 4 droefgeestigheid, 5 naarheid, 6 narigheid, 7 naargeestigheid, 8 mismoedigheid, 9 zwaarmoedigheid. Gisteren zat ik in de zon, in 't Vondelpark en voerde de musschen. Ik voelde mij alleen, maar niet somber. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 21 aprilGoed zonnig weer. Alles bloeit, de wind is nog koud N.O. ▫ Gisteren deed ik een fietstocht naar Amersfoort. Het was bizonder heerlijk, zooals ik ook verwachtte. Ik reed 50 K.M. en was volstrekt niet vermoeid. Inteegendeel, het deed me goed. Ik bezocht de school van Evert, en sprak met den Directeur. Ook vandaag ben ik rustig en tevreeden. Ik sprak gister met Brondgeest en het stuk gaat door. Ik rustte aan hotel Trier, en had daar een gezeegend half uur. Alles was zoo mooi. Ik heb een abcesje in den mond, dat daar al lang moet zitten. Dat verschrikt mij nu nagenoeg niet. Ik ben er rustig onder en vandaag zelfs bizonder blijmoedig. Ik zal Isméa zien opvoeren en Sirius afmaken. Omtrent Isméa was ik ook zeer kalm. Ik voel er niet meer zooveel voor als een jaar geleeden. Het is me niet vroom genoeg. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2087]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
‘Ist so nah das Ende schon?’ Nu zegt mijn kennis en verstand dat er voorloopig niets te vreezen is, en dat ik mij door en door gezond voel. Ik genoot de fietstocht en voel kracht om nog jaren gezond te leeven. ▫ Maar het besef: het komt! het heerlijke einde komt ... dat vervult mij met een groote, rustige vreugde. Nu eerst voel ik welk een zware tocht ik door het leeven heb gemaakt, nu de verlossing op handen is. Nog een jaar of tien, misschien minder. Hierin maak ik mezelven niets wijs. Het zweertje in den mond herinnert mij nu zóó duidelijk aan het einde, dat ik al mijn somberheid er volkoomen door bestrijd. Ik vind nu alles goed. Ik heb mijn voornaamste werk gedaan, en veel schoone en heerlijke ervaringen gewonnen. Ik begeer niets meer. Mijn jongens zijn sterk en gezond, ze zullen er wel koomen. Mijn lieve vrouw heeft haren Jezus en wij zullen wel niet lang gescheiden zijn. Leedig zitten behoef ik niet. Sirius kan ik zeeker nog wel voltooyen. Al het ooverige is toegift. Oover mijn zonden tob ik niet meer. God laat zich niet oovertreffen in eedelmoedigheid, zei pastoor Beumer. Ik zal strijden tot aan het einde - maar verwacht dan ook de kalme en gelukkige vreugde, die het heerlijkste was van mijn leeven. In al mijn groote zonde is toch de liefde de hoofdzaak. En mij zal veel vergeeven worden. Gisteren bezoek van Jeannette Schmidt. Dat was een bode die goede tijding bracht. Ze sprak namens een kleinen kring van menschen die in mijn eerlijkheid en oprechtheid gelooven. En haar woorden waren een balsem op veele wonden. ▫ De heerlijke lentedag, waarop ik naar Amersfoort fietste, was als een keerpunt. Het zweertje in den mond maakte mij, als 't ware, wakker. Mooge God mij nu die blijmoedigheid blijven schenken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 24 aprilHet is en blijft guur met harde, koude noordewind. Ik las in Sirius II en vond het een geweldig boek. Ik liep rond op Walden, alsof ik vacantie had. Ook van morgen was ik blij en rustig. Nu, teegen 12 uur, was het minder goed. Ik verzwakte en vond Sirius I aan het einde minder goed. Maar ik verloor mijn geduld toch niet. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2088]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 25 aprilZeer koud. Nachtvorst. Nu storm met hagel en sneeuw. ▫ De heerlijke vleug is al weer voorbij. 't Eenige wat ik behoud is de herinnering. Het kan, ik heb het gevoeld. Nu ben ik weer diep ingezonken. Van morgen moest ik bij den burgemeester koomen om informatie te geeven omtrent mijn bezittingen en verdiensten. Met het oog op de rijkssubsidie. Dat is voor mij ellendig werk, want ik ben liever eedelmoedig dan krenterig. En mijn toestand kan zoo verschillend beoordeeld worden. Ik ben zeeker niet arm en behoeftig. Walden is een ‘waardevol bezit’ al kost het mij veel geld. Men kan dit weelde noemen. En toch maak ik van dat bezit het nuttigste zuinigste gebruik. De grond en gebouwen maak ik productief, zoodat twee of drie gezinnen er van kunnen leeven. Het terrein is veel vruchtbaarder geworden. ▫ Mijn eigen werksaamheid wordt zóó het best bevorderd. Dit zijn de meest gunstige omstandigheeden voor mijn productie. ▫ En nog steeds heb ik te tobben oover geldzaken. Misschien ongegrond. Maar het is zoo. Het uitzicht oover den dood is weer in duisternis verdweenen. Het was zoo schoon. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 27 aprilBuyig, bluusterig weer. ‘Blindend blanke hagelwolken’. Vrij koud. ▫ Ik kwam gisteren avond door den nacht thuis. Ik had Willy van Hoogstraten begroet, den dirigent, concurrent van Mengelberg. Hij zal meer succes hebben dan Mengelberg, omdat hij zooveel eerlijker, eenvoudiger en rechtschapener is. De toestand in Amerika, met zwendel en ‘graft’ is verschrikkelijk. Mijn katholieke vrienden verwachten van mij een explosie van katholieke poëzie. ▫ Mijn naam werd voor reclame gebruikt door een z.g. vrijreligieus maandblad ‘de Tempel’. Toen protesteerde ik daar krachtig teegen, in zes couranten. Daarop kwam een ingezonden stuk ter verdeediging van die heeren, mij sommeerend de ‘bewuste leugen’ die ik met ‘grenzelooze brutaliteit’ had gepubliceerd in te trekken. Ik heb daarop terstond geantwoord in ‘de Tijd’, alles handhavend. En toen liep ik rond met spijt dat ik niet zachtmoediger was geweest. Ik sprak er oover met mijn biechtvader, en hij vond dat ik gelijk had en niet te scherp was geweest. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2089]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Carry vond het vers ‘de Geest der Waarheid’ prachtig. Dat gaf mij neiging ook het tweede en derde af te maken. De strijd aan te geeven tusschen het irreligieuze en het vroome leeven. De roode leegers, de priestervervolging ... ▫ Maar ik moet toch eerst Sirius voltooyen/ dat wacht al zooveel jaren. Merkwaardige dingen vertelde Willy me oover de Jazz-muziek. Van neegers afkomstig, nu door heel Amerika geliefd als een wulpsche dansmuziek, geen bepaalde compositie, maar een zeeker rhitme, dat op alle muziek kan worden toegepast. Ik verloor gister weer een tand. Mijn stemming is zeer matig. Het schoone doodsgevoel is weer verdweenen. Alleen nog herinnering. Ik lees Brehm, leeven der Voogels. ‘Rijmsnoer voor het kerkelijk jaar’. Dezelfde structuur als de mozaïek. In korte gedichten met verschillend ritme een dramatisch geheel vormen. Het kruisdrama. De gedichten zelfstandig en toch samenhangend. Persoonen die elk het eigen gedicht spreeken. Geen of weinig dialogen, kooren (?) | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 30 aprilBewolkt, frisch, vochtig weer. Het heeft kostelijk gereegend. Het is niet warm 50o F. maar groeizaam en vruchtbaar. ▫ Brehm beschrijft zoo heerlijk het vroeg uittreeden en in 't bosch naar de voogels luisteren. Ik ben helaas! te traag tot zoo iets. Ook moest ik een voogelkenner bij me hebben. Het was gister zeer slecht met me, en nu is 't nog niets beeter. Om 12 | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2090]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
uur bij den zwager, in de duffe, kleinsteedsche atmosfeer. 's Middags Nella bij ons met haar steeds vroolijk humeur en spraaksaamheid. Ik heb niets geschreeven. Van morgen weer heevig oover geld tobben. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 5 meiPrachtig Mei-weer. Warm. ▫ Van morgen 64o. Zonnig maar door de veele reegens toch niet dor. Alles ziet frisch en groen. Ik was nog een paar malen in Amsterdam en wachtte op 't Leidsche plein, maar Brondgeest kwam niet. Maar het garantie-geld is aanweezig en de voorstelling zal doorgaan in den stadsschouwburg. Gister spoorde ik naar Santpoort en maakte daar een heerlijke wandeling. Ik zag de ruïne van Brederode, er was geen mensch en het was wondermooi, in het rijke groen de kolossale steenklompen. ▫ En ooveral de voogels. Tal van nachtegalen. Een nieuw gebouwd pleintje met een zware beuk in 't midden. Ooveral weelderig groen. De wilde duinboschjes achter Duin en Kruidberg. ▫ Ik was den verderen dag zeer gelukkig. Al het moois bleef mij voor den geest, zooals dat in jeugd en kindertijd gebeurt. En ik wilde zoo gelukkig blijven. ▫ Het is toch stellig dat God onze blijheid wenscht. Blijheid is de uitdrukking van Gods wensch. Hoe snel ontwikkelde zich die middeneeuwsche cultuur, dat men toen al in staat was zulke reuze-bouwwerken te construeeren. Terwijl toen nog de wolven in Kennemerland liepen en het volk in houten hutten woonde. ▫ Die buurt daar trekt altijd mijn hart. Daar zingen de nachtegalen, daar bloeyen de duinrozen. ▫ Twee sombere plekken in die groene pracht/ het krankzinnigen-huis en het crematorium. Gisteravond, met het warme weer, lagen wij allen op 't gras voor ons huis, bij 't groote roozen-perk, en Hugo zei: ‘begrijp je 't nu, dat ik van Walden houd? Of verkies je soms die nieuwe buurten in Amsterdam?’ ▫ Ik wil ook hier op Walden blijven, zoolang ik nog een cent op zak heb. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2091]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 7 meiZacht, stil, vochtig weer. Er viel een weinig reegen. ▫ Het bleef warm, al koelde het gister wat op. Duizende fietsrijders. In den namiddag, toen de drukte voorbij was, wandelde ik met mijn vrouw. Het bosch vol papieren en schillen. Maar Truida vond dat ik die Amsterdammers ook wat gunnen moest. Het werd 's avonds wat dampig, prachtig. Ik ging op Bantam alleen en beluisterde de nachtegalen van digtbij. Het was eenzaam en doodstil. Toen ontmoette ik in mijn pad een vrijend paar, dat op den grond lag. Ik keerde maar om, en vond het pijnlijk. In den nacht had ik zeer diepe depressie. Nu tobde ik vooral oover geld. Ik kan niet rondkoomen en ik zie in 't geheel geen weg uit de moeyelijk-heeden. ▫ En het kan nog wel tien jaar duuren - ja, mijn moeder werd 23 jaar ouder dan ik nu ben. En ik heb geen energie om iets grondig te veranderen. En aan mijn productie twijfel ik. Ik vorder niet met Sirius. ▫ Nu ben ik nog eeven droevig. De post bracht niets. De jongens hebben het nu goed. Een echt prettig jongensleeven. Fietsen, visschen/ roeijen, tennisspeelen, duiven houden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 9 meiHeerlijke reegen, alles bloeit en groent. ▫ Ik was maandag en gisteren in Amsterdam. Ik sprak met Brondgeest. Ik merk hoeveel voorzichtiger ik ben geworden. Maar vroeger was het dan ook slim met mijn onvoorzichtigheeden. ▫ Brondgeest belooft nog deeze maand de première en wel in den Stadsschouwburg. Ik herlas ‘de bokkenrijder’. Het is een merkwaardig goed stuk. Ik vrees alleen dat men van katholieke zijde het op de planken uitbeelden van een priester-figuur zal afkeuren. Al is het nog zoo'n sympathieke figuur. En zonder die pastoor kan ik het stuk niet tot zijn recht doen koomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2092]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ik word nu uitgenoodigd om een brochure oover Egmond te schrijven. Ik vond Klaas Kolijn onder mijn boeken, de rijmchroniek. En toch zou ik zoo graag mijn werk maar afsluiten. En dat kan niet. Er zijn er die nog niet buiten mij kunnen. En dan moet ik voor geld zorgen. En daartoe ontbreekt mij de productiviteit. Mijn jongens zijn groote, forsche en wakkere jongens. Wat ruuw, zeer eigenzinnig en onbescheiden. Maar vol leeven en kracht. Evert een knappe jongen, Hugo vol geest en drukte, doch minder goed-leersch dan Evert. Ik kwam tot tranen, in de kerk. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 11 meiReegen, storm, koude. De IJsheiligen. ▫ Ik fietste naar Hilversum om den rector van Hugo's Gymnasium te vragen naar Hugo's gedrag en vorderingen. Men was zeer tevreeden oover hem, als scholier en als mensch. De heer Leopold zijn leeraar in 't latijn, mocht hem bizonder graag. ▫ Ik zag Hugo even tusschen de andere leerlingen. Hij maakte een goeden indruk. Ik was dankbaar voor dit geluk. Mocht ik hem voor teegenspoed bewaren. Op het school (H.B.S.) van Evert was ik al eerder geweest. Evert heeft niet minder vermoogens maar gebruikt ze slechter. Hij doet nu ook meer zijn best. Het fietsen door den reegen, in het koele, natte Mei-weer deed mij goed. Ik zag bij den rector een boek van Schrenk-Notzing, oover medianimike verschijnselen, met curieuze foto's. Demonen werk. Waren die geldzorgen er niet, dan zou ik mij nu luchtiger voelen. Maar ik zie geen inkomsten. Ik zal schulden moeten maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2093]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 14 meiDen vorigen nacht heb ik gedroomd van een plotseling opdoemend en schrikwekkend masker. Het stak den tong uit, daardoor gelijkend op de ‘lallenkönig’ in Bazel. ▫ Ook was er verband tusschen die tong, en het Mexicaansch beeldhouwwerk, waar een priester met een scherp koord zijn tong verwondt. Ook deezen nacht, aanvankelijk, demonisch gedroomd, een closet waarop ik zat, en waarvan de deur plotseling wordt opengerukt, terwijl ik er onverschillig onder bleef. (Herinnering aan een dergelijk geval bij Norlind in Borgeby). Ik voel wat rheumatisch door de koude, guure dag van gister. Als ik diep denk oover hetgeen werkelijk is, dan kom ik er toe te zeggen: er is maar één waereld, - en dat is de mijne. Of zoo: er is maar één God, en dat is de mijne. Dit lijkt eenvoudig en gewoon - maar het is onpeilbaar diep - en vol raadsel. ▫ Want bij alles wat ik waarneem, ooveral, altijd - ben ik zelf. Iets dat waargenoomen wordt zonder in verband te staan tot mij, ken ik niet. Het kan ook niet gedacht worden. Het kan er niet zijn, het is niet. Dit is niet - zooals ik dikwijls zeide ‘gezichtsbedrog’ maar ‘werkelijkheid’. Dit is een bewijs van de volkoomen eenheid van God en mensch. Niet echter, wat ze pantheisme noemen. Als ik spreek van iets dat waargenoomen wordt zonder mij, dan bedoel ik iets dat buiten mijn bestaan omgaat, dat mijn bestaan niet stilzwijgend onderstelt. Want als ik b.v. spreek oover de verste sterren, de langst geleeden gebeurtenis, de verste toekomst - dan wordt daarbij mijn bestaan altijd als vanzelf spreekend aangenoomen. Een wiskundige uiteenzetting, een weetenschappelijke waarheid, al begrijp ik er niets van, is toch alleen wat zij is als mijn bestaan er in is opgenoomen, haar waarheid moet ook de mijne zijn. Dus ben ik in haar weezen betrokken en niets kan mij er buiten stellen. Zoover ik weet is dit door niemand nog duidelijk gezegd of begreepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2094]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik ben bezwaard omtrent mijn stoffelijk bestaan. Ik bezit aan geld nog f 5000. - en Walden dat op 100.000 wordt getaxeerd. Maar dat neemt mijn zorg niet weg. Dat geld slinkt elke maand en zal waarschijnlijk niet meer maar steeds minder worden. En wat heb ik er aan Walden te verkoopen? Geld verliest zijn waarde maar grond en gebouwen niet. Ik voel mij niet meer in staat een nieuwe huishouding te beginnen. Ik weet niet hoe te beginnen, wat te doen. Behalve het huishouden kost het onderhoud mij twee duizend gulden per jaar. Mijn ooverweeging, om kalm te blijven, is deeze. Laat ik 80 jaar oud worden, dus nog 17 jaar voortsukkelen, dan heb ik een jaarlijksche inkomst van ± 5000 aan boekenverkoop en literaire inkomsten en 1200 van Truida. Daarmee kom ik er niet, en moet dus schulden maken, per jaar ongeveer f 2000 of f 4000. En dat zeventien jaren volhouden - dat is dus ongeveer f 34000. Die moet ik dan leenen. En daarvan nog rente betalen. ▫ Ik kan niet cijferen en reeken dus alles veel te veel. Maar in elk geval hoop ik wel hier te kunnen blijven. Ik kan niet verhuizen. En ik moet nog werk afdoen. Vooral ‘Moeder en Zoon’ wil ik als mijn laatste, goede werk voltooyen. Walden is mij steeds dierbaarder, en mijn kinderen ook. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 16 meiSteeds reegen en kou. ▫ Ik ben tamelijk rustig - Hoe verschillend zijn onze eigen waereldjes. Naarmate men in hooger of lager sfeer leeft, wordt de waarde aller dingen ook anders. Het stoffelijke schijnt standvastig te blijven, maar het geestelijke, de stemming, de sfeer is ieder moment anders. Dit boek is vooral bedoeld om deeze veranderingen te controleeren. Dinsdag a.s. gaat Isméa. Men vraagt me het publiek toe te spreeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2095]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ik heb nu f 700. - gestort, waarvan ik f 500. - geleend heb. Ik reeken er op alles te verliezen. ▫ Ik zie op teegen de emotie, anders niet. Ik wilde nu hier op Walden maar ongestoord blijven. Maar ik zal toch wel weer moeten spreeken, deezen winter. Ik deed gister een beleefdheidsvisite bij onzen burgemeester, de Bordes. Ik kreeg een lieve, hartelijke ontvangst van zijn vrouw. En het uurtje/ daar gepraat met die hoogbeschaafde en beminnelijke menschen, deed mij goed, en bracht mij uit de sombere sfeer, verfrischte mij. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 17 meiZeer guur en koud. ▫ Toch wel mooi door het heerlijke frissche groen. Het was een aardig dorpstafreel in Bussum. Ik was te laat voor de Communie, en voelde mij al zeer ongelukkig. Het was buiten mijn schuld. Er waren biechtelingen vóór mij. Toen kwam de koster op mij af, en vroeg of ik niet wou communieeren, dan zou hij den priester waarschuuwen. En toen gebeurde het toch, en ik voelde hoezeer mijn hart er aan hing. Brondgeest is vol optimisme. Er zijn al 20 plaatsen verkocht. De repetities geeven hem alle moed. Ikzelf maak mij geen illuzies. Ik onderdruk alle illuzie juist. Wat ik alleen zou haten is een koude, lamme stemming bij de toeschouwers. Dan wordt de heele avond griezelig en naar. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 23 meiEindelijk wat zoeler weer, maar steeds ruuw en stormig. ▫ Zondag was ik vrij opgewekt. Alleen had ik een ellendig uur, na tafel, waarin ik als versteend bleef zitten, vol zielepijn. ▫ Ik had jaren geleeden ook zoo'n uur. Toen zat ik 's nachts voor het haardvuur. Dat is een ellendig lijden. Ik voel mij beleedigd door een kleinigheid, en dat onrecht dat ik niet wreeken | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2096]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
Toen kwam Dinsdag morgen de hoopeloos verslagen brief van Brondgeest. Er waren maar 25 plaatsen besteld, er zou niemand zijn. ▫ Daarop zonk ik natuurlijk nog dieper in. Maar ik hield mij goed en ging met Hugo naar 't Leidsche plein. De stemming daar was zeer gedrukt. Maar Brondgeest was weer in orde, en vol actie. Hugo kwam nu in de geheimzinnige coulissen waereld. Waar komt toch die bekooring vandaan die ieder jong mensch voelt als hij voor 't eerst achter 't tooneel komt. Ik at bij Griet Sassen met Carry. Ik ging, verslagen en al, maar beslooten goed te kijken. En het eind was een groot succes, ondanks het kleine publiekje. ▫ Wonderlijk zijn die grillen van 't publiek. Om mij te hooren zeggen dat ik Roomsch ben, koomen er duizenden in 't Concertgebouw. ▫ En om een nieuw meesterstuk te zien, dat jaren en misschien eeuwen zal stand houden, daar voor hebben ze niets oover. Ze blijven gewoon thuis. Terwijl een stuk als de Sabijnsche Maagdenroof volle zalen trekt. Het was zonnig en druk in Amsterdam, en ik voelde erg vreemd onder deeze menschen. Steun van Roomschen bemerkte ik in dit geval heelemaal niet. En ik heb maar een paar vrienden, die uit persoonlijke liefde en bewondering gaan. Jolles, mevr. de Jong, Joti en haar man. Allen invités. Ook W. Versluys en Mannoury. De opvoering slaagde volkoomen. Er was geen haper in. Een schitterend succes. Maar een bitter klein publiek. Dit moet men de kudde niet verwijten. De meest aansprakelijken zijn nog de theaterdirigenten die dit stuk zoo lang lieten liggen. Ik kreeg een warm gevoel van bewondering en dankbaarheid voor Brondgeest die zonder een cent geld deeze opvoering toch maar doorzette en deed slagen. Ik voelde niet rouwig om die 760. - die ik hem leende. Ik zal ze wel niet terug zien, maar het stuk is eindelijk toch tot zijn recht gekoomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2097]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ik biechtte van morgen bij den pastoor. Niet zoozeer om kwaad wat ik gedaan had, maar om mijn diepe depressie wat te verlichten. ▫ Hij deed dat vriendelijk, mij zoogenaamd een ‘kruisje geevend’. Dat had werkelijk goeden invloed. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 25 meiZonnig, maar nog koel. ▫ Gister fietste ik naar Laren en zag de schilderijen van Heyenbrock. Ik vond het prachtig werk. En ik zeide hem dat ook. Maar de menschen snappen het niet. De rit oover de hei was mooi. Het groen is zoo helder en frisch, ik herinner mij niet het zoo mooi gezien te hebben. Ooverigens ben ik zeer ellendig. De slaafsheid en botheid der menschen zijn zoo pijnlijk. Bij 't ontwaken begint de misère al. In wat voor een land en een volk leeven wij! Ik dacht gister toch nog aan Sirius. De structuur van 't boek moet eenvoudig zijn. De Vader gevonden, zijn klacht, zijn machteloosheid, zijn gebrooken wil. Als ze zullen ontsnappen en alles gereed is, dan kan hij plotseling niet meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 26 meiZonnig en frisch. ▫ De dagen vliegen om. Ik schrijf aan Sirius. Ik ben constant somber. Mijn lieve vrouw poogt mij goeden raad te geeven. Haar vroomheid sticht mij, maar het weezen van mijn melancholie kan ze niet bevatten. Daarteegen helpt geen gebed. Ik moet het dulden, en er vreede bij hebben. Ik kan niet bidden zoolang de zwaarmoed duurt. Is ze tijdelijk verdweenen dan eerst kan ik bidden. In de ‘nieuwe eeuw’ twee stukken: oover de opvoering van Isméa, en oover de Mozaiek door Feber. Het is zeer waardeerend maar het zijn veel woorden waarbij ik geen dingen weet. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2098]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In de kerk voelde ik welk een band de biecht geeft. Ik was verheugd toen ik zag dat het mijn biechtvader was die zou preediken. Het geluid van zijn stem - die mij al zoo veel keeren absolutie schonk en rust - was mij al een troost. Ik begrijp zijn karakter nog niet goed, maar zeeker is hij een eerlijk, ruim-denkend en gevoelig man. Men is wat bang voor hem. Hij durft scherpe dingen zeggen. Van morgen zei ik: morgen avond komt de portefeuille met Illustraties - toen voelde ik dat zoo zielig als vooruit-zicht, dat kleine pretje - dat ik in snikken uitbrak. Moet ik zóó mijn dagen vullen? Brief van Ella Geldmacher, die mij vraagt te koomen. Ik zou 't best kunnen doen, als ik maar fut had. Maar ik weet niets te beramen of uit te voeren. Toch ben ik gezond en slaap goed. Maar ik heb geen rustpunt voor mijn gedachten. Ik moet in de jury zitten voor een jubilee lied, met Annie Salomons en Boutens. Er kwamen tachtig inzendingen, de een al treuriger dan de ander. Hoe bitter weinig invloed heeft de ‘beweeging van '80’ op ons volk gehad. Het is alles Cornelis Paradijs poëzie, niets beeter. ▫ Er was één inzending die iets beteekende. Een Vondeliaansch lied: ‘Mocht toch Vader Willem leeven’. Maar de rest is treurig. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 29 mei's Nachts reegen, nu mooi zonnig. ▫ Ik las gister in Vondel. Hij is werkelijk een reus van geleerdheid, van werksaamheid. Wij kunnen ons zulk een leeven niet meer voorstellen. Hij moet wel dag aan dag aan 't dichten zijn geweest. Hij was bij uitstek geleegenheidsdichter en hof-dichter, die zich niet schaamde voor ‘op bestelling’ dichten. Maar zijn taalrijkdom is heerlijk en sommige lyrische verzen onnavolgbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2099]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 1 juniSteeds koud en bewolkt. ▫ Evert heeft hier een installatie voor draadlooze telegrafie gemaakt. Geheel uit eigen krachten, nagenoeg zonder hulp. Al het geld uit zijn spaarpot gaf hij er aan. En nu krijgt hij des morgens de nieuwtjes uit Amsterdam. Vanmorgen de dood van president Wilson. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 5 juniSteeds guur en koud. N. wind. ▫ Ik kwam gister avond laat uit Amsterdam terug. Ik had er geconfereerd met Mannoury/ van Ginneken, dr Grünbaum (Rus) en Pevesz (?) Hongaar. Wij beoogen uitbreiding van den Kring - en het eerste boek. Zaterdag was ik bij de hulde aan de Groot, om 2 uur. Een leelijk beeldhouwwerk. Een slecht portret (in brons). Niet veel eer voor Christelijke beeldhouwkunst. Ik was 's middags weer thuis en ging Zondag in Bussum ter kerke, daarna naar den Haag waar ik Boutens sprak, een aardig causeur en sympathiek man - hij was getroffen door dat ééne jubileum vers en droeg het herhaaldelijk met bewondering voor. Annie Salomons scheen mij zoo bekend. Een lieve vrouw. Ik was weer bitter gekwetst door een artikel van Top Naef in de oude Groene. Iemand die ik altijd met veel hoffelijkheid bejeegende. Ze schreef zoo vinnig als ze kon. Ik proefde Royaards en zijn vrouw er in. Ook de felle anti-papist. Des avonds reegende het en gingen Carry en ik naar Hans en Mietje. De volgenden morgen een zonnige morgen met heerlijke wandeling langs de Vliet met buitenplaats en prachtig boom-loover. Een van die ochtenden vol zoomerstemming, ondanks de kou. Wij zaten onder de kastanjeboom, dronken koffie, koesterden ons in de zon. ▫ Ik sprak prettig en gemakkelijk met C. oover mijn positie op Walden en de geldvraag. We moeten ons tot voorbereiden tot het verlaten van Walden, want oover een jaar of drie vier gaat Hugo naar de academie te Nijmegen, Evert naar Delft, dan kunnen wij het toch niet houden. De reserve slinkt steeds meer, en wij kunnen toch dat groote huis dan niet houden. Hoe bitter ik het vinden zal het te verlaten. ▫ Maar waarheen? Dat bepeins ik vruchteloos. ▫ In elk geval het zoo lang moogelijk hier uithouden. Des te meer is Walden waard. De subsidie blijft maar uit. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 6 juni't Zelfde guure, natte weer. ▫ Gisteren vond ik op zolder, tusschen oude papieren, eenige dagboekjes van mijn vader. Duidelijk geschreeven met zijn mooi handschrift. En het was aandoenlijk om te leezen, het was of 't mijn eigen dagboek was. Vooral trof mij zijn somberheid, zijn melancholie, in zijn jongen tijd. Toen was ook zijn idealisme leevend. Hij wilde een dichter zijn. Hij haatte de filisters, maar had toch den moed niet om den grooten strijd te voeren. Hij erkent zijn zwakte, zijn gebrek aan moed, zijn eerzucht. Zijn vader, mijn grootvader, was nog zwakker, een droomer, die toch zijn zoon/ zijn eenigen zoon in de zaak wilde houden. Mijn vader had sommige eigenschappen veel beeter dan ik. Hij sprak en schreef Fransch, Duitsch, Engelsch, Italiaansch, Latijn en had een uitneemend weetenschappelijk verstand. Hij had zeeker moeten studeeren. Hij schreef geestig en diepzinnig. Hij heeft zijn eigen vader niet durven weerstaan, en werd dus klein-gehouden. Hij had een uitneemend geleerde kunnen worden. En mijn moeder, met haar drijfkracht, zal hem zeeker hebben opgedreeven, teegen zijn familie in. Haar liefste wensch was dat hij Dr zou worden. Vandaar dat ze mij ook geneeskunde liet studeeren. ▫ Later verslapte mijn vaders idealisme. Hij was niet zwaarmoedig meer, maar kreeg een mooye positie, en had geen geldzorg. Er was geld genoeg in de familie. Maar toen werd hij alcoholist, hoewel niet in heevige mate. ▫ Het is alles droevig voor mij om te leezen. Het verkommeren en verstikken van een eedelen geest. En in mij gemis aan de eigenschappen die hem kenmerken en die ik zoo noodig had. De zorgvuldigheid, accuratesse, het weetenschappelijk werken. Terwijl mijn dichterschap, hoewel sterker dan het zijne, toch weer veel te veel werd op zij gezet en onderdrukt door mijn verkeerde opvattingen, en wel veel ook door het drijven van mijn moeder. Het was geen gelukkig huwelijk - hoewel ze beiden groote kwaliteiten hadden. ▫ De fijnheid, weekheid en poëzie werd bij hem ooverschaduwd door de eerzucht en de stille koppigheid van mijn moeder. ▫ Dat bemerkte ik niet, zooals mijn broeder Johan het bemerkte. Eerst veel later begreep ik dat. Toen, na Vaders dood, werd mijn moeder zachter en geheel aan mij onderworpen. In mij werd haar liefde en haar eerzucht bevreedigd. Toen bleef ik haar afgod, tot aan haar dood. Maar mijn vader deed ik geen recht. Mijn broeder zag het en vandaar de spanning van vijandelijke karakters. Johan teegen mijn moeder, ik teegen vader. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 7 juniNog koud, maar opklarend. ▫ Gister den ganschen dag vervuld met de dagboekjes. Daarbij dat jeugd portret, met de diepliggende zwaarmoedige oogen. En deeze sombere, teedere jongeling werd naar Parijs gestuurd om bloem-bollen te verkoopen. ‘Trop cher! beaucoup trop cher!’ ▫ Ik zou er wel een interessant boekje van kunnen maken. Dat is goed als de andere plannen af zijn (S. & S., Trots Verbrijzeld, Geest der Waarheid) en ik nog leef en werken kan. Briefje van Lize Brouwer oover Isméa, vol hooge lof. ▫ Ik weet nu wel genoeg. Die aanvallen en beschimpingen hooren er bij. Die deprimeeren mij in 't geheel niet. Ik ben werkelijk bizonder kalm en rustig, na mijn laatste communie. Brondgeest werkt voort in Amsterdam. Dat bevreedigt me. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 8 juniWeer zachter, verbeeterend. ▫ Ik deed gister nog een zeiltochtje in de ‘Hugo’. Ik was bizonder rustig. En nu nog voel ik een groote vreede in mij. Ook heeden een gezeegende communie. Het is of de boekjes met mijn vaders journaal mij zelf meer verheldering, blijmoedigheid en geestkracht brengen. ▫ Als voortzetter van mijn Vaders geslacht en Weezen ben ik toch wel verder gekoomen. Ik begrijp hem nu zoo goed, ook in zijn liefde tot mijn moeder. Die was wel oprecht, maar toch wat zakelijk, wat droog. En zij heeft hem niet kunnen bevrijden. Hij gaf haar ook niet wat ze behoefde. Ze wilde meer, en ze vond eerst in mij wat ze onbewust wenschte. Maar ze miste een fijne cultuur, door het burgerlijke huishouden waarin ze opgroeide. En zoo vond ook mijn vader niet wat hij zocht. ▫ Het is alsof ik nu die beiden nog moet helpen. Ik zal voor hen bidden. ▫ Moeder zei altijd: Papa is zoo knap! (Ze bedoelde, voor de rest deugt hij niet veel.) Ik denk rustig aan mijn werk. Ik kan nu voort. Sirius wordt wel goed. En mijn dramatische productie is, hoop ik, nog niet afgeslooten. Van nacht weer de demon, die mij verschrikte. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zondag 10 juniEindelijk lekker warm maar onstuimig. ▫ Ik vorder nu goed met Sirius. Ik vond twee oude verzen van me, en ben nog steeds verdiept in het dagboekje van mijn Vader. Het huuwelijk was niet gelukkig, van begin aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 12 juniSteeds koud weer. ▫ Ik was de laatste dagen geheel gelukkig en verlicht. Ik werkte goed aan S. & S. en voelde toch nog in verbinding met stad en tooneel. Zoo is 't naar mijn behoef. En een vuurig liefde-leeven in mij. Maar gister verbleekte de vreugde weer. De Couperus-hulde deed mij droevig aan. Niet uit afgunst, maar om 't publiek dat hem nu heemelhoog verheft. Nu moogen de menschen juichen. De beweeging van 80 culmineerend in Couperus. De regeering doet mee. Nu zal hij ook wel den Nobelprijs krijgen. Hij koos zelf het driemanschap Couperus, van Eeden en Querido. Deeze laatste is niet internationaal genoeg, ik ben niet populair genoeg, vooral niet in mijn eigen land. En aangezien nu Holland eindelijk aan de beurt komt, schiet Couperus oover. Ik zou graag mijn woord meer prestige geeven, en zoo iets volgt uit zulk een hulde. Maar ik heb mijn leeven lang ijdele eerzucht onderdrukt en ik doe dat nog. Dat ik graag met meer uitwerking zou arbeiden, dat spreekt van zelf en kan ik me niet verwijten. We hebben veel te tobben met onze wilde, oproerige en ongehoorzame jongens. Ze doen alsof het huis hun toebehoort met al wat er in is. Vooral Evert is een brutale dwingeland nu en dan. Voor zijn draadlooze installatie moet alles wijken. ▫ We spreeken ernstig oover de vraag of we Evert niet naar Katwijk op de kostschool zullen doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 13 juniWeer reegenachtig en grijs. ▫ De dagen vliegen om. Het is al een jaar geleeden dat mijn goede vriend Rathenau vermoord is. De hooge vreugde van eergister is weg. Het weer is zoo druilig. Maar men kan veel behagelijker lanterfanten en peinzen als men oud is. Ik was nooit erg haastig in mijn werk, alleen op 't laatst van een boek ging ik wel eens ‘spurten’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Zijn dagboekjes doen hem veel beeter begrijpen. Hij was in 't laatst van zijn leeven schijnbaar geldzuchtig, cynisch, ongeloovig. Dat is toch alles maar schijn. Hij had zijn leeven doorgebracht in angst voor armoe. Hoe goed ken ik dat gevoel, waarbij men weet geld te moeten verdienen en die taak niet verstaat. En zijn diepzinnigheid werd niet begreepen ... Ook door mij niet, omdat ik altijd moeders zijde koos. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 14 juniEllendig weer. Storm reegen en koude. Een ouderwets sombere en lugubere dag. Weer een begin van hooi-neus-katarrh. Hugo van zijn fiets gevallen, zijn arm onbruikbaar zoodat hij thuis blijft. Ik voel weinig produktief. Als ik wakker word moet ik denken aan de toekomst van de jongens, aan de kans om op Walden te blijven of niet, aan de schandelijke miskenning van mijn werk. De moord gepleegd op Isméa. Wat heb ik menschen als Top Naef, het kwaadaardige schepsel, misdaan? Salomonson beweerde nog dat zijn gevoelens jeegens mij ‘eerbiedig’ waren. Maar heel veel eerbied heb ik in die Groene redactie niet ondervonden. En nu die vinnige vrouw. Is het alles anti-papisme? Of zooals Brondgeest zei: das gefahrliche Alter? Zou Brondgeest volhouden? Hij schreef ‘ik begrijp je in alles’. Dat is veel gezegd, maar tot nog toe stelt hij mij niet teleur. De opvoering was kranig. En hij vergelijkt zichzelf bij den dog, die blijft vasthouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 15 juniIets stiller en zachter. ▫ Gister weer een akelige vechtpartij tusschen de jongens. Een spiegelruit stuk. Ik nam de radio telefoon weg om Evert te straffen, toen schold hij mij voor dief. ▫ Hugo is oovergevoelig en tegelijk hebzuchtig. Hij staat niet graag iets af. Genotzucht. En dan is hij door zoo'n gevecht doodongelukkig. Hij kon zijn linkerarm nog niet gebruiken en kon zich niet verdeedigen, waarvan Evert lafhartig gebruik maakte. Dan doet Hugo radeloos en wanhoopend. Ik biechtte van morgen en communiseerde, om wat rust te krijgen inwendig. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 16 juniAanhoudend reegen. ▫ Gister deed de communie mij wel goed, en ik voel steeds dankbaar aan mijn biechtvader, den pastoor. ▫ Maar vandaag is alles weer even slecht. Als ze oover me schrijven is me dat altijd onaangenaam, of ze prijzen of laken. Ik voel uitgediend en machteloos. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 19 juniNachtvorst. Nu zonnig en helder. Het hooi droogt. Ik kreeg een brief van MacRae oover de voorspoed in zijn kolonisatieplannen. In ‘Europe’ stond gister een stukje van R. Roland oover de bijeenkomst in Londen. Dit is voor ons Hollanders een wrang bericht. In die bijeenkomst, P.E.N. genaamd, had Galsworthy uit veele naties de voornaamste kunstenaars bijeengeroepen. Ze kwamen uit alle landen. Maar uit Holland geen een. Ja toch, daar zag ik een Hollandsche naam: Herman Heyermans. En hij stond genoemd als .... Noorman. ▫ Dit berichtje is fnuikend. Ik voel het ook zoo voor mezelven. Ik had die plaats verdiend, dacht ik, niet voor mijn eigen glorie, maar voor het goed volbrengen van mijn taak. Nu voel ik met diepe schaamte en spijt dat ik mijn taak niet goed verricht heb. Het is weer, zooals in Viator staat: Ik heb mijn taak niet goed volbracht. ▫ Slecht heb ik den Heer gediend, en nu is 't niet meer in te halen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 20 juniNog weer koud en grijs. ▫ De eerste aardbeien, nog geen enkele roos. Mijn toestand gelijkblijvend. Ik las het boekje van mevrouw Mac Govern oover de koppesnellers van Formosa. Bij dat volk mag een jonge man eerst trouwen als hij een kop heeft gesneld. Het dorp heeft een berg van koppen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
93 Bladzijde uit het dagboek, 1923
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
94 Groep op Walden, 8 mei 1927
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
opgestapeld. Maar de blanke vrouw wandelde tusschen die menschen geheel veilig. Men vereert de blanken als nazaten van de Hollanders die een tijdlang Formosa beheerschten en werkelijk beschaafden. Dat was hun gouden tijd. Ik schreef gister aan Rolland. Eigenlijk een klaagbrief. Een zwakheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 21 juniZonnig, maar nog koud. ▫ Gister een droeve dag. Ik maakte mij zoo boos en driftig op Evert als ik nooit ondervonden had. Ik liep het huis door om een stok te vinden. Ik vond er gelukkig geen, anders had ik hem zeeker geslagen. Hij bleef lachen en grinniken terwijl ik bad. Ik weet niet ooit zoo ongelukkig te zijn geweest. Toch deed ik een tocht naar Hilversum, die ik wel prettig vond. Ik bezocht Al, den directeur H.B.S. en Annie die te bed moet blijven. Het was mooi. Maar mijn werk vlotte heelemaal niet. Het lijkt wel of ik van dat 3e deel nooit iets terecht breng. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 23 juniGister was ik in Noordwijk. Ik wandelde met C. naar Noordwijkerhout, toen naar Dobbe op Puikenduin, toen door de duinen naar 't strand, toen naar Martha, waar ik at. Ik was somber, zooals de laatste dagen steeds. En toch kon ik de heerlijke schoonheid van die streek ten volle waardeeren. Nooit zag ik het zoo mooi, want het volle loover is dit jaar buitengewoon en ook de groei der planten in 't duin en langs de weegen. Het was een prachtige Noordwijk-dag, en ik voelde dat ik daar ‘wortel geschooten’ heb, zooals de jongens zeggen. Ik bezocht de kerk en het kapelletje bij de nonnen op Haus Briese. Martha ging mee en was zeer lief en eerbiedig. Ze wilde mij geld geeven voor 't verblijf. ‘Ik heb genoeg’ zei ze ‘en ga niet uit, en zie graag dat anderen plezier hebben.’. Ze is nu zoo blijmoedig, zoo zachtmoedig, zoo eedelmoedig. Daar steek ik treurig bij af. Ik heb nu toch maar verblijf gehuurd teegen 18 Augustus. Ik kreeg gister het idee om van het dagboek van mijn vader een roman te maken. Een rustig verhaal, zooals de ‘Droomenbruid’ en ‘de Koele Meeren’. Want ik kan mijn moeder niet afbeelden zooals ze werkelijk geweest is. En toch wil ik mijn vader recht doen. Het moet het conflict zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 25 juniReegen. ▫ Gister was 't een mooye, zonnige, warme dag. De processie in Laren had geluk. Ik was er niet. Ik wilde niet alleen gaan, en ging liever met mijn vrouw in de hoog-mis. Maar 't volgend jaar, Deo volente, zal ik gaan. ▫ Ik was nog steeds gelukkig door Noordwijk. Ik hoop dat ik alles zal kunnen reegelen, en dat de subsidie mij niet vergeet. Ik kreeg een goede brief van Brondgeest. Er is iets ridderlijks in dien man, dat ik zelden vond. Hij schreef: ‘ik blijf je trouw, en in je gelooven, n'en déplaise tout’. ▫ Natuurlijk moet ik hier ook weer op teleurstelling voorbereid zijn, maar in elk geval heeft hij getoond wat te kunnen, en meer voor me gedaan dan een ander dirigent. ▫ Als ik nu de oovertuiging krijg dat het hem ernst is, dan ben ik tevreeden, en gereed om van 't leeven afscheid te neemen. ▫ Hij schreef ook zeer goed oover de Kind'ren Gods, en hij waardeert de vroomheid in mijn werk. ▫ Als de tooneelstukken nu gaandeweg alle gespeeld worden, dan is mijn leevenswerk vrij wel compleet. Wat ik dan nog maken zal is toegift. Dan wil ik alleen maar hoopen en bidden dat ik niet te lang nog behoef geplaagd te worden door zwaarmoedigheid, en dat ik T. en C. en de kinderen ver genoeg breng dat ze mij missen kunnen. Zoo'n reegendag in zoomertijd heeft iets prettigs voor me, hoewel de somberheid niet weg is. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 26 juniZonnig, koude nacht. ▫ Gister kwam Evert thuis met het bericht dat hij niet meer op school terug mag koomen, weegens ongehoorzaamheid, wangedrag enz. ▫ De jongen heeft een goed verstand, een sterke wil, maar ook koppigheid en genotzucht. Daarbij is hij ontzettend brutaal, en doet precies wat hem goeddunkt. ▫ Dit drukt mij ontzettend. Zoolang mijn huisgezin gereegeld is en in goede orde, zoolang kan ik nog juist voort - maar er moet niet de kleinste stoornis koomen, of ik zak in en verlam, en | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 27 juniNog koele noordewind, maar zonnig. ▫ Diep ongelukkig. De zoon die schande brengt oover ons gezin, door onwil en brutaliteit. De weifeling: wat moet ik nu doen? Van morgen nog ellendiger geworden door een jood die oud goed kwam halen en voor een rijksdaalder een massa mee nam. Ik kan niet marchandeeren, en ik kan geen oud goed wegdoen. Telkens zie ik iets dat waarde heeft. Dat alles maakte mij nog ellendiger dan gisteren. ▫ Hoe lang nog? zucht ik dan - en dan vind ik mezelven weer zoo ondankbaar. Ik kan ook niet zoo gemakkelijk schrijven als vroeger. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 28 juniZonnig, beeter weer, nog koel. ▫ Van morgen was ik wel in de diepste depressie die ik ooit beleefde. Ik was in de uiterste radeloosheid. Mijn lieve vrouw deed wat zij kon om mij te troosten. Zij sprak van de kleine Teresia, die het de beste troost vond, geen troost meer te hebben. Maar wat helpen die woorden? Ik ken ze, maar de realiteit laat zich niet bepraten. ▫ Na een paar uuren was het ergste voorbij en kon ik wat ontbijten. Toen kwam er een goed bericht. Een opgewekte brief van Brondgeest, dat het Skelet op 1 Aug. in Rotterdam wordt gespeeld in den Circus schouwburg. ▫ Ik vernam het dankbaar, al weet ik dat deeze troost maar zeer vluchtig en tijdelijk is. Maar voor ‘mijn zaak’ is deeze opvoering zeer gunstig. Brondgeest kan er in schitteren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 29 juniSteeds koud en grijs. ▫ Gister was ik bij den pastoor. Hij deed mij de confidentie dat ook hij gekweld werd door zwaarmoedigheid of tobberij. In den nacht, als hij wakker wordt begint het, zelfverwijt en Grübelei - het duurt eenige uuren en gaat dan weer weg. Het is blijkbaar niet zoo erg als bij mij. Nu begrijp ik de spreuk ‘tob nooit’ aan de wand bij hem. Dat zegt hij niet als een ooverwinnaar, maar als een meede-strijder. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 4 juliEindelijk mooi, warm weer. ▫ Gister kwam ik uit Rijswijk terug. Ik was Maandag morgen naar Katwijk gegaan om oover Evert te spreeken. Ik sprak met pater de Jonge en met den rector, of zij nog een proef willen neemen. Ze waren vriendelijk en hartelijk. Maar ik was verstrooid en sprak slecht. Ik at met de Jonge. 's Middags wandelde ik met C. bij den Haag. Des avonds ging ik naar Oovervoorde, het was een heerlijke avond, men kon buiten zitten op de Wateringschen weg. ▫ Ik was zeer opgewekt en rustig. Maar vandaag komt de wolk weer opzetten. Er is een auto-wedstrijd digtbij, en het geraas der motoren houdt niet op. De waereld verandert schielijk. Het is een wonder als we niet geheel achterblijven, in dien razenden vortex. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 5 juliPrachtig zoomerweer. ▫ Ik schreef een oopen brief aan Royaards, oover het jubileum-stuk. Ik liet het den pastoor leezen, en aan Truida. Ik was opgewekt en rustig. Soms drukt weer de geldnood, en de jongens. Hugo gaat ten minste oover. R. Rolland schreef mij een brief die nog al moedeloos en pessimistisch klonk. Toen voelde ik de kracht van mijn geloof daar teegenoover. Ik ben - ondanks de sluyer der melancholie, geen moment werkelijk moedeloos of in twijfel. Ik ken mijn zonden en blijf er booven uit zien. Het waereldplan is grootsch en duidelijk, en onze kleine krachten zijn alle noodig. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 6 juliZeer warm. ▫ Evert is weer kwaadwillig. Bracht me tot drift. Dan mishandelt hij de arme juffrouw, die hem niet aan kan. Het is een zware beproeving. Ik denk veel oover den grooten Oovergang. Zoodra wij die gemaakt hebben, houden de zins-indrukken op. Maar het gevoel niet. Gister avond luisterden wij naar het draadloos concert van Evert's installatie. Toen kreeg ik een ontroerenden indruk van die melodieën die ooveral de lucht vervullen. Wij hebben nu kunst-ooren gemaakt - de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
antennen - en vangen een klein gedeelte dier melodieën op. Maar hoe oneindig veel blijft ongehoord. ▫ Wij zullen dan - na onzen oovergang, - lang moeten zoeken tusschen herinneringen, eer wij iets begrijpen. In den aanvang zal alles wel raadselig zijn. De herinneringen hebben wij, maar de oriënteering zal ontbreeken.
