Dagboek 1878-1923. Deel 3: 1911-1918
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1917]25 januariIk zeide op 22 December dat ik vreesselijk lijden zou - op deeze reis. En ik heb vreesselijk geleeden. Nu ben ik terug en zit weer in mijn huis bij mijn lieve vrouw. Maar de beproeving is zoo heevig en aangrijpend geweest - dat ik het nog lang niet te booven ben. Ik gevoel me afgemarteld, het was te erg, het verhief mij niet maar maakte bitter. Ten minste nu - misschien kom ik het te booven. In Londen had ik een paar zeer korte momenten van verheffing en bevrijding. Vooral eens in Westminster abbey, bij den dienst. ▫ Toen had ik gehoord, dat ik mijn doel bereiken zou. Het is vandaag 27 Januari, en de diepe schaduwen beginnen te verdwijnen: ▫ Ik herstel me na de angst en het leed. ▫ Ik heb mijn doel bereikt, en dit is voldoende al mijn ellende goed te maken. ▫ Ik heb een lang, rustig en intiem gesprek met Lloyd George gehad. Hij heeft me op de lunch genoodigd en er is een warm, hartelijk gevoel tusschen ons ontstaan. ▫ Hij heeft toegegeeven dat een geheime conferentie noodig was, en zeeker ook zou plaats hebben. En hij gaf te kennen dat hij graag van mijn bemiddeling zal gebruik maken. ▫ Maar hij heeft geen haast. Op dit moment achtte hij de bijeenkomst nog ‘premature’. Ik kreeg een zeer gunstige indruk van Lloyd George als een niet alleen sterk, maar ook eenvoudig en beminnelijk man. Hij was volmaakt natuurlijk, en sprak geheel vrij en onbevangen. Zoo zonder dwang of spanning alsof hij niet in 't bizonder met de heele toestand van Europa te maken had. Na zijn geweldige werksaamheid sprak hij zoo vroolijk, zoo vrij en oopenhartig - dat het niet te gelooven was dat deeze man die last van verant- | |
[pagina 1565]
| |
woording droeg, en den voorigen dag uit Italië was gekoomen. ▫ Wel herkende ik in hem den advocaat. Alleen wanneer hij naar de bedienden keek - die hij blijkbaar niet recht vertrouwde - wat hun discretie betreft, - dan hadden zijn oogen iets schuuws. ▫ Imposant was de sooberheid en de eenvoud van zijn omgeeving. Een vrij klein, hoogst eenvoudig huis. Een eenvoudig maal zonder veel omslag - een dienstmeisje diende. | |
dinsdag 30 januariNog zeer koud. ▫ Gisteren was ik in den Haag. Ik was tweemalen bij Loudon en twee uuren bij Dr Rosen, den gezant. ▫ Het was een eigenaardig gevoel, te denken dat ik hier betrokken was in het laatste bedrijf van de groote tragedie. ▫ Bij Lloyd George had ik datzelfde gevoel, toen wij oover Europeesche toestanden praatten alsof het ons niet aanging, zoo losjes en ongedwongen. ▫ Maar gister, bij Dr Rosen, was ik door en door rustig en kalm, en in hem bespeurde ik de nervositeit en de diepe emotie. Ik moest hem een harde boodschap brengen. Lloyd George heeft geen haast. Ze bereiden zich voor op een geweldige aanval. ▫ Rosen is een goed en eerlijk man. Ik kreeg een gevoel van meelijden. Ik begreep dat de toestand in Duitschland zeer slecht is. Bij ons eerste onderhoud trachtte hij me weer te oovertuigen. Maar ik verzocht hem alle discussie oover politiek op te geeven, en alleen te spreeken oover de moogelijkheid de verbinding aan te houden - het dunne draadje dat ik gesponnen heb te versterken en er dikkere koorden mee oover te trekken. ▫ Het blijkt dat ik werkelijk de eerste en de eenigste was die verbinding bracht tusschen de twee hoofdvijanden. ▫ Toen ik om vijf uur terugkwam had hij iets opgesteld - maar dat moest ik afkeuren, daarmee zou niets bereikt worden. Toen gebruikte hij het woord ‘hoffnungslos’. En ik bad hem dat niet te zeggen. ▫ Toen zei hij: ‘de laatste hoop voor mij is mij uw persoonlijkheid’. En toen sprak hij hartelijke en vleiende woorden. Ik vond dit aandoenlijk. ▫ Maar ik was dankbaar dat ik door mijnen Vader in staat ben gesteld dit kleine, maar toch zoo gewigtige werk te doen. Dit is een groote gunst en heerlijk voorrecht, ook al zou ik niet slagen. Maar de bestuuring is zóó duidelijk dat het mij zeer verwonderen zou als de gang van zaken weer geheel werd afgebrooken. ▫ Ik voelde mij rustig en gelukkig, ondanks de felle kou, en ondanks de donkere vooruitzichten. | |
[pagina 1566]
| |
31 januariSteeds zeer koud. 10 graad C. vorst. ▫ Mijn lieve zoontje is weer thuis. Met zijn fijne geestige gezichtje - dat ook zoo boos kan kijken. De operatie is goed geslaagd. Ik moet nog de geschiedenis van die drie weeken in Londen schrijven. Mijn brieven aan Truida koomen nu eerst binnen. En ginder kon ik niets schrijven. Ik ging den 1en Januari, en eerst den 18de had de lunch plaats in Downingstreet. Ik hoopte dat binnen een week te bereiken, - maar onze gezant, van Swinderen, schreef te vergeefs. Hij beloofde mij de audiëntie maar het gelukte niet. Vooreerst was de heele regeering toen juist in Italië. Hjalmar verliet mij den 5e Januari, en liet mij in 't Waldorfhotel achter. Wij hadden samen een lunch bij Page gehad, en een diner bij Harris. Maar hij wilde naar Parijs, en ik liet hem gaan, al vond ik het ellendig. ▫ Maar toen hij gegaan was zocht ik andere vrienden op en kwam bij Raemaekers terecht. Toen ik eenige dagen bij hem was, bemerkte hij wat mijn oogmerk was, de audiëntie bij Lloyd George, en hij zeide dat van Swinderen die niet verschaffen kon, maar hij wel. Het gelukte hem ook nog denzelfden dag. Ik sprak den particulieren secretaris, Sutherland, en gaf hem een idee van mijn bedoeling. Daarop volgde onmiddellijk een invitatie voor 't ontbijt, die echter door de gebrekkige telefoonverbinding mij niet bereikte. Toen werd de invitatie van dag op dag uitgesteld, van Vrijdag op Dinsdag (16) en toen op Donderdag 18. Toen was ik weer naar Percy Harris verhuisd, om digter bij te zijn, en meer in de stad. ▫ Zoowel bij Raemaekers, als bij Harris werd ik met de grootste hartelijkheid ontvangen en verzorgd. Toen ik Donderdags naar Downingstreet reed, kreeg ik juist een telegram van huis dat den indruk gaf als was er iets niet in orde thuis. ▫ Denzelfden dag kwam er weer zoo een. ▫ Toen voelde ik, na afloop van de lunch, met groote zeekerheid, dat ik nu recht had zoo spoedig moogelijk naar huis te gaan - en dat ik niet naar Frankrijk behoefde te gaan. Dat verligtte mij enorm. Toen kwam de teleurstelling toen ik eerst hoorde dat ik niet vóór Dinsdag kon gaan, en daarna, des morgens in de bladen, dat de Prins Hendrik naar Zeebrugge was gebracht en de dienst gestaakt. ▫ Toen deed ik pogingen om oover Hull te gaan, met de Batavier lijn, of de Holland Amerika - totdat ik bericht kreeg van Cook, dat de Prins Hendrik klaar lag. De oovertocht was het allerergste van de gansche reis. Het scheen mij | |
[pagina 1567]
| |
aant.
Zondag hadden wij weer een séance, en ♁ gaf schoone dingen. Zooals de parabel van het woestijnzand waarin de wind speelt. | |
maandag 5 februariNog steeds eeven fel koud. Gisteren was het 6o Fahrenheit. ▫ Donderdag was ik in Haarlem en reed op schaatsen naar Amsterdam terug, oover de ringvaart. Maar het ging slecht, ik had teegenwind, was moe en viel herhaalde malen. Ik dacht in 't vervolg te moeten opgeeven. ▫ Maar gisteren, Zondag 4 Februari, heb ik weer een heerlijken tocht gemaakt oover Weesp, Muiden en Naarden. Het ging goed en ik was er door opgewekt. 's Avonds gaf een heet bad heerlijke rust. Het is ooverigens een vreesselijke, kritische tijd. Met de koude gaat samen gebrek aan brandstof, aan koolen en petroleum. Bij mijn oude moeder was niets meer in huis, en zij moest van ons leenen. ▫ Ik sta angsten uit of zij deeze koude tijd nog goed dóór zal koomen. Daarbij worden onze graanscheepen getorpedeerd, en dreigt de geweetenlooze duikboot oorlog. Amerika heeft eindelijk gehandeld en de betrekkingen verbrooken. Nu moet het toch kritiek worden in Duitschland. Zaterdag hadden wij een lange, mooye séance, en kreegen de wonderbare parabel van het woestijnzand nu geheel uitgewerkt. Het is een allermerkwaardigst stuk. In zich zelf, door zijn grootschen inhoud, al evidentie genoeg. Wie zou dit kunnen nabootsen! | |
dinsdag 6 februariNog steeds felle vorst. Van morgen 8o Fahrenheit. Strakke onbewolkte lucht. N. wind. ▫ De toestand blijft nijpend, maar ik voel tamelijk veerkrachtig en wij doen allen wat wij kunnen. Vooral gaf het mij een zeekere rust dat er op Walden een massa hout staat dat tot brandstof kan dienen. | |
[pagina 1568]
| |
Er wordt nu voortdurend gehakt en gezaagd. Moeder krijgt een kacheltje er bij, zoodat zij het dan ten minste warm zal krijgen. Wij stooken nu nog maar in één kamer en in de gang, zoolang het hout strekt, en 's nachts antraciet om het vuur aan te houden. ▫ Petroleum is niet meer te krijgen. Ook zijn wij op broodrantsoen gesteld. Maar het koude weer heeft toch een zeeker opwekkend vermoogen. Vooral als het weêr stil en zonnig is. Gister avond was ik bij Louis Bouwmeester, met Roelvink, om het Skelet te bespreeken. Zij toonden zich er zeer mee ingenoomen. ‘Een prachtig stuk’ zei Roelvink, en de oude acteur, jong en leevendig nog, had er plezier in. Onder ons gesprek hoorden wij gejoel buiten, en naar buiten ziend zagen wij de Leidsche straat vol menschen. Duizenden. Met banieren en borden ‘teegen de duurte’. Ze konden ook wel zeggen: ‘teegen de koude’. Of wel in Berlijn gaan demonstreeren. Het arme volk lijdt ooveral. En in Duitschland wel het meest. ▫ Het is als een straf des heemels, deeze barre koude, dit onverbiddelijk strakke weer. ▫ Ik dacht aan de parabel van Jezus, aan de ‘adem Gods’ die ‘koud en stijf’ werd, met een geluid als van ‘de leeuwen die hier woedend rondloopen’. En de hoogmoedigen die Gods heerschappij willen bestrijden, en de neederigen die er door in verdrukking koomen. Het vriendje met het stemmetje. | |
vrijdag 9 februariOnveranderlijk, felle vorst. ▫ Ik hak hout op Walden, om te stooken. We zullen het daarmee moeten rekken tot het gaat dooyen. En hoe lang kan dat nog duuren! ▫ In de couranten niets als ellende. Honger oproertjes ooveral, gezonken scheepen, koolen nood, strenge koude. Het wordt wel, zooals het op de séance heette, ‘algemeene verschrikking’. Eergisteren reed ik nog schaatsen op de Ankeveensche plassen. Bond op bij 't huisje van moeder en kwam daar weer terug. ▫ Moeder heeft het nu ten minste warm. Het was prachtig, op 't ijs. Ik hoor niets uit den Haag, ik denk dat ze in Berlijn het effect van hun duikbooten moordenarij willen afwachten. | |
[pagina 1569]
| |
aant.
Gisteren séance bij Welters, op het boovenhuisje. Wonderlijke mengeling van leelijke, burgerlijke en verheeven, grootsche indrukken. Omtrent mijn politiek werk, mijn vreedes-bemoeyingen, werd gezegd: ‘Wij zien méér licht’. ▫ De houding van Amerika werd door + niet bewonderd. Hij vond het geen krachtige houding. Als Amerika voor het recht op komt dan had het dit terstond moeten doen, na de Lusitania-moord. Ik corrigeerde de proeven van het ‘Skelet’. | |
donderdag 15 februariMooi, stil zonnig weer. 's Nachts nog vorst. ▫ Gisteren morgen was ik weer diep gedeprimeerd. Ik had een slechte avond in Amsterdam gehad. Ik at bij de de Jongs en had een gesprek met Jan Sol en zijn vrouw, die gereegeld samen séances houden. Onze vrienden hadden gezegd dat ze zich manifesteeren zouden, en hun teeken geeven. ▫ De séances bij Sol hebben plaats door het houten kruis dat ze met hun vieren vasthouden. Wat ik er van las, leek mij niet slecht. De sfeer was goed, maar ik vertrouwde den ‘Beschermgeest’ Johan toch niet. De manifestaties van haar zuster scheenen wel echt. ▫ Ik beproefde mevrouw Sol te laten schrijven en ze kreeg de zinnen God is goed en groot
God is groot en goed
Dit was in zeekeren zin een teleurstelling. Zooiets kan men altijd zeggen, zonder dat het evidentie geeft. Ik was daardoor weer twijfelend en zeer ongelukkig door allerlei zorgen. Maar gister avond klaarde het op. Mijn moeder was beeter en kwam weer bij ons eeten. Ik had zelfs den moed aan een herhaling van mijn reis, en een bezoek aan Parijs te denken. Van morgen een brief van Sol, dat zich nu de beschermgeest van Frederik van Eeden had gemanifesteerd. Maar geen enkel bewijs er bij. Dit is droevig. | |
[pagina 1570]
| |
aant.
We hadden een séance, die aanving met twijfel. Het is die twijfel die terstond omlaag haalt. Er was alle reeden tot twijfel. Het was alsof wij voor den mal gehouden werden. Er werd gezegd: ‘Wij zagen alles’ - (op de séance bij Sol). Maar het flauwste bewijs dat ze werkelijk iets gezien hadden, ontbrak. ▫ Nu kan ik nog steeds wel aanneemen dat er een verklaring is voor die zonderlinge onwaarschijnlijkheid - maar daarvoor is veel goede wil noodig, al te veel. Zoodat het goed-geloovigheid zou worden. ▫ En dat is het tergende, dat als de twijfel gegrond is, en de meening dat we op de een of andere manier bedroogen worden, juist is, - dan kunnen we voor niemand gelijk krijgen. We kunnen niet zeggen: nu is onze twijfel toch gerechtvaardigd, nu zijt ge toch ontmaskerd, nu was ons wantrouwen toch gegrond - want .... dan hebben we met fantasieën te doen en niet met weezens die ons gelijk moeten geeven. Dan hebben we ons zelven bedroogen en vinden geen houvast hoegenaamd. Ik sprak Zaterdag in den Haag en logeerde bij Tine. 's Ochtends bezoek van van Eysden die Torribio een jaar wou uitstellen, wat ik weigerde. Zondag middag sprak ik in Diligentia en oopenbaarde de zevenvoudige ontwikkeling en mijn tien gebooden, die ik 's morgens had opgeschreeven. | |
zaterdag 24 februariStil, neevelig dooi-weer. ▫ Ik sprak Woensdag weer in den Haag voor de remonstranten. Het was een groote kerk, en geheel vol. Er waren 1200 menschen. Ik voelde zelf bijna geïmponeerd door zulk een teeken van populariteit. Het was de derde voordracht in den Haag in één week. Die in Diligentia was de minst aangename, omdat er reclame en hooge entreegelden bij waren. ▫ Ik spreek liever voor een publiek als dat in de kerk. Den volgenden dag sprak ik voor de protestanten bond, ook in een kerk/ te Schiedam. Ook geheel vol. ▫ Ik sprak er goed, oover ‘de nieuwe Menschheid’. Mijn tien gebooden, de zeeven stadiën en de anti-these. ▫ Ik logeerde weer bij Tine de Kruyff. Vrijdag ging ik naar Noordwijk en huurde kamers voor ons, voor Juli. ▫ Het was grijs en stil in Noordwijk. Maar wel dierbaar. Ik liep naar Piet-Gijzenburg. Morgen moet ik in Amsterdam spreeken, waar ik teegen op zie. Er zijn zeeven Hollandsche scheepen getorpedeerd. Zullen wij ons dat alles nu nog laten welgevallen? | |
[pagina 1571]
| |
Ik was Donderdag morgen bij Loudon, en vroeg hem of hij mij raadde naar Dr Rosen te gaan. Ik ging toen, op zijn raad, ook inderdaad. Ik bleef bij Rosen lunchen en maakte kennis met zijn vrouw en zoon. ▫ Het was somber en navrant, de vrouw is een Engelsche, en de zoon moet nu in 't Duitsche leeger strijden teegen zijn Engelsche verwanten. ▫ De vrouw zag moe en droevig. Ze liet ons spoedig alleen. De zoon was student in Oxford geweest. Er was iets pijnlijks ook in de situatie van den Gezant, die zijn regeering moest verdeedigen en dat ook met veel ijver deed - maar moeite had zijn eigen beeter inzichten te ooverwinnen. ▫ Niet te verbergen - want hij sprak niet onwaarheid - maar nu en dan kwamen er toch teegenstrijdigheeden, en bleek zijn eigen gezindheid anders dan die van zijn regeering. ▫ Hij begon met te zeggen dat hij mij niet geroepen had omdat de bootdienst tusschen Engeland en Holland toch gestaakt was. Maar dat was een smoesje. Men had hem blijkbaar van Berlijn geschreeven dat men van plan was eerst Engeland door de duikbooten toegeevender te maken. Wat ik hem zeide te zijn een onverstandige verwachting. ▫ Drie uuren lang heb ik met hem gepraat. Ik bedwing mij zeer, en zeg niets wat hem krenken kan. Maar het is moeyelijk. | |
vrijdag 2 maartKoel en stil. ▫ Zondag sprak ik voor de Vrije Gemeente in Amsterdam. Ook zeer vol, en ik kreeg meenige dankbetuiging. Ik sprak oover het socialisme. Woensdag sprak ik in Hilversum, wandelde heen en terug, in den maannacht door 't bosch. Bij de leezing moesten veelen worden teruggeweezen. Donderdag avond sprak ik in Lochem, en was de gast van den ouden Rotterdammer patriciër Crooswijk, die zijn jaren nu eenzaam slijt in een groot huis in Lochem. Zijn vrouw liep op 63-jarigen leeftijd van hem weg. Zijn dochters verlieten hem en laten hem alleen. Hij noemde zijn leeven droevig en mislukt, alleen de godsdienst hield hem nog op. Hij heeft zoo kleine baantjes, secretaris van 't Nut, en zoo. Hij is een type. Zeer rijk geweest en nog met sterk standsgevoel. ▫ En hij heeft bizonder sterk het typische van den Hollandschen vrijzinnigen maar zich voor godsdienstig houdenden burgerheer, den liberaal van S. van Houten, die schuchter zich vóór braafheid en deugd erkent, en toch nog wel eens grove uien tapt en geducht van lekker en fijn eeten en drinken houdt. Navrant waren zijn naïeve poogingen om te doen zien hoe hij toch ook geletterd was en niet | |
[pagina 1572]
| |
zoo erg schuchter en prozaïsch. Voor mij een pijnlijk gezelschap, omdat zulke heeren niet eenvoudig zijn. Van morgen was ik drie uuren in Zutphen en zag de stad en de kerk. Ik verheugde mij er oover dat deeze kerk ten minste goed onderhouden werd en niet zoo schandelijk bedorven als veele protestantsche kerken. Ik zag de teekening van de plattegrond in de vorm van een mensch, en de plaats van de preekstoel oovereen koomend met de plaats van het hart, onder de linkerarm. Want de godsdienst moet uit het hart koomen, niet uit het hoofd. ▫ Ook trof mij de oude oopenbare leeszaal, met de prachtige incunabelen, een uniek instituut in ons land. ▫ Ik zag het stille, vreedsame stadje, aan de blanke rivier, waarin de Berkel stroomde als zij-rivier, en het was prachtig, en mijn hart vervuld van de vroomheid der Kerk bouwers. ▫ Ach, wat zijn wij van hen afgeweeken. Ik sprak zeer goed in Lochem, beeter dan in Hilversum. Fijn en zuiver. ▫ Maar op 't effect heeft dat weinig invloed. Dat was in Hilversum eeven groot. Bij Crooswijk waren aan 't souper Ds Vermaas en zijn vrouw, die al zeer weinig van een dominee had, en vrij los in den mond was. Maar daarom toch nog wel ernstig. | |
zondag 4 maartKoude O. wind. ▫ Ik ben zeer belemmerd door het heengaan van Holdert, mijn secretaris. Het ging nu juist zoo goed, en ik mis hem deerlijk. Hij is zoo vaag en wispelturig, onderheevig aan stemmingen. Gister weer séance. En ik werd nu, bij herleezing van het voorig verslag, geheel met hen verzoend en vertrouwd. Maar ik vrees toch steeds dat wij teleurgesteld zullen worden, ten opzichte van den helper. En toch heb ik zooveel van hen geleerd. Wat is het alles wonderbaar en onzeeker. Een belangrijke zaak is het wel onderscheiden van ziel, geest en lichaam. ▫ Het lichaam is de beschutting van de ziel, de geest is de middelaar tusschen ziel en lichaam. ▫ De ziel is het goddelijke, tijdelooze en werkelijke in ons. De geest is in den tijd, en een dienaar van de ziel. Alle gevoel is ziel, alle verstandswerk is geest. ▫ Als het lichaam afsterft, blijft de geest bij de ziel. ▫ De ziel kan nooit direct op het lichaam werken, alleen door middel van den geest. De geest is het weeten, de ziel het zijn. Alle verdooling ontstaat door het zich losmaken van den geest van de ziel. ▫ Ook alle decadence in kunst, | |
[pagina 1573]
| |
alle hoogmoed-zonde. ▫ Ook de ziel weet, maar door den geest. De ziel moet heerschen, geest en lichaam moeten dienen. Duitschland heeft zich hoopeloos geblameerd door het complot teegen Amerika. ▫ Ik nam mij voor krachtiger teegen den gezant op te treeden en met geheele publicatie te dreigen. | |
donderdag 8 maartSteeds koude, Noorder-storm, sneeuw, bevrooren grond. Het gras ziet als verschroeid, bruin en vaal. Dit zal de ellende nog verhoogen, want er kan nog niet gezaaid worden en niets kan groeyen. Door het ongerief kan ik weinig of niet werken. Ik moet hout hakken, en brandstof sparen - En de leezingen verstooren mijn arbeid. ▫ Toch ben ik niet zeer gedeprimeerd, ondanks de sombere tijden. Ik heb 1916 nog niet gerecapituleerd. Maar voor dit jaar heb ik de opgave van het derde deel van Sirius (als het vreede is) en het nieuwe gedicht dat ik telkens wat duidelijker hoor. ▫ Kleine lyriek komt niet. Maar het versje ‘de eerste glimlach’ slaat steeds het diepste in, en 't is toch nagenoeg het laatste wat ik maakte, bijna acht jaar geleeden. ▫ Ik vond ook Schijn en Weezen III goed. ▫ Het boek oover Jezus komt dan. De stof er voor ligt gereed. ▫ Een nieuw drama komt zeeker niet eer Minnestral gespeeld is. Voor het nieuwe heb ik nog geen naam. Ik dacht aan Livarda (Livarda, dijne boete is om!). Het moet de versvorm hebben van de ‘eerste glimlach’ maar een episch verhaal vormen, dat zich op één avond zeggen laat. Ik moet ook een zesden bundel studies gereed maken. Verleeden jaar verscheen niet veel van me. Kabir, en de brieven van generzijds II. Vertalingen en herdrukken. Alleen ‘het Skelet’ werd voltooid, als oorspronkelijk werk. ▫ En ik hield veel leezingen of liever toespraken. Oover Leeven na sterven, Het zuivere socialisme, de Nieuwe menschheid, Oostersche en Westersche wijsheid, de Kleine Johannes. | |
zaterdag 10 maartNog steeds koud, maar stil. Ik sprak gisteren avond in Schagen. Een oud plaatsje in N. Holland, bekend in de West-friesche geschiedenis. Er zijn nog twee toorens van een oud slot. De kerk is onlangs verbrand en weer opgebouwd in zeer goeden Hollandschen stijl. ▫ De menschen heeten er waereldsch en materialistisch. Ik voelde het. ▫ Ik logeerde bij de familie Mei- | |
[pagina 1574]
| |
huizen, den kantonrechter. Drie kinderen, meisjes. De vrouw hupsch en leevendig, een fraai, modern huis. Mijn hart slaat soms vreemd. Ik denk dan dat ik wel aan een hart-euvel bezwijken zal, iets waar ik niet erg bevreesd voor ben. Liever dan de meeste andere ziekten. | |
zondag 11 maartDe eerste voorjaarsdag. Van nacht reegende het een weinig, en om negen uur werd het zoel. ▫ Ik fietste naar Blaricum en had een gesprek met Brouwer en de Winter. We spraken oover de gebrooken vriendschappen, Brouwer en Henriëtte Roll, Borel en ik. Ook oover de omkeerbare en niet omkeerbare processen, oover de entropie en de inspiratie die plotseling de entropie weer verdrijft en doet omkeeren. Ik zei Brouwer dat mijn vriendschap voor hem er onder leed dat hij zoo weinig zeeker was van zijn discretie en stilzwijgendheid. Men kan niet een vol gemoed bij een vriend uitstorten als men vreezen moet dat het weer verder gaat. ▫ Ik begreep echter zeer goed zijn gevoel dat die stilzwijgendheid eigenlijk een inferieure deugd is, niet noodig in een ideale gemeenschap. Ik voelde dat zelf heel vaak. De Winter zag er goed uit. Hij moet mooye dingen maken, volgens Brouwer. ▫ Wij waren allen zeer verheugd door het voorjaarsweer. Ik zelf was echter stil en ernstig. Ik las het ‘Pneumat-energetisch monisme’ van F. Ortt. | |
vrijdag 16 maartGisteren nog vorst. ▫ Heeden het eerste bericht van de revolutie in Rusland. ▫ Welk een zeegen. Nu komt er eindelijk klaarheid in den toestand. Ik vreesde steeds dat de autokraten van Rusland en Duitschland gemeene zaak zouden maken. ▫ Nu is Duitschland nog het eenige land dat de reactie steunt - en de gansche waereld heeft het teegen zich. Ook de twee groote republieken Amerika en China. Nu is het groote pleit der democratie zoo goed als beslist. Maandag sprak ik in Nieuwe Niedorp en logeerde er bij Ds Schermerhorn, met wien ik vroeger wel debatteerde. Een fanatieke dienst-weigeraar en geheel-onthouder. West-Fries, niet musisch, met een predikanten stem. | |
[pagina 1575]
| |
aant.
