Dagboek 1878-1923. Deel 3: 1911-1918
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1916]dinsdag 4 januariSteeds zacht, oopen weer. ▫ Zondag avond speelde Toosje bij Martha aan huis en ik luisterde weer en bekeek tegelijk Egyptische platen, de tombe van Yua. Toen ontstond een nieuwe sensatie. Een heerlijk fijn samenstemmen van de muziek (Brahms, de Bussy) met het weezen dier oude Egyptische beschaving. Iets zooals ik reeds in Johannes Viator beschreef, muziek en de dansende kinderen. ▫ En ik behoefde niet mooye dingen te zien. Er waren wel mooye dingen, koppen en meubels en mummies - maar ook de leelijke - de bavianen - wekten de schoone sensatie, in harmonie met de muziek. ▫ Dit zijn eigenlijk veel belangrijker dingen dan veldslagen en uitvindingen. Harper is gestorven. ‘Home’. | |||||||||||
[pagina 1480]
| |||||||||||
dinsdag 11 januariEen rijke week achter den rug. ▫ Donderdag 6 Jan. sprak ik in Joure. Ik had daar eenige ellendige uuren. Het was er somber, nat, stormachtig en ongezellig. Niemand wachtte mij op. Een saai en suf hotel. Ik was diep en gruuwelijk neerslachtig. Ik had geleezen in de ‘grondslagen der Wiskunde’ en ook dat deprimeerde me, omdat ik het niet volgen kon. Ik voelde onmachtig om te reizen en van huis te zijn. Het spreeken ging goed, als altijd. Ik zag het dorp, den volgenden dag en dronk koffie bij den apotheeker Rensing. Het stormde en reegende, het land lag onder water. Een droevig, troosteloos land. In Sneek was het beeter. Daar was ik bij een vroolijk gezin, in een groot huis, Dr Bouma. Een knappe huisvrouw en twee lieve, knappe dochters. Ook de spreek-avond was fleuriger en druk bezocht. Ik reisde den volgenden dag oover land terug. De storm-zee schrikte mij af. Zaterdag at ik bij Royaards, met Top Naeff. Het was er heel genoegelijk. En wij bespraken de reprise van de Heks, en oover andere stukken. ▫ Maar Top Naeff deed mij niet sympathiek aan. Daarmee zal ik niet opschieten. Ik kreeg bericht dat Bjerre en Norlind meekwamen met de Ford Expeditie. En ik ging hen begroeten in den Haag. Des middags hadden wij séance hier bij mij op Walden. Hatch kwam weer en zijn gesprek met mij voldeed me. Ik zie niets anders als echtheid. Oover de Ford-expeditie sprak hij zeer sceptisch. De toestand der waereld vond hij zeer zorgelijk. ▫ Het verkwikte en sterkte me. 's Avonds was ik in 't Hotel Wittebrug en vond er Borel. Het was een tamelijk onbeteekenend gezelschap, precies een bal of danspartij. Borel vroeg of ik mijn bal-boekje al vol had. ▫ Die menschen eeten en leeven als rijke lui, in de misère rondom. Ooveral zijn de neutralen in goeden doen. Ze verdienen en maken pret. Gelukkig vond ik eindelijk Bjerre en Norlind. Norlind omhelsde me onstuimig, midden in de zaal. ▫ Bjerre bracht me naar den trein en vertelde dat hij zulke heftige brieven van Landauer had gekreegen. Ook die schijnt zijn eevenwigt te verliezen. Zondag morgen was Brouwer bij me geweest. Ik ben zeer sterk door dien man getroffen en van zijn weezen vervuld. Hij schijnt mij de meest geniale mensch dien ik tot nog toe vond. ▫ Ik heb hem lief en voel ook dat hij mij begrijpt en liefheeft. Hij is voor mij, door zijn genie, als een beschermer. Ik kan zijn intellect niet volgen, eevenmin als ik de vaardigheid | |||||||||||
[pagina 1481]
| |||||||||||
van Elly Ney of Schäfer begrijp. Dat is voor mij iets onbereikbaars, ongeloofelijks. ▫ Maar hij erkent het bijkomstige van dat talent, en de voornaamheid van het karakter en het gevoel, dat ons bindt. Gisteren hadden wij een vergadering van de Amersfoortsche zaak. Brouwer presideerde, maar werd door de vergadering gedwongen zijn plaats af te staan aan Reyman. Nu is Reyman een dwerg bij den reus Brouwer en deeze verwisseling was belachelijk. ▫ Het kwam daardoor dat er een meerderheid was van middelmatigheeden. Door Reyman er in gehaald. Beste, beschaafde menschen, die ook menschen van beteekenis heeten in ons land. Maar absoluut ongeniaal, on-spontaan, zonder begrip van de Kring-idee. ▫ Nu kwam de zaak tot klaarheid voor ons, voor Brouwer, Borel en mij. Wij verlieten de vergadering, en zijn van plan al die anderen los te laten. Wat Reyman nu doen zal is onzeeker. De vraag is of hij zien zal dat hij er met die anderen nooit komt. Ik denk van wel. ▫ Uit al die poogingen en machteloosheeden groeit de Kring, als het eenig sterke. Die er bij hooren, vinden elkaar, en groeyen aaneen. Die niet er bij hooren vallen af, van zelve. ▫ Ik denk vaak om Rathenau. Ik geloof dat die er bij hoort. Het prachtige woord van Norlind geeft den toestand: Als Rathenau in de hel komt, mag de duivel wel oppassen! ▫ Wij zijn nu met ons vijven, in Holland: Bjerre, Norlind, Brouwer, Borel en ik. ▫ Er is nog geen van de anderen die ik opgeef. Ook Rang niet, noch Däubler, noch Landauer - Buber zal de moeyelijkste zijn. ▫ Als op de grens staan: Upton, Hjalmar, Romain Rolland, Rathenau. | |||||||||||
zondag 16 januariStilte na heevige stormen. ▫ Dinsdag at ik met de Groene redactie bij Holkema. Van Hamel deed meededeeling van een bezoek dat hij kreeg van een zeekeren Wiertz, een spion voor de Entente, die aan de Groene aanbood foto's van documenten uit het bureau van de Toekomst, door hem gestoolen, waaruit bleek dat ‘de Toekomst’ wel deegelijk, ondanks de pertinente ontkenning van professor Sleeswijk, door Duitsch geld is omgekocht. Een staaltje van verraad en knoeierij zonder weerga. Zooiets gebeurt alleen in zeer bewoogen tijden. Woensdag avond hield ik de feestreede voor het afscheid van Christine Poolman. Ik bleef tot half twee, danste met Rika Hopper, werd gezoend door de dames, door Poolman en mevrouw Mann - en dronk wijn. ▫ Ik sliep in American, zeer kort en was 's morgens in een ligte, lichte stemming, fijn en schoon, zeer gelukkig. | |||||||||||
[pagina 1482]
| |||||||||||
Donderdag nam ik deel aan het diner van de Ford-expeditie en hield een reede, die wel indruk maakte, na al de banaliteiten die er waren geuit, maar die mij toch niet bevreedigde. Ik maakte echter met goede lui kennis. Met Selters een vriend van Upton, met de vrouw van Josef Fels, met den rechter Lindsey en zijn vrouw. Ik logeerde bij Borel, mijn teegenzin teegen zijn vrouw ooverwinnend. Het stormde vreesselijk en er zijn veel plaatsen dien nacht ooverstroomd. Den volgenden morgen was ik nog bij een vergadering van de Expeditie, en merkte op hoe handig en vlug ze konden vergaderen, discussieeren en besluiten. Dat doet democratische opvoeding. Ik reisde met Royaards terug, en hij kwam los en wij schooten beeter op dan vroeger. Hij wil mij weer aan 't werk hebben. In modernen tijd moet ik schrijven meent hij. Maar ik blijf toch aan mijn denkbeelden vasthouden - aan ‘het Skelet’ en de 18e eeuw. Ik was een uurtje thuis en ging toen weer met Zusje Obbes naar de comedie. Wij zagen ‘das Teufelsweib’ van Schönherr, voortreffelijk gespeeld door Magda Janssens. Dat is weer eens een kranige actrice. De beste die ik in langen tijd zag. Het stukje is verwonderlijk knap, omdat vijf bedrijven door drie persoonen worden gedragen zonder een moment van verveeling. Maar het groote dramatische element ontbreekt. Het is het gegeeven van Macbeth, maar daar volgt de wroeging, die noodwendig is. Hier wordt geen dieper slot gegeeven. De hechtste zuil voor het gebouw ontbreekt. Gisteren, Zaterdag, kwamen de Zweeden. Ze lunchten bij mij en wij gingen toen naar Blaricum. Het was een recht goede middag. Brouwer is mij zeer lief. Ik voel zijn geniale geest en vermoogen als een noodzakelijke bescherming voor ons dichters. Ik zou graag elken dag met hem praten. ▫ Norlind voelde zich blijkbaar gelukkig. De scheemering in het huis van Brouwer deed hem goed. Brouwer zat in zijn wit-katoenen pak, met den ulster er oover heen. Daarbij sprak hij oover zijn weetenschap, in voortreffelijk Duitsch, met groote welspreekendheid. ▫ Bjerre was bedachtsaam en droomerig als altijd, maar toch vol helder vuur en vol kracht. Physiek is hij niet sterk en ook Norlind niet. Het zijn beide zware mannen, maar zonder veel physieke waarstand. Ik voelde mij sterker, hoewel zooveel ouder. ▫ Ik ben zeer wel, na al die drukte, en heb meer lust in het volbrengen van mijn drama dan in langen tijd. | |||||||||||
[pagina 1483]
| |||||||||||
maandag 17 januariGoed, zonnig weer, en een weinig rust. ▫ Ik las in oude dagboeken. Steeds herhaalt zich mijn vóórtijdige bewondering. Deezen zoomer nog weer met Schoenmaeckers. ▫ Ik las ook in een boek van een vrijmetselaar ‘Signs and symbols of primordial man.’ | |||||||||||
vrijdag 21 januariNog steeds buyig en stormachtig. Een winter van storm en reegen. Met zacht weer. Ik heb nu een warme kas met bloeyende seringen. Daar ga ik gaarne heen. Dinsdag kreeg ik bericht van Aletrino's dood. Mijn goede Sam. Ik schreef iets oover hem. Ik heb zoo dikwijls aan zijn dood gedacht, omdat hij er zoo bang voor was. Hij had leelijke zwakheeden - vooral in zijn gedrag teegenoover Jaap de Haan - maar hij had een groote liefde voor mij, en hij liet mij de beste herinnering na uit mijn studenten tijd. ▫ Daarmee wil ik niet zeggen dat mijn verloovingstijd met Martje niet vol moois en liefs was - maar dat was in Haarlem. Amsterdam en mijn studentenleeven dáár had weinig wat mij nu nog bekoort in herinnering. Alleen de middagen bij ‘tante Betje’ met Sam. Dinsdag 18 ging ik weer naar den Haag, met mijn artikel aan de Ford menschen. Ik sprak nog met Bjerre en Norlind. Op de vergadering in Hotel Wittebrug, met de Hollandsche commissie was ik zeer rustig en gelukkig. Ik ga niet voor die zaak naar Stockholm. Gisteren weer séance. Hatch beloofde dat ik een teeken zou krijgen van zijn identiteit vóór de volgende bijeenkomst op Zondag 30 Januari. Er was een stoornis, omdat een persoon aanbelde die mee wilde doen, een die vroeger de slechte séances met Barel bijwoonde. Toen werd er door allen slechten invloed gevoeld, door △, + en ✱. ▫ Hatch zeide ook dat de oorlog niet lang meer zou duuren, en dat er groote gebeurtenissen op til waren. Ik voelde weer zeer gesterkt en innerlijk rustig. Ik schreef een republiekeinsch artikel voor de Ford-lui, en publiceer dat in de Groene. Het zal veel teegenstand ontmoeten, maar het is toch goed. Ik voel dat de vijandschap teegen mij voortduurend wijkt. Het eenige wat ik nu nog wensch is dat dit drama tot stand komt. Dit is als een dood punt, waar ik ooverheen moet. Dan ga ik met groote lust aan Sirius verder. Ik zal tevreeden zijn als ik dit jaar dat drama afkrijg - en aan Sirius begonnen ben. | |||||||||||
[pagina 1484]
| |||||||||||
donderdag 27 januariDruilig. ▫ Het oogenblik wordt intensiever, maar ik moet meer moeite doen om mij te herinneren wat er kort geleeden gebeurde. De tijd gaat snel voorbij, en de gebeurtenissen zijn daardoor minder distinct. Ik weet dat ik een zeer drukke week achter den rug heb - en toch, nu ik het gebeurde zal noteeren, nu schijnt het niets. Ik sprak Zaterdag 22 in den Haag. Juist zooals ik dacht, met weinig voldoening. Ik droeg een acte uit de Broeders voor. Ik had het thuis gedaan, zeer goed, omdat ik voelde begreepen te worden. Maar hier snapte niemand er iets van, vrees ik. ▫ Ik logeerde bij Ati. Zondag was Brouwer en zijn vrouw bij ons. Zij bleeven tot neegen uur. Het bleek mij nu hoe uiterst sensitief hij is. De persoon van Reiman maakt hem ziek. Hij heeft er vizioenen door, en schreeuwt soms ‘Reiman!’ om hem kwijt te raken. Maandag hadden wij bijeenkomst in Amsterdam. Borel, Brouwer, Bloemers, Van der Gon, Reiman en ik. Ik ging Reiman maar wat forsch te lijf, en het was goed. De man is de dupe van zijn al te groote ideeën. Hij kan ze niet dragen. Hij voelt zich een uitverkoorene, een werktuig Gods, en wordt daardoor fanatiek, en stuurt alles in de war. Wij zullen ons nu geheel van hem losmaken en zelf doorgaan. Dinsdag ging ik naar Veendam. Ik had er niet veel plezier in, en het begon ook niet goed. Maar het viel mee. Ik werd afgehaald door Boerma, den onderwijzer, en door den heer Mijenhuis een fabrikant. Het was des avonds vol, en een goed publiek. Het is een van die bloeyende plaatsen in Nederland, zooals Boskoop, Aalsmeer, Lisse, en de Twentsche stadjes, waar hard gewerkt en veel verdiend wordt, en men dus allerlei aspiraties krijgt en mee wil doen. Er was op de gezichten een zeekere voldoening door de welvaart, den bloei van de plaats. Comfortabele huizen - hoewel smakeloos - electrisch licht, park-aanleg. De plaats zelf een Vaart, eindeloos lang, met lage huizen aan weerszijden. Weinig of geen armoede. Fabrieken van aardappelmeel en stroop, en stroopapier. De gezonde welvaart, eer de luxe begint. ▫ Ik reed in de auto van een ander fabrikant - Ubbo Wilkes - naar Assen. Een mooye tocht 's morgens vroeg. Gisteren was Hugo jarig, en had vriendjes te spelen. | |||||||||||
[pagina 1485]
| |||||||||||
aant.
De gunstige verwachting in het waereldgebeuren was weer verdweenen. Het uitzicht somber. Ook mij wachten nieuwe zorgen. Mijn kinderen zouden een gelukkiger leeven hebben dan ik. Maar de victorie voor mij is zeeker. ‘Poor dear friend’ zei +. Hij zou mij helpen zooveel hij kon. Het teeken (de brief van mrs Barker) is niet gekoomen. Ik moet die eerst afwachten, zei +. Ik word nu weer aangevallen, en bemerk hoe de vijandelijke geest er nog is. Het ongewoone en voor geleerden irritante in de beschouwingen van + is het toekennen van een persoonlijke willekeur, persoonlijke eigenschappen, hartstochten en impulsen aan niet-menschelijke dingen. Het beschrijven van demonen en geesten als persoonen met wil, gevoel en fantasie. En toch is daar weetenschappelijk niets teegen in te brengen. Ook de natuur-wetten zijn willekeur van den Hoogste. ▫ Het groote raadsel laat me niet los en toont zich telkens weer onder andere aspecten. ▫ Hoe een zelf, een individu opgaat in andere individuën en tot een eenheid versmelt als droppel in de zee dat zien we in onze menschelijke ontwikkeling. Wij voelen meer en meer vóór anderen en met anderen. Dat is een klein begin, maar duidelijk. ▫ Maar mijn Zelf, mijn ik-gevoel is onmisbaar voor het bestaande. ▫ En toch moet ik aanneemen dat er oneindig veel bestaat zonder dat ikgevoel van mijzelf. ▫ En het kan niet! Mijn zelf is onvernietigbaar en voorwaarde van al wat is. ▫ Maar als er hooger of ander bewustzijn bestaat - andere menschen - zonder mijn bewustheid, dan is het mijne ook niet noodig, niet onmisbaar. ▫ Maar deeze beschouwing, en het bestaan der andere ego's heeft toch weer mijn erkenning noodig. | |||||||||||
woensdag 2 februariGisteren naar Haarlem, de bank, de huurders/ Valérie bezocht. Toen bijeenkomst met Brouwer bij Bloemers. Op deeze wijze kunnen we opschieten. Daarna de promotie van Joop de Haan bijgewoond, als paranymf. Het was een aardige plechtigheid. De aula vol, veel bekenden. Men stond op toen de professoren binnentraden. Ik zei teegen Truida dat deeze eerbieds-betooning een van de weinige echte was. Van Hamel en Brouwer opponeerden en Joop sprak duidelijk en welbeheerscht. ▫ Op de receptie | |||||||||||
[pagina 1486]
| |||||||||||
zag ik Verwey, en tal van anderen. Ik zag ook de schilderijen van de professors en vond er veel mooye, van Veth en van Israëls. ▫ Daarna redactievergadering van de Groene, ook vlug en gemakkelijk. ▫ Om 7 uur gedineerd bij Hoek, met ons tienen, Joop en zijn vrouw, van Hamel en zijn vrouw, Giza, de Castro en Dr Frets, een vriend van Joop. Het was er warm en gezellig en vroolijk. Hugo nam dikwijls een appel mee voor zijn schooljuffrouw. Maar nu was hij bang dat ze er buikpijn van kreeg, en hij nam een gulden uit een mandje met geld dat op tafel stond en bracht die voor haar mee, dan zou ze eerder rijk zijn. ▫ Ik vond dit aardig. Als de guldens eenmaal zoo oovervloedig zijn als de appelen dan bestaat er geen diefstal meer. | |||||||||||
vrijdag 4 februariSteeds voorjaarsweer. Winderig, zoel. De meezen zingen, de seringen hebben dikke knoppen, de narcissen staan in knop. Gister in Amsterdam, ik was blij dat mijn hoofdartikel goed was en ook door de anderen goedgevonden werd. Heyermans wil Torribio speelen. Dat verheugt me. Bouwmeester wil mij tot voorzitter in zijn jubileer-commissie hebben. Dat heb ik er nu van dat ik het voor mevrouw Poolman deed, nu wil een ander het ook, en dan kan ik aan den gang blijven. Hein Boeken, de dichter, zit gevangen, weegens moord op zijn vrouw. Zij was altijd digt bij den waanzin, en nu voelde ze dat ze naar 't gesticht terugmoest. Toen nam ze laudanum en hij hielp haar. En toen de laudanum niet genoeg werkte heeft hij haar geworgd. ▫ Arme man - ik weet wat zulk lijden is, en waartoe men komt. Ik dacht aan den gruuwelnacht met Paul. Maar ook hoe dankbaar ik was dat Paul nog eenige uuren bij ons was gebleeven, en dat zijn lijden niet was verkort. Welk een droevig leeven. Twintig jaren huuwelijk, altijd bedreigd door het spook van den waanzin. En eindelijk verlossing op deeze wijze. Zij was gelukkig toen ze wist dat het nu uit was. Ze had het al zoo vaak beproefd. En hij was volkoomen kalm en blij dat het nu zoover was. Gister bezoek van Tine Gobius, een nichtje van Truida, dat eerst getrouwd was met de Kruyf, een zakenman, toen met van Aalst, een dominee. Beiden worden nu door haar vervloekt, en voor egoïsten en ploerten uitgemaakt. De dominee was de ergste, een huichelaar, een drinker en vloeker, een speculant die haar om haar geld trouwde. Maar zij wilde hem hebben, | |||||||||||
[pagina 1487]
| |||||||||||
aant.
Gisteren brandde ons electrisch licht weer, voor't eerst sints 16 nov. 1914. De Firma Croes is nu geinstalleerd in de geweezen bakkerij. Het ziet er alles netjes en voorspoedig uit. | |||||||||||
zondag 6 februariIk ben en blijf opgewekt. Ik ben vast voorneemens door te werken aan ‘het Skelet’. Het komt er niet op aan in welken vorm. ▫ Ik had een gelukkige droom, en voelde dat als teeken. Het spant nu zeer tusschen Amerika en Duitschland. Komt er een breuk dan is Duitschland's zaak verlooren. Ik kreeg bezoek van den student L. Baas Becking, die gedichten maakt, botanie gaat studeeren en in 't propagandacomité voor de Academie zit. | |||||||||||
maandag 7 februari's Morgens prachtig weer. 's Middags komt wind en reegen. ▫ Nu ben ik tot vastheid gekoomen. Ik maak toch het Skelet af, dat eerst. Dan begin ik aan Sirius III, daarna Irene in Ballingschap. Dit alles zal ik doen als een gegeeven taak, die moet. Ik las in mijn dagboek van 1910. ‘Dit zoete, weemoedige gevoel van smartelijk vertrouwen, ondanks alles, dat is het groote wat ik te zeggen heb.’ ▫ Ik ben veel verder dan in 1910. Ik heb meer vastheid omtrent het voortbestaan. En ik heb nu drie vrienden in Holland. Brouwer, Joop de Haan en Borel. Een groote veiligheid. ▫ Ik ben niet meer zoo eenzaam en verlaten in mijn land. | |||||||||||
[pagina 1488]
| |||||||||||
aant.