Er is maar één Waereld, en dat is de mijne
Er is maar één God, en dat is de onze.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 7 juliZeer heet, 80o 's morgens. ▫ Nu ben ik slap en stil door de hette. Ik werk met moeite. Gister een kalf gebooren. Vier man moesten trekken uit alle macht. Hoe moeyelijk geschiedt zulk een operatie, die toch onmisbaar en noodig is. Hoe leelijk en onpractisch schijnt het. Ik heb ook gezwommen, in de sloot. Voor 't eerst van 't jaar. En Matthes kwam mijn bijen nazien. Waarom is die man zoo hulpvaardig en vriendelijk? Zonder vergoeding? Wij zitten veel op 't gras onder de kastanje. Ik lees de reis naar Koefara, door Rosita Forbes. Hoe zwak ben ik, met die jonge vrouw vergeleeken. En toch zou ik het vroeger wel gekund hebben. Maar in Amerika verlangde ik ook vuurig naar huis. Met Sirius gaat het langsaam. Ik heb nog nergens dat gevoel gehad van blijde inspiratie waarmee ik altijd schreef. Ik heb ook niet meer mijn beleezenheid en kennis beschikbaar. Moet ik het al opgeeven? Het is alsof ik al langer leef dan voor mij bestemd was. Mijn plunje wordt afgedragen, mijn reserve-geld raakt op. Paperassen die al lang verbrand moesten weezen durf ik niet vernielen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 9 juliSteeds warm. Gister weer een motor-ongeluk. De huurder Langeveld, politie inspecteur, altijd een woeste rijder, nu teegen een boom gekwakt. Ik reed met de jongens naar Tjebbes, de kweeker, daar baadden wij op de schilderachtige plek, het grasveldje onder de eikenboomen. ▫ Bij zoo'n rit er heen is er voortduurend ernstig doodsgevaar. En al dat volk rijdt er maar op los, met de kinderen soms meegedragen in een mandje. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
'S avonds zaten we in den tuin van de Rozeboom. Het herinnerde mijn eigen kindschheid. Toen was zooiets vol mooye stemming. En de jongens voelden het ook deeze maal. Maar voor mij en Truida is het een opoffering. Het is burgerlijk, een vulgaire sfeer. De muziek na venant. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 10 juliEeven heet. ▫ De dag van gister was slecht. Ik was zeer loom en voerde weinig uit. 'S middags in de sloot gebaad. Ik las Eponina en bevond er groote kwaliteiten in. Elk woord heeft dramatische kracht. Er ontbreekt alleen een Chiistelijk slot. Ik droomde deezen nacht dat ik in Rusland was, in Moskou. Ik was uitgenoodigd door de Sovjets, ik moest met hen confereeren. Ze zaten in een klein vertrek, en het was een tamelijk onbeschaafd gezelschap. Maar dat viel mij alles zeer mee. De stad zelf zag er droevig uit, veel ingestorte huizen, en kale muuren. Ik was zeer verbaasd dat ik toch in Moskou was gekoomen. Ik herkende het - vroeger was ik er ook, in droom. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 11 juliEen stille, heete zoomerdag/ 's morgens al 80o in de schaduw. ▫ De ‘oopen brief’ aan Royaards heeft goed gewerkt. Ik kreeg Maandag al een aanvraag van 't Schouwtooneel of ik met hen wil onderhandelen oover de Heks. De pastoor had dus weer gelijk. Ik schrijf slecht, door de hitte. Ik kan er niet beeter teegen dan vroeger. Toch vind ik het ook wel aangenaam. Als het maar reegenen wou. In Lugano was ik sterker en had ik minder last er van. Ik sliep van nacht beeter, en het werk aan Sirius gaat goed vooruit. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
'S avonds om 10 uur begint het dragelijk te worden, dan zit ik buiten te peinzen. Van morgen naar de Mis. Een opgewekte brief van Brondgeest, uit Rotterdam. 't Skelet gaat door. Ik zwom in Kortenhoef, de badinrichting tusschen de rietplassen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 14 juliNog steeds toeneemende hette. Het is angstig en dreigend. De lucht staat eeven zacht en sereen, nu en dan wat veeder bewolking. Bij 't opstaan is het 84o en in den nacht koelt het niet af. Ik ben onrustig en beklemd door de hitte. Ik kan er niet meer teegen zooals gisteren. Een kleine ontsteeking aan mijn linker oor deprimeert me nog meer. Als 't zoo blijft kan ik niet van huis. Ik schrijf aan R. Rolland. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 16 juliDe hitte-golf is voorbij en laat ons achter als afgematte strijders. Van morgen was het buiten frisch 64o. Maar ik voel nu eerst welk een zware strijd het was teegen de hitte. Plotselinge verschillen van 20o à 30o Fahrenheit. Onrust, benauwdheid en angstgevoel - dat dit zoo niet vol te houden is. Gister morgen nog heet en stoffig. Teegen 12 uur kwam een onweer, niet heevig maar toch imposant. Het bleef heerlijk doorreegenen tot 's avonds toe. Ik ging niet uit, behalve ter kerk. Sterk heb ik het gevoel van ‘te vroeg aan 't einde van mijn werk te zijn’, en daardoor nu van alles te kort te koomen. Mijn geld-voorraad op, het huis in verval. Mijn kracht tot literair werk ten einde. Ik ben doof aan één oor, misschien door 't zwemmen. Het is een gevoel van vereenzaming. Het geluid blijft nu binnen in mijn hoofd beslooten. Ik ontvang minder bericht van buiten en ik weet niet wat er naar buiten doordringt. Dat is het wat den dood angstwekkend maakt: het digt gaan van de vensters, het afsluiten van al de buitenwaereld die ons zoo interesseerde en bekoorde. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gewoonlijk verdoe ik weer veel tijd met heen en weer loopen en bloemen plukken. Ik schreef een brief aan pastoor Wijting, oover zijn geschrift Christus en zijn moeder. Contract met Spree geteekend. Royaards is nog in Amerika. De eerste leezing toegezegd 6 November in Assen, oover Ned. Literatuur. Er is nu kans op het vertoonen van het Skelet, de Heks van Haarlem, Isméa, en Lioba. Ik voel nog slap, na de hitte. Er zijn veele menschen door bezweeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 18 juliKoel, reegenachtig weer, 62o. ▫ Couperus stierf Zondag 15. Ik voelde heel hartelijk voor hem. Ik had ook onlangs nog een prettige briefkaart van hem ontvangen. Ik dacht graag aan hem en zijn werk. Maar de doodstijding maakte mij niet somber, wel droevig maar niet naargeestig. Ik voel alsof hij door goede beschermgeesten omringd is. En zoo was ik gister, na het doodsbericht, niet terneer geslagen, eerder iets meer opgewekt. ▫ Maar wat zal de Haag zijn zonder Couperus. Borel schreef aardig oover hem. Hoe kunnen die journalisten zoo gauw klaar zijn met hun rouwartikelen. Zal ik naar de Crematie gaan? Gister las ik een verslag oover de gevangenkampen in Duitsland, tijdens den oorlog. Dit had ik juist noodig voor Sirius. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 19 juliPrachtig weer, aangenaam koel. ▫ Het gaat me bizonder slecht. Het meest denk ik oover geld. En dan komt het besef dat ik toch niet te vreezen heb. Het is nu al twintig jaar dat geldzorgen me kwellen. ▫ Ik weet niet waarheen te gaan, als ik vertrekken moet. Het is toch wijzer een huis te behouden dan geld. Voor alle flinke maatreegelen ben ik te zwak en te ongeschikt. Ik mag niet verder van de kerk woonen. Maar dat slinken van mijn reserve, dat maakt me nerveus en bang. Ik schreef nog al goed aan Sirius. Ik vond weer een toepasselijk boek. De crematie vergat ik reegelrecht. Ik bad voor Couperus. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 21 juliAangenaam koel zoomerweer. ▫ Ik was gister in Amsterdam en praatte met Reyding en met den costumier oover de costumes voor 't Skelet. Ik kwam daardoor wat beeter op de hoogte der tooneel-toestanden. Spree is populair in Rotterdam en kent zijn volk. 1 Aug. is Rotterdamsche Kermis, dus dan gaan de menschen wèl naar de comedie. De kansen voor de Heks bij v.d. Horst en Musch staan zeer goed. Hun oopenlucht-spel was een groot succes - de Heks is juist iets voor hen. Van Royaards is nu bekend dat hij als salaris f 25000 krijgt en zijn vrouw f 10000. Ik kreeg de gedachte dat als deeze première nu weer een finale mislukking is, dat ik dan dit als een Gods-oordeel moet beschouwen. Terwijl ik dit schrijf voelde ik als een afkeuring, alsof ik niet goed deed. Maar ik wil alles goed vinden, succes of mislukking. Ik heb nooit zoo intensief mijn minderwaardigheid gevoeld. Dat ik tusschen niet-roomschen niets meer heb in te brengen, en van die zijde niets meer te verwachten heb, dat weet ik al lang. Maar ook tusschen roomschen ben ik niets. Ze hebben in alle opzichten veel beeter krachten. Een weekblad als de Nieuwe eeuw oovertreft me in economisch en filosofisch en theologisch opzicht. Ik kan er maar zelden iets geeven wat hun veel waard is. Nu en dan een versje of een stukje proza, waarvan ze de eigenlijke waarde toch niet voelen. Voor de rest hebben ze weinig aan me, terwijl ze ‘gouden bergen’ verwachtten. Mijn verneedering is groot. Wees nooit ondankbaar, zei ♁. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zondag 22 juliLekker, winderig zoomerweer. ▫ Soms krijg ik de gedachte alles maar kalm op z'n beloop te laten. Ik zit vreesselijk in de klem. Maar ik zie nergens een uitweg om vrij te koomen. Dus dan maar passief. Laat gebeuren wat God wil. ▫ Soms denk ik dan weer: dit is laks. Je moet ageeren zoo lang je krachten hebt. ▫ Maar als nu de kracht tot actie mij begeeft, en mij nog dieper in de weemoed verwart? ▫ De spreuk ‘Wu-Wei’, vanzelve, is het toppunt van die laksheid. Een tijd lang heb ik mij daaraan oovergegeeven. Moet ik nu daaraan toeschrijven dat ik zoo weinig oover mijn lichaam te | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zeggen heb. Of ben ik juist door dat Wu-wei tot hooger ontwikkeling en dieper inzicht gekoomen. ▫ Hoe 't zij ... nu is het te laat. Ik kan alleen Gods hulp in mij afwachten. ▫ Ook Jezus vermaant tot dat Wu-Wei als Hij wijst op voogelen en bloemen, en leert God te vertrouwen. Hij keurt niet zonde en genotzucht goed, maar Hij verwerpt de haast, de spanning, de greetigheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 23 juliKoeler, grijs en winderig. ▫ Ik loop door Walden, peinzend hoe ik er een eind/ een stabiele toestand van maken kan. De twee tuinlui die ik nu heb, deugen niet. Ze zijn te oud, te slordig en te lui. Boovendien door mij bedorven. Nieuwe kan ik niet zoeken. De oude kan ik niet weg krijgen. Uit Katwijk hooren wij niets. De jongens zullen veel geld gaan kosten. Mijn nachten zijn onrustig. Het is vrij warm en des morgens is de melancholie heevig. Ik ben wel op alles voorbereid, maar sommige dingen bekooren mij dan weer zoo sterk. Ik las gisteren in Dickens. Hoe grenzeloos luguuber. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 24 juliKoel en winderig. 62o ▫ Het gaat mij zeer slecht. Door allerlei kleine zorgen die ik niet dragen kan. De hond ontsnapt uit zijn hok. De jongens helpen in niets, maar zijn druk en ruuw. Nella zou hier logeeren maar nu is Toos gekoomen en is er geen logies voor Nella. Ik word genoodigd tot een retraite in Oovervoorde. Ik wil het aanneemen maar ik zie er teegen op. Ik moet Vrijdag naar Rotterdam en Woensdag ook, voor de première. Dan van 1 tot 6 of 7 in Oovervoorde en dan van 8 tot 18 in Walden. Dan naar Noordwijk. Evert gaat 30 Juli (Maandag) naar Nieuw-Voorde bij Trip. Dat alles kost reisgeld, en koffer-pakken, en kleeren uitzoeken. Mij is alles te machtig. Ik las gister in Tagore. Dat deed mij wel goed. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
verschijnsel het reuze-reclame billet. Het ziet er zeer luidruchtig uit, maar het moet toch op die wijze koomen. Ik voelde bevreediging. Het is druk in huis. Toos, Nella de twee jongens. Er wordt veel gelachen en gelawaaid. Morgen naar Rotterdam. Ik wou dat ik al in den trein zat, maar ik zie zwaar er teegen op om naar den trein te gaan. Een courant-berichtje zegt dat Bertus en Borel beiden katholiek zullen worden. Truida vond het onwaarschijnlijk, ze geloofde er niets van. Maar ik voor mij zie aan enkele teekenen dat er iets van waar is. Anders zouden ze Bertus' naam niet zoo voluit schrijven, met vollen titel. Ze zullen een flater als verleeden jaar met mij, niet herhalen. Het bericht komt van Roomsche zijde. ▫ En zou die uitnoodiging tot retraite in Oovervoorde er niet mee samenhangen. Ik ga 2 Aug. daarheen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 30 juliReegen. ▫ Drukke, zware dagen achter den rug. Ik ben weer thuis, terug uit Rotterdam. Maar morgen moet ik er weer heen, en ik zie er nog eevenzeer teegen op. De repetitie woonde ik bij en K. in haar blauwe kleedje was er ook. De avond was prachtig, stil en zoel. Wij wandelden naar het oude kasteeltje de Binkhorst. Een oud huis uit de 8ste eeuw, met een toorentje en een groene boomgaard. In de verte den Haag met de lichtjes. Liefelijke indruk. Zaterdag avond was ik weer thuis. Ik sliep goed, maar was Zondag toch zeer droef en angstig. Toen riep ik de goede pastoor, en hij nam mij den biecht af en gaf mij zijn zeegen, een kruisje. Hij was erg hartelijk en blijmoedig, en het verkwikte mij wonderbaar. 'S middags kwam Kalff en wandelde met mij in Spanderswoud. ▫ Ik praatte oover mijn dagboeken, oover mijn vader en den ouden tijd. Gister avond speelden Truida en Toos de dierbare walsjes van Brahms. Toen kwamen er schoone en diepe gevoelens, alsof ik nog mooye en goede dingen zal zeggen eer ik heenga. ▫ En vanmorgen, helaas! waren die schoonheeden weer weg. Ik denk alleen nog maar hoe ik met fatsoen uit het leeven zal scheiden. Ik kan nog tien jaar leeven, hoe kom ik er door. En toch is er nog zooveel dat ik zal kunnen doen, en ik heb mijn dierbaren zoo innig lief. Ik mag ze niet ontijdig verlaten. Als ik nu maar niet zoo bezorgd was om geld. Ik heb geen energie meer om nog te verhuizen, en toch kan ik | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
deeze kostbare hofhouding niet volhouden. En toch ben ik zoo bevoorrecht, en ik kan toch ook nog wel wat goeds doen en zeggen. Van morgen haalde ik honing uit de kasten. Oover 't tooneel denk ik zoo weinig moogelijk - en alle illuzie zet ik van mij af. Als er maar een paar goede menschen mij willen steunen, dat ik niet meer onder dien bangen druk zit. Ik heb veel geschreid, gisteren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 8 augustusHet is prachtig, warm weer. In de hut. Gister kwam ik uit Oovervoorde. Veel verligt en getroost. ▫ Ik ging 31 Juli weg uit Walden; 's morgens om 12 uur was ik met Hugo in Rotterdam. Daar woonde ik de generale repetitie bij. Ik nam logies in hotel de l'Europe. ▫ 's Avonds ging ik met Hugo naar een bioscoop waarin ik niet veel smaak had. Altijd dezelfde vertooning. Woensdag 1 Aug. met Hugo door Rotterdam. Het was onstuimig weer, we voeren door de havens, en Hugo genoot. We zagen Museum Boymans, dat mij erg teegenviel. Er is weinig goeds. Een bekende Fabritius en twee Vermeers. ▫ We zagen ook <het> postkantoor, en de diergaarde. Er waren prachtige colibri's. Bij de opvoering was ik nerveus - vooral door het rekken. Maar de volle zaal maakte alles goed. Ik voelde nu eindelijk dat ik den kamp gewonnen heb. We praatten nog even na, in een café - en ik was dankbaar. Maar een goede slaap had ik niet. Ik sliep met Hugo in 't hotel, maar ik voelde mij diep ongelukkig. Een sterk gevoel voor den lieven jongen die naast me sliep. Donderdag kwamen we op Oovervoorde. Er waren de volgende retraitanten: Pater Padberg als leider, en van Ginniken, de schilder Koekkoek uit Hilversum, een gevoelig man, die ook scherpe dingen zei, maar toch niemand kwetste. Een goedhartig man, die zeeker veel leed ondervond. Dan mr Keller een bankier uit Amsterdam, de heer van Tijn een jong Israeliet, die gedoopt wordt na mijn vertrek, de heer Thomassen uit Amsterdam, eindelijk Ds Boers, een bekeerde dominee, met wie ik plannen beraamde in G.G.B. trant. Een beschikking dat hij daar ook was. Eindelijk ontmoette ik er nog zuster Francisca van Leer, een vuurige bekeerde Jodin. Een moedige vrouw die hunkert naar het apostolaat/ desnoods het martelaarschap. De eerste nachten waren verschrikkelijk en afschuuwelijk. Maar ziet, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
De laatste nachten waren heerlijk en goed. En toen, na mijn verheffing, kwamen de goede berichten uit Rotterdam. Daar is mijn zaak gewonnen. Maar ik had dit succes ook dadelijk weer willen afstaan. Er was een stervende op Oovervoorde. De moeder van een der jonge missionarissen. Ik had van van Ginniken de opmerking gehoord dat als men op een kerkhof rustig en gelukkig is dat het dan goed staat met ons. ▫ Ik gaf dat toe, en zei dat ik ook het gelukkigst voelde bij een stervende. Maar zie! toen ik bij de stervende kwam voelde ik weerzin en afkeer van het akelige. Toen schaamde ik mij weer. En ik ging na eenigen tijd weer bij de stervende, en bad bij haar zeer lang. ▫ En daarmee deed ik onbewust een goede daad, want een van haar zoonen, die ongeloovig was, werd getroffen en bekeerd, toen men hem zeide wie bij zijn moeder bad. Na goede vruchtbare gesprekken, met pater Padberg, die oover mij en mijn werk schrijven wil, en met Boers, en met zuster Francisca werd ik zeer dankbaar en gelukkig. En het heerlijke bosch en de stichtende gesprekken waren nu in een glans van geluk en dankbaarheid. ▫ Het thuiskoomen was ook prettig, en nu wil ik vol moed het kruis opneemen. De nacht was rustig en goed, en ik was innig blij weer bij mijn lieve, vroome vrouw te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Een brief van C. dat zij met f 5000 moet rondkoomen met haar vier kinderen. Ik ben natuurlijk weer gezakt. Ookie vertelde mij gisteren dat de oude Charles Boissevain erg somber is. Hij heeft een ziekte waardoor hij een ondragelijke geur verspreidt. Dus kan hij geen visites ontvangen. Dit is een akelige beproeving. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 13 augustusMooi, koel weer. ▫ Ik zit in de hut en schrijf aan Sirius. Het gaat nog maar zeer langsaam. De melancholie is nog meester van me. Ik sprak met den pastoor. Hij vroeg of ik niet een echt roomsch stuk kon schrijven, voor het tooneel. Met een thema uit de kerkgeschiedenis. Een heiligen-leeven. ▫ Ik dacht oover Egmond. De strijd tusschen kasteel en abdij. ▫ Maar hoe kan ik werken, in zulk een depressie. Van Brondgeest nog geen nieuws. Ik weet niet eens of het stuk dóórgespeeld is. Ook oover de Heks geen beslissing. Gisteren bezoek van juffrouw Jeannette Schmid die oover de Jezus boeken kwam spreeken. Nella is nu bij ons. Hugo en zij hebben veel pret samen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 15 augustusDonder en reegen. ▫ Gister Sirius ooverleezend mij verbaasd oover het feit dat ik dóór kan blijven schrijven, ondanks zware droefgeestigheid. Langsaam maar gestadig gaat Sirius voort. ▫ Maar tot verzen komt het niet. Gister droomde ik van Japan. Ik denk door de figuur van Akori. Vannacht droomde ik dat mijn verlooren wandelstok terug was. Van morgen stond hij in de standaard. Boers is beezig ons plan van R.K.G.G.B. (of D.B.) te onderzoeken, op mijn kamer. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik was in felle onrust en donkere somberheid. Hoe was het ook weer, toen ik alleen door duinen en bosschen dwaalde, in diepe gemoedsrust? Toen ik alles genoot, elke aanraking prettig vond. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 17 augustusBedekt, koel. ▫ Eergister avond het echtpaar Andriessen bij ons, hij de pianist en componist, zij de zangeres die door mijn moeder geprotegeerd werd. Hij speelde Chopin, dat verheugde Nella. Het gaat mij nog zeer slecht. Mijn vrouw had een bange droom, en schreeuwde mij wakker. Haar stem hoorde ik als die van Evert. ▫ Zij is vervuld van de auto-ramp bij Lourdes. Zij zoekt er een boovennatuurlijke beteekenis in. Een straf. Het waren allen toeristen, en protestant. Ik hoor nog steeds niets uit Rotterdam. Die onzeekerheid drukt mij zeer, ook weegens de subsidie, en mijn ebbende kas. ▫ Zou die Rotterdamsche ooverwinning weer, als alle voorige op teleurstelling uitloopen, na al die goede berichten en vooruitzichten? Morgen naar Noordwijk a/zee. Ik zie er heevig teegen op. De pastoor is naar Karlsbad. Mijn goede wenschen vergezellen hem.