Dinsdag doorkruiste ik Nederland per spoor en was een uur stil in Zwolle, doch verzuimde de kerken te zien, omdat ik te lang aan 't eeten bleef. Dat speet me. In Dalen waar ik 's avonds sprak was het primitief en moest ik in een hotelletje logeeren. Het was er erg gehoorig en er kwamen gasten naast mij logeeren die tot laat discussies voerden oover mijn reede. Ik had oover Leeven na sterven gesprooken, en mijn buuren verhaalden elkaar natuurlijk spookgeschiedenissen. Het was of ze in mijn kamer praatten. Eindelijk werd ik ongeduldig en bonsde teegen 't beschot. Doodelijke stilte en toen ‘ben je erg geschrikt?’ ‘wil je een glas water?’ ▫ Ik ga daar niet meer spreeken. Woensdag avond sprak ik in Winterswijk en nu haalde ik in Zwolle mijn schade in en zag de fraaie ‘hallen-kerk’ de St Michiel, en de katholieke hoofdkerk met de gekleurde ramen. De Sint Michael heeft zijbeuken, eeven hoog als het middenschip wat zeer ruim en imposant staat, maar te groote druk op de muuren geeft. ▫ De Katholieke kerk had veel leelijke moderne beelden en versieringen, maar toch was het altaar-gedeelte zeer mooi. In Winterswijk logeerde ik bij den directeur der H.B.S. Landman. Een ongehuwd man in een saai huis. Dat is altijd navrant. Maar het was toch alles goed. Mij interesseerde zeer de resultaten van een booring daar in Winterswijk waar men niet alleen steenkool, maar een dikke laag klipzout heeft aangeboord. Op duizend meeter diepte, en de laag honderde meeters dik. ▫ Ik zag het opgedolven zout en de zandsteenlagen, en dacht oover de aeonen noodig om ze te doen ontstaan. We bezochten 's avonds een oud academie kennis van me, Koch. Hij vertelde van zijn reis in Nieuw Guinea, en van de papoea's. Hoe die hun jongens in de puberteitsjaren opsluiten en van vrouwen weg houden. En hoe ze ook na het huwelijk gescheiden leeven, mannen en vrouwen ieder in een apart huis. De vrouw van Koch had Monnier Harper gekend. In den trein las ik ‘de geest van China’ uit. | |
[pagina 1576]
| |
zoo mooi voor heeft gestaan. Ik trachtte tot zijn ziel door te dringen, maar dat gelukte niet. ▫ Ik beloofde niettemin toch geduld te hebben. Hij wees mijn hulp niet af, maar beweerde dat elke vaststelling van eischen door Duitschland op dit oogenblik den oorlog zou verlengen. ▫ Ik noenmaalde bij Loudon, en voelde als altijd weer de verligting bij eedele menschen te zijn, met vrijen geest.
Gisteren weer séance. ♁ was beminnelijk en liefdevol als altijd. De vrienden hielden vol, dat alles ging zooals zij het wenschten, met den helper. En dit is toch de laatste week van de door hen opgegeeven tijd. Hoe vreemd is dat alles. Ik heb veel teegenspoed met mijn tooneelstukken. Nu wil Roelvink weer niet. | |
zondag 25 maartNog steeds koud. Het is een late, barre lente. Het vroor de laatste nachten nog hard. En er viel sneeuw. Op Walden wordt echter nu druk gewerkt. Ook door soldaten, die hierachter in kwartier liggen. Ik sprak den 19e, Maandag, in den Haag, voor Oefening kweekt Kennis. Het was vol en ik sprak oover ‘de Broeders’. ▫ Ik heb nu in den Haag deezen winter wel zes maal gesprooken en steeds volle zalen gehad. De Duitsche gezant was er ook, met zijn vrouw. De laatste zei dat ze nooit zoo mooi een taal had hooren spreeken. Ze beweerden het geheel te kunnen volgen. Ik lunchte bij Loudon. Hij was vrijer, aardiger, makkelijker in zijn houding dan ooit. Ik kon mij begrijpen hoe bemind hij was als knaap, Johnny. Ik bemerkte hoe hij in groote moeyelijkheeden zit, door het dolzinnig gedrag der Duitschers. ▫ Maar voor Cort van der Linden heeft hij nog denzelfden eerbied. Woensdag sprak ik in Eindhoven, en logeerde bij de familie Haansbergen, sigarenfabriekant. Eindhoven is een zeer bloeyende plaats, waar de fabriekanten prachtige huizen bouwen. Philips is er de machtigste, met zijn 3500 werklieden. ▫ Ik zag de nieuwe katholieke kerk, door den ouden Cuypers gebouwd. Een groot gebouw, maar er ontbrak toch ziel aan, al volgde het goede modellen. ▫ Ik zag ook de sigaren fabriek. ▫ Na de toespraak kwamen nog een paar vrienden napraten. Een belgisch schilder Alfons Blomme. Een sympathiek en grappig type, uit Roesselaere. | |
[pagina 1577]
| |
De groote revolutie schijnt voltooid, en de nieuwe orde schijnt stand te zullen houden. Misschien wordt het wel een republiek. Dat zou prachtig zijn. ▫ Nu is Duitschland het achterlijkste groote volk van de waereld. En het is een natie van misdadigers, van moordenaars en vernielers geworden. Ik kreeg een zeer goede brochure van Fanoy, die de rechte oorzaken peilt - en het valsche Kristendom aanwijst als de schuld. ▫ In Rusland verklaart nu de Heilige Synode dat de revolutie een godgevallig werk is geweest. Hier komt de kerk weer achteraan hinken. | |
maandag 26 maartDooi-weer, vochtig graauw en kil. 40o. ▫ Broertje jarig. De kinderen zijn nu weer gezond en zullen spoedig weer naar school gaan. Maar ik zelf ben nu weer in de echte, sombere Walden-stemming. Ik slaap veel en goed. Acht uuren aaneen. Maar ik voel mijn hart nog en er is de twijfel, de verantwoordelijkheid voor de menschen hier, het gebrek aan brandstof, de slechte berichten. Bouwmeester weigert nu in mijn stuk te speelen, opgestookt door Roelvink, omdat er een onhebbelijk stukje in de Groene heeft gestaan, dat er buiten mijn voorkennis en zonder mijn goedvinden in gekoomen is. Mevrouw Welters schreef een kleingeestige booze brief, en wij voelden dat het op die wijze niet gaan kan. Ik heb het koud en voel geen energie meer. Ik las gisteren het reis-verhaal in N. Guinéa, oover de Papoea's. | |
dinsdag 27 maartN.O. wind - maar wat zon. ▫ Gister het ouderwetsche ganzebord gespeeld met de kinderen. De papoea's interesseeren mij zeer, zooals ook de menschapen mij interesseeren. Hun leeven dat al eeuwen en eeuwen zoo voortgezet is - hun kinderlijkheid, vroolijkheid en blijmoedigheid, hun kracht en handigheid - en dan hun ongevoeligheid, - wat is dat alles leerrijk en merkwaardig. Het zijn eigenlijk weezens van vóór het paradijs, of liever vóór den zondenval, want ook de schaamte kennen ze niet of nauwelijks. ▫ Daarom is ook de weetenschappelijke belangstelling in hen zoo groot. | |
[pagina 1578]
| |
geeten in een duur restaurant en onder mijn reede voelde ik mij verlaten en verward. Met moeite kwam ik weer op dreef. Ik was zeer ontevreeden op mezelf. En gisteren kwam bericht dat Bertha zich niet meer beschikbaar stelt. Dus zijn we van onze vrienden afgesneeden, nog eer de twijfel geheel is vernietigd. Het is een droeve tijd. Mijn arme lieve vrouw is er zoo bedroefd onder. Ze schreide in den nacht. Het was voor haar zulk een steun. En wij weeten niet hoe we op nieuw contact zullen krijgen. ▫ Van de ‘helpers’ bemerken wij nog niets. Wat is het alles vreemd en raadselig. | |
2 aprilZonnig, koud weer, nachtvorst. ▫ Ik zit in de hut en kom langsaam tot meer rust. Ik lees Omar al Raschid, das Hohe Ziel der Erkenntniss. Met onze séances zal het wel ten einde zijn. Ik voel ondanks al het mooye wat wij daar kreegen, dat er toch in mij een Waarheid is, die hooger gezag heeft. ▫ Die ‘vrienden’ waren beminnelijk en gaven ons veel, maar ik voelde toch juist, toen ik als vrij zeeker wist dat hun beloften niet verweezenlijkt zouden worden. Ze gaven ons geen bewijs van hun identiteit, van de waarheid van hun bestaan en hun verzeekeringen. Wat en wie zij zijn? - Ik weet het niet. Het zijn geestelijke eenheden, maar of zij een bestaan hebben, vrij en onafhankelijk en precies zoo als zij het ons zeiden - dat blijft onzeeker. Het is een ontzachlijk raadsel. ▫ Maar mijn geloof en vertrouwen in de waarheid en in Gods Liefde en hulp is niet verzwakt. | |
4 aprilGuur, buyig weer. ▫ Gisteren, bij mijn verjaardag, waren er Jaap de Haan, Henriëtte Roll, Moeder, zuster Obbes en Gerda Holdert. Truida is droevig door 't gemis van onze vrienden. Ik ben ook bedroefd, maar voorzag het. ▫ Ik houd vast en vertrouw op den Vader. Wilson hield een prachtige reede, de mooiste die ik van een leevend staatsman hoorde of las. Nu zal het pleit wel spoedig beslecht worden. | |
[pagina 1579]
| |
aant.
Ik ging 's avonds nog naar Noordwijk. Daar was het heerlijk, den volgenden morgen. Een stille, koele, zonnige morgen. De zee vlak en blank, de lucht verkwikkend, de bloemen in knop op de bloemvelden en in de tuinen. ▫ Ik verkreeg toen een buitengewoone sereeniteit. O hoe kalm is Het! Hoe verheeven! ▫ Ik kreeg de gedachte, die mij niet geheel vreemd was, dat het toch wel waar is dat mijn Zelfbesef is het hoogste besef, dat zich tijdelijk, vrijwillig in mij heeft geïncarneerd, uit lust om te lijden en dan van lijden weer tot zaligheid te koomen. Een daad die wel gelijkt op hetgeen ik satan tot Jezus laat zeggen, uit welverwarmde kamer stappen in een ijskoud douchebad. ▫ Het raadsel, dat dit dan juist mij zou gelden, mij, de nietige worm op een kleine planeet, wordt oplosbaar gemaakt door de gedachte aan de oneindigheid - wie oneindig veel tijd heeft kan zich veroorloven ook de allergeringste/ het allernietigste te bezoeken. ▫ Ik heb den tijd - ik kan afdalen in de duisterste diepte, vrijwillig, om de grootste jammer en ellende te ondergaan, want ik kom weer terug tot het tijdelooze en vind dan alles vereenigd, en daardoor schooner en zaliger. ▫ Ik geloof nu ook dat dit gevoel uniek is, in het gansche Heelal. Er kan niemand voelen wat ik gevoel. En het Heelal bestaat niet zonder dit gevoel van mij. ▫ Deeze gedachte, die den schijn kan hebben van grootheidswaan, zooals die van den krankzinnige die zichzelven voor God houdt, en toch beedelt om een sigaar - deze gedachte gaf een wonderbare rust en vreede. ▫ Ik ben de Vader zelf, in een vrijwillige ballingschap. En ik heb den tijd. Al mijn lijden is vrijwillig en niet anders dan de ligte smart, die niet meer is dan ooverwonnen angst en moeite, van een gezonde man die een koud bad neemt. Het is een weinig onaangenaam, maar toch weer aangenaam, als de reactie volgt. ▫ Zoo is ook mijn leed, ik wil het en het dient mij tot grooter zaligheid. Het moet er zijn, omdat ik anders de vreugde ook niet zou kennen, omdat de volmaaktheid niet kan zijn zonder de uiterste ellende. ▫ Ik gevoel dat ik de troost alleen in mij zelven kan vinden, en wel langs deezen weg, Tao. Neen, niet eens Tao - ook niet de Vader - dat zijn gedachten die van buiten af koomen - in mij alleen, in mijn eigen weezen moet ik den troost en de waarheid vinden. ▫ Zoo voelde ik ook alle verneedering, alle onwaardigheid als goed - hoe gering ik ook ben, ik heb den tijd, en voor wie geduld heeft is alle zaligheid bereikbaar. Ik bezocht de groote nieuwe Bavo-kerk in Haarlem. Een machtig gebouw. De Jezus beelden waren omhuld met violette sluyers. Om de Paasch- | |
[pagina 1580]
| |
aant.
Ik logeerde in pension Johanna, en bezocht Valerie. Ik bezocht ook van Hamel. Een geschil met hem, omdat hij zich teegen mijn republiekeinsche oovertuiging verzet. Hij ziet in mij alleen een ‘letterkundige’. Dat zal hem niet zoo glad zitten. De geldzorgen beginnen weer. | |
dinsdag 10 aprilSneeuw en hagel. Koud. ▫ Gister was ik met vrouw en kinderen in de katholieke kerk, die versierd was om de Paaschen. Hugo had er op aangedrongen. Hij moest ook de schilderijen van den kruisgang zien, en hij bekeek ze alle met groote aandacht en eerbiedig fluisteren. Hij vroeg of zij die Jezus kruissigden dan geen geloof in Hem hadden. ▫ Het was heel stil in de kerk, en mooi. De zon scheen op het altaar en de bloemen. De gedachte kwam in mij op of ik de kinderen niet zelf zou kunnen doopen, in die kerk. ▫ Onze vrienden hechten veel aan den doop, en zeiden ook dat ik het wel doen kon. ▫ Maar van de priesters moet ik het niet hebben. Ik schreef oover Heyenbrock's schilderijen en oover Aletrino's Napoleon. | |
vrijdag 13 aprilNog buyig. ▫ Gisteren sprak ik in Utrecht voor een groote volle zaal. Mijn laatste toespraak van 't seizoen. Ik zag er weer teegen op en was somber gestemd. Maar het ging bizonder goed en ik voelde de hulp van Jezus en de vrienden. Dat wil zeggen dat ik onder het spreeken aan hen dacht en dan gesterkt werd en vrijmoediger en krachtiger sprak. ▫ Wij aten bij Christine Lebret, met de Winter en zijn vrouw. Het was er recht gezellig. De Winter schreef op, wat ♁ hem dicteerde, oover zijn kunst. ▫ Na de toespraak was de heele waereld voor mij veranderd. Ik was gerust en gelukkig. Ik verheugde me oover de toespraken van Walter H. Page en Lloyd | |
[pagina 1581]
| |
George/ gewisseld aan een lunch in de American Club. Beiden spraken voortreffelijk, zonder phrasen, naar mijn hart. En ik vond het aardig te denken dat het beiden vrienden van mij zijn. ▫ Maar het ergerde me een weinig dat ik zoo weinig mee kan doen, en deelnemen aan den grooten strijd. Ik voel mij nu als Amerikaan, en zit hier in dit lakse neutrale land. En mijn taak, waartoe ik geroepen scheen, vordert niet. Ik hoor nog niets van Rosen. Ze moeten blijkbaar nog harder klappen hebben. | |
zondag 15 aprilEindelijk wat zachter. ▫ Ik was Vrijdag bij Brouwer en bij Betsy. Vandaag kreeg mijn vrouw een zeer grove beleedigende brief van moeder Welters, die in haar ijdelheid gekwetst is. Ik heb steeds mij verwonderd dat wij zulk een onderzoek konden uitvoeren en voortzetten, met zulk een mal, ijdel, hartstochtelijk mensch als meedewerkster. En toch is zij de aanleiding en de drijvende kracht geweest. Hoe vaak is er in mijn leeven actieve invloed op mij uitgeoefend door malle en slechte menschen. Bertha Zimmerman, Reens, Emons, Else Otten, Etha Fles, - en nu weer Henriëtte Roll/die mij ook in haar kleinheid teegenstaat. En ook Borel heeft me tot allerlei gebracht, ondanks zijn slap en vies karakter. En hoe weinig waarlijk eedele en hoogstaande menschen kon ik om mij groepeeren. Hoe weinigen vond ik er in mijn studenten tijd. Wat vuile en onoprechte menschen had ik om mij heen. Welk een verdorvenheid in Kloos, van der Goes, van Deyssel! Hoe zwak waren de vrouwen, hoe klein en onbeschaafd de mannen. | |
maandag 16 aprilDe verjaardag van mijn lieve vrouw. De jongens en ik met geschenken aan haar bed. Het weer zonnig. In de bladen het bericht dat Oostenrijk aan Rusland vreede aanbiedt. Dit is natuurlijk een onoprechte streek, want als de Centralen vreede wilden zouden ze Rosen niet verbooden hebben mijn voorstel te aanvaarden. Ze willen eenvoudig het verbond der Geällieerden verzwakken, om Engeland te kunnen weerstaan. | |
[pagina 1582]
| |
hout, Borel - allen moesten weer oover den heekel gehaald. Hij geniet in het wroeten in zielen, die van anderen en ook van hemzelven. Men kan het hem niet euvel duiden, en toch is het niet mooi, niet waardig. Hoeveel noobeler is toch de houding van ♁ en onze vrienden. Die spreeken nooit kwaad, van niemand. Ik voel mijzelven zeer onwaardig en gering. Ik ben moe van mijzelven en mijn gebreeken. Hoelang worstel ik nu met dit onwaardige weezen, waarmee ik opgescheept zit. Truida kreeg een lieve brief van Romain Rolland. | |
woensdag 18 aprilSneeuw. ▫ Gister bezocht ik Hans in zijn nieuwe wooning. Morgen trouwt hij. Er schijnt nu toch een groote omkeer in mij te gebeuren. Ik ben zeer weemoedig. Maar ik wil waardig zijn. Ik zoek de waardigheid, en de vreugde die alleen voortkomt uit een waardige wijze en houding. Alsof ik tot beeter besef kom van de schoonheid mijner ziel. | |
vrijdag 20 aprilNog altijd is het koud en buyig. De wind blijft gieren door de struiken voor mijn hut. Gisteren trouwde Hans. Er was een feestmaal bij Martha. Truida was er ook. Het is altijd penible, een trouwpartij, van begin tot eind. Maar Hans was recht vroolijk. Ik corrigeer de proeven van ‘de Wassende Maan’. Het verbaast mij, zoo teer en fijn als het is. Die zoo uiterst eenvoudige proza-gedichtjes. Ik vertaalde ze zoo onder de hand, vlotweg. Bijna zonder te beseffen hoe mooi en teer het was. Er is zoo iets zeldsaams in dat eenvoudige Indische dorpsleeven, door enkele trekjes scherp geteekend, en daarbij de verfijning van cultuur. Het is tegelijk primitief en hoogbeschaafd. Waar vindt men nog zooiets, elders op de waereld. Ik schreef aan een gedicht. Ik zette er den naam Livarda booven. Het bevreedigde me. Het wordt vol gebeuren, maar ik weet er nog niets van. Het komt geheel zonder voorafgaand ooverleg. Ik maak het van reegel op reegel, en weet niets vooruit. Voor mijzelven eeven verrassend als voor den leezer. | |
[pagina 1583]
| |
zaterdag 21 aprilKoud en stormachtig. ▫ Gisteravond was de Winter bij ons. Ik vond het aangenaam. Hij is een van de weinige mystiek aangelegden die ik vertrouw, ondanks zijn gebrekkige cultuur. Ik houd van hem, en hij sprak zeer hartelijk teegen mij. Hij liet zich door ♁ dicteeren en wat er kwam was wel niet evidentieel, maar toch ook niet het teegendeel. Merkwaardig genoeg. Ik schreef aan Romain Rolland dat een tweede reis in 't oorlogsland voor mij zou klinken als een doodvonnis. ▫ Van morgen kwam de brief van Bjerre waarin hij oover die tweede reis spreekt. Vandaag kwam ook het verzoek van de Alg. Staatspartij, of ik een candidatuur voor de tweede kamer zou willen aanneemen. ▫ Het klonk mij als een grap. Ik weet wel dadelijk dat dit geen zaak is voor mij. Maar naderhand koomen er gedachten of ik toch niet iets goeds daar zou kunnen uitrichten. Ik zou er zeeker een ‘enfant terrible’ worden. En is dat niet soms gewenscht? ▫ Of heb ik hier te doen met gestreelde ijdelheid, met de voldoening van nu erkend te worden als een kracht in 't land? | |
maandag 23 aprilZonnig en stil, maar frisch. ▫ Gisteren concert in Amsterdam, van de zusters Roll. Ik at met Truida bij Jaap, die uitbundig dol en grappig was. ▫ Hij raadde mij de candidatuur wel aan te neemen. Het is een protestcandidatuur, en ik heb geen kans om gekoozen te worden. Des te beeter, dacht ik. Als ik het nu aanneem, ondanks mijn teegenzin, met het gevoel dat ik voldoe aan een opdracht ten gerieve van veel menschen, en met de kans het goede woord en de heilige Leer ook in een Parlement te willen brengen, dan heb ik er vreede mee. ▫ Ik vrees dat ik veele en verveelende uuren er aan zou moeten geeven, en veel onaangenaamheeden trotseeren. | |
[pagina 1584]
| |
vrijdag 27 aprilSteeds koud en grijs. ▫ Heeden zeer naargeestig, des morgens. Mijn oude tante Kee, Moeders eenigst<e> zuster, is gestorven. Nu is moeder de laatst oovergebleevene van dertien kinderen. Zij was zeer bedroefd. Op mij oefent het vooruitzicht van die Candidatuur denzelfden druk uit als dat van de reis naar Engeland. Ik vind het ellendig. In plaats van een ongestoord, productief buitenleeven, een herrie van vergaderingen, en als het lukt, dagen en weeken achtereen in een dompe vergaderzaal, in het antipathieke den Haag. ▫ Maar ik voel dat ik alleen bedanken zou, uit lafheid. En zoover is het nog niet met me. | |
zondag 29 aprilHeeden wat stiller en zachter. Gisteravond was het mooi weer. ▫ Gisteren séance. Er waren stoorende gemoedsaandoeningen. Een van ons die zich bitter beklaagde en zich beleedigd en gekrenkt voelde. Maar het was toch heerlijk weer van de vrienden te hooren. Hun bemoedigende woorden ook hun vermaning. + die zeide - geheel naar zijn aard - dat hij nog genoeg gevoel voor humor had, om ons te zeggen dat we ons voor hen schamen moesten. ▫ Wat mij het meest trof was de uitdrukking: geloof en vertrouwen in het ongeziene en onbewcezene. Dat is wat wij noodig hebben. ▫ Het verstand kan dat niet hebben, dat eischt bewijzen. Maar de ziel moet het hebben. En de vrees dat het misplaatst zou zijn behoeft ons niet te kwellen. Want de aard van het vertrouwen is teevens de veiligheid. Wie eerlijk en oprecht vertrouwt en gelooft komt nooit bedroogen uit, al schijnt het zoo. Want wie zulk een vertrouwen niet verdient kan er ook niets mee uitrichten. | |
dinsdag 1 meiGisteren kwam de lente, en vandaag is het geheel zoomer. De groene kleur der weiden is verrassend mooi, na het langduurige vaal. De kroosjes bloeien nog niet, de viooltjes wel. Er zijn nachtegalen te hooren en kikvorschen des avonds. Ik was gisteren op de begrafenis van mijn tante in Amersfoort. Het was ernstig en eenvoudig, niet naargeestig. De vrees voor den dood is nog maar gering in mij. Mooge die nog minder worden. Ik ben nu minder neerslachtig, en zie ook niet zoozeer op teegen die dreigende candidatuur. Ik begin nu te vermoeden dat ik, ook al word ik deeze maal | |
[pagina 1585]
| |
aant.
