Dagboek 1878-1923. Deel 3: 1911-1918
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1912]1912. Met goeden moed begin ik dit jaar. Het is in 1911 niet slecht gegaan, vrijwel zooals ik verwachtte. Maar ik denk dat 1912 gewichtiger zal zijn. De raadselen worden dringender, heviger, intiemer. ▫ Het is eenvoudig onmogelijk, in mijn gevoel, dat alle menschen een ik-gevoel zouden hebben als ik. Ontzettende vermenging van nietigheid en belangrijkheid. En zelfs de diepzinnigste onder mijn medemenschen schijnt mij in dat opzicht gedachteloos, onbewust, zonder bezinning. 1911 was een roerig jaar, oorlog, opstand in China - en daarbij toch alles zoo oppervlakkig, zoo lichtzinnig. De individuen zoo serviel, zoo instinktief, zoo onvrij. Ik las over de Bahaï en Abbas Effendi - ik kreeg gedachten over een wereld-reis die ik wou maken. De reis-moeheid is geweken. Ik durf weer. Ik lees Fabre, la Vie des insectes. | |
zaterdag 6 januariSteeds regenachtig weer, zonder vorst, Nat, kil, onaangenaam. ▫ Van nacht een droom gehad, die als een ernstige waarschuwing begreepen kan worden. ▫ Ik was onder de démonen en kon niet laten zelf dwaas, mal, liederlijk te doen. En het droomleeven was afschuwelijk chaotisch en laag, - in vergelijking van het vaste daglicht, met de zeekerheeden en de orde. ▫ Er is een Hel. En dat is de waanzin. En wie zijn leeven niet wel-beheerscht en tot verheffing voert, vervalt onfeilbaar in die hel. Die erger is dan slaap of dood. ▫ Die hel is vol duivels, démonen. En die werken altijd neerhalend op ons. Dit is een vreesselijke les. Gister in Fabre leezend over het instinkt begreep ik dat het bizondere van den mensch is de overgang van het soort-verband, de soort-wijsheid, op het individu. ▫ Wat in alle dieren door het soort-weezen, de ras-genius wordt gedaan, met de individuen als automaten, dat wordt bij den mensch, meer en meer, door het individu gedaan. In het individu ontstaat een scheiding tusschen automatisch doen, en reedelijk, vrij, handelen. Elk mensch is half automaat, half soort-geest. Het dier is geheel automaat, onder leiding van de Soort-geest. ▫ Nu gaat daarbij, natuurlijk, ook het besef over van | |
[pagina 1216]
| |
individu-besef tot soort-besef - en dit is onze onzeekerheid, onze twijfel, ons raadselachtig zoekend, tastend bestaan. ▫ En het individueel afsterven moet nu ook worden een bewuste overgang van individueel-besef in soortbesef. ▫ Zelfbezinning is daarbij hoofdzaak. Onze natuur-wetenschap is nog een soort-werking, maar dient tot vervorming van individueel besef in soort-besef, - tot dieper zelfbezinning dus. Deze vreesselijke waarheid, van de demonische waanzin-hel, met al de afschuwelijke chaos en laagheid, waarin ieder mensch vervallen kan, dat is het wat ik nog te zeggen en te beelden heb, in Sirius (zijn droomleeven en deemonenstrijd) en in Schijn en Weezen. Daarom zijn er onder vrouwen minder creatieve genieën dan onder mannen, - omdat de vrouw nog meer onmiddellijk met de soort-geest samenhangt, de man staat daarvan vrijer. De vrouw is nog meer onmiddellijk onder het bestuur van de mensch-geest, en heeft als stammoeder de meeste invloed op het ras. Door haar werkt de Stamziel als met een werktuig, zij is daarom ook intuïtiever van geest. Maar het geniale is een zelfstandig, vrij worden van het individu - dat is meer mannelijk. | |
9 januariTelkens bespeur ik de natuurlijke waarheid van oude traditioneele gevoelens, die voor conventioneel doorgaan of vooroordeel schijnen. ▫ Na die vreesselijke droomnacht waarin ik in lage demonen-sfeer door lascive stréken misleid was, had ik een merkwaardige afkeer van al wat min of meer sexueel prikkelend kon werken. Ik voelde precies de schuw, de teegenzin tegen al wat sexueel was, die wordt beschreeven van geestelijken en askéten. Ik zat in den Haag aan een diner tegenover een jong Zweedsch meisje met mooi-gevormd lichaam en bloote armen, - en waar ik dat vroeger rustig en met aesthetisch welgevallen zou hebben aangezien, was nu de herinnering aan die afschuwelijke demonen-nacht genoeg om mij er schuw van te maken en afkeerig. Het feit dat demonen door die dingen macht krijgen om ons neer te halen in lage sfeer en stemming deed mij zelfs het mooie en bevallige verwerpen. De herinnering vergiftigde mijn sensaties. ▫ Het zit alleen daarin dat deze sensaties een machtig wapen zijn in demonenhand. Ze kunnen mij in geen opzicht aangrijpen, tot zich trekken, imponeeren, behalve juist dáármee. ▫ In zichzelf zie ik in die sensaties niets slechts of leelijks. Integendeel ze hooren tot het mooiste en lieflijkste | |
[pagina 1217]
| |
en rijkste wat we hebben. Maar ze kunnen door lagere wezens worden geexploiteerd. Demonen kunnen hen nabootsen en opwekken - en dan zijn we in hun macht, en voelen de ellende van hun dof, duister leven. De sensaties zelf waren er niet, dien nacht, het vreesselijke van dien nacht lag niet in de lasciviteit of in iets wat er met mij gebeurde. De schrik lag in de demonische sfeer, de chaos, de waan en verwarring. En daarbij kwam het besef: ze hebben macht over me, ze kunnen me hier houden, want als er aanstonds één zich als een vrouw voordoet en mij lubrieke voorstellen doet dan kan ik niet weerstaan. Het gebeurde niet, dien nacht, maar de schrik was ontzettend. En tengevolge daarvan had ik angst en weerzin bij al wat sexueel was, zelfs bij 't zien van een onschuldig, rein jong meisje, dat er wat aantrekkelijk uitzag. ▫ Is dit niet precies wat we lezen van monniken en askéten? Is dit niet hetzelfde wat Paulus en Boeddha tegen de sexualiteit deed optreden? Is hier niet de verklaring van de verachting van het sexueele leven door de vroomen? ▫ Er is dan toch iets werkelijks achter. In de organisatie der hoogere dieren is het streven het automatisme zoo te doen plaats vinden dat er vrijheid ontstaat, vrijheid van bespiegeling, overweging, keuze. In den mensch is dat bereikt, en Bergson heeft aangetoond hoe daarin het essentieele verschil ligt tusschen den mensch en alle andere ons bekende, leevende weezens. ▫ En nu is het merkwaardige dat wat voor den mensch als organisme/ als individu geldt, ook geldt voor de menschheid als geheel, de maatschappij. ▫ Een surplus wordt gevormd, een oovermaat, die vrijheid mogelijk maakt. | |
11 januariRijkens vertelde me dat een Amsterdamsch professor overtuigd was dat recidieven bij Carcinoom voornamelijk van psychische invloeden afhingen. ▫ Ik zou willen dat men statistisch den invloed van sexueele omstandigheden op het ontstaan van carcinoom zou onderzoeken. Carcinoom is toch de vorming van kleine revolutionaire cellen-republieken is de lichaams-monarchie. Het is een mislukte, anarchistische procreatie. De vraag | |
[pagina 1218]
| |
is in hoever de normale procreatie daarop invloed heeft. Vooreerst is het optreeden op hooger leeftijd al van beteekenis. De normale procreatie houdt dan op. Nu is de vraag of bij onderdrukking van de normale geslachtsfunctie carcinoom eerder optreedt. Is dus bij carcinoom-lijders hetzij onderdrukking, hetzij overprikkeling en uitputting veelvuldiger dan bij anderen? Hoewel het somber weer is, en ik zeer teruggetrokken leef, ben ik veel minder neerslachtig dan voorige jaren. Misschien door minder geldzorg. Ik ben aan het tweede deel van Sirius begonnen, ook aan de Catechismus voor de Van-Eeden kolonisten. Als ik nu nog weer aan Schijn en Wezen beginnen kon! Nu eerst begint Lioba meer algemeene aandacht te trekken. Er zijn twee plannen voor een Hollandsche opvoering, en kans op een Duitsche. Van het boek werden in 1911 800 exemplaren verkocht. Hoe hangen die dingen af van algemeene oorzaken? De tegenwoordige degeneratie, deterioratie van het ras hangt zeker samen met de bizonder snelle vermeerdering. Het bewijst niet dat de vitaliteit van het ras vermindert, - wel dat ze zich te zeer verdeelt en uitbreidt en daardoor tijdelijk verzwakt. | |
15 januariDe eerste vorst. ▫ Het kwam gisteren in mij op, dat de merkwaardigste sensatie van dien demonen-nacht was het trapsgewijze meer bezinning krijgen, en vooral het schijnbare besef van volkomen bezinning te hebben, en dan toch daarna ontwaken met veel volleediger herinnering. En toen dacht ik aan de mogelijkheid van een nieuw ontwaken, met nog volleediger herinnering. ▫ Die bange droom leerde mij, hoe men meenen kan klaar wakker te zijn, en toch op eens bemerkt dat men nog veel beter wakker kan worden, en daarbij een heele waereld van herinneringen terug vindt, die tijdelijk verlooren was. ▫ Nu komt het waarschijnlijk voor dat men nog een veel grooter waereld van herinneringen terug kan vinden, en ontwaken kan uit dezen slaap die wij klaar-wakker-zijn noemen. | |
[pagina 1219]
| |
Ik lees Francé, das Leben der Pflanze. Hij schrijft veel wijdloopiger en matter dan Fabre. Maar de tendens is dezelfde. De wonderen van het Leven worden hier recht gewaardeerd. ‘Doelmatigheid’ is begin en einde van alle levensverschijnselen. Dat wil zeggen dat een doel - een vooraf vaststaand idee - de verschijnselen richting geeft. Evenals geen huis gebouwd wordt zonder voorafgaande teekening zoo geschiedt er geen ding in het Leven zonder vooraf beraamd plan. Dat plan moet natuurlijk behooren tot een ‘verstand’, een ‘intelligentie’. Het moet een gedachte zijn, van een denkende eenheid. Hierbij niet te verwarren met ons verstand of onze reede - teegenooverstaand aan intuïtie. Maar er moet besef zijn, zelfbezinning, wijsheid. En iedere soort heeft zulk een besef voor zich zelf, onafhankelijk van/ soms vijandig aan dat van andere soorten. ▫ Nu geloof ik echter óók dat in de anorganische waereld dingen gebeuren waarvan wij het plan, de beraming, kunnen doorzien. Zulke dingen zijn b.v. de water-voorziening op onze planeet. ▫ Het water, uit zee opgezogen, en door neerslag op de aarde verspreid. De waterdamp die de warmte vasthoudt. Het water dat zijn grootste s.g. heeft bij 4o, zoodat ijs niet zinkt maar drijft. De sneeuw die den bodem bedekt en de werking van de vorst vermindert. ▫ Dat is alles zoo merkwaardig dat het mij onmogelijk is hierin niet een overleg te zien, met de bedoeling het leeven op aarde mogelijk te maken. ▫ Dit alles in overeenkomst met de opmerkingen van Bergson omtrent de vernuftige toeleg van alle Leeven om trapsgewijs, van plant op dier, de anorganische energie onder organisch beheer te brengen. | |
zondag 21 januariStil dooiweer. ▫ Ik sprak Donderdag in Baarn en Vrijdag in Breda. In Baarn was het al een zeer kille omgeeving. Het villa-dorp van Amsterdammers, wel de meest antipathieke sfeer. Maar ik sprak zeer vlot en naar mijn zin. In Breda was het aardiger. Ik at bij Dr Tiddens, docent wis- en natuurkunde, logeerde in een hotel. Den volgende morgen was het er mooi. Het weer zonnig, de stemming vroeg en blij. Er is een mooie stads tooren, ontsierd door een plomp boovenstuk. Het goede gedeelte was prachtig in de morgenzon tegen de blauwe lucht. Ik lunchte bij majoor De Witt Huberts met Albert Vogel, om over de opvoering van Lioba te spreken. Vogel zwaar en druk en wat opschepperig, iemand die mij stil maakt. | |
[pagina 1220]
| |
dinsdag 23 januariHet geheele proces van verweering der gesteenten, door samenwerking van water, microben, algen, lagere planten, hoogere planten en lagere dieren, wormen, planten-eters, tot de zoogdieren en den mensch, is duidelijk één complot, één georganiseerd geheel, waar ook stellig anorganische krachten in betrokken zijn. Ik wil zeggen dat physische wetten - zooals de eigenschappen van het water - medewerken, meedoen in 't complot, en niet enkel passief deelnemen. ▫ Ook is het beschouwen van den mensch als ‘doel’ niet zoo gek. Zonder twijfel is het bereiken van menschelijke eigenschappen - vrijheid - in den toeleg begreepen. ▫ Roofdieren zijn dan doodloopende zijtakken. ▫ Maar het raadselachtigst in mijn idee zijn de insecten. Dikwijls schijnt het mij of daar, op anderen weg, een soortgelijk doel wordt gezocht. Hetgeen zou beteekenen dat de insecten zich gaan ontwikkelen tot wezens even vrij, maar machtiger dan de mensch. | |