Noordwijk a/zee. Duinlust bij Passchier. ▫ Ik ben hier met Truida, Nella en Evert. Ik heb mij nooit zoo ellendig gevoeld. Zeeker niet in deeze omgeeving. Ik heb beloofd naar Vierhouten te koomen, maar zie er vreesselijk teegen op. Ik ben tot niets in staat. Ik sliep vrij goed, tot 7 uur, toen begon de ellende. Berichten uit Rotterdam kwamen van morgen. Het stuk is achttien malen gespeeld. Brondgeest schreef erg vleijend, maar in deezen toestand helpt mij dat niets. Niets helpt mij, alles is onzegbaar en ondragelijk. Ik begrijp het als pathologisch. Ik lijd aan melancholie. Maar ik worstel er machteloos teegen. Misschien is het opgehoopt verouderd leed. Gister woonde ik de processie bij van St Jeroen. Voor 't eerst in de veele jaren dat ik hier kom. Het was mooi en stichtelijk en deed me goed. Ik begreep gisteren het weezen van de zondenval en de zond-vloed beeter dan te vooren. Het is God te doen om een menschheid die uit eigen vrijen wil tot zelfbewustzijn komt en tot hem terug-keert. ▫ Twee malen is dat | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
Het optreeden van Jezus is de uiterste liefde-pooging, die maar ééns in alle eeuwigheid gedaan is. Baat die niet, dan is er geen redding meer, dan wacht het eeuwige vuur, de vernieling. Maar de uitwerking van de groote liefde-daad is al duidelijk. Het kan zich nu niet meer wenden. ▫ Er koomen wellicht nog eeuwen van oovergang, met bloedstorting en geweld, maar de H. Geest, de Christelijke geest ooverwint, dat is nu reeds duidelijk. Ooveral wordt erkend dat vreede beeter is dan krijg, en dat heiligheid beeter is dan waereldsheid. De waereldsche mensch vindt geen kwaad in de voortplanting, en noemt die noodig en ook rein, zelfs gepaard met de hoogste liefdes-uiting, het mooiste en liefste wat denkbaar is. Maar tegelijk erkent ze teegen wil en dank de leelijkheid van al wat die voortplanting omlaag haalt en brengt de duivel en de erotiek altijd in verband. ▫ Want in dien hoek loert de Demon en daar is het beste aangrijpingspunt met menschelijke zwakte voor demonische aanval. Zoo is nu in mijn arme ziel ook het groote conflict kenbaar geworden. Met de grootste teergevoeligheid toegerust, en sterk begeerig naar heiligheid, werd ik in dit natuurlijke leeven geworpen - terwijl ik toch al mijn geweldige liefde-macht heb zien verzwakken en in demonische machtsfeer | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
heb zien oovergaan. Na deeze eindelooze verwarringen is er nu geen sprake meer van heiligheid, en alleen met de grootste voorzichtigheid en inspanning blijf ik op het niveau van een gewoon natuurlijk mensch. ▫ Ik heb meelij met mezelf, hoezeer ik mijn zonden verfoei en veracht. Want ik heb onder mijn veele zonden geen enkele geheel zonder het liefdeselement. De Demon heeft nooit zulk een rijke prooi gehad, maar ook nooit zulk een lastige, zachtzinnig koppige. ▫ Dit is 't wat mij met mijn schrijnend, nameloos leed moet verzoenen. Zonder dat leed zou ik oover weinig jaren sterven in wat dood-zonde heet. Ik zou nooit bereiken de hoogte die God mij heeft toegedacht. Ik zou vergaan met den jongsten dag, de oordeelsdag. ▫ De wisseling in mijn leeven is folterend en ontzettend. Een tijd lang is alles wat ik aanraak afschuuwelijk en vol pijn, niet te beschrijven dor en naargeestig - en dan trekken er liefelijke en hooge schoone gevoelens mijn geest voorbij. Onmiddellijk daarop koomen weer de zoete begeerten, de fantasieën, het ‘waarom niet?’. ▫ Zonder die rust, nu en dan, zou ik waanzinnig worden, schijnt het mij. En toch brengt die rust me weer in demon's handen. En zoo gaat het akelige spel dag en nacht door. En al het schoone katholieke leeven kan mij niet ontroeren, ik kan niet bidden, ik roep vergeefs mijn Heiland aan, en de heilige Moeder, en de anderen die mij toch ook liefhebben en voor mij bidden. ▫ Mijn bespiegeling eindigde in een tranenvloed. Dat verligtte. Maar de naargeestigheid bleef. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 21 augustusEr kwam een telegram om mij te vragen niet Dinsdag maar Woensdag te gaan En een brief waarin stond dat de twee kinderen ziek zijn, en moeder Betsy geen pension had en in het huis moest woonen. ▫ Toen voelde ik dat alles als een wenk en waarschuwing en ik ooverwon mezelven en seinde mijn bezoek af. ▫ Dat was alles zeer zwaar en droef. ▫ Van daag, bij mooi weer, was ik iets beeter maar bij 't opstaan toch zeer ellendig. ▫ De zee, oud en groot, gaf mij rust. Ik dacht veel en smartelijk aan Noordwijk zooals het vroeger was - en nu! ▫ Martha nu verlaten en alleen in een kleine villa, waar ze zonder dienstbode leeft. Er waren drie groote machtige stemmingen die mij wat rust gaven. Eerst de oud-chineesche waereld, met Lao Tsz en de besneeuwde dennen in 't gebergte dan Shelley met zijn grootsche gedachten/ de stemming van ‘the sensitive plant’ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
en dan de zee, oud en groot, met zijn wonderbare gestalten uit de voortijd. Te vergeefs tracht ik het vast te houden. De zon schijnt warm. Arme, lieve Kéa, die nu zeeker weent om de teleurstelling, zooals ik gister wanhoopig weende. ▫ Hoe graag had ik een paar dagen getoefd in dat gezin vol liefde en blijdschap, waar alles zoo ligt gedragen wordt, en waar ik zooveel liefde ondervind. Nu komt gauw de herfst en de vale winter. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 22 augustusBuyig wolkenweer, koe1. Nu en dan plasreegen. ▫ Deezen dag zou ik haar gezien hebben. Ik lijd verschrikkelijk. In den nacht een gevoel van onuitspreekelijke beklemming. Als dreigende waanzin, en onmacht tot bidden. De auto's razen dag en nacht langs het huis, vlak langs de ramen. Onuitstaanbaar. Gister bij Jansje Vioen geweest, de goedhartige vroome vrouw. Gister avond bij de familie Biegel-Povel. Een vroolijk dubbel-gezin met dertien kinderen. Ik lees Adelbert Stifter. Het verblijf hier valt me nu lang. Jans vertelde van het sterven van haren broeder die zoo gelukkig heenging en precies den dag van zijn sterven voorzegde. Op den H. Hart-dag of Vrijdag bij het Maria-feest. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 23 augustusVanmorgen kwam een briefkaart met de verzeekering dat ik nog bedenktijd had. Ze vertrekken niet voor 30 Aug. Er komt nog een brief. Gister las ik Stifter. Hij is de representant van de Biedermayer-tijd. En welk een rustige diepte, welk een hooge cultuur. Het is taaye lectuur maar gezond. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 24 augustusGoed weer. ▫ Nu besloot ik toch maar naar Vierhouten te gaan. Ik had den wenk niet goed verstaan en nu wil ik niet zoo zwaartillend zijn - en alles zoo bitter en droevig opneemen. ▫ Ik voel mij ellendiger dan ooit en misschien brengt de uitstap verligting. Ik heb het hier ook wel goed, ondanks mijn innerlijke misère, maar ik zal het nu toch maar doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ik zit nog veel aan zee te staren. Als ik nu de groote rust en vreede maar vinden kon. Valkenier Kips schreef dat hij niets meer verwachtte als een zalig sterven. Zoo is het bij mij ook. Maar mijn leeven is nog gestadig en zwaar lijden, in angst en onrust. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 25 augustusDe subsidie is mij geweigerd, een klap en een verneedering. ▫ Het maakt mijn toestand niet veel erger, want het kan niet veel erger. ▫ Ik tracht steeds de passieve houding te bewaren. Laat God met mij doen wat Hij wil. Maar ik ben te zwak voor plannen en voorneemens. Ik zie geen doortocht geen uitkomst. Ik zou willen leeven als Soendar Singh - maar ik weet dat daartoe enorme energie noodig is, voor een jaren lang verwend en betrekkelijk gemakkelijk stoffelijk leeven. Ik kan het nu niet beginnen. Een klein huisje ergens bouwen? Ik heb er de fut niet toe. En natuurlijk zou ik weer bittere spijt krijgen, als ik aan 't verkoopen ging van wat ik bezit.'t Zou mij gaan als met die opkooper, die jood die mij zoo afzette. ▫ Maar de weg zal zich wel wijzen. Op pijnlijke wijze vrees ik. Gister kwam Hugo hier. Ik herkende hem op groote afstand en ik was zoo blij hem te zien. De lange grappige jongen. Hij plaagde mij van morgen met mijn ‘subsidie-snuit’ en mijn bankroet. ▫ Uitbundig kan hij lachen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zondag 26 augustusHet toppunt van misère hier. Het blijde uitzicht op is verdweenen. Ik sliep niet vannacht en kan nog niet tot rust koomen. ▫ Dit leed maakt bitter. Er is geen ontkoomen aan. Gister samen geweest met Hugo, Hans, Marietje/ Martha en Truida en ik. Het vlot nooit zoo heel goed, al zijn 't allen goede menschen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
te gaan, en toen eindelijk, Zondag avond veranderde ik mijn besluit. Dat kalmeerde mij, en ik sliep goed en Maandag ging ik toch en zond een telegram uit Leiden. Om 2.34 was ik in Nunspeet. K. was aan 't station en de fietsrit was bizonder heerlijk. De eerste wandeling in Vierhouten was een geluk van eenzaamheid en vreede. Boekweitakkers, sparrewouden in plaats van auto's en badgasten. ▫ Ik was den tocht al vreugderijk begonnen en zoo eindigde ze ook. De beklemming week al bij 't afscheid van huis - en is tot nu toe weggebleeven. De nacht was verkwikkend en ik was ongekend blijmoedig. Ik bad veel, op de spoorreis en ik kreeg rust en genade-licht. In het winkeltje van Overvest ontmoette ik den muziek-dirigent van Anrooy die mij aansprak. Alles ging als van zelve, vreedig en rustig. De twee aardige kleine kindertjes, de wijde ruimte, de vriendelijke menschen, de stilte. De prachtige purper-heide. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 1 septemberDinsdag een lange wandeling, met de kindertjes. 'S morgens in het looverbosch. 'S middags naar Oud-Soerel. Na den storm van Donderdag is het nu stil en reegenachtig. ▫ Een groote, gezeegende, intieme omkeer. ▫ Op mijn terugreis van Vierhouten kwam er een onverwachte genade. Ik zag op eenmaal licht in mijn sombere beklemming van de laatste weeken. Ik wist op eenmaal wat mij te doen stond. Ik begreep, in een glans van gelukkig licht, dat ik mijn leeven veranderen moest, en hoe. ▫ Het ontwikkelde zich in practische plannen. Ik besloot nu eindelijk van Walden weg te gaan, een klein huis te laten bouwen in een streek die mij gunstig toeschijnt, en vooral digt bij een kerk. Ik dacht het eerst aan Haarlem of Overveen en aan pastoor Willeborg. Ik moet het wel doen want ik kan de dure hofhouding op Walden niet volhouden, nu de subsidie vervalt. Mijn lieve vrouw moet digter bij een kerk woonen en mijn leeven moet goedkooper worden ingericht. Ik ga een plekje grond zoeken, daar een huisje bouwen van ± f15000 en Walden verhuuren of verkoopen. Ik schat dat het aan huur wel f3000 kan opbrengen. Als ik dan nog f4000 verdien door schrijfwerk, boeken, artikelen en leezingen en ik betaal f500 rente voor het opgenoomen geld, dan houd ik een f6500 oover voor mijn huishouden, en woon daarbij vrij. Misschien wil Truida uit haar bezit het huisje wel koopen, dan krijgt ze | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
Het huis moet zijn een groote boekenkamer, en een kleine eetkamer. Booven een groote slaapkamer en drie kleinere. ▫ Buiten een hut, en een kleine maar bloemenrijke en vruchtbare tuin. Het meest met mijn wensch oovereenkoomend zou zijn het huisje Berkenheide. Het terrein moet ongeveer 2000 ◻ M. groot zijn. ▫ Ik sprak met Nico oover dit plan en hij vond het uitsteekend, en volkoomen uitvoerbaar. Nu ben ik wonderbaar rustig geworden. Ik voel dat dit is wat God van mij verwacht. Een leevenseinde in stille toegewijde werksaamheid, eenvoudig en zo veel moogelijk verborgen. Eenige jaren nog van studie en werksaamheid, en vroome toewijding. ▫ Geen verwachting meer van theater-succes. De uitkomsten van het Skelet, dat al het mooiste succes scheen dat ik ooit bereikte, zijn treurig. Uit achttien voorstellingen krijg ik als honorarium f150. Dat is niets. Maar ik zal er mij niet meer om bekommeren. Als ik iets nog maak wordt het streng, zuiver en dus niet populair. Ex-dominee Boers kwam mij Woensdag opzoeken. Samen gingen wij naar den heer Verviers, den bankier en directeur van een ‘Spaarfonds voor boodemcultuur’. ▫ Dat wordt het ‘Veluwe-plan’ van Boers. En curieus is dat hij op 't oog had een groot landgoed bij Nijkerk, om daar te beginnen. En uit zijn beschrijving wist ik wat hij bedoelde. Het landgoed waar ik met Jet Wolterbeek geweest ben, om haar zoon Piet een te huis te bezorgen. ▫ Ik wilde aan dat Veluwe-plan meedoen alleen omdat ik hier zie een aanpakken van de productie, en daarbij roomsche beginselen. Ik zal nu Woensdag naar Nijmegen gaan om met kapitalisten te spreeken. Wat mij vooral vervulde in was de plicht die wij hebben om blijmoedig te zijn. Eerst blijmoedig! Want geloovig. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