Er was een vergadering waarin ik van Hamel te lijf ging. Maar het wordt toch altijd anders als ik wilde. Er komt dan een soort verzoening die mij niet bevreedigt. Ik was ook bij Jaap, die uitbundig verheugd was oover een signifisch artikel van den Amerikaan Bowman. Van Hamel lapte hij aan zijn laars, omdat die hem geen professor maken wou. Zierikzee is door bommen getroffen. Een stomme Engelschman? of een perfide Duitscher? | |
zaterdag 5 meiGisteren en heeden mooi weer. Wij roeiden en zeilden met Remko, die Woensdag in functie trad. Gisteren plukte ik dotterbloemen achter Boekestein, met mijn lieve vrouw. Vandaag reeden wij met Moeder naar het melkhuisje en aten daar ons brood, met de kinderen. Het was zoomersch weer. Nu wordt het weer koeler en winderig. De kroosjes bloeien gelijktijdig met de perziken, de prunus pisardi en de peeren. Ik zie weer zeer op teegen Woensdag als ik spreeken moet voor de A.S.P. en mijn verkiezing. | |
maandag 7 meiZonnig, maar koel. ▫ Gisteren avond séance met een medium uit Utrecht, van Dorpe. Een fijn man met sympathiek gezicht, wat bleek en ziekelijk van teint. Hij schreef niet, en was ook niet geheel in trance. Hij hoorde en voelde de persoon, en gaf zijn woorden weer. Eerst sprak Truida's moeder, en toen, door haar ingeleid, de lieve Paul. Hij sprak Fransch. ‘Je vous adore mon père. Pourtant je vous adore’. ▫ Hij noemde de plaatsen Montreux en Berlin. ▫ Alles paste. Er was geen valsche noot. Geen woord kon argwaan wekken. Hij was het stellig. ▫ Ook zijn uitdrukking, toen ik vroeg naar iets wat hij en ik alleen wisten: ‘de liefde kan niet van één kant koomen.’ ▫ Het maakte mij gelukkig, en hem. Je le suis deux fois. | |
[pagina 1586]
| |
woensdag 9 meiSteeds koude wind, en zonnig. Ik ben vervuld van Paul, maar teevens neerslachtig en bekommerd. Ik zie heevig op teegen het spreeken heedenavond. Ik weet wel dat het zal gaan als andere avonden - maar dat weeten neemt het lijden niet weg. Mijn gevoeligheid is zoo groot. En mijn zelfvertrouwen is zwakker, omdat ik de situatie van machteloosheid ken, die soms oover mij komt. Het ‘je vous adore’ was mij zoo zoet. Ik was aan zijn graf van morgen, zooals vaak. De witte bloemen bloeyen er. Het zag er liefelijk. Met den oorlog gaat het nog slecht, zoo langsaam, onbeslissend. Hoe moet dat gaan teegen den winter. | |
zaterdag 12 meiVerjaardag van Hans. Ik was Maandag 7 Mei op een huldigingsfeest voor Verhaeren. Het was heel slecht. Rhetorische toespraken en verveelende liederen en malle vertooningen. Ik had gehoopt iets meer waardeering te leeren voor Verhaeren. Maar dat gelukte niet. Ik vond ook zijn verzen niet mooi. Er was niets bij wat mij waarlijk ontroerde. Er is geen treffende eenvoud in, en ook geen aangrijpende grootheid. Het is vaak bedacht en gezocht en omvat geen diepe waarheeden, als Tagore. Mijn verkiezings toespraak Woensdag gaf mij voldoening. Ik was tevreeden het gedaan te hebben, en de verbazing en afkeuring van sommige mijner vrienden kan mij daarvan niet afbrengen. ▫ Ik doe mijn plicht teegenoover de menschen, en ik voel mij sterk door de vastberadenheid om van Jezus te getuigen. Daarteegen kan toch niemand op. Zusje Obbes is plotseling vrij ziek geworden. Het staat in verband met haar toestand. Zij wacht een kind van Valentijn. ▫ Het heeft veel onrust en verdriet gegeeven. Vooral omdat de jongen met een dochtertje van Tine zich verloofd heeft. Maar een huwelijk met zusje Obbes werd door geen van beiden gewenscht. En zoolang hij gevoel toont en voor Obbes en haar kind doet wat hij kan, zal ik hem geen verwijt maken. Het is nu volop Mei en prachtig warm weer. We zaten nog laat buiten gisteren. De perziken koomen in blad en er bloeyen kroosjes, perzikken, peeren tegelijk. Er wordt nu hard gewerkt op Walden. Maar de rust is weg door de soldaten hier achter. Toch is de nachtegaal weer gekoomen. Heeden nacht is mijn viets gestoolen. Ik zwom gisteren op de Meent met Remko. | |
[pagina 1587]
| |
zondag 13 meiDe meest ideale lente-dag. Van morgen onweer en reegen. Nu schijnt de zon. Het is warm, 70o en alles bloeit en de beuken staan in 't volle loover van teer licht groen. Het kon niet mooyer. ▫ Maar die pracht is toch niet in staat mij gelukkig te doen voelen. Ik heb te veel zorgen. De oorlog, de ziekte van zuster Obbes, mijn moeder zonder gezelschap, ons dienstmeisje een oogziekte, mijn viets weg, het ellendige vooruitzicht van die verkiezing. Al die kleinigheeden, zonder den troost van een goed poëtisch werk, die neemen de vreugde uit mij weg. Ik voel de heerlijkheeden vlak bij, maar toch onbereikbaar. Gister at ik met Hans-Marietje, en Martha, in Amsterdam. Hans was jarig. Het was er zoomersch, wij dronken de koffie voor Trianon op 't Leidsche plein. | |
dinsdag 15 meiZondag avond séance, waar ik voor 't eerst de radioscoop van Crookes zag stilstaan onder invloed van het magnetisch fluïdum. Dus die kracht dan toch eindelijk gedemonstreerd en zelfs meetbaar gemaakt. ▫ Paul sprak veel tot ons, en het was zijn eigenaardig weezen, geheel en al. ▫ Zijn vreugde toen hij hoorde waartoe zijn lijden had gediend, hoe duizenden door hem getroost waren. | |
woensdag 16 meiHet is veel kouder. Maar mijn toestand is beeter. Paul hielp me. Het verslag is zeer mooi. ▫ Nu voel ik ook weer in staat het gedicht te voltooyen. Laat ik dit goed onthouden. ▫ Er is een oplossing - en er komt een leeven waarin we die zullen kennen. Dat is het thema van mijn gedicht. ▫ Een afgezant des heemels komt onder de menschen en verspreidt dit geloof, kampend teegen twijfcl en vrees. ▫ Sirius wordt de praktische held. ▫ Maar Livarda het geestelijk weezen dat boete leert doen, en de weegen vinden. | |
[pagina 1588]
| |
zondag 20 meiSteeds eeven mooi. Volop zoomer. Gister had ik een ongekend rustige arbeids-middag. Ik werkte aan mijn Gedicht, en aan mijn artikel teegen Lotsy. Er was iets zeer vreedigs in me. Ik las de Friedenswarte, een voortreffelijk nummer. Vooral interessant de bespreeking van Harden's ommekeer. | |
dinsdag 22 meiPrachtig weer. Seringen in bloei en de brem en de appelboomen. Meidoorn nog niet. ▫ Wij genieten de lente volop. Het spijt me dat ik geen logees heb, die er van mee genieten. Het duurt maar zoo kort. Gisteren samenkomst bij Brouwer, met Borel, en een student de Ridder, aanhanger van Brouwer. Het ging oover de academie. Ik zag Borel voor 't eerst sints veele maanden. Het was geen bepaalde verzoening. Het ging alsof er niets gebeurd was. ▫ Wij aten bij Brouwer, en fietsten toen naar Walden, waar we ter Laan als secretaris installeerden. Ik word nu weer besprooken in de kranten door die candidatuur. De misère van vroeger, die ik voor goed voorbij achtte, herhaalt zich. Ik heb niet de harde huid van Troelstra, of Kuyper of van Hamel. Het grieft me bitter, als een vent als Wijnkoop me voor een ‘smeerige demagoog’ uitscheldt. Juist om de allerzotste onreedelijkheid. Ik krijg nu van alle kanten, liberalen, sociaal-democraten, S.D.P. En toch voel ik niet de minste aggressiviteit of ambitie. Ik doe precies wat ik kan doen, om mij niet voor mezelven te schamen. En toch schaam ik mij al, omdat ik mij niet in staat voel om weer een oorlogsreis te trotseeren. Terwijl menschen als Troelstra en Vliegen heen en weer reizen. | |
[pagina 1589]
| |
Ik voel nu de bittere teegenstelling tusschen de kracht van mijn ideeën en de zwakheid van mij zelven. Als ik nu nog de weerstand had van mijn jeugd, dan zou ik veel kunnen uitrichten, want ik word niet meer genegeerd als vroeger, en ik heb getrouwe aanhangers. Maar nu voel ik dat ik ooverschat word, mijn geestkracht/ mijn kennis, mijn activiteit. Ik kan niet meer wat ik vroeger kon. Ik voel niet vermoeid, maar machteloos. Ik kan niet meer als vroeger elke tak van weetenschap aanpakken, eeven als elke sport. Een kleinigheid verlamt me. Oover die kamer-candidatuur krijg ik brieven van afkeuring en goedkeuring, van spijt en van bewondering. ▫ Maar het zal mij wel bespaard blijven. Ik moet Sirius schrijven. | |
zondag 27 meiVrij sterke O. wind, droog en warm en zonnig. ▫ Gister avond weer séance, ditmaal geheel zooals vroeger, in vreede en harmonie. Wij hoorden nog oover Jezus' laatste jaren in de broederschap. Hoe ze hem naar Jeruzalem brachten, 7 uuren door de woestijn. Hoe ze in vier groepen liepen, en hoe Jezus' gestalte in elke groep afwisselend aanweezig was en opviel. Hoe ze allen met hem mee wilden, maar hoe hij hen allen terugwees, daar hij zelfstandig wilde staan, en zij door gelofte verbonden waren. Er werd ook gesprooken oover mijn politieke taak, alsof die werkelijk zou gaan beginnen. Terwijl ikzelf de overtuiging heb dat er niets van koomen zal. Gister voelde ik opgewekt en rustig. Van daag weederom zeer bedroefd en zwak. Wij zeilden met Hans en Marie. | |
[pagina 1590]
| |
angst, tobberij en verlangen naar huis. In mijn herinnering nu was het alles heerlijk. Het mooye weer, het prachtige land, en de lieve, goede vriend. Wij bezochten eerst de Warmelo's in Ede en aten daar, om 5 uur. Toen hadden we een klein ongeval, waarbij Joti haar kleeren scheurde. Daarop een heevig onweer, met bliksemslagen vlakbij. We werden nat, maar droogden weer, en reeden langs den Rijn naar Elst en Nijmegen. Dinsdag zagen we de H. Landstichting, die niet meeviel. Een waereldtentoonstelling gebouw. De witte nonnen waren nog het meest indrukwekkend, in hun aandacht. Het verheugde me toen Brouwer's band sprong. Zoo weinig plezier had ik in den tocht. In Gennep was ik geheel en al moedeloos. Het is een leelijk plaatsje. De wind was ongustig en guur. De weg één lange, sombere zwaarbeboomde laan. ▫ Ik werd teegen den avond beeter en we bereikten Venlo. Ik was in de kerk en bad daar. Het deed me goed. Het werd mooi, stil weer. Ik voelde dankbaar. Woensdag ochtend vertrokken we uit Hotel Zwijnshoofd en bereikten Roermond, daar zag ik ook de mooie Kathedraal. We bezochten een oudassistente van Brouwer's apotheek. In Sittard, waar we in hotel de Limbourg aten, hoorden we steeds oover smokkelen praten, zagen we een renaissance kerkje. We reeden toen oover Heerle, bij prachtig weer, naar Kerkraede. Zagen de eerste groote mijninstallaties. ▫ Logeerden bij Hochsterbach. Den volgenden dag wandeling in het boschrijke ravijn bij Kerkraede. ▫ Daarna naar Rolduc, waar we door professor de Guasco hartelijk ontvangen werden. We zagen daar ook de eerste Duitsche soldaten, grenswachten. Wij aten zeer oovervloedig en kreegen wijn en bier. Het was een warme dag. In Kerkraede zag Brouwer een oude schoolkameraad en wij bezochten den post-directeur met zijn jonge vrouw en de zuigeling. ▫ In de kapel van Rolduc zagen we de veele muurschilderingen, een van Derkinderen. ▫ Ik zag het kasteeltje waar de bokkenrijders gevangen zaten, en waarbij ze gehangen werden. Het landschap kwam geheel oovereen met mijn voorstelling. Des avonds, kort nadat wij afreeden kwam de reegen, en we kwamen dóórnat te Epen aan. Daar was het echt landelijk en primitief. Ik soupeerde in pyama terwijl mijn goed in de keuken gedroogd werd. ▫ Mijn onrust nam toe in den reegen, maar ik sliep toch goed en waardeerde het mooye. Den volgenden morgen was het nog warm, en ik voelde zeer loom. We reeden om neegen uur af en oover Valkenburg en Schin-op-Geul door het heerlijke Geul-dal. In Schin op Geul het aardige bezoek aan den ouden | |
[pagina *65]
| |
71 Tagore
| |
[pagina *66]
| |
72 Hj. Wijk
| |
[pagina 1591]
| |
klompenmaker en zijn gezin, dat Brouwer kende. Echte eenvoudige menschen, met natuurlijke beschaving. Uit zulk een gezin zijn de grootste menschen voortgekoomen. ▫ Brouwer en ik voelen gelijk op, in die dingen. Hij is alleen twintig jaar jonger en vrij van mijn zwaartillendheid en teegenop-zien, - eeven als ik vroeger. We gingen toen oover Sittard naar Maasbracht, door de heerlijke Maasvallei, bij warm, vochtig weer. ▫ Bij Maasbracht werden we oover de Maas gezet, en om 8 uur waren we in Weerth. Daar was het als een Italiaansche nacht, we zaten nog laat buiten op het pleintje teegenoover de groote kerk. Het is een reuzengebouw met zijbeuken eeven groot als 't middenschip, eevenals in Zutphen. Zaterdag oover Heeze naar Eindhoven waar we noenmaalden bij den sigaren-fabriekant Haansbergen. Ik had daar ook gelogeerd bij een voordracht den afgeloopen winter. Van daar naar 's Hertogenbosch, waar wij de St Jans Kathedraal bezochten - wel het mooiste kerkgebouw in Nederland. We logeerden in het hotel Noord-Brabant. Het kamertje leek op een cel, met boovenlicht. Het zag er luguber uit, maar het bleek vol goede invloeden. Ik had veel aan Paul gedacht, en sliep zeer verkwikkend. Toen wilde ik Zondag per trein naar Utrecht gaan. Maar het weer was mooi en de wind gunstig, toen reeden we toch oover Heedel en Kuilenburg naar Utrecht, zochten de Winter, die echter niet thuis was en fietsten toen voor de wind naar Hilversum. ▫ Toen was ik toch voldaan en verheugd het zoover gebracht te hebben, ondanks zwaarmoed en angst. Brouwer was mij steeds eeven dierbaar en beminnelijk. Op de heele reis had hij maar ééns, éventjes zijn goed humeur verlooren, toen hij in Nijmegen zijn jas scheurde en een omweg moest maken, terwille van margarinepaleizen die de waard van 't hotel ons wou toonen. | |
donderdag 7 juniHet is zeer heet. Maandag was ik uiterst somber. Gisteren in Haarlem. Vandaag bezoek van Verkade, die mij beloofde een stuk van mij te zullen speelen, vóór 1 Februari 1918. Ik ben vandaag weer wat mans. De verkiezings-toespraken zitten mij nog zeer dwars, maar ik durf het weer aan. Ik heb veel rust noodig om mijn energie terug te vinden. Het is de warmste dag, 80o. Een zwaar onweer is op komst. | |
[pagina 1592]
| |
zaterdag 9 juniTropisch weer. Vochtig warm en stil. Groeizaam. De gewassen staan goed op Walden, en voor 't eerst ziet alles er goedonderhouden en voorspoedig uit. Aardappelen, kool en fruit belooven veel. Tot nog toe schijnt de nieuwe bedrijfsleider bereekend voor zijn taak. Het gaat reedelijk. Ik leef onder een druk die mijn normale toestand schijnt te worden. Ik zie zeer op teegen de toespraken. Ik heb geen zelfvertrouwen. Ik lees Boltzmann's popula<i>re geschriften en die lectuur bevalt me, hoewel ik soms nog veel moeite heb de abstracties te volgen. Ik kan mij daarvoor niet meer inspannen, ik lees en herlees, zonder te begrijpen. Alhoewel de kern van de zaak mij wel duidelijker schijnt. Waarschijnlijkheid is het begrip, waarom alles draait. En wat is waarschijnlijkheid? Het is een gevoel dat gebeurtenissen voorspelt, met gebrekkige zeekerheid, uit gebeurtenissen die er niet meer zijn, maar waarvan de herinnering alleen nog bestaat. Herinnering en vóórzien worden aan elkaar verbonden en dat noemt men waarschijnlijkheid, probabiliteit. Men verwacht het meest waarschijnlijke, en de mathesis is een begripstoestel dat vaststelt wat het meest waarschijnlijk is. Maar het onwaarschijnlijke is nooit onmoogelijk. En ook de mathesis moet voortduurend een beroep doen op het intuïtief gevoel, en vragen: acht ge dit niet waarschijnlijker dan dat? Het antwoord is altijd onbewijsbaar en onverklaarbaar. De onomkeerbare processen gaan steeds van het onwaarschijnlijke oover tot het waarschijnlijke. Al wat wij in de buitenwaereld waarneemen doet datzelfde. Maar het meest onwaarschijnlijke is toch altijd moogelijk, en het is er eens geweest, het moet er geweest zijn, omdat alles anders dood en stil zou zijn. Alles daalt dus af van de meest onwaarschijnlijke hoogten, van het wonder, en moet er dus eenmaal op geweest zijn, en er ook op worden teruggebracht. Het wonder is het uiterst onwaarschijnlijke, maar niet het onmoogelijke. Het onmoogelijke bestaat niet, en ons begrip er van is zinleedig. Praktisch omkeerbaar is geen proces, maar het verschil in entropie kan zóó gering worden gedacht dat het feitelijk op omkeerbaarheid neerkomt. Een eevenwigt met minimaal verschil. De Scheppingsdaad kan genoemd worden het groote omkeerbare proces, het minst waarschijnlijke en toch moogelijke en noodzakelijke. Het groote wonder. | |
[pagina 1593]
| |
Misschien voltrekt het zich voortduurend. Misschien ook ritmisch, als uit- en inademing. Alle onomkeerbare werking zou dan uitademing zijn, daarom lijkt die ons waarschijnlijk omdat wij er in leeven, en dus geen andere waarheid kennen. Het terug loopen van den tijd is wel voor ons het minst waarschijnlijke. Maar wij kunnen niet koomen tot het besef van onmoogelijkheid. Alle waarschijnlijkheid berust op ons oordeel. Maar wij kennen geen volstrektheeden, alleen grens-waarden. Dus zegt ons oordeel ook, dat dat oordeel zelf nooit volkoomen zeeker kan zijn. Het leeven zelf verricht steeds werkingen die onwaarschijnlijk zijn. Het ontstaan van een menschelijk oog is reeds een van de grootste onwaarschijnlijkheeden. Evenzoo de nabootsing van bladeren door insekten. Het wandelend blad dat zich beweegt in een stroom van mieren en een bladdragende mier nabootst, is een uiterst onwaarschijnlijk geval. Uit de oneindig veel moogelijke vormen wordt deeze juist gekoozen. Het gebooren worden van een mensch zonder paring is iets zeer onwaarschijnlijks. Maar daarom nog niet onmoogelijk. Men stelt wetmatigheid teegenoover willekeur. Maar de menschelijke willekeur, op zich zelf reeds ten hoogste onwaarschijnlijk is toch een ervaring. En de volstrekte wetmatigheid kan eevengoed willekeur genoemd worden. Een zichzelf begrenzende willekeur. Wij kennen, als ervaring ook geen andere wetmatigheid. Als wij iets ‘wet’ noemen bedoelen wij steeds een door menschen verrichte keuze. Een wet wordt steeds ‘gesteld’, is dus een leevensverrichting, waartoe noodig is een oordeel, een besef, en een welbewuste begrenzing. Als wij door ervaring vaststellen dat de natuurprocessen een richting hebben, die steeds voert van het minder waarschijnlijke tot het meer waarschijnlijke, en daardoor tot een blijvend eevenwigt, dan constateeren wij daarmee iets wat toch ook willekeur kan genoemd worden, want die richting is één van oneindig veel moogelijke richtingen. Er kan geen andere reeden zijn voor het kiezen van die ééne richting onder oneindig veel moogelijke richtingen, als willekeur, de hoogste willekeur van het al-omvattende Weezen. Teegenoover die willekeur die de anorganische werkingen in die ééne richting stuurt, staat dan de willekeur van het Leeven, van het organische weezen, van den mensch, die ook de anorganische werkingen tracht te stuuren. Dat gelukt ten deele, en het menschelijk oordeel voelt zich, juist door dat | |
[pagina 1594]
| |
min of meer gebrekkige welslagen, ondergeschikt aan een hooger oordeel, met hooger willekeur, dat zoowel de anorganische processen als de organische bestuurt. Te midden van de steeds groeyende entropie der natuurverschijnselen voelt de leevende mensch zich bewust van een teegenoovergestelde richting, want hij zoekt wel de rust, maar vreest den dood. Hij zoekt het wonder dat voor hem, als stoffelijk weezen de hoogste onwaarschijnlijkheid heeft, maar dat hij toch als Geestelijk weezen niet anders dan noodzakelijk moet erkennen. Want zonder dat wonder dreigt de Dood en een tot stilstand koomend eevenwigt. Hij leeft dus op de kentering, in de omkeer van het ritme. Zijn willekeur verzet zich teegen de wet der anorganische verschijnselen, dat is dus de willekeur Gods. Maar dat verzet voelt steeds de onvermijdelijke oppermacht der hoogere willekeur, en hij acht zich dus gedwongen tot het veréénen van de eigen willekeur met de allerhoogste. Zijn verzet, zijn kleine willekeur is dus ook begreepen in de hoogere willekeur, die zoowel het anorganische als het organische gebeuren bestiert. Naarmate zijn besef, zijn kennis toeneemt en hij de wetmatigheid der natuur als onweerstaanbaar erkent, volvoert hij teevens den Wil der Almacht die door hem werkt tot verbreeking van het eevenwigt, tot totale opheffing der bereikte entropie, tot ooverwinning van den Dood, tot herbegin van een nieuwe phase in het ritme. Daarom zoekt hij tegelijk de rust, het omkeerbare proces, dat eevenwigt is, en het wonder, dat een nieuw begin beteekent van alle gebeurtenissen, een schepping, die tegelijk de hoogste onwaarschijnlijkheid en toch de grootste zeekerheid en noodzakelijkheid is. Waarschijnlijk is wat waar schijnt. Het menschelijk oordeel erkent echter dat de eenige zeekerheid daar ligt waar het zelf den schijn van onwaarheid ziet. De mathematische physica gaat steeds te werk door het ontwerpen van gedachte-beelden die nooit geheel waar zijn. Er staat b.v. men denke zich een volkoomen geslooten vat met onveranderlijke temperatuur en volkoomen zwarte, ondoordringbare wanden. Nu kan men zich wel zooiets denken, maar niet vervaardigen. Zulk een vat heeft nooit bestaan en kan niet bestaan. Eevenzoo zegt de mathematicus: men denke zich een cirkel of een bol of een keegel - maar die dingen hebben nooit bestaan en kunnen niet bestaan. En toch leidt men dan uit zulke | |
[pagina 1595]
| |
gedachte-beelden allerlei andere dingen en figuuren af, en herhaalt steeds de vraag aan het oordeel: ‘Schijnt u dit niet het waarschijnlijke? Volgt niet, naar uw waarschijnlijkheidsgevoel, daaruit deeze nieuwe waarheid?’ En uit zulke gevolgtrekkingen, steeds vergezeld door het goedkeurend oordeel, wordt het gansche gebouw van mathesis en physica samengesteld. Ware het waarschijnlijkheidsoordeel minder gewillig - zooals voor kan koomen bij waanzinnigen of beschonkenen - dan ware ook het gansche gebouw niet te construeeren. En toch is er geen enkele goedkeuring van het oordeel moogelijk zonder voorbehoud - want de voorgestelde dingen en figuuren zijn niet alleen geen ervaringen geweest, maar ook als ervaring erkend onbestaanbaar. Daardoor is het voor de mathesis moogelijk geworden dóór te redeneeren tot het geheel absurde - tot oneindige staven, rechte cylinders, waarvan begin en eind elkander ontmoeten, tot driehoeken met grooter hoek-inhoud dan twee rechte, en zoo voort. Want de gegeevens behoeven niet ervaringen en zelfs niet bestaanbaarheeden te zijn. Hierdoor is het menschelijk oordeel van zelve genoopt geworden aan de eigen autoriteit te twijfelen en te berusten in de aanname van een hooger autoriteit, van een wet en een willekeur waaraan de eigen wet en willekeur van den mensch, als geestelijk weezen, zich volslagen ondergeschikt voelt. Dat de wiskunde steeds door een beroep doet op ons gunstig oordeel blijkt uit elk bewijs. B.v. het bewijs dat er eevenwijdige lijnen zijn. Men moet dan toegeeven dat als men zich een vlak denkt gesneeden door een rechte lijn, en die lijn gesneeden door twee lijnen onder rechte hoeken, en men denke zich dat vlak omgevouwen om die lijn, er nooit een snijpunt rechts van de beide snijlijnen met een snijpunt links zou kunnen samenvallen, omdat de linker en rechter helft van het vlak geen enkel punt gemeen hebben. Hierop kan men zeggen: zeeker! zoo moet het zijn. Maar men kan ook zeggen ‘welneen! dat erken ik niet’. Ik kan dat nu wel ‘denken’ maar een ervaring er van heb ik niet. Ik heb alleen het denkgevoel van onmoogelijkheid. Dat gevoel schijnen wel alle menschen gemeen te hebben, maar als er één mensch het ontkent - en een waanzinnige kan dat doen - dan is ook de zeekerheid gebrekkig, onvoldoend. Het woord ‘postulaat’ beteekent een gevolgtrekking .... (hier kwam Brouwer). | |
[pagina 1596]
| |
vrijdag 15 juniPrachtig weer. Eergister oovervloedige reegen. Het is een gestadig tropisch klimaat, doch niet ooverwarm. ▫ Ik heb een zeer rustig, voldaan gevoel, na mijn deelname aan de verkiezingsbeweeging. Ik vond mijn zelfvertrouwen weer en zag de dingen scherp en zei ze goed. ▫ Nu behoef ik mij niet voor mijn houding te schamen, wat er ook gebeure. Ik sprak eergisteren in Wageningen en vond het aangenaam. Het zijn geen volle zalen met honderden zooals op mijn wintertoespraken. Maar het voldeed mij toch. ▫ In den nacht reed ik in een oopen wagentje van den heer Burgers, van Wageningen naar Oosterbeek, waar ik op Johanna hoeve oovernachtte. Den volgenden dag zag ik de groote ontginning die 800 H.A. omvat. Moestuin, hengst, stieren, vee, maïs- en gierst-akkers, boschaanplant. Burgers is een kleinzoon van den 1en president van de Transvaal, die ik nog als jongen gekend heb. | |
zaterdag 16 juniZeer heet, de warmste dag. Op de koelste plaats nog 80o. ▫ Het was een heerlijke dag gister. We waren met ons vieren, Brouwer, Corrie zijn pleegdochter, Joti en ik. We fietsten naar Abcou, zwommen daar en aten in het prieeltje aan 't water. 't Was alles echt zoomersch Hollandsch, en ik voelde me gelukkig. Zelfs als ik aan de verkiezing dacht voelde ik me gelukkig, zoodat ik begon te denken dat ik wèl gekoozen zou worden. Ik dacht er niet veel aan, en was benieuwd of de uitslag mij verdrietig of blij zou stemmen, als hij negatief was. En toen ik een telegram kreeg met de negatieve uitslag, was ik niet verheugd, eer het teegendeel. Want ik had het gevoel dat ik nu de zaak wou uitvechten, nu ik er begrip van kreeg en de truc doorzag. ▫ Ik weet nu goed hoe de zaken staan, en hoe het geknoei in zijn werk gaat. Het is niet zoo ingewikkeld. Maar de onbeschaamde valschheid komt nu ook aan 't licht, en het goede recht van de oppositie. Nu zal ik daarbij wel blijven behooren, en 't volgend jaar er toch in moeten. Psychologisch is de zaak zeer interessant. Ik was net zoo goed dupe als het heele volk. En de eersten die zich verzet hebben en de slinksche streek doorzien, waren Amsterdammers van de middelklasse en arbeidersstand. Een man als professor Scholten loopt er glad in. Een Amsterdamsche arbeider of middenstander voelt de zaak zuiver, ook al kan hij het niet formuleeren. Zelfs het gereegeld | |
[pagina 1597]
| |
leezen van de Telegraaf had mij niet genoeg op 't spoor geholpen. ▫ Het is eenvoudig wets-ontduiking in anti-democratischen zin. De grondwet eischt dat elke wijziging zal onderworpen worden aan een proef, waarbij de oorspronkelijke vertegenwoordigers zich op nieuw laten verkiezen, om hun werk nogmaals te doen bevestigen door een volks-uitspraak. De vrees dat het volk iets zou afkeuren mag daarbij natuurlijk geen rol speelen. Dat is eeven valsch als een jury te kiezen met opzettelijke vermijding van de kans dat ze iets zullen afkeuren. Als de aftreedende Kamer correct in den geest van de Grondwet had willen handelen had ze zich niet herkiesbaar moeten stellen, om de zaak door een frissche groep menschen te doen herkeuren. Maar ook al ware dit te veel gevergd dan hadden ze toch zeeker geen complotten moogen smeeden, onder elkaar, om zooveel moogelijk elke stemming te voorkoomen, de zaak buiten het volk om te bekonkelen, en daarmee een schandelijk misbruik te maken van de bekende onverschilligheid en laxheid van ons volk in politiek opzicht, die reeds door het kiezen bij kandidaatstelling, zonder stemming, zoozeer wordt in de hand gewerkt. ▫ Er blijkt mij nu dat reeds dat kiezen bij candidaat-stelling een euvel is, en oorzaak van verwording en degradatie, een bevordering van lauwheid en gemakzucht. | |
dinsdag 19 juniNog steeds zoomer, in vollen zin. Gister met de jongetjes gebaad op de Meent. Joti met haar broers is hier. Ik schreef een krachtig stuk teegen het politiek gekonkel. Vandaag dreigt weers-verandering. ▫ Ik zit weer in geldzorgen, als vanouds. Maar het gaat mij toch vrij goed. Het is prettig als de jongens het leeven hier zoo genieten. Hugo is steeds vervuld van de mooye tuin en het buitenleeven. | |
[pagina 1598]
| |
aant.
De geld-zorgen neemen weer toe, eeven als 't voorige jaar. Ik kan niet zuinig zijn, behalve in dingen die weinig helpen. - | |
dinsdag 26 juniZoomersch wolkenweer. Maar des avonds stil, zoodat we buiten kunnen zitten. De hooi koorts plaagt mij heeden. ▫ Gisteren een tochtje naar Zeist met Truida. Dat is altijd een groot genot, door het samenzijn. ▫ Zij leeft ook nog maar geheel op 't verkeer met onze vrienden, in 't generzijds. Ze voelde iets wat naar verliefdheid zweemde. ▫ Datzelfde teere, fijne, geestelijke had ik na Pauls heengaan. ▫ Met niemand die ik ken zou ik zulk een ziele gemeenschap kunnen hebben als met Truida. Wij gaan daarin geheel gelijk. | |
woensdag 27 juniMooi, frisch weer. Ik heb recht moeilijke en droevige dagen. In de Groene heb ik conflict met van Hamel. Op Walden met zusje Obbes. Zij wil haar bevalling afwachten bij mijn moeder in het huisje. Ik heb dat liever niet. Giza noemt het een schandaal en wil niet koomen als dat gebeurt. Obbes wordt dan vinnig, werpt de schuld op mijn vrouw en beroept zich op beloften van mijn kant. Ze wil niet erkennen dat ze goedheid van mij ondervonden heeft. Dat is hard en onbillijk. Ik heb hooi-catarrh en ben zeer gedeprimeerd. Veel geldzorg. | |
vrijdag 29 juniBewolkt zoomerweer. ▫ Gisteren was ik bij Brouwer. Joti speelde en wij lagen in het boschje bij zijn hut. ▫ Het was er wel aardig, met de drie meisjes Corrie, Louise en Joti, en Brouwer en ik. Hij zeide, dat als hij mij een week niet gezien had, hij een zeeker gemis voelde. Dit klonk troostrijk voor een die zoo klein en kleinmoedig voelt als ik. Vandaag Giza hier en pijnlijk gehaspel oover zuster Obbes. Giza heeft gelijk en Obbes is dwaas en ondankbaar - maar ik voel altijd nog wat zij | |
[pagina 1599]
| |
voor Paul geweest is, en ik mag en zal haar niet aan haar lot ooverlaten, zoolang ik kan. ▫ Maar ik heb zooveel op mijn armen, en ik voel niet elastisch. | |
woensdag 4 juliSteeds mooi zoomerweer. ▫ Ik kwam gisteren zeer ellendig thuis. Laat in den nacht. Ik was bij Reyding geweest en had gehoord dat men bij Heyermans er niet op gesteld was het Skelet te speelen. Ik was toen bij Rijkens, en at bij Jaap. Deeze weifelde oover een plan, waarbij hij voor reekening van de Telegraaf naar Rusland en Bagdad zou gaan. Hij zei ‘ik ga niet. Ik heb nu mijn significa’. Maar ik moedigde hem aan, want het schijnt mij goed voor hem en de moeite waard. Het is nog niet zeeker wat hij besluiten zal. De handhaving van zijn religie is er hoofdzaak bij. Ik ben zelf helaas, nog zoover niet. Het was redactie-vergadering, waarop het conflict met van Hamel moest worden uitgevochten. Hij was breedsprakig en onoprecht en ik verliet Amsterdam volslagen moedeloos. ▫ De stad was leevendig en druk. Er was oproer in sommige wijken. Er was iets aantrekkelijks en opwindends in den luuwen zoomernacht, met het leeven vol emotie. ▫ Op mij werkte het zoo pijnlijk, dat ik radeloos voelde. | |
vrijdag 6 juliZonnig, koel. N. wind. Zeer droog. ▫ Eergisteren avond toen ik den ganschen dag zeer gedeprimeerd was, kwam plotseling Jaap aanzetten, 's avonds 8 uur om mij te beweegen direct naar van Hamel te gaan in Nieuwersluis, en mijn stuk terug te vragen. Brouwer had Jaap opgebeld en hem gezegd dat het nu uit moest zijn, en dat ik van mij af moest bijten. ‘We moogen niet toelaten dat v.E. een trap krijgt’ had hij gezegd, en hij was er vol van. ▫ Ik liet mij ooverhalen, omdat het mij ook goed voorkwam, en ik uit mijn apathie wilde koomen. Wij fietsten samen den langen weg naar Nieuwersluis, vonden van Hamel, zeiden waar het op stond, en dat ik mijn stuk in de nieuwe Groene zou plaatsen, als hij bleef weigeren. Om tien uur 's avonds reeden wij weer terug, zonder lantaarns, het was nog licht. ▫ De warmte van hun vriendschap - van Jaap en Brouwer, deed mij goed. ▫ Gister was ik in Amsterdam en hield voet bij stuk. Het artikel zal nu bij Wiessing verschijnen. ▫ Jaap was kostelijk. Vol grappen en vol ener- | |
[pagina 1600]
| |
gie. Hij zag geen bezwaren en tastte dóór. 's Middags kwam Brouwer nog hier, het was alles troostend voor mij. Ik schreef een brief aan Kanso, en kreeg van morgen weer een hartelijken brief van Hjalmar. Wij blijven toch onzen bond vormen oover de waereld. Ook van de Winter kreeg ik een hartelijken brief. Hoe jammer dat ik nu zoo vaak machteloos voel en verblind, zoodat ik mijn beste Zelf in 't geheel niet meer zie, nu en dan. | |
zaterdag 7 juliSteeds zoomer, en zeer droog. ▫ Het kind van Edgar Valentijn van Uytvank en zuster Obbes is heeden op komst. Ik ben rustiger en tevreedener oover alles. Het artikel in de Nieuwe Groene is nog al aardig. Gelukkig, want het wordt natuurlijk veel geleezen. Mijn positie teegenoover van Hamel zal daardoor veel sterker worden. Tenzij het hem gelukt mij er uit te werken, en dat is onwaarschijnlijk. | |
maandag 9 juliEen reegendag. ▫ Gisteren kwamen wij aan zee. Hugo, Truida en ik. Het begon een weinig gejaagd, maar werd een vreedige, rustige dag, met ons zoontje, dat er trotsch op was met zijn vader en moeder als een groot mensch uit te zijn en een eigen kamer te hebben. Ik voelde tevreeden. Er was een telegram uit Stockholm of ik in Kopenhagen koomen wou, ‘voor de vertaling van een boek’. Maar dit motief scheen mij een voorwendsel. Ik antwoordde dat ik zonder nadere toelichting niet beslissen kon. Nu is het een echte reegendag, gelukkig voor al het gewas, want het was zeer droog. En ik ben toch tevreeden gestemd. Ik las het Nieuwe Testament gisteren. En het kwam mij nu alles anders voor. Veel reëeler, omdat ik de persoon van Jezus zooveel menschelijker heb gezien, zonder daarbij aan zijn wonderen te twijfelen. ▫ Ik zag hem tevooren òf als mensch - maar dan zonder wonderen - òf als mythe en dan onweezenlijk. Maar nu zag ik hem als mensch, mèt zijn wonderen. En dan treffen mij toch bevreemdend sommige daden en reedenen van hem. Zooals b.v. de verdorde vijgeboom, gevloekt uit een onreedelijke en min of meer kleingeestige opwelling. ▫ De eerzucht der discipelen lijkt precies op die van mevrouw Welters. Die zou ook vragen om aan de rechterhand te moogen zitten in de heerlijkheid. ▫ De toelichting oover het ingaan in het | |
[pagina 1601]
| |
aant.
| |
woensdag 11 juliHet weer is stil geworden en zacht. Ik zit in de loggia zooals in 't voorige jaar en begin eindelijk wat rust te voelen. Gisteren in Amsterdam leed ik zeer. Innerlijke onrust, slechte gedachten en een onaangename vergadering. Ik voel dan dat het leeven mij geen andere vreugde meer geeven kan als het innerlijk weeten van de eeuwige toekomst, en dat dan nog zoo vaak verduisterd. ▫ Gelukkige uuren kan ik dan niet meer wachten. | |
vrijdag 13 juliWarm en stil. ▫ Heeden brief uit Tumba oover de vreedes bemoeyingen. Het verheugt me dat er weer iets gebeurt, en dat het mij toch bespaard wordt weer op reis te gaan. ▫ Maar het kan daarom nog wel noodig worden. Het leeven hier vind ik altijd toch prettig. Het felle, lichte zoomerleeven, de kleurige kostuums, de koele zee en de drukte bij het baden - het is alles weelde - maar wanneer ik daarbij schrijven en dichten kan, ben ik rustig en verdraag ik alles goed. Het werk begint wel mooi, maar ik ben nog niet vast op slag. Het moet iets worden wat ik voordragen kan, deezen winter. | |
[pagina 1602]
| |
zondag 15 juliHeedennacht zwaar onweer en storm uit Z.W. Nu nog harde Z.W. wind, maar zonnig en niet koud. ▫ Gisteren bij zwoel, drukkend weer naar Leiden, met Hugo, om Evert en de juffrouw af te halen. Wij zagen de schilderijen in de Lakenhal. Vannacht kwam Hugo bij ons om 't onweer, en de reegen drong in de kamer door. Ik las in ‘die Tat’ den voorslag van Abbe, om alle rente tot belasting te maken. Dat wil zeggen alle rente komt den staat toe. Dit strookt volkoomen met wat ik oover rente gezegd heb. De rente behoort aan de gemeenschap. | |
maandag 16 juliAtlantisch wolkenweer. ▫ Gisteren een goede dag, omdat ik wat opschoot met mijn gedicht. Ik bemerk nu eerst wat het worden gaat. De engel, gezonden door Jezus, om in den oorlog van thans, de waarheid te handhaven. ▫ Ik moet daartoe de dictie zoo eenvoudig moogelijk houden. Niets van de mooi-makerij van Boutens of de onhoudbare verfijning en bizonderheid van Gorter. Gewoone menschentaal, die ik gemakkelijk kan voordragen. ▫ De helper, die in 't vierde Evangelie beloofd wordt, de geest der Waarheid. In het weekblad schrijf ik dan nog beschouwingen oover Denken en Zeggen, en oover Doen en Laten. | |
dinsdag 17 juliZeer mooi weer. ▫ Ondanks het heerlijke weer, en weinig ernstige bezwaren ben ik innerlijk nog somber. Mijn werk gaat langsaam. Ik ben er wel mee vooruitgegaan, maar ik voel nog niet de rustige arbeidsvreugde. Het is niet zooals vroeger. Wij spreeken veel oover het Geloof, Truida en ik. Ik heb gisteren tennis gespeeld. Ik tob oover de weelde waarin ik hier leef, en ben ongerust oover Walden, vreezend dat ze zullen inbreeken. Engelschen hebben Duitsche scheepen op onze kust beschooten, de neutraliteit schendend. Truida zei: ‘ik kan het hen vergeeven.’ Maar het spijt mij voor de stemming in ons land. | |
[pagina 1603]
| |
aant.
Men zal wel zeggen dat die Helper al gekoomen is, bij de apostelen, als Heilige Geest. Maar het is duidelijk dat de Geest der Waarheid iets anders is. Iets dat gewerkt heeft in alle revoluties en hervormingen, in natuurweetenschap/ in wijsbegeerte, in socialisme en democratie. Iets dat ik daarom wel vorm en gestalte geeven kan, zonder aan Jezus woorden te kort te doen. | |
donderdag 19 juliStormachtig weer. ▫ Och arm! Ik ben zoo droevig. Ik heb alles wat mij vroeger gelukkig gemaakt zou hebben, en ik kan het niet genieten. Nu en dan komt éven een vleugje, dan is het alles weer somber en doodsch in me. Langsaam vordert mijn werk. Steeds met lange buijen van onmacht en twijfel. | |
woensdag 25 juliMooi, warm weer. ▫ Het is nu beeter met me. Het is zulk een prachtige tijd. Zondag deeden we een tochtje naar Katwijk met de kinderen. Het was vroolijk en zonnig. Gisteren fietste ik des morgens vroeg naar Haarlem. Het was tooverachtig mooi. Ik heb nooit zoo intensief de zoomerschoonheid in Holland gevoeld. De Leidsche-vaart-weg met het door boomen omzoomde kanaal, in de neevelige morgenzon, was verrukkelijk. Ik voel dan wel dat ik iets gewonnen heb. Maar ik ben zoo uiterst oovergevoelig geworden, dat alles in een moment tot leed oovergaat. Ik was op Walden en vond het er keurig in orde, zoo net en wel onderhouden als nooit te vooren. Hoe heb ik toch steeds met luiaards en dieven en knoeyers moeten tobben. Nu brengt de eene deugdelijke kracht den andere aan. Giza was bij mijn moeder, en mijn hondje was uitbundig blij mij weer te zien. Des middags vergadering van de groene, zonder stoornis. Des avonds | |
[pagina 1604]
| |
aant.
| |
donderdag 26 juliNeevelig, stil. ▫ Gisteren een heerlijke dag met de kinderen in Leiden. In Zoomerzorg koffie gedronken, toen het Oudheidkundig museum gezien. De mummies en de beelden, Egypte, Griekenland en praehistorisch Nederland. ▫ Daarna het Raadhuis met de mooye zalen en de gobelins. ▫ Toen een kerk en eindelijk de hortus met de mooye bloemen. ▫ Dan mengt zich het ligte zoomergevoel en de zee, de oude zee, met het oude cultuurleeven van Egypte, en het moderne zee-badplaats-leeven. Een wonderlijke versmelting, maar vol bekooring. Vooral om de kinderen. Er kwam weer een cheque van Hjalmar. Maar ook doemde er een groote onweerswolk op. De mooglijkheid dat men mij weer naar Engeland wil hebben. ▫ Telkens moet ik mijzelven geruststellen: het is nog niet beslist. Ik behoef niet te gaan. Niemand kan mij dwingen. ▫ Maar dan weer het gevoel: het zal er weer op neerkoomen. Ik moet toch altijd het ergste ondergaan. De voorige loutering heeft niet genoeg gebaat. ▫ Rosika heeft 's avonds met mij zitten praten om alles te ooverweegen. Ze acht het nu het psychologisch moment. Na een zeebad voel ik mij altijd opgewekter en moediger. Ik durf nu ook weer denken aan een tocht naar Engeland. ▫ Dit bewijst mij dat ook de depressies onder zuiver lichamelijken of stoffelijken invloed ontstaan. Anders kon de invloed van zeewater en ozon hen niet wegneemen. Daarin is de troost dat het lichaams-ontbinden ook de depressie kan doen verdwijnen, tenzij ze van anderen aard worden, en ook die gevoeligheid voor uitwendige invloeden moet dan gansch veranderen. | |
[pagina 1605]
| |
Er zijn drie soorten van aandoeningen waardoor de ziel wordt bewoogen. De laagste zijn het heevigst en het moeyelijkst te bekampen (1) Dat is de inferieure genotzucht, die ook in een vrouw vooral het sexueele ziet. Dan is er een hooger en fijner genotzucht (2) die verlangt naar het schoone rustige gelukkige leeven. Naar de schoonheid van de zee, de heerlijke stemmingen, het eevenwigtige leeven. Deeze is niet oneedel - maar verzet zich toch teegen heroïsche daden en zelfverloochening. Eindelijk de door mij maar zelden bereikte hoogte van eedele geestdrift (3) die al het voorige minderwaardig acht. ▫ Het weeten van haar bestaan doet ons haar toch volgen, al is 't soms met teegenzin. De stemmen van een en twee zijn meestal luider en bepleiten voortduurend de zorg voor eigen welzijn. Ik geniet nu zeer aan Zee. Maar zoolang ik hier (in Noordwijk) ben vrees ik zeer de stoornis en zie ik geweldig op teegen een moogelijke reis naar Londen. Gisteren in de sfeer van Loudon, en de hoogere belangen, was ik rustig en sterk, en de vrees weg. Nu ben ik er weer door beklemd. Morgen gaan wij naar Walden terug, en we verheugen er ons op. Ik ook - hoewel het droevig is dat het mooye alweer voorbij is. Het vluchtige der schoonheid bedroeft, zoolang men in de tweede stemming is. | |
donderdag 2 augustusOnafgebrooken reegen sints Zondag. ▫ Het was een heerlijk zoomerverblijf aan zee, met veel zon en prachtige avonden. ▫ Nu nadert de herfst al weer snel. ▫ De kinderen zijn gezond en vroolijk. Ikzelf ben weer ingezonken. Oorsuizen, loomheid. Ik had het zeer druk en was in Amsterdam en in Haarlem. Bij den nieuwen huurder, baron van Asbeck, zag ik een ingelegde speeltafel, in Damascus gemaakt, van een verbazende prachtige arbeid. Gisteren 84ste verjaardag van mijn moeder. Feestmaal bij Hotel Bosch van Bredius. Het slaagde goed, ondanks het slechte weer. Jolles was er en Jaapje. Ik heb veel reekeningen betaald. Van de Engelsche reis zal wel vooreerst niets koomen. Op Walden worden de aardappelen gerooid. Moeyelijkheeden met Mariatti die ik nu uit zijn huisje moet krijgen en Parmentier die erin wil. Zaterdag avond at ik bij de Loudons in 't Oranje Hotel te Scheveningen. Ik miste den trein en kwam laat thuis. | |
[pagina 1606]
| |
Ik ben dagen lang in zeer lage stemming geweest. Een vrouw op straat in den Haag voegde mij een paar woorden toe en dan kan zooiets mij dagen lang vervolgen. Het is wel, zooals Jan Luyken zegt, Satan die ons met vuil gooit. Maar 't is bij mij erger dan bij de goede Jan Luyken. Het sterke physische leeven aan zee gaf ooverwigt aan mijn lichaam/ en geest en ziel werden verdrongen. ▫ O bitter waren mijn dagen! | |
vrijdag 3 augustusReegen! Reegen! ▫ Ik zit weer in de hut. Eindelijk. Nu blijf ik er werken tot ‘de Helper’ af is. De Geest der Waarheid. Het is recht Augustus weer, nat en zoel. Met daarmee gepaard gaande ingewands-stoornissen. Niet erg. Telegrammen van Bjerre, van Rosika, van de vrouw van Raemaekers wier man in America zit. Royaards wil nu toch een reprise maken van de Heks. Ook Heyermans denkt nog oover Minnestral. Verkade moet vóór 1 Februari een stuk speelen. Torribio zal nu gaan bij de Rotterdammers. En het Skelet is nog bij hen ter beoordeeling. Eindelijk heeft het Ned. Operagezelschap iets in den zin, maar ik weet niet wat. Zou er nu van dit alles iets terechtkoomen? | |
zaterdag 4 augustusHier op Walden komt de séréniteit terug. Ik voel mij waardiger en beeter. ‘Leid ons niet in verzoeking en verlos ons van den booze’. Rosika Schwimmer is hier en wij verzonden gister een brief en telegram naar L.G. in Engeland. Nu is het weer opgeklaard en een groote berg arbeid wacht me. | |
[pagina 1607]
| |
woensdag 8 augustusGoed weer, neevelig. ▫ Gisteren gesprek met Chrispijn oover don Torribio. Ik werk nu in de hut. Ik ben somber, slaap goed, maar ben dof en zwaar in 't hoofd. Op Walden groote oogst van aardappelen, kroosjes, appelen. | |
vrijdag 10 augustusAf en toe reegen, toch goed zoomerweer. ▫ Gisteren waren wij met de kinderen in Artis, Truida en de juffrouw en Giza. ▫ Daarna wees ik de kinderen het Rijksmuseum. En ze zochten schilderijen op van P. de Hooch, die zij kenden. ▫ De zeeslagen en scheepjes boeiden hen. De portretten vonden ze vervelend. ▫ We aten bij Jaap de Haan. Het was een goede zoomerdag. We zaten op 't pavillioen van 't Vondelpark, en ik dacht aan mijn studententijd. Het gevoel van na een examen uit rijden te gaan en daar koffie te drinken na het eeten. Thuis vond ik een langen brief van Mariatti, die mij zeer antipathiek was en droevig stemde. Had ik hem vroeger beslist afgeweezen, dan waren we nu nog goede vrienden. Omdat ik toegaf aan zijn smeeken en dringen moet ik nu terug neemen en verlies zijn vriendschap. Ik ben nog niet zeeker omtrent zijn karakter. Het is meer en meer waarschijnlijk dat hij geen hoog staand karakter heeft en eigenlijk graag geneigd is op anderen te teeren en misbruik te maken. Een gebrek aan discretie dat ik steeds weer ondervind en dat verergerd wordt door mijn weifelende en toegeevende houding. Het kwaad spreeken oover zijn vrouw, het schelden op Parmentier, het brutaal eischen van drie jaar huur, en het dreigen met zijn pen, om mij zwart te maken bij mijn vrienden - dat zijn leelijke dingen. Ik heb nu met hem gebrooken. Het gaat mij weer zeer slecht. | |
zaterdag 11 augustusSteeds zoel en vochtig weer. ▫ Diepe, diepe schaduw. ▫ Ik werk en lijd voor iets dat ik niet waarneem. Geloof alleen moet mij ophouden. Ik kan ook niet streeven naar het geluk dat meede-menschen en vrienden mij konden aandoen. Naar erkenning en vertrouwen. ▫ Maar onder het nageslacht zal ik geen vijanden hebben. | |
[pagina 1608]
| |
zondag 12 augustus't Zelfde weer, wolken. Gister avond had ik een uitbarsting van radeloosheid, waarbij ik als een dwaas met mijn deekens wild in 't rond sloeg. Ik lag pas in bed en mijn lieve vrouw had het ongeluk te zeggen: ‘je moet niet zoo oovergevoelig zijn’. Toen riep ik: ‘je moet maar! je moet maar!’ Waarmee ik zeggen wilde dat men 't niet voor 't zeggen heeft, en het weinig baat te zeggen ‘je moet’. ▫ Mijn arme vrouw verschrok erg. Ik zelf had maar een gedachte, niemand leed te doen en niets te vernielen. Ik sliep daarna onmiddellijk in en had een langen goeden nacht. Dit was net als de keer dat ik haar bloese verscheurde. Van daag kwam Rijkens en onderzocht Hugo. | |
dinsdag 14 augustusGisteren wandelde ik met mijn twee lieve jongens naar Hilversum, door 't bosch. Dat gaf mij veel rust. Wij gingen naar den docter die Hugo geöpereerd had deezen winter. Wij liepen door het drukke dorp met de mooye winkels. Ik kreeg toen de gedachte dat mijn leed eenige gelijkenis had met barensweeën. Soms laat het na, en dan zie ik hoop, dan aanvaard ik het als nuttig en goed - Maar als dan de wee terugkomt dan verschrik ik en ontzet, en durf niet doorgaan en wil terug. En ik weet dat ik toch alles moet loslaten, en het donkerste moet ingaan. ▫ En ik heb mijn leeven lang getracht mij voor oogen te houden dat er al veel zwaarder geleeden is, en hoeveel harder anderen het hebben. Maar dat heeft niets gebaat. | |
[pagina 1609]
| |
zondag 19 augustusNog elken dag reegen. ▫ Gisteren was ik met mijn lieve vrouw in Hilversum en we kreegen een stortbui en schuilden bij ter Kuile, Truida's vrienden. Het was toch prettig. Ik voelde wel iets beeter, vooral de schaamte oover mijn zwakheeden. Als ik die voel is er al gewonnen. Ik was ook éven naar den Haag om met Loudon en Rosika te spreeken. Geen nieuws nog uit Engeland. Ik lees Mauthner, Kritik der Sprache, en bemerk tot mijn verbazing dat het niet is een taai, droog, geleerd boek - maar een vuurig, leevendig zelfs dichterlijk werk, met zeer diepe, nieuwe denkbeelden. ▫ Hij is een individu, een vrije denker, geen taalgeleerde. ▫ Ik vond bij hem de bittere waarheid uitgesprooken dat het moment steeds smartelijk is, voor elk die fijne zinnen heeft - maar de herinnering is blij, ook van het droevige. ▫ Daaruit hoort men den dichter. | |
maandag 20 augustus's Morgens neevelig. ▫ Gisteren zeilde ik met mijn jongens en Ilonka. Het gaf mij rust en voldoening. Des avonds las ik voor, bij mijn moeder. Giza weet mijn moeder zoo aardig te behandelen. Zij lachen samen zoo veel en dan koomen er allerlei aardige, lieve dingen in moeder booven, die ik mij niet herinner, en die opkoomen door de gulheid en vrijheid van Giza. Zoo zingt ze dan een Duitsch liedje ‘Schlaf, mein Herzenssöhnchen’ dat ik mij niet herinner ooit van haar gehoord te hebben. En toch heeft ze het zeeker honderden malen voor me gezongen, toen ik klein kind was. Ze waren getroffen door mijn werk. Het Heldengedicht, zei Giza. Ik weet nog niet hoe het heeten zal. | |
[pagina 1610]
| |
land was. Hij verzeekerde dat de algemeene gezindheid totaal veranderd is, en dat het de laatste krachts-inspanning is van de militaire partij, die zich nog met al hun taaiheid en kracht poogen te handhaven. De nieuwe rijkskanselier is nog een creatuur van hen, en kan niets goeds uitrichten. ▫ Onder die omstandigheeden is het toch beeter nog geen vreede te zoeken, eer die partij in discrediet gekoomen is. Hetzij door eenige neederlagen, hetzij door den aandrang van Oostenrijk. | |
vrijdag 24 augustusGisteren was het warm en drukkend. Deezen nacht zware reegen en nu koeler, met harde wind. ▫ Gisteren was ik bij de Welters in Amsterdam. Heeroom was er, de priester uit Rolduc. Ik vond hem beminnelijk en waardig. Toen hij weg was, spraken de vrienden tot mij, door Bertha. Wat zij schreeven was aan mij gericht. En ik voelde dat ik het alleen verstaan kon. Maar dan was er iets in mij, dat mij als 't ware in den twijfel wilde houden. En die twijfel kwam uit mijn lager zelf. Want als het geschreevene echt is, dan gaat het recht teegen mijn lager zelf, en er was dus directe botsing tusschen mijn neiging om het als echt te gelooven en mijn lagere neigingen. Het was zoo volkoomen juist om mij te waarschuwen dat ik dieper zelfbewust moest zijn, dat was ook hetgeen ik mij zelven had voorgehouden. Het geschreevene kon alleen zin hebben, als het niet uit Bertha kwam, en recht gericht was teegen hetgeen ik alleen weeten kon. ▫ Het verheugde mij dus zeer, maar toch bleef de demon zich verzetten en werkte het gif van de bedorven stad nog op mij. | |
maandag 27 augustusGuur en buyig. ▫ Zaterdag was Heeroom bij ons, wij praatten veel oover het doopen en het geloof. Hij is een eenvoudige, goedhartige, waardige man. Het was een aangename dag. Wij waren het hierin eens, dat de individualiteit van den priester de hoofdzaak is, en er geen goede religie kan zijn met slechte priesters. Ik sprak vrijmoedig, en hij was bescheiden en ruim. Hij komt bij ons blijkbaar in een voor hem geheel vreemde sfeer. Ik zelf vind het altijd interessant, met een Roomsch priester te spreeken. Een fijne sensatie in de vertrouwelijkheid met zoo een, en een behoefte hem mooi en waardig te zien. Gisteren geroeid en gezeild met de jongens. Ook daarbij neemt mijn | |
[pagina 1611]
| |
vreesachtigheid, mijn bezorgdheid mijn genoegen weg. Toch was het een dag vol lieve nabeelden. | |
woensdag 29 augustusGisteren een zware storm uit Z.W. Tal van appelen afgewaaid, allen doen mee aan 't appelenrapen. Het is een drukke neering op Walden, door verkoop van fruit, groenten en aardappelen. Gisteren en eergisteren séances. Een in Amsterdam, één hier. Het was afscheid voor geruimen tijd. De vrienden willen een tijdlang zwijgen. Allen waren wij droevig en ernstig gestemd. Uit ons huis zijn nu de booze invloeden weg. Het is er vrij, als lang geleeden. ▫ Gisteren spraken de vrienden prachtig, alle vier. Mevrouw Welters was voortduurend in tranen. Mijn lieve vrouw sprak zoo mooi en zuiver, dat ik mijzelven er bij onwaardig voelde. Ik was somber en zelfs bitter nu en dan, maar wist mij toch goed te houden, en niets stoorde de verheeven stemming en de liefdevolle verstandhouding. De drie vrouwen omhelsden elkaar, en de vrienden zeiden ons allen te omhelzen. ▫ Onze gedachten werden door hen beschreeven als dikke, witte wolken, helder stralend, en daarbij gewuif van gouden sluyers - alles zich vereenigend tot een schoone beweeging, met schoonheid zonder weerga. Hoe mooi en eenvoudig kinderlijk is de ziel van Truida. Eén ding kon ik met een goed geweeten zeggen: dat namelijk mijn geloofvaster is geworden, vaster dan ooit. ▫ Ik weet met volkoomen zeekerheid dat de Vader oneindig goed is en het Al volmaakt. Dat moet zoo zijn, het kan niet anders. Maar ook twijfel ik minder aan de Vrienden, ook al ontbreeken alle bewijzen. Ik geloof zonder te zien, en zonder bewijs. | |
[pagina 1612]
| |
en de zaak der Pruissen verzwakt. Wij hadden een jong Duitsch deserteur op 't koffiemaal. Breithaupt. Hij verzeekerde ons dat de jeugd wel revolutionair is, maar het Duitsche volk ‘absolut unpolitisch’. Het prestige van den keizer daalt. Breithaupt was bekend met Max Ermers en Bernfeld. Dat deed mij genoegen. Ze hebben in 't geheel geen leider in Duitschland, de jonge lieden. Ik zeide dat ik voelde wel leiding te kunnen geeven, maar dat niet te willen zoeken. Wil men mijn waarheid volgen zoo is 't mij wel. Maar ik doe er geen moeite voor. | |
maandag 3 septemberGisteren nog heevige reegen en zwaar onweer. Vandaag is 't beeter. ▫ Ik wandelde gisteren met de jongetjes naar de Gooische Boer. Als ik met de jongens en de hond wandel, heb ik rust. Dat zijn mijn genoegelijkste uuren. Wij speelden op wip en schommel. Eergisteren had ik bezoek van Henk Giltay, en ik vond het van alle jonge menschen die mij als vereerders of volgelingen kwamen opzoeken, de meest beloovende. Hij scheen beminnelijk en begaafd, en mij van harte geneegen. Hij componeert en dicht. Hij is juist in de rechten gepromoveerd. ▫ Hij schreef een goed gedicht ‘de Mensch’ dat de eerste zuivere Drievoudzang is die ik van anderen zag. Van den Bergh van Eysinga probeerde ze te imiteeren, maar dat leek nergens naar. Dit gedicht was geheel zuiver in de vorm. Remko ter Laan, mijn teegenwoordige secretaris is een goede jongen, met veel ijver en niet zonder talent. Maar hij heeft de slordigheid van een journalist en volksman. En heel fijn onderscheidt hij niet. Als secretaris was Holdert eigenlijk beeter. Fijner en accurater. De muziek van Giltay leek op die van Krah, en deed mij zeer sympathiek aan. Ik hoor het liefst eigen werk speelen door de componist zelf. Ik schreef teegen het beleedigen van president Wilson. | |
woensdag 5 septemberGisteren en vandaag schitterend Septemberweer. ▫ Ik was in Haarlem. Ik liep in diepe meditatie. Het doorbooren tot het werkelijke zelf. Het inniger zelfbewust worden. Het bracht nog geen ‘liefelijke zoetheid’, maar een bijna beklemmend gevoel, als bij het intreeden in vreemd element. Ik kreeg een brief van Heeroom de Guasco die mij genoegen deed. Ons onderhoud had hem getroffen en zijn horizon verruimd. | |
[pagina 1613]
| |
vrijdag 7 septemberPrachtig September weer. Gisteren was ik in Blaricum, bij van Suchtelen en bij Betsy. Willy was er. | |
maandag 10 septemberGoed herfstweer. ▫ Ik breng 's morgens de kinderen naar school en ga dan vaak even naar Paul's graf en bid daar dan, een kort gebed. Het helpt wel, maar niet veel. Gisteren bezoek van een jong man, een tweede luitenant, Moerman. Ook hij zoekt iemand die richting geeft aan zijn energieën. Ik schreef oover Upton. Het gedicht vordert maar zeer langsaam. | |
dinsdag 11 septemberSchitterend September weer. Groote beweeging in appelen, kool, aardappelen en hout. Gisteren onverwacht bezoek van de Haansbergens uit Eindhoven, en van de Loudons. Ik had moeite om behoorlijk de honneurs waar te neemen. 's Avonds fietste ik nog even naar Bredius om met Loudon te praten. Hij is sympathiek als altijd, maar ik vind hem slecht geinformeerd. Hij moest beeter op de hoogte zijn van wat er in 't land omgaat. Hij hangt te veel af van wat men voor hem uitknipt. Hij is enorm plichtmatig en ook onverzettelijk daarbij. Maar hij is voor zijn post misschien niet ambitieus genoeg. Een organiseerend genie doet anders en is hartstochtelijker. Loudon zou wel een goede president zijn, in de positie van Poincaré, maar niet in die van Lloyd George of Wilson. Zweden heeft zich geblameerd. Een kwade complicatie voor het Vreedescomité. Nu is er voor mij niet veel samenwerking met de Zweden moogelijk. | |
[pagina 1614]
| |
Haan. Daarbij Remko ter Laan als 2e secretaris toegevoegd. ▫ Ik was er oover verheugd. Vooral om de warme waardeering van Brouwer voor Jaap de Haan. Hij steunt hem met groote oovertuiging en schreef een prachtige brief om zijn professoraat aan te beveelen aan de faculteit. ▫ Mannoury was uitsteekend. Praktisch en voortvarend. En hij zei van Jaap: wat die heeft aangesneeden is wel de ware koek. ▫ Ik voelde alsof nu door deeze samenwerking van de meest vrije en sterke geesten van ons land iets zeer bizonders was bereikt. Een burcht of bolwerk van wijsheid. Niet van enkel intellect. ▫ Maar teevens geweldig sterke koppen. En het was mij als een troost, dat ik het reusachtig abstractie-vermoogen van de twee wiskunstenaars, en het fenomenale geheugen van Jaap nu als 't ware tot mijn steun had, alsof dat nu tot mijn weezen behoorde, omdat er ook een liefde-band is. ▫ Ik zelf voelde niet anders te kunnen aanbrengen als wat gevoel en wat liefde, en wat vrijheid. Ze zijn alle vier heel wat knapper dan ik. Ik ken nauwelijks de tafel van vermeenigvuldiging meer, laat staan de integraalreekening, die voor Brouwer de tafel van vermeenigvuldiging is. ▫ Met Borel voel ik mij op een kalme afstand. Ik hoor hem graag en kan ook oover alles spreeken. Maar ik voel nog altijd weer die eigenaardige weerzin, zoodra hij oover zijn zwoele weezen begint. Ik schuuw hem nog, en bemerk ook zijn achtergehouden aandoening. Hij kon niet best veelen dat Jaap in het instituut kwam. Maar hij kon het niet verhinderen. Ik heb nu iets heel moois bereikt. Iets dat nog minder begoocheling is dan de kring te Potsdam, die door de vuurproef is uiteengespat, ten minste vooreerst. ▫ Hier is veel hechter vriendschap, veel grooter vrijheid van geest. En niet minder verstand. Weer een slecht bericht oover Torribio. Het zal toch wel een moeyelijke winter worden. Weinig leezingen? geen tooneelspeelen? ▫ En toch zullen we er wel door rollen zooals Truida zegt. | |
[pagina 1615]
| |
aant.
Ik kreeg een brief van Kanso verzonden 8 Juli. Het Zweedsche comité blijft actief en verlangt van mij activiteit. Maar ik voel er niet toe geneigd. | |
maandag 17 septemberHet is goed zoomerweer. Niet koud, wat winderig, nu en dan zon. ▫ Gisteren deed ik een heerlijke wandeling met Hugo. Eerst naar Naarden, waar wij de kerk oopen vonden, en een concert hoorden, voor viool, orgel en zang. Het maakte indruk op Hugo. Toen zaten wij in het cafeetje aan de weg naar Muiden, en wandelden terug naar 't fort aan de Karnemelksloot en van daar oover de Meent naar Walden, waar we om vijf uur aankwamen, na drie uur loopen. ▫ Vooral het laatste gedeelte was heerlijk, en de lieve jongen vond het ook recht prettig. ▫ Dan ben ik het rustigst. Toen ik thuis kwam was er weer stoornis door de appelendieven, die mij brutaliseerden en een gek figuur lieten maken. Dat deprimeerde terstond weer. Het was heeden weer geheel mis. Er is niets aan te doen. Het lijf begeeft me, en de ziel is nog niet in zeekerheid. Inspanning baat niet. Ik schrijf en dat is wel verligting. Maar ik weet zoo goed hoe het anders kon. | |
woensdag 19 septemberZoel en stormachtig. ▫ Gisteren was ik bij mevrouw Welters. Welk een grof, belachelijk bijgeloof is er nog in haar. Alles draait om geld, in haar wenschen. Ze heeft een ‘neuvaine’ voor de H. Antonius gehouden, om een prijs op haar lot in de loterij te trekken. ▫ En dan schimpt ze op haar man en de andere vrienden, omdat die haar niet daarin helpen. Ik at bij Jaap, en vond hem in volle actie voor zijn professoraat. Brouwer helpt daarin met geweldige energie. Zijn invloed en prestige schijnt groot. Mannoury zei: na Christiaan Huyghens hebben we zoo'n man niet gehad. ▫ Ik was dankbaar voor hetgeen ik bereikt heb, door die twee samen te brengen: Jaap en Brouwer. Het zijn beiden intellektueele reuzen, en boovendien dichters met een groot, vuurig gemoed, alle twee. ▫ Dat is mijn organisatie, zulke menschen samen te brengen. Blijmoediger ben ik daarom nog niet. | |
[pagina 1616]
| |
De zesde zang van Schijn en Weezen, en de eerste van Aleteia zijn heeden af. | |
22 septemberNu is de zoomer weer voorbij. Een vrij gunstige zoomer, vruchtbaar. Nu begin ik weer door geldzorgen beklemd te worden. Ik zie geen extrainkomsten en een reusachtige schuld, voor mijn doen, door het opschilderen en onderhouden van de huizen. Gisteren vergadering in Americain. Mannoury hield een goede reede. Brouwer en zijn vrouw noenmaalden bij Jaap. Jaap was vroolijk en druk, tevreeden door de steun en waardeering die hij ondervond, - ook al bleef zijn professoraat nog voorloopig uit. ▫ Op de vergadering waren de Winter, en Giltay en Breithaupt en nog eenige jongelui. ▫ Deeze geestelijke strooming acht ik minstens eeven belangrijk als de N. Gids - en zeeker veel mooyer en waardiger. ▫ Deeze eenheid van ons vijftal, en de waardeering van elkanders werk doet denken aan de mooiste beweegingen in Frankrijk, of Duitschland of Engeland. ▫ Aan de Weimar-tijd, de tijd van Samuel Johnson, aan de encyclopedisten. ▫ Want zeeker is het werk van Jaap, van Brouwer en Mannoury, eerste rang. ▫ En merkwaardig is ook onze eerste opgaaf: een woordenboek. Ik kreeg door een medium een brief die van Paul heette te koomen. Ik moet er echter nog sceptisch teegenoover staan. Niet alleen omdat zijn geboortedatum verkeerd is opgegeeven, maar ook omdat er niets in staat wat niet langs gewoonen weg te weeten zou zijn, en hetgeen men allereerst zou verwachten/ een toespeeling op de séances met van den Dorpe ontbrak. ▫ Hoe moeyelijk is de juiste middenweg tusschen scepsis en geloof. | |
maandag 24 septemberPrachtig weer. ▫ Gisteren fietste ik naar Utrecht, en noenmaalde bij de Winter. Ik ontmoette er de jonge Goudoever, de cellist, en ook Pijper, de componist. Het was een druk verkeer, omdat zijn tentoonstelling geoopend werd. Zijn werk was verfijnd in kleur, en er waren ook sommige nieuwe motieven. Ik verlang dat hij tot hooger weezens nadert, hooger dan planten, paddestoelen of dieren. Ook in zijn landschappen moet nog meer menschelijks koomen. Dan zal hij iets zeer hoogs bereiken. Hij is een echt, trouwhartig werker. | |
[pagina 1617]
| |
dinsdag 25 septemberMooi weer. ▫ Wij hoorden gisteren wanhoopig snikken in het bosch. Truida ging er dadelijk op af en vond een jongen in een boom zitten en heevig schreien. Met moeite kwam eruit dat hij weggeloopen was van zijn ouders en zijn patroon, omdat hij vijf centen verduisterd had en dat ontkend. Hij was 16 jaar en behangersleerling. De goede Truida rustte niet voor ik naar zijn ouders was gefietst en een goed woord bij zijn vader gedaan. Onderwijl kreeg hij zijn vijf centen en een maaltijd bij ons aan huis. Hij was naar Muiderberg geloopen en toen weer terug. Voor de vijf centen had hij een sigaar gekocht. | |
woensdag 26 septemberMooi weer, soms neevelig, gisteren was het warm, 75o. ▫ Het is wel duidelijk dat Wilson eigenlijk nog te goed oover het Duitsche Volk denkt. Alfred Kerr heeft voor vijf jaren al de waarheid gezegd. Het is een groote begeerte naar weelde en macht die Duitschland vervult. Hun vreedelievendheid is loogen. Ze willen tot het uiterste volhouden, om hun droom van profijt en macht toch te verwerkelijken. En door hun ooverwinningsberichten zijn ze als 't ware steeds meer daarop afgericht. Nog gelooven ze Hindenburg, en denken dat het beloofde koomen zal. Nu komt de onvermijdelijke botsing. De regeering weet wel dat de belofte nooit vervuld kan worden, en stuurt aan op de onvermijdelijke ‘Verzicht-Frieden’. De All-Duitschers geeven de hoop niet op, en vinden natuurlijk steun bij de meenigte, zoolang die niet ontgoocheld is. ▫ En zoolang de ooverwinningsschijn behouden blijft, zoo lang zal men 't rekken. ▫ Maar wee, als de Verzichtfrieden moet doorgezet worden, en de gouden droomen in rook vervliegen. ▫ Dan komt de furor Teutonicus, in andere richting. | |
[pagina 1618]
| |
Er is vreedes-verwachting - maar bij mij nog niet. Het zal nog zeeker een jaar duuren, misschien langer. Ik voel ook niet geneigd naar een vreede nu, zoolang als de Tirpitzen en zijn meede-bandieten aan het woord worden gelaten. | |
woensdag 3 oktoberNog steeds zoomer weer. Gisteren was het recht warm, ook eergisteren. ▫ Maandag was ik in Haarlem, wandelde in den hout. Zondag wandelde ik met mijn jongens heen en weer naar Valkeveen. Gisteren zag ik ‘de Kleermakers van Marken’ als Hollandsche opera. Een duidelijke navolging van de Meistersinger. Eigenlijk een flauwe poppenkasterij, die ook niets met muziek te maken heeft. | |
vrijdag 5 oktoberBuyig, koel. Gisteren geweldige stortreegens en storm. ▫ De zoomer is nu voorbij. Bij mijn moeder brandt de haard. Gisteren verzachtte mijn verdriet tot weemoed, en ik was in een weeke teedere stemming. Maar dat was goed, de tranen kwamen spoedig en ik bad dat het zoo mocht blijven. ▫ Maar wij herinneren ons beste zelf te weinig. Wij vergeeten weer. ▫ Ik las in mijn dagboek van 1911. Dat was nog in 't begin van de droefheid/ maar de schaduw was er reeds. Den geheelen dag voelt men het dreunen van het geschut in Vlaanderen. | |
dinsdag 9 oktoberStorm en reegen. Ik stook in de hut. ▫ Zondag was de Winter hier, met zijn vrouw. Het was koud. Wij aten in de keuken. Des avonds ging ik mee naar Utrecht en had een zitting bij van den Dorpe. Eerst toonde hij mij zijn proeven met de radiometer. ▫ Toen gebruikten wij het kruis, om woorden te spellen, met ons beiden. Er kwam een zeekere Isak, aan van Dorpe bekend. ▫ De schoonzuster van v.D. die medium is, was in de kamer er naast, met zijn vrouw. En zij voelde zeer sterken invloed, en het kruis zeide dat zij meede moest aanzitten, ook met de vrouw. Wij deeden dit en toen werd gezegd het kruis weg te leggen. Toen ging de schoonzuster in trance. Eerst sprak haar vader, en toen kwam plotseling - nadat ze diepei in trance was gegaan het fransch van Paul ‘c'est assez!’. Hij sprak niet veel | |
[pagina 1619]
| |
maar de hoofdzaak was dat hij naar zijn moeder vroeg. Je vous adore, zei hij weer. Je vous adore tous deux. Ook ‘je me réjouis’. Ik beloofde hem toen spoedig weer te koomen en zijn moeder mee te brengen. Gisteren oratie van Mannoury. Ik was somber en eenzelvig en voelde mij eenzaam in die academische waereld. En toch was ik recht verheugd dat er nu die samenwerking is en Lady Welby's groote bedoeling door mijn initiatief benaderd. ▫ Het was er vol. Jacob en Brouwer natuurlijk, en Gerda en Lize en Hans van Maarsseveen. Het was een zeer geestelijk leevende omgeeving. ▫ Mannoury is geestig en pittig. Niet zoo diep als Brouwer, maar een vrije geest. Alleen dat hij Kollewijn's spelling oovernam schijnt mij een zwakheid van hem. ▫ De professorale kleedij heeft toch wel een sterke invloed. Het zijn andere menschen, veel waardiger en imposanter, juist door hun kleeding. Hoe mooi koomen hun koppen uit. De omgeeving was wel leelijk en somber. Maar de koppen waren mooi. | |
vrijdag 12 oktoberStorm en regen. Het wordt kouder. 40o. ▫ Gister vergadering van het Instituut, bij Jacob de Haan. Borel, Brouwer en Mannoury. Het was een prettige bijeenkomst, waar het leevendig en toch waardig toeging. Hoe anders dan in de N. Gids tijd!! Dit is een vast gebouw, met het cement van vriendschap verbonden. En wij allen hebben daar het dankbare gevoel in de kring te zijn waar wij thuishooren, en het besef dat wij, naar ons speciaal vermoogen, de menschheid dienen en leiden. We vormen een wijsgeerig centrum dat stellig voor geen ander achterstaat, en van waaruit het geestelijk leeven beheerscht wordt. Des avonds was ik op een séance bij Amsterdamsche jongelui, die ik niet kende. Er was een medium, Frank, waarvan de Winter mij verzeekerde dat hij eerlijk en betrouwbaar was. Hij had mij een brief laten stuuren die Paul aan mij gericht zou hebben. Die brief zelf was al niet zeer betrouwbaar, en wat ik dan gisteren direct hoorde door het medium verdreef mijn twijfel niet. ▫ Bij van den Dorpe kreeg ik stellig den indruk met Paul te spreeken, ook bij v. den Dorpe's schoonzuster als medium. ▫ Maar bij Frank stellig niet. Vooral niet omdat hij van de voorige samenkomst in Utrecht niets bleek te weeten. En wat hij zeide kon door iedereen zoo gezegd worden. Het was niets kenmerkends voor Paul. Er is iets zeer bedroevends in het bemerken van zulke onbetrouwbaarheid. Het is wel geen opzet, en het medium is te goeder trouw. Maar hij | |
[pagina 1620]
| |
bedriegt zichzelf, gedreeven meestal door eerzucht, door het gewigtige van de zaak. Zoo was het ook bij Barel. En daarbij komt steeds het gezondmaken, door den geest van een of ander docter of professor. Ditmaal was het prof. van der Mey. ▫ Maar er komt nog het pijnlijke bij van het allerteerste in mij op die manier nagebootst te hooren, het heilige vervalscht, en daarbij de vrees, ik mocht mij toch eens vergissen, het mocht eens waar zijn, en hoe zou ik dan den afgestorvene niet bitter krenken. ▫ Ook de vrienden voelden zich gekrenkt als ik hun echtheid betwijfelde, en toch gaven zij er vaak aanleiding toe, b.v. toen ze niets konden zeggen van de séance bij Jan Sol, waar ze tocb zeiden geweest te zijn. ▫ De radiometerproeven van v.d. Dorpe werden door de physici als door warmtestraling verklaarbaar getoond. | |
zaterdag 13 oktoberAf en toe zonneschijn. Ik had gisteren een vrij goeden dag. ▫ Vandaag weer alarmeerende berichten in de courant, dat Holland steeds meer in de klem zit. Ik beproefde weer aan mijn gedicht te schrijven, maar van daag is het zelfvertrouwen weer verdweenen, en het zal mij verwonderen als het ooit af komt. | |
maandag 15 oktoberZonnig weer, koel. ▫ Gister middag kreeg ik een uitnoodiging, telefonisch, om in Dordrecht te spreeken. Ik nam het aan en het deed mij goed. Ik wenschte de eerste zang van het Nieuwe voor te leezen, hoewel ik nog geen titel heb. Gisteren avond waren bij mij de componist Pijper met zijn verloofde, juffrouw Werker, en de Winter. Hij speelde een symfonie voor, die geinspireerd was door de Kleine Johannes. Het laatste gedeelte is de Dood van Pan. ▫ Hij is zeer modern en zijn muziek vol dissonanten. Ook had ik soms een demonischen indruk. Ook Truida voelde dat. Maar het is zeer knap werk. Wij hooren weer de kanonnen van Haigh waarmee hij in Vlaanderen de Duitschers vervolgt. | |
[pagina 1621]
| |
Ik wandelde gister nacht oover de duistere hei naar Hilversum en bezocht den architect London, om kennis te maken met een medium Annie Bosch. Ik kreeg van hun kring een zeer gunstigen indruk. Ze vormen den kring met hun drieën. London is de leider hier en Emilie Zola aan gene zijde. Ook Douwes Dekker kwam nu en dan. Ik zei dat ik al van 't vooren kon zeggen wat hij had meedegedeeld. Ik was er zeeker van dat hij bekeerd was en nu vroom, en vol godsvertrouwen. En zoo was het ook. Hij had een ‘Gebed van een Weetende’ geschreeven, dat een teegenhanger zou zijn van het gebed van een onweetende, en dat was werkelijk zeer diep en mooi. Er waren allerlei punten van oovereenstemming met onzen kring. Het was ook begonnen met allerlei dwaasheid en frivoliteit maar door de leiding van London was het alles nu ernstig geworden en kwamen er geen frivole interrupties meer. Er was ook weer een doctor geweest, Dr Doeschate, die hen adviezen had gegeeven, waarbij ze zich zeer wel hadden bevonden. London, de architect van een huis in Hilversum dat ik al meenigmaal had bewonderd, in franschen stijl, - had nu grootsche plannen voor een ‘Waereldhuis’. Daarin werd hij gesteund door zijn vrienden van Génerzijds. ▫ Hij is een uiterlijk vrij ruwe man, zonder eenige uiterlijke verfijning, maar naar mij voorkomt, echt, oprecht en talentvol. Hij had iets van de manieren van Heyenbrock. Willem Bauer vond hij de eenige die hem onder zijn vakgenooten sympathiek was. ▫ Zijn vrouw een knappe, eenvoudige Hollandsche. Het medium een fijn, geestig meisje, met literaire aspiraties. ▫ Wij praatten anderhalf uur en het was aan weerszijden zeer bevreedigend. ▫ Zijn ruwheid noemde hij maar een pantser, om zijn teerheid te beschermen. ▫ Ze zullen spoedig eens op Walden koomen. | |
woensdag 17 oktoberZonnig en winderig. ▫ Gisteren at ik bij Royaards en had een lang gesprek met hem. Het leeverde niet veel op, en ik verzuimde de redactievergadering. Daardoor was ik zeer ontevreeden en mismoedig. Ik kwam moe en verdrietig thuis. Men heeft in Parijs een Hollandsche vrouw doodgeschooten, weegens spionage. De danseres Mata Hari. Zooiets geeft mij een grooten afschuw. De Duitschers zijn met zulke daden begonnen, maar dat neemt niet weg dat ik het verfoeyelijk vind ze na te doen. Daar schuilt nog weer de oude fransche wreedheid der revolutie. Ik voel het als zoo iets misdadigs en ver- | |
[pagina 1622]
| |
schrikkelijks, dat ik in zulk een waereld haast niet ademen en leeven kan. Men straft met den dood wat niet als misdaad kan gevoeld worden door de gestrafte. Hier uit zich dus reedelooze, rechtlooze haat, zonder eenige ridderlijkheid of eedelmoed. De troost van eergisteren is al weer verdweenen. Ik moet spreeken van avond en zie er niet teegen op. Maar ik ben zeer down en moe. Van tooneel-opvoeringen zie ik ook niet veel koomen. | |
zaterdag 20 oktoberMooi Octoberweer. Zonnig en zoel. Met Octoberpracht. ▫ Ik sprak Woensdag in Amsterdam voor de Vrijmetselaars, en logeerde bij Dr Leendertz. De vrouw was een Bussumsche, een oude kennis. Haar moeder heb ik bijgestaan toen haar zuster gebooren werd. Loman. Er waren drie kinderen, een gegoed gezin. Ik droeg de eerste zang van ‘de Geest der Waarheid’ voor, en het slaagde wel. Ik ging toen naar Delft en noenmaalde bij Hans. Hij toonde mij de groote kabelfabriek, waaraan hij nu zijn werkkring heeft. ▫ Het was een prachtig gezicht, de electrische machines, die den kabel bekleeden met papier en lood en hars en jute en teer. En Hans beproeft met zijn electrische toestellen de kabels. Ik verwonderde mij er oover hoe ze een duidelijk beeld behouden van die electrische verschijnselen, terwijl ze toch nooit iets direct er van waarneemen. Ze voelden zich thuis in Volts en Ampères en Ohms en Watts, en weeten toch in 't geheel niets van het weezen der zaak. Ik kon de toelichting van Hans nauwelijks volgen. Ik sprak 's avonds in Dordt, voor een groote, volle zaal, beeter dan in Amsterdam, en de verzen van de Geest der Waarheid sprak ik ook veel beeter. Het sloeg in en pakte. Dat was voor mij een groote voldoening want nu was mijn opzet toch gelukt - des zoomers iets te maken om 's winters vóór te dragen. Wel is het nog niet àf, en vult geen avond, maar dat behoeft ook niet. Ik maak het nu toch af, het zal wel te lang worden voor één voordracht. Maar het is goed, en geschikt tot voordracht. Ik logeerde bij de familie Oubron/ een jong paar met twee kinderen. Vegetariërs. De man longziek geworden door te streng dieet. ▫ Ik zag nog een glasbranderij van Bouvy, in Dordt, waar de gekleurde ruiten worden gemaakt. De techniek is eeven ver, maar de goede smaak en het artistieke | |
[pagina *67]
| |
| |
[pagina *68]
| |
| |
[pagina 1623]
| |
schoon is treurig verlooren gegaan. Dordt en Delft zijn beide bloeyende industrie-steeden, ongeveer 50000 inwooners elk. Ik kwam vrij voldaan thuis, en neem een leezing in den Haag ook aan. Ik werd wat gedeprimeerd door kleine physieke bezwaren en door het steelen dat ooveral moet voorkoomen worden. ▫ Ook door de politieke toestand. De Duitschers nu weer voorspoedig met hun inval in Rusland, en met hun vloot. Dat beteekent rekken van den oorlog. | |
maandag 22 oktoberNeevelig, druilig. ▫ Gister wandelde ik met de kinderen door Spanderswoud. Het was in prachtigste herfstdos. Vooral het zanderijtje met de vijvertjes in de kleine wildernis. Des avonds ging ik met Martha naar Utrecht om bij van den Dorpe van Paul te hooren. Er waren zeer ontroerende momenten. Het teerste stemgeluid dat ik ooit van Martha hoorde, beezigde zij om tot hem te spreeken. ▫ Hij zeide weer niet veel, maar er was ook weer niets bij wat onecht scheen. Alles maakte den indruk van echtheid. Het was echt Paul, zooals Martha ook opmerkte. Toen ik vroeg waarom hij nu weer juist Hollandsch sprak, hoewel ik zijn fransch zoo aardig vond zei hij: ‘toujours au contraire’. Een echt gezegde voor hem. | |
woensdag 24 oktoberHeedennacht onweer, nu reegen. ▫ Ieder jaar vergeet ik weer hoe mooi de herfstkleuren zijn, en den tijd waarop ze zich vertoonen. Nu is het weer in volle pracht. Paarse asters en gouden linden en kastanjes. Vreemd dat de Amerikaansche eiken hier hun roode verkleuring langsamerhand verliezen. De jonge boompjes hebben het nog, maar de oude boomen worden niet meer zoo mooi rood als in Amerika. Het is stellig een klimaat-invloed. Misschien de felle winterkou. Maandag waren we in Amsterdam, en hoewel we er stellig niet op reekenden hadden we toch hoop iets te hooren. En we zijn ook niet teleurgesteld. De vier vrienden hebben ons liefdevol toegesprooken. ▫ Eigenaardig is dat zij blijkbaar niet goed begrijpen welk gewigt de evidentie voor ons heeft. Ze zeggen: ‘wat doet het er toe wie tot je spreekt, als je maar ziet dat wij als vrienden voelen en helpen. Onze aardsche namen herinneren wij liever niet’. ▫ Ze hebben natuurlijk zelf niet de minste behoefte aan | |
[pagina 1624]
| |
bewijs of oovertuiging, en voelen daarom niet ons heftig verlangen naar zeekerheid dat zij het werkelijk zijn. Zij kennen den twijfel daaromtrent niet, en voelen niet dat wij zoo streng naar Waarheid moeten vragen, omdat wij midden in de leugen leeven. Gisteren was ik in Amsterdam, bij Giza, bij Jaap en bij moe de Jong en op de Groene vergadering. De vrienden hebben mij zeer op 't hart gedrukt ook mijn politieke taak vol te houden, en te bedenken dat ze op me vertrouwen. Ik zie nu mijn werkkring vrij vast voor me, vooral door het gelukken van mijn dichtwerk. Nu ik weet dat voort te kunnen zetten, en er succes mee te hebben op voordrachtsavonden, nu heb ik een vaste functie die mij bevreedigt en in mijn stoffelijke nooden voorziet. En die mij tijd laat voor politiek en journalistiek werk. ▫ Nu ben ik ook niet zoo afhankelijk van tooneel-directies. Ik krijg uitnoodigingen tot spreeken. Komt er een stuk op de planken, des te beeter. Zoo niet dan zal ik het door leezingen goed maken. ▫
Ook het Kamerlidmaatschap kan mij dan niet zoo uit mijn werk brengen. Ik zie er nu niet zoo teegen op. Ik kan ook daar eenige jaren nog goed werk doen. Vooral door mijn vriendschap met Loudon. Ik zal hem helpen als ik kan en kan ook op zijn hulp reekenen. | |
donderdag 25 oktoberW. Storm. ▫ Gister middag kwamen hier Jaap London en zijn vrouw en Annie Bosch. Wij hadden een séance bij ons in de eetkamer, die voor mij zeer interessant was. ▫ Annie Bosch schijnt mij een zeer goed medium. Zij gaat niet in trance maar schrijft, en spreekt teevens uit wat zij schrijft. Het schrijven gaat zeer snel en het schrift is nagenoeg onleesbaar. Maar zij ontcijfert het. Er moest eigenlijk nog een stenograaf bij. ▫ Het is opmerkelijk dat in de twee beste kringen die ik ken, die van ons en van de London's, de methode ongeveer gelijk is. Geen trance maar schrift, leiding door één persoon, een man, aanweezigheid van vrouwen. ▫ Een leidende persoon aan géne zijde. Bij ons is het tot nog toe alleen Emile Zola. ▫ Annie Bosch las ons eerst voor wat Zola had meedegedeeld, zijn ‘waereld-mandaat’. Een lyrisch betoog in rijken stijl, en zeer zuiver en diep in beschouwing. Zola staat nog nader aan de aarde dan onze vrienden, hij wil nog niet het verlangen wekken naar hooger omdat hij dit aardsche werk wil voltooid zien. Mij was dit sympathiek. Zijn optreden en spreeken had iets zoo rustigs | |
[pagina 1625]
| |
en voornaams, dat wij terstond aan onze vrienden herinnerd werden. Ja, dit is de sfeer van gelijkmoedige, liefdevolle aandacht die ook wij kennen. Ook Truida, die toch zoo loyaal en trouw aan onzen kring hecht, voelde de oovereenkomst en de zuiverheid van deezen kring. Nu zou Zola trachten in contact te koomen met onzen kring en hij vroeg mij de vrienden daarop vóór te bereiden. Ik doe dat bij deezen. Ik kon de brug vormen tusschen de beiden. Jaap London bleek de bouwer te zijn van al die aardige gebouwen die in de laatste jaren mijn aandacht trokken. Het gemeente huis te Halfweg, te Wijk aan Duin, het fransche huis aan de Soestdijkerweg en veele villa's in Aerdenhout. Hij is niet de eerste de beste, en daarom zijn zijn groote aspiraties niet belachelijk. Mooi was het gelaat van het medium als ze de berichten ontving. Rustig, en toch vol aandacht, zonder eenige poze of aanstellerij. Zij is een fijner geest dan Bertha of mevrouw Bouwman. ▫ Morgen oover acht dagen koomen ze weer. ▫ Voor mij was het bezoek zeer opwekkend en troostrijk. | |
vrijdag 26 oktoberNog buyïg. ▫ Gisteren een politieke bespreeking. Ik wil wel optreeden, maar alleen als ik een goede kans zie wat uit te rigten. Ik schreef nu oover het jeneeverstooken uit graan. Truida en ik praten steeds oover de séances. Ik las Zola's ‘waereldmandaat’ de opdracht om een waereldhuis te bouwen, aan Jaap London. ▫ Opmerkelijk is weer de oovereenkomst met andere kringen. Eevenmin als de docter en de geneezingskracht ontbreekt/ zoo ontbreekt ook niet de groote waereldhervormende gedachte. Een nieuwe godsdienst, een centrum van geneezing, een nieuwe leer, een waereldhuis - altijd komt er zooiets in deeze kringen. ▫ Dat kan beteekenen dat zij aan de ooverzijde de noodzaak en de moogelijkheid daarvan beeter inzien, dat de sfeer daar er mee vervuld is, en dus iedere geleegenheid om het te verkondigen, wordt aangegreepen. ▫ Er is ook groote oovereenkomst tusschen het plan van Jaap London en het vizioen van Johannes in 't derde deel. Ik vind het vizioen mooyer, poëtischer, maar het plan van Jaap - dat hij al bij zijn leeven wil aanvangen - sluit misschien beeter aan bij hetgeen men in onzen tijd wil hooren. ▫ Het komt mij voor dat zulk een tastbaar, concreet gebouw eerst zal verrijzen als de omkeer in de harten een feit is geworden. Als dus de menschen eerst verzoend en verbroederd zijn. London zal zeggen dat het | |
[pagina 1626]
| |
zichtbare gebouw de verzoening juist zal bewerken. ▫ Meest waarschijnlijk zal het gelijk opgaan. In elk geval schijnt mij Jaap London een man die wat kan doen en niet bij plannen alleen zal blijven. Als hij maar wil luisteren naar kritiek. | |
zondag 28 oktoberMooi Octoberweer, met vrij strenge nachtvorst. Dahlia's zijn bevrooren. ▫ Henriette Valeton logeert hier, de vrouw die mijn jongensliefde, die zoo groot en mooi was, verwierp, en daarmee mijn leeven een blijvende schade deed. ▫ Ik was voor eenige maanden bij haar en barstte toen uit in tranen omdat zij zei dat het een misverstand geweest is, en zij nooit had begreepen dat ik bedoelde haar te trouwen. Ik stuurde haar toen mijn dagboekje uit dien tijd, waarin haar woorden die duidelijk toonden dat het geen misverstand kon zijn. Zij zag mijn lijden en sprak toch zonder omweegen duidelijke taal. ‘Wensch niet dat ik uit meelijden anders spreek, - ik kan je vrouw niet worden.’ ▫ Toen heeft zij zelf zeer geleeden, dat begreep ik. Maar hoe zij nu kon zeggen dat ze mijn bedoeling niet begreep dat was me een raadsel. ▫ Nu heb ik alles, door een gesprek, begreepen. Als ik aangehouden had, als ik meer als heerscher was opgetreeden dan had ze toegegeeven. Ze zegt nu, dat ze er niets van begreep en nog de zaak niet begrijpt. Maar de zaak is duidelijk. Ze sprak zelf het bevrijdende woord door te zeggen dat de man die ze getrouwd heeft meer ‘masterful’ was dan ik. Ze hield niet méér van hem dan van mij, en ze zeide teegen hem precies wat ze teegen mij zei: ‘ik weet niet of ik genoeg van je hou om je te trouwen.’ Op dat woord liet ik af en vertwijfelde. Maar de ander zei: ‘dat doet er niet toe, ik houd wel genoeg van je’ en toen gaf ze toe. ▫ Wat ons uiteen dreef was dus het ideaal dat zij noodig vond om tot een huwelijk te besluiten. Later erkende zij dat dat ideaal voor een huwelijk niet noodig is, en dat zij genoeg van mij hield om mij te trouwen. Maar toen had ze mij al ongelukkig gemaakt en afgeweezen, tot haar eigen groote smart. Terwijl de ander zich niet af liet stooten, maar ‘masterful’ zei: ‘dat doet er niet toe. Ik wil je hebben.’ ▫ Zij had dus een tik met de zweep noodig om haar veeleischend idealisme te bedwingen. ▫ Zij begreep niet, en begrijpt nog niet, wat er in haar gebeurd is en hoe het zoo moest koomen. Nu voelt ze als schuldig teegen mij en vroeg vergeeving. ▫ Ik zeide dat mijn grooter bitterheid van thans méér vergeeving meebracht dan mijn zachtzinnig geduld van vroeger. ▫ Ze noemt zichzelf ‘niet-hartstochtelijk’. Maar zoo | |
[pagina 1627]
| |
noemde Ella Geldmacher zichzelf ‘niet-erotisch’. Een vrouw ziet vaak haar driften en daden zoo onjuist. Henriette meende dat een huwelijk met haar mij wèl zou beveiligd hebben teegen alles wat mijn leeven later vergiftigd heeft. Maar ikzelf ben daar nog niet zoo zeeker van. Het zou te droevig zijn. De ouders hebben in ons geval een zeer slechte rol gespeeld. Door nooit vrij uit te praten, en stilletjes in de richting te drijven die ze in hun kortzichtigheid voor 't verstandigst hielden. ▫ Henriette hield zooveel van haar moeder en scheen zóó intiem met haar. Maar nooit heeft die moeder het geval met mij vrijelijk met Henriette besprooken. | |
maandag 29 oktoberStil, reegenachtig weer. Een slechte dag. Het Italiaansche leeger schijnt totaal geslagen. Dit beteekent of verlenging van den oorlog, of een onvoldoende vreede. Het is moeyelijk te begrijpen hoe dit ten goede kan meewerken, en toch is het moogelijk. Abram Kuyper wordt gehuldigd. Ook dit is een tijdelijke triomf van het kwade. Die man verdient geen hulde, omdat zijn gansche leeven één eerzucht, heerschzucht en onoprechtheid is geweest. Geen wonder dat hij nu aan de Duitsche zijde staat. | |
woensdag 31 oktoberStil weer. ▫ Ons bokje is gestorven, het zachtaardige dier dat aan ons gehecht was en waarmee de kinders speelden. Het beest had een eentoonig leeven, steeds aan een ketting op het grasveld, den heelen winter in de donkere saaye stal. Maar het kende ons en onze toespraak was hem welkom. ▫ Ik moet nu denken aan de kleine geestelijke lijn door dat leeventje getrokken en onvergankelijk als al wat geestelijk is, en noodig in het al. ▫ Ik hoorde zijn klagelijk antwoord toen we hem nog riepen, van morgen, en dacht aan zijn lijden. | |
[pagina 1628]
| |
maandag 5 novemberGoed, stil weer. Zacht. Ik ben wel vooruitgegaan deeze week. Vrijdag hadden wij weer eene séance met London, Truida, Annie en London's vrouw. Er werd een kring gevormd, in den trant van onze vier, met ♁, - nu van Zola, Victor Hugo, Douwes Dekker en Donna Manna, een weezen dat als vrouw leefde in de 17e eeuw in het Zonneland (Italië) een discipel van Zola, vroeger nog met aardsche zonden belast, nu in zuivere sfeer. Zij spraken alle vier tot ons, en er was geen enkele reede tot wantrouwen. ▫ Zoo is het, wij vragen geen bewijzen maar de evidentie komt van zelve uit de veelheid van waarneemingen. ▫ De heele séance deed mij bizonder goed, en mijn eevenwigt voel ik toeneemen. ▫ Voor Truida is het alles niet zoo sterk als voor mij, om haar groote trouw aan ♁. Ik blijf niet minder trouw aan onzen eigen kring, maar toch ondervind ik zeer den invloed van deezen nieuwen kring. Donderdag was ik in Haarlem. De novemberdag was prachtig in het bosch. Gisteren was Jaap de Haan bij ons. Het is heerlijk een goeden vriend te ontvangen. Uit Weenen schreef men mij: ‘die Wiener Jugend erinnert sich Ihrer.’ | |
woensdag 7 novemberGuur. Gisteren bezocht ik met de Castro eenige gebouwen in Amsterdam. Het Walenweeshuis, een groot luguber gebouw uit de achttiende eeuw, waar een dozijn weezen en een paar dozijn oude vrouwtjes worden geherbergd. Er waren enkele goede portretten van oude Amsterdammer réfugiés, Serrurier, Godin, Beaufort enz. Daarna zagen wij het Deutzen hofje. Dat was mooi, door het stemmingsvolle binnenpleintje, en de prachtige regentenkamer. Het fraaiste zilverwerk en porcelein en delftsch. En ook goede portretten door Miereveld. ▫ In die kamer smulden dan de regenten na hun vergadering. Ik zag ze. Ik werd zoo diep getrokken in de sfeer van dien tijd - vooral door een fijn, voornaam, geestig portret van een zeekeren de le Becque en door het fraaye tafelgerei, dat ik op straat koomende, de geheele teegenwoordige situatie vergeeten was en dacht: o ja! het is twintigste eeuw, in den grooten oorlog. ▫ Het komt mij voor dat bij 't ouder worden zulk een totaal los- | |
[pagina 1629]
| |
maken van het teegenwoordige makkelijker is, en dat het in verband staat met het sneller gaan van den tijd. Het is alsof 't gewricht tusschen lichaam en geest losser is. Ook inslapen gaat sneller, ik leg mijn hoofd 's avonds niet neer of ik slaap al. Wij zagen ook het bestelhuis voor den boekhandel, en het magazijn van Gerzon. Wonderlijk is de in 't oog vallende weelde, en het opkoomen van bloeyende zaken en firma's in deezen tijd. Er zijn geen gebouwen genoeg voor de groote kantooren. ▫ Daarbij is alles eeven duur. Ik kocht een paar schoenen voor f 26. - die vroeger vijf of zes gulden zouden gekost hebben. We aten bij Castro met van Hamel en Holkema. Erg lekker. En ik maakte weer de opmerking dat ik den volgenden morgen merkbaar opgewekter en gezonder voel als ik den voorigen dag wat wijn gedronken heb. Een curieus effect. Van het onmiddellijk effect bemerk ik niets. | |
zaterdag 10 novemberGrijs, koud. ▫ Eergister ging ik naar den Haag, om te spreeken. Het was een dag met halve onheilen, die toch goed afliepen. Ik bereekende mijn tijd slecht en kwam een uur te laat op de lunch bij Loudon. De goede menschen hadden gewacht. Ik sprak veel en intiem met Lydia Loudon, die zeer bekommerd is oover de antipathie die in Amerika teegen Holland wordt gekweekt. Er is Fransche invloed bij, Tardieu schreef teegen Holland en vertrok toen naar Amerika. Lydia was vol bewondering voor haar man, wiens zware taak hem alleen moogelijk is door zijn streng rechtschapen karakter. Om zijn zuivere bedoeling, zijn eenvoudig volhouden van het recht is er geen verwarring geen teegenstrijdigheid in zijn ziel, daardoor ook geen vermoeyenis/ geen ooverspanning. Hij doet zijn werk graag, en doet het daarom goed. Ik werd hartelijk ontvangen bij Ati met haar drie aardige dochtertjes. Des avonds sprak ik in Diligentia, waar ik al zoo vaak sprak en was recht dankbaar een zeer volle zaal te zien. Nu is daar in den Haag de gezindheid wel voor mij gewonnen. Ik heb daar blijkbaar trouwe aanhangers, al heb ik er nagenoeg geen vrienden of kennissen. Ik sprak vrij goed, en ook de Geest der Waarheid sloeg in. Het ging steeds beeter. ▫ In de pauze bezocht mij een zeekere Rooseboom, pas uit Amerika gekoomen. De berichten uit Rusland waren zeer ontstellend. De teegenrevolutie heet met Duitsch geld gesteund te worden. Lenin wordt door Kerenski een verrader genoemd, en vice versa. In Kerenski zien ze den Napoleon. ▫ | |
[pagina 1630]
| |
Mijn intuïtie was deeze dat er toch uit dit kwaad al vrij spoedig het goede zou volgen. En van morgen werd dat gevoel versterkt. Het scheen nu alsof niet de toeleg der Duitschers zal gelukken om Rusland te verzwakken, maar of inteegendeel de russische revolutionairen er in slagen zullen de duitsche leegers van den revolutie geest te doordringen. ▫ Zóó toch moet het eenmaal koomen. Zelfs de beste Duitsche generaals moeten met den geest hunner mannen reekening houden. Op Italië lieten ze zich aanhitsen. Maar zullen ze het ook teegen Rusland laten doen, Rusland dat hun de woorden Vrijheid en revolutie toeroept? Onderwijl veroovert Engeland het heilige land, en gaat Amerika rustig maar snel met zijn toebereidselen voort. Het is toch geen toeval dat de groote successen der Centralen juist behaald worden teegenoover naties waarvan men in Duitschland zegt dat ze een verradersrol hebben gespeeld. Eerst het Tsaristische Rusland, Engeland, en toen Roemenië en nu Italië. ▫ Maar zal men den duitschen soldaten ook wijs kunnen maken dat de russische revolutionairen verraders zijn? Terwijl ze door Duitschland worden gesteund? ▫ Wat zal er gebeuren als de verbroederingspoogingen van twee kanten koomen? Als Duitsche soldaten - die toch óók wel eens van Vrijheid en revolutie hebben gehoord - samen moeten gaan met Lenin en zijn mannen. ▫ Voor de duitsche Autokratie is alleen een volledige contra-revolutie, met een nieuwen keizer of koning, wenschelijk. En daar ziet het toch niet naar uit. Lydia Loudon zei dat Engeland met leede oogen aanziet hoe Amerika het meer en meer het heft uit handen neemt. | |
woensdag 14 novemberNeevel. ▫ Zondag middag was er séance bij Martha aan huis. Paul sprak door mevr. Bouman. Het meest treffende was hetgeen van den Dorpe deed, die onder het gevoel van dwang door Paul opstond en in de halfdonkere kamer met zijn hand langs de boeken ging als zoekende, en er toen zeer beslist een klein boekje uit haalde en dat mij gaf, zonder den titel te zien. Ik hield het boekje bij 't licht en zag den titel: ‘Aufstehung aus dem Grabe’. Die titel was stellig niet te onderscheiden waar het stond, en van den Dorpe was nooit in Martha's huis geweest. ▫ Wij vroegen later naar de beteekenis van dat boekje. Ik dacht dat het om den inhoud te doen was, en dat ik het leezen moest. Maar dat was niet zoo. De inhoud kwam er niet op aan, zei Paul. Het was om den titel te doen, en die beteekende dat hij, Paul, nu als | |
[pagina 1631]
| |
opstond uit het graf, nu hij tot zijn moeder was doorgedrongen. ▫ De belemmerende ring was ‘kapot’ zei hij met grooten nadruk. Maar nu was er nog een ring die het ‘heilige der heiligen’ afsloot, en dat was bij mij, in mijn hut, of in mijn ziel. Dat kon ik niet precies begrijpen. De inhoud van dat boekje was meer rationalistisch dan mystiek. Het doelde op Kant, die verkeerd begreepen was. Alleen de titel was van belang voor Paul. ▫ Dit is zeer typisch en lijkt op hetgeen in droomen gebeurt (Traumarbeit). ▫ Ik kreeg nu heeden nog een bericht in spiegelschrift van Paul: ‘Waarom het mooiste plekje van mijn huis hem ontzegd was.’ ▫ Ik begrijp dat niet, want ik ontzeg den lieven jongen niets. ‘Ik kan niet door den muur’ schreef hij. Gisteren weer vergadering van 't Instituut bij Mannoury. Wij praatten van twee tot vijf oover het Instituut, de academie en het woordenboek. Het was een leerrijke middag. | |
donderdag 15 novemberMooi, zonnig weer. ▫ Gistermiddag séance van de London's en Annie, bij ons. Voor mij zijn die séances zeer heilzaam. Ik voel alsof mijn schaduw en zwakte er voor wijkt. En nu was het heerlijk gisteren te bemerken hoe die werking op mijn lieve vrouw ook oovergaat. Dat kwam omdat wij door onze vrienden van den London-kring iets hoorden oover onzen Bertha-kring. ▫ Wij kreegen bericht van V. Hugo en D. Dekker dat ze in contact waren geweest met onzen kring, en ze brachten ‘liefdevolle groeten’. Vooral aan Truida, en ze lieten haar manen tot geduld. Er werd gesprooken van ‘hem die ze een ster noemt’ dus duidelijk onze vriend ✱ en van ‘de groote’ waarmee eeven duidelijk ♁ werd bedoeld. Ook de beschrijving van zijn karakter kwam precies uit. Zoo ‘stil en zuiver’ was zijn sfeer. Toen gebruikte Truida het woord een ‘heilige’ en dat verheugde D. Dekker zeer, en hij herhaalde het met welgevallen. Hij is een ‘heilige’. ▫ Van ✱ werd gezegd dat hij in een zeer gelukkige oovergang was. Toen spraken wij veel oover ons beider taak, Jaap London en ik. En de vrienden aan de ooverzij, E.Z., V.H. en D.D. spraken mee, en luisterden toe ‘met genot’. ▫ Het verheugde mij ook dat D.D. oover deezen oorlog sprak als iets heerlijks dat ‘het rotte’ opruimde. Ik beloofde oover ‘Significa’ te spreeken. Het schijnt mij een moeyelijke opgaaf. | |
[pagina 1632]
| |
woensdag 21 novemberZoel, reegenachtig N.W. ▫ Zaterdag was mevrouw B. hier in de hut met Martha, en Paul sprak door mevr. B. Hij was nu waar hij weezen wilde, in de hut, het ‘heilige der heiligen’ het ‘mooiste plekje in mijn huis’. Hij sprak lief en teeder teegen mij, en zeide dat hij een voogeltje voor mij zou laten zingen, en bij mij zou zitten in de hut, als ik werkte. Ik was zeer gelukkig door deeze aanraking met hem. Zondag kwam de Winter en zijn vrouw. Wij wandelden in Spanderswoud. Maandag kwam Henriette Valeton. Gisteren was ik bij Rijkens en hoorde een duët van Bep en een leerling. Ik at bij Joop. Vandaag moet ik naar Amsterdam en dan drie dagen weg, Winschoten en Groningen. Ik zie er niet teegen op. | |
zondag 25 novemberKoude storm. Het is zeer ruuw weer. Van nacht vloogen de ramen van de zolderkamer oopen, en gierde de storm door het huis. We waren allen op. Er zijn dakpannen afgewaaid en veel ruiten in de broeikas. Er koomen telkens zware buijen. Ik zit in de hut te schrijven, maar het reegent in. Ik kwam gisteren van het Noorden terug, dankbaar na goed volbrachten tocht. Vandaag is alles natuurlijk zeer somber, door het woeste weer. Woensdag sprak ik oover significa voor de Vrijmetselaars. Het was zooals ik voorzag, moeyelijk, om het subtiele onderwerp, maar het ging toch goed. Jaap de Haan was ook aanweezig. Ik at bij Leendertz maar sliep in Victoria hotel. Den volgenden morgen vertrek bij scheemering, wat ik altijd zoo mooi vind. Maar de trein was oovervol rookende heeren, en veel Duitschers. ▫ In Groningen kwam I. Hudig bij mij met zijn vrouw, en wij spoorden samen naar Winschooten. Hudig een sympathiek man, met poëtisch temperament, directeur van het landbouw laboratorium en proefstation. Zijn vrouw ook een lieve, zachte vrouw. Wij logeerden bij Dr Wartena, die vroeger dominee was in Winschoten, en nu rector aan het gymnasium. Een fijn en schrander man, hoewel niet musisch. Zijn vrouw een goede huisvrouw en verstandig en vrijzinnig. Ze hebben één volwassen zoon. Het zijn friezen. Geen kunstsmaak, maar wel wijsgeerig inzicht en zeer ethisch. | |
[pagina 1633]
| |
Er was ook te gast mevrouw Koning uit Wedde. Een notaris-weduwe die op het oude slot te Wedde woont. Zeer Groningsch, maar met wat zwier en voornaamheid, hoewel ze boeredochter is. Een goede burchtvrouw. Ze vertelde veel van de legenden en historie van het slot. En ook dat zich bij hen in een medium manifesteerde een vroegere bewooner van het dorp Wedde die alles nog zeide te weeten van slot en dorp. Hij had ook gezegd dat er zich nog een schat bevond in een verborgen plaats van 't kasteel. Ze zou die wel vinden als ze hem noodig had. ▫ Zij beweerde teegen ons dat ze niets van die manifestaties geloofde, maar eigenlijk betrof dat alleen die schat. ▫ Daaraan geloof ik ook niet, maar het is weer zeer karakteristiek. En dat het alles bedrog was, dat meende zij volstrekt niet. Ik sprak voor een zeer volle zaal in Winschoten, en het ging goed. Den volgenden morgen deed ik een autotocht naar Bellingwolde, met een heer Bontkes/ een rijke landbouwer, nog jong en met allerlei plannen voor landbouworganisatie. Ik verbaasde mij oover de groote hoeven en het welvarende land. De landbouwers woonen er in kasteelen, groote huizen met zes ramen aan den weg, en groote spiegelruiten. Enorme schuuren er achter. ▫ De auto kon niet verder en we reeden met rijtuig terug. We zagen het Duitsche land. Ik vond ooveral de vrouwen zeer anti-duitsch, veel feller dan de mannen. ▫ 's Middags terug naar Groningen. Ik bezocht het gezin Hudig, met de twee meisjes en het invalide jongetje, dat geheel lam is, blind en stom, op zijn vierde jaar. Zijn gehoor alleen is zeer fijn, als hij slaapt onderscheidt hij toch de voetstap van zijn moeder. Hij houdt ook van muziek. Het was aandoenlijk. De moeder heeft het kind zeer lief, en wij spraken oover het zieltje, dat wel niet lijdt, maar zooveel mist. Ik sprak voor de geheel-onthouders. Het was zoo vol dat veelen terug moesten. Ik sprak beeter dan ooit, en voelde een groote sympathie. Ik logeerde bij prof. Cohen, bij het aardige, gelukkige gezin en het vroolijke leevendige vrouwtje. ▫ Dankbaar kwam ik thuis. Maar nu behoef ik al mijn kracht, teegen de kou, de brandstofnood en den storm. Onderweg las ik het boek van Couperus/de Comedianten. Ik voel wel alsof mijn vrienden aan de ooverzij mij helpen. Ook die van de London-kring, en ook Paul. ▫ Maar het is moeyelijk in die kou en somberheid te kunnen gelooven dat er toch een sfeer toegankelijk is, van rust en vreede en stilte - een zoomerland. | |
[pagina 1634]
| |
woensdag 28 novemberNa een heevigen storm en koud nat reegenweer is het nu weer zoeler en stiller geworden. Grijsbetrokken lucht. ▫ Gisteren was ik in Amsterdam en at bij Rijkens. Verkade wil toch wel het Skelet speelen. Ik was ook bij Jaap en op de Groene-vergadering. Zooéven bezoek van een oude kennis uit mijn jongenstijd Henriette Wolterbeek, weduwe van de Vries, gescheiden van Wilbers. De eerste man een Hollandsche tabaksmakelaar, de tweede een typische moderne Duitscher. Dezelfde bizonderheeden als bij de Geldmachers, zich minder voelend in beschaving teegenoover ons Hollanders van ouder cultuur, maar zich meer voelend door ijver en intellect. Daarbij de macht van het geld gaan voelen, zich losmaken van kerkelijke en ook moreele banden, en leevensgenieters wordend zonder scrupule. Henriette Wolterbeek - steeds Henriette's in mijn leeven - een mooye, lieve vrouw van echt-hollandsche beschaving. Haar oudste zoon verwilderd, onder invloed van den stiefvader, heeft geschooten op den aartskwakzalver Bolten, den geldwolf, die ook Monnier Harper in zijn macht had. De jongen is nu vier jaar in het gesticht op den Dolderschen weg. ▫ De moeder zelf was zes maanden in een Duitsch gesticht omdat de man van haar scheiden wou. Door zijn geweetenlooze brutaliteit kreeg hij dat gedaan. Toen de scheiding voltrokken was, werd haar gezegd: nu zijt ge vrij! ▫ Een geval dat me interesseert en misschien vorm geeft aan het dramatisch beeld dat in mij fermenteert. ▫ Nu zal ik eerst den jongen zelf moeten kennen. En dan roep ik mijn kamaraads te hulp in den strijd teegen de psychiaters. Dat zijn stumperts die een macht hebben gekreegen waartoe ze volkoomen onbevoegd zijn. ▫ De oude van Hamel zei eens teegen haar: ja, eerst moeten de Pausen worden ooverwonnen, dan de Keizers en dan de psychiaters. ▫ Jaap en Bertus moeten mij helpen. Niet enkel geweetensvrijheid, ook zielsvrijheid is een eisch. Een vrijheid, alleen te verkrijgen door onderschikking aan den Vader. | |
[pagina 1635]
| |
Des avonds ging ik naar Utrecht en logeerde bij Christine Lebret. Vrijdag ochtend ging ik naar Limburg, werd aan 't station Nuth afgehaald door de vrouw van den ingenieur van Nes. Toen op een koolentreintje naar de mijn Emma. Wij noenmaalden bij van Nes. Zijn moeder was er, een nicht van Dr van Nes uit Noordwijk. Zij herinnerde zich ‘Odootje’ van Vloten, die invalide was en naar 't strand moest gereeden worden. Het ingenieurs gezin, met een dochtertje, in een spik splinter nieuw comfortable huis, met moderne prentjes en snuisterijen - typisch voor een bloeyend bedrijf. De man geen tijd om aan dingen van comfort en smaak te doen. Bestelt alles maar bij den huis-inrichter, uit een ruime beurs. Na het noenmaal daalde ik in de mijn af, en besteedde een uur onder den grond. Ik vond het bizonder aangenaam en voelde mij ligt en gezond daaronder. Ook het geheel van kleeding verwisselen en het bad daarna deed mij bizonder goed. Zoodat ik blij was het gedaan te hebben en nogmaals dien sterken indruk te hebben gekreegen. Ik sprak voor een gehoor van ongeveer honderd menschen, in een kleine zaal. Allen bijna waren Hollanders, ingenieurs en directeurs met hun vrouwen, meest niet-katholieken. Want de geestelijkheid verbiedt het bijwonen van Nutsleezingen. Omdat Jan Nieuwenhuyzen een vrijmetselaar was. ▫ Ik was niet zeer tevreeden oover mijn spreeken. Er waren te veel momenten dat ik absent raakte, en oover een woord struikelde. Maar het effect was er niet minder om. ▫ Ik logeerde bij den directeur van Iterson, wiens vrouw een dochter is van professor Rotgans, mijn tijdgenoot. ▫ Ik merkte op dat zij de tweede vrouw was, die eeven als mijn vrouw, niet meedeed aan de mode van schoenen met hooge hakken. Dat schijnt veel zelfstandigheid te vereischen. ▫ Bij van Iterson ook een lief, driejarig meisje. Hijzelf een aardig sympathiek man met een schijnbare lijzigheid in zijn spreeken, maar een sterke geest. Van Heerle ging ik naar Nijmeegen, en las onderweg Uppie's King Coal. ▫ In Nijmeegen - waarop ik mij zeer verheugd had - was ik bij de Weltersen en zag met blijde herkenning de leelijke plaatjes en beeldjes en pronkjes van de Nassaukade. Wij hadden nog een welgeslaagde samenkomst. Waarin mij verzekerd werd dat er zeegen op mijn werk rustte, - en ook dat de sfeer lichter en zuiverder werd. ▫ Na een koude, zeer verveelende reis was ik om 9 uur in mijn gezellig en warm te huis. | |
[pagina 1636]
| |
heftige, koude N.W. stormen. ▫ Nu begint de kamp teegen den winter. Ik kreeg bericht van Paul, door een brief van van den Dorpe. Hij vroeg of het voogeltje nog zong bij mij. Maar het voogeltje was stil geweest al veele dagen. Hij zeide ook dat hij soms makkelijker spreeken kon als ik er niet bij was. Door mijn aanweezigheid wordt de emotie zoo sterk, en belemmert zijn uiting. ▫ Hij sprak ook oover mijn zoontje Hugo, en liet mij dat weeten. Hij ziet in Hugo zoo veel gelijkenis met hemzelven en drong er op aan dat ik het kind vooral liefderijk zou behandelen, en veel aandacht geeven. Hugo vereert mij, zei Paul. ▫ En ik voelde sterk de verplichting dat kind nooit in mij teleur te stellen. ▫ Dit alles trof mij zeer, want het is zeeker geheel juist. Gisteren waren de London's bij ons, en door het bericht van Paul en door de zitting met de Londons werd ik veel beeter, en hoopvoller. ▫ Wij kreegen bericht van Victor Hugo en Dekker. Wij hoorden dat er nu werkelijk contact was met de andere kring, en dat de Groote, zooals zij ♁ noemden hen onderrichtte. Wat Hugo neerschreef was prachtig, en het bleek dat de invloed van ♁ machtiger was geworden en dat zoowel Dekker als Zola op weg waren naar hooger wijsheid. Zoo had Zola nu anders begreepen het verband tusschen werken op aarde en stijging in hooger sfeer. Hij wist nu dat het laatste het eerste niet behoefde te schaden, integendeel. ▫ Victor Hugo sprak oover het Kerstfeest en wilde dat wij dan bijeen zouden koomen, de dagen vooraf ernstig zouden zijn en geen triviale afleiding zoeken. ▫ Ook hier, eevenals in Nijmeegen, werd gesprooken van het licht dat doorbrak, en het koomende Vreedes-jaar. Deeze maand zou een hooger vreugde op ons allen neerdalen. Ik begrijp nu dat het stellen van test-conditions, het zoeken naar evidentie/ juist de evidentie belet. Het bewijs moet koomen uit de veelheid van waarneemingen. Het steeds zoeken naar bewijs is als het onderzoeken van spijs en drank als men te gast is genood. Het wordt ons vergeeven omdat er zoo vaak vergif in 't eeten was, maar het is niet minder pijnlijk daarom voor hen die te goeder trouw zijn. Ik krijg nu een samenhangende indruk van al die vrienden aan génerzij, van ✱ en ♀, △ en +, van Zola, Dekker en V. Hugo. Er is een geheel, dat geen aanleiding geeft tot eenig wantrouwen. En de uitingen op verschillende plaatsen met verschillende mediums gekreegen, die elkaar niet kennen, vaak ook bij mijn afweezigheid - kloppen met elkaar, zijn in accord. ▫ Ik zie nu geheel af van evidentie-vragen en kritiek - ik wacht af en begin met vertrouwen en geloof. Daardoor koomen de uitingen vrijelijk en | |
[pagina 1637]
| |
geeven door hun samenhang de beste evidentie. | |
zondag 9 decemberGrauw, motreegen. Ik lijd kou en zie zeer op teegen den winter die nog beginnen moet. Ik sprak eergisteren in Wageningen, en vond er onder de studenten aardige jongelui. Thung, de Chinees, van Doorn met zijn interessant gezicht, J.H. Smit. Wij praatten na afloop in de societeit, oover hooge onderwerpen. ▫ Ik sliep in Hotel de Wereld, en reisde met Kleerkooper, die schor was van de reede die hij in't lokaal naast mij gehouden had. | |
maandag 10 decemberMooi weer, stil en zonnig/ niet koud. ▫ Het ziet er slecht met mij uit. Ik heb geen andere uitkomst als een soort passiviteit. Het gevoel alles maar op te geeven, en zoo den dood af te wachten. Ik lijd kou en kan niet werken. Mijn linkeroog wordt slecht en vertoont vreemde vlekken en kleuren. Ik ben bezorgd niet rond te koomen met de brandstof, de winter is nog niet begonnen en er is al zooveel verstookt. Ik leef in angst voor mijn moeder, al is ze nu nog gezond. Ze is zoo oud en de slag moet toch vallen. En zoo is 't bij ons allen. Onze pogingen blijven te vergeefs, alles begeeft ons. En Hij die ons niet begeeft onttrekt zich toch aan onze waarneeming. Hij is in alles, maar ik zie zijn schoonheid niet. Ik vind alles zoo saai, zoo droevig, zoo leelijk. En ik voel hoe niets mij baten kan. Niet de sympathie van menschen. Niet actie of productie. Zoo somber als heeden ben ik geloof ik nooit geweest. En waar is Paul, die bij mij zou zitten en een voogeltje doen zingen? Ik hoor het niet. | |
[pagina 1638]
| |
een zeer geslaagde avond. De groote zaal was vol en de Haan de impresario was in zijn schik. Er waren veel bekenden, Jaap en Lize Brouwer en Rijkens en Jolles. Het was een eerste deegelijk succes, dat een steevigen achtergrond had. Ik had meer groote, volle, dankbare gehooren, maar dan voelde ik nog niet de vaste basis, dat was nog meer nieuwsgierigheid. Maar nu voelde ik te staan voor een erkenning die niet voorbijgaand was, en die vasten boodem vindt in het werk dat ik gedaan heb. Men kan dit succes onderzoeken en kritiseeren en men zal er geen voosheid in vinden en vooral omdat het in Amsterdam was. Wat mij nu feitelijk nog ontbreekt is het theater - ook daar moet ik doordringen zooals ik persoonlijk nu ben doorgedrongen. Ik logeerde bij Henriette Wolterbeek en praatte veel oover haar zoon Piet, den opgeslooten IJsbrand. Gisteren, Donderdag, waren de London's hier. ▫ Het was een heerlijke middag, eeven troostrijk als die op de Nassaukade. ▫ Wat nu tot mij kwam, door het meisje Annie Bosch, de verhandeling oover de Katholieke Kerk, door Zola en Hugo was prachtig. Het was in zichzelf al volkoomen oovertuigend. Zoo kan alleen een groote geest denken en zich uiten. En het kleine, gehoorzame, eerbiedige en eerlijke meisje, dat alles ooverbracht, is het beste werktuig dat ik nog gevonden heb. ▫ Ik begrijp nu dat het steeds zijn Signifische Vertalingen. Daardoor wordt de taalkwestie verklaard. Soms struikelt de schrijfster oover een moeyelijk woord (Eucharistie) en ze maakt ook haar spel-fouten. Maar de gedachte komt wonderbaar diep en zuiver oover. ▫ De volgende bijeenkomst zal op Kerstmis zijn. Ik ben nu gereed voor een tournee van acht dagen. | |
zondag 16 decemberApeldoorn. Sneeuw, stil weer. Ik heb een groote wandeling gemaakt door het stille winterweer en het besneeuwde landschap. Het was prachtig en ik ben diep onder den indruk. Ik schrijf nu maar alleen om dezen datum vast te houden. Ik voel iets als een keerpunt in mijn leeven en een onverwachte uitkomst. Eergister sprak ik in Amsterdam voor de vrijmetselaars. Na afloop souper bij Leendertz. Oesters en champagne en een paar Amsterdammers uit de zakenwaereld, Lulofs en van der Horst, mijn achterneef. Het weelderige souper deed mij geen kwaad. Inteegendeel. Ik sprak den volgenden dag, Zaterdag, in Arnhem, en zoo goed als ooit. Het was weer een groot gehoor | |
[pagina 1639]
| |
en een volle zaal. ▫ Ik logeerde bij het schoolhoofd Eymers/ het eenvoudige, vroome gezin met het veertienjarige dochtertje, en de oom uit Amsterdam, een winkelier. Nu ben ik hier - in Apeldoorn - en het doet mij goed. Wij wandelden naar Eikendal en dronken er chocolade. Morgen vroeg naar Veendam. ▫ Het bosch was volkoomen stil, ik zag de spooren van veel herten. Duizend oude herinneringen doemen op. Tan zong liederen, en ik las verzen. ▫ Zou de Vader zoo goed voor mij zijn en mij toch bijstaan, en de groote schaduw van mij afneemen? | |
woensdag 19 decemberGeldermalsen. Prachtig maar koud winterweer. Het vroor 14o. Maar het is zonnig en stil. ▫ Ja, de Vader is goed voor mij geweest, en ik voel nu zijn liefde, en begrijp zijn wenken. ▫ Ik ben in veele jaren zoo gelukkig niet geweest, ondanks kou en ongerief. Ik ben vol hoop. Misschien - zei ik van morgen - kan ik mijn leeven nog triomfantelijk eindigen. Maar ik weet wel hoe alles langsaam gaat. Ik sprak Maandag in Veendam en logeerde bij den rijken fabrikant N. Wilkens. Een lief gezin met twee kinderen, de jongen acht, het meisje tien jaar. Lieve mooye kinderen. ▫ Ik dronk koffie bij de twee oudjes Boerma, het geweezen schoolhoofd. Deezen nacht logeerde ik weer in Apeldoorn. Gisteren werd ik door Henriëtte in Deventer afgehaald met een fiets. Wij reeden toen van Deventer naar Apeldoorn door het prachtige winterweer. 's Middags nog een lange wandeling door de bosschen. ▫ Ik zit nu te wachten aan het kleine station waar ik twee uur oponthoud heb. ▫ Ik ben diep dankbaar en tevreeden. Ik voel kracht en heb vertrouwen. Ja, dit is iets van het gouden licht dat de vrienden voorspelden dat oover ons zou koomen. Ik begrijp nu hoe het komt dat gestorven kunstenaars nooit meer waardige uitingen meededeelen in hun kunst. Zij die hier dichters waren geeven door de mediums geen verzen, die toondichters waren geen muziek. Als er zulke dingen koomen zijn ze meestal minderwaardig en niet echt. ▫ Dat houdt verband met de signifische vertaling. Het geeven van taalharmonie is hun zaak niet meer. Daartoe behooren stoffelijke hersens, zenuwen en spieren. Wat zij geeven is signifische waarheid, in de terminologie van het medium. Die is dan nog wel dichterlijk en van hooge waarde, maar de taal-harmonieën zijn er niet in. Het produceeren van talen die het | |
[pagina 1640]
| |
medium niet kent gelukt eevenmin als het geeven van kunst, die het medium niet eigen is. ▫ De génerzijdschen communiceeren niet in taal, maar signifisch, op onbekende wijze. | |
vrijdag 21 decemberIk zit in Bergen-op-Zoom bij de goede menschen, de familie Breedveld. Eergisteren sprak ik in Gorcum en logeerde bij de fam. Panhuys. Ook al eeven hartelijke en vriendelijke menschen. In Gorkum was het niet zeer vol, maar hier wel. Nergens heb ik zoo het effect gemerkt van mijn woorden als hier. Men was zoo ontroerd en getroffen. Ik geloof nu wel dat onze vrienden hierbij in 't spel zijn. Misschien nog hooger vriend. Ik ben steeds zeer gelukkig. Van nacht lag ik een tijdlang wakker van geluk, en ik sprak ook zeer goed. Ik verheug me op 1e Kerstdag. Op die kleine plaatsjes is Couperus ook vaak vóór mij geweest, en dan denken de menschen dat ik net zulke pretenties heb als hij. Zoo stond er in Gorkum een groote zware club-fauteuil op het podium. Ik wist niet wat dat beduidde tot ik hoorde dat Couperus dat zoo gewenscht had, om er naast te kunnen poseeren. Maar ik voel nu heel iets anders bij deeze reizen. Ik organiseer weer naar den geest. Ik polariseer de zielen. Nu weet ik de richting. | |
maandag 24 decemberGrauw, kil dooiweer, alles beijzeld. ▫ Eergisteren kwam ik tevreeden thuis, van uit Tholen, waar ik de nacht van 21 op 22 doorbracht. Een klein zielig stadje, met een klein publiekje. Maar zeer dankbaar. ▫ Ik logeerde bij den Kantonrechter, de Jong. Een schrander en beleezen man, met socialistische gezindheid, die erg minachtend sprak oover de bewooners van het eiland Tolen. Rijke, domme boeren, veel drank misbruik. Orthodox en zonder eenige geestelijke aspiraties. ▫ Wij wandelden om de stad en het was zeer mooi en schilderachtig. Ook in Bergen-op-Zoom deed ik een prachtige wandeling door het geheel witberijpt landschap. ▫ Ik ergerde mij zeer aan het verknoeyen van de fraaye kerk. En het niet minder mishandelde Markiezenhof. Van morgen weer vrees, door de kou en de zorg voor mijn moeder. ▫ ‘Want Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde dat wij stof zijn’ zei Henriette. Dat was juist wat ik hooren moest. ▫ Nu is 't weer beeter. | |
[pagina 1641]
| |
1e KerstdagHet is koud, er ligt sneeuw, doch het vriest niet streng. Maar de N.O. wind blaast fel en er hangen vreemde sneeuwluchten. ▫ Het is een gestadig kou lijden ooverdag. Alleen des nachts word ik warm onder de deekens. Het leeven is dus zwaar, maar het zalige uitzicht is niet verdonkerd. ▫ Hij weet welk maaksel wij zijn, en die het Kruis gedragen heeft deed het niet voor niet. | |
2e KerstdagHelder, vriezend weer. ▫ Gisteren hadden wij een heerlijken, zeer geslaagden dag. De London's kwamen des middags en voor 't eeten las Annie ons de ‘Kerstgaven’ voor van V.H. en E.Z. en D.D. ▫ Prachtige stukken proza. Van Hugo oover het Katholicisme en den Kerstdag, van E.Z. oover den heemel<,> van D.D. oover van Duisternis tot Licht. ▫ De maaltijd was vroolijk. Toosje was er en de London's en Annie. ▫ Des avonds kreegen wij nog meer berichten, en een aanraking van D.D. met Toosje, die zoo lang bij zijn vrouw geweest is. Het was een zeer merkwaardig onderhoud. | |
vrijdag 28 decemberHelder vriezend weer, aanvankelijk stil en zonnig, nu steekt een felle N. ooster op. ▫ Gister bracht ik Hugo naar Giza in Bloemendaal. Hij was zeer verrukt van de stad, en het Warenhuis met de groote Kerstboom met roode lichtjes. Maar hij zei toch meer van Haarlem te houden. ‘Weet je waarom?’ zei hij. ‘Omdat jij er gebooren bent.’ Ik schreef een stukje oover mijn voordrachtsreis. Ik zal steeds vijanden maken, maar ze kunnen me hoe langer hoe minder bereiken of treffen. Ik zeg rustig was ik zeggen wil. | |
zaterdag 29 decemberIk moet mijn werkplan eens bepalen. ▫ Ik schrijf zoo vaak ik kan aan ‘de Geest der Waarheid’ dat blijft. Het worden vier zangen. ▫ Dan schrijf ik voor de Groene een reeks artikelen oover de tien gebooden. Die moeten nog in 1918 in druk verschijnen. ▫ Voor Sirius en Siderius verzamel ik materiaal. ▫ Aan Schijn en Weezen schrijf ik niet voor de G.d.W. af is. Gisteren sneeuwstorm, nu stilte en dooi. Een drama schrijf ik voorloopig niet. ▫ Het groote werk met de vrienden | |
[pagina 1642]
| |
wordt voorbereid. ▫ In 't afgeloopen jaar is er weinig van me verscheenen en ook niet veel verricht. ▫ De wassende maan en Kabir verscheenen. ▫ Verder groene-artikelen. De Geest der Waarheid begonnen. Toespraken gehouden in Wageningen (2 maal) in Amsterdam (eenige politieke toespraken) in den Haag (driemaal) in Arnhem, Veendam, Gorkum, Winschoten, Groningen, Berg-op-Zoom, Tholen, Heerlen, Deventer, Amsterdam (4) Schiedam/ Hilversum, Lochem, Schagen, N. Niedorp/ Dalen, Winterswijk, Eindhoven, Rotterdam/ Utrecht, Dordrecht. ▫ Ongeveer dertig in 't geheel. |
|