woensdag 24 januariZacht, zonnig lenteweer. Nu weer een zeer stille tijd. Gister waren we bij mevrouw 's Jacob op middag-thee bezoek, en we kwamen bedroefd thuis. Vooreerst omdat mijn lieve vrouw uit verstrooidheid lomp was geweest, in 't oog vallend, - en dan omdat ons huis zoo armelijk en kaal scheen toen we uit het fraaie, nette huis van 's Jacob kwamen. Als de dagen zoo eentoonig en snel omvliegen dan ergert het me des te meer als ik bij 't inslapen feitelijk in de war geraak en onmogelijke dingen voel en denk. Die tijdelijke waanzin die zich telkens herhaalt is mij onuitstaanbaar. Ik las gister dat de droomen van blinden alleen dan zonder vizie zijn als ze voor hun zevende jaar zijn blind geworden. Anders zien ze in den droom. Dit is ook de leeftijd waarop doof worden nog stomheid tengevolge heeft. ▫ Het zien is dus een eigenschap die in zeven jaar tijd ook door het astraallijf verkregen wordt. Dan blijven de sensaties behouden. Dat is ook de tijd waarop een continuë herinnering blijft bestaan. ▫ Al ouder wordend wordt men meer en meer wakker, de slaap korter, de droomen met meer besef. Maar daarbij ook veel labieler in geestelijk evenwicht. Daarom worden, zoals ik al vroeger opmerkte, kinderen niet krankzinnig, ouderen wèl, ja | |
[pagina 1221]
| |
zelfs in de meeste gevallen, als seniliteit. ▫ Ik begrijp dat, mezelven observeerend/ steeds beter. ▫ De geest is feitelijk helderder, meer intensief waarneemend en denkend, maar veel subtieler, eerder verward of in vreemde beweeging meegesleept, minder eevenwichtig, en makkelijker prooi voor demonen. ▫ Ik gevoel mij soms des avonds buitengewoon wakker, alsof ik niet moe zou kunnen worden, helder en sterk. En toch, als ik dan éven maar neerlig om te gaan slapen, verwart zich mijn gedachte onmiddellijk. Ik schrijf mijn raadgevingen aan de kolonisten. Het lijkt me zoo gewoon en eenvoudig. Maar ik weet heel goed dat juist die eenvoud zeer bizonder is, en alleen mogelijk door de ervaring en de gedachte van mijn gansche leeven. Nu komt het er maar op aan een beweeging te stichten met deze inspiratie. | |
25 januariZacht voorjaarsweer. ▫ Ik droomde helder en gelukkig. Maar het ontwaken was weer teleurstellend omdat ik door den droom weer bedroogen was, de vriend waarvan ik droomde was een droom-vriend, geen uit mijn leeven. En mijn herinnering was dus vervalscht. ▫ En het geluk van den droom had dus geen overtuigende macht. Daarbij bracht de morgen slecht nieuws. Paul is weer minder goed. Hij blijft opgewekt, maar ik lijd onder het treurige bestaan van den armen jongen. Verder is alles somber zonder opwekking. Ik voorzie weer spoedig zonder geld te zullen zijn. Het blijft een armoedig getob, zonder afdoende verandering. De jaren gaan voorbij en de strijd wordt al zwaarder. En daarbij voortdurend dat innerlijk besef van mijn Zelf, mijn ik, dat toch zoo geheel anders is dan alle andere, en wáárom is het zóó? en woont het in dit individu? Dat laat geen rust. Dan het vaste weeten dat mijn bericht zoo belangrijk is, en toch wordt er niet op gelet, en dat ligt toch ook weer aan mij. Want ik moest den spijker op den kop treffen. Dat hebben allerlei anderen gedaan in veel minder belangrijke dingen. Ik las over Walt Whitman, in zijn ziekte en ouderdom. Hoe hij door Amerika genegeerd en belasterd werd. Door dichters als Lowell. Toen Rosetti hem prees zei hij ‘America makes me proud, Rosetti makes me humble’. ▫ Zoo heeft Neerlant mij trotsch gemaakt. | |
[pagina 1222]
| |
26 januariHugo drie jaar. Ik droomde van nacht dat ik een academie-vriend zag, Jan Schokking, die aan teering leed. Hij was blozend en dik geworden en geheel hersteld, en ik dacht aan Paul en hoe het toch moogelijk was dat men geheel van die ziekte herstellen kon. ▫ Toen werd ik wakker en herinnerde mij dat Jan Schokking aan de ziekte bezweken was, nog in mijn studententijd, terwijl ik hem nog met kunstmatige voeding behandelde. ▫ Ik vond iets geraffineerd wreeds in dien droom, een bittere grap. Aan't ontbijt vond ik een brief van Paul's docter, dat Paul een haemoptoë gehad had. | |
27 januariGister Giza hier en mijn oude moeder, ik deed mijn best voor hen om vroolijk te zijn. In den nacht moest ik veel tobben, zoodat ik niet slapen kon. ▫ Ik kreeg dat vreemde gevoel van niet te kunnen ontsnappen. Wij zuchten onder een fataal juk, en niets, niets, niets kan ons bevrijden. Ook geen zelfmoord, want ik heb juist de zeekerheid dat die geen einde brengt. ▫ En al onze vergissingen, onze domheeden en zwakheeden worden op ons gewrooken en we weeten niet beeter, en moeten maar voort, altijd voort, in nieuwe flaters en nieuwe dwalingen. Van al het werk der jongeren is dat van Jan Prins (Schep) mij het sympathiekste. | |
maandag 29 januariDe schaduw was weer oover me gisteren. Martha is terug. En 's nachts gaat het alles door mijn hoofd, Martha, het verbrooken gezin, het verlooren geld, de arme zieke Paul, de onzeekere toekomst, de ouderdom die mij zal verlammen eer mijn werk gedaan is, de vaagheid en onvastheid van het lichaamloos leeven. ▫ Het is nog eeven erg. Ik voel mij machteloos, geneigd tot passief afwachten. Ik vertaal mijn stukje voor de kolonisten. Maar ik kom niet hard vooruit. Veel bezoek van kolonisten, en veel tijdverlies aan allerlei. | |
[pagina 1223]
| |
dinsdag 30 januariGister las ik de annonce van een politieke vergadering met een Christelijk-historischen spreker, Jhr de Savornin Loman Jr. Het kwam in mij op dat ik er heen moest gaan en met dien man debatteeren. Ik had er evenwel niets geen lust in en zocht allerlei uitvluchten. Ik zei tot mezelven: ik doe het vast niet. Aan tafel was ik hopeloos neerslachtig, en toch voortdurend aan 't debatteeren met dien spreker. Ik sprak er over tegen mijn vrouw en die zei, wat ik in 't geheel niet verwachtte: ‘ik zou 't maar doen, het zal je wat opwekken.’ Ik voelde dat ook. Toen ging ik er heen. Het was er vrij leeg en 's Jacob, dien ik er verwachtte, de candidaat, was er niet. En om hem was 't mij juist te doen. De spreeker was een onbeduidend jong mensch en wat hij zeide had niets om 't lijf, en ik vond het werkelijk niet de moeite waard, voor een grof publiek en een onoprecht spreeker nog mij moeite te geeven. Na een kwartier ging ik weer weg. ▫ Maar toen had ik er toch spijt van, en ik vond het goed dat ik gegaan was, maar jammer dat ik niet gesprooken had. ▫ Ik ben nu toch immers in mijn kracht, al bereik ik niets, is het niet mijn plicht te spreeken waar ik kan? ▫ Ik zie alle onechtheid, alle zwakte in die schijn-vroomen. Is het niet juist wat ik doen moet, daarteegen op te treeden? Ik heb toch een hoogst eenvoudig maar onoverwinnelijk program. Ik weet waarteegen ik te vechten heb, ik ben niet meer zoo naïef als tien jaar geleeden. Maar is het nu niet juist mijn tijd? ▫ Het eenige wat de schaduw opheft is actie. Ik heb geleerd dat de menschen veel zwakker kinderachtiger, onverstandiger, suggestiebeler zijn dan ik voor tien jaren meende. Dat moet geen reeden zijn voor mij om mij hooghartig van hen af te keeren. Nu juist moet ik meer zoeken in te grijpen. ▫ Ik neem mij vast voor een volgende geleegenheid van dezelfde soort beeter aan te pakken, en mij stelselmatig op den strijd vóór te bereiden. Wat mij vooral ontbreekt is een makkelijk geheugen voor feiten en cijfers, door het steeds zoeken naar het algemeene, ontsnappen mij telkens de details. Dokumentatie is mijn zwakke punt, dat moet ik methodisch versterken. Ik droomde liefelijk dezen nacht. Een prachtig groen bosch in de duinen. Is het een wenk? | |
[pagina 1224]
| |
aant.
Ik dacht ook weer over de Griekin in Ballingschap. Ik verbond dat met het groote idee van het Christendom als eerste poging tot het socialistisch gemeenebest. Dan kan ik eerst dat groote ideaal geeven, met Irene als martelares - en dan de ballingschap in onzen tijd. En Prometheus de Christus, - de leidende Godheid. En het rijke, Hollandsche gezin. Gister met Clara gewandeld, en bedroefd door de vrees dat zij te goedgeloovig is en zich door een soort valsche mystiek laat meesleepen. Daarbij steeds meer wantrouwen in Steiner, dien zij blijkbaar voor den echten godsgezant houdt. Paul was geduldig en opgewekt. Arme jongen, nu al driekwart jaar, voortdurend in bed en van 't eene sanatorium naar 't andere. En nu daar in de kou, in dat saaie kamerke. Het bleek dat hij eigenlijk wel graag bij mij zou komen, als hij niet vreesde Martha verdriet te doen. Ik denk wel dat het zoo zal gaan, dat hij tegen de lente bij mij komt, en dan tegen den winter naar Zwitserland. Ik laat hem hier geen winter meer trotseeren. | |
maandag 5 februariFelle vorst. Zoo koud als het in jaren niet was. ▫ Gister heb ik weer schaatsengereden en het ging eeven goed als vroeger. Toen ik van 't ijs terugkwam had ik het drama van Irene in mijn hoofd. De vier bedrijven, 't eerste in Rome, het tweede en derde in modern Holland, het vierde en laatste de Apotheose. In het eerste de kiem van het Christendom, het communisme, de man die martelaar moet worden. De Sibylle, die de hellevaart als voorwaarde stelt, voor Irene, als ze haar geliefde wil redden. ▫ De hellevaart dat is het leeven in onzen tijd in het ontaarde Christendom. Dat is een en al laagheid en gruwel. En ook daarin moet ze haar geloof behouden. Ik zag Zaterdag avond ‘the passing of the third floor back’ en amuseerde mij met deze ongeloofelijke brave Hendrik vertooning die in Engeland zooveel succes had. Het is beslist immoreel door valschheid. Zulk een banale redding in een neergaande leevenssfeer is een stuitende loogen. Ik hoorde heerlijke muziek gister door het echtpaar Vogel. Ik dacht aan mijn drama en beleefde heerlijke momenten. Het komt er op aan die verheffing vast te houden. Dat is ook essentieel voor de toekomst na den dood. Mijn droomen waren weer vol booze aanvechting. | |
[pagina 1225]
| |
6 februariDooi. ▫ Gister voordracht in Utrecht, voor de studenten. Ik gaf ze de volle laag. | |
9 februariZoel voorjaar. Van morgen een gevoel van nieuwe dreigende geldzorgen. Het kwam ook uit. Ik lees een boekje van Matthes, over de Israelitische wijzen. Iets erg droogs, leuks en nuchters, maar leesbaar en niet onaardig. Ik denk over Iréne, over Paete en Arria, over Julius Sabinus en Epponina. | |
14 februariGister bij mijn moeder, die bang was, een beroerte te zullen krijgen. Ik stelde haar gerust, het was enkel nervositeit. Maar eenmaal moet ik toch dat ellendige doorstaan, - Mevrouw Versluys schreef mij vol bewondering over Sirius, dat ze achter elkaar had moeten ten einde leezen. ▫ Zou ik den spijker hier op den kop getroffen hebben? ▫ Zou ik in dit werk zooveel beeter begreepen worden, en meer aanspreeken? ▫ Er vormden zich schoone gedachten voor twee en drie. ▫ Tegelijk groeien Irene's Ballingschap en Sirius II en III. | |
woensdag 21 februariGister avond don Torribio in den Stadsschouwburg. Mijn lieve vrouw was er bij, wij aten bij Rijkens en logeerden in American Hotel. ▫ Ik was diep weemoedig, want ik had 's morgens weer slecht bericht van Paul. Ik hield mij goed en deed opgewekt, maar alles wat ik dacht schrijnde en brandde, alsof van mijn ziel de onderhuid bloot lag. ▫ Het stuk slaagde volkoomen, maar het bezoek was slechter dan ik verwachtte. De studenten waren recht hartelijk tegen mij, en ik voelde warm voor de speelers. Ik zag ze nog dansen, na afloop. De menuëtmuziek vervolgde mij, bewijs van vermoeienis. De fijne sensaties die verliefdheid inleiden bij het kind, - het bizonder | |
[pagina 1226]
| |
aant.