Mijn gemoedstoestand blijft goed. Ik sliep na het onweer terstond in. Nu dacht ik weer oover het Houtpark als plek om te bouwen. Daar is het Spaarne en het bosch digtbij. Maar te oopen naar het Oosten en te ver van de Kerk. Ik las, tijdens mijn verblijf aan zee, het uitneemende boek van Maurice Paléologe: la Russie des Tsars pendant la grande guerre 3 Juin 1915-18 Août 1916. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 4 septemberMooi September weer. Koele nacht. ▫ Gisteren weer terug op Walden. Het was aangenaam thuiskoomen. Alles stond vrij goed en er was geen onraad. Ik had ook niet de intense droefheid en weemoed die een plaats geeft als men er na langen strijd afscheid van neemen moet. Wel kwamen er ligte droefheids-vlagen. Maar ik ben toch gelaten en tevreeden. Het zal toch wel Haarlem worden. Schmidt keurt het plan zeer goed, al zal hij er door misschien het contact met me verliezen. Vandaag weer een ondertandje verlooren. Ik trok het mij niet erg aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 6 septemberStil, bedekt weer. ▫ Eergister was ik in Amsterdam, en zag de versiering. 't Was of de waereld volmaakt in orde was. Zeer fraai was het groote Warenhuis ‘de Bijenkorf’ met oranje versierd, zoodat het in brand scheen te staan. In de Kalverstraat kon men niet vooruit-koomen door de menschenmassa. Gister ging ik volgens afspraak met Boers naar Nijmegen, het landgoed bij Nijkerk(Appel) is gekocht en nu moesten we de Nijmeegsche kapitalisten er toe krijgen om deel te neemen aan de stichting. Dit gelukte en nu zijn er zes bestuurders, Boers, Verviers, pastoor Husen, Nijs, Arnts en van Eeden. ▫ Boers gaat er woonen als directeur. Op de volgende bijeenkomst gaan we het goed zien. ▫ Zoo is het Walden-zaadje niet voor niet uitgestrooid, maar wordt het in goeden boodem gezet en naar den eisch bemest en besproeid. Anders is het vandaag maar zeer matig met me. Vooral de verhuisrommel die te wachten staat beklemt me. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 7 septemberKoel, druilerig. ▫ Ik dacht gister oover namen voor het Veluweplan. Landvreede, Landzeegen Sint Isidoors hoeve (niet geheel nieuw) Sancta Monica's hoeve Sint Spiridions hoeve. Er zal veel gepraat en gedacht worden oover de beteekenis van die groote calamiteiten. St Sauveur - waar een niet-christelijk gezelschap, dat Lourdes wilde zien uit nieuwsgierigheid en een paar vroome katholieken samen ten onder gingen. En dan Japan, het boeddhistische land, waar een kwart millioen offers vielen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zondag 9 septemberPrachtig September-weer. ▫ Gister weer bij Duyvens in Amsterdam. Bezocht niemand. Sprak met mijn zwager oover 't verhuisplan. Ik doe het nog al koelbloedig. De smart komt later. Ik las de leer van Boeddha vertaald door Neumann. Ik wil in mijn nieuwe huisje een kapelletje laten maken, of een altaartje. Vrijdag ga ik met Nico uit ‘prospecteeren’. Hij is vol tevreedenheid oover het plan. We lagen op het heitje in Spanderswoud. In de zoete geur, in de zonneschijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 11 septemberPrachtig weer. ▫ Gister mijn jongen naar de school te Katwijk gebracht. Ik gaf hem in goede handen. God geeve dat hij zichzelf leere bedwingen. Er was bij ons geen huis met hem te houden. Des namiddags was ik in de Hortus te Leiden. Als ik 's avonds door de koele nacht naar huis keer, dan voel ik me 't beste. Vandaag een fietstocht, Hilversum, toen bij Bep London, het prachtige fietspad oover Bluk, door de dennebosschen. Ik vertelde mijn besluit aan Bep en aan Annie. Mijn vrouw had nog een flauwe hoop, dat ik iets goeds van Annie te berichten zou hebben. Maar van die kant geen troost. Fraai was het binnenpleintje in het huis van Jaap. Het deed Italiaansch aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 12 septemberGoed weer, winderig. ▫ De morgen zeer somber. Maar diep in den nacht aardige, vroolijke droompjes. Ik droomde nu op nieuw aan de groene Amsterdammer verbonden te zijn, en nu voor goed. Het blad heette nu de ‘Opmerker’ of zoo iets. ▫ Maar nu wakker zijnde ben ik angstig, bedroefd en vol zorgen. Misschien nog tien jaren zoo voort te martelen, en dan, tot slot, met een heel leeven vol vergissingen en teleurstellingen, vol onreinheid, vol kwaad en mislukking in het onbekende leeven te gaan - Welk een vooruitzicht! God wil ons helpen, Hij is wijs en goed - maar hij is ook rechtvaardig en streng. Wat heb ik te wachten? | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 13 septemberMooi, neevelig weer. Gister middag kwam onverwacht Jaap London in zijn mooye auto, met zijn mooye vrouw. ▫ Hij had mijn plan gehoord en zei dat ik niet van Walden weg mocht gaan. Dat kon ik niet verantwoorden. Hij, Jaap zou mij op Walden wel een huisje inrichten en dan kon ik de rest verpachten en verhuuren. En zelf vrijen oovergang bedingen. ▫ Het kleine huisje van Truida zou hij verbouwen, het behoefde maar 7500 te kosten. En dan zou het bewoonbaar zijn. ▫ In het groote huis paste een sanatorium/ een herstellingsoord, een retraite of missie-huis. Hier zag Truida de moogelijkheid van een geestelijke inrichting, waar nonnen woonen als in Haus Briesen, en dus ook een kapel kon zijn. Jaap trok zijn manchet uit en teekende op de plaats zelf, met groen krijt, het nieuwe huisje. ▫ Ik wacht Zaterdag Schmidt, en ga met hem bij Jaap eeten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
Het verhuis-plan vind ik uitsteekend, maar als Schmidt en Jaap me in den steek laten kan ik niets doen. Gister had ik goede werklust, ik zag het geheel van S. & S. en achtte ook het tooneelspel T.V. uitvoerbaar voor me. Maar vanmorgen kwam de afreekening van de post & giro en dat versloeg me totaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zondag 16 septemberVrij goed, koel weer. ▫ Gister bespreeking met Jaap, later met Schmidt, voor het plan. Het ontwerp van Jaap sluit in een loggia, of driedubbele steenen veranda. En aan 't eind een Zaaltje, waar mijn boeken zijn en mijn eigenlijke wooning, met een Gotisch venster met Maria-beeld. Dat behaagde mij zeer. Schmidt waarschuwde mij, dat hij nu in sommige opzichten teegenoover Jaap zou kunnen staan. Hij heeft van hem het koopmanschap geleerd en zou dat misschien te pas brengen. ▫ Maar hij betwijfelt niet Jaaps groote bekwaamheid, en wil van harte meewerken aan het plan. ▫ Voor mij krijgt het dagelijks meer aantrekkelijkheid. Het karaktervolle wooninkje, waarin ik mijn laatste leevensjaren zoo productief moogelijk doorbreng. De grond is in erfpacht van Truida, dus men kan mij daar niet vandaan jagen, al rooven ze heel Walden leeg. ▫ Ik reed gister in reegen naar Jaap, en at bij hem. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 17 septemberMooi weer. ▫ Ik las gister oover de bloeddorst en wreedheid van onze volksgenooten en voorvaderen. De moordenaars van Oldenbarneveld en de Wit. En de zeeschuimers, wreed en hebzuchtig, die op ontdekking uitzeilden en ooveral moordden en verdronken (van Linschoten e.a.). En nu .... de Sovjetregeering, die het vrije geweeten op de ruuwste, wreedste wijze onderdrukt (zie ‘de Tijd’ van 16 Sept.). Men heeft het wel juist doorzien in Rome ‘daar is de vijand: Jooden, atheisten en communisten’ - een droevig verbond. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 18 septemberStormachtig en reegen. Herfstweer. Ik was vanmorgen somber naar eevenreedigheid. Nu lijkt het plan me weer gevaarlijk, door gemis aan zelfvertrouwen, en vrees dat ik in den steek zal worden gelaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 21 septemberSlecht, koud weer. ▫ Gisteren een vergadering die geen vergadering was, van de stichters van het Veluwe-plan. Er werd niets bepaald. Ik had plezier in den directeur den heer Heybroek, een welleevend, gedistingueerd/ sympathiek persoon, met vrouw en drie kinderen - wien het speet van de Veluwe weg te gaan. Het was er mooi. Grazige weiden, en dennen-heuvels in 't verschiet. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 24 septemberReegen en kou. ▫ Zaterdag zag ik de bloemen- en vruchten tentoonstelling. Een enorme hal, een geweldig ooverzicht van kleuren, in de verte blauwe lucht en palmen. Een weelde en oovervloed van vruchten zooals ik nooit bijeen zag. Gisteren met Schmidt bij Jaap London. Ik was verheugd oover de flinkheid en schranderheid van Schmidt. Hij wordt een voorspoedig man. Ik had schik in het nieuwe kleine huis dat nu zal gebouwd worden. Jaap was er zelf mee ingenoomen. Ik rommel nu in de oude brieven uit het archief van mijn moeder. Een geweldige rommel. Maar ik ga er maar geduldig doorheen. Vooral mijn brieven aan Paul zijn mij dierbaar. Het raakt mij alles nog zoo intens, alsof het gisteren gebeurde. Goede, lieve jongen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 25 septemberEllendig weer, koud en nat. ▫ Ik voel mij droevig en bezwaard. Wat ziet de waereld grauw en grimmig! En ooveral verarming. En al die brieven maken me somber. Ik zie teegen het werk op. Pakken brieven, waaronder enkele maar het bewaren waard. Wat al menschen zijn mij in 't leeven voorbijgegaan. Gister Woensdag 26 Sept. was ik in Amsterdam en lunchte in 't hotel de l'Europe met André Germain en John Rodker. Germain een fijn, zachtzinnig manneke, dichter van verzen die op 't werk van Tagore lijken, wat den vorm betreft. Hijzelf klein, met een kaal hoofd, bedekt door lang nekhaar (muziekpapier). Een volmaakt zuivere Fransche uitspraak, een ietwat pijnlijk weemoedige trek, als van een oude aristocratische dame, die in de vorm blijft en naar lavendel riekt. Ik at een zeer weelderige lunch, het was of ik in Parijs was. Rodker is een typische jonge Engelschman, veel jonger dan Germain. Hij had succes met zijn boek Montagnes russes. ▫ We praatten veel oover Hollandsche en Fransche literatuur, oover Romain Rolland. Er waren 80.000 exemplaren van Au dessus de la Mêlée verkocht. ▫ Vandaag wacht ik Germain en Rodker hier. De leezingen naderen weer. Maar met mijn nervositeit schikt het nogal. 10 Oct. de eerste, in Baarn, 18 Oct. in Leiden (dan bezoek ik Evert. Hij klaagt nog al te veel) 24 Oct. in Nijmegen, 25 in B.o.Z. 8 Nov. in Purmerend, 9 Nov. in Assen, 10 Dec. in Bussum. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 28 septemberMooi zacht weer. ▫ Weer iets dat onmiskenbaar bestiering is. Ik bezocht den pastoor, die van zijn reis naar Karlsbad terug was gekoomen. Ik sprak hem oover de veranderingen op Walden, en oover mijn wensch om een geestelijke stichting op Walden te krijgen in het groote huis. Toen zei hij terstond ‘Ik zoek iets!’ En het bleek dat hij een groot huis voor nonnen zocht, om novicen die in de missie worden opgeleid, voor te bereiden om naar Noorweegen te gaan, bij pater Smit. Dan zou er ook een directeur koomen, een oude pastoor, en een kapelletje met het sacrament. Dus juist alles wat ik zou wenschen en begeeren. ▫ Dit maakte mij zeer verheugd. Gister met Rodker gewandeld op Bantam. Ik bracht hem en Germain | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
's Avonds kwam nog Boers, oover het Veluwplan praten. Maandag a.s. vergadering in Amersfoort. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 29 septemberGoed weer. ▫ Gister vervuld van het plan van de Noorsche zusters. ▫ Er zal nog veel soesa door koomen, maar ik wil rustig vasthouden, weetend dat dit de mooiste oplossing is. Gister begon ik het boek van Marie van Zeggelen. Ik voelde dat ik dit boek wilde uitleezen. Haarlem vóór honderd jaar, dat boeide mij. Ik kwam in die oude stemming, hoe lief is mij dat nog landelijke en mooye Haarlem, met zijn rijke aristokratie en landgoederen rondom. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 1 oktoberPrachtig warm weer. ▫ Gisteren veel met Boers gepraat, oover het Veluwplan. Ik ben er erg kalm onder. Ik vrees alleen dat ik als voorzitter niet deug, omdat ik mijn aandacht niet voldoende meester ben, en verstrooid zal raken. Dat zal vandaag wel spoedig blijken. Ik las een Roemeensch verhaal, Kyra Kyraline door den zoon van een Grieksch straat-roover. Het is kras en bloedig geschreeven. Een bloedwraakhistorie. Vanmiddag naar Amersfoort. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 2 oktoberMooi herfstweer. ▫ Gisteren vergadering te Amersfoort. De zes bestuurders waren compleet, en alles verliep goed (Verviers, Boers, pastoor Husen, Nijst, Arnst, van Eeden). Er was ook geen verstrooidheid bij mij, omdat ik zooveel belangstelling voelde. ▫ De rijken onder ons maakten het moogelijk dat Boers zijn functie kon beginnen. Om in 't kort mijn bedoeling te zeggen zou ik de formule beezigen: heiliging van 't bedrijf. Des avonds las ik in het boek van Marie van Zeggelen. Prettig, die oud-Haarlemsche sfeer. Ik ging er mee slapen en sta er mee op. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 5 oktoberSlecht weer, guur en nat. Het gaat maar langsaam met mijn werk. Van morgen de sombere gedachte dat mijn talent zoowat teneinde was. Kleine impressieve verhaaltjes, zooals van de schrijver van Kyra, kan ik niet geeven. Woensdag noenmaalde ik in Amsterdam, bij Hans de Haan. Er was ook mevrouw Holdert, gebooren Nierstrass, onechtgenoote van de Telegraafbezitter, met haar dochter, verder een dochtertje van Carry Verbrugge en een vriendinnetje. Aardige, donkeroogige en zwartharige jodinnetjes. Ik zag de prachtige keuze-tentoonstelling in 't Stedelijk Museum. Ik bezocht Henriette Roll. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 8 oktoberVrij goed weer. ▫ Het ging mij tamelijk slecht, gister en eergisteren. Ik bracht den middag door bij mijn zwager. Daar voel ik mij altijd beklemd en ellendig. De man is goedhartig, man en vrouw zijn bekrompen - Wat doe ik daar? En toch verdeedigt Truida hen steeds en wijst op hun hartelijkheid en goedigheid. 's Avonds las ik Sirius voor. Hugo had er blijkbaar veel plezier in, en zijn opmerkingen beweezen dat hij goed luisterde. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 12 oktoberIn de hut. ▫ De nacht was slecht en spookig. Ik droomde van dik ijs, van een tooneelstuk waarbij ik regie voerde. Nu heeft de zeegen van mijn biechtvader mij aanmerkelijk goed gedaan. Het is merkwaardig zooals dat helpt. Ik hoorde de hei-leeuwerik juubelen. Dat was ‘de bonne augure’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 13 oktoberToen ik in Baarn was, in de pastorie, nam ik op eenmaal het besluit om de oude leezing van 't voorjaar ook hier te houden, ik veranderde den titel alleen maar. ▫ Het was vol en het ging reedelijk goed. Hoewel niet als vroeger toen ik mij vrij kon laten gaan. Maar ik was gerust omdat ik al drie malen met die leezing succes had gehad. ▫ Maar nu had ik er geen oog in gehad en dat wreekte zich, door vergissingen en fouten. En vooral door de onverwachte langen duur van het geheel. Ik begreep het niet, maar het duurde me veel te lang. Ook maakte ik fouten in de verzen. ▫ Ik voelde dat ik geen oefening had gehad. ▫ Toch waren de menschen blijkbaar tevreeden. Ze zijn erg toegeevend voor me. Maar ik moet toch nog een voordracht goed prepareeren. Ik zal dat in Leiden beproeven. Innerlijk ben ik, na mijn laatste biecht/rustig en reedelijk wel. Ik werd ontvangen bij den heer Witte, een jong huishouden, agentschap, blijkbaar zeer welgesteld, ook liefhebber van mooie boeken oover kunst. Een echt type van een goed roomsch middenstand huishouden. De pastoor heet Oppenraay. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 15 oktoberSteeds slecht weer. Buyen. Soms wat zonneschijn. ▫ Vandaag zag ik een kwaad teeken. Een groepje menschen aan den weg bij Bantam die oover ‘perceelen’ praatten. Dat wil zeggen dat het heerlijke stukje bosch, het prachtige Bantam-park verkocht wordt. Mijn retraite-bosch, waar ik met Tommy wandelde en méditeerde. Hans schreef een sarcastische brief oover mijn plannen. Hij zal wel gelijk hebben. Maar wat moet ik doen? Ik las gister het Gobinau-nummer van Europe. ▫ Dat is de loopbaan die | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 20 oktoberBuitengewoon warm booven 60o. ▫ Gister kwam ik terug uit Rijswijk, na Donderdag in Leiden gesprooken te hebben. Donderdag middag bezocht ik Evert op zijn kostschool. Hij zag er netjes uit en scheen verzoend met zijn toestand. Ik wandelde met hem in 't park, en sprak nog met de priester-leeraars, vooral met de Jonge. De leezing vlotte goed. Ik sprak beeter en las ook het vers ‘Mijn handen’. Ik at met van der Laan, een student en met Dr Verviers. Deezen laatsten zie ik nog niet recht. Hij schijnt mij min of meer gevaarlijk. Een politicus en geen Christen. Maar zeeker een kracht, die nog veel invloed zal hebben. Een handig zakenman, bankier van nature. Hij sprak vrij minachtend oover mijn goede vriend den Aartsbisschop. Dat zijn antagonisten. Toch zit ik nu met Verviers in het bestuur van de Veluwe-stichting. Als daar de christenen maar in de meerderheid blijven. Gister middag noenmaal bij Marie van Zeggelen. Een gelukkig leeven, nu haar werk zoo goed slaagt. Ik zal haar de dagboekjes van mijn vader stuuren. Ik moest die eigenlijk zelf bewerken. Maar ik vrees geen tijd meer te hebben. Sirius vordert zoo langsaam. Bij Marie v.Z. ontmoette ik von Brucken Fock een type van een artistieke natuur met religieuze tendens, maar niet diep en niet sterk. Zeer dierbare vriend geweest van Valérie - nu weer in ruzie. Valérie steeds te bed, en een sfeer van niet zeer echte vroomheid. De | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
achterlijke zoon nog het beste, ook Louis de violist. En de schilder Henri op weg naar totaal verlies van eevenwigt in zijn werk. Met Marie v.Z. praat ik graag. Het wordt een soort samenwerking, door onze neiging tot oud Haarlem en mijn geslacht. Zij is nu al aan een nieuw boek beezig, en het Maerland wordt veel gekocht. Ik was zelf op den goeden weg, maar het is nu helaas! weer mis. Maar innerlijk is er meer vastheid gekoomen. Ik voel daar nu diepe oprechte weerstand teegen het kwade. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 22 oktoberStormachtig maar helder. ▫ Eergister kwam Hans onverwacht, om met Nico te spreeken. Hij wil mij er toe brengen alles te verkoopen. Toen hij oover zijn moeder sprak, die ook gelukkiger is geworden door haar bevrijding van Walden - begon hij te schreyen. Dit is de derde maal dat hij door mij schreit. Eens toen hij mij teegen kwam in zijn uniform als sergeant, bij de mobilisatie, eens toen hij hoorde dat ik scheiden ging. ▫ Het verscheurt mijn hart nog altijd als ik er aan denk. Het leed dat ik Martha heb aangedaan. Gister was Nella hier. Dat is altijd vroolijk. Het is een slordig kind, maar toch lief. Des avonds concert uit de radio-toestel. Het slaagde prachtig. In Hilversum werd gespeeld, en alles was perfect te hooren. Welk een wonder! ▫ Een neef van Nicolaas Beets was er ook bij. Vandaag weer zeer somber. Ik beloofde Hans dat ik zoo moogelijk alles zou verkoopen. Schmidt zou een huisje voor mij zoeken. Ik houd nog vast aan het huisje achter op Walden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
95 F. van Eeden. 1930
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
96 Dagboek 1878-1932
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
musiceerden, cel en piano. Het was een harmonieus gezin. De jongens donkere typen, en Indisch accent. 'S avonds leezing, als gewoonlijk. Ik las ook ‘Mijn handen’. Dat grijpt wel aan. Donderdag 26 gecommuniseerd. Gewandeld naar H.L. stichting. Ontmoeting met een blond, blank vrouwtje, dochter van prof. Jelgersma. Ze vroeg mij uit oover de leezing van gisteren. Van Ginniken gesprooken. 'S namiddags naar Berg-op-Zoom. Geweldig luguubere en doodsche indruk. Een klooster, met een gesticht voor ‘ouden van dagen’. Rector Oomen, een goede man. Roode wijn en sigaren, als altijd. 'S avonds bezoek aan het gezin van van Ginnikens broeder. Een rijke suiker-fabrikant. Een lieve vrouw, acht kinderen. De man een schrandere zakenman. Den volgenden dag leezing in een saai koffiehuiszaaltje, met een tooneel! Het was vol. Ik las niet zeer goed. Met mij sprak een Dr de Houer uit België. Ik dronk Zaterdag in Rijswijk koffie. Het was er prettig, in het vreedige gezin, met de vlijtige Carry. Wandeling naar Voorburg. Zondag mooie toespraak van onzen pastoor. Vrijdag morgen had ik bij rector Oomen in 't gesticht gebiecht en de communie gehad, Zondag sprak ik met onzen pastoor. Teleurstelling omtrent het plan van de Noorsche missie. Daarvan komt niets. Want het groote huis van Jan Veth was beeter geschikt. Ik begreep het en ooverwon mijn droefheid. Wel merkwaardig dat Jan Veth juist degeen was die mijn plan moest teegenwerken. De eerzuchtige, gearriveerde, ijdele Jan Veth. Maar het was mij wel. Ik zal toch het groote huis verkoopen. En de rest verhuuren. Zoo raadde het ook de pastoor. Morgen ga ik naar Monseigneur. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 2 novemberMooi weer. ▫ Het bezoek bij Monseigneur was uiterst goed geslaagd. De goede man behandelt me als een vader en deelt in mijn zorgen en moeyelijkheeden. Woensdag 31 October was ik in Amsterdam. Ik bezocht Lientje van Kekem (Marjon Gray) en ze wilde me ooverhalen tot het geeven van eenige avonden, vers en dans. Ik geloof wel dat ik het doen moet, om wat te verdienen. Ik bezocht ook Mannoury, die weer aan darmbloeding lijdt. Vandaag en | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
2 novemberStormachtig weer. ▫ Gister was het druk en leevendig bij ons, want de beide kinderen Nella en Evert waren thuis. Nella lief en druk, de jongens aan hun radio-toestel. Hugo maakt het slecht op school. Evert mopperde wel, maar ging toch tevreeden weer naar de kost-school. ▫ Hugo had een zeer slecht rapport, bijna alles onvoldoende. De jongen is te druk en te pedant, ondanks zijn geestigheid. Hij zal nog meenig wrange ondervinding krijgen. Ik las Shackleton's poolreis. Ik ben droomerig en suf. Donderdag moet ik in Purmerend spreeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 6 novemberVrij goed stil weer. ▫ Het blijft droevig met mij gesteld. In mijn slechte uuren is er geen raad, geen hulp voor me. 'S morgens als ik den dag weer beginnen moet, en mij machteloos voel. ▫ Er komt ook angst bij, hetgeen blijkt uit de bijgeloovigheeden van deezen aard: als ik met één lucifer de kachel aan 't branden krijg, dan is 't goed. (Waarbij ik het er dan meestal op toeleg om het goede te laten gebeuren). Gisteren vlotte het werk aan Sirius nog al. Maar het gaat toch zeer langsaam. Het eischt veel nadenken en ooverpeinzen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 9 novemberKoud, hard gevrooren van nacht. Ooverdag helder. Ik sprak in Purmerend. Het was weer stampvol. Veele menschen moesten terug. En ik ondervond veel hartelijkheid en eerbied. Ik logeerde bij den Deken in de pastorie. Een moment van akelige, luguubere melancholie. In 't halfduister en de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
scheemering in een kleine stad, als de kleine winkeltjes hier en daar nog verlicht zijn en men hoort het praten en klomp-klapperen van de kinderen in de eenzame straat - dat is zoo akelig, zoo beklemmend, dat ik het niemand kan doen begrijpen. Er waren veel geestelijken en ik logeerde in de pastorie. De Rotterdammer nam mijn vers ‘Mijn handen’ oover. In het Sint Jozefs patronaat speelden ze ‘het Poortje’ dat had ook lang noodig om tot zijn recht te koomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 11 novemberHelder, koud weer. ▫ Ik gevoel mij diep ellendig. Ik kan des morgens niet opstaan. En elke gedachte doet mij schrikken en wekt afkeer. Het verschijnsel van expressie zien in allerlei dingen, en de nabijheid voelen van andere weezens is dan heel sterk. Ik zie gezichten en landschapjes, wijde horizonnen, klein - in allerlei dingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 12 novemberVannacht vorst, vijver bevrooren. Nu weer dooi. Ik lijd onder de kou. Kan niet opstaan 's morgens. Zaterdag met onze Duitsche dienstboode naar de kerk. Een missie Pater. Wat rhetorisch. Het gevoel van verantwoordelijkheid verlaat mij niet. Ik kan mij niet door mijn leeftijd verontschuldigen. Soms zegt men mij: ‘je hebt al genoeg gedaan, je behoeft je niet meer in te spannen’. Maar toch word ik opgedreeven, als ik iets gewigtigs meen te kunnen doen. Gister thee gedronken bij de familie Biegel. Ze zijn katholiek, aardig en opgewekt. En met de familie Povel één gezin vormend. Veel mooye jonge meisjes. Lees: Jean de la Croix. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 13 novemberVrij goed, koel en winderig weer. ▫ Mijn stemming was zeer slecht. Dat is altijd als Sirius niet vordert. Het is zulk een grootsch opzet, dat ik wel eens het gansche niet ooverzie. Ik kreeg een geschrift van een zeekere Weil/ een mysterie-spel van de legende van Sint Sura. Ik zou wel zin hebben dit motief zelf te verwerken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 20 novemberKoud en nat. Mooye zonsondergangen. ▫ In Assen was het nog al aardig. Gelogeerd in hotel Somer, maar des avonds lang en gezellig gepraat bij den heer Ritmeester. Een leevendige, aardige vrouw. Ik sliep goed, veel beeter dan de laatste dagen. Ritmeester kende geheel Ellen van buiten. Zaterdag weer thuis. Zondag verjaarfuif van mijn zwager, den Vrijmetselaar. Op 't einde krijg ik dan een erg landziekig gevoel, alles saai, somber en Zondagsch. Gister, Maandag 19, gesprek met den pastoor. Dat verkwikt altijd. Hij heeft een zeekere waereld-wijsheid waar ik vrij naïef en kinderlijk teegenoover sta. Maar zijn raad was bijna altijd juist. Zaterdag, 17 November, hadden wij een lunch in 't Hotel bosch van Bredius, ter geleegenheid van de komst in Holland van mijn Amerikaansche vriend Hugh MacRae. Eduard van Nierop bracht hem hier. Behalve die twee waren er nog Floris Vos, de man van de groote boerderij, en dan Tjebbes en zijn vrouw, de kweeker. Het was wel een aardig samentreffen. De pastoor zou het zeer betreuren als ik Bussum verliet. Ik legde hem onzen toestand uit. Het groote huis, met tuin, zal ik wel verkoopen. Maar | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
Vanmorgen een bruilofts plechtigheid bijgewoond van mej. Finke, de dochter van den man die mij zooveel hartelijkheid in Bussum bewees: o.a. de vrije plaats in de Kerk. ▫ Ik was zeer geroerd door de plechtigheid. Ik zat te schreyen, denkende aan mijn leeven vol vergissing, vol gebrooken geloften. Een diep gevoel van droefheid en zondigheid. Ben ik niet van mijn vroege jeugd af gekweld door sensualiteit. En welke groote hartstochten zijn bij mij voorbij gegaan. Alleen kan ik dit zeggen dat er nooit vijandschap uit mijn liefde gebooren is. Maar iemand als Martha beschaamt mij toch door haar nobel leeven en edelmoedig handelen. Hoe vereerde ik haar, en hoe deed ik teegen haar. Wel bleeven wij goede vrienden, door haar eedelmoedigheid, maar ik heb toch, zonder eenige aanleiding van haar kant ‘haar schoonst kleinood met voeten getreeden’. De Nobel-prijs voor Yeats. Goed! ik gun het hem, al is hij meer aesteet dan dichter en niet mijn meerdere als poeet. Morgen op weg naar Breda. Gister avond bericht dat don Torribio in Rotterdam gaat, bij Brondgeest. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 23 novemberIk schrijf bij mevrouw Renier, in 't Ginniken. De bekeerde familie waarvan de man zoo vroom stierf. Gister met K. boodschappen gedaan. Ik was droef, de schaduw lag dagen lang oover mij. Ik was ook bij Hans en Marietje. Er was daar ook een sombere stemming. Arme Hans! Een vrouw is door haar aanhouden altijd sterker dan de man. Op den duur geeft hij altijd toe. Zoo is Hans, ondanks zijn sterk karakter, toch aan zijn vrouw onderworpen. Dat voel ik in hem. Ik houd veel van hem, kan hem ook niets weigeren. De Lioba opvoering heeft me maar weinig geërgerd, behalve door de muziek. De muziek wil mij als dramaticus er onder krijgen. Maar de tafreelen waren mooi. Ik ging om één uur naar bed en sliep goed tot ± zeven uur. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
aant.