Maar bij Brouwer voel ik nu hetzelfde vertrouwen, en ik verheug me die twee bij elkaar te brengen. ▫ Brouwer zei ook dat professor de Boer de heele dissertatie onweetenschappelijk had gevonden en dat hij ze nooit zou hebben aangenoomen, en zeeker niet met lof. Persoonen als Lady Welby en Clifford Albut achtte hij buiten de weetenschap te staan en niet au sérieux te neemen. Alleen door de verdeediging van Brouwer was het ‘cum’ er doorgekoomen. Gisteren hoorde ik de leezing van Lindsey. De echte, Iersche Amerikaan, humorist en moralist. | |||||||||||
woensdag 9 februariStil, koel, betrokken. ▫ Gister in Amsterdam bij een dame die een Belgische jongen in huis had, Jozef Jonker, die medium bleek te zijn. Een vriend van die dame, voor drie jaar gestorven, gaf berichten door Jozef. Het merkwaardige was dat de gestorvene blind was geweest sints zijn derde jaar, en nu schreef: ‘ik kan je zien.’ Er kwamen ook gewoone gezegdetjes, onverwacht, b.v. op een concert waar hij zei: ‘ik heb meegeluisterd.’ En bijnamen, woordjes, die het medium stellig niet weeten kon. ▫ Men zou hier alleen nog teegen kunnen werpen dat het het onbewuste van die dame - mevr. Winkelman - was, dat op voor haar geheel onbekende wijze den jongen dingen laat opschrijven, die haar waarschijnlijk voorkoomen. ▫ Maar de indruk van echtheid was hier weer zeer sterk. Ik zal den jongen bij Welters laten koomen. Krah is nu in Amsterdam, door toedoen van Jetje Roll. Ik sprak een jonge acteur-dichter, Charles van Iersel, wiens handschrift zoo volkoomen op het zeer karakteristieke handschrift van Borel gelijkt, dat ik het voor een mystificatie hield. Ik meende dat Borel mij werk van hem onder een schuilnaam wilde doen toekoomen, om een onpartijdig oordeel te krijgen. Het bevreemdde me alleen dat hij dan zijn handschrift | |||||||||||
[pagina 1489]
| |||||||||||
niet veranderde. Ook de verzen geleeken op het werk van Borel. Nu bleek het wel deegelijk een echte naam te zijn, behoorende aan een jongen van 19 jaar, die Borel wel kent en met hem correspondeerde en sprak, maar die nooit de oovereenkomst van het handschrift opmerkte. De jongen geleek ook iets op Borel's oudsten zoon. Plotseling koomen mij soms plaatsen te binnen, waaraan ik in veele jaren niet dacht, opdoemende beelden van landschappen die ik herken, met een bizondere stemming er aan vast, maar die ik sints hun gebeuren niet meer in mijn herinnering kreeg. ▫ Een weiland bij Goes, waar ik wandelde met van Deventer in 1887. ▫ De Kleverlaan bij Haarlem op een koude winterdag, waar ik wandelde met mijn fransche juf, en ronde stukken hars verzamelde uit pijnboomen die daar aan den weg lagen, en een flanellen zakje waarin ik de hars deed. ▫ Dit doemde op, zonder eenige naspeurlijke associatie, zeer leevendig. Ik had er nooit meer aan gedacht. ▫ Zoo is dus wel alles in ons geheugen opgeteekend. | |||||||||||
vrijdag 11 februariGister avond séance. Ik vroeg naar Aletrino en naar Monnier Harper. De ✱ had de eerste gezien en + de laatste. ‘He rests’ werd van de laatste gezegd - en met A. stond het goed. ▫ Er kwam een Engelschman, Gordon Gray, die zeer verbitterd was omdat hij in den oorlog wreedheeden had moeten pleegen, dat hij had moeten moorden, teegen zijn gevoel en zijn wil. Hij schreef Hollandsch en ‘haatte de maatschappij’. Het schrift werd zeer wild en onbeheerscht. Een vriend wou mij ook spreeken en zei ‘je suis votre ami’ en toen Jean. Eerst werd de naam Muralto genoemd. De jonge Belg kreeg advies omtrent zijn ziekte. ▫ Eerst uit zeer veel waarneemingen zal een conclusie getrokken kunnen worden. Er is nu nog te weinig verband. Wij weeten niets omtrent onze eigen samenstelling, wij kunnen zelf een psychisch lijf hebben dat voortduurend meedoet en ingrijpt, zonder dat wij het merken. Het kan ook zijn dat alle z.g. ‘onbewuste’ werking van den geest willekeur is van andere weezens. ▫ En daarbij weeten wij niets van de conditie der afgestorvenen, en van hun waarneemingswijze. | |||||||||||
[pagina 1490]
| |||||||||||
kwam ik, het dagboek van 1910 herleezend, weer aan het plan van de groote comédie, de ‘Hoogheilige Walvisch’. En ook dat trok mij aan en leek me uitvoerbaar. ▫ Ik zag het heuvellandschap, met een stad aan een meer in 't verschiet. Op den heir-weg ontmoeting van de twee demonen, Waan en Haat (en Zotheid!). En dan wachten ze daar de burgers op en brengen hen tot bijgeloof en tweedracht. Schuster stuurde mij 750 mark. Mijn boeken blijven ‘gaan’ in Duitschland. | |||||||||||
maandag 14 februariZoel. ▫ Gisteren den heelen dag bezoek van Jaap de Haan en Brouwer. Een dag vol leevendig en diepzinnig gesprek. Eerst bij mij aan huis, toen in 't huisje van Holdert, toen bij mijn moeder, en eindelijk na 't eeten bij mij, de wandeling naar de Gooische Boer. Een van de mooiste momenten was voor mij dat Brouwer zei dat hij altijd des nachts rustiger sliep als hij mij gesprooken had. Dat ik hem den indruk gaf van kalmte en vreede. Dat vond ik zoo wonderlijk maar ook zoo versterkend en verheugend. Het toont me dat ik toch voortgang maak, zonder het zelf te weeten. Het droevigst van den dag was dat ik driftig werd op mijn ongezeggelijke kinderen. Jaap wist ze toen beeter te leiden. Bij Holdert werd het een twist-gesprek. Er waren vrienden van Brouwer, de Langhouts, en Jaap kon die niet verdragen. Zij verdeedigden de stelling dat de kunstenaar lijden moet en in de benauwdheid zitten om goed werk te maken. Maar Langhout deed dit hyper-idealistisch, met de ooverdrijving van een oppervlakkig mensch. En Jaap kon niet veelen dit te hooren van iemand die hij als luilak had hooren kenschetsen door Brouwer zelf. ▫ Hij beweerde terecht dat zonder rust en weelde geen kunst denkbaar was, al is het maar de weelde van vrijen tijd om te bidden. Ik vond, den heelen dag door, dat Jaap's figuur de sterkste en diepste was. Zelfs teegenoover Brouwer. Jaap laat zich nooit een rad voor de oogen draaien. Hij staat steevig. En zelfs zijn volhouden van de Joodsche ritus vind ik eerbiedwaardig. Het is hem een geestesoefening, waardoor hij in eevenwigt blijft. Ik houd veel van hem. Het is een mooye vriendschap. ▫ Het ging toch ook heel goed tusschen Brouwer en hem. Eerst stonden ze als vreemden teegenoover elkaar, durfden elkaar naauwelijks aankijken. Maar het duurde niet lang. En bij onze avondwandeling was het zeer goed | |||||||||||
[pagina 1491]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
dinsdag 15 februariSneeuw, natte sneeuw. ▫ Een droevige dag, omdat ik bij Holdert een ruuwe, onbeschofte weerstand vond. Hij beleedigde mij, door op Jaap de Haan te schimpen. Hij is gisteren bij Brouwer geweest, zonder mij er van te vertellen. Ik kan op die manier geen helper houden. Ik ben niet streng genoeg en kan zelf niet genoeg optreeden. Op die wijze kan het niet doorgaan. Omdat Holdert niet genoeg onder de plak zit, wordt hij ruuw en onbeschoft, zoowel teegen Truida als teegen mij. En ik kan moeyelijk zonder een secretaris, en al zou ik al ligt een ander vinden - ik vind het ellendig als <ik> hem moest opzeggen en een ander zoeken. | |||||||||||
woensdag 16 februariStorm. ▫ Ik lijd zeer. Het bevestigt zich wat Hatch mij voorspelde, dat ik nog weer nieuwe moeyelijkheid zou ondervinden. Gisteren had ik hoofdpijn, maar die trok weg aan tafel bij Joop. Ik bezocht Krah, die vol is van zijn concert, - maar teevens de juiste opmerking maakte, dat in een stad, in de zoogenaamde muziekwaereld, de muziek geen zuiveren grond heeft. Ze ontstaat niet uit het leeven, ze wortelt in een waereld die weer van muziekmaken afhangt, een waereld waarin alles leeft van muziekmaken en denkt aan muziek-belangen, concerten, virtuoozen, recensies, uitvoeringen en zoo voort. Dat treft hem nu - en terecht. ▫ Ik ging met Joop's vrouw Hans naar een concert van Roll. Ik zag ook het nieuwe gebouw van van der Mey, voor de Scheepvaartmaatschappij, dat Mauve zoo mooi vond. Een zonderling gewrocht, met allerlei looden versiersels en uitsteeksels waarvan de bedoeling onbekend blijft, en dat geen harmonischen indruk maakt. Maar sommige vondsten zijn interessant en origineel, zooals b.v. de ruige baksteenbouw. | |||||||||||
[pagina 1492]
| |||||||||||
met de studenten, zeer chic en vormelijk waren ze. Gunstige, beschaafde fysionomieën, jongens van goeden huize - maar zonder eenig geestelijk fut of fonds. Ik deed stil en correct mee, en liet mij zeer weinig gelden. Wij logeerden bij mijn goede nicht Christine en de mooie stad, des morgens in de zonneschijn, was een genot. Wij zagen nog Christine's moeder, die stervende meende te zijn. Ik trachtte haar geestelijk op te houden en tot herleeven te brengen. 's Middags werd ik getroost door de beide Brouwers. Ik zag de vrouw het eerst, en begreep dat zij de heele toestand doorzag, met fijne intuïtie. Zij erkenden dat Langhout, de vriend van Holdert en Brouwer, een kwaadstooker is, omdat hij niets te doen heeft. Hij had zich beroemd op zijn welgeslaagde intrige. Ik denk veel oover het vegetariaat en zoek er weer toe te naderen. Vooral sints ik zag hoe de dieren gekweld moeten worden om aan allerlei eischen van verwende menschen te voldoen. Kalveren die maanden in 't donker worden geslooten in een naauwe kist, waarin ze zich niet beweegen kunnen om het vleesch wat witter en malscher te maken, en zoo meer. Als ik daarenteegen Brouwer zie, met zijn scherpe trekken en uitgeteerd lijf en slappe huid en dikke aderen dan houd ik mijn hart vast, en wilde dat hij maar weer vleesch wou eeten. | |||||||||||
zaterdag 19 februariKoude, guure N. wind. Grijs. ▫ Het was gisteren een mooye dag, de beide Brouwer's, man en vrouw, waren hier, en de invloed van zijn goedheid, en haar fijn gevoel, werkte als een zeegen oover de heele plaats. Ik heb niets anders gedaan dan met hem gepraat tot 's avonds kwart voor neegen. (In het café Vlietlaan ten slotte). ▫ Ik las 's middags verzen voor, van Joop en van Verwey. En die van Joop roerden mij diep en bleeven ook niet zonder uitwerking op de Brouwer's. Hij blijft zijn physieken teegenzin voelen teegen Joop, maar toch gaat hij hem waardeeren. Zijn vrouw zei mij dat hij mij zeer liefheeft, en ik voelde heel oude, teedere vriendschapsgevoelens. Dit is een groot voorrecht. | |||||||||||
[pagina 1493]
| |||||||||||
aant.
Wij aten bij van Nierop, met Jolles, moeder en Truida. Half Maart is de regeerings voorraad vet in Duitschland ten einde. Heeden voor drie jaar ging Paul van mij. | |||||||||||
dinsdag 22 februariIk ging met Zusje Obbes naar het kerkhof. Sneeuwklokjes bloeiden er. Het was vreedig koel weer, eeven als voor drie jaar. Ik las nu berichten door mevrouw Welters opgeschreeven. Het is nu zeer duidelijk dat gemis aan kritiek ook de oorzaak is van onbetrouwbare berichten. Waar een al te goed geloof is, daar wordt er terstond misbruik van gemaakt. Het meeste wat zij opschrijft is nonsens, voedsel geevend aan haar fantasie, haar geldzucht en erotiek. Het eenige wat mij trof waren korte beschrijvingen van een landschap: ‘avondneevel zoover het gezicht reikt’ en een meer waarbij menschen knielen in afwachting. | |||||||||||
maandag 28 februariVrijdag avond las ik in Rotterdam, in de remonstrantsche kerk. Het was vol, en ik sprak oover Kabir en zijn verzen, die ik pas van Tagore ontvangen had. Ik at met van Vrieslant, en vond na de leezing bij hem thuis logies. Het meisje Reeser, dat ik er al vroeger ontmoette wachtte ons op. Ze zat te leezen in een kimono, met loshangend haar, daar ze zoo uit 't bad kwam. Er is iets wonderlijks in deeze volmaakt onschuldige schijn van iets dat toch een liefdes-verhouding moet zijn. Ik kon niet eens zeeker uitmaken, wie van de twee broeders nu haar minnaar is. Zaterdag kwam ik thuis, de sneeuw lag hoog. Ik was nog bij Krah die mij zijn muziek voorspeelde of hij teegen mij sprak. Ik was ook éven op de Kon. Academie, om Brouwer te spreeken. | |||||||||||
[pagina 1494]
| |||||||||||
Gisteren was ik bij Brouwer, mijn broertje, die 35 jaar werd. Hij vertelde mij van de voordracht van Lorentz, die nu de samenhang heeft gevonden tusschen de graviteit en de electro-magnetische verschijnselen. Een gebeurtenis zoo gewigtig als de wetten van Keppler. ▫ Ik begrijp er wel iets van. De ‘waereld-lijnen’ beschreeven door het ‘ding’ dat zijn eigen tijd altijd meeneemt en dus geen snelheid heeft. En de snijding dier lijnen is wat wij waarneemen. ▫ Ik praatte tot half zeven met hem. En telkens dringen mij de tranen naar de oogen, door het gevoel van dankbaarheid voor zijn begrip, voor de ruimte die hij mij geeft. Ik werd tot de Gooische Boer gebracht door een troepje jonge menschen/van Vrieslant, Hana de decor-teekenaar, Clara Macdonald de teekenares, Rika Reeser. 's Avonds in de tram was ik zeer week en gelukkig gestemd, denkend aan mijn nieuwen vriend, dien ik al zoo lang schijn te kennen. ▫ Ik ben nu nog week en weemoedig. | |||||||||||
dinsdag 29 februariEen heerlijke voorjaarsdag. ▫ Ik ben nog zeer neerslachtig, gisteren ook. Ik heb beloofd naar Ede te gaan, om te rijden en nu zie ik daarteegen op en wenschte het maar niet gedaan te hebben. ▫ Ik zoek dan steeds rust in de uiterste deemoed. Laat alles maar gebeuren, het allerergste. Er is weer een wanhoopige strijd gaande bij Verdun. Zoo nutteloos! - en dat alleen om het ‘prestige’ van een zoogenaamden ‘Keizer.’ | |||||||||||
donderdag 2 maartMooi helder weer. ▫ Ik ben zeer droevig. Ik zou morgen naar Ede gaan, maar zie er teegen op. Hugo ligt te bed. Er zijn geen ‘dingen’, niet an sich of aan iets anders, er zijn alleen Weezens. Die alleen zijn ‘weezenlijk.’ ▫ Een physisch punt is een contradictio in terminis. Het heeft óf uitgebreidheid en dan is het geen punt óf het heeft er geen en dan is het niet physisch. Dat wat de waereldlijnen beschrijft zijn psychische punten, weezenseenheeden. De waereld is de snijding van mijn ego met Brahma (Tao, God). Alles wat ik ken is door de snijding van mijn eenheid met de eenheid die de natuurwetten maakt. | |||||||||||
[pagina *63]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina *64]
| |||||||||||
70 M. Buber
| |||||||||||
[pagina 1495]
| |||||||||||
Met de eenheeden die mijn meedemenschen heeten en ik, is geen snijding. Het raadsel voor mij is hoe zij kunnen zijn zonder mij. Aangezien al wat is, snijding is met mij. Het bestaan van andere weezens, behalve mij en God, is een vermoeden. Hun waereldlijnen snijden ook Gods lijn, maar niet de mijne. Ik leef in den Kosmos der veertien betrekkingen: In dien Kosmos heb ik geen snelheid. Maar wij vermoeden ook het bestaan van andere waerelden, en ten opzichte van die heb ik wel snelheid. Wij hebben een denkvermoogen dat booven onze eigen waereld uitgaat. Ja, dat door negatie, in het oneindige zijn waereldlijn beschrijft. Wij snijden dus alle andere waerelden, ook die van n betrekkingen. | |||||||||||
zondag 5 maartEde. Na veel lijden ben ik nu weer in een ligter stemming. Ik wist wel dat het zoo koomen zou, maar de misère die voorafging was ellendig. Ik wist niet of het soms beteekende dat ik alle poogingen moest opgeeven, en mij maar geheel terugtrekken in contemplatief leeven. Maar het gelukte alles zoo gemakkelijk, ik kwam zoo spoedig en zoo compleet weer in de rechte physieke krachtige stemming, het paardrijden ging zoo goed en viel mij zoo ligt, dat ik toch niet kan denken dat het nu reeds afscheid zou beteekenen. Ik ben niet voorneemens het op te geeven. Ik zal die afschuuwelijke depressies toch weer trotseeren. Het vreemde is dat de herinnering er aan niet eens zoo luguuber is. Ik weet alleen dat ik nooit iets ondervonden heb wat mij op 't oogenblik der gewaarwording zelf zoo ondragelijk scheen. ▫ Het komt 's ochtends terug, is teegen den avond iets beeter. Op 't oogenblik, 's morgens 11 uur is 't geheel weg. Ik zit te schrijven in de huiskamer bij mijn neef. Ik sprak eergisteren avond oover leeven na sterven voor een klein gezelschap officieren. Ik reed twee dagen uit, en gister maakte ik nog een lange wandeling met Joti. ▫ Het dorpje Lunteren lag in de roode gloed van de ondergaande zon, en de ruitjes van de hoeven flonkerden. Het was een heerlijk, vreedsaam gevoel. Alsof ik op reis was en alle last afschudde. Hoe zal ik mijn eerste reis, na den vreede, genieten. ▫ In het gezin hier is veel vreede gekoomen. Dat vindt zijn oorzaak in de goede en hooge lectuur die mijn neef kiest. Ook de ‘Brieven’ versterkten hen allen. | |||||||||||
[pagina 1496]
| |||||||||||
maandag 6 maartOnze heilige dag. Het is zeer stil, zeer koel, met klaren zonneschijn. De somberheid kwam gisteren spoedig terug. De kinderen en mijn moeder lagen allen met influenza. Truida ook zeer verkouden. Ik sliep goed en droomde mooi. Maar van morgen is de schaduw er weer. De leezing in Haarlem gaat niet door, weegens gebrek aan belangstelling. Dat zijn altijd bedenkelijke teekenen. Dan is de nieuwsgierigheid voldaan. Zoo zal het ook wel met Couperus gaan. ▫ En ik kan geen enkele batige post op mijn budget missen. | |||||||||||
dinsdag 7 maartGister eerst conferentie met Brouwer en Bloemers bij Kras, waar we de principes der Academie bespraken. Des avonds het concert van Krah, dat booven verwachting slaagde. ▫ Ik was er met de Haan en zijn vrouw en schoonzuster. Het was een gebeurtenis. Krah zat achter een scherm op 't podium en werd aan 't eind door Jetje Roll voor 't publiek gesleept. ▫ De menschen genooten van de blijde, klare, zonnige muziek, die toch van zoo nobel gehalte is. Alles sloeg in, de liederen niet het minst. ▫ Na afloop was er receptie bij Krah op de kamer. Hij was zeer gelukkig en opgewekt. Henriëtte Roll dood-af, maar ook gelukkig. De ouders, Krah, zusters en broer, - er waren massaas bloemen. ▫ Ik kan nu wel zeggen dat ik hem aan de waereld teruggegeeven heb. Ik vertaal Kabir's verzen. | |||||||||||
vrijdag 10 maartAfschuuwelijk weer, sneeuw en koude N.O. wind. ▫ Hoe ontzettend is het leeven, als het met zooveel fijnheid en intensiteit geleeden wordt. Ik zit nu in een influenza aanval hoewel ik nog iederen dag buiten ben geweest. Maar het lijden is enorm, juist omdat ik besef heb van zooveel meer en beeter, omdat ik weet hoe gelukkig men kan zijn. En het baat niet, het troost niet, te denken: later zal het beeter worden. Mijn besef is maar zoo gering, het is maar een puntje, en dat gaat nog 's nachts uit in verwarring. Wat is er dan? en wie en waar is het? Ik ben vreesselijk neerslachtig. Alles is zoo leelijk, zoo doodsch, zoo saai. Veel erger dan ooit. | |||||||||||
[pagina 1497]
| |||||||||||
zaterdag 11 maartDeze dagen zijn als van akeligheid doortrokken. En toch sprak ik gisteren weer zeer goed in Apeldoorn, met vastheid en helderheid, ondanks mijn verkoudheid. Ik logeerde bij mevrouw Rauws, een lieve frissche oude dame van 77 jaar, nog geheel valide. Een comfortabel huis in't bosch, twee gezelschapsdames en een net meisje. Geen vleesch komt er in huis. Het boekje van Fernau ‘Grad weil ich ein Deutscher bin’ verschijnt in Hollandsche vertaling onder mijn toezicht. Dit is er weeder een, die tot inzicht komt. Ook Stilgebauer zond een stuk in denzelfden geest, voor de Groene. Nog steeds eeven koud, ik sliep slecht. Ik word weer gebrutaliseerd in couranten. Nu door een ventje dat nog niet lang geleeden bescheiden en beleefd zijn opwachting kwam maken. | |||||||||||
zaterdag 18 maartNu is het zoomerweer, zonnig en stil en warm. Gister was ik met Truida in Blaricum en praatte lang bij Betsy. De schaduw ging niet weg. Nu nog is er bijna niets van de oude lente-sensaties, ondanks het volmaakte lenteweer, de eerste voogels en de eerste bloemen. De afgeloopen week bestond in een verdrietig en onrustig hangen en | |||||||||||
[pagina 1498]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
woensdag 22 maartWeer koud en nat. ▫ Zaterdag kwam Brouwer en at bij ons. Het deed mij goed. Zondag was er weer séance, hier aan huis, maar wij werden weer bedot. Er werd ons gezegd dat vóór het ondergaan der zon een teeken zou koomen en een bewijs van hun teegenwoordigheid. Ik begreep al terstond dat het niet zou koomen, en ik was dus niet erg teleurgesteld. Maar toch was er iets ergerlijks in zulk een totaal noodelooze en op niets uitloopende toezegging. Wat beteekent zooiets? Zijn al die persoonlijkheeden ficties? Zijn het anderen dan ze vóórgeeven? Zijn het ‘onderbewustheeden’? Maar wat kan het motief zijn voor zulk een rare wijze van doen? ▫ Willekeurig bedrog van het medium is uitgeslooten. Maar wie is het dan die ons bedriegt? En wat is er nog echt aan? Maandag ging ik naar Hardenberg. Het was nog warm weer. Ik vond veel moois in het landschap - het wilde bosch, dennen, wit zand - dan de hel-groene rogge-akkers. Het kasteel te Rechteren. Het stadje Hardenberg in de bocht van de volstroomende Overijsselsche Vecht. Ik deed een wandeling met den postdirecteur en at en sliep bij die goede menschen met hun drie aardige kinderen. Ik voelde of ik ze zeegenen kon, in dank voor hun gastvrijheid. Laat ik toch Christus in mij doen spreeken. Den volgenden dag reegen. Ik at bij de Haan, met den dichter Bloem. Het was er druk, koomen en gaan en telefoongeklingel. Vandaag weer barre kou en natte sneeuw. Kort duurde de zoomervreugd. Ik dacht aan een gedicht dat ik zou willen maken. De muziek er van heb ik al veele jaren geleeden gehoord: Zij stond op eenen heuvel en bezag... Misschien word ik nog eenmaal met meer oovertuiging gezeegend, zoodat ik spreeken kan ... als een machthebbende. | |||||||||||
[pagina 1499]
| |||||||||||
In Duitschland begint de oneenigheid. De scheuring in de sociaal-democratie. Het tempo der gebeurtenissen zal nu wel sneller worden. Er moet echter zoo veel gebeuren. | |||||||||||
woensdag 29 maartKoud en nat. ▫ Ik zat gister in den trein met mevrouw Janssen, de rijke tobster. Ze zag er uit om een cent te geeven, reisde derde klasse. Ze begon met mij oover den oorlog te praten. Ze was hartstochtelijk, en zag er diep aangegreepen uit. Ze praatte soms in zich zelf - en wierp het hoofd achteroover als in trotsch volhouden. Ze was trotsch dat ze tot het Duitsche volk behoorde. Dat ik zoo dacht als ik deed vond ze erger dan alle bloedstorting. Ik had diep medelijden met haar. Zulke dupes hebben ze noodig, die van Potsdam. Ik was bij Krah en sprak oover muziek en dramatiek. Ik at bij Jetje Roll. | |||||||||||
vrijdag 31 maartHeerlijk weer. ▫ Ik sprak eergisteren avond in Nijmegen en logeerde bij de familie Strootman, Kaptein der infanterie, de vrouw een baronesse Slingeland. Resten van mooye familie-zaken, oud blaauw en een goede schilderij uit de school van Reynolds of Gainsborough. Verder veel wansmaak. Een lange zoon en een lief dochtertje van 12 jaar met een Oud-Hollandsch fijn gezichtje. Type Willem de derde, koning van Engeland, maar schalkscher. Ik sprak goed. Mooi was Nijmegen in den Zonneschijn, den volgenden dag. En Rhenen, met de statige tooren, aan de rivier. Gisteren gesprooken met Brouwer en Bloemers, en 's avonds séance. | |||||||||||
[pagina 1500]
| |||||||||||
Daar werd het wantrouwen toch weer grootendeels weggenoomen. De zaak is, onmiddellijk uit taal en stijl te herkennen dat er minderwaardigen aan 't woord zijn. | |||||||||||
maandag 3 aprilEen heerlijke zoomerdag. Het is warm buiten en zonnig. ▫ Mijn hart is rustig. Ik kreeg veel bloemen en bewijzen van hartelijkheid. Van Borel, en van Giza en van Valborg en Valerie en Moe de Jong en Jetje Roll. ▫ Het was heerlijk in moeders tuintje aan 't water te zitten. Ook Martha kwam en Marietje. Er zijn berichten van oproer in Duitschland. Dat is erg, maar de eenigste weg tot een spoedige en duurzame vreede. Ze oogsten daar nu wat ze gezaaid hebben. Met ooverwinnings berichten houdt men geen volk in bedwang, als het er honger bij moet lijden. Ze hebben anderhalf jaar van ooverwinningen gehoord, nu willen ze ook geen honger lijden. Als Napoleon ooverwon volgde er oovervloed in 't land. | |||||||||||
dinsdag 4 aprilNog goed weer. ▫ Het was een prettiger verjaarsfeest dan ik mij in langen tijd herinneren kon. Om 12 uur kwam Brouwer en zijn vrouw, en 's middags wandelden we in de lichte zonneschijn naar 't polderhuis en oover Ankeveen terug. Aan 't eeten kwam Jolles en daarna Henriëtte Roll en Joop de Haan. Henriëtte speelde Bach, Beethoven en Krah. Ik vond niets melancholieks in mijn 56 jaar worden. Ik vond het raar, die 56, onwaarschijnlijk, onwaar zelfs. | |||||||||||
woensdag 5 aprilGister kwam er zeevlam. Maar nu is 't weer zonnig en mooi. ▫ Gisteren at ik in Amsterdam bij Henriëtte Roll. De tijd vliegt snel en ik krijg nu een zeekere gelatenheid. Ik ben in een periode die gelijkt op die na mijn eerste huuwelijk, en ook nog vroeger, ik zou zeggen van 1885 tot 1892. Toen verwachtte ik niets meer van mijn werk. Ik geloofde niet dat ik ooit weer verzen zou maken. Dat duurde tot de Ellen-tijd. Toen deed ik doctors-werk en psychologie. Nu doe ik journalistenwerk. Maar ik ben nu rustig en tevreeden, veel meer dan voor eenige weeken. Ik voel dat ik geen | |||||||||||
[pagina 1501]
| |||||||||||
haast heb, dat de eeuwigheid in mij is. Dat maakt de ‘kommer zoet’. ▫ Mijn macht is toegenoomen, hoewel niet zoozeer als men kon verwachten. Ik ben wel een ‘man als’. Maar 't is toch niet eevenreedig aan mijn kracht. Ik had met dezelfde inspanning veel meer kunnen bereiken, door wat geluk of wat meer beleid. Maar misschien is het beeter zóó. Ik had toch alle gegeevens voor het maken van een paar goede tooneelstukken, eeven goed als die van Hauptmann. Dan had ik volle kracht geoefend. Maar dat is steeds mislukt. | |||||||||||
maandag 10 aprilFrisch, noordelijk, zonnig weer. ▫ Vrijdag ging ik naar Goes, sprak er en logeerde bij het gezin van Dr van der Harst, een jong gezin, met een teer meisje van vier jaar. Ik was zeer gedeprimeerd, maar sprak goed en verliet het stadje met achterlating van dankbare menschen. Toen ik het jonge vrouwtje verliet had ik meelijden met haar achterblijven in het kleine stadje, alleen met haar dochtertje - de man ziet ze maar eenige minuuten per dag om zijn drukke praktijk. Ik voelde mijn taak om ooveral wat leeven en licht te verspreiden in mijn land, en het vonkje van leeven aan te blazen. Is dit geen goed werk? Hoe kan ik er dan zoo teegen op zien? En er zoo weinig lust in hebben. ▫ Ik was blij toen ik weer terug was oover den Moerdijk. Ik moet veel denken oover de moogelijkheid van te moeten uitwijken als de Duitschers ons land binnentrekken. Ik zou 't best naar Zweden gaan, als 't kon. In Goes herinnering aan mijn tocht daarheen naar van Renterghem, toen ook van Deventer er was, hetgeen de wending in mijn praktijk ten gevolge had. Het kleine stadje heeft ook Borel en van Logchem geherbergd. De kerk heeft veel moois, maar jammer genoeg, geen tooren. Zondag morgen sprak ik in Odéon. Ik was uiterst neerslachtig, onuitspreekelijk beroerd, toen ik er heen ging. ▫ Maar nu had ik nog meer voldoening dan de eerste keer. Ik sprak oover ‘de nieuwe menschheid’, en ik bemerkte dat men diep onder den indruk was. Er werd ook muziek gemaakt. ▫ Hoe vreemd dit alles! (terwijl ik dit schrijf komt het gevoel: ‘dit alles heb ik reeds nogmaals doorleefd.’). Met mij terug ging Piet Pijl, de jonge poëet die met ophef als een tweede Dante werd aangekondigd. ▫ Een goede, eerlijke jongen, die medicijnen studeert. In literaire zaken nog geheel groen. Hij rijmt er maar op los. Maar hij was sympathiek en vatbaar voor raad. | |||||||||||
[pagina 1502]
| |||||||||||
's Middags séance, waar ik de oproep kreeg van Logan ‘whom I promised to help.’ Ik was er door ontsteld. Als de lieve jongen maar gezond en wel is! ▫ Ook de meededeeling dat Holland in oorlog komt, maar dat ik op Walden veilig zal blijven, en dat de Vreede nog ver weg is. ▫ Aan deeze profeties hecht ik niet veel, omdat ze al zoo vaak beschaamd werden. | |||||||||||
woensdag 12 aprilEen guure reegendag. ▫ Maar innerlijk veel beeter. ▫ Gisteren in de Nic. Maesstraat gegeeten. Een bezoek bij de familie Wijdeveld, waar het danseresje, van Keekum, aan huis is. Weer een van die persoontjes, van burgerafkomst, met gratie en artisticiteit, die hartstochtelijk verlangen te dansen, in den eedelen dans. | |||||||||||
[pagina 1503]
| |||||||||||
aant.
Ik was gevraagd door een juffrouw Muller v.d. Graaf om voor hooger burgerscholieren den Kleinen Johannes uit te leggen. Maar daaraan ontsnapte ik. Het was maar een klein publiek, en ik sprak niet zeer goed. Toch vond men het prachtig. Ik ben blij dat het de laatste leezing was van 't seizoen. Ik reisde met de Bazel en sprak met hem oover het veelbesprooken gebouw voor de Zeevaart, van van der Mey. Het was volgens hem virtuoziteit zonder diepe grond, geniaal, zonder oovertuiging. (Ik zou zeggen: zonder Bhakti). Ik reisde terug met de jonge Tourniaire en zocht Royaards op. Er wordt toch steeds gedacht oover opvoering van mijn stukken. 't Zit in de lucht. Ik las het leemen Wagentje, en weifel nog of ik het doen zal. Ik moet er nog met Royaards oover spreeken. 's Middags lang met Brouwer gepraat. Oover ‘burgerlijkheid’. Een kwaliteit die hij niet waarneemt. We zaten bij Coerten en dronken thee en aten gebak. Daarna nog weer Groene-vergadering en wat muziek bij Roll. Ook bezocht ik Joti en at daar. Ik mag haar graag. Ik had een goede dag. Er zijn steeds vreedes-geruchten, maar niemand kan zeggen waarom. | |||||||||||
vrijdag 21 aprilNog koud. ▫ Gister avond belangrijke séance. Eerst werd gezegd dat Villa nog leefde, en den naam genoemd van wie hem verraden had. Toen kwam de verklaring van mijn droom oover Aletrino, die mij terstond juist voorkwam. Ik had zijn boek oover Napoleon eenzijdig en ooverdreeven genoemd, en hem dus feitelijk den bril van den neus genoomen. Ook werd de datum 20 April belangrijk genoemd voor mrs Barker. Royaards denkt nu weer oover IJsbrand. President Wilson's geduld is eindelijk uitgeput. Hij handelde precies als Lincoln. Mijn vertrouwen in hem was niet misplaatst. Wij hadden van daag naar Utrecht per auto zullen gaan om de oude tante Kee, de eenige zuster van mijn moeder nog te bezoeken. Maar 't is nu te laat. Ze is niet meer bij kennis. | |||||||||||
[pagina 1504]
| |||||||||||
‘het leemen Wagentje’ en ‘IJsbrand’. Het was er zeer aangenaam. Ik voel dat mijn zacht geduld zijn heftigheid ooverwint. Van morgen voel ik mij physiek zeer behagelijk, ‘frais et dispos’ en ook goed gestemd. Maar te veel werk op handen. | |||||||||||
donderdag 27 aprilNu op eenmaal zoomer. Het is warm, bijna 70o. Alles ontbloeit. En in mij is het zeer vreede-vol. Ik las ‘het Antwoord’ oover en was getroffen dat ik dat geschreeven had. Nu is er ook licht, diep in mij. ▫ Ik voel mij gansch anders in de waereld staan. Meer ‘jenseits Gut und Böse’. Vol liefde en met mijzelven niet meer ooverhoop. Ik leer mijzelven verdragen, het tweede stadium. Ik deed een heerlijke lente-wandeling van Bloemendaal naar Aerdenhout. En hier op Walden zijn de avonden en nachten ook zoo mooi. Ik ben vol jeugd-herinneringen. ▫ Ik ga nu met mijn lieve vrouw naar den Haag voor een paar dagen. | |||||||||||
29 aprilDen Haag. Statenlaan 122 bij Tine van Aalst. Het is schitterend zoomerweer. Ik heb goede dagen. Wij deeden gisteren een Autotocht naar Noordwijk. Het was frisch, zonnig - en de felle kleuren van hyacinthen en tulpen gloeiden teegen een fijn grijzen horizont van duinen en weiden. Tine ging mee en Borel, en de laatste was uiterst spraakzaam en geestig. 's Morgens zag ik bij hem het werk van den schilder de Winter. Wonderbaar werk, démonisch en planetarisch, zeer machtig en origineel. Sfeeren waarin ik wel geweest ben, maar niet vertoeven wil. Dit is nu geheel anders als cubisten en futuristen. Want dit is niet bedacht, maar gevoeld - en het geeft onmiddellijke emotie. Hierbij vergeleeken is Kandinsky niets. De ‘heks’ is aangenoomen in Frankfort. Zou er dan al vreede zijn? Alleen in dat geval kan ik er heen. | |||||||||||
[pagina 1505]
| |||||||||||
moeder en dochters van Aalst. Zaterdag lunchten wij bij Loudons en gingen met hen naar hun buiten te Wassenaar, waar de nachtegaal zong. Het was strak, zonnig/ warm weer. Loudon was frisch en rustig als altijd en ik kan bij hem vrij uitspreeken. Zaterdag avond een telegram dat Paul Geldmacher in Holland was. Hij kwam Zondag koffiedrinken en deed mee een auto tocht. Het deed mij genoegen dat de goede, beminnelijke man gekoomen was en door ieder werd gewaardeerd, het was als een verzachting van het Duitsche onheil - hij deed zoo zijn best te laten zien dat niet alle Duitschers verblind zijn. En er heerschte een blije stemming. Zondagavond sprak ik de Winter en het was een allermerkwaardigste ontmoeting. Er is geen spoor van pose bij hem, en hij heeft gevoel voor humor. Hij spreekt volkoomen eenvoudig, en zegt daarbij de ongeloofelijkste dingen. ▫ Toen wij Donderdag zijn werk bekeeken had hij bezoek van een kleine demon, een vingerlang, bontkleurig weezentje, met zwarte borsteltjes, dat zeer droevig scheen. ▫ ‘Wat scheelt er an, jochie?’ zei de Winter. ‘heb je verdriet?’ ‘Ja, omdat jij onze sfeer gaat verlaten. Die smeerige Chinees (Borel) en die oude Hindoe (van Eeden) trekken je van ons af. We hebben je wel geplaagd maar dat konden we niet helpen. Ik heb me klein gemaakt om je niet te verschrikken, maar er staan er een meenigte achter me.’ ▫ Winter vertelde ook hoe zulk een monster hem telkens bezocht, beedelend om te worden uitgeschilderd, zoodat hij eindelijk maar toegaf, en hem portretteerde. ▫ En toen ik zei, dat ik te grof bewerktuigd was om ooverdag die weezens te zien, zei hij, met zijn kalme ernst: dus u ziet ook niet die zwarte daar naast u, met zijn roode oogen? Borel en ik moesten soms geweldig lachen om zijn leuke, rake verhaaltrant van de meest onwaarschijnlijke dingen. ▫ Hij is 32 jaar, spoor-ambtenaar, sjoofel maar toch niet zonder waardigheid. Hij is een zeldsaam mensch, ik voelde zeer tot hem aangetrokken ondanks iets plats in zijn weezen. Ik was geheel van hem en zijn werk vervuld. Wie weet welke wonderen hij nog geeft, en hij is echt. 's Avonds werd er veel gemusiceerd. Ik was zeer voldaan oover mijn bezoek aan den Haag. Alleen Couperus zag ik niet. En het weer was heerlijk, glorieus. | |||||||||||
[pagina 1506]
| |||||||||||
Woensdag fietste ik met Zusje naar Hans. Het was de ouderwetsche heerlijkheid van een fietstocht door mijn land. Ik was rustig en gelukkig en voelde de zorgen niet. Ik had de wording van het nieuwe drama in mij en dat gaf rust. Ik breng er nu in de twee motieven, het wankelend ongeloof van den booswicht, en de felle liefde, wèl-weetend, juist voor den slechtaard - die het meest liefde noodig heeft. Daarbij de brave, altijd vergeevende en het goede verwachtende Samuël. Als verbinding tusschen hen de goedhartige, vroome en wijze pater, Samuël is de leerling van Rousseau. Steven Kerkhoffs is de heeren-natuur, sterk en schrander. Zijn vrouw, de pronklievende, zelfzuchtige, kleine, conventioneele vroome. Vera's moeder niet veel beeter, deeze twee vrouwen felle vijandinnen. ▫ Samuël is Gorseman. Geurt de Lamme is een min of meer geheimzinnige figuur, met vermoogens als onze schilder de Winter. Hij bevordert Vera's liefde, als een metafysische noodzaak. Voor Vera gaf Tine mij de gegeevens. Gister séance, waarbij wij niet verder kwamen. Ik begrijp dat aan géne zijde reekening wordt gehouden met onze zwakheeden. Er is iets teeders en liefdevols in die zorg. Ik drong aan op ‘vrij uitspreeken’ maar ze deeden het niet. En ik vind nu dat ze gelijk hadden. Ik ben nog niet ver genoeg. | |||||||||||
zaterdag 6 meiVeel koeler, reegenachtig. ▫ Gister avond zaten we met de lamp buiten tot half elf. Bij mijn moeder zaten we aan 't water. Het huisje krijgt nu een serre en wordt een recht lieve woning met den tuin aan 't water. Maar er komt nu depressie. Dat is niet erg. Ik moet nu veel slapen en veel in de hut zitten. | |||||||||||
maandag 8 meiGuur Meiweer. ▫ Gisteren was het nog mooi, en ik zat aan 't weiland bij Boekestein onder de groote dennen, en 's middags op de Meent, en praatte met Tine Gobius. 's Avonds muziek (Pfingstcantate, menuet van Mozart, Blumenstück). In een brief van de Winter aan Borel staat het verhaal van het kleine duiveltje, daarin heet Borel ‘de leelijke Chinees’ en ik ‘de vroegere radjah’. | |||||||||||
[pagina 1507]
| |||||||||||
Ik ben zeer rustig en opgewekt. Blij om het voorjaar, en den koomenden zoomer. Alleen vliegt alles zeer snel voorbij. Ik heb een aardig, trouw hondje, Loki, een hollandsche herdershond. Ik heb in dat beestje nog geen leelijke of onvriendelijke gemoeds beweeging ontdekt. Gehoorzaam en altijd vroolijk. | |||||||||||
zaterdag 13 meiKoel. ▫ Gisteren een prachtige dag. Ik fietste met Zusje naar Utrecht. We rustten in het mooye landschap aan de Hollandsche rading. Toen lunchten we bij Lebret, en gingen bij Dr Doeschate de schilderijen van de Winter zien. We kwamen in de lente om de winter te zoeken. ▫ Daar kwam ook Brouwer en we hadden een kostelijken middag. Brouwer en ik op den grond, en de schilderwerken door de Winter zelf toegelicht. Nu kreeg ik het vaste geloof in hem, en ik kon de taal leezen die hij schrijft. Ook Brouwer was diep getroffen. Ik vind dit eeven belangrijk als Vincent van Gogh. In meenig opzicht is het meer. ▫ Ik verstond onmiddellijk de taal van een aura, die slecht was, - en het kwam geheel uit. En dan waren er wonderprachtige landschappen. Onbeschrijfelijk grootsch en teer. ▫ En gedachte-vormen, en situaties in kleur. En hartstochten. ▫ We beslooten nu een tentoonstelling te organiseeren. Dat kan een groot evenement worden. ▫ de Winter zei dat als deeze laatste pooging van hem niet geholpen had, dan had hij alles opgegeeven. ▫ Zeer sympathiek was ons ook de oogarts zijn vriend Doeschate. ▫ Het is een gebeurtenis die alles in mij ooverstraalt. Ik zou alles wat ik heb willen wagen om dit werk te doen waardeeren. Het maakt zoo gelukkig. En dat voelde Zusje ook. Het leeven wordt hoe langer hoe meer wonderbaar. | |||||||||||
[pagina 1508]
| |||||||||||
maandag 15 meiReegen. ▫ Gisteren was het een merkwaardige dag op Walden. Het was prachtig mei-weer, zonnig en stil, maar niet te heet. Zonder toeleg, als door een geheimzinnige ordening waren er een meenigte menschen hier bij elkaar. Borel logeert in de hut. Orobio de Castro kwam met zijn auto, teegen koffietijd. Mevrouw Welters en haar dochter, het medium kwamen voor de séance, van Hamel en zijn vrouw kwamen wandelen van 't station. Na de séance kwamen Brouwer, met zijn vrouw en zijn twee pleegdochters, en met de Winter, en zij brachten een groote portefeuille met teekeningen en een rol schilderstukken mee. De séance was interessant, vóór Brouwer en de Winter kwamen werd er oover hen geschreeven. En het mooiste moment van den dag was een meededeeling van iemand die zich Samaritaan noemt, die Hollandsch schrijft door de ✱, en die zeide tijdgenoot van Jezus geweest te zijn. Hij had hem gesprooken tusschen zijn 12de en 30ste jaar, waaroover niets bekend is, en hij zal ons daarvan meer vertellen. Het waren de schoonste herinneringen van zijn aard-bestaan. Ik voelde een heerlijke, innerlijke emotie bij die woorden en zal dankbaar zijn als ik aan den historischen Jezus toch gelooven mag. Ik hoor het nu van zoovéél zijden. Na de séance werd het werk van de Winter bekeeken, en het bleek dat de indruk op allen, ook de minder sensitieven, groot genoeg was om een succes te verzeekeren. Het was een gelukkig moment. De Welters en van Hamels gingen met de auto van de Castro terug, Winter alleen bleef bij mij eeten, en het was heerlijk dat hij, ondanks zijn min of meer platte spraak en taal, en zijn armelijk voorkoomen, de harten verooverde door zijn eenvoud, zijn gemis aan poze, zijn naïeveteit en zijn talent. Truida vond hem zoo goed en lief en met de kinderen speelde hij als een jongen. Zijn intuïtief inzicht in karakters is ongeloofelijk, bijna feilloos, al na eenige minuuten kennismaking. Ik voelde zeer bevriend. Nu krijgen wij langsamerhand een zeer sterke groep, Borel, Brouwer, de Winter en ik. Ik kan er de Haan ook bij reekenen, hoewel die niet zoo digt bij de anderen staat als bij mij. | |||||||||||
[pagina 1509]
| |||||||||||
in een werk dat ik goed vind. Borel is hier, en des avonds speelt hij in moeders huisje, en amuseert ons zeer. Ik schreef een artikel oover ‘Staatsmansgrootheid’ en R. Rolland vertaalde in mooi Fransch proza mijn vers aan vrienden in Oost en West. | |||||||||||
dinsdag 23 meiHeerlijk frisch en zonnig. ▫ de Winter poogt telepatisch Truida te helpen, en het effect is merkbaar. De waereld vertoont steeds meer wonderen. Hetgeen eigenlijk ook niet zoo wonderlijk is. Maar het is aangrijpend als de zoolang betwijfelde dingen gebeuren. Ik bespeur ook het toeneemen van mijn invloed. Men luistert nu en neemt serieus, wat men vroeger bespotte en negeerde. Gister kreeg ik bezoek van de representant van een nieuwe politieke partij, die mijn steun zocht. En gister morgen sloeg ik ‘the Forum’ op en vond het boek van Ferguson ‘the great News’ dat zoo merkwaardig oovereenkomt met mijn denkbeelden. Het finantieweezen in gemeenschapshanden. Het grondbezit beperkt. | |||||||||||
donderdag 25 meiGereegend, zoel, groeizaam. Gister avond piano avond met Henriëtte Roll hier op Walden. Brouwer was er met zijn vrouw en twee dochters en Jaap de Haan met zijn vrouw, en de Winter, die ik 's middags in Utrecht had opgezocht. Ik had met zijn hoogste chef gesprooken, om verlof voor hem te krijgen. ▫ Het was een mooye, vroolijke avond. Jetje speelde op haar best en was vol grappen. Ik begin nu op te schieten met ‘het Skelet’. Ik krijg er plezier in. Het wordt een draak, maar ik hoop een mooye draak. | |||||||||||
[pagina 1510]
| |||||||||||
vrijdag 26 meiKoel. ▫ Gisteren belangrijke séance. Wij krijgen nu gereegelde meededeeling van een Samaritaan die leefde in Jezus' tijd. Hij vertelt zijn leeven, de genootschap van broeders waartoe hij hoorde, zijn woonen in de woestijn, de wijze waarop hij het bericht van Jezus' geboorte hoorde. ▫ In 't begin koomen er steeds vreemde indringers, die vleien en dreigen, om maar gehoord te worden. Maar wij laten ze niet toe en wachten tot onze vrienden er zijn. Er is niets wat reeden geeft tot wantrouwen. | |||||||||||
zaterdag 27 meiReegen. ▫ De mei-periode is afgeslooten. Het was een mooye maand, met intensief lente-sensatie, of liever vóórzoomer. De tocht naar Gorkum, de wandeling naar Aerdenhout, de tocht naar Utrecht, de Hollandsche Rading, het groepje boomen bij de akkers en weiden. En de vier dagen in Den Haag - de ontdekking van Winter, de tocht naar Noordwijk, en Paul Geldmacher. Bij ons aan huis twee bijeenkomsten, de eerste om de Winter, de tweede om Henriëtte Roll. Alles bijeen een rijke Mei. Ook omdat ik weer aan 't werk kwam. Nu wordt het loover al donker, en de bloesems vallen af. | |||||||||||
maandag 29 meiPrachtig weer. Eergister waren de broeders de Winter hier, uitzoeken voor de tentoonstelling en lijsten brengen. de Winter had hetzelfde idee als ik, een samenwerking met een architect, en een huis of publiek gebouw zielvol decoreeren, zoodat er beteekenis en waarde is in alle vormen en kleuren. ▫ Ook vormde ik een plan voor een boekuitgave, met gekleurde lithografieën, waarin hij al zijn kleur-expressies verklaart. Door mijn tusschenkomst is nu ook zijn verlof al toegestaan. Gister heb ik gezeild. | |||||||||||
[pagina 1511]
| |||||||||||
waren met Plasschaert en Salomonson en later kwam Castro en van Tienhoven. Er is een scherp onderscheid tusschen de menschen die de landschappen verkiezen en zij die de aura's interessanter vinden. Plasschaert hoort tot de laatsten. Maar hij fluisterde mij al heel spoedig toe: ‘het is alles echt!’ Gisteren was ik in Haarlem. | |||||||||||
zaterdag 3 juniKoel. 's Morgens een weinig booven 50o, 's middags in de 60. ▫ Na een maand van tamelijke opgewektheid begint nu de ellende weer. Geldzorg is dan weer de eerste aanleiding. Het is feitelijk mijn onmacht om goed en streng op geld te letten en mijn toestand in dat opzicht te ooverzien en te beheerschen. Ik heb behoefte aan mildheid en ruimte van middelen, al verlang ik voor mijzelven geen weelde. En ik mis de neiging tot geldverdienen. Door die twee reedenen kom ik altijd plotseling te kort, al heb ik voldoende inkomsten. Tot nu toe ben ik op wonderlijke manier steeds rondgekoomen, terwijl mijn uitgaven steeds stijgend zijn. En nu tob ik door de moogelijkheid dat de inkomsten plotseling zullen verminderen. Ik leef veel te duur en ik zie geen kans om in te krimpen. Nu hebben de Duitschers weer succes op zee gehad, en de Oostenrijkers in Italië. Dat verlengt den oorlog en vermeerdert het vertrouwen weer van hen die toch op den duur moeten toegeeven. ▫ Uit het innerlijk der volken zelf moet de verandering koomen. Ik ben diep somber. Ik voel mijn zelfvertrouwen niet. Ik ben maar zulk een klein, onweetend, telkens te verwarren vonkje besef. En wat is er méér dan dat? Al het andere is er niet voor mij. En als het er voor mij niet is, hoe is het er dan? En wat baat mij dat ‘zijn’, dat voor mij geen ‘zijn’ is? Gisteren was ik met Truida in Zeist. Het was wel lief en dierbaar. Zij is mij zoo dierbaar. Daaraan kan niets veranderen. ▫ Op de bijeenkomst morgen verheugen wij ons beiden. Voor 't ooverige heb ik geen uitkomst, als gelatenheid. Ik moet geruime tijd hier weer rustig kunnen werken. | |||||||||||
[pagina 1512]
| |||||||||||
dulden en afwachten. Ik blijf aan 't werk, zonder veel voldoening, en zonder veel vertrouwen er in. Elk moment doorvoel ik diep, maar ik lijd onder mijn vreesselijke onmacht. Het is alles onduidelijk, raadselig, wankel. Ik schrijf aan de eerste acte van ‘het Skelet’. | |||||||||||
maandag 5 juniKoud en reegenachtig. Gister séance met Winter, die zeer merkwaardig was. Want alles werd bevestigd en kwam uit. Er was niets wat den indruk gaf van onechtheid. Hij is thuis in een waereld waarvan wij allen nagenoeg niets weeten of bemerken. ▫ Hij had een goeden invloed op ons allen. En hij zeide - eevenals Hatch in zijn brieven - dat er om onzen kring een magischen zilveren ring was getrokken, waar geen macht doorheen kon breeken zonder toestemming, al was het Satan zelf. Het medium schreef dingen en maakte figuuren die Winter verklaren kon. | |||||||||||
woensdag 7 juniZware reegens. Gister was ik met de Winter in Amsterdam en bereidde de expositie met hem vóór in het Stedelijk Muzeum. We hoorden Bach, de Bussy en Beethoven, bij Joti. Winter werd door de Bussy het meest bekoord. Bach verstaat hij niet. Het ging alles, alsof het beschikt was. De drie kunstkoopers waren of niet thuis, of konden niets doen voor een expositie. Bij het Stedelijk Museum was de directeur Baart allervriendelijkst en zei dat er juist ‘toevallig’ een expositie was afgezegd en dat er daardoor wel vijf zalen oopen kwamen. Ik at bij Jaap de Haan, die zijn vriend Victor verlooren had, gestorven in 't hospitaal in België. Kitchener stierf en Joean-Shi-Kai. Men gaat zeer luchtig oover zulke gevallen denken en spreeken. Er geschiedt zooveel. Winter hield met groote beslistheid vol dat ik nog groot werk doen zal. Het eerste occulte drama. ▫ Ook droomde hij dat iemand hem zeide dat ik Edgar Poe'sche novellen moest gaan schrijven. Ik zei dat ik nooit novellen schreef, en weinig meer verwachtte te zullen doen. Maar hij weersprak me beslist. ▫ Ik schreef aan het Skelet, waarvoor ✱ mij Zondag goeden | |||||||||||
[pagina 1513]
| |||||||||||
raad gaf. Het was juist wat hij zei oover de ‘gevoeligheid’ der menschen voor sommige dingen, waarin ik ze bruskeer. | |||||||||||
zaterdag 10 juniReegen. Gisteren weer séance, met Brouwer. De ‘samaritaan’ ♁ verhaalde van Jezus' geboorte. De plaats was Nazareth, en niet in een stal, maar in de wooning der ouders. Wel was de moeder Maria - de schoonste bloem van Nazareth, de bloemenstad - in waarheid Moedermaagd. Na de geboorte bereikte het bericht Herodes, en werd naar het kind gezocht, vooral in Bethlehem. Toen had de vlucht naar Egypte plaats. ▫ De Wijzen (koningen) uit het Oosten kwamen geschenken brengen voor het genootschap - en booden die geschenken als hulde aan het kind. Bij de vlucht werd echter alles achtergelaten. ▫ De schrijver zegt: ik weet het van Jezus zelf. Hij sprak ook van de mislukking van Jezus' zending. Misschien door de onbekwaamheid der apostelen, misschien door de gesteldheid van de aarde, die wel niet de ongelukkigste maar toch een zeer ongelukkige ster is. ▫ Een nieuwe Christus komt niet. De groote verandering die nog komt is wat ‘het laatste oordeel’ genoemd wordt. De avonden bij Welters zijn ons een groote troost. Mijn arme, lieve vrouw heeft een moeyelijke tijd. Zij ondervindt veel vijandschap, niet geheel zonder schuld, maar toch zeer onbillijk. Want ze wil goed en heeft een liefderijk, ooverteeder hart. Haar zwak lichaam doet haar zwaar leeven, en dan is ze wel stuursch en prikkelbaar en niet altijd taktvol teegen anderen. ▫ Maar ze blijft mij de dierbaarste die 't leeven mij gaf en ik doe mijn best haar te steunen, wat niet altijd makkelijk is, omdat ikzelf zulk een strijd innerlijk te voeren heb. Ook ik leef zwaar, al word ik sereener. Ik word ook stiller en ernstiger. ▫ Maar de séances verheugen ons beiden en maken ons steeds verlicht en gelukkiger. Dat is geen illuzie. | |||||||||||
[pagina 1514]
| |||||||||||
Tine van Aalst is hier met haar kinderen. Gister avond speelden ze trio's, met Ds van Geuns en juffrouw van Gorkum. Gister aten wij bij Brouwer, met de Winter en zijn vrouw, en Truida. Ik schreef de eerste Akte van het Skelet af. Ik ben nog vervuld van de gedachte aan de vloek deezer ongelukkige aarde, en den troost van Christus. Het is alles droevig, maar door gelatenheid te dragen. | |||||||||||
dinsdag 13 juniNog slecht koud weer. Er is nog allerlei onaangenaamheid hier. Met zusje, - die altijd vijandig teegenoover Truida staat en nu dreigt weg te gaan. Borel die ooveral door takteloosheid of zucht naar gebabbel vernieuwde onaangenaamheeden sticht. Ik had een heerlijke droom van mijn jongen. De eenige troost. Verder niets als geldzorgen en ruzietjes. ▫ Sints mijn jeugd wist ik al het gevaar van kleingeestige en bekrompen woord-opvatting. En nu na vijftig jaar leef ik nog te midden van menschen die daar nog niets van begrijpen. | |||||||||||
vrijdag 16 juniHet weer verbeetert. ▫ Ik ben weer onder druk van geldzorg. De reuzebeer van het opknappen van de fabriek f700, - Borel schrijft steeds brieven en ingezonden stukken. Ik antwoord maar niet. Het ontbreekt hem aan smaak, aan zelfbeheersching, aan takt, aan reserve/ aan discretie, en ook aan liefderijkheid. ▫ Als ik hem vergelijk met mijn vriend Joop de Haan, dan is 't niet in zijn voordeel. Joop komt nooit zonder een teeken van liefde en hartelijkheid. Hij heeft geschenken voor | |||||||||||
[pagina 1515]
| |||||||||||
de kinderen, bloemen voor mijn vrouw. Nooit heeft Joop mij één onaangenaam moment bezorgd, nooit was er wrijving of spijtige correspondentie, nooit kribbigheid of pedanterie, nooit vermaning of scherpte in zijn brieven. Ik ben altijd welkom bij hem en hij is 't bij mij. ▫ En toch is Joop geen ‘weeë aanbidder’, geen slap of onbeduidend mensch. | |||||||||||
zondag 18 juniSteeds koud, 50o, een grijze lucht, als een kille kelder. ▫ De kou verkleumt mijn ziel. Ik vorder langsaam. Ik las de eerste akte voor. ‘Reuze’ zei Truida. Het kost mij moeite den moed en het zelfvertrouwen te bewaren. Het is me of ik nooit meer verzen zal kunnen maken. Ik herlees het leeven van Jezus door Renan, om te kunnen vergelijken met het bericht van ♁. | |||||||||||
zaterdag 24 juniGisteren de eerste warme dag, heeden zoele reegens. Veel roozen en aardbeien. ▫ Van morgen schreef ik het tweede bedrijf af. Er is een rustig makende werking in het idee dat ik nu mijn maatschappelijke plicht doe en het werk verricht waarvoor ik bestemd ben, en waarvoor de maatschappij mij ook beloonen wil. Als ik één goed drama per jaar schrijf en het slaagt, dan kan ik hier blijven woonen en mijn gezin onderhouden. Wat ik nu schrijf: het Skelet, geeft mij voldoening en zal toch ook wel de menschen boeyen. Het is pakkend, en toch niet hol. Hjalmar stuurde mij weer een check met een lieven brief. Hij is alleen ‘sceptisch’ omtrent de spiritistische onderwerpen van de Winter. De Winter schreef een wreevelige spijtige brief. Vermoedelijk opgestookt door Borel. | |||||||||||
zondag 25 juniDe oplossing van mijn drama kwam gisteren van zelf. De macht en grootheidswaan vermoordt zichzelf - omdat ze geen houvast heeft - ze wil een kosmos scheppen waarin ze zelf baas is, daardoor gaat ze onder. Ze erkent niet den Oer-Kosmos, het eerste beginsel, en wil er zelf voor in de plaats treeden. ▫ Kerkhoffs voelt zich de krachtmensch, die uit eigen recht oover alles beschikt, die een eigen ethica mag hebben. ▫ Maar door het onzienlijke wordt hij er toe geleid zichzelve te verraden. ▫ Die noodwendigheid voelde ik terstond bij 't begin van 't derde bedrijf. | |||||||||||
[pagina 1516]
| |||||||||||
maandag 26 juniIdeaal weer. ▫ Het gonst weer in mijn ooren. Gisteren muziekfeest bij Henriëtte Roll. Er waren de Brouwer's, Jaap de Haan en zijn vrouw/ mijn neef Marie van Warmelo, de acteur. ▫ Ze speelden variaties van Saint Saëns op Beethoven, en van Brahms op Haydn. Ik vond dit als een mystiek huuwelijk tusschen de twee geesten. Het oerthema is als een grondvorm, monumentaal, en als oovergroeid met een nieuwe vegetatie. Een huuwelijk tusschen fransche en duitsche geest - waarbij Beethoven door Saint Saëns minder werd ooverschaduwd dan Haydn door Brahms. Maar daardoor leek juist de verééning mij inniger. ▫ Wij genooten de muziek zeer, en het was er vroolijk en feestelijk, vrij en lustig. Er was veel dierbaars bijeen. | |||||||||||
donderdag 29 juniGister weer guur en nat. Vandaag wat zonniger. ▫ Een vervaarlijk slechte dag gisteren. Ik had geen geloof in mijn werk. Er kwamen berichten uit Amerika, die niets bevestigden. Logan heeft mij niet geroepen, Elsa Barker schreef niets bizonders. Een briefkaartje. Bij mijn moeder bemerkte ik, hoe ze ondanks haar heldere geest, alles verwart en niet meer weet hoeveel kleinkinderen ze heeft. En ikzelf kreeg een bezoek van Margareet Meyboom, die kwam spreeken oover de G.G.B.-tijd en de Pionier. En toen bleek me hoeveel ik al vergeeten ben. En hoe slecht ik dien tijd geregistreerd heb. Ik kon geen enkel exemplaar van de Pionier meer vinden. ▫ Dan bevangt mij zulk een droevig gevoel van onmacht en ik denk: mijn kosmos gaat uit als een nachtkaars, een hooger bewustzijn bereik ik niet. ▫ Nu ik dit schrijf vind ik het dwaas en onmoogelijk. Maar in de somberheid komt het weer booven als moogelijkheid. Eergister was ik in 't Steedelijk museum met de Winter. De indruk van zijn werk was enorm. Het is niet denkbaar dat het een mislukking wordt. Het is een evenement van den eersten rang. | |||||||||||
[pagina 1517]
| |||||||||||
aant.
Vooral interessant zijn de stoornissen in de berichten. Altijd als er namen koomen, en ook als legenden moeten teegengesprooken worden. Dat doen ze niet graag. Ook weigerden ze te zeggen, wie van hen elk onzer begeleidde. + berichtte mij oover Logan, die toch in gevaar moet zijn. | |||||||||||
donderdag 6 juliNog steeds koel, geen zoomerwarmte. ▫ Sints Zaterdag 1 Juli heb ik niet gewerkt. Ik sprak op de Winter-expositie, en at daarna met Truida en Henriëtte Roll bij Polman. Het was een succes en er was behoorlijk verzet van de kant der officieelen. Therèse Schwartze, de vrouw van Hettinga Tromp, en later in de couranten Dake, en Maria Viola(?). Het curieuze is dat ze het geval Vincent schijnen vergeeten te zijn. Zondag had ik van Warmelo bij me. Maandag was ik in Haarlem, bij Valerie en Kik Krah, dronk koffie bij Giza. Dinsdag was ik bij Betsy in Blaricum. Daar is de atmosfeer ook heel wat frisscher geworden. Gisteren tocht naar Noordwijk, de blaauw-en-geel omzoomde weg, langs de duinen, heerlijk. ▫ In Noordwijk Wijnanda Dekker bij Jansje Vioen. De eerste een drukke maltoot, de tweede een lieve burger vrouw, die niet burgerlijk is, en niet gecultiveerd maar goed en geestig. ▫ Ik genoot in Noordwijk, om den ouden tijd. Wij gaan er 14 dagen heen. | |||||||||||
vrijdag 7 juliGoed, koel, zoomerweer. ▫ Gisteren weer séance. Verhaal van de ontmoeting van Jezus met onzen berichtgeever, die hoofd was van een groep in tenten woonende broeders. Zeven tenten, met dertien Broeders en Jezus. Bij hen bleef Jezus ongeveer twintig jaar, totdat de Joodsche wet hem ver- | |||||||||||
[pagina 1518]
| |||||||||||
oorloofde op te treeden. ▫ Onze vriend ♁ was zijn meester en zijn leerling. ▫ Er kwam een stoornis waarvan gezegd werd dat de Winter ze veroorzaakte en er werd een antwoord gegeeven in mystieke teekens. ▫ Steeds weer treft mij de rustige consequentie, de eedele zachtmoedigheid van den bericht geever. ▫ Maria heeft geen kinderen gehad, behalve Jezus, ook waren er geen vóórkinderen van Jozef. | |||||||||||
dinsdag 11 juliSteeds koel. ▫ Het is alsof mijn dieper zelfbesef mijn arbeid belemmert. Ik kan niet meer zoo onwillekeurig, zoo onbewust werken, - niet meer de poorten van het onbewuste oopen stellen, ik moet er steeds bij denken, eeven als een reedenaar die op zichzelf gaat letten en daardoor niet meer spreeken kan. Ik schrijf aan het derde bedrijf en was gisteren zoover dat ik het geheel in mij ooverzien kon, en zeeker voelde van de voltooying. In den oorlog schijnt de krisis aangebrooken. Het eevenwigt is bijna verbrooken, de balans wankelt en gaat doorslaan. Ik voel in mij de radeloosheid die de massa bevangen zal als ze weeten bedroogen te zijn - en de sombere koppigheid der verantwoordelijke leiders - Nooit - ook in Napoleons tijd niet - was zulk een katastrofe te wachten. ▫ Maar de débacle is nog niet begonnen. Het wankelt nog. | |||||||||||
vrijdag 14 juli's Morgens stortreegen bij 50o. Nu wordt het stil en zonnig. O. wind. ▫ Ik ben vervuld van de leelijkheeden die Borel mij aandeed. Het blijkt nu dat hij opzettelijk liegt en draait en stookt, met bepaalde lage bedoelingen. Hij wil dat ik de Winter geld geef om dan zelf met hem te kunnen gaan fuiven. En hij ziet mij dan op een belachlijk lage wijze, en verwijt me dat ik onrechtmatig geld vasthou en dat ik als een paus wil behandeld en gesoebat worden. En onderwijl stookt hij de Winter op, en vertelt hem allerlei leelijks van me - wat hij zelf beeter weet. ▫ Het is afschuwelijk, en ik voel dat ik niet te streng teegen hem zijn kan. De Winter kwam hier om de zaak te bespreeken. Hij zei ook dat ik te zacht ben geweest en ruuwer met Borel moest omgaan. Des avonds was er weer séance, en er kwam de mooye parabel van den knaap die door een woestijnstorm zijn ouders verlooren had. Waarlijk, ik | |||||||||||
[pagina 1519]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
zondag 16 juliNoordwijk a/zee. In mijn geliefd zeedorp, - maar nog al droevig en weemoedig. In plaats van het ruime, geriefelijke huis te Wijk a/zee of Villa Liesbeth, of het aardige huisje in Bergen - nu een pension, met één kamer, en dan nog duur. ▫ Gisteren brachten we de jongens in Scheveningen. Zij waren lief en vroolijk. Het is grijs en reegenachtig - als ik nu maar werken kan. | |||||||||||
maandag 17 juliBeeter weer, zeer stil. Maar nog koel. ▫ Het ging gisteren al beeter. Het reegende den heelen dag, maar mijn werk vlotte en ik voelde tevreedener. Ik had een lang gesprek met Jan Musch en zijn vrouw die hier op Sole Mio waren. Dat was leerzaam. Hij vond dat ‘de Heks’ vermoord was door het declameeren en het valsche pathos van Royaards. Royaards heeft geen humor, zei Musch, en kan niet ontroeren. Hij raadde aan la Roche den schout Cousaert te laten speelen. Dan zou alles beeter worden. ▫ Het is wel een moeyelijk parket voor mij. Ik zie Royaards' gebreeken en hoe mijn stukken er door lijden, en toch hang ik van hem af. Het is hier nu toch zeer genoegelijk, zoo rustig alleen met mijn lieve vrouw. | |||||||||||
donderdag 18 juliHet blijft koud, maar ik baad iederen dag en voel mij lichamelijk zeer behagelijk. Desondanks was de somberheid er van morgen, bij 't ontwaken. Al het subtiele stemmingsmooi der dingen was weg. Wel een bewijs dat deeze somberheid niet van lichamelijk behagen afhangt, want ik voel mij recht lekker. Door 't zeebad en de lucht en de rust. | |||||||||||
[pagina 1520]
| |||||||||||
Julia Culp is hier en lijdt aan heeschheid. Voor haar is dat verschrikkelijk. Zij heeft niet, als Duse, een vroom gemoed dat in zelfverloochening berusten kan. | |||||||||||
donderdag 20 juliZonnig zoomerweer, nog niet heet. ▫ Bij de zee voel ik altijd de ouderdom der dingen, de eeuwen en eeuwen, waarin de rotsen tot zand werden gemalen. Alle zee-dingen zijn zoo oud. En dan voel ik, hoe ikzelf nog veel, veel ouder ben. ▫ En op die majestueuze ouderdom, het vroolijk, kleurig vertier van menschjes, de ééndags-vlindertjes. Ik voel mij erg onweetend. Goed, dat ik geen professor in Amersfoort ben geworden en er geen cursussen behoef te geeven. | |||||||||||
vrijdag 21 juliSteeds beeter weer, warm en zonnig. ▫ Gisteren schreef ik het derde bedrijf af. Dat voelde ik als het moeyelijkste punt. Nu is de rest gemakkelijker. Men zal zeggen: hier is weinig taalschoonheid. Niets wat met Johannes Viator of Ellen vergeleeken kan worden. En toch weet ik dat het gewigtiger is en sterker werken zal. Ik geef hier karakters in situaties - zooals ik tot nog toe niet heb kunnen doen. ▫ Ik las het Truida voor. Het interesseert haar wel, en zij hoort het met kinderlijke ontfankelijkheid en geloof. Maar het verheugt haar niet zooals mijn verzen haar verheugden. Het is haar te ruuw en te grof. Dat pleit echter niet teegen het werk, want ze zou hetzelfde van Shakespeare zeggen. | |||||||||||
[pagina 1521]
| |||||||||||
Velzen en terug. In Velzen geluncht bij de familie Muysken, waar ook Brouwer was en zijn vrouw en Henriëtte Roll. Er werd op een spinet gespeeld, met de fijne, droomerige klank. Rameau, Bach. Het was een prettige zoomertocht, veel bloemen aan den weg en stil, koel weer. Heyermans vroeg mij ook al om een ‘nieuwe van Eeden’. Dit is naar mijn wensch. | |||||||||||
maandag 24 juliSteeds bewolkt en koel. Gisteren hadden wij séance. De Weltersen bleeven van 's morgens half tien tot 's avonds halfnegen en wij verkreegen met tusschenpoozen veel schrift. Wij kreegen het verhaal van den droom van Jezus, en zijn zoeken naar troost bij de broederschap. Het was wel een blijde rijke dag, maar toch bleef er van nacht veel weemoed. ▫ Alles wel ooverdenkend - zooals mij steeds werd aangeraden - vind ik de leer, het optreeden, en de figuur van Boeddha toch zuiverder, imposanter, dieper dan van Jezus. In Boeddha is niets ‘mislukt’. En van Jezus wordt steeds gezegd dat hij zijn doel niet bereikte, dat zijn werk mislukt is. ▫ Het is misschien waar dat Jezus ons persoonlijk nader en dierbaarder is. Ik voel die liefde voor hem diep en sterk in me. Maar als hij God was, dan moest hij ook wijs genoeg zijn om te volbrengen wat hij beraamt, en niet te onderneemen wat hij niet volbrengen kan. ▫ Zulke vreemde teegenstrijdigheeden zijn er in 't Boeddhisme niet. ▫ Ook de heemelsche Vader van Jezus, die hem zeegent en laat gaan, weetend dat het een mislukking zal worden, dat zelfs zeggend, is mij een raadsel, en geen troost. Veel meer komt Boeddha's begrip van het Nirvana oovereen met mijn weeten en begrijpen. ▫ Als aan Truida gezegd werd dat ze dankbaar moest zijn, en zij dat zoo goedig erkende - toen dacht ik er bij: waarom dankbaar? verdient het dank op een vervloekte planeet te worden geplaatst zonder onzen wil? Ik erken wat gaarne dat ik momenten van geluk heb, maar waar erkend wordt dat wij hier onder een vloek leeven, door den wil van een Alwijs, almachtig vader, daar zie ik geen reeden tot dank, veel meer tot verwijt en vraag om licht. ▫ En het wijzen op onzen ‘vrijen wil’ deed mij denken: wat betekent een ‘vrije wil’ zonder wijsheid? ▫ Dat is als de vrije wil van een kind dat met vuur mag speelen. Als het geen onderscheid kent zal het zich natuurlijk branden. En dan verdient het kind geen verwijt, want het wist niet beeter. ▫ En ondanks onze verontschuldiging dat wij niet beeter wisten, dat wij niet wijzer waren - | |||||||||||
[pagina 1522]
| |||||||||||
ondanks dat worden wij gestraft met een vloek, en in deeze verdoemde waereld geplaatst. Is dat billijk en begrijpelijk? ▫ Dit alles lost het Christendom niet op, het Boeddhisme wel. Het Boeddhisme weet niet van vloek en zonde - maar van onweetendheid en blindheid, noodig in de groote harmonie, die booven de tijd uitgaat. ▫ Van nacht lag ik bijna den ganschen nacht wakker, deeze dingen ooverdenkend. ▫ Truida had mijn eersten slaap gestoord omdat mijn snurken haar hinderde. Toen werd ik zeer bedroefd, maar niet boos. Ik vond het niet zelf verloochenend van haar, maar ik dacht toch: welk recht heb ik om daardoor boos te worden? Zij verlangt zelf te slapen en stoort nu liever mijn slaap, dan de hare. Is dat niet natuurlijk? En kan ik daarvan een verwijt maken? ▫ En daarin troostte de gedachte aan Jezus mij niet. Want hij verweet de menschen toch ook wat zij heelemaal niet helpen kunnen. Zij waren niet wijzer, en de driften en neigingen die zij volgen kreegen zij dan toch ook van den Vader. ▫ In Jezus is een niet-goddelijke bitterheid, die in Boeddha ontbreekt. ▫ Toch heb ik hem lief. Juist omdat hij voor ons zoo werkelijk, zoo menschelijk is. Maar de Indische wijsheid moet aanvullen wat in 't Christendom raadsel blijft. | |||||||||||
dinsdag 25 juliAltijd hetzelfde, koel en bewolkt. Gisteren bezoek van Henri Asselin van de Figaro. Een gedistingueerde Franschman met een lief gezicht, Normandiër van afkomst. Met een officieele missie om de weetenschappelijke fransche literatuur in Holland te bevorderen en te onderzoeken. Hij was geestverwant, ook socialist en vriend van R. Rolland. | |||||||||||
donderdag 27 juliNu heerlijk zoomerweer. Zonnig. Maar steeds N. wind. ▫ Morgen komt mijn drama af, en het is beeter gegaan dan ik dacht. Ik was er soms zeer bij geroerd. Vandaag was ik met mijn lieve vrouw in Leiden, en het was zoo heerlijk als ik dat van zulk een dag maar verlangen kan. ▫ Ik was intens gelukkig door het zien van de Boeddhistische beeldjes en teekeningen, zoo fijn, zoo eedel van kleur, zoo innig, zoo vol verheeven beteekenis. Ik zou er graag dagen vertoeven en alles nagaan en onderzoeken. ▫ Er is ook zulk een zuivere sfeer. Ik voel dat. Het is de afweezigheid van lagere belangen, van | |||||||||||
[pagina 1523]
| |||||||||||
mercantilisme en frivoliteit. Het stille stadje is een wijkplaats voor kunst en weetenschap. Daarna waren wij in de Hortus, de fraaie tuin met de mooye bloemen, zonnig en vreedsaam. Terecht zei Truida dat ze nooit beeldhouwkunst mooi kon vinden, omdat die witte, ooglooze marmerbeelden haar zoo hinderen. Maar dit Japansche en Chineesche werk, met de fijne kleuren, dat vond ze wel mooi. Die witte marmerbeelden zijn oorspronkelijk ook altijd beschilderd geweest. | |||||||||||
vrijdag 4 augustusVrij goed weer, winderig. ▫ Weer thuis op Walden. Vrijdag 28 Juli schreef ik mijn drama af. Er was een bizonder geluk voor mij in het laatste bedrijf, waarin ik voor 't eerst welbewust de schoonheid aanbracht van een weefsel van fijne situaties. Daarvoor was het noodig dat ik niet in verzen schreef. Want nu kwam alles aan op de situatie, en de taal werd daardoor ook zoo sober en zuiver moogelijk. Werk met situaties en de taal komt van zelf, dat is de leer voor den dramaschrijver. De fijne, teedere situaties van het laatste bedrijf maakten een diep eenvoudige taal vol beteekenis moogelijk. Elk woord gewigtig en van zelf welluidend - zonder zoeken naar klank of ritme. Zaterdag gingen wij naar den Haag en vonden de kinderen gezond en vroolijk, bruin-verbrand. Des middags was er diner, veel te weelderig naar mijn zin. ▫ Er was ook de Winter. Een echtpaar del Castilio Salomons, Deensche vrouw/ zeer mondaine, man advocaat. Verder een domme officier, een Dr Halbertsma, oud en goedhartig, Dr van Geuns, een mevrouw Snoukaert van Schouwenburg. Zondag reeden wij met een auto van Den Haag naar Bussum. Een mooye weg, langs den Rijn, Alphen, Zwammerdam, Woerden, Harmelen. Een prettige tocht. Maandag een artiekel geschreeven oover 't socialisme. Krah logeert op Walden en verrukte mij weer door zijn spel. Ik vind het steeds weer een mirakel, hoe die schuchtere, teere jongen zulke zware, gecompliceerde muziek kan schrijven. Voorts is hier een jonge Belg, Valentijn van Uitvank, met lang haar en nog al veel inbeelding, schilder, die bij mijn moeder logeert. Hij speelt ook piano en mijn moeder vindt dat prettig. Dinsdag was er verjaarpartij op Jan Tabak. Mijn moeder werd 83 jaar. | |||||||||||
[pagina 1524]
| |||||||||||
Er waren 15 menschen, ook Hans en Marietje, Henriëtte Roll en Brouwer. Gister was ik bij Giza en die vertelde mij veel treurigs omtrent Borel, dat hij bij de familie Everts, die hij zelf als geldprotsen minacht, uuren heeft zitten kwaadspreeken en lasteren oover mij en alle anderen hier, en zelfs de nagedachtenis van mijn Paul niet spaarde. Zoo erg, dat Everts teegen Giza zei den volgenden dag: ‘die vriend van je is een vuile smiegt’. Giza was zoo verontwaardigd en bedroefd dat ze schreide. ▫ Nu mag ik toch zeeker niet weekhartig met hem zijn. Gister sprak ik nog Heyermans in Amsterdam, en raadde hem IJsbrand te speelen. ▫ Hij was zeer vriendschappelijk, en maakte eenigszins excuses oover zijn houding op de meeting in de Geelvink voor 15 jaar. ▫ Zijn houding was eigenaardig. Hij bleef de theater-directeur en de geslaagde dramaschrijver - maar er was iets weifelends, iets tatonneerends, als voelde hij zich teegenoover iemand die hem in een zeeker opzicht de meerdere toescheen, - en van wien hij nog een koomend succes verwachtte. Succes scheen mij toe hem de hoofdzaak te zijn, al sprak hij juist anders, alsof de kunst hem hoofdzaak is. Dat weet hij als de mooiste houding, maar hij voelt het niet, en hij vermoedt dat ik het wèl voel. Des avonds séance - waarin wij de meededeeling kreegen oover het muziek-instrument, de viool, door Jezus eigenhandig gemaakt, die nog bewaard moet zijn, onder de nu nog leevende witte broeders. Waarschijnlijk in een klein plaatsje, een oase, Eroicam genaamd. Verder werden de ons onbekende plaatsen Tibenthum en Jerobiam genoemd - ook Kapharnaum, Jericho en Kidron, een plaatsje aan de beek van dien naam. Daar zijn de broeders het meest geweest. De nog leevende leider deezer broeders heet Ortalus. | |||||||||||
[pagina 1525]
| |||||||||||
aant.
Mijn moeder genoot het erg, maar zij verwart dan alles wat plaats en tijd betreft. ‘Hoe kwamen we hier en hoe koomen we terug’ daarin is ze geheel onzeeker. En toch is ze geheel helder van geest. | |||||||||||
woensdag 9 augustusWarm zoomerweer. ▫ Maandag was Brouwer hier met zijn collega Ornstein, de physicus uit Utrecht, Zionist. Een zwaar gebouwde donkerharige jood. Wij praatten oover de Academie, en oover Borel. Brouwer tracht Borel's houding te vergoelijken. Maar daarbij speelt zijn eigen geweeten wel wat mee. Omdat hij ook graag oover menschen praat en geen begrip van discretie heeft. ▫ Borel is blijkbaar in groote onrust, en werpt nu de schuld op de Winter. Gisteren sprak ik met Jaap de Haan en at bij Henriëtte R. Ik was sints Zaterdag al uiterst somber. Gisteren was het iets beeter. Ik hoest erg. | |||||||||||
vrijdag 11 augustusWarm, zonnig. Heeden morgen kwam Winter bij me en door een gesprek met hem ben ik zeer verligt. Naar aanleiding van het geval Borel zeide ik hem dat ik voortaan twee dingen zal eischen van hen die zich tot mijn vrienden willen reekenen. 1e dat zij noodeloos gepraat vermijden, zich beheerschen en acht geeven op wat zij zeggen; 2e dat zij zich ook in sexueele zaken beheerschen. deeze beide dingen zijn eischen van tucht en waardigheid. Wie daaraan niet voldoet en er al zijn krachten niet voor inspant, schaadt niet alleen zichzelven maar ook zijn vrienden. In een kring van goeden, koninklijken, past hij niet. Vrouwen krijgen macht oover den man, die booven hen staat, door hun sexualiteit. Laat de man die macht toe, dan daalt hij, en verliest zijn eigenwaarde. ▫ Een man die toegeeft aan het flirten van een vrouw brengt zijn waardigheid in gevaar. ▫ Voor de massa schaadt het niet, daar zijn de waarden gelijk. ▫ Maar in een kring van Goeden moet ook de vrouw goed zijn. En er zijn vrouwen wier eenige kracht in hun sexualiteit schuilt. Die moeten we ontwijken. Wat onschuldig is bij gewoone menschen, is gevaarlijk onder | |||||||||||
[pagina 1526]
| |||||||||||
goeden en koninklijken. Onder hen moet de grootste kieschheid en kuischheid reegel zijn. ▫ Winter voelde dit als ik, en het is niet alleen aan Borel gericht maar ook aan Brouwer. | |||||||||||
zaterdag 12 augustusWarm zoomerweer. Ik zwem achter de moestuin bij het schuitenhuis. Ik kreeg gister de compleete copie van het Skelet. Het is wel goed zóó, denk ik. Ik dacht van morgen aan de voortzetting van Sirius. Want als ik de kring niet in werkelijkheid kan vormen dan zal ik toch de idee achter laten als fictie, in dat boek. We hebben nu gezien, door Rang, door de Gutkinds, door Borel, hoe moeyelijk het is. Hoe zeldsaam de vereeniging is van kracht, genialiteit, zelfbeheersching en waardigheid, oprechtheid, eenvoud. | |||||||||||
zondag 13 augustusHeerlijk weer. ▫ Ik was van morgen zeer gedeprimeerd en voelde me hoesterig en onbehagelijk. De dames Welters kwamen en wij hadden drie zittingen, 's middags twee, 's avonds één. We kreegen zeer gewigtige meededeelingen. ▫ Vooral deeze dat een helper op komst is. Een vreemdeling, van Egyptische afkomst, die zich dadelijk zal doen kennen als een die gezonden is. Hij weet ook van Ortalus. Onze vrienden hadden eerst Winter op 't oog, maar vonden toen deeze, en zijn komst is spoedig aanstaande. ▫ Ook ging het verhaal van Jezus voort en we kreegen belangrijke discussies oover aarde, mensch en godheid, oover Boeddha en Jezus en de witte broeders. ▫ De ziekte van Jezus, zijn vriendschap met Lazarus, de kennismaking met Lazarus die onder een kameel was gevallen en bijna vermorseld, en door Jezus gered. Die dus tweemaal zijn leeven aan Jezus dankte. ▫ De plaats waar Jezus zoo lang in de tenten der broeders woonde heette El Karnos hebr. rustplaats. ▫ In zijn ziekte schreef Jezus rollen, en die zijn nog te vinden. Daartoe zal de helper koomen, en ik zal dan de leer weer kunnen herstellen en voortzetten. Toen werd mij gevraagd naar mijn innerlijke rust, die ik in den laatsten tijd gezocht had, en dat was precies juist. Toen sloeg ook in mij de balans door en ik voelde de ooverwinning en daarmee het wijken van de somberheid. ▫ Ik durf nog niet gelooven aan de komst van dien vreemdeling en ik | |||||||||||
[pagina 1527]
| |||||||||||
vrees iets als de veele teleurstellingen van mevrouw Welters. Maar toch is er al zóóveel oovertuigends. Het indringen van vreemde, wilde krachten zoodra ik den cirkel breek. En vooral de rustige, waardige, consequente toon der meededeelingen. Het is een prachtige maan-nacht. Gisteren brandde het lampje op 't grasveld voor 't huis en Krah speelde zijn eigen muziek in de donkere huiskamer. ▫ Ik geniet van mijn bloementuintje, geurig van reseda, gloeyend van klaproozen, zinnia, coreopsis, violier, koorenbloem, ridderspoor, chrysanten, dahlia, anchusa, malva. | |||||||||||
dinsdag 15 augustusLekker weer, met wind en wolken. Het reegende veel, en blijft warm. ▫ Gisteren waren we in Artis met de kinderen en het was een dierbare dag, ondanks mijn hoest, en wat reegen nu en dan, en broertje die vandaag ziek is. ▫ Wij aten bij de Haan. ▫ Het ethnografisch museum trof mij deeze keer het meest. Ik had momenten van groote rust. Maar ach! hoe moeyelijk is het goede leeven. Beurtelings is men te ongeloovig, en dan weer te goed-geloovig. Roerend was het toen Hugo sprak van het Kruis, waaraan Jezus hing. Wij waren in de katholieke kerk in de Obrechtstraat, en de intonatie waarmee Hugo het zeide, zoo diep eerbiedig-meewarig, roerde mij tot tranen. ▫ En toen voelde ik het als wat het is, een vreeselijke vergissing, van weerskanten, een droevig misverstand, dat nog door eeuwen droefheid zal brengen op de waereld. ▫ En mij griefde de harde toon, waar Jacob de Haan, in zijn joodsche orthodoxie oover Jezus sprak. ▫ En mijn lieve vrouw wordt dan van haar kant weer een weinig fanatiek en spreekt onverstandig en doet liefdeloos in haren ijver. El Karnos beteekent niet rustplaats, en daarmee komt de twijfel weer. Jacob zei ‘dat (de onbevlekte ontvangenis) moogen wij niet gelooven.’ ▫ Maar kan men nu geloof gebieden of verbieden? Is dat geestesvrijheid? | |||||||||||
[pagina 1528]
| |||||||||||
vrijdag 18 augustusGoed zoomerweer. Ik schrijf in mijn lichte studeerkamer en vertaal Kabir's verzen. De jongens hoor ik speelen in den tuin, beneeden zingt en speelt mijn lieve vrouw met haar teedere, zwakke maar zuivere stem. Buiten snorren vliegtuigen door de zoomerwolken. ▫ Ik ben droevig, maar berustend. Ik hoest nog veel, het gonst in mijn ooren. Ik ben niet ziek, maar voel toch de broosheid van mijn lichaam. ▫ Ik weet alleen dat ik ouder ben en eeuwiger dan aarde en zon en maan en sterren - en dat de Waarheid in mij is. ▫ Anders weet ik zeer weinig. In abstracties kan ik niet veel meer denken, en ook de herinnering beheersch ik niet meer als vroeger. | |||||||||||
maandag 21 augustusGrijs, guur. Ik voel als een uitgekneepen citroen, waaruit men nog door hard knijpen de laatste droppeltjes halen wil. Ik ben in mijn gansche leeven zoo somber en neerslachtig niet geweest. Gisteren en eergisteren waren we bij de Loudon's te gast, op Blankenburg bij Wassenaar. Het was er zoo aangenaam als we maar konden wenschen. Een groot buitenhuis, vroolijk, in witte kleur, binnen en buiten, ruim en geriefelijk. Een heerlijke omgeeving, bij de duinen, met een duinvijver voor het huis. En lieve, zeer hoogstaande menschen. Ik las er Ellen vóór, en er werden door mevrouw Loudon fransche liederen gezongen, van Fauré en Duparc. ▫ Van Dyke was er, de Amerikaansche gezant, een niet zeer beduidend manneke, salon-literator. Maar zeer waarderend en hartelijk en belangstellend. ▫ Loudon vertelde veel van Japan en China. Hoe men hem, in het theater, de plek aanwees waar een beroemd acteur gewoon was te bidden (zich in accoord te brengen met het absolute) voor hij optrad. En hoe ook een japansche dame die les gaf in 't bloemenschikken vóór elke les een klein gebed sprak aan de natuur. Nu ben ik thuis, het zoomerweer is voorbij. Het is guur en ik ben nog steeds eeven verkouden en hoest erg. ▫ Ik ga ook gebukt onder geldzorg. Ik heb nu zooveel verdiend en een betrekkelijk zeer ruim inkoomen, en ik heb niet eens bereikt dat ik zonder geldzorg ben. De uitgaven stijgen altijd nog sneller dan de inkomsten, en ik kan het niet teegenhouden. Het is alles mijn schuld, mijn onberadenheid, en dat maakt het nog erger. | |||||||||||
[pagina 1529]
| |||||||||||
vrijdag 25 augustusZoel, vochtig weer. ▫ Jaap de Haan zei gisteren dat hij zooveel aan mij te danken had. Dat klonk mij zoo vreemd, als men zelf zoo mislukt gevoelt. Op de séance gisteren weinig merkwaardigs. Toch treft mij telkens de omzichtige, liefdevolle wijze waarop onze vragen beantwoord worden. Nooit wreevel, nooit spot, nooit verwijt. Ik hoorde uit Homburg dat mijn ‘Skelet’ oovereenkomst heeft met ‘das Fräulein von Scuderi’ en ‘der Andere’. Ik kan niet denken dat die oovereenkomst diep gaat. Ik ken die stukken heelemaal niet. Ik bezocht Betsy en het trof me/ zoo rustig en vreedig mij dat bezoek stemde. ▫ Ik had de gedachte, dat al de melancholie die ik vroeger bestrijden wilde, bij Martha, bij Betsy, bij Jacob, zich nu op mij wreekt. ▫ Maar als ik bij een van die menschen ben, dan voel ik rust. | |||||||||||
zaterdag 26 augustusReegen en onweer. Gister speelde Henriëtte Roll hier met Krah. Ik hoor Krah liever dan haar. Eergister speelde Louis Zimmerman met haar het concert van Beethoven voor mij. Het was uitsteekend - maar ik was niet diep ontroerd. Ik hoor liever Krah zijn eigen muziek speelen. Ik at gister bij Henriëtte en hoorde Gootjens speelen - een flinke, krachtige figuur. Een jongen blijkbaar van burgerlijke afkomst, maar vol sterk leeven. Ik zou zeggen: met zeventiende eeuwsche kracht. Frans Hals waard. Verwant aan Speenhoff. Hij improviseert op de viool, en het publiek hoort hem graag, ook het café-concert-publiek. Hij speelt voor f 20. - per avond in Bellevue. Tien minuuten. De geldzorgen neemen toe. Een schrikwekkend belastingbillet. De familie in Indië die om geld vraagt (weegens mijn ‘oovervloed’). | |||||||||||
maandag 28 augustusBuyig. Gisteren was ik zeer somber. Ik sliep veel. Vandaag ben ik iets beeter. Maar toch somber. Gister avond las ik in de brochure van Brouwer. Er ontbreekt iets troostrijks aan. Het is hard en bitter. Het is zoo droevig, te denken dat ik zooveel jaren gewerkt heb, en toch niet geslaagd ben in het vormen van een liefhebbende groep menschen, die | |||||||||||
[pagina 1530]
| |||||||||||
aant.
Zooéven een scène met Holdert. Hij had zich gisteren driftig gemaakt op Truida en nu begon hij mij te beleedigen en uit te schelden. En ik had toch meelij met hem, en ik moest hem zijn betrekking opzeggen. Hoe moeyelijk is het leeven, dat nog geen vaste vormen en zeeden heeft. ▫ Ik voel in mij de strengheid van de oude maatschappij, die geen schending van de eer duldde zonder bloedige wraak. En ik voel in mij de ruimte en zachtheid van de koomende maatschappij, die geen conventioneele begrippen als ‘eer’ erkent. | |||||||||||
woensdag 30 augustusReegen. Gisteren met Asselin en Brouwer geluncht in Amsterdam en met Jaap bij Roll gegeeten. Er is een zeer ernstige, droevige sfeer op Walden. Mijn arme, lieve vrouw lijdt er zeer onder. Ik ben ernstig en vervuld van de droevige vloek der waereld. Ik vertaalde Kabir, en begin nu aan Jalalud-din-Rumi. Ik heb weer 't meeste verdriet van degeenen voor wie ik goed heb willen zijn. ▫ In de ‘War-letters’ staat het zeer juist, - dat het gevaar voor ons soms juist komt van onze goede eigenschappen. De neiging om anderen plezier te doen, en de afkeer om hen te kwetsen heeft mij het meeste leed bezorgd. | |||||||||||
zondag 3 septemberHeerlijk weer. Geldzorgen drukken nu nog 't zwaarst. Ik tracht vruchteloos tot bezuiniging te koomen. Royaards schreef mij, dat hij het Skelet gaarne wil speelen. Ik weet dat ik daardoor wat zou kunnen verdienen, maar ik reeken er niet op. Ik zou liever bezuinigen dan meer verdienen. Vooral vereenvoudigen. Ik heb hier feitelijk een hofhouding, met vier gezinnen te onderhouden. Ik heb deeze opmerking gemaakt, dat er zeekere oovereenkomst is tusschen oude menschen en degeenen die zich manifesteeren als afgestorvenen. ▫ Vooreerst vindt men bij beiden een teegenzin en moeyelijkheid in het herinneren van namen. Zij onthouden beiden veel makkelijker gemoedsaandoeningen, indrukken, stemmingen. Maar namen, plaatsen en ook cij- | |||||||||||
[pagina 1531]
| |||||||||||
fers vergeeten en verwaarloozen ze. ▫ Ook de tijdsverwarringen koomen bij beiden voor. ▫ Een andere oovereenkomst is - bij lagere geesten vooral merkbaar - het onbeheerschte der gemoedsbeweegingen. Ook oude menschen zijn gaauw boos, maar ook gaauw weer goed. En ze kunnen hun prikkelbaarheid, hun praatzucht, hun hebzucht, hun lekkerbekkerij niet intoomen. Dit komt oovereen met verschijnselen in den droom, waarin ik mijn drift niet bedwingen kan - en met de wilde ruuwheid der lagere geesten. Alles wijst op een desintegratie. ▫ Maar daarteegenoover staat de buitengewoone zachtzinnigheid, ruimte van oordeel, gelijkmoedigheid van de hoogere geesten die zich in onzen Kring oopenbaren. Die zijn steeds eeven geduldig, gelijkmoedig, vriendelijk en goeddenkend. ▫ Met dat verschijnsel breng ik in verband het zachtzinnig en gelijkmoedig worden met den ouderdom dat ik bij sommigen van mijn vrienden aantref. Betsy b.v. is veel, veel zachter, geduldiger, ruimer geworden. En in sommige opzichten mijn moeder ook. En men weet het van sommige filosofen (Epictetus). | |||||||||||
woensdag 6 septemberPrachtig Septemberweer. Ik was gisteren in Amsterdam, op de redactie en at bij Roll. Joop was er en Hans kwam ook. Ik ging door Amsterdam in een gemoedstoestand die ik noemde ‘de dood in 't hart.’ Het is ellendig wat ik innerlijk lijden moet - en onder dezelfde omstandigheeden was ik vroeger monter en opgewekt. Maandag muziek-middag bij ons. De violist Gootjes speelde begeleid door Henriëtte Roll. Zij hinderde mij door haar drukte, haar geflirt en zelf-ingenoomenheid. Er waren mijn moeder, zuster Obbes, Truida, Giza, Valentijn, Lize Brouwer, Louise Pijpers, Brouwer zelf. Ik las hem mijn artikel oover zijn Delftsche reede voor en hij drukte mijn hand. | |||||||||||
donderdag 7 septemberGoed Septemberweer. De druk wordt ondragelijk. Gister maakte ik een fietstochtje, oover de heide achter Hilversum, en dronk thee aan ‘'t Bluk’. Daar was het ruim en als een ander land, waardoor ik wat verligting voelde. Maar thuis was het toen des te droeviger. Wat ons drijft zijn impulsen die wij te gehoorzamen hebben. Met het verstand alleen bereiken wij niets. Het zijn de vreugden en de genietingen die ons roepen, en als we niet koomen dan verdorren we. En als we wel | |||||||||||
[pagina 1532]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
zondag 10 septemberNeevel. Gisteren en eergisteren mooi en warm. ▫ Ik was twee dagen in Deventer, bij mijn neef van Warmelo. Het heeft wel verligting gebracht. Ik lees het boekje van Kanso Oetsjimoera, en het roerde mij zeer. Die eenvoudige, naïeve Japanner heeft de vastheid bereikt. En toch is hij niet - of bijna niet - dogmatisch of rhetorisch. Ik wist het wel dat dit volk eedele menschen heeft. ▫ En ik kreeg een veel frisscher kijk op het Christendom, en de menschheid. Hij heeft recht als hij zegt dat het Oosten nooit zulke goede menschen heeft gehad als de Christenheid. Het is waar dat er in Nieuw Engeland prachtexemplaren van het menschdom woonen. Ik dacht aan Dole. ▫ En het geduldig, geestdriftig streeven naar Waarheid en Godsliefde van Oetsjimoera is voor mij haast beschamend. Ik ben minder naïef dan hij, maar daardoor is hij ook weer sterker in toewijding en zelfverloochening. ▫ Het is ook waar dat Chineezen en Japanners laksch zijn in sexueele reinheid. ▫ Ik ga Oetsjimoera schrijven. Had ik hem maar ontmoet! Ik heb nog bange uuren gehad in Deventer. Ik voelde dat ik banger was dan vroeger en ik vond het zoo onlogisch, zoo vreemd dat wij, ouder wordend, ook vreesachtiger worden voor leeven en voor dood. Terwijl wij toch geleerd hebben dat vreesselijke dingen niet zoozeer te vreezen zijn, en dat de vrees zelf het ergste en leelijkste is. ▫ Maar de dapperste vliegenier wordt ook na eenige jaren van zijn gevaarlijk werk vreesachtig. Hij kan niet meer moedig zijn. Wat beteekent dat? Ik heb twee tochten te paard gemaakt om Deventer, met Willem. Ook een fietstocht door Twello. En ik zwom in de IJssel. ▫ Het stadje was aardig, leevendig en bloeyend. Wij zagen in een helderen maan-nacht de oude | |||||||||||
[pagina 1533]
| |||||||||||
aant.
Thuis kwamen de zorgen weer. Ik ben nu loom en slaperig. Ik kreeg een heerlijken brief van mijn lieve vrouw. Een als van ouds. | |||||||||||
zaterdag 16 septemberBuyig, guur. In Deventer had ik de laatste mooye zoomerdagen, met eigenaardig diepe indruk. Nu is het herfst en de petroleumkacheltjes branden. Maandag had ik een lang gesprek met Brouwer. Hij was alleen thuis, en het was rustig en prettig. Hij zei o.a. ‘misschien zijn we alleen op deeze waereld om onze sexualiteit te ooverwinnen.’ Dinsdag at ik met Hans bij Joop. Gister en eergister heb ik hier gewerkt. De geldzorgen zijn nog zwaar. Ik moet zien een goede tuinman te krijgen, en stukken van Walden te verkoopen of te verhuuren. Tine van Aalst schreef dat ze hier woonen wil. Ik schrijf oover Brouwer. Soms schijnt het me heel makkelijk, nog een laatste wending te maken, en geheel te gaan leeven oovereenkomstig mijn geweeten. Maar het is mij niet moogelijk het te forceeren. Het moet van zelve koomen. Wu Wei. 't Volgend jaar begin ik aan Sirius III. Ik geloof toch dat ik trachten moet in dit huis te blijven. Maar zonder eenige luxe. In Frankfurt wordt de opvoering van de Heks verbooden. Omdat ik de voorreede van J'accuse schreef. | |||||||||||
donderdag 21 septemberKoud en grijs. Gisteren zag ik met Hans de electrische Centrale, waaraan hij als ingenieur teekenaar werksaam is. ▫ Ik voel diepe bewondering voor zulk een geheel. Hier is een prachtig funktioneerend orgaan geschapen voor honderdduizenden. Te zien hoe daar alles in elkaar sluit, hoe door vernuftige inrichtingen alles automatisch geschiedt, de koolen worden uitgeladen, opgehoopt, gedistribueerd en in de oovens verstookt, zonder stookers, en hoe dan die ontzaglijke krachten electrisch worden omgezet en uitgezonden oover mijlen, de tramwagens drijven, de huizen verlichten, ooveral licht, kracht en warmte verdeelen - dan voel ik bewondering en stichting - en | |||||||||||
[pagina 1534]
| |||||||||||
het groote gebouw, met de reuze-turbines, die zoo stil en vlot hun duizenden omwentelingen maken in de minuut, het plechtige licht en de ruime frissche zaal - dat is ook aesthetisch schoon. Een schoonheid die een kunstenaar als Heyenbrock voortduurend boeit, ontroert en inspireert. ▫ Waarom zouden wij de wonderbare organisatie van een insectenlijf bewonderen en zulk een geweldige en vernuftige schepping als deeze electrische centrale niet? ▫ Maar we zullen het ondergeschikt maken aan de hoogste schoonheid. Wat nu nog door die kracht gedaan wordt is leelijk en droevig, het leeven in die huisjes van Amsterdam. Maar het heerlijke orgaan is er, en kan beeter werk doen. Ik at bij Royaards. Hij zal het Skelet niet speelen. Hij heeft te veel op zijn handen genoomen. Ik zal het aan 't Ned. Tooneel aanbieden. Maar onze verhouding wordt er niet door gestoord. We zijn en blijven goede vrienden. Ondanks een heftige uitval van hem, om zijn pro-duitsche gevoelens, teegen Engeland. Hij wond zich geweldig op, zoodat ik er verleegen onder werd, ik bleef doodkalm. En het was er toch prettig. 's Avonds ging ik met Hans naar de comedie. Cesar en Cleopatra van Shaw. Het spel van Bouwmeester viel mij mee. Het is toch een kranige oude man. ▫ Het stuk amuseerde en boeide. Ik had een gevoel alsof ik, met mijn ernst en mijn pathos, daar niet teegen op zou kunnen. En toch vond ik het stuk niet goed. Het schendt klassiek schoone dingen. De vertooning was schitterend. Dat kunnen ze goed, teegenwoordig. ▫ Ik ben benieuwd of ze ‘het Skelet’ willen hebben, - en wat het doen zal. | |||||||||||
vrijdag 22 septemberGisteren een voor mij zeer belangrijke zitting. Mijn geloof is nu voldoende gesterkt om de hulp van mijn vrienden aan géne zijde in te roepen tot sterking in mijn strijd teegen zwaarmoed en dorheid, en teegen mijn zwakheeden. ▫ Men kan zooiets niet doen als men nog twijfelt. Dan schaamt men zich voor zichzelven en vindt zich belachelijk. Maar er werden zulke verstandige en diepe dingen gezegd, en ieder karakter was zoo waar, zoo consequent en ook zoo nobel en goed, dat twijfel niet meer blijven kon. ▫ De twijfel moet hen grieven, en toch - te goed geloof wordt bijgeloof. Hoe weinigen nog in de waereld zouden hier durven vertrouwen. Ik bedacht dat ook die chemische en physische inzichten b.v. oover emanaties, oover nieuwe elementen, berusten op uiterst fijne, subtiele waarneemingen. Hoe weet men dat een element als radium bestaat? Uit waar- | |||||||||||
[pagina 1535]
| |||||||||||
schijnlijkheidsooverweeging samengaand met zeer subtiele ervaringen. ▫ En zoo is het ook in de psychologie - de conclusie dat men met een waar, eerlijk en zelfstandig weezen te doen heeft, kan men alleen maken door veel, uiterst fijne waarneemingen. Het karakter van de vier vrienden is zuiver te onderscheiden. De ster die de leiding heeft, de driehoek, die niet veel zegt maar toch in den kring hoort, het ♁, die ons het treffende verhaal van Jezus doet, en + rechter Hatch, die het meest luchtig, waereldsch - maar ook diepzinnig en ruim is. ▫ En zij beloofden mij te helpen, als ik hun hulp inroep teegen mijn droefgeestigheid. Ik zal hun vragen om onmiddellijk Jezus' hulp te vinden. ▫ De ✱ verweetmij dat ik nog te veel twijfel laat aan de menschen, waardoor ze ongetroost weer van mij heen gaan. ▫ Ik moest ziel en lichaam meer bijeenhouden. Het lichaam nader brengen bij het ziels-ideaal. En het weeten - het blijmoedige weeten dat ik helaas niet gestadig voelen kan - oover het gevoel doen heerschen. | |||||||||||
zaterdag 23 septemberIk heb hun hulp ingeroepen, des morgens - en ik heb inderdaad niet meer die dorheid en zwaarmoed gevoeld. Ik was innerlijk rustig en voelde ook werkkracht en wat meer zelfvertrouwen. ▫ Ik weet nu vrij naauwkeurig waarteegen ik te strijden heb, en wat ik wil. ▫ Als jongen had ik ook die perioden van onverschilligheid en van vasten wil tot goed en rein zijn. Maar nu zijn die golven veel dieper en de vrije tijden daardoor machtiger. Ik zal nu kunnen volhouden/ wat de knaap niet kon. ▫ Deezen morgen was het nog beeter, want toen ging ik den dienst bijwoonen in de R.K. kerk voor Helene Biegel, de vriendin van Martha en Jolles, die plotseling gestorven is. ▫ Ik ging er heen om neegen uur, voor ik ontbeeten had en wist niet of het slagen zou. Maar het slaagde geheel, zoozeer zelfs dat ik gelukkige verruimende tranen schreide in het kerkgebouw. Er was niets stoorends, en ik bad voor de ziel van de lieve gestorvene en ik bad tot mijn vrienden, en tot Jezus. En de dag is weer rustig en goed eevenals gisteren. Ik heb het plan een nieuwen tuinman te laten koomen en ik zag alles meer hoopvol aan. ▫ Wel vergat ik niet de min of meer onheilspellende woorden van de voorlaatste zitting, toen gesprooken werd van ‘lichamelijke behoefte’, van ‘de nooden door mensch op mensch’ gestort, van het niet er onder lijden van mijn werk, en van het nu ‘voorbereid’ zijn. ▫ Maar er wordt ook steeds gesprooken van den ‘helper’ die spoedig verwacht kan | |||||||||||
[pagina 1536]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
vrijdag 29 septemberDeeze gansche week heerlijk herfstweer. Ik ben werkelijk deeze week veel rustiger en blijmoediger geweest. Ik heb mijn vierde artikel oover Brouwer geschreeven. Ik corrigeer ‘Kabir's Verzen’ en lees in een oud romantisch Duitsch boekje, uit den Jean Paul tijd, kwasi-Oostersch en zoogezegd uit het Sanskrit vertaald. Maar er staan zeer wijze en goede dingen in. Ik roei ook wel, en het is buiten zeer mooi met de verkleurende bladeren. | |||||||||||
zondag 1 oktoberGisteren begon de weemoed weer, het gelukte me nog die te bestrijden. Maar van morgen was het weer zeer erg. Het is koud, grijs weer, er zijn geen gunstige berichten. Ik voelde weer den twijfel en de machteloosheid. En dan valt het ook weer zoo moeyelijk te bidden en te gelooven. Dat is dus een vicieuze cirkel. Ik wil mij graag oopen stellen, - de vroomen zeggen immers dat God moet vullen wat ik oopen stel, dat Hij nog meer verlangt naar de Vereeniging dan ik zelf. ▫ Maar dan weet ik zeeker niet goed hoe dat oopenstellen moet gaan, hoe ik het doen moet. ▫ Want de twijfel blijft. Zijn die berichten van mijn vrienden waar en betrouwbaar? Ik heb immers nog geen enkel bewijs van identiteit. Ik zie alleen een consequente persoonlijkheid met goede eigenschappen. Maar ik weet immers hoeveel bedrog er moogelijk is, hoeveel illusie, hoeveel zelf-suggestie. Hoe vaak ben ik zelf dupe geweest van mijn goedgeloovigheid. ▫ Dat voorspellen van dien helper, dat juist de troost moet zijn, dat brengt juist den twijfel, omdat het te mooi is om te gelooven. ▫ En zie ik niet die goedgeloovigheid bij menschen als Gutkind, en zelfs bij Brouwer - als een zwakheid. ▫ En dan durf ik den twijfel niet neerschrijven uit vrees van de waarheid te verdrijven en de vrienden te beleedigen. ▫ En ik weet toch hoe onverbiddelijk de Waarheid en de Almacht is. ▫ O mijn Vader, onze Vader, kan ik de aanvangswoorden van uw heil'ge les niet zeggen met volmaaktheid van begrijp? ▫ En kan ik in zulk een gemoedsstemming anderen toespreeken en troosten? | |||||||||||
[pagina 1537]
| |||||||||||
maandag 9 oktoberSteeds vrij goed, zoel, winderig weer. ▫ Ik heb het toch gedaan, anderen toespreeken en troosten. Ik had er geen zin in, - maar vooral de tweede maal, in Dordrecht, voelde ik dat ik beeter sprak, en ook beeter voordroeg dan ooit. In Apeldoorn logeerde ik bij Henriëtte, mijn jongens-liefde. Het is wel opmerkelijk dat zij, ook nu nog, zoo bemind is door haar kinderen en ieder die haar kent. Ze is niet mooi, en ziet er bijna armoedig uit, maar ze is vol humor en goedheid. Nog nooit heb ik mijn hart teegen haar uitgesprooken, oover die oude liefde. En ik voel het alles nog of het gisteren was. Ik heb heevige bitterheid teegen haar gevoeld, en soms noem ik het een misdaad, wat ze mij deed, een onrecht. ▫ Ik heb haar geraden Spitteler's Imago te lezen. Dat is een wonder boek, zoo diep en waar. Dat past op haar en het oude geval tusschen ons. Ik sprak de tweede maal in Dordt en logeerde bij den remonstrantsche dominee Sirks, een ongehuuwd man, jong nog. Wij spraken aan 't ontbijt oover den historischen Jezus. Hij geloofde er niet aan, eeven als Drews, en Bolland, en ik zelf vroeger. ▫ Toen ik er gisteren op de séance oover sprak kwam de verzuchting van ♁ ‘Moeten ze dat Jezus óók nog aandoen?!’ Daarin lag iets zoo echts en aandoenlijks. Na zooveel leed en miskenning ten slotte nog geheel weggeredeneerd te worden! Wij zijn allen getroffen door het lieve, eedele karakter van ♁ ▫ Mevrouw Welters en haar dochter zijn nog zeer kinderlijke menschen. Misschien is dat juist de bedoeling, om te toonen dat ook die deel moogen neemen aan de communie, die Jezus bedoelde. ▫ Voor mij is de opgave nu vrij eenvoudig en duidelijk. Als de helper komt, dan is ook alle twijfel opgeheeven. ▫ Komt die niet - dan ben ik nog niet ontmoedigd, maar volg het innerlijk licht, zooals altijd. Ik zou zoo graag een dichtwerk maken, dat eeven geschikt was ter voordracht als Kindje's glimlach, en een avond vulde. Als ik goed voorbereid ben dan kan ik ook zeer goed voordragen. ▫ Physiek voel ik mij altijd zeer versterkt na een voordracht. Ik was in de comedie van Heyermans, op een matinee, waar ze ‘de Spaansche Brabander’ gaven. Er werd goed gespeeld en het was een goede vertooning. ▫ Maar de grofheid van het stuk hinderde me zóó, dat ik weg liep. ▫ Hoe veel hooger staat een stuk als Vasantasena! | |||||||||||
[pagina 1538]
| |||||||||||
IJsbrand is in studie. Des middags dineetje bij Roll. Zoogenaamd vegetarisch, maar zeer weelderig, met veel lekkers en Champagne. Het hinderde me dat Brouwer daarin zoo toegaf. Dat is een zoo hooge, geestelijke natuur onwaardig. En ik voel alsof ik Henriëtte Roll niet kan verdragen tusschen hem en mij. Ze werkt ongunstig en ik voel mij niet oprecht teegenoover haar. Ze is me nog te sterk. Ik was van plan niet mee te doen aan haar fuif, - wel er bij te zijn, maar geen wijn te drinken en vroeg weg te gaan. Maar bij 't zien van haar versierde tafel en haar plezier gaf ik toch weer toe. Mijn nichtje Meta, uit Indië, oudste dochter van mijn broer, kwam onverwachts. Een teer, kinderlijk, goedhartig, hulpeloos, zwak Indisch vrouwtje. Ik leende hen f 200. - want ze waren erg onbeholpen. Ze had een jongetje van 8 jaar van haar eersten man, waarvan ze gescheiden is. De tweede schijnt mij goed, Fransche afkomst, maar nooit uit Indië geweest. | |||||||||||
vrijdag 13 oktoberVandaag het gevoel van een gewigtige dag. Ik ben rustig. Gisteren repeteerde ik IJsbrand. Het zal wel gaan, maar ik heb er geen bizonder plezier in. Heyermans fatsoeneert het naar zijn ideeën, en ik moet weer als minder theatraal geroutineerd, toegeeven. ▫ Ik verheug mij wel op Minnestral. Dat wou ik toch graag gespeeld zien. ▫ De mensch IJsbrand vind ik nu minder wijs, minder diep en beminnelijk dan vroeger. Ik zou het nu zoo niet meer schrijven. Ik zag in mijn dagboek van 1908 de groote plannen die nog leeven in mijn hoofd, en neem mij voor nu voortaan reegelrecht aan het beste en grootste te gaan wat ik wil, of ze nu ‘het Skelet’ speelen en bezoeken of niet. Eergister kwam een Brief van Bjerre waarin hij mij uitnoodigt namens een geheim comité in Stockholm, naar Parijs met hem te gaan, ter wille van de Vreede. Hjalmar wil ook mee. ▫ Ik schreef hem heeden dat ik natuurlijk tot alles bereid was wat tot zulk een einde kon voeren, maar dat ik sterk twijfelde aan de moogelijkheid nu reeds. Ik vond vandaag iemand wel bereid hier Walden's exploitatie te behee-ren, beeter dan tot nu toe. Ik las de diepe versjes van Angelus Silesius. | |||||||||||
[pagina 1539]
| |||||||||||
allen onder den indruk van de buitengewoone beminnelijkheid van onzen vriend en broeder ♁. | |||||||||||
woensdag 18 oktoberGuur en reegenachtig. ▫ Gisteren een dag in Amsterdam. Met Roelvink en Riemsdijk oover het Skelet gepraat. Ik moet ‘omwerken’ en daar heb ik geen plezier in. Ze hebben geen ongelijk, maar het zal mij veel moeite kosten mij weer geheel op dat stuk te concentreeren. Het zat goed in elkander, maar het effekt is twijfelachtig omdat de groote scène te vroeg is aangebracht. Die moet ik nu verplaatsen en daarmee ontwricht ik mijn eigen bouwsel. ▫ En dan al die koomende drukte. De voordrachten, de repetities, de vreedesmissie. God helpe me! Ik was bij Bep Rijkens. En ik at met Hans in Americain. | |||||||||||
zondag 22 oktoberHard gevrooren, helder zonnig. ▫ Deeze vlek op mijn dagboek is wel symbolisch. Mijn vulpen scheen het te weeten. ▫ Tusschen Woensdag en heeden liggen de zwartste dagen van mijn leeven. Een voordracht te Nijmegen, waar ik mij al God-verlaten voelde, en waar ik ook niet goed sprak. Het duitsche meisje Hildegard Dünker, dat ook in huis was genoomen door mevrouw Strootman. Ze roerde mij door haar vermagerd gezichtje en ingezonken oogen, oogen toch leevendig en aardig, waarmee ze alles vol belangstelling waarnam. Een slachtoffer weer van de vervloekte pruissische bende. De repetitie van IJsbrand ging goed - en ik voorvoelde geen kwaad. Maar Zaterdag werd het afzichtelijk duister in mij. Ik werd zoo ellendig en oovergevoelig als ik nog nooit geweest ben. Als dat ooit nog erger wordt, wat dan? Ik heb veele malen mijn vrienden gebeeden, ook Jezus, maar het baatte niets. Ik zag eerst nog al wat publiek koomen, maar toen het leeg bleef, zonk ik geheel en al in. ▫ Is dit dan de uitkomst na zooveel jaren kamp, dat Amsterdam nog geen paar honderd menschen heeft die belangstelling voelen voor zulk werk? ▫ De goeye Heyermans trachtte mij op te fleuren, maar ik nam lafhartig de vlucht. Ik kon het laatste bedrijf niet uitzien. Ik zat in de koffiekamer, met mijn handen voor de ooren. Mijn lieve vrouw was goddank bij me en samen gingen we stilletjes naar huis. Van nacht werd ik telkens wakker, en dan zag ik het leeven dat ik weer | |||||||||||
[pagina 1540]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
woensdag 25 oktoberHelder weer, maar koud. ▫ Het pijnlijkste is nu voorbij, maar de schaduw is niet weg. Ik hoorde Zondag dat de opvoering een groot succes was, en Heyermans schreef vriendelijke brieven. Morgen gaat het in den Haag. Maandag zou ik met de Amsterdammer redactie naar Haarlem gaan, om voor een film te poseeren. Ik zocht besluiteloos naar een uitweg, omdat ik er geen lust in had. Ik wilde afseinen, toen wilde ik in Amsterdam ontsnappen, maar de auto stond te wachten. De auto-rit was prettig - maar in Haarlem zag ik die filmvoorbereiding en de comedie die we moesten speelen en toen werd het mij te machtig. Ik vond een achterdeur oopen en ontsnapte. ▫ Het geeft toch altijd moeyelijkheeden als zulke verschillende natuuren samenwerken. Van Hamel met zijn activiteit en ambitie, weet toch zijn zin door te drijven. Dinsdag week de melancholie wat en maakte plaats voor een zoeter weemoed, meer week en droevig. ▫ Zoo kon ik bijna schreien, en ik dacht aan de twee groote tranen die uit Paul's oogen gleeden toen hij hoorde dat hij longontsteeking had. Hetgeen hij terecht verstond als zijn vonnis. ‘Beklaag mij om mijn tranen niet, geheiligd kind. Ge weet dat in dien vloed mijn hart zijn vreede vindt.’ Ik kreeg een brief van Logan's moeder waarin ze schreef hoe mijn waarschuwing goed effect had gehad. Ze had nog van drie andere psychisch gevoeligen eenzelfde waarschuwing gekreegen. ▫ Logan had veel geschreid | |||||||||||
[pagina 1541]
| |||||||||||
en teekenen van diepe smart gegeeven. ‘I must do this thing’ had hij steeds geroepen en ook: ‘Mother, why have you born me now?’ Gisteravond las ik Minnestral. Ik wou het toch graag zien speelen. ▫ Nu werk ik Het Skelet om. Henriëtte Valeton was Zondag hier. We deeden een groote wandeling. | |||||||||||
vrijdag 27 oktoberGuur. ▫ Ik sprak eergisteren avond in Delft en at en logeerde bij Frans Waller, mijn eenige schoolvriend. Hij is nu een groot man in zijn vak, machtig industrieel en schatrijk. Ik sprak voor een volle zaal, en het was iets beeter dan in Nijmeegen. Maar ach! het is zoo anders als vroeger. Ik schijn wel meer indruk te maken, maar ik voel veel minder plezier in het werk, ik zie er teegen op, ik heb er weinig voldoening door. Gisteren hoopte ik op de séance, maar Truida was te moe om te koomen. Toen was ik natuurlijk nog droeviger. We hebben allen zooveel behoefte aan die zittingen, aan dat verkeer met onze vrienden van génerzijds. Ik kon prettig met Frans praten. Hij is een krachtig type, en ik vind hem toch ook beminnelijk. Ik houd nog van hem, net als vroeger. Ik heb hem wat vermeeden, vooreerst om mijn tweede huwelijk, dan om mijn geldnood waarin ik hem niet vragen wou, en hem wat kwalijk nam dat hij niet hielp, en waarin hij ten slotte toch een paar duizend gulden offerde - maar met teegenzin. ▫ Zijn vrouw Clara is een echt Hollandsche, lieve, verstandige vrouw. Hij heeft goed gekoozen, vrouwen-vijand als hij was. ▫ Zijn oudste zoon is bijna blind, maar een zeer bekwaam en schrander man, die zich merkwaardig weet te redden. Ik ben droevig en kleinmoedig. Waller vertelde mij hoe geweldig we tusschen Duitschland en Engeland in de klem zitten. Leeveren we geen suiker aan Duitschland dan krijgen we uit Duitschland geen koolen en geen ijzer meer, leeveren we wèl suiker, dan krijgen we uit Engeland geen lood graan meer. ▫ En Roemenië, dat nu weer verpletterd dreigt te worden! | |||||||||||
[pagina 1542]
| |||||||||||
aant.
Het schijnt me dat als ik wat opgebeurd ben dat ik dan ook kreegel en strijdlustiger word. Dan komt de bitterheid tot uiting, na al wat ik geleeden heb. Gisteren vond ik mijn naam booven aan de lijst van de commissie voor het jubilee van Jan C. de Vos. Ik heb me weer laten bepraten. En toen dacht ik, als ik daar dan toch spreeken moet, dan zal ik ze hun vet geeven. Zóó, dat niemand er oover denken zal mij weer in een commissie te vragen. Van middag weer séance. O, ik heb geen woorden voor de weemoed van mijn hart. Gister daagde weer het Gedicht in mij. Het geluid is van de epische verzen uit Minnestral. Zij stond op eenen heuvel en bezag
het aardsche land dat bloeyend voor haar lag.
| |||||||||||
maandag 30 oktoberStorm. ▫ Gisteren een lange zitting, waarop wij de teekening van Jezus kreegen. ♁ De groote lijn het door den Vader uitgezonden leeven, de boogjes, de perioden van het menschelijk leeven, dat terugkeert tot den Vader. Zeven tijdperken. De groote lijn altijd digt-bij. ▫ Ik werd bedankt voor mijn werk en zeer opbeurend toegesprooken. Ze hebben mij in een nieuw boogje gebracht en dat gaat met smart. Ik was aan 't eind van den dag veel verligt. ▫ Maar hoe kon een zoo kinderlijk en kinderachtig persoon als mevrouw Welters tot ooverbrengster worden gezocht? Ze zegt telkens de malste dingen, en denkt steeds oover geld. ▫ Ik las, in een brief van haar dochter, dat Tagore in Amerika is, en welk een diepen indruk zijn voordrachten maken. Ik hoop, dat hij naar Europa komt. Ik schrijf nu een nieuw - derde - bedrijf van het skelet. Ik durf nu beeter, gesteund door mijn vrienden. ‘Ik ben uw broeder,’ zei ♁ toen ik hem dankte. En ik was tot tranen geroerd. ▫ Mevrouw Welters stelde een ‘gedachtevraag’ zonder te spreeken, en er kwam onmiddellijk een beslist antwoord. ▫ ♁ zeide: de mensch houdt vast aan het tijdsbegrip omdat hij er behoefte aan heeft; wij - in het | |||||||||||
[pagina 1543]
| |||||||||||
aant.
| |||||||||||
donderdag 2 novemberZoel reegenachtig. ▫ Nu is het herfstschoon eerst recht begonnen, de glorie van het gouden loover in 't bosch. Gister scheen de zon er op. Dinsdag was de eerste oopenbare les van Jaap. Het was vol, en hij sprak rustig en vast, zelfs wat afgemeeten. Maar zijn reede was diep en rijk. Er waren veel bekenden, de Brouwers, van Suchtelen, Giza, Martha - Brouwer vond deeze toespraak veel beeter dan zijn dissertatie. Jacob weet de dingen zoo stellig en nauwkeurig hij omvat ze door zijn groot geheugen en zijn scherp intellect, en hij kent toch, als dichter de intuïtieve waarheeden. Brouwer zei dat hij wel een sterke strooming[en] zal veroorzaken. Ik was recht droevig, zooals gewoonlijk - maar het deed mij toch zeer goed. Het luisteren en het bijwoonen van het vroolijke maal, bij Jaap aan huis. Ik had gevraagd: geen vleesch en geen alcohol. Maar het was toch een rijk maal, en ze waren allen zeer joolig. Brouwers en Henriëtte en een paar vriendinnen van Hans de Haan. Truida helaas niet. Gisteren was ik in Haarlem. | |||||||||||
vrijdag 3 novemberNeevelig en koel. ▫ Hoest en verkoudheid - en bij alles minder draagkracht, minder veerkracht. Moeijelijkheeden in ‘de Groene’ waar Top Naeff de brutaliteit had een schampere bespreeking van IJsbrand te stuuren, die al gedrukt was toen ik aan de drukkerij kwam. ▫ Ik sta daar alleen in die redactie. Ze doen hun best mij te ontzien, maar ze begrijpen me niet, en dan koomen er toch botsingen. ▫ En ik kan niets missen. Gister avond séance - waarin de zevenvoudige leevens-perioden werden nader aangeduid in volgorde.
| |||||||||||
[pagina 1544]
| |||||||||||
Truida voelde zich erg ziek en moe, en daardoor kon de zitting niet zoo lang duuren. Ik voel nog steeds zeer droevig. Ik kan niet voelen wat ik weet. Het is of ik de ellende, die stellig koomen moet, de verzwakking en vereenzaming, niet zal kunnen dragen. En ik zie niet hoe het vergoed zou kunnen worden. Zoo erg is het. Aan dit bedrog kan ik mij niet ontworstelen. Eergister liep hier een jonge vrouw, een vriendin van Herman Gorter door het bosch te gillen. Men zegt dat ze ooverspannen is geworden door de ziekte van Wies Gorter. Ze gilde en gebaarde, en haar haren hingen los. ▫ Zoo is de waereld. | |||||||||||
zaterdag 4 novemberZoel en stil, 55o, zeer donker. ▫ Ik hoest veel. Maar ik voel me niet ziek genoeg om in bed te blijven. Ik moet nu maar zorgen dat ik Dinsdag spreeken kan, - en Woensdag. ▫ Geestelijk voel ik me nog ellendig - en dit wordt versterkt door lichaamsmisère en het gevoel dat er geld moet zijn. ▫ Ik voel uiterst teeder voor mijn lieve vrouw. Gister had ik nog al wat energie. Ik schreef aan het Skelet, aan de toespraak in den Stadsschouwburg, en een aantal brieven. Maar het kan mij weinig scheelen. Het Skelet, de omwerking, is weer zoowat blijven steeken. Nu geef ik er niet meer zooveel om. Ik weet niet of er nog wat van komt. | |||||||||||
zondag 5 novemberHelder weer, niet koud. ▫ Nameloos ellendig was ik heeden. Een booze brief van Dr Plotke die zoo dapper mijn zaak wou verdeedigen, maar mij nu afvalt. Ook omdat ik zijn brief heb gepubliceerd. Een brief van Jaap, heel hartelijk - maar toch niet mooi om de vinnige duivelsche wijze waarop hij oover Top Naeff schreef. Ik kan het leeven niet meer aan - en mijn strijdbare ideeën blijven toch dezelfde en willen een uitweg. Dan bezorg ik mij moeite en ellende die mij te zwaar is. Het schijnt zulk een wreedheid mij te dwingen tot een taak die mij te machtig is, waarvoor ik geen veerkracht en weerstand meer heb. ▫ En toch is God niet wreed, en Jezus vol liefde. Hoe kunnen ze die ellende willen en hoe vind ik hun helpende hand? Heb ik niet alles beproefd? | |||||||||||
[pagina 1545]
| |||||||||||
vrijdag 10 novemberMooi, zonnig herfstweer. ▫ De voordracht te Kampen is achter den rug en ook de toespraak tot Jan C. de Vos in den Stadsschouwburg. Teegen deeze laatste had ik gruwelijk opgezien, en het was een zware lijdens-avond. En dat waar alle anderen het blijkbaar mooi en prettig vonden. Ik had een vinnig antwoord aan Top Naeff geschreeven, en de heele redactie was verontwaardigd omdat ik volhield haar artikel niet te willen plaatsen. ▫ Ik zag haar 's avonds in de comedie, achter tusschen de coulissen. Een mooye vrouw, goed gekleed, met een arrogant lachje. ▫ Ik voelde me zoo ver en vreemd van alle menschen. Een sombere eenzame. De toespraak ging wel, hoewel ik er in 't geheel geen voldoening van voelde. Een troostwoord was de verzeekering van de Vos - en van anderen - dat ze blij waren dat ik dat gezegd had. de Vos liep zelf rond met een plan voor een waarlijk nationaal theater. (dit bleek later alles leugen en comedie). Ik sliep in Americain. Eenzaam. Ik lunchte alleen, en ging toen naar de redactie die mij wachtte. Ik had het daar moeyelijk, en deed niet anders dan zwijgend toehooren. Maar ik kon niet toegeeven. Wel beloofde ik een onderhoud te willen met Top Naeff en Castro; Castro deed mij sympathiek aan, hoewel hij het krachtigst teegen mij opponeerde. Maar zijn code van journalistieke eer was er mee gemoeid, en dat zei hij op mij heel sympathieke en mij treffende manier. Van daag is alles dorre ellende. Ik bedacht of ik niet door de groote liefde tot mijn vrouw mij uit de droefheid kon heffen. Maar ik kan niet tot zulk een inspanning koomen. Ik voel me innerlijk verlamd. Aan mijn stuk kon ik niet werken, aan mijn verzen eevenmin. Wat ik las van mijzelven van vroeger, leek mij onbeduidend. Ik ben in dit rampzalig oord gezet
tot kwijting van mij niet bewuste schulden.
Dat voelde ik nog als echt en juist. ▫ Ik zie ook niet hoopvol uit naar de zitting van morgen. Het is alles nu ooverdekt met de graauwe schaduw. ▫ En toch weet ik het vreugdrijke leeven vlak naast mij. Maar het is alsof ik er van ben afgesneeden. Mijn droom was oover het Noorden/ oover ijs en sneeuw. Maar niet zoo dor en droef als de dagelijksche ellende. ▫ En m'n lieve kindertjes en mijn arme, teedere vrouw!!! Ik zag dat Romain Rolland en Heydenstam de Nobelprijzen hebben en | |||||||||||
[pagina 1546]
| |||||||||||
het interesseerde me bijna niet. Ik wist het wel, en ik gun het R.R. graag. ▫ Maar als het zoo voortgaat kan ik niets meer doen. Dan moet ik ziek worden. Ik dacht soms al aan een hospitaal bed, als een rustplaats, waar alle verantwoording ophoudt. ▫ Maar ik zal strijden zoolang ik kan, tot ik beslist niet meer kan. Ik zag gisteren de schilderijen op St Lukas. Een wonderbaar mengelmoes. Maar toch meer leeven en kracht dan vroeger. Veel portretten, maar zeer weinig goede. Twee mooye Heyenbrocks. | |||||||||||
zaterdag 11 novemberDe slaap en de droomen waren vrij goed. Maar toen het waakbesef kwam, griezelde het mij, om den dag die weer te wachten stond. Het is hier zoo dor en zoo leelijk, wij zijn zoo hulpeloos en zoo stumperig. Ik heb niets om op uit te zien, als troost of verkwikking. Ik heb geen zelfvertrouwen meer, en daardoor geen lust in mijn werk. De toekomst is duister - ik heb niet genoeg gezorgd - Ik word veel minder produktief, en kan onder deezen druk heelemaal niets. Van Hamel sprak van mijn ‘pessimisme’. Ik vond dat woord in 't geheel niet juist. Hier in de hut vervolgen mij de harmonica's van de soldaten hier achter. Parmentier moet veel te veel geld hebben om de zaak rendabel te maken. En ik weet niet hoe ik rond kom. Ik ben mijn leeven lang een optimist geweest en ben dat nog. Dat wil zeggen: ik geloof in Gods volmaaktheid en liefde. ▫ Ik heb mijn leeven lang getracht mij voor te bereiden op alle leed en teegenspoed - en ik waande mij gewaarborgd teegen dit leed, juist omdat ik mijn hoop nooit stelde op lager vreugde, op succes of uiterlijke voldoening. ▫ Maar nu vind ik het een noch het ander. De leevenszorgen drukken eeven zwaar, en van binnen uit komt geen licht. Inteegendeel, het wordt steeds droever en somberder. Tagore spreekt in Amerika. Teegen het nationalisme. Hij heeft gelijk, maar daar begrijpt men hem niet. ▫ Ik heb een flauwe hoop dat hij hier komt. Wij Hollanders zouden hem het best van al begrijpen. Ik was van morgen op 't kerkhof, en bad en schreide op het graf van mijn jongen. | |||||||||||
[pagina 1547]
| |||||||||||
baar. Truida voelde de uitwerking van hun kracht zeer duidelijk. Zij kreeg ontspanning en verligting. Ook ikzelf voelde iets van meerder vreede en berusting in mij koomen. Wij kreegen het verhaal van den Oosterschen hoofdman, die Jezus ‘als een schoon voorwerp’ bewonderde. Ik ben vandaag veel beeter. Hoewel die beeterschap nog ver beneeden de blijmoedigheid blijft van oude dagen. Ik kreeg een raadgeeving die nog tamelijk raadselig klonk. | |||||||||||
maandag 13 novemberHeerlijk, zoel zonnig weer. ▫ Ik zou beeter worden als ik hier rustig ongestoord aan 't werk kon blijven. Maar ik moet voordrachten houden, en op redactie-vergaderingen zijn - en mijn stuk vordert daardoor niets. ▫ Dat is wel een zware beproeving dat mijn dramatisch werk zoo zonder effect blijft. Ondanks het succes, doet IJsbrand het blijkbaar niet. Ik hoor er niets meer van. En Royaards houdt zijn woord niet - en van Torribio hoor ik niets en de Frankforter opvoering is voorgoed verkeeken. ▫ Ik ben reedelijk. Maar ach, nog zoo ver van de vroegere sereniteit. ▫ In den nacht, in de droomen is de zwaarmoed weg, of minder sterk. - Démonen zie ik nooit meer. ▫ Maar vroeger was de dag blijder dan de droomnacht. Nu zie ik teegen den dag op, terwijl de droom hetzelfde is als vroeger. | |||||||||||
vrijdag 17 novemberVorst - 28o. ▫ Ik sprak Dinsdag avond in Deventer voor een volle zaal. Het ging vrij goed - ik voelde wel gesteund. Maar er ontbreekt toch nog iets aan. Willem van Warmelo zei/ ik moest ze zóó toespreeken dat ze schreiend elkaar in de armen vielen. Maar hoe kan ik zoo spreeken, zoolang ik zelf nog in de schaduw leef? Ik praatte lang na met Willem, en hij sprak zijn hooge verwachting omtrent mij uit. Ik kon, als ik wilde, de Leider zijn, die de menschheid behoeft. Zoo sprak hij. Hij wist maar één mensch die een waar drama kon schrijven, en dat was ik. ▫ Ik luister in zulke gevallen met een geheel effen gezicht, en laat spreeken. Ik wacht af, spreek niet mee, noch teegen. ▫ Het hangt immers alles af van mijn geleiders. Ik ben bereid, zoodra ik de kracht voel. Maar hoezeer heb ik niet geleerd mijzelven niet te ooverschatten. ▫ Als ik moet, als ik mijn taak duidelijk zie - dan zal ik niet weifelen. Ik voel dat de toespraken die ik houd onvolkoomen zijn. Daarom zie ik er ook telkens teegen op. Ik voel ook dat ik nog kracht | |||||||||||
[pagina 1548]
| |||||||||||
aant.
Willem zei ook dat het ongeluk der menschen was hun vrees voor den dood. Hij gelooft dat de dood de hoogste verrukking kan zijn - en hij verbond dit met de hoogste liefdesextase van de vrouw, die dan ook zegt: ‘je meurs!’ ▫ In sexueele zaken is zijn intuïtie niet betrouwbaar. Ook zijn blinde vereering voor Schoenmaker gaat zeeker te ver. ▫ Hij waarschuwde mij voor den invloed van Borel, en ook van Brouwer. Hij zeide te weeten dat veele menschen het jammer vonden dat ik zooveel om Borel gaf. Ook hierop zweeg ik. Den volgenden dag deeden wij een heerlijke rit te paard, met een langen galop, buiten Deventer. Ik kwam verfrischt en gesterkt thuis. Gisteren was ik een middag met Tine de Kruyff in Amsterdam. Ik had er teegen op gezien, uit vrees dat ze mij zou verzwakken, daar ze sensueel en pretlievend is. En ook rijk en weelderig. ▫ Maar het kwam beeter, en ik voelde gesteund door mijn vrienden. Ik sprak ronduit met haar, en toonde mijn afkeuring van het gedrag van Borel en van haar sensualiteit en zwakte. Toen voelde ik bevrijd en wij spraken nog aan het station - om acht uur gingen we uiteen. Ik vertaalde een reede van Tagore in Japan. Nu moet ik eerst het Skelet afmaken. | |||||||||||
zaterdag 18 novemberStraffe vrieswind uit het Oosten. Het weer is ellendig. De vrieskoude waait door 't heele huis, dat toch al tochtig is. De tocht naar school met de kinderen was bar, oover de hei. Hoe moet dat gaan als het Januari is, en de brandstof zoo duur, en de inkomsten zooveel minder dan verleeden jaar. ▫ Toch ben ik van morgen energieker en actiever. Gisteren las ik met aandacht het verslag van de laatste zitting. Het trof mij weer door de samenhang en het mooye karakter. ▫ Ook las ik een artikel van Valborg oover Michel Angelo. Ook dat trof mij zeer, en ik gedacht hoe de Gutkinds altijd zeiden dat ik op M.A. geleek. Ik vond nu kracht weer aan het Skelet te schrijven. De aarde is graauw en dor, maar ik voel alsof ik een tunnel graaf dag in, dag uit, en het doorbreeken naar het licht verwachten kan. ▫ Ik voel werkelijk meer steun. | |||||||||||
[pagina 1549]
| |||||||||||
zondag 19 novemberSomber, koud weer. Temperatuur bij 't vriespunt. Barometer 740. Storm bedaard. ▫ Ik schrijf aan 't Skelet. Gister herlas ik Kl. Johannes II en III. | |||||||||||
vrijdag 24 novemberKoud en winderig. ▫ Maandag schreef ik ‘het Skelet’ af, in de omwerking. Ik was eerst matig tevreeden, later beeter. Dinsdag ging ik naar Zierikzee. Het was een mooie dag, en ik voelde de morgenvreugd van het op reis gaan in den vroegen morgen. Alles licht en helder en actief. Ook het spreeken in Zierikzee was goed, ik voelde veel steun. De reis was lang, maar mooi, door 't heldere weer. Vooral de bootreis op de Zeeuwsche stroomen. Ik logeerde bij den notaris Nouhuys. Goede menschen. Groot kleinsteedsch huis. Volwassen kinderen die niet thuis waren. Ik maakte ook kennis met den Waterstaats-ingenieur de Vos van Nederveenkapel. Hij was getrouwd met een dochter van mijn intiemste schoolvriend, mijn eerste vriendschap, Henri Ekama. Ik herkende in het lieve gezichtje van die dochter haar moeder die ik 't laatste zag als kind. Ik herinnerde mij een kinderbal, waar zij was, en Henri Ekama was toen al haar vrijertje, maar hij vond goed dat ik haar een zoen gaf. Het stadje Zierikzee was prachtig den volgenden morgen. De mooie poorten, de haven, de stadsgezichtjes, het raadhuis. Prachtig. En ik vertrok zeer tevreeden en rustig. Beeter dan in langen tijd. Ik voelde mijn vrienden. In Rotterdam had ik een droeve inzinking. Maar ik sprak nog bizonder goed. Ik zag ook dat IJsbrand er weer gespeeld werd. Ik sprak voor jonge menschen oover Kl. Joh. II en III. Ik zal dat meer doen. ▫ Ik kwam nog 's nachts om een uur thuis. Gisteren séance in Amsterdam. Ik was eerst bij Henriëtte Roll geweest. Ik voelde vrij goed, maar van morgen was 't weer minder. ▫ Op de séance werd ons gezegd dat binnen vier maanden onze helper met mij in verband zou koomen. ▫ De vrienden waren zoo goed voor ons en spraken zoo mooi. ▫ Twee dingen brachten wat stoornis in mijn sereniteit. Ten eerste het hooren dat mijn vijanden nog eeven fel teegenoover mij staan, zooals bleek uit een lezing oover literatuur door Herman Robbers. Onze vrienden zeiden dat oover zulke ‘insinuaties’ in den kring niet gesprooken mocht worden. ▫ Een weinig droef maakte mij het antwoord van ♁ op mijn | |||||||||||
[pagina 1550]
| |||||||||||
aant.
Vandaag naar Schoonhoven. Ik zal bidden om kracht. | |||||||||||
zondag 26 novemberReegen en hagelbuien, maar mooye wolkenluchten. ▫ Schoonhoven was ook een goede avond. Het stadje fraai aan de groote rivier de Lek geleegen. Een poortje van 1601. Een kerk die jammerlijk verminkt en bedorven was. De tooren hing scheef en drukte de geheele kerk op zij. De kerk schandelijk gepleisterd en geschilderd, de ramen, alles even leelijk. Het stadhuis was van ouder metselwerk. Witte groote steenen - eevenals het mooye stadhuisje van Gouda, dat ik op de heenreis bekeek. In Zierikzee was de teegenstelling tusschen de oude bouwstijl en de neegentiende eeuwsche wel het sterkst, in den tooren en de potsierlijk afzichtelijke kerk er naast, kwasi-grieksch. En dat gebouw kostte nog f 150.000. Een monsterachtig gewrocht. In Schoonhoven ook dezelfde ontaarding en gemis aan smaak. De goudsmidskunst bestaat er nog. Misschien is de prachtige miskelk van Jacoba van Beyeren er wel gemaakt. Maar de smaak is totaal verdweenen. De goudsmeeden werken er voor namaak antiek, en voor de boeren - die oorlogswinst maken. De arbeidscondities zijn allertreurigst. ▫ Ik logeerde bij Dominé Miedema. Klein gezin, één meisje, de vrouw erg gedesequilibreerd. Ik deed al mijn best haar rust te geeven. Door mijn sterke oovertuiging dat alle neurosen van uit de ziel - van uit het goddelijke en van daaruit alleen - kunnen geneezen worden. Dit is de nieuwe weg voor de psychiatrie - en daarom gaf ik mijn praktijk op, en zocht dieper wijsheid en een vaste leer. ▫ Ik sprak bizonder goed en was ook vrij opgewekt. Ik ging naar Utrecht en zag de Winter en at bij mijn goedhartige nicht Lebret. Later telefoneerde ik met Truida en hoorde dat er een brief van Bjerre | |||||||||||
[pagina 1551]
| |||||||||||
gekoomen was, mij uitnoodigend tusschen 7 en 15 december in Londen met hem samen te koomen. Dat bezwaarde mij zeer en ik viel in. Ik at bij Joop en hoorde 's avonds het Concert van Henriëtte Roll. Maar ik was en bleef droevig. De Brouwers waren er ook. ▫ Het zou een schande voor mij zijn als ik de kans om iets voor de Vreede te doen, liet voorbijgaan. ▫ Maar ik voel in 't geheel niet de kracht en de weerstand, om zulk een missie te volbrengen. Ik ben veel te teer. Een tocht langs het front zou ik kunnen doen - maar een storm op zee, een schipbreuk, een gevangenneming - zelfs een ruw of despotisch optreeden zou ik niet kunnen verdragen en doorstaan. Ik moet wel als eisch stellen dat we met ons drieën zijn - naar de raad der Vrienden - en dat Hjalmar me hier afhaalt. ▫ Toen ik wakker werd van morgen voelde ik het als een donker en bang vooruitzicht. Ik moet heimelijk hoopen dat ik voor die taak niet deug. | |||||||||||
dinsdag 28 novemberNeevel, witgevrooren. ▫ Ooveral somberheid en ellende. Er zal langsamerhand wel gebrek koomen. En de militaire partij in Duitschland triomfeert door het neerwerpen van Roemenië. Dat is een van de leelijkste fazen uit den oorlog. Het echec van een der kleine landen, na ruim twee jaren oorlog, dat den moed had om in te grijpen aan de kant der Geallieerden. ▫ Dat geeft de bruute kracht meer hoogmoed dan al hun voorige successen. En voorts is de winter innig somber, en mijn veerkracht is weer verdweenen. Ik ben kleinmoedig, zie op teegen geldzorgen, teegen voordrachten, - schrik van de moogelijkheid dat ik zou moeten reizen. Ik heb het omgewerkte ‘Skelet’ opgestuurd. Ik vind toch in elk geval goed dat het gespeeld wordt. IJsbrand heeft ooveral ... leege zalen, ondanks gunstige bespreekingen en succes. O mijn vrienden, mijn Vader, mijn liefste Jezus - hoe lang nog? Van middag naar Apeldoorn. | |||||||||||
[pagina 1552]
| |||||||||||
vrijdag 1 decemberGraauw en koud. Ik lijd zeer onder de kou, omdat die alles naargeestig maakt. Het opstaan des morgens in de koude slaapkamer is ellendig, en alles is als verkleumd. En toch is 't nog maar een begin. In Apeldoorn had ik een sterke ontroering, toen ik bij Henriëtte logeerde. Eindelijk - voor 't eerst in veertig jaren - sprak ik oover de oude tijd, de voor mij heilige oude tijd van mijn zuivere en sterke jongelingsliefde. ▫ En toen beweerde zij dat ze eigenlijk nooit begreepen had dat ik haar tot vrouw wilde. En ook dat zij toen volstrekt niet zoo godsdienstig was, en dus dat geen reeden kon geweest zijn tot scheiding. ▫ Een oogenblik nam ik dat ernstig op en toen barstte ik in tranen uit, bij de gedachte dat het werkelijk alleen dááraan zou geleegen hebben, en dat ik duidelijker had kunnen zijn en dan het leed niet zou geleeden hebben. ▫ Het was onzin, en ik riep ook onder 't schreien: ‘'t is te gek! te gek!’ Maar ik was geweldig ontroerd, en Henriëtte was er verleegen mee. ▫ Maar ik wist heel spoedig dat er niets van aan kon zijn. Ik herinnerde mij alles veel te goed. En ik vond in mijn oude dierbare dagboekjes ook de teegenspraak. ‘Ik wil je niet als man, nooit.’ Ik sprak toen nog, dienzelfden avond, en niet slecht. Maar 't gebeurt nu al twee malen dat ze mij geen geld geeven. Ik sprak eergister in de Beemster, en logeerde bij dominee van Meurs. Lieve menschen. Een groot, koud huis. En zeer gemengd maar zeer aandachtig en dankbaar publiek. Een nare reis in een koude, langsame tram. Een vee- en kaas-dorp in een vette polder. Ik ben innig naargeestig en zie uit naar Zondag, als de vrienden spreeken. Het geld plaagt en verveelt me. Steeds nieuwe eischen, en geen einde aan de zorgen te zien. | |||||||||||
maandag 4 decemberReegen. ▫ Donderdag was ik met mijn lieve vrouw in Amsterdam om wat voor Sint Niklaas te koopen. Vrijdag bleef ik thuis en schreef weer oover Brouwer. Zaterdag lunchte ik bij Loudon en zette hem het plan van Bjerre uiteen. Hij toonde veel belangstelling en hielp mij direct met introductie bij den Duitschen gezant Dr Rosen. Een beminnelijk en ruim Duitscher, met wien ik een tamelijk lang gesprek voerde. Hij verdeedigde het duitsche standpunt, en ik wilde daar niet op ingaan. De hoofdzaak was | |||||||||||
[pagina 1553]
| |||||||||||
aant.
Gister weer een lange séance. Ik vroeg (mentaal) raad omtrent het plan, en mij werd geraden krachtig door te zetten. ▫ Er werd ook verhaald van het oproer in Damascus, waar Jezus alleen door zijn verschijning en zijn gewaad rust bracht. Zijn voldoening toen hij in Elkarnos verslag uitbracht, en meende dat het door zijn gewaad kwam. Maar zij wisten beeter. ▫ Ook hoe Jezus Rome meer liefhad dan Damascus of Jeruzalem, omdat Rome niet huichelde in zijn verdorvenheid. Het verblijf der vroomen in de katakomben werd verklaard door de neiging om God onder de aarde te zoeken - hetgeen een diepe beteekenis heeft. | |||||||||||
woensdag 6 decemberN.O.-wind. Neevel. ▫ Gisteren met de kinderen Sint Niklaas gevierd. Ook moeder en Valentijn. Ik ben reedelijk opgewekt. Alleen teegenzin in 't opstaan 's morgens. ▫ Ik vergaderde met de Groene, en het voelde als bevreedigend en voldoend. Ik moet daarin blijven. Ik sprak met Joob en hij meende dat een oovertocht naar Engeland wel spoedig weer moogelijk zou worden. ▫ Ik zal echter met de Engelsche gezant niet oover het plan spreeken, maar alleen een pas vragen. ▫ Het gaat slecht met de geallieerden. Misschien is dit noodig om tot vreede te komen. ▫ Ik kreeg gister de goede gedachte om Walter Page in het geheim te nemen. Hij moet ons plan voorstaan en is zeer invloedrijk. | |||||||||||
[pagina 1554]
| |||||||||||
donderdag 7 decemberN. wind. Grijs en sneeuwig. ▫ Ik schreef oover Brouwer en de vrouwen. Een belangrijk punt, waarin ik nu helderder begin te zien. ▫ De sexueele kwestie, waarin ik zoo onzeeker stond, krijgt nu vastheid. Ik keer terug tot de idealen van mijn jeugd. ▫ Vooral wat ♁ zei oover die grenstoestand vol gevaar, als de jonge mensch de ziel in zich gaat voelen, dat leerde mij veel. Dan voelt hij God in zich, maar meent dan ook dat hij vrij is om te doen en laten wat hij wil. Dat is het moment waarop hij gered kan worden of verdoolen kan. Hier komt oude en nieuwe wijsheid treffend samen. Boekarest is genoomen. De duitsche generaals hebben een goeden tijd. Hoe ver af schijnt nog de verheldering. ▫ De Engelschen zijn in onrust. Ze voelen dat ze er misschien niet koomen. Dan konden ze nu ook wel Vreede maken. Het groote werk moet toch na de Vreede gedaan worden. In deeze ruuwe geweld-tijd is geen hervorming moogelijk. | |||||||||||
zaterdag 10 decemberVrij goed koel weer. ▫ Zaterdag weer bij Loudon geluncht. Er waren van Dijke, de Amerikaansche gezant, en Gandolphe die de Fransche expositie leidt, en de dames Taets van Amerongen en Smeth de Naeyer. Ik sprak <over> spiritisme en Fransche kunst. Ik hoorde dat de zoon van Lodge zich aan zijn vader oopenbaarde. Van Dijke geeft zijn functie op. Hij had geen lust meer langer zijn tijd te verdoen met kwesties oover lijnzaad en dergelijke artikelen, zei hij. Loudon was het met me eens dat in de eerste weeken geen vreede-stemming van Engeland kan verwacht worden. ▫ Ik seinde naar Hjalmar, maar hoorde niets. Gister avond weer vrij lange en rijke séance. ▫ Ik formuleerde het onderscheid tusschen weedergeboorte en reïncarnatie. Onze vriend ♁ sprak mij lang teegen, maar op eenmaal begreep hij mij en uitte daaroover zijn vreugde. ▫ Weedergeboorte komt voor elke ziel maar eens, één geboorte - uitgaan van den vader - en één weedergeboorte - terugkeer tot den vader. Al wat daar tusschen ligt is minder belangrijk al waren het veele reïncarnaties. Niemand kan weeten of hij voor de eerste maal in een lichaam leeft. Voor onze vrienden aan géne zijde is het lichaam zoo onbelangrijk. Wij, die de wondere samengesteldheid er van trachten te doorgronden achten het veel kostbaarder. Maar voor God is het scheppen van een | |||||||||||
[pagina 1555]
| |||||||||||
lichaam niets - en het vergaan er van onbelangrijk. Dat bedenken wij niet. ▫ Reïncarnatie, een nieuw lichaam vormen, wordt dus erkend als bestaand - maar het is iets geheel anders als de mystieke weedergeboorte. Er was ook voor 't eerst eenig verschil merkbaar onder de spreekenden. ⋆ wilde iets zeggen - (dat het ons niet verontrusten moest als ons leeven niet volgens Jezus' leer was) - maar ♁ vond het niet goed. Hij trachtte ons echter dringend te oovertuigen dat er geen strijd was tusschen hen. + (rechter Hatch) schreef nu Hollandsch, en verklaarde nu de dingen geheel anders te zien. Hij was in een andere sfeer gekoomen - bij de vrienden ♁ en ⋆ - en was daar als de ‘Schoone Verschijning’. ▫ Wat hij in zijn eerste boek schreef zag hij nu geheel anders in. ▫ Hij zou dit ook aan mrs Barker zeggen. ▫ Ik vroeg of het een soort droomleeven was geweest. Maar hij verzeekerde toch dat de beschreeven feiten zoo waren geschied. Dat dus ook werkelijk de geest van Nietzsche met hem gesprooken had. Ik lees Jan Luyken, en voel mij reedelijk sterk. Ik ben gezond. Ik zal trachten geduldig vol te houden. Mariatti en ik verwachten beiden een crisis binnen een maand of drie, in den oorlog. Als de dictatuur van Lloyd George zonder uitwerking blijft. ▫ Onze poging moet dus nog een paar weeken wachten. Woensdag hoop ik Dr Rosen weer te spreeken. | |||||||||||
vrijdag 15 decemberStil weer, vrij goed. ▫ Ik heb veel reeden tot dankbaarheid. Maandag vertrok ik naar Goor, en op weg naar 't station kwam de postbode me tegemoet met een lang telegram van Hjalmar. Hij hoopt teegen Kersttijd te koomen. Ik begreep nog niet of hij hier zou koomen of mij in Engeland afwachten. Ik seinde gisteren terug, dat ik beslooten was oover Engeland te gaan, dat de bootdienst hersteld was en dat ik hem hier wacht. In Goor logeerde ik bij de familie Thooft, een oude fabrikant met twee dochters, een ongehuwd, een gehuwd met den heer Poortman. Goede Hollandsche vrouwen, de ongehuwde al grijs. Eene die haar hooger moederschap is begonnen, door toewijding voor de menschheid. De gehuwde een lieve, zachte vrouw. ▫ De oude heer zeer oud, met hoest en knokkeljicht, en doof. Maar niet ontevreeden, niet bitter of geemelijk. ▫ Een groot huis, met teekenen van langduurige, deftige weelde. Een ledekant met groene gordijnen. Men vroeg me of ik nog iets miste, ik zei: ja! de beddekwast uit tante Séréna's huis. ▫ De leezing was zeer goed. De menschen | |||||||||||
[pagina 1556]
| |||||||||||
zaten om tafeltjes, op ieder tafeltje een plantje of bloemstuk. Vrouwelijke zorg. ▫ Den volgenden dag zag ik maar weinig van 't stadje. Een oud plaatsje, maar zonder ooverblijfselen van den ouden tijd. Een fabriek van netten. Een mooi twentsch landschap. De Regge stroomt er door. Ik ging door naar den Haag en lunchte bij van Dijke, de Amerikaansche gezant. Hij was mij nu sympathieker. En we spraken oover het plan. Hij raadde ten stelligste eerst naar Engeland te gaan en den Nederlandschen gezant Mareez van Swinderen te raadpleegen. Die kon nog meer doen dan Page. ▫ Ik praatte met den zoon van van Dijke oover Amerika, en voelde weer sterk mijn liefde voor dat land. Ik was als in een Amerikaansche sfeer. Als die barre Oceaan er maar niet tusschen lag. 's Middags ging ik naar Tine, het warme, gezellige nest, waar ze feitelijk in gevangen zit. Ik was opgewekt en vol goeden moed, - en bleef dat tot nu toe. We spraken veel oover Borel, die ze nu heelemaal niet meer aardig vindt, om zijn egoïsme en zijn praatjes. Hij is in een slechten, gevaarlijken tijd - en ik vraag of ik hem soms te hulp behoorde te koomen. Ik zal 't morgen aan de vrienden vragen. Voor Tine ben ik een steun, dat voel ik. En ook voel ik en zeide ik, dat ik dat alleen kan blijven als er geen spoor van lagere sensualiteit tusschen komt. Haar charme en haar geld zijn voor haar gevaarlijk, want ze trekt mannen aan die haar niet waard zijn, en ze is te week-goedhartig om ze van zich af te houden. De voordracht over Kl. Johannes was druk bezocht. En het was een groot succes deeze maal. De impresario wou direct nieuwe contracten maken, maar ik stelde uit en wees af, met het oog op de reis. Ik sprak weer met den Duitschen gezant, en ik vond hem nog sympathieker dan de eerste maal, eenvoudig en eerlijk. Ik zei: ‘laten we niet praten oover hetgeen ons scheidt, maar alleen oover wat ons vereent.’ ▫ Hij beloofde alle tegemoetkooming van zijn regeering. Hij raadde te reizen oover Engeland en Frankrijk naar Zwitserland, daar zou ik verdere hulp vinden om door Duitschland terug te koomen. ‘Ihre Deutschfeindlichkeit ist Ihr à-tout’ zei hij. ▫ Ik voelde mij rustig en moedig. De Zeeland-booten varen weeder. Ik wacht nu Hjalmars komst af, of ten minste het geld - want ik kan niet op eigen kosten reizen, en ik heb ook Hjalmars steun en advies noodig. Onderwijl maak ik al toebereidselen en schrijf brieven naar Londen en Parijs. Toen ik van Tine afscheid nam, vroeg ik haar iets te speelen. Ze speelde een stukje van Schumann en het was voor mij een gebed. Ik voelde Jezus | |||||||||||
[pagina 1557]
| |||||||||||
in mij en dankte hem en mijn vrienden. Ik zei teegen Tine: ‘ik dankje, je hebt voor mij het woord gedaan.’ Zij begreep daar niets van. | |||||||||||
zaterdag 16 decemberNeevelig. ▫ Brief van Hjalmar. Ik voelde niet meer zoo moedig. Maar ik ben toch vast beslooten. Ik zou mij eeuwig schamen als ik deeze kans niet waagde. Gisteren een zeer drukke dag. Groote betalingen in den tuin. Dirk de tuinman die zich nu pathetisch beklaagt nu hij strenger gecontroleerd wordt. De Indische familie die zonder geld hier komt woonen/ blijkbaar om op mij te teeren. Johanna het dienstmeisje dat weg wil omdat ze meent dat Holdert haar opzettelijk plaagde door zijn gordijnen niet te sluiten toen hij zich verschoonde ... en zoo meer. Een groote brievenpost. En daarbij dat reisplan. Vandaag de lieve vrienden van génerzijds. Heer, geef mij moed! | |||||||||||
zondag 17 decemberStil, neevelig. ▫ Het ziet er uit of het plan door zal gaan. Ik ga dan maar met één doel. Lloyd George spreeken en hem vragen wat hij er teegen zou hebben een vertrouwd persoon, niet-officieel en in strikt geheim naar Holland te stuuren om met een representant van de Duitsche regeering te spreeken. ▫ Voor de rest beoog ik niets, al zal ik graag mijn oude vrienden ontmoeten. ▫ Ik neem dus ook volstrekt geen papieren mee. Niets als mijn pas. Gisteren een zeer mooye zitting. Aan 't eind was het medium zelf aangedaan en kuste schreyend haar moeder. Eerst het verhaal van de afgunstige knaap die Jezus beleedigde door naar zijn geboorte te vragen. De verontwaardiging van Jezus die dagen duurde. ▫ Daarna veele wijze woorden oover de zachtmoedigheid en de trots die niet mag toelaten dat de ziel verwond wordt. ▫ Toen de ontmoeting na de opstanding. Het woord van Jezus bij 't scheiden: ‘Meester, wacht mij in het huis van Lazarus, maar niet eer mijn taak volbracht is.’ En toen het bezoek van Jezus in zijn verheerlijkt lichaam. Eindelijk de heemelvaart. Het werd alles zoo eenvoudig gezegd. ▫ Van mijn reis werd gezegd dat ze misschien nog onnoodig zou zijn. Er was een onzeekerheid. ▫ Truida werd gesterkt. En ik voel ook vrij rustig en moedig. Al lijkt het afscheid mij nu nog zeer beklemmend. | |||||||||||
[pagina 1558]
| |||||||||||
maandag 18 decemberMist. ▫ Hjalmar seinde dat hij telegrafisch geld gestuurd had. Ik schreef eenige brieven ter voorbereiding en wacht nu verder af. Is mijn tocht ooverboodig, des te beeter. Maar ik tracht mij innerlijk er op voor te bereiden dat ik gaan moet. Het zal er trouwens in elk geval wel van koomen, omdat Hjalmar toch ook in elk geval gaan wil. Ik kan dan te laat koomen, de conferentie zal dan reeds bepaald zijn. Des te beeter. Ik heb mij dan toch niet te schamen, en mijn goeden wil getoond. ▫ Ik schreef ook aan Lodge. | |||||||||||
dinsdag 19 decemberGisteren kwam het geld, f 1000. - en toen voelde ik beklemd, dat het nu toch gebeuren moest. Maar het duurde maar kort, toen kwam de moed weerom. En ook mijn lieve vrouw was rustig en moedig. Het is me of ik nooit haar zóó bemind heb als nu, - en niemand anders ook. Ik ben wel hartstochtelijker verliefd geweest, maar daarbij was illuzie, en het was voorbijgaand. Bij deeze liefde is geen illuzie, ze is niet meer voorbijgaand, het is geen vlaag, maar een gelijkmatig licht, en ze hangt niet af van stoffelijk-zinnelijke toestanden. Ik houd nog van de vrouwen waarop ik verliefd ben geweest - maar ik houd niet zooveel van hen als van mijn lieve vrouw. Van de verliefdheid is dus wel iets oovergebleeven - maar dat ooverblijvende haalt niet bij hetgeen ik nu voor mijn vrouw voel, en al was de verliefdheid geduurende zeekeren tijd heftiger en zinnelijker, bij die anderen. Wat ik, als knaap, voor Henriëtte voelde, laat mij nog de mooiste herinnering, en komt het digtste bij mijn liefde van thans. Wel heb ik eerbied voor de vrouwen die mij liefhadden, zooals Martha, een eerbied zooals men voor zijn moeder voelt. Nu wacht ik op de brief van Hjalmar. De Zweeden zijn niet vlug en praktisch. Ze laten me te veel in 't onzeekere. | |||||||||||
woensdag 20 decemberGraauw en koud. ▫ De brief is gekoomen en ik ben beslooten Vrijdag 29 naar Londen te gaan. Ik maakte alle toebereidselen. Pas, foto, kredietbrief, brieven naar den Haag, Londen en Parijs. ▫ Als ik eenmaal in beweeging ben in een bepaalde richting, dan bemerk ik dat ik nog veel energie en | |||||||||||
[pagina 1559]
| |||||||||||
doorzet-vermoogen heb. Maar ik moet dan ook de hoogere leiding voelen. ▫ God behoede me. Ik ben zoo teer, en kan alleen voort als Hij mij steunt. | |||||||||||
donderdag 21 decemberHeeden nacht diep ingezakt - ik werd om 5 uur wakker en sliep niet meer in. Toen was alles weer eeven ellendig als ooit. Ik zag op teegen de reis, ik wantrouwde mijzelven, ik zag geen uitkomst en ik zag van de Alziel alleen zijn geweldige onverbiddelijkheid. Wat heb ik gedaan, dacht ik, om zóó gestraft te worden. Ik poogde alles, ik boog mijn geest zoo diep ik kon, ik bad - maar wat hielp het? Het bleef alles hetzelfde. Ik wilde toch zoo goed en ik heb mij toch niets te verwijten in den laatsten tijd. Ik houd mij zoo strikt moogelijk aan wat ik voel en begrijp als het beste. En dan toch die oovermachtige, onwrikbare beklemming waarteegen ik machteloos ben. ▫ En nu moet ik me, met dat teedere, oovergevoelige gemoed in die kolk van oorlogshartstocht begeeven. En dan twijfel ik ook weer aan onze vrienden van génerzijds. Aan de betrouwbaarheid van hun verzeekeringen, aan hun macht om te doen wat ze beloofden. ▫ Werden niet eeven stellige beloften gedaan door andere stemmen, die geheel bedriegelijk bleeken. ▫ Het spijt me, ik wil het niet, maar het dringt zich aan me op. Hoe kan ik dan toch anders zijn dan ik ben. ▫ Ik moet mijn ziel kennen - maar die uitdrukking is toch ook maar vaag en onvoldoende. Hoe kan ik dat doen? Broeders, bewijs me dan toch uw aanweezen, door gehoor te geeven aan mijn roepstem. Wat kan ik anders doen? Het is zoo hoopeloos graauw en somber. Honderd kleinigheeden verzwaren mijn leed oneevenreedig. Goede berichten wekken mij niet op. De vreeselijke reis dreigt grimmig. Ik heb geen initiatief. Mijn hondje is ziek. Mijn arme bloedverwanten uit Indië beedelen mij om geld, terwijl ze geheel zonder vooruitzichten leeven, zonder een cent. Ons dienstmeisje zegt den dienst op, om een nonsens-reeden en Truida heeft geen fut om een nieuw te zoeken. Gister was ik bij Betsy. Het was een prettig bezoek. De oude vrouw, nu bijna zeeventig, heeft nog haar liefdes-geschiedenissen. Een jonge, getrouwde man verliefde op haar. ▫ En ze heeft ook nog altijd haar sensueele charme. ▫ Carry haar dochter, met het kleindochtertje is een beeld van bloeyend, gelukkig moederschap. Prachtig waren ze om te zien. En van Suchtelen wordt dieper en ernstiger. Hij eindigde zijn boek ‘de Stille lach’ met een mooi gedichtje. | |||||||||||
[pagina 1560]
| |||||||||||
Het Ned. Tooneel neemt ‘het Skelet’ aan. Zou het ooit nog weer lente en vreede worden? Zou er weer rust koomen in mijn ziel? ▫ Vader, Vader! Mijn eigen gezicht, op de foto, is mij onuitstaanbaar. Wie er zóó uitziet, heeft ook nog niet de rust en vreede in zich. En ik wil toch zoo vuurig! | |||||||||||
vrijdag 22 decemberBegin van den winter - maar ook van 't lengen der dagen. Het is niet meer zoo koud. Gisteren was ik wel iets beeter, en van nacht was het ook minder erg, maar nu is het toch weer slecht. Gisteren aten we, de vier redacteuren, bij de Castro. Toen zei Brugmans, de historicus: ‘nog nooit in de geschiedenis is een vreede geslooten door oopenbare reedevoeringen of discussies of conferenties - altijd begon het met geheime onderhandelingen. Stellig heeft Duitschland al deezen of geenen geheime opdracht gegeeven. Zoo alleen kan het tot iets koomen.’ ▫ Hij moest eens weeten, dacht ik, dat hij naast zoo een zit. ▫ Men zegt ook dat Duitschland vreede wil à tout prix. ▫ Van morgen telefoneerde mij van Nierop dat Wilson bemiddeling aanbood. De beurs zakt, hetgeen vreede beteekenen moet - omdat dan de oorlogswinst ophoudt. Is 't geen schande! Intusschen blijft mijn reisplan vast-staan. Vandaag oover acht dagen. Gaandeweg, langsaam, maak ik mijn toebereidselen. Ik dacht gisteren avond: ‘ik dacht dikwijls dat ik wel mijn leeven zou willen geeven als het doel maar groot en waardig was. Nu, kan ik mijn leeven ooit voor een waardiger doel wagen dan het einde te bespoedigen van deezen oorlogsjammer? Dat is geen ligtzinnigheid.’ ▫ Als ik maar sterk genoeg ben. Ik zal bij den oovertocht vreeselijk lijden denk ik, door nerveusheid en ook beklemming. ▫ Ik dacht ook gisteren, dat het lijden in den nacht van gisteren, ontstond door het inkrimpen, klein worden van den lichtkring in de ziel, waardoor dan de ziel zelve in zijn waarde en grootheid onzichtbaar wordt. ▫ Ooverdag, in verkeer met anderen, of in meditatie, breidt de lichtkring zich weer uit en wordt de ware ziel weer zichtbaar. Dat is het rechte ontwaken, en bij het sterven van 't lijf moet dat nog veel sterker zijn. Daarom is het droomleeven zoo ontoereikend om een denkbeeld van het hiernamaals te geeven. Want in het droomleeven is de kring eng en ongestadig - het waakleeven is dan veel schooner. Ik kreeg Zweedsche vertalingen van mijn boeken. Dat doet me plezier. | |||||||||||
[pagina 1561]
| |||||||||||
Morgen naar de fransche gezant.
Hjalmar seinde dat hij Woensdag vertrok.
Physieke pijn vernauwt den lichtkring tot een gloeyend punt.
Wij zijn in Gods handen.
| |||||||||||
zaterdag 23 decemberStorm en reegen, zoel. ▫ Het baat niet, al weet men het. Deeze nacht was niet minder erg dan die van eergister. Ik word vroeg wakker en dan lijd ik vreeselijk onder nerveuze beklemming en somberheid. Ik was gister op de consulaten en bij Cook, en ik griezel er nu van. Het is als een verstikkende sfeer van wantrouwen waar ik in moet. Er zijn zooveel formaliteiten dat ik zeeker Vrijdag er niet mee gereed kom, omdat ook de Kerstdagen er in vallen. Ik ga nog dóór, maar flauwtjes. Ik weet niet of ik op 't laatste moment nog zal terugdeinzen. Ik schaam me, maar ik kan mij niet sterker voordoen dan ik ben. Ik wil niet laf zijn, maar het is zulk een geweldig oproer in mijn gemoed, dat ik zelfs iets voelde als verlangen naar ziek-zijn, of een auto-ongeluk. ▫ En vroeger was dat alles zoo anders. Hoe verzwakken wij dan zóó, - terwijl ik toch mijn geest steeds heb trachten te oefenen in 't verdragen van leed en droefheid? ▫ Maar de ouderdom is onverbiddelijk en neemt den moed weg. Waarom? Het moest juist andersom zijn, zou men denken. Naarmate het lichaam vervalt, moest het ons minder zorg baren, en de geest moest machtiger er oover zijn. ▫ De waereld lijkt mij zoo onzegbaar luguuber. ▫ Alleen mijn lieve vrouw gaf mij wat verzachting. | |||||||||||
maandag 1e KerstdagSneeuw en reegen. ▫ Gisteren was de dag helder en stil. Wij zijn den ganschen dag in verkeer geweest met onze vrienden aan géne zijde. ▫ Ze hebben mij vermaand en bemoedigd en getroost. Nog altijd leeft de twijfel in mij, gevolg van mijn opvoeding en mijn studie. Het weetenschappelijk-kritische dat altijd weifelt en meer bewijs verlangt. ▫ En die twijfel moet hen krenken, en toch voel ik er in een goede trouw aan de waarheid, en niets dan de waarheid. Het wordt mij ook nooit euvel geduid. Veel is er nog dat uiterst raadselig is. Vooral de verhouding van het gebouw der natuurweetenschap, en de daarop gegronde mystiek, en de Kerk - de gemeenschap der geloovigen. ▫ Het leeven in die kerk geeft | |||||||||||
[pagina 1562]
| |||||||||||
aant.
Wij zaten van 's morgens half elf tot 's avonds neegen in den kring, met korte pauzen. En nog hadden wij niet genoeg. Mijn beklemming week, en ik voel nu veel rustiger en moediger. Ik werd zeer aangemoedigd. ▫ Van Jezus werd verteld hoe hij oover de aardsche liefde sprak en verklaarde waarom hij geen gezellin in zijn leeven kon hebben. ▫ De ‘vrije en gelukkige weezens’ betuigden ons hun liefde en vriendschap en bescherming. Ook werd gesprooken oover de communie en het priesterschap. Mijn lieve vrouw is zeer vervuld door dit geestelijk verkeer. Het is haar onmisbaar. En nu zal het toch eenige weeken moeten staken. ▫ Ik zal nu of Maandag 1 Jan. of Woensdag 3 Jan. gaan. De vlagen van pijn en depressie wisselen af met betrekkelijke rust. Eenmaal hoop ik nog in dit leeven tot de vreede te koomen waarin ik alles geduldig en zorgvuldig zal opschrijven. Tot baat der anderen. Te denken dat elke beweeging van elk atoom bewust is gewild en berekend! ▫ Welk een oneindige afstand dan tusschen onzen geest en die Geest!! ▫ En toch kunnen we tot dien Geest inkeeren. Mijn reis zal een voorbereiding zijn voor Sirius III. ▫ In dat derde boek zal hij zijn vader ontmoeten, de gestrafte, verbitterde, in wien alle twijfel en pessimisme is opgehoopt. ▫ Dan zal hij door de vechtende volken trekken. En dan Jezus vinden. ▫ Hij zal de terechtstelling van zijn vader bijwoonen - en ook dan nog zijn vrees en twijfel ooverwinnen. ▫ Hij zal zijn in de loopgraven en bij de krijgsgevangenen. ▫ Daarna zal hij de heiligende kerk van Jezus stichten. Hij zal de woekeraars en geldhandelaars bestrijden en beheerschen - en in de bestaande kerken het reinigende vuur brengen van Jezus' liefde. Op die wijze dat het van binnen uit komt. ▫ Hij sticht dan de kern, onzen Kring en de kring van Potsdam, met de verschillende leeden, klaar en scherp geschetst. ▫ Daarin wordt de groote communistische organisatie gevormd - die de blijvende vreede onder de volken moogelijk maakt. Mijn vriend Hatch (+) zei dat ik de glans van mijn eigen ziel misschien niet zou verdragen. | |||||||||||
[pagina 1563]
| |||||||||||
Gister avond was het vroolijk bij ons door Toosje en Tine. Zij speelden mijn geliefde Brahms-walsen, en ik had er de fantasie bij dat ik een Engelsch officier was, met Kerstverlof thuis. ▫ Ik was rustig en kalm, zonder teegenopzien voor het vertrek. Er werd veel gelachen, maar ik had de ernstige gedachte aan Jezus steeds in mij. Ik herlas in Sirius het gesprek met de zes Wijzen - en wat Christus zei teegen Jezus van Nazareth. Toen ik het schreef bedoelde ik dat ze niet één zijn. Eén en toch niet een. ▫ Nu zou ik dat zoo niet meer schrijven - en misschien breng ik het later weer terecht. ▫ Wie ik daar den Christus noemde is wel dezelfde die ♁ Jezus noemt | |||||||||||
vrijdag 29 decemberHeevige storm, en Hugo had 39.9. Ik had eenige uuren van de grootste beklemming en verslagenheid. Dan is het alsof ik mij nooit zoo volkoomen ellendig voelde. Ik logeerde twee nachten in den Haag. Gisteren ging het mij vrij goed - en alles vlotte. Ik sprak Loudon tweemalen en hij moedigde mij aan en noemde mijn reis een ‘eedele daad’. Zulk een woord van een man wiens karakter ik zoo hoog stel is mij schatten waard. Het is als een vastheid in mij. Ik weet nu zeeker dat ik goed doe - en zulk een zeekerheid geeft kracht en troost. Toen was ik bij den franschen en den Engelschen gezant en werd krachtig voortgeholpen. Ik noenmaalde met Asselin, die mij zeer sympathiek bleef. Toen nam ik nog afscheid van mevrouw Loudon. Daarna sprak ik nog met Gandolphe, een veel minder sympathiek type. Ik besloot in den Haag te blijven om den volgenden morgen mijn pas in Rotterdam te laten vizeeren en dan bij den Engelschen gezant te lunchen. 's Avonds hoorde ik het bericht van mevrouw Boon's dood, en hoorde telefonisch dat Hugo nog steeds veel koorts had. Toen zakte ik in, en bleef ellendig tot heeden middag toe. Ik moet wel aanneemen dat men des nachts, in halfslaap of droom verder af is van de ziel. Dat zag ik vroeger wel anders in. Ik sliep zeer weinig. De droomen waren niet onrustig en ik had ook geen nerveuze vizioenen. Maar ik voelde vreeselijk ongelukkig, en ook bevreesd en bitter. ▫ Eerst nu, teegen den avond begon ik tot rust te koomen. De storm verschrikte mij nog het meest. Nu voel ik dat ik mij zal onderwerpen, aan nerveusheid en angst, | |||||||||||
[pagina 1564]
| |||||||||||
aant.
Mijn lieve vrouw, zwak als ze is, is sterker, rustiger dan ik, in zulke uuren. Nooit heb ik mijn liefde voor haar zoo sterk gevoeld. Het is heerlijk met haar te praten, oover onze vrienden van geenerzijds. Ik nam het tweede deel van Schijn op, en sloeg oopen bij 't volgende: Heb nu geen vrees, dit leed wordt u gezonden dat gij 't als wijzing neemt en stil verwint. 't Is waar dat juist mijn physieke nervositeit, die mij zoo geweldig kwelt, ook meer waarde geeft aan mijn daad. Voor mijn genoegen ga ik zeeker niet. |
|