| |
donderdag 22 februariIk heb zwaar geleeden die dag in Amsterdam. In zulk een toestand van verfijnde gevoeligheid en weemoed te worden blootgesteld aan de spanning van een tooneel-opvoering was verschrikkelijk. Hoe eindeloos duurden die enter-actes. Hoe somber was de nacht met al de schrijnende gedachten. | |
vrijdag 23 februariGister avond in 't concert. Alles Beethoven. 't Vijfde pianoconcert. De Eroïca. ▫ Bij mij voortdurend het rusteloos zoeken: wat beteekent dit nu, wat is het eigenlijke weezen van dit doen en dit genieten? Ik vind dan iets onnoozels in al die spelers en hoorders die absoluut niet weeten wat ze doen. ▫ Waarom vinden we deeze opvolging van luchttrillingen aangenaam? Wat zegt het eigenlijk? ▫ Ik zie dan de heele zaal, met al die menschen, speelende en luisterende als één ding, een weefsel, een orgaan, dat functioneert. ▫ Maar dan moet ook door iemand die functie gevoeld en gewenscht worden en als nuttig ondervonden. ▫ Want muziek kan niet einddoel zijn, omdat het niet ‘weeten’ is. Het is geen volmaakte bestaanswijze, geen volmaakte kennis. Het is een roep, een aankondiging, een aroma, een herinnering, een emanatie. Speelers en hoorders zijn maar werktuigen, waartoe ze eigenlijk dienen weeten ze niet. Ik at bij het lieve gezin Stuten. Daar voel ik mij zeer thuis. Van daag lijd ik minder dan voorige dagen. Maar nu voel ik ook de verheffing minder. Die moet, naar 't schijnt, door lijden worden betaald. Ik begon gisteren te begrijpen, dat het derde boek van Sirius een verschrikkelijk boek moet worden. | |
[pagina 1227]
| |
Lioba te zoeken. ▫ Cremer, de dikke millionnair met zijn purper gezicht, het onzinnig groote en weelderige kasteel, zonder veel smaak, het was mij alles vrij antipathiek. Maar ik vind het toch goed dat Lioba gespeeld wordt. Gister een heerlijke voorjaarsmorgen met de kinderen in 't bosch. Ik kreeg nu rijke ideeën voor Irene. ▫ Ik zal er toch de geschiedenis van Epponina aan verbinden. ▫ Carmenta de priesteres, wichelares. ▫ De lichtende Menschgestalte, die elk voor een ander houdt. ▫ De Christenslaaf. ▫ Verres de schoonheidslievende wreedaard. ▫ Dan de overgang in de sfeer van den roomschen, rijken modernen Staatsman. | |
dinsdag 27 februariStorm. ▫ Nu begin ik toch te gelooven dat ik het tot stand breng. Nu eerst begrijp ik wat het hoofd-thema moet zijn. Het Geloof. Dat wat IJsbrand in zijn allerlaatste zinnen uitspreekt. Dat wordt het motief van 't gansche stuk. En dan lijkt mij de naam Eponina als titel het beste. Julius in zijn schuilplaats, E. de trouwe vrouw die uitkomst zoekt. ▫ Als ik nu maar de kracht heb, en de noodige rust en gemoedsvrijheid. Ik geloof dat ik het kan. ▫ In het IIIe bedrijf het arbeidersgezin, waarin de Mensch komt. O dat zal heerlijk zijn. ▫ Als dit mij gelukt, dan heb ik vrede met al mijn domheden en zwakheden. We zijn toch allen maar bestemd voor een klein onderdeel van den grooten arbeid. | |
woensdag 28 februariZoel voorjaar. ▫ Gister avond IJsbrand in Haarlem. Ik zag het met genoegen. De hoofdrol had een mooi stemgeluid en het spel was eenvoudig, naïef, natuurlijk - zooals vaak bij dilettanten. Het publiek hoogst burgerlijk - maar zeer goed vatbaar. Ik bemerkte ook weer hoe de pathos van IJsbrand het mindere publiek ontroert, al begrijpen ze hem niet. Zal ik hen door Epponina ook ontroeren? | |
[pagina 1228]
| |
Overigens ga ik weer gebukt onder geldzorg. Over een maand of drie vier ... Waarvan zal ik dan leeven? Ik droomde weer, evenals 25 Jan. van een dierbaren vriend, die bij mij logeerde. Toen hij wegging wou hij op kiesche wijze zijn verblijf vergoeden, en zei, met een exemplaar van een van mijn boeken in de hand: ‘hiervoor wordt tachtig gulden geboden’. ▫ Ik was geroerd, het waren zulke mooie gevoelens, over en weer, zoodat ik schreide in mijn droom. Later vertelde ik het aan mijn vader. | |
dinsdag 5 maartStorm uit het Z.W. ▫ Upton Sinclair is op komst. Ik ben benieuwd of die mee of teegen zal vallen, ik heb daaromtrent geen vóórgevoel. Gisteren begon de dag goed. Ik schreef aan mijn drama en was dankbaar dat ik er de kracht toe voelde. Ik geloof nu wel dat het gelukken zal. Ook Sirius II rijpte schoon. Werd ik nu maar een langen tijd zonder zorgen hier gelaten. Somtijds, zonder eigenlijke reeden of aanleiding, zeg ik teegen mezelve: ‘het is geen leeven meer!’ Dan is er een gevoel van naargeestigheid, van dorre saaiheid, dat onbeschrijfelijk en ondragelijk is. Vooral omdat het de actie verlamt. ▫ En op eenmaal wijkt het, en voel ik mij beeter, wijzer, verder gevorderd dan ooit in mijn leeven. ▫ Ik ben niet moe, niet moedeloos, niet twijfelzuchtig - en toch is het leeven te veel voor mijn geduld somtijds. | |
woensdag 6 maartNacht noch dag laat de vraag mij met rust: waarom toch is de waereld mij? Waarom ben ik de waereld? ▫ Er is niets of ik ken het door mijzelven. Er is dus niets dan wat ik zelf ben. Maar wat beduidt dat, dat de gansche groote waereld tot bezinning komt in dit nietige persoontje? ▫ Vruchteloos poog ik buiten mijzelven te koomen. Ik weet goed dat misschien alle menschen zoo gevoelen, maar niemand kan geheel dit gevoel hebben, want niemand is dééze persoon. ▫ Het is een grondeloos raadsel voor me. En ik kan het niet eens uitdrukken. ▫ Ik moet aanneemen dat er tallooze bewustheeden zijn in tallooze gradaties, hooger en lager. Maar waarom ben ik dan juist dat midden van waaruit alles wordt geöbserveerd? Want van mij uit neem ik waar of besef ik die gradaties, die bewustheden. | |
[pagina 1229]
| |
Vandaag is het elf jaar geleeden dat ik mijn lieve vrouw vond. De huiskamer heb ik met bloemen voorzien. Anjers rood en witte seringen en amandeltakken. Ook plukte ik de eerste viooltjes. | |
donderdag 7 maartGister was ik bij Martha, en er was ook de jonge dichter Roland Holst. Er was toen een rustig, zacht moment van vreede en verzoening, terwijl ik naar de zonsondergang staarde. Vannacht vond ik opeens iets wat als een weg scheen naar de oplossing van het groote raadsel. ▫ Ditzelfde ik-gevoel, precies hetzelfde/ woont in alle weezens, en ik gevoel dat niet, omdat mijn herinnering gebrekkig is. ▫ Ik zou beurtelings alle weezens moeten zijn, alle menschen, alle dieren, alle sterre-bewooners, alle Goden, - ik zou ze zelf moeten zijn. Anders bestaan ze immers niet, of ze zouden alleen door mij, mijn besef, mijn perceptie, als deeze persoon moeten zijn - en dat is absurd. ▫ Ik zal ze allen zijn, en ik zal mij eens herinneren dat ik ze allen geweest ben. ▫ Ja! Ja! - op dien weg alleen ligt de opheffing der absurditeit. Het is nog niet naauwkeurig te zeggen. Maar zóó ongeveer moet het gezegd worden. | |
vrijdag 8 maartEen heerlijke Maartdag. O Maart is mijn liefste maand. ▫ Gister bij Stuten gegeeten en met de lieve Clara naar Elly's concert. Ik was den ganschen middag diep weemoedig en in mijzelven gekeerd. In Cicero gesnuffeld op de bibliotheek. Maar 's avonds was ik zonder oovergang blij en gelukkig. Ik dronk champagne en at kaviaar met Willy en Elly en Ru Mauve. Ik voel duidelijk dat de strijd teegen de giftige alcohol-werking mijn geestelijk weezen opwekt en wakker schudt. Van de alcoholwerking zelf bemerk ik nagenoeg niets, maar de reactie, de nawerking maakt mij blij en ligt en helder. Elly speelde Brahms en ik was geheel meegesleept door haar prachtig spel. Dit is toch eerst muziek. Fijn, subtiel, leevendig, gezond. | |
[pagina 1230]
| |
aant.
Heeden nacht in den slaap ontwikkelde zich een subtiele gedachte. ▫ De vraag was: hoe komt het dat een zeeker tijdsverloop als droevig en pijnlijk ondervonden wordt, terwijl het later, in herdenking, mooi is en liefelijk. Want zoo is nu mijn leeven. Ik lijd onafgebroken, en ik weet toch dat ik later aan dit geluk met verteedering zal terugdenken, dit huisselijk geluk met mijn lieve vrouw en de twee engelen van kinderen, het werk op Walden, de scheppende werksaamheid, de strijd. Het antwoord was: omdat de mensch méér is dan hij weet en voelt. Het lijden wordt alleen gevoeld, maar behalve het lijden is hij veel meer, een geheele waereld, en daarvan bemerkt hij niets op het oogenblik zelf, maar hij is het toch, en in de herinnering eerst bespeurt hij het. Want de herinnering dat is zijn goddelijk weezen, door de herinnering is hij méér dan zijn persoon. ▫ Deeze vraag en dit antwoord kwamen in een diepe, rustige slaap, en strekten zich uit oover den ganschen nacht. Nog vóór het ontwaken memoreerde ik het. Dit is dus wel een ooverbrugging van den slaap, - die volstrekt niet meer bewusteloosheid is. Het was geen droom, het was een gedachte. Gister had ik de jonge Holdert bij me, die wenschte mij bij te staan, in mijn werk op Walden. | |
maandag 11 maartStil, zacht weer. Lijsters. ▫ Het was een glorieuze avond gisteren bij de 8ste Symphonie van Mahler. Er was iets te gevoelen van de groote verheffing. Er was iets heerlijks in alles. ▫ Eerst wachtte ik een uur te vergeefs op Willy en Elly. Toen speelde ze Mozart in de solistenkamer van 't Concertgebouw. Daarna at ik met hen en ging toen met de Stuten's naar Mahler. De lieve Clara, haar vader, tante en een vriend van haar broer, Max Schuurman. De broer lag ziek en ik bezocht hem aan zijn bed. De muziek was werkelijk een nieuwe verheffing, zooals ik in de laatste jaren niet gevoeld had. In het tweede deel, de Faust, vond ik Schumann stellig oovertroffen. Vooral begin en slot. En de prachtige, eenzaam zingende viool, bij het koor der Engelen. Dat was geheel nieuw en grootsch. Een werkelijk getuigenis van een hooger waereld. Nooit heeft Wagner zoo iets gegeeven. ▫ En hoewel het publiek mij hinderde door onmiddellijk | |
[pagina 1231]
| |
los te barsten in gejuich en geklap, waar ze stil behoorden te blijven, zoo was ik toch geroerd door de groote, algemeene geestdrift, toen alle menschen opstonden en juichten. Het was een mooi oogenblik. Een van die zeldsame avonden van hoog en vuurig gemeenschappelijk leeven. Van morgen met Sinclair gepraat. Hij is klein, weinig imposant, spreekt ook leelijk Amerikaansch. Maar hij heeft het goedige, eedelmoedige, bescheidene dat mij aantrekt. Geweldige plannen vervulden mij onder de muziek. De gedachten, die als onderbouw dienen zijn grootsch en waar. Maar het kon alles nieuwer zijn. Er is nog te veel ooverleevering en conventie in. De wijsheid kon vaster, moderner, weetenschappelijker zijn. ▫ O, is het niet te laat? Mahler is dood en ik word oud. En ik voel dat ik toch de motieven zou kunnen geeven voor zulk een werk, die voor nieuwe eeuwen kunnen dienen. | |
maandag 18 maartKoel, winderig/ guur. ▫ Een week lang met Sinclair verkeerd, en muziek gehoord van Elly Ney. ▫ Ik houd van den man. Hij is de kinderlijke mensch, waarmee ik graag omga. Vol vuur en liefde en daden dorst, en toch altijd geneigd te leeren, zonder eigenwaan. Hardnekkig, maar elke teegenspraak verdragend met den humor die in den strijd gemeenschap geeft. ▫ Elly de forsche, gansch in haar werk opgaande kunstenares. ▫ Mooi was haar Beethoven gezicht met de diepe, trotsche expressie, de lippen vooruitgestuuwd, de oogen half geslooten, als ze speelt. ▫ Sinclair mist het aesthetische, hij merkt vizueel niets op, schilderijen spreeken weinig tot hem. Maar hij heeft een groote scheppende vruchtbaarheid in 't bedenken van situaties en verwikkeling. Hij is eigenlijk vooral dramaticus. Toen hij weg was, met Elly en Willy naar Londen, zakte ik in en werd zeer neerslachtig. Toen moest ik spreeken in Zaandam, en zie! daar sprak ik zoo goed, zoo vrij en krachtig als nooit te vooren. Een volle zaal en een diepen indruk. De omgang met Sinclair deed mij goed, wekte mij op tot meer zelfbeheersching. Nu lijd ik weer heevig onder de loodzware verplichting van hetgeen ik te doen heb. Ik weet het goed genoeg, maar het gaat zoo langsaam, ik ben zwak en traag, en vooral: de situatie ontbreekt me, waarin ik vrij en werkdadig zou kunnen handelen. Ik moet niet alleen iets geweldigs verrichten, | |
[pagina 1232]
| |
maar ik moet daartoe eerst ook anderen tot de oovertuiging brengen dat het noodig is dat ik dat doe, en dat ze mij daartoe vrijheid moeten geeven en steun. | |
dinsdag 19 maartDiepe schaduw. Vooral door het drukkende gevoel van geldzorg. Het is mij nu alsof ik daar wel nooit meer uitkom. Ik voel de teegenwerking alom, en de kleine verligting die ik verwacht, blijft uit. De post brengt weer niets van datgeen waarnaar ik uitkijk. De kroosjes bloeien prachtig. Alles is vroeg. Ik lees het tweede deel van Gibbon's Decline and Fall en ik schrijf aan het tweede deel van Sirius. Langsaam. Het drama is weer op den achtergrond. | |
vrijdag 22 maartRuuw Maartweer. ▫ Eergisteren hoorde ik de Matthaeus-passion in de Bavo-kerk te Haarlem. Dit worden nu de jaarlijksche godsdienst oefeningen, waar ieder komt. De kerk was stampvol. Dit voldoet aan de wijdingsbegeerte der Hollanders. Het was waarlijk stichtelijk en verheffend. ▫ Maar ik bemerk dan des te meer, hoe de text van het gezang soms geheel primitief en kinderachtig is en hoe Bach's melodieën veel wijzer zijn dan de woorden. ▫ Men zingt een gestorven God niet toe: ‘ruhe sanft!’ De onbestaanbaarheid van de historische Jezusfiguur wordt er des te duidelijker door. De naïeve en zelfs malle text der choralen brengt dat des te eer aan 't licht. ▫ Bij Mahler is dit contrast veel minder scherp. Ik dacht over een hoofdstuk: ‘De dichter en de muziek’ voor mijn boek. | |
dinsdag 26 maartEvertje heeden twee jaar. Gister was ik bij Paul. Het ging hem niet goed. Hooge koorts en geen eetlust. Hij zag er niet zoo slecht uit. Ik vond hem mooi, met zijn zwarte baardje. Ik had hem nooit zoo mooi gevonden. Hij was moedeloos, maar blij dat we kwamen, en sprak veel. Ik was bedroefd en wist niet wat te doen. Hans was met me mee. ▫ Er was een andere patiënt, een dame die gevraagd had of ik bij haar wilde komen en dat bezoek ontroerde me zeer. Een menschje met leelijk uiterlijk, ziek en op, - maar met een heerlijk | |
[pagina 1233]
| |
geestelijk leeven. Ze sprak zoo oprecht en eenvoudig met me, en noemde me ‘lieve, groote meester’. Ik had veel werk mij goed te houden, want het ontroert als een ander ons zoo liefderijk en mooi ziet. Ik zei haar dat er toch veel menschen waren die van me hielden, en ik dacht aan mijn lieve vrouw, en mijn moeder. ‘Maar alle menschen moesten veel van u houden’ zei ze. Er was ook iets heerlijks in van haar te hooren dat ze geheel leefde in 't génerzijds, in de toekomst, en zoo weinig meer voelde voor 't leeven hier. ‘Stralend en mooi en heerlijk’ noemde ze die toekomst, en ze meende het. Hoe verkwikkend is dat geloof van een eenvoudige ziel. Ik was moe en droef, na de lange vietstocht, maar sliep heerlijk. Ik las in een brief van Hilde Wiecke, dat haar Vader een ‘Emile Verhaeren’ avond gegeeven had, en ik voelde iets als spijt. Ik houd niet van Emile Verhaeren, en ik was er door teleurgesteld. Thuis was ook niets wat me opwekte. Vandaag is 't zoele lente, en ik ben traag en droevig. | |
vrijdag 29 maartHet gaat mij bitter slecht, en mijn leed is zoo drukkend dat het geen uiting vindt in creatie. En toch voel ik nu en dan korte scheemeringen van groot geluk, en het leeven der plannen in mij. Maar alles stemt mij weemoedig, het denken aan mijn jeugd, mijn oude boeken. De dagen vliegen om en er komt geen verligting. Frans Meyer was bij mij, op zijn reis terug uit Centraal-Azië. Hij liet mij zijn collectie foto's zien en zat den ganschen avond te praten. Uiterst interessant. Mijn droomen zijn vol subtiele gedachten, maar mijn werk vlot niet. Geldzorgen, Paul, ... ▫ Ach, te denken dat ik met niemand zou willen ruilen, en toch zoo ellendig ben. Welk een waereld! ▫ Laat ge mij los, mijn God, trekken uw handen zich van mij af? (Toen ik dit schreef stierf Lady Welby!). | |
zaterdag 30 maartGuur en storm. ▫ Ik werd langsamerhand beeter. 's Avonds schreef ik de gedichtjes van Sirius en dat gaf troost. Ik had ze den voorigen nacht gehoord, maar in de diepe schaduw waren ze verdweenen. Alleen dat fijne subtiele werk, dat uit mijn diepste zelf schijnt te koomen, bevreedigt me nu. Ik voel nu toch dat het werk tot stand komt. | |
[pagina 1234]
| |
Sinclair schreef dat hij aan 't werk is, midden in den strijd, en meedoet aan de Syndicalist. ▫ Ik verheug mij er op bij hem te koomen, en weer in dien strijd te geraken. Dat alleen kan me redden. Dit fijne schrijfwerk, en de groote strijd voor de nieuwe menschheid. | |
maandag 1 aprilVrijdag, toen ik zoo diep ellendig was is Lady Welby gestorven. Zij stierf om twee uur. Daarna kwam ook bij mij weer de zielsrust en de troost. Zij heeft haar taak gedaan en is afgeroepen. Ik verlies bijna het liefste wat ik op de waereld had, mijn geestelijke moeder. De waereld verliest. | |
vrijdag 5 aprilLonden, Adelphi Hotel. ▫ Dit zal wel het begin zijn van een derde Londensche periode. De eerste van 1876-1900, met de Molony's de S.P.R. Lloyd Tuckey en Myers, de tweede van 1900 tot 1912 Lady Welby. Op mijn verjaardag was mijn moeder bij me en Giza, 's avonds kwamen Hans en Martha. Het was alles vroolijk, hoewel de schaduw niet weg was. Ik kreeg portretjes van mijn lieve kinderen, en bloemen van Martha, en boeken (Plutarchus, en Persian Mystics). Er was vooruitgang in mijn populariteit, ik kreeg 12 brieven, op mijn 50e maar één. Als ik maar eerst 100 jaar ben, dan begint het. Gisteren een wandeling met Martha/ Hans en Jani Holst oover de meent naar het polderhuis. Ik was gedeprimeerd door de aanstaande reis. 's Avonds aan boord, toen het schip niet weg kon, weegens de harde wind, was ik weer nerveus. Maar het viel mee, ik had een vrij goeden nacht en ben nu blij in Engeland te zijn. Een eenvoudig hotel, midden in de Stad (Adelphi Strand). | |
zaterdag 6 april't Gaat goed. Gister avond had ik sterk het droeve gevoel van de verdweenen glorie van Lady Welby's sfeer, haar huis, haar beschaving, haar kring, de fijne, aristocratische waereld, waarin ik mij altijd zoo gaarne bewoog, al was het maar voor een korten tijd. In contrast daarmee zagen | |
[pagina 1235]
| |
we de proleten van Hampstead Heath, een treurige massa, leelijk, vulgair, gedegenereerd - en des te treuriger om hun braafheid en fatsoenlijkheid. We lunchten met Lee en zijn vrouw. Hij leidt een literaten-leeven in Clifford Inn, bij de schaduwen van Dr Johnson en Pope. Hij schrijft een boek ‘Crowds’. Ik vond hem dezelfde fijne, beminnelijke geest en zijn werk belangrijk, - maar ik voel niet zoo op mijn gemak met hem als met Sinclair. Ik kon ook merken dat hij 't mij wat kwalijk nam dat ik Sinclair zoo hoog stel. Hij vindt dat ik hem overschat. ▫ Maar ik vind meer warmte, meer eedelmoed, meer liefde bij Sinclair. Ik voel broederlijk met hem. Lee is veel koeler, zelf-ingenoomener. Vervuld van zijn eigen strijd. Terug gekomen van Hampstead vonden we Sinclair en mrs Wilshire in 't hotel. Daar dronken we met hen thee, en gingen weer mee naar Hampstead bij Wilshire voor 't avond-eeten. Het was er echt prettig, eenvoudig en hartelijk. Een lief kind, dat mijn hart stal, en mij verraste door twee innige kussen, in een impuls. Een jongetje was het van vijf jaar. Logan. Zijn vader, Gailord Wilshire is een Engelsch-Amerikaan, socialistisch uitgeever. Er was ook een Hongaar, Odon Por, die meewerkt aan de Syndicalist. En nog een paar Engelschen. Wij praatten veel en ik was opgewekt en niet moe. Van morgen schreef ik een artikel voor de Syndicalist. Ik bezocht ook Lloyd Tuckey. Het is mooi weer, en Londen was aangenaam bedrijvig. | |
maandag 8 aprilGister een goede namiddag in Hampstead bij de Wilshire's. Aanweezig waren G.S. Lee, Sinclair, de Hongaren Por en Sachse, het M.P. Gwynn, van de Iersche partij, een mrs Dearmar, een Italiaan Marcus Beccadille, en nog eenige Engelschen. De voornaamste conversatie was tusschen Lee en Sinclair, juist mijn bedoeling. Het waren de hersenen der menschheid | |
[pagina 1236]
| |
in vollen arbeid. Er was meer verstandhouding dan ik verwachtte en de geest van Lady Welby was oover ons. Een allerliefste scène was het, toen het kind, de vijfjarige Logan in volle ernst ons allen beurtelings om hulp vroeg, voor 't geval dat men zijn moeder in de gevangenis zou brengen. Een voor een ondervroeg hij ons, Lee het langst, wat hij in dat geval zou moeten doen. Lee antwoordde geestig en beminnelijk, naar zijn aard, het heele gezelschap hoorde toe. Maar het kind bleef doorvragen, onbevreedigd. Eindelijk kwam hij ook bij mij, en ik wist niet beeter te zeggen dan dit, dat als het zoover kwam hij maar bij mij moest koomen en dat ik dan met hem naar de kooningin zou gaan. ▫ Later, toen hij naar bed ging, zei hij tot zijn moeder, dat er maar één was geweest die hem bevreedigd had en dat was Dr van Eeden, want die had gezegd dat hij zelf mee zou gaan. ▫ Zijn moeder vertelde ook dat de kleine man eens, op de Kindergarten uit eigen beweeging een reede had gehouden teegen de andere kinderen, omdat men hen gevraagd had gebrooken speelgoed mee te brengen voor arme kinderen. Hij vond het schandelijk arme kinderen gebrooken speelgoed te geeven. Waarom mochten ze niet eeven goed nieuw speelgoed hebben als de andere kinderen? ▫ Het kind trof mij door die vuurige ernstige geest. | |
9 aprilIk begin een flaauwen scheemer te zien van wat het weezen van krankzinnigheid is. Het hangt samen met het verschijnsel dat kinderen doofstom worden door doofheid voor hun zévende jaar, en niet van zien droomen als ze voor hun zévende blind worden. ▫ Er ontstaat dus een samenhang teegen het zévende jaar, een aaneengroeien. En zulk een samenhang wordt op ouder leeftijd weer losser, of liever, een andere samenhang begint los te worden, tusschen soma en psyche, terwijl die eerste blijft. Het psychisch lijf is dan overweegend geworden en krijgt meer en meer zelfstandigheid. Maar is dan ook veel eer in gevaar ontijdig van het lichaam te worden afgescheurd, en dat is de waanzin. ▫ De waanzin is een toestand die veel overeenkomst moet hebben met die na den dood. Er moet dan echter een reïntegratie plaats vinden, die bij 't leeven onmoogelijk is. De psyche kan zich niet voldoende losmaken, het is als een onvolkomen partus, met verscheuring van fijne weefsels, waar een zuiver loslaten was bedoeld. ▫ De waanzin is een gedeeltelijk onderheevig zijn aan somatische werkingen, zonder voldoende verband. | |
[pagina 1237]
| |
woensdag 10 aprilGisteren met Sinclair den uitgeever Heinemann en de agentuur Perris & Cassenove bezocht, met veel succes. ▫ Lang met Sinclair gepraat, samen met hem geluncht, en een theepartij in de Sesame-club gehad, waar een aantal suffragettes bijeen waren, dames-docters en Lloyd Tuckey. ▫ Ik voel heel intiem met Sinclair. Hij is een wonderlijk mensch, maar ik moet van hem houden. Hij beweegt zich verbazend gemakkelijk, en is volkoomen natuurlijk in alles, ongegeneerd, vrij, oopen, oprecht. Niet altijd taktvol, soms vreemd-onbevattelijk en stijfhoofdig, een moralist en toch niet zonder vreemde moreele defecten. 'S avonds soupeerde ik met Joopje in een chic restaurant in Piccadilly, Joop vond het prettig, maar ik niet en ik droomde slecht. Echte waanzin. waarin ik heftig deed. ▫ Joop heeft ook demonische bezoekingen, soms ooverdag. De doofpot met drie pootjes, de hand die ‘spits’ doet, de cel met ronde hoeken, de lange man, die is het ergste. ▫ De desintegratie van den droom in wakenden toestand, ziedaar waanzin: Of de demonen er al of niet een rol in speelen kan onbeslist blijven. | |
vrijdag 12 aprilKoel, goed, zonnig weer. ▫ Woensdag gewerkt, lunch met Joopie bij Selfridge. Tea bij Lee met Zangwill, dien ik oud vond. Een zachte, stille man - hoewel hij niet ouder is dan ik, zonder leevendigheid of energie. Het verwonderde mij dat zulk een man nog drama's kon schrijven. Daarna met Sinclair bij mrs Brookes, de ‘Ranee of Serawak’ met een aantal suffragettes, en een conservatieve Engelschman. Ook de vrouw van Havelock Ellis, die mij de hand drukte voor Deeps of Deliverance. 'S avonds zag ik ‘Kipps’ van H.G. Wells, een aardige comedie voor Engelschen, maar zonder iets dieps of aangrijpends er in. Tamelijk banaal. Goed gespeeld. Half twaalf thuis! Donderdag gingen Joop en ik naar Brighton en aten bij Kropotkin. Hij was opgewekt en zag er goed uit. Sacha was er ook, met haar echtgenoot, Lebedeff. ▫ 'S middags kwam ook een Hongaar Zsomber de Szasz met zijn vrouw. De vrouw een charmant persoontje dat Hollandsch las. ▫ Wij praatten veel, en ik vond Kr. natuurlijk onveranderd materialistisch, tamelijk scherp en bitter tegen Bergson en de S.P.R. ▫ Sacha was pittig en leevendig en zag er fijn aristocratisch en lief uit. | |
[pagina 1238]
| |
Brighton en de zee was fraai en licht, zonnig en frisch. Ik was rustig en tevreeden. Vandaag, Vrijdag, zag ik Harrow weer en Duneaves, het lieve huis. De drie hondjes kenden mij nog. Ik was zeer geroerd, de tuin vol bloemen. ▫ Mrs Cust was er, mager en bleek, nu gelijkend op haar moeder. Sir Charles zag rood, en was matig hartelijk. Het huis wordt verkocht. Ik voel zeer kalm en opgewekt. Innerlijk rustig. | |
maandag 15 aprilVrijdag avond feestmaal ter eere van Sinclair. Zangwill presideerde en Tom Mann was er ook. Een ferme/ typisch joviale en hartelijke spreeker met een prettig, steevig voorkoomen. Ook zijn vrouw maakte een zeer aangename indruk. Ooverigens was het aardig en rumoerig. Maar ik was blij dat ik in de oppositie was. Mijn reede was vrij goed, maar had beeter kunnen eindigen. Sinclair zelf sprak naar zijn aard, met eerlijke bedoeling, wat onsamenhangend. Zaterdag een lange namiddag bij de Wilshires terwijl Joop Reading-jail bezocht. 's Morgens geïnterviewd, door Atkinson. Gister, Zondag, eerst met Lee geluncht, die moe was, en tobde oover zijn boek. Daarna naar Harrow, een prettiger bezoek dan 't voorige, omdat de jonge Lady Welby er was en miss Carter. En Joopje was er ook bij en ze vroegen ons beiden om op Denton te koomen. Ik nam afscheid van het lieve huis, het was een mooie, stille lentedag. Misschien kom ik later toch nog op Denton. 'S avonds was ik bij Line, de flinke, knappe Kaapsche nicht, die mij hartelijk ontving. 's Nachts had ik de droom waarin ik zeer ernstig bidden kon en om vergeeving smeekte. | |
zondag 21 aprilHeerlijk zoomerweer. Alles bloeit en groent. ▫ Een overstelpend drukke tijd. Met Sinclair - brother Uppy - terug uit Londen. Zijn plannen om hier te woonen. Verder de plannen voor Lioba, de IJsbrandopvoering in Frankfurt, de beraamde reis naar Berlijn, de ‘International League’, de toestand van Paul, een artikel voor de Pionier, voor de Independent, voor IJsbrand - daardoorheen de diepe impressie van de Titanic-ramp. Ik ben echter gezond en voel mij opgewekt en rustig. Het ergste is de onzeekerheid omtrent Paul. | |
[pagina *55]
| |
61 E. Duse
| |
[pagina *56]
| |
62 Julia Culp
| |
[pagina 1239]
| |
donderdag 25 aprilNikolas-see. Diep weemoedig bij 't vertrek, de gedachte aan Paul, aan Martha, aan het wegzijn van Walden - alles stemde mij eeven droevig, en was vol fijne, teere smarten. De reis was spoedig om, ik las ‘Awakening’ een boekje waarin ik echtheid speurde. En de Perzische mystieker Jalála'd Din Rumi. ▫ Nu nog, na een goeden nacht, ben ik vol pijnen. Het samentreffen van de Gutkinds en Sinclair beantwoordde ooverigens volkoomen. Van morgen kwamen de zusjes Julia en Bep Culp hier aan. | |
zaterdag 27 aprilPrachtig weer. Ik ben wel beeter, maar nog altijd week en droevig. Gisteren de leelijke brief van G.B. Shaw aan Sinclair waarin hij hem brutaal bespot. Ik was verontwaardigd en herkende den diabolischen kant van Shaw, die ook uitkomt in zijn schrijven over Tolstoi. Ook een vinnige kritiek in the Call over Happy Humanity, echt sociaal-democratisch. Gutkinds plan van een waereld-reis kreeg vorm enleeven, onder 't bespreeken met Sinclair. Maar het bezwaar is dat het misschien twee of drie jaren van ons leeven vraagt. De International League van Sinclair zou er eerst moeten zijn. Have you no sense of proportions? vroeg Shaw. ▫ Dat is het juist, er zijn proporties zooals de meenigte ze meet, en er zijn er zooals de enkelen ze meeten. In ons wisselen die afmeetingen soms, al naar mate we introspectief zijn, of letten op het oordeel der meenigte. We zagen gisteren ook de Sezession, het toppunt van verwarring en verwildering. | |
maandag 29 aprilGuur. ▫ Een zeer bizondere toestand. Sinclair en Gutkind staan in hun eigenaardigheden teegenover elkaar en geen van twee geeft toe, en toch blijven ze goede en vertrouwelijke vrienden. Uiterst leerrijk. Gisteren was hier eerst Oppenheimer, de sterke, schrandere, geleerde jood. 's Middags kwam Kautsky, met zijn vrouw, en zijn trawanten Hilferdink redacteur van de Vorwärts, en Eckstein, redacteur van de Neue Zeit. ▫ Dus de gansche generale staf van het Sociaal-democratische leeger. En het | |
[pagina 1240]
| |
kwam mij voor als een kind op een locomotief. Kautsky een timiede, onbeduidend professortje, de beide anderen derde rangs journalisten. Deeze zullen de vier millioen kiezers den weg wijzen! Het was bijna potsierlijk. Maar Sinclair bleef trouw. Hij heeft een groot hart. Zijn kritisch verstand is zwak, en Gutkind doet wanhoopige poogingen, zonder resultaat. Maar men kan geen vijanden met hem worden. | |
dinsdag 30 aprilGisteren was ik met Sinclair in den Rijksdag en sprak met de Sociaaldemocraten, Südekum, Liebknecht, Ledebour e.a. Des avonds kwamen bij ons Adolf Otto en zijn vrouw, de lieve Francisca, en Gutkinds broer Erwin. Daarna een treffende scène. Gutkind die diep-bezorgd en bedroefd was omdat het hem scheen dat we niet verder waren gekomen, Sinclair die een alleraardigste en beminnelijke reede hield en zijn houding verklaarde, vermoeid en afgetobd als hij was na zijn ondervindingen in Amerika. Daarna volgde een innige verzoening. Van morgen was ik bij Ehbock, en Sinclair de Gutkinds en ik zagen de schilderijen, in 't Kaiser Friedrich Museum. Vooral voor de oud-Italiaansche busten praatten wij veel. ▫ Ook de roof van Proserpina door Rembrandt zag ik ditmaal voor 't eerst met vol besef. Een verwonderlijke schepping, geweldige menging van vizioen en realisme. | |
woensdag 1 meiGister middag wandelden wij, Sinclair en de Gutkinds, en Sinclair vertelde het plan voor zijn nieuwe boek. Dit kan nu een groot werk worden. ▫ De moeder met het blinde dochtertje, het gelukkige natuurlijke huuwelijk, verbrooken door de gedégenereerde wettige echtgenoot, die de wet op zijn hand heeft. Als hij nu maar artistiek wil werken. 's Avonds waren wij bij de familie Stock, de sociaal-democraten, waar drie leeden van den rijksdag waren, Göre, de geweezen geestelijke, Gradenau, de Dresdener journalist, David, de Agrar-ekonoom. Er ontwikkelde zich een lange interessante discussie, waarin de Kantiaan monist David deerlijk verslagen werd, vooral door Gutkind. ▫ Upton was joolig als een jongen en speelde krijgertje met Lucy Gutkind aan 't station. Het was een vroolijke partij, en we zijn innig verbroederd. | |
[pagina 1241]
| |
vrijdag 3 meiWoensdag avond kwam Buber en sprak den ganschen avond over de diepste dingen. Hij was vrijer en intiemer dan tevooren en gaf zich geheel. Om twaalf uur toen Buber aan 't spreeken was klonk op eenmaal een akelige jammerkreet door 't huis, en het gezicht van Lucy was allersmartelijkst om aan te zien. Het geluid kwam van uit 't portaal, en twee van ons hoorden het niet. Maar Lucy schrok zoo dat ze bijna bezwijmde. Ik dacht onmiddellijk: daar sterft iemand. En ik zei dat den volgenden morgen aan 't ontbijt. En wat later kwam het bericht dat een oom van Gutkind dien nacht gestorven was. Gisteren lunchten wij in de Automibil-Club als gasten van Walther Rathenau/ de jonge millionnair die ‘zur Kritik der Zeit’ schreef. Ik kende het boek en las het met veel genoegen, daardoor vlotte het gesprek zeer. Rathenau is een zeer inneemend jong mensch, voornaam in zijn doen en spreeken. Een jood, maar zeer fijn beschaafd. Hij sprak bijna twee uur onophoudelijk, en Oppenheimer, die er ook was, verdween er haast bij. Upton en Erich en ik/ wij amuseerden ons heimelijk om de luxe en de malle dingen van de Kaiserliche Automobil-Club, de statige kellners, de duure schotels, de kievitseieren en de peren van vijf mark het stuk. ▫ Upton kan zooiets niet verdragen, Gutkind en ik amuseeren ons. Maar ik kon niet nalaten Rathenau interessant en beminnelijk te vinden. Een prachtig zakenman en een fijn filosoof en een warm hartelijk mensch. Gister avond waren we weer vroolijk en uitgelaten als kinderen. We hadden nog koffie bij Südekum het S.D. parlementslid in Zehlendorf. En we wandelden prachtig door 't bosch, terwijl Upton zijn Liga-plan uiteenzette. O! dit is toch een groot geluk, meer dan ik verwachten durfde, deze vriendschap, vol groote plannen en idealen, vol warme liefde, vol geest en geestdrift. Zuiver en eenvoudig - zonder iets van de grofheeden en trivialiteiten van de groepen uit mijn jeugd. Ja, dit is het geestesleeven waarnaar ik verlangde als jongen, en dat in Holland niet te bereiken was! | |
[pagina 1242]
| |
frisch en ik voel mij frisch en sterk en rustig. ▫ Ik zou het de Frankfurter extase kunnen noemen. Er is een climax in mijn leeven. Het gaat wel zooals ik voorvoelde en wilde. Even memoreeren: Vrijdag avond reisde ik naar Dresden, Sinclair naar Ilsenburg. Wij namen hartelijk afscheid. Ik sliep in Dresden en had Ella Dusil gewaarschuwd maar ze kwam niet. Den volgenden dag reisde ik met de goede Paul Wiecke, vond hem overspannen. ▫ Ella Geldmacher was aan 't station. Wiecke at bij ons. Paul Geldmacher speelde. Zondag morgen repetities. Daarna de heerlijke bloemen in den Palmengarten. 's Middags thuis gebleeven. Paul naar de Taunus. 's Avonds wandeling naar Sachsenhausen, terug door 't bosch. Kermis. Maandag weer repetitie, bij 't middagmaal Willy en Elly. Litszt gehoord, die Elly speelde omdat ze rijnwijn gedronken had. 's Avonds IJsbrand, daarna souper in 't Frankfurter Hof. Dinsdag naar Homburg, wandeling door 't bosch, aan 't Kurhaus gezeeten naar de muziek geluisterd. Wiecke omhelsde me bij zijn vertrek. Bij de Geldmachers zeggen wij ‘du’ eeven als bij de Gutkinds nu. Dinsdag avond om half één vertrokken uit het dierbare huis. Ella ging in een donkere kamer en ik hoorde haar schreien. 'S avonds nog gesoupeerd bij Dr Heinrich Simon, redacteur van de Frankf. Z. met het Engelsch-russische echtpaar Wrench. Thuis de berichten oover mijn Paul droevig. Maar vrouw en kinnies lief en dierbaar. Een gelukkig weederzien. | |
dinsdag 14 meiZonnige Mei. ▫ Reeds een week sints ik met Ella picnicte in het Homburger bosch, en wij onze broodjes aan de boomen hingen omdat wij zelf niet eeten konden. ▫ Ik ben versterkt, verfrischt, geheel jong geworden. De schaduw is weg. Ik schrijf mijn stuk oover Heldentum und neue Liebe. Ik ben een nieuw mensch geworden. Gaat goed! Gaat goed! De nachtegaal zingt voor het raam van mijn hut. Walden ziet frisch groen en ik voel er mij gelukkig. Ik heb geen geld, maar ik ben niet bang. Ella schrijft bijna elken dag. Ik voel niets wat mij beklemt of waarvoor ik mij zou behoeven te schamen. | |
[pagina 1243]
| |
zondag 19 meiZacht, stil meiweer. ▫ Ik wandelde met mijn vrouw en de kindertjes. Een oovervloed van blaauwe Veronica. Ik ben de laatste dagen zeer rustig en vreedig. Ella schrijft lange, vertrouwelijke brieven. Het is een mooie tijd. Gister was ik met Valerie en haar zoontje in Artis. Ze waren zoo blij en dankbaar. Upton heeft een huisje bij Hilversum/ een lieflijk, idyllisch oord. Gisteren bracht ik hem en zijn zoontje David er heen. ▫ Door den omgang met hem, door zijn opmerkingen, bespeur ik mijn eigen eigenaardigheeden. Ik ben altijd geneigd tot observatie, tot het genieten van fijne schoonheeden om mij heen, tot het bewonderen van bloemen, het luisteren naar voogels. Upton gaat aan al die dingen voorbij, vervuld van leevenszorgen en alleen geïnteresseerd door menschen, door gezondheidsvragen, door sociale en politieke gebeurtenissen. Donderdag waren wij bij Mevrouw V. en aan zee, op een koude, natte stormdag. De zee schuimde tot aan de duinen. We dronken thee bij de rijke Borchards-Ettie en hoorden muziek van een jong meisje Nesenberend, die mij ongewoon voorkwam voor een 22-jarige. ▫ Ik ging meer en meer van mevrouw V. houden, - misschien kunnen we in den nazoomer weer op Bergen koomen. Ella stuurde mij verzen van Falke, die ik mooi vond. Het werk van Peter Altenberg beviel mij minder. Te gemaniereerd. | |
maandag 20 meiZacht, regenachtig. Gister bezocht ik Uppie op Nieuwenoord en we lagen in de zon en praatten. Ik las 's avonds Rathenau's Reflexionen. Mijn artikel is bij de Frankfurter Zeitung. Zou het geplaatst worden? Ik verlang te schrijven. Ik zou niet gelukkiger kunnen zijn dan nu, als ik nu nog maar een mooi vers-drama kon schrijven. Maar ik maak eerst de Legende geheel af. Ik begin in Doorn en ga gereegeld door! | |
[pagina 1244]
| |
wij nog verder kunnen doen. Hij gaat beslist achteruit. En ik verwijt mezelf dat ik hem hier gebracht heb. Als ik hem in 't najaar naar Zwitserland had gebracht was hij gered. Ik was eergister bij Parsifal. Voor de derde maal. Ik had een flesch wijn gedronken en vond toen de eerste acte indrukwekkend. Bij de tweede was de alcoholische sentimentaliteit al voorbij en ik vond het zooals altijd, een grove aanstellerij. Er is niets echts in. Het is leege muziek, leege symboliek en leege decoratie. Bedacht, gewild, opgezet. Componistische virtuoziteit. Ik kreeg een brief van Ella die mij diep roerde, en een mooi portretje. Ik kreeg ook een brief van Walther Rathenau. | |
donderdag 23 meiDoorn. Het is hier prettig. Ik geniet van het rustige leeven, van het gezelschap van mijn lieve vrouw, van het bosch en de voogels en de lente. ▫ Maar het schrijven gaat langsaam en bevreedigt me nog niet. Er is iets stroefs in me, - en ik kan alleen goed werken als het zeer gemakkelijk gaat. Zou het nog ooit zoo vlot gaan als vroeger wel? Ik heb veel belangrijker dingen te zeggen, maar het stokt veel meer, en soms schijnt het alles weg. | |
[pagina 1245]
| |
donderdag 30 meiDe Zoomer is terug. Met Paul gaat het op en neer, en daarmee mijn stemming. Ik reed Maandag naar Ingen in de Betuwe, oover Amerongen en Eckerwiel. Ik zag de Kasteelen Zuylestein en Amerongen, - voer oover den Rijn, dronk thee in Eckerwiel bij kennissen van Holdert. Een oud groot huis, met mooien tuin. Weelderig, vruchtbaar land. Dinsdag wandelde ik met Martha over Moersbergen naar Neerlangbroek langs de oude Kasteelen Hinderstein en Rhodenstein, langs Lunenburg en Sandenburg. Het weer was beeter en wij vonden het land prachtig en interessant. Woensdag deed ik een groote fietstocht naar de Veluwe. Het was nog koud, het land grootsch en eenzaam. Eerst schrikt het af, later vond ik prettig het gedaan te hebben. Ik fietste wel 20 K.M. per uur. Maarn. Bezoek bij Deelerwoud en Kees Verster. Ik lees Lafcadio Hearn. Gister kwam professor van der Wijck mij opzoeken - en ik beantwoordde zijn bezoek dadelijk met Truida. Muziekliefhebbers die 't met me eens waren oover Wagner. Ook vrienden van Maarten Maartens. Sirius en Siderius is verscheenen. Het is zeeker leevendig en boeiend genoeg. Ik schreef het tweede hoofdstuk van het tweede deel hier af. | |
zaterdag 1 juniZoomerweer, onweer. ▫ Paul ziet er uit als Amfortas, zoo bleek, met de dunne zwarte baard. Maar mooier dan de opera-figuur. Onder invloed van zijn toestand ben ik zeer neerslachtig. Daarbij kwam vandaag nu nog het bericht dat de uitneemende zakenman die de bakkerij omhoog zou helpen, zich terugtrekt. Dat ontbreekt nog. Wat dan? Bezoek van tante de Ruyter de Wildt, die oover een boek sprak ‘Je maintiendrai’ dat Willem III en de Witt behandelt. Toen kwam op eens | |
[pagina 1246]
| |
weer mijn Jan de Witt drama booven. Ik voelde de oppositie: de nietscrupuleuze aristocraat, de drooge republikein - de felle strijd dier karakters - het domme volk onder hen. Ik werkte onder de veranda. Ik houd van Doorn, van de boschlaantjes naar 't postkantoor, de akkers, de hei - en de lieve herinneringen, de wandeltjes, de arme dierbare Paul, Ella's lieve brieven. O hoe is mijn hart hier bewoogen. | |
zondag 2 juniEen dag met buien van intensieve somberheid, waarin ik mij naauwelijks verroeren kon. De minste onhartelijkheid van mijn vrouw martelt mij dan, als met gloeiende naalden. Maar in die pijnen groeien soms mijn fantasieën prachtig uit. Doorn is voor mij een smartelijk-rijke waereld. Een doornkroon. | |
dinsdag 4 juniGister fietste ik naar Hilversum en zag Craig, Uppie's vrouw. Een lieve eenvoudige vrouw met donkerbruine oogen en rosblond haar - tot wie ik mij zeer aangetrokken voelde. Ik at en logeerde bij Martha, 's avonds bakkerij-vergadering. Van morgen weer in Doorn terug. Paul kalmer en met minder hooge temp. Lieve brief uit Camp a/Rh. die mij opwekte. Lafcadio Hearn maakt de merkwaardige opmerking dat de meest beschaafde Japanners, de meest verfijnde en door Westersche ideeën veranderde ook het minst bewaard hebben van het oude hoffelijke, ridderlijke en eedelmoedige Japansche karakter. Dat leeft alleen nog in de minder beschaafde binnenlanders. ▫ Iets soortgelijks zien wij bij ons in het vulgariseeren, het karakterloos worden van de meest gecivilizeerden in de groote steeden. ▫ Hier is een groot algemeen proces aan 't werk. De toeneemende mechaniseering verdooft de bloei van karakterschoonheid - omdat ze voorbereiding is voor een geheel nieuwe en algemeene schoonheid. | |
[pagina 1247]
| |
iets wat ik ignobel in hem vond. Het zal mij verwonderen hoe hij 't neemt. Ik haalde gister de kindertjes van Giza. Ze waren zoo bloeiend en zoo aardig. ▫ Hugo die een meneer, die hem aansprak met: ‘dag ventje, hoe heet je?’ antwoordde: ‘dag ventje! ik heet Piet!’. Ik bemerk dat mijn geloof sterker en klaarder wordt. Ik schreef het derde hoofdstuk van Sirius II, het gaat meer en meer leeven voor me. Ik zal nu ook voor de Frankfurter Zg schrijven. | |
zaterdag 8 juniLekker, frisch zoomerweer. ▫ Paul is gekoomen, zijn toestand is vrij wel, niet zonder hoop. Gister was ik bij Upton en schaamde mij weer oover mijn hardheid. Het is vreesselijk telkens weer door zichzelven bedroogen te worden. Te moeten denken: ‘nu doe ik goed en rechtvaardig’ en dan later met schaamte te voelen dat men verblind was, liefdeloos, onbillijk. ▫ Ik zou mij willen noemen: ‘het vrijwillig proef-konijntje des Heeren.’ ▫ Ik heb ook telkens droomen met diezelfde moeielijkheid, onmacht om woede of verontwaardiging te beheerschen. Het kan eenvoudig niet. Ik voel zoo duidelijk dat ik zonder hooger hulp niets waard ben. Maar als die hulp er ook is, behoefik niets te vreezen. Arme Uppie, hij noemde mijn brief: ‘the most terrible he ever got in his life. It was as if the world was full of only wild beasts.’ Hij is zenuwziek en weet dat niet en ik had het ook nog niet ontdekt. Ik was bij mevrouw Grothe Twiss om oover oopenlucht-spel te praten, met majoor de Witt. Ik voel echter niet onrustig. Ik zou niets liever dan nu hier gestadig dóór werken. De geldnood wordt echter dreigend. | |
woensdag 12 juniZoomerweer. ▫ De toestand is eeven dreigend en onrustig, maar de schaduuw is weg. Met Paul gaat het op en neer. Ik ben blij dat hij bij me is, en hij wordt zoo goed moogelijk verzorgd. Maar ik zie niet hoe het voortgaan moet, wat er gebeuren moet als de winter komt en hij is niet goed genoeg om te reizen. En ik zie absoluut geen licht in mijn geldelijke toestand. Ik leef van dag op dag. Ik schrijf een artikel voor de Frankfurter. Gisteren was ik in Muiderberg. | |
[pagina 1248]
| |
De zoomer is mooi, ik geniet van de bloemen, de roozen beginnen, en ik voel bevreedigd oover mijn werk, dat is het zeeker wat mij nu innerlijk rust geeft. Ik was bij een Lioba repetitie op Duin en Kruidberg, maar hield het niet uit. Ik zwom ook achter Uppi's wooning. Maar Uppi is de schok die ik hem gafnog niet te booven. | |
donderdag 13 juniDe schaduw is er weer. Mijn artikel is af. Maar hoe ik leeven moet zie ik niet. Een schamper stukje teegen mij bedierf het mij weer totaal. Dan zie ik niets als fouten, zwakheeden, mislukkingen, - mijn arme, zieke jongen, mijn verlooren geld, - mijn arme vrouw die ik zooveel bezwaren moet doen dragen - mijn domheeden en onbesuisdbeeden - mijn brooze lijf - mijn zwakheeden, - zelfs de goede Upton weer gegriefd en afgestooten, - alsof ik nooit wijzer word. | |
dinsdag 18 juniVenetië. ▫ De oovergang kon letterlijk niet grooter, niet scherper, niet opzettelijker zijn. Het is alsof mijn leiders het nu eindelijk niet meer noodig vinden hun bedoelingen te maskeeren, maar nu reegelrecht de zaken naar hun bedoeling in orde brengen. Uit de zwartste somberheid word ik plotseling, op de meest opvallende wijze hier in deze zonnige sprookjesstad verplaatst, in het gezelschap van de vrouw die meer dan iemand op de waereld aan mijn plannen en mijn missie verwant is - Eleonora Duse. 't Is of mij gezegd wordt, nu zullen we je eens duidelijk aan je taak herinneren. Op de meest onwaarschijnlijke manier komt deze episode uit de lucht vallen. De vreemde telegrammen, mijn antwoord dat ik alleen koomen kan als men mij geld stuurt. Mijn spijt dat ik niet toeschietelijker antwoordde. Mijn wantrouwen in de heele zaak. Toen de plotselinge zending van 400 | |
[pagina 1249]
| |
francs, nu moest ik wel gaan! ▫ Toen nog steeds mijn ongeloof en wantrouwen. Ik verwachtte er niets van, een gevaarlijke krankzinnige, of een doodelijk zieke. En toen gister avond de gondel die mij opwachtte aan 't station en de sprookjesachtige vaart door Venetië, middernacht, in de zwoele Juni-nacht, en het romantische verhaal van de verwikkeling der groote actrice waarin ik te hulp word geroepen - en dat volkoomen een kolfje naar mijn hand is, - een werk waar ik inderdaad precies voor bereekend ben, - geheel teegen al mijn sombere verwachtingen in. Van morgen het bezoek aan de heerlijke bloementuin, met Duse, Cordula Poletti en Etha Fles. De ontmoeting met Duse was terstond een innige beroering, een elkaar volkoomen verstaan, een terugvinden van een oude bekende. We zagen de Carpaccio's - doch ik was door het zien van zooveel groot werk in andere landen wat verwend. Het Venetiaansch coloriet vind ik wat grof - en de psychologie wat hard. En nu, na een lang gesprek met Duse, staat het ook vast voor me. Dit is de vrouw voor wie ik een stuk zal schrijven - ach! ach! geeve God dat het wordt zooals ik me denk! En Mariatti zal het vertalen - en ze zal uit haar inactiviteit treeden en de waereld nog weer eens doen sidderen en weenen. En te denken, dat ik jaren broed over dit stuk - en dat de naam Duse mij telkens voor den geest kwam als de eenige werkelijk nobele en groote actrice - en dat ik nu, bijna teegenstribbelend, voor haar word gebracht - en ik haar vind zoo goed als ik mij maar denken kon, en beeter. Vuurig, ernstig - verbitterd door de vulgariteit van de italiaansche theaterwaereld - moede van het leed dat de geniale, geweetenlooze d'Annunzio haar aandeed. Geen wonder nu mijn oude antipathie teegen dien man. Hier nu nog van toeval spreeken, kan geen mensch meer invallen. Deeze wijzing niet te verstaan zou schaapachtig dom zijn. | |
woensdag 19 juniDe omkeer begon al met het binnenstormen van de Uppies in mijn hut. Het was een hartelijke omarming en verzoening, die mijn hart verkwikte. De toestand van Paul was niet beeter. Mijn Collega Daelmans acht hem blijkbaar al verlooren. 't Eenige wat nu mij troosten kan is, dat hij het nergens beeter kan hebben dan nu bij mij. De goede verpleegster, de ruime kamer met veel licht en zon, de bloemen, het goede eeten. | |
[pagina 1250]
| |
In Milaan wandelde ik in het park, bewonderde de prachtige magnolia's, de ceeders, de cipressen. Ik maakte de opmerking hoe verbazend eenvormig nu de vrouwen oover de geheele waereld gekleed zijn. Precies de costuums van Amsterdam of Londen of Berlijn. Niets kenmerkends meer voor de verschillende naties. Bij Verona het enorme, weidsche koor van boomkikvorschen. Een geweldig ver uitgebreid geluid over het ruige donkere land. Het laatste eind van de Po-vlakte een vreemd, onaantrekkelijk, bijna angstig land - het ziet er uit als een ruige wildernis en is toch een oud cultuurland. De heuvels zijn zoo laag, en de boomen zoo klein - het gelijkt op een duinlandschap met veel struikgewas. Nooit vergeet ik de zonderlinge sensatie in de gondel. Ik met mijn zware zorgen en mijn somberheid, plotseling luisterend naar een vreemd verhaal, dat me half lachend verteld werd, van de homosexueele liefde van een jonge schrijfster voor Duse, waaronder beiden lijden, en waarin niemand raad weet. En daarbij de donkere Venetiaansche straatjes en bruggetjes, de enkele dwalers, de lichtjes en stemmen en stukken gezang - alles zoo onweezenlijk, zoo theaterachtig, zoo droomerig moogelijk. Het is een droomerige stad, goed als toevluchtsoord voor componisten en schrijvers, om iets af te maken. Maar een stad die mij zou drukken door de luiheid, het pret-leeven, de gemakkelijkheid, de luxe, - er is iets zeer zwoels en ongezonds in. Ik baadde gisteren aan het Lido, en praatte den ganschen middag met Cordula Poletti. Er is sprake van dat Duse een stuk van haar in Holland speelt. Zij kleedt zich als een heertje. Vrij ridicuul - maar ze heeft een sympathiek gezicht en een vuurig temperament. Haar positie is die van Else Otten, maar ze heeft een veel grooter poëtisch talent, veel meer kracht en fijnheid. Duse is een nobele imposante vrouw. Na Lady Welby de meest imposante vrouw die ik ken. Waardig in alles/ ook in kleeding. Eenvoudig en natuurlijk, geestig in haar spreeken, grenzenloos goedhartig en mild. ▫ Ze vertelde hoe ze eens speelde in Rosmersholm, en hoe het publiek plotseling begon te lachen op een ernstig moment, en hoe ze toen dacht: ‘er is zeeker weer een kat op het tooneel geloopen!’ Maar het was niet om een kat, maar omdat de menschen verstonden ‘leen me een paar van je brilleglazen’ (occhiale) in plaats van ‘leen me een paar van je idealen’. | |
[pagina 1251]
| |
vrijdag 21 juniEindelijk de oplossing van de intrigue. Een wonderbaar interessante maar ernstige en gevaarlijke ontwikkeling. Had ik minder voorzichtig en minder oprecht gehandeld, ik zou in de verschrikkelijkste situatie zijn gekoomen. Vooreerst bemerkte ik heel spoedig dat er bij Cordula Poletti geen sprake was van homosexualiteit, van morbiditeit of iets dergelijks. Ze is een mij uiterst sympathieke, oprechte, helder denkende persoon. Geniale dichteres, heldere kop, eedel, vast karakter. ▫ Toen ik dit wist nam ik Duse en Cordula te samen in mijn kamer, en vroeg naar de rol van Etha Fles. Etha Fles kwam aan de deur, maar ik zond haar weg. ▫ Toen bleek dat ze mij allerlei onwaarheden had opgedischt, dat ze mij er royaal had laten inloopen, dat ze met geweldige bedrijvigheid aan 't intrigeeren en bedisselen was geweest, en dat er hoegenaamd geen grond was voor al naar meededeelingen aan mij, oover de perversiteit van Cordula. ▫ Toen begon mij meer en meer een licht op te gaan. En ik besloot Etha door een zeer gereserveerde houding mijn vermoeden te laten voelen. De beide anderen deeden hetzelfde. Etha zat bij ons aan tafel - maar alsof ze er niet bij hoorde. Men zag aan haar gezicht dat ze begreep dat door mijn zelfstandig optreeden haar zaak verlooren was. Toen volgde een explicatie tusschen haar en mij waarbij ik haar onder 't oog bracht dat al haar verhalen door de anderen werden geloogenstraft. Toen zeide ze natuurlijk dat de beide anderen loogen of geloogen hadden. Ik zei dat ik geen reeden zag voor dat vermoeden. ▫ Uit de koele houding van Duse voelde nu Etha dat haar spel verraden was - en ze verklaarde dat ze weg wilde. Den volgenden dag (Donderdag) vertrok ze om vijf uur naar een ander pension. Onderwijl gingen Duse, Cordula en ik in de stad eeten, bleeven buiten 't hotel. Maar toen Duse van mij den vollen omvang van de machinatie had gehoord, de telegrammen had geleezen, en de afschuuwelijke insinuaties had gehoord/ toen ging ze, met mij, Etha in haar pension opzoeken. En dat gaf een scène om niet ligt te vergeeten. De groote tragedienne in volle waardigheid, ik zou zeggen in gewonde majesteit. Etha daarteegenoover half beduusd, half heftig, of geëxalteerd wanhoopig. ▫ Duse ontkende eenige autorisatie gegeeven te hebben om mij te roepen, om mij geld te belooven, of eenige aanleiding tot de vuile verdachtmakingen. Etha Fles beweerde dat Duse nu alles loog, en dat ze 't slachtoffer was van hysterische leugens. ‘Ik word gek!’ riep ze uit. Ik zweeg onder de | |
[pagina 1252]
| |
heele scène, maar ik had meelij met haar. Zonder een woord gezegd te hebben ging ik weer weg, met Duse. Maar nu kwam de pijnlijke situatie voor mij. Ik had gereisd en geleefd van Duse's geld, heelemaal zonder dat deeze zooiets bedoeld had. Ik had naauwelijks genoeg om mijn hotel te betalen en terug te reizen. Ik was des avonds vrij moedeloos en wanhoopig. ▫ Van morgen kwam Cordula bij me, en de hartelijkheid en gevoeligheid van dit oprechte weezen deeden mij innig goed. Toen gingen we naar Duse en op de allerfijnste, liefste manier maakte ze de zaak goed, met een gratie en een voornaamheid die mij dankbare tranen in de oogen bracht. Ze nam uit een brief twee klaver-vieren - en verdeelde die tusschen Cordula en mij, en wij kusten haar handen, en ik omhelsde haar tweemalen, en wij zwoeren elk aan 't werk te gaan voor onze kunst. ▫ De incubus was weg, verwonnen, en er bleef niets als een hartelijke verstandhouding, en een vrij, opgelucht gevoel. ▫ Ik reciteerde Hollandsche verzen en Cordula reciteerde Dante - en Duse beloofde alles te leezen wat ik haar van mijn werk zenden zou, en als het haar mooi leek, het ook te speelen. Ze is een waarachtige kunstenares. Hoe meer ik oover 't geval denk, hoe meer ik vrees dat Etha's uitroep ‘ik word gek!’ meer waar is dan ze denkt. De heele opzet was zoo ongeloofelijk grof, en moest zoo onvermijdelijk op een explicatie en een botsing uitloopen - dat een mensch met gezonde hersens zooiets niet bedenken zal. Maar had ze in plaats van mij, een of ander gewoon psychiater er in gehaald, dan hadden de gevolgen voor Duse en Cordula afschuwelijk kunnen zijn. Want die zou waarschijnlijk niet tot zulk een eedele verzoening zijn gekoomen, maar eenvoudig een groote reekening hebben gestuurd aan Etha, en het gevolg zou geweest zijn een proces, met al het daarbij hoorende schandaal. En wat dat zou beteekend hebben, met Duse als hoofdpersoon, en de perversiteitskwestie als attractie, dat is niet te ooverzien. Afschuwelijk! Ik vrees dat Etha aan beginnende hysterische waanzin lijdt. Vooral ook om het plezier waarmee ze allerlei lubrieke details beschreef en aanduidde - met een soort genoegelijk gelach. ▫ De fout van Duse was die van Lady Welby - te groote indulgentie aan een ambitieuze, drijverige natuur. Etha leende haar steeds geld, en handelde en trad op, - met den meesterachtigen ijver van een beschermster. Ze wilde Duse ‘van een vampyr bevrijden’ zei ze teegen mij. ▫ Maar in werkelijkheid begon ze zelf voor vampyr te speelen, en Duse liet haar te veel begaan. En haar positie van beschermster van zulk een beroemde vrouw voldeed haar onbewuste ambitie. | |
[pagina 1253]
| |
zondag 23 juniMünchen. Maar het schoonste van het wonder wat gebeurd is, was het slot. Na de heftige scène bij Etha was er een depressie op me gekoomen, en vooral omdat ik toch niet zoo geheel zeeker was of Etha wel zoo ongehoord kon liegen, of Duse soms toch eenige aanleiding kon gegeeven hebben. ▫ In die depressie zat ik op mijn kamer, en werd ik zoo verheugd door het zien binnenkoomen van de heldere, vaste eerlijke Cordula - met haar gevoelig hart. Die nam toen alle twijfel van me weg. Nu zag ik Duse weer in helder licht, in haar volle grootte. Maar nu ook moest ik wel tot de conclusie koomen dat Etha totaal ontoereekenbaar is geworden. En na dat doorbreeken van de waarheid was ik zóó verheugd dat toen ik, na 't dejeuner, ging baden op 't Lido - toen kwam plotseling het geheele drama dat zoolang in mijn hoofd rondwaarde, waaraan ik al zooveel maanden denk, in heldere conceptie voor me. Haastig schreef ik het plan op, in 't Fransch, omdat ik Fransch dacht. - En toen we weer bijeen waren voor 't middageeten, toen zette ik het geheele plan uiteen, voor Cordula en Duse - tot aan de slotwoorden ‘non dolet!’ ▫ En O die gewaarwording, toen ik hun beiden geestdriftig hoorde roepen ‘Brava! Brava! è belle! belle!’ ▫ Dat oovertreft alles wat ik in mijn leeven ondervond. Toen volgde het heerlijkste uur aan tafel, waarin wij alle drie eeven vroolijk, eeven leevendig, eeven vrij ons gaven - als oude, vertrouwde vrienden. ▫ En toen de roerende goedheid waarmee Duse mij als beschaamd en vleiend verzocht nog driehonderd Mark van haar aan te neemen - en dit, het liefste van alles, dat ze zelf alleen uitging en terugkwam beladen met pakjes met presentjes voor mijn kinderen, een kleine gondel, en nog meer speelgoed. Daaraan kan ik zonder tranen niet terug denken. We namen 's avonds afscheid, en ik voer nog eenmaal alleen in een gondel door de stad. Slapen deed ik zeer weinig, mijn geest was nog in sterke actie. Ik kan het alles nog naauwelijks gelooven, en dat ik het volbrengen zal! Gister avond weer terug koomend in Duitschland, in München, de banale Duitsche stad, het hotel, de biertuintjes - toen leek het andere weer zoo ver. ▫ Maar nu sliep ik zes uuren heerlijk, en ik ontwaakte met alles helder voor mijn geest en Duse's stem in mijn ooren, en ik voel me sterk en gezond en in staat het werk uit te voeren. Ik voel zelfs dat Duse, meer dan Lady Welby, een goede beschermster voor mij is, iets dat ik, nu ik naar Frankfort ga, niet heelemaal onnoodig zal hebben. Duse staat als kunstenares dichter bij mijn leeven dan Lady Welby. | |
[pagina 1254]
| |
Haar persoon werkt sterker - en de behoefte die men ondervindt om niets te doen dat onwaardig is, dat is het mooiste en belangrijkste effect van zulk een werking. Haar weezen is zoozeer in mij gedrongen, dat ik háár schaamte voel in mij, als ik iets zou doen waarvoor zij zich om mijnentwil zou schamen. Van Lady Welby kon ik nog eerder denken: ‘nu ja zij weet het niet!’ Maar Duse is te zeer aanweezig in me. Ik voel háár schaamte, háár behoefte aan waardigheid en eerlijkheid. ▫ Ik ben meenigmaal deezer dagen in tranen uitgebarsten. Op het Lido, in den trein. ▫ Het is toch alles veel meer mirakel dan een bloedende hostie of zooiets. | |
donderdag 27 juniDe eerste indrukken in Frankfurt waren niet gunstig. Door de banale, burgerlijke omgeving, die fel afstak teegen de schitterende herinnering van het laatste middagmaal in Venetië. ▫ Maar Maandag namiddag toen we naar Homburg gingen werd het alles goed, zéér goed en gelukkig. ▫ Ella gaf me het denkbeeld aan de hand voor een novelle. ▫ We aten op 't Gothische Haus en zagen de vliegende glimwormpjes in 't bosch. Een prachtige avond. Wij scheidden den volgenden dag zoo gelukkig, en dankbaar en zelfvoldaan. In Holland kon ik mijn oude moeder verheugen met het Wonder wat gebeurd was. Ik ga mij nu drie maanden afzonderen. Ik wil er zoo weinig moogelijk oover spreeken. Gisteren was Betsy hier. Ik zag de repetitie van Lioba en vond er veel moois. Het is erg moeielijk mijn geheim te bewaren. Jolles die met Duse dweept, Martha die er al oover gesprooken had links en rechts. ▫ Maar mijn hart is geloovig. | |
[pagina 1255]
| |
moet herdenken. Het is alsof met een fijne superioriteit de heemel mij nu eens vriendelijk te gemoet wilde koomen. Zóó zeer dat men een valstrik vreest. ▫ Het weer ideaal, het publiek uitgeleezen, de beau monde van Nederland, alles correct, wel-geordend, zonder eenige stoornis. De voorstelling veel mooier dan de grootste optimist durfde hoopen. Zelfs het kaarsvlammetje bij Harald's lijk bleef branden, en de houtduiven koerden mee bij Lioba's klacht. Imposant het binnen rijden van Tancolf op 't laatst, en plechtig het reusachtige vuur booven de duinen uit, onder het laatste koor. ▫ Dat alles is op geen tooneel te bereiken. ▫ Mijn goede moeder genoot in mijn triomf, tusschen al haar Haarlemsche kennissen. Valborg en Genna en Mariatti aten er met mij. | |
dinsdag 2 juliIk bemerk nu hoe het vooral het vinnig wantrouwen der Hollandsche critici is dat mij de schaduw bezorgt. De schampere, vijandige houding kwam weer aan 't licht, na de Lioba-opvoering - en ik voelde terstond weer dat verstikkende, weeë van de Hollandsche atmosfeer - waardoor ik zooveel ruimer ademde in Amerika, Duitschland, Engeland - Italië. Is er ook wel iets ergers dan vijf-en-twintig jaren lang voor een artistieke leugenaar verklaard te worden. ▫ Nu moet ik daar weer teegen op, en de heerlijke bevrijding van Venetië ligt weer verder en verder achter me. Natuurlijk hoor ik nu weer dagen en weeken niets. Maar ik zal doorwerken. | |
zaterdag 6 juliGister morgen kwam een telegram uit Venetië. Het deed mij goed, als een vriendelijke wenk dat alles toch géén droom was geweest. Duizend goede wenschen, schreef ze. Ik schreef toen de eerste acte af. 's Middags zwom ik achter Nieuwenoord, en bezocht Mariatti. ▫ Van morgen echter ben ik weer in lager stemming. Twijfel, ergernis. | |
[pagina 1256]
| |
zondag 7 juliVan morgen, na een helderen droom, kwam de aangeteekende uit Venetië, waaraan ik zoo vaak gedacht heb. Maar het was een teleurstellende brief, met angst dat ik haar zeekerheid zou vragen, dat ze ook handelen zou. Dat was een slag voor me, midden in mijn werk, en midden in het ellendige, vijandige Holland. Juist nu het ongeloof en de vijandschap weer zoo fel blijkt na de opvoering van Lioba. Ik was diep ellendig. Maar ik voel toch dat ik voort zal gaan. Ik ben zoo aan decepties gewend. | |
maandag 8 juliDe depressie is diep en lang geweest. Daarbij hooi-catarrh in den neus. Alles stemde mij beroerd. Ik zag gister het oopenlucht-spel bij Grothe in Hilversum. Zigeuner-leeven. Met niet onaardige scènes er in. ▫ Het is duidelijk dat men voor oopenlucht-spel krachtige dramatiek behoeft, - geen fijne moderne verwikkeling, maar scherpe situaties en zware, sterke taal. Ik zal er misschien wel eens een stuk voor schrijven. Alle eenigszins bizondere of voortreffelijke menschen lijden, voor zoover ik weet, aan heevige buien van depressie. De ouderdom brengt een zeeker labiel eevenwigt mee. Minder zelfbeheersching, iets onzeekerders, vlottenders, beweegelijkers in het geestelijk leeven. Een sneller wisselen van droomleeven en dag-werkelijkheid. Zelfs heb ik opgemerkt, dat men, ouder zijnde/ eerder gezichten en gestalten ziet in vlekken, bloemen, enz. ▫ Dit alles hangt samen met het feit dat waanzin voorkomt bij ouderen - en nooit bij kinderen. Maar jonge kinderen ijlen wel spoediger in koorts. | |
[pagina 1257]
| |
Weer een lang telegram uit Venetië: ‘Votre lettre est encore plus bonne et noble que les autres, merci, travaillons, travaillons avec espérance’. | |
zaterdag 13 juliGister avond las ik aan Truida mijn Duse-stuk voor, zoover het af is. En ik was gerustgesteld. Het maakt indruk. ▫ Er kwamen ook andere dramatische plannen. Het oopenluchtspel (Verres) en Jan de Witt. Als Majoor de Witt mij helpt als regisseur en manager, dan kan ik veel doen. De Witt een type van den goeden Hollander. Afkeerig van alle bluf, alle uiterlijkheid, alle reclame. En taai, dóórzettend, hoofdig. Het is zeer warm, maar het hindert mij niet. | |
maandag 15 juliGisteren bezoek van de Mariatti's en Jacob de Haan. Mariatti vond mijn eerste acte zeer goed. Bij zeer goed werk vallen de namen der persoonen mij altijd gemakkelijk in en is de keuze gelukkig. Mariatti vond de naam Bottaio - die ik geheel op goed geluk gekoozen had - een echt Venetiaansche naam. | |
vrijdag 19 juliGisteren koelde het weer op eenmaal af. Ik ging naar Haarlem en Zandvoort, baadde en at daarna bij majoor de Witt. Wij praatten nog veel oover Lioba en de pers. Ik zei hem dat hij niet rusten moest voor hij de vier nationale dramatische figuren op 't tooneel gebracht had: Floris V, Jacoba van Beieren, Oldenbarnevelt en Jan de Witt. Ik zei dat de schrijvers afhingen van de hulp van mannen als hij. | |
[pagina 1258]
| |
spreeken. Als er een ander bij is, gebeurt er niets - zoodra de ander omkijkt gebeurt het weer. Hij observeert dat alles heel koel en verstandig. Maar hij moet natuurlijk denken dat het een complot is. Mijn beschouwingswijze dat hij door demonische hallucinaties gekweld werd, wou er volstrekt niet in, hij verwierp dat geheel en beslist. Hij voelde zich geheel normaal en was geheel zeker dat dit alles een gewoone ‘aardsche’ verklaring had, zooals hij zei. ▫ De absurditeit die hij daartoe moest aanvaarden, was geen bezwaar. Omtrent de waarneeming had hij zeekerheid. Dit is werkelijk het meest tragische en ontzettende. Wat blijft er oover van al onze zeekerheeden? | |
donderdag 25 juliGister in Bergen, met Hugo Heller en Upton bij V. geluncht en gegeeten. Het is heerlijk zoomerweer. Upton kampeert in de duinen. Ik voelde 's avonds de plannen rijpen in mijn hoofd. Sirius, het oopenluchtspel, - het drama van de nieuwe Unie - het boek oover den Dichter. - ▫ Ik word nu goed geholpen door mijn secretaris. Ik voel nog veel te kunnen doen in de volgende tien jaren. Mijn artikel verscheen in de Frankfurter Zg. | |
donderdag 1 augustusNog stormachtig weer. ▫ Vrijdag avond ging ik naar Utrecht om Ella af te halen. Wij reeden van Hilversum in den zoelen nacht en zagen de verlichte groepjes menschen voor hun huizen zitten. ▫ Zaterdag gingen we met Truida en de kinderen naar Valkeveen en aten aan 't strand, met rijtuig heen en terug. ▫ Zondag fietste ik met Ella naar Loosdrecht en we zwommen in de bad-inrichting. 'S avonds een korte maar droeve stoornis. ▫ Maandag gingen we met de stoomboot naar Velzen, wandelden naar Wijk a/Zee, bezochten Lioba en aten bij mijn moeder. Dinsdag bracht ik Ella weer naar Utrecht. Gisteren schreef ik het derde bedrijf af. Daarna bezocht ik Upton en sprak met hem oover zijn nieuwe roman ‘Sylvia’, waarvan ik het begin las. We speelden base-ball, in badcostuum, en zwommen. Paul is minder goed, pleuritis en hooge koorts. | |
[pagina 1259]
| |
dinsdag 6 augustusIk ben droevig en somber. ▫ De hoop op redding van Paul versmelt met den dag. Arme, arme strijder! Ik lees Upton's Jungle. Zijn uitdrukking oover de varkens, die daar in Chicago geslacht worden: Ze hebben toch niets gedaan om het te verdienen! ▫ En gaat het ons arme menschen zooveel beeter? | |
vrijdag 9 augustusEergisteren Woensdag schreef ik het nieuwe drama ‘De nieuwe Liefde’ af. Het is vlot en makkelijk gegaan, elk woord vast en sterk, geserreerd. Met vaste lijnen getrokken als een fresco. ▫ Misschien kan ik zoo méér werken. Het komt alles aan op de conceptie. Is die er dan vormt zich de uitvoering van zelf. Op ‘mooie’ taal let ik niet. Ik let op ‘vertaalbare’ taal, het zeggen van zoo eenvoudige dingen dat ze hun kracht ook in vertaling behouden. De Uppies lunchten bij ons, en toen aten wij bij bij hen. We zaten buiten, het was erg frisch maar we waren vroolijk. Truida kuste Sinclair en ik kuste Craig. | |
maandag 12 augustusGisteren de diepe inzinking. Paul had 40o en was zeer ziek. Ik las mijn vierde bedrijf voor, en de indruk op Truida was niet zoo sterk als bij IJsbrand. En Truida verzet zich nu energiek teegen mijn verhouding tot Ella. Haar houding is mij lief en sympathiek. Ik voel eeven als zij, en toch weer niet. Ik geef Truida gelijk dat zij zich weert, en toch kan ik onmoogelijk voelen dat ik iets anders had moeten doen. Ik wil eevenmin iets aan ons huwelijk schenden, - maar ik voel niet dat er iets geschonden is. Ik wilde graag dat het zoo bleef, maar Truida voelt dat het niet zoo blijven kan, dat het de eene kant op moet of de andere. Dat voel ik in't geheel niet. Maar ik eerbiedig haar gevoel en ik weet hoe vast haar karakter is. ▫ Dat wordt dus misère. Zus of zoo. Het voelt als op een locomotief die op een verkeerde wissel is gekoomen, - een aviateur die zijn stuur kwijt is. Ik zie geen kans op ontwijken van de ellende. Mijn arme Paul! - de Frankforter glorie weg, - de Venetiaansche extaze | |
[pagina 1260]
| |
aant.
Het reegent veel. Ik begin nu de grootste orde te stichten in mijn boeken en papieren. Holdert bracht me een nieuwe boekenkast. Wij zweeven tusschen twee uitersten van illuzie - het eene uiterste is de illuzie dat de voorzienigheid alles speciaal voor onze persoon heeft geordonneerd en beschikt. Het andere is dat wij zelf, door ons verstand, ons geheele leeven reegelen. ▫ Upton verkeert nog in de laatste illuzie. | |
14 augustusNa een heldere, maar lugubere droom had ik het gevoel dat het bestaan na den dood al zeer weinig begeerlijk is. Dus meer overeenkoomend met wat Homeros Achilles laat zeggen - en niet met de Christelijke verwachting. ▫ Maar de Christelijke verwachting betreft ook de gesamentlijke verheldering - van het gansche menschweezen, als het zijn waereld omschept. ▫ Ook bedacht ik dit, dat als wij meenen dat het persoonlijke identiteitsgevoel, het ik-besef - het bewustzijn - kan vergaan, - wij daarmee ook zeggen dat alles vergaat. Want er bestaat niets, of het bestaat dóór dat ikbesef. Alles, alles, alles behoeft de erkenning door dat Ik - ook het geloof dat er nog iets anders bestaat dan het ik, - ook dat heeft het Ik noodig - mijn ik. Anders kan het niet zijn. Het is koud. Ik ben somber en het werk vordert niet. Gister bij de Uppies, die in angst leefden, omdat ze bang waren dat hij van zijn eerste vrouw syphilis had gekreegen. Dit was alles onjuist - en ik stelde hen gerust. Ze waren lief en vertrouwelijk. Ik kan echter niet werken. | |
19 augustusEen telegrafische uitnoodiging om een paar dagen bij Duse in Engeland te koomen verheugde mij. Ik ga oovermorgen. Verder ben ik nog oovergevoelig en meestal somber, door 't minste gedeprimeerd. Gister praatte ik een uur bij de Uppies. Ik zal hem missen deezen winter. Martha en ik haalden de Gutkinds van den trein. Vandaag reeden we allen naar Flevorama en Mary van Eeghen zong voor ons. Uit de diepten van mijn somberheid ontlook het drama van de zeekerheeden, het verschrikkelijkste van alle themata. Vreeselijker dan alle physieke verschrikking omdat het oover den dood heenreikt. | |
[pagina 1261]
| |
donderdag 22 augustusOrme Cottage Ormesby. Gister at ik bij mijn moeder in Haarlem. Ik was bedroefd. Ook omdat Hans een nieuwe vrijage met zijn nichtje scheen begonnen te hebben, en het arme Duitsche meisje afgezegd. Het roerde mij tot tranen, te denken dat zij - die beloofd had ‘eine tapfere Tochter’ te zijn, nu zijn brieven had teruggestuurd. Ik vond het nichtje dat offer niet waard. Aan boord was ik eerst weer onrustig. Een onreedelijk angstgevoel. Later sliep ik. Het weerzien van Duse was heerlijk. Ze was zooveel eedeler en liever dan mijn herinnering. Er gaat toch altijd iets af, door verwijdering. ▫ En nu is mijn zorg in 't geheel niet meer of ze het stuk speelen zal of niet. ▫ Het kan me niet schelen. Wel, of ze het mooi vindt, en van me wil aanneemen. Haar dochter is een lieve, gedistingueerde vrouw. Niet mooi, maar iets warms en innigs in de oogen. Een echt goede Italiaansche, vol eerbied voor haar moeder. ▫ De schoonzoon een jonge geleerde. Echt Engelsch, maar met uitsteekende taalkennis, spreekt Duitsch zonder accent, ook Fransch. Uiterlijk als een jonge acteur. Een inneemend man. ▫ Het landschap niet aantrekkelijk, kaal en winderig. Yarmouth een vulgaire stad. Het huis een oud, ruim buitenhuis. Niet ongezellig. Een verwilderde tuin. Wat boomen en akkers rondom. Ik las Wilde's de Profundis. Het is niet vrij van manier, maar hier en daar prachtig diep en echt. Wat hij oover zonde zegt deed mij veel nadenken. Hoe kwam Johannes uit de hel? Het geheugen! het geheugen! dat is 't wat Sirius bekommert. Kon ik maar herinneren, zegt hij! | |
23 augustusOrmesby. ▫ Ik ben innig rustig geworden. Zoo was ik niet in langen tijd. Toen Duse de eerste acte van Eponina geleezen had zei ze: ‘J'ai vu l'éclair, maintenant je veux entendre la tonnerre.’ ▫ Maar het is hier een zuivere, zeegenrijke omgeeving. Het jonge, gelukkige gezin. Het oude huis met de boeken en fraaie dingen. De omgeeving precies als uit een Engelsche roman, - de hoeve, de akkers, de zee - de herinneringen van Cromwell's nicht die hier woonde. | |
[pagina 1262]
| |
Bij 't ooverleezen van mijn droomen treft mij weer de eigenaardigheid dat ik ze totaal vergeeten ben, en dat ze zelfs