Ik verwachtte sombere nachten in de abdij, maar tot nog toe was alles verligting en verheffing. Misschien koomen de droeve uuren nog, misschien niet. De Lioba-opvoering een roezemoes van jonge mannen en mooye vrouwen, veel mooi haar en veel naakt, en kleurige, gewaagde costuums. Ik nam op de uitvoering het meisje Renier mee, een bleek, gebrild, maar lief en schrander meisje. Ze deed als een dochter teegen me. Ze was 16 jaar. Ze pakte opeens mijn arm en zei: ‘daar breekt mijn jarretière, wat moet ik nou doen?’ Ik vond het geval erg kluchtig. Maar ik zei: ‘als de drommel naar de W.C. en maken dat je terug bent, eer 't scherm opgaat hoor!’ En zoo ging het. De voorstelling was vizueel schitterend, dramatisch vrij goed, muziekaal onuitstaanbaar. Ze wilden er weer een opera van maken. ▫ Ik was een moment getroffen door het gezicht van twee jongelui door den regisseur uitgekoozen voor gewapende wachten, twee formidabele reuzen met den superieuren maar goedmoedigen glimlach van zeer sterke menschen. Hun wapenrusting, uit carolingischen tijd, schilderachtig en streng, niet potsierlijk zooals de latere ridders. Ik kon mijn oogen van den jongen reus niet afhouden. Zoo zagen er de Germanen uit die onder of teegen de Romeinsche standaards vochten, of de soldaten van Karel den Grooten. Merkwaardig de groei van ons ras, waarvan ieder ziet dat het grooter menschen schept. Ik hoorde ook dat de gemiddelde lichaamskracht toenam. Bij Renier een meisje van 5 jaar, dat mij in 't ootje nam om mijn baard. Toen ik aan 't ontbijt kwam zeide ze: heb je je baardje wel goed gewasschen? | |||||||||||||||||||||||||||||||
zondag 25 novemberHet gaat mij goddank wonder-goed. Ik was twee nachten in Breda niet vóór één uur op bed gekoomen, en had de emotie gehad van de opvoering. Maar toch sliep ik een paar uuren goed, was 's morgens om 9 uur klaar en kwam kort voor twaalf in de Abdij. Ik had een korte herinnering aan mijn verblijf in Berlijn en Dresder, toen ik de IJsbrand opvoeringen leidde. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Zoo was nu ook deeze Lioba opvoering in een vreemde stad, waar iedereen er mee vervuld was en waar ik bij lieve menschen logeerde, en toch totaal vrij was, bizonder prettig. De ontvangst hier was aller-hartelijkst. Père Abbé inviteerde mij op een kopje koffie na het eeten, en ieder scheen zich oover mijn komst te verheugen. Ik praatte veel met pater Jan, die spoedig priester wordt, en ik biechtte bij dom Schutte, den goeden vroomen monnik. ▫ Om 9 uur lag ik in bed, en ik sliep heerlijk tot half zes. Toen heb ik drie missen gehoord en daarna smaakte de koffie bizonder heerlijk. De communie kreeg ik bij de tweede mis. Bij de hoogmis deed ik de processie mee. ▫ Ik voelde mij in 't geheel niet somber maar inteegendeel ziels gelukkig. Dom Schutte maande mij tot vergeeten van mijn zonden. Dat klonk vreemd, maar ik merkte spoedig dat hij gelijk had. | |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 26 novemberVrij koud, nachtvorst, geen wind. ▫ Het is niet zoo mooi in me als gisteren. De nacht was goed, slaap van 9 tot half zes. Typische droomen maar ik kan ze niet herinneren. Van morgen, op de gewoone uuren ook weer wat bezwaard. Hoe moet het gaan als ik de abdij niet meer bezoeken kan? En waar moet ik begraven worden? De biecht bij pater Schutte heeft mij volkoomen rust gegeeven. Dat is al veel. Ik denk met liefde aan de menschen die ik achterliet. Aan mijn lieve vrouw, aan de lieve Carry, aan de Reniers. Het bleeke meisje met de jarretière, dat zoo vertrouwelijk deed of ik haar vader was. Jan van Gennep is gelukkig. Oover 4 weeken is hij priester. Ik beloofde de plechtigheid te koomen bijwoonen, met zijn moeder. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 27 novemberKoud. Maar het werkt niet op mijn stemming. Ik sliep weer direct in om 9 uur. Maar werd ongeveer één uur aangevallen door den booze, in de gestalte van een woedende wolf die op mij los schoot. Ik begon hard te schreeuwen en werd al schreeuwende wakker. Maar sliep gauw weer in en sliep tot 5 uur goed. Woonde twee missen bij. 's Middags half twee ging ik naar het nonnenklooster aan de ooverzijde, de Benediktinessen. Daar sprak ik met de Mère supérieure en met het dochtertje van mevr. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Renier, nu als zuster Gertrude in het klooster. De Abdis en het nonnetje bleeven achter het groote zwarte hek. Ik herinnerde mij het meisje als een heel gewoon kind, om niet op te letten, zoo eenvoudig. En nu ze in haar nonnenkap kwam, nu wist ik niet wat ik zag, zoo mooi was ze geworden. Een schat, en nog even argeloos en natuurlijk en opgeruimd. Maar het was alsof God haar had uitverkooren en nu van Zijn schoonheid op haar was gedaald. Ze stak me haar handje toe, door de zwarte tralies. En bij 't heengaan was ik zoo bevangen dat ik wegging zonder haar hand af te wachten. En ik voelde dat als een wreedheid, alsof ik de versterving nog wilde verzwaren. Het greep mij zeer aan. Ik moest aan een aapje denken dat zoo vragend zijn handje door de tralies van zijn hok steekt. Maar hier is een boovenaardsch licht op het nonneke. ▫ De Abdis zat er bij, een beminnelijke hoog beschaafde vrouw. Maar wel streng. Het lijkt mij zeer moeielijk die discipline te handhaven onder die zachte, geduldige nonnekes. Moeielijk, omdat ze zoo teeder en goed zijn, bijna zondeloos - en ze moeten toch geplaagd worden en streng gehouden aan hun verheeven roeping. Maar ze weeten en willen het. ▫ Als ik die witte nonnen hoor zingen, en het ruischt achter de zwarte tralies van hun gewaden, dan denk ik aan groote zwanen, die zingen in een zwarte ijzeren kooi. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3 decemberSneeuw, dooi. ▫ Woensdag 28 ging ik naar Oeffelt. Met een heerlijke herinnering aan de abdij en de Renier-familie. Ik voelde heel innig en vertrouwd, en noemde mevrouw Renier ‘lieve zuster’. In Oeffelt was het koud, maar de ontvangst wel hartelijk. Een zeer groot huis, met holle kamers, een steenkoude slaapkamer. Leezing als altijd. 29 ging ik weer naar Nijmegen en bezocht mevrouw Leeuwenberg. Tweede rijke ontmoeting. Rijk aan goede indrukken. De weduwe met acht kinderen, het lieve, zeer vroome gezin. Veel uuren zat ik met haar te praten. Ik bezocht ook Arntz, ten bate van het veluw-plan. Donderdag 29 Nov. in Bussum terug 's avonds. Ook van Ginniken nog een kwartier gesproken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vrijdag 30 Nov. correspondentie. Zaterdag 1 Dec. Opvoering van Plaatzwam in Hilversum, diepe emotie door het grappige stukje uit ouden tijd. Met Hugo op de thee. Vreemd, die lange, geestige jongen, nu door zijn kamaraadjes omringd. Ik de oude vader, die zich niet gemakkelijk bewoog, en de kans voor een aardige verzoening met mijn land en tijdgenooten liet voorbijgaan. Ik kan daar dagen door geërgerd blijven, door mijn onhandigheid. Gister kwam Boers praten. We waren het eens dat Verviers niet in het Veluw-comitee kan blijven. 'S middags bezoek bij onzen burgemeester de Bordes. Het plan voor Sinta Sura nam onderweg meer vaste vormen aan. Dat verheugde mij zeer. Ik sprak er met Jan van Gennep oover. En het was een van de rijkdommen die ik uit de Abdij mee nam. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 5 decemberDooi, stil weer. ▫ Gisteren in Amsterdam vergaderd voor het Veluwplan. Met Arntz, Nijst, Boers, de pastoor en ik. Het luguubere gif van Amsterdam drong rondom mij, maar drong niet dóór, goddank. De slechtste indruk kreeg ik van den bankier Wiegand. Een geheide kapitalist. Het maakte mij wee, den man te hooren praten. Van morgen de teekeningen van Jaap London. Nu moeten wij wel verder (verhuizing). | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 6 decemberNeevelig en stil. Gister in 't bosch was het prachtig, in scheemer en stilte. ▫ Vanmorgen gaat het mij bitter slecht. Het was gisteren al nagenoeg den ganschen dag zoo. Nu was het op zijn hoogst. Ik lag geknield voor de waschtafel en kon niet verder. Mijn lieve vrouw beproefde mij te troosten, beurtelings vermanend en meewarig. Maar niets baat, het maakt alles maar erger. Voortdurend, als ik bidden wil, koomen de reegels:
Het lijkt alles zoo hard voor ons arme stumpers. Als onze lichaams pijn te erg wordt dan vallen we flauw en lijden niet meer. Maar ziele-pijn duurt voort. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Gister Sint Nicolaas, Hugo was vroolijk en grappig. Zonder hem ware het een stille partij. Het goede Lientje van Kekem kwam ons cadeautjes brengen, een sjaal en een kussen, van eigen werk. Ik schaamde mij dat ik haar wat kort had afgeweezen. Misschien treed ik toch eens samen met haar op, in Amersfoort. Ik schreef een prospectus voor 't Veluw-plan. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 11 decemberStil, zacht weer. ▫ Gister middag kwam ik van een driedaagsche reis terug. Vrijdag reisde ik af uit Bussum naar Borne, er lag weinig sneeuw. Ik logeerde in de pastorie bij pastoor Elskamp. Ik had Vrijdag nog een bezoek bij Henriette V. Ort. Een wandeling door het dennebosch. Het huis nog altijd somber en luguuber. Zaterdag reisde ik van Borne naar Nijmegen. Ik ging naar mevr. Leeuwenberg, en toen in een rijtuig naar de H. Land stichting. Tot nog toe altijd in sombere kwellingen. De doop had plaats, waarbij ik als peeter stond en een flater maakte (in nomine Dei (!!!) in plaats van in nomine patris). De priesters corrigeerden mij en ik voelde verschrikt en diep verneederd. Er waren pater van Ginniken, pater de Jonge, pater Kemper van de Canisius school, die den doop volbracht. Ik sliep slecht. Er was geen water in mijn cel, en het lichtknopje was niet te vinden. Om zes uur op voor de mis met le communie, bij de liefdezusters in Nijmegen. Daar ook ontbijt. Toen lange discussie met Boers en vier paters (pastoor Suys) oover het Veluweplan. Boers mist helder inzicht in praktische dingen. Het kwam nu eerst uit, dat hij vast gereekend had op het geld van Verviers. Maar Verviers onttrok zich en liet hem in den steek. Dat wisten de andere comité leeden niet klaar en duidelijk. Zaterdag avond ging don Torribio voor 't eerst, bij Brondgeest. Terwijl ik in de H. stichting sliep. Zondag hadden wij een diner bij Leeuwenberg, daar waren de paters, het gezin Leeuwenberg. Om 3 uur ging ik naar Rotterdam en zag drie bedrijven van Torribio. Het beviel mij zeer en de berichten waren gunstig. Om 10 uur ging ik naar Rijswijk en sliep daar. Ik was toen al veel beeter en rustiger. Ik sliep goed en kwam Maandag om 2 uur opgewekt thuis. Van Ginniken zei dat ik in de katholieke waereld mijn zaak gewonnen had. Geen Katholiek in ons land twijfelt aan mijn eerlijkheid en goede trouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Vandaag - Dinsdag 11 Dec. - in 't oude tob-gareel. Van avond moet ik in Bussum spreeken. Brondgeest was hartelijk en vol goeden moed. Hij mag dan soms wat wild met geld omspringen, hij is toch een deugdelijke kaerel, die wat doet voor mijn zaak. Hij wil elk seizoen twee stukken van mij speelen. En Spree helpt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 12 decemberIk ging gister met beklemd hart naar de leezing in Bussum, maar dat veranderde geheel. Het scheen eerst niet vol, maar het werd vol. En ik sprak goed, beeter dan in Bome. Mijn goede pastoor was er ook. Met het Veluweplan gaat het goed. Ik moet zelfs remmen, in plaats van harder stooken. Men wil mijn invloed op Monseigneur exploiteeren. Maar ik seinde dat ik geen ooverrompeling wenschte. ▫ Ik kom liever wat langsamer vooruit, en behoud zijn vertrouwen, dan dat ik hem door al te grooten ijver mishaagde. Ik voel mij nu zeer rustig en op den goeden weg. De tooneelspeelen koomen meer en meer in de aandacht <:> Lioba, Torribio, Poortje. ▫ Misschien koomen ze nog voor mijn dood aan het Kenterend Getij. Het beste van mijn stukken. Maar het Katholieke vraagstuk moet er uit. Wat de verhuizing aangaat, leef ik van dag op dag. Nog geen duidelijke wenk. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 14 decemberStil, bedekt weer. Vanmorgen kwam de zware somberheid terug, versterkt door een bericht dat Torribio van avond voor 't laatst gaat. Het bekende gevoel na het bekende feit. De menschen koomen niet. Gelukkig zijn we toch tot iets meer gekoomen. Er wordt erkend dat dit een goed stuk is, en vereedeling van volks-vermaak beteekent. Brondgeest wordt de vader van die beweeging genoemd. Mij wel, als ze dan maar speelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
maandag 17 decemberZacht, stil weer. ▫ Het is zeer erg met mij op dit oogenblik. Het is of ik nooit zoo diep gezonken ben als nu. Ik wil berusten, maar zelfs die wil ontbreekt me. En de uiterste zelfverneedering baat me niet. Zaterdag was ik bij Monseigneur v.d. Wetering met pater Kemper. Wij kreegen de gewenschte goedkeuring. God helpe mij in mijn misère. Nooit vertwijfelen! Schmidt was gisteren aan 't plannen maken voor de verdeeling van Walden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
dinsdag 18 decemberGoed, zacht weer. Het ziet er zeer treurig met mij uit. Ik kan nu nergens heen vluchten - geen gedachte, geen herinnering, geen vooruitzicht dat niet door naargeestigheid bezoedeld is. Heel langsaam vordert mijn werk. Ik had gehoopt nog dit jaar Sirius af te hebben, maar er is geen sprake van. Sura is nog maar zeer vaag gereed. Het slot bevalt mij nog in 't geheel niet. Vrijdag moet ik met Ati naar Oosterhout. Heftig teegenopzien. Ik lees 's avonds wel in mijn oude dagboeken. Hoe anders was ik toen!! Welk een flink handschrift en interessante feiten en gedachten. En nu!!! Ik schreef een korten brief voor 't Berliner Tageblatt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 20 decemberSneeuw, vriespunt. Gods naam gebruik ik nu veel meer dan vroeger. Is het ijdellijk? Ik heb meer behoefte aan Zijn steun dan ooit. Ik ben omringd van bekooringen, en mijn luye, genotzoekende lichaam verzet zich heftig teegen inspanning en ik voel machteloos. Onder tranen sta ik op. Gister was ik in Amsterdam, lunchte bij Hans de Haan, met haar nichtje en haar zuster. Ik las Sirius voor. Het is wel aardig, maar het groote moet nog beginnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dag af in gezelschap van Ati van Gennep en haar dochtertje Liesje, die ik in den Haag opwachtte. Wij soupeerden in Oosterhout. Het sneeuwland was prachtig. Op de horizon lagen van allerfijnst grijs en roze. Wij sliepen niet heel best. Een klein pension en allerlei gedachten. Ik hield een leezing in het naargeestige koffie-huis of Vendie(?) - (Door slaap verwarren mijn gedachten). De leezing slaagde goed. Het rook er naar oude tabaksrook, rondom allerleelijkste geschilderde wanden. Men was erg vriendelijk jeegens mij, in het dorp. Men zeide er trotsch op te zijn, mijn naam aan de stad te verbinden. Zaterdag was de priesterwijding van pater Jan. Goede, vroome jongen! ▫ Ik at in het klooster, 's avonds in het pension (waar men door de kamer van de dames moest gaan om bij de plé te koomen). Pater Jan was stralend gelukkig. Het trof mij dat ieder hem nu om de zeegen vroeg, ook de abt en de nonnen aan de ooverkant. Met vreugde deelde hij die zeegen uit. Hij reikte mij het H. Sacrament uit, de eenige van zijn verwanten. Ik voelde erg gelukkig daardoor. Ik was zeer dankbaar. En zoo bleef het ook Zondag. Ik kreeg nogmaals den zeegen en voelde buitengewoon gesterkt. Ik beloofde den volgende maal mijn oblaat-schap aan te vragen, als ik niet in de modder gezakt was. Zondag een lange rit naar den Haag. Maar het duurde mij niet lang, het was genoeglijk en gezellig, met die beide aardige, geestige vrouwen. Zij waren onder den indruk van het bijgewoonde en ik kon meenig goed woord plaatsen. 'S avonds in Rijswijk gegeeten. Het was daar alles gelukkig. Ik was veel meer gesterkt dan ik hoopte. Thuis was alles vrij goed, de jongens en Nella waren er, en wij maakten een Kerstboom. Truida wel moe, maar het was toch een prettige Kerstavond. Van nacht om 4 uur bij de mis. Het was stampvol. | |||||||||||||||||||||||||||||||
woensdag 26 decemberTweede Kerstdag. ▫ Het gaat vrij goed. Ik ben verzoend met mijn verhuis-plan. Wel wil ik eerst nog in Heemstee en in Wassenaar gaan kijken. ▫ Het was tamelijk vroolijk gister bij ons thuis. Nu en dan moest ik weer optreeden. Maar binnen in me was het goed. Evert moest zijn verkleed-lust uiten. Ditmaal deed hij iemand na, met lakens en hoofddeksels, die hij de Engel Gabriël noemde. Maar hij droeg | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
een kruis voor de borst en een schelletje liet hij Nella vooruit dragen. Het leek dus veel op een katholieke vertooning, een priester die de hostie komt brengen, op zijn hoofd een deksel en een brandende kaars. Wij lachten en namen het niet ernstig op. Maar Uwe de kinderjuffrouw, die protestant is en van nacht mee was gegaan naar de Nachtmis in de St Vituskerk, die ergerde zich verschrikkelijk. ▫ Het was ongelukkig dat de juffrouw daar nu juist voedsel in vond voor haar anti-papisme. Daar kwamen wij nu juist in een zeer valsch licht alsof wij roomschen de godsdienst minder ernstig opvatten dan de protestanten. Zeeker zal ze zooiets gaan vertellen. ▫ Ik voor mij lijd er voornamelijk onder dat Evert zulke perverse neigingen heeft, en altijd mooie dingen bespottelijk maakt, en ook tot obscene grappen is geneigd. Het is zeeker demonisch. | |||||||||||||||||||||||||||||||
donderdag 27 decemberVorst 20o Fa. ▫ De tweede Kerstdag was genoegelijk. Alleen had ik te kampen met mijn driften. Dat bederft zoo vaak al mijn genoegen. Als de jongens mij bespotten of treiteren dan ben ik uuren lang van streek. Ik wacht hier een heer Thunissen die te arm was om hierheen te reizen en geen kleeren meer had. Toen heeft de goede Truida hem een winterjas en reisgeld gestuurd. Hij schreide als een kind op zijn zolderkamertje. Toch ben ik niet geheel vrij van argwaan. Is het wel waar, alles wat hij zegt? Gister ben ik weer ingezakt. Er kwam een lange familie-brief van Johanna Brandt. Die maakte mij droevig hoewel er een vriendelijke bedoeling in was. | |||||||||||||||||||||||||||||||
vrijdag 28 decemberStorm en sneeuw. ▫ Van morgen met mijn lieve vrouw om 8 uur naar de kerk. Daar kreeg ze een flauwte, na de communie te hebben gekreegen. De lange tocht door de dikke sneeuw had haar uitgeput. Ik bracht haar naar buiten en bij de familie Schippereyn kwam ze weer tot zichzelf. ▫ Ik was zeer bedroefd, omdat zij het zoo naar moest vinden. En ik weet niet hoe ik haar digter bij de kerk kan laten woonen. ▫ Het lijkt me nog het beste Lize, onze duitsche meid te houden als huishoudster, en de juffrouw door een jonge kracht te vervangen. Die Uwe maakt toch ieder tot vijand. Een kleine ziel. Maar ze diende ons toch trouw. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zaterdag 29 decemberHet gaat mij nog altijd eeven slecht. Ik kan niet bidden dat is 't ergste. Gister het bericht in het Berl. Tageblatt van mijn reis naar Engeland in 1917. Ik had er nog al plezier in, totdat mijn vrouw opmerkte dat Lloyd George wel ‘woest’ zou zijn, omdat ik mij had voorgedaan als pro-entente en heimelijk toch pro-duitsch was. Toen begreep ik er toch te zijn ingeloopen. Weer een truc door den booze gespeeld. Ik had welligt beeter gedaan te zwijgen. Het motief was toch weer een zeekere ijdelheid. Mijn vijanden zien weer zelfverheffing in die ‘moeyelijke en gevaarlijke reis’. ▫ Nu sloeg mij dit weer geheel ter neer. Het is mooi winterweer. Maar ik zie geen licht. Van morgen weer een aanvraag op 1 Jan. in Diligentia te spreeken. Ik wees het dadelijk af. | |||||||||||||||||||||||||||||||
zondag 30 decemberVrij goed weer omstreeks vriespunt. ▫ Ik stond op in tranen, en na het koffiemaal moest ik de kamer uit, en schreide radeloos. Ik had Hugo een klap gegeeven, en ik was lang in bitter zelfverwijt. God zij mij arme zondaar genadig!! Uit mijn ellende rees zooeeven het beeld van Sirius, die uit zijn hoogste glorie neertuimelt in de diepste diepte, om te leeren Gods majesteit te erkennen. Hij eindigt als melaatsche, broeder Humilitas. | |||||||||||||||||||||||||||||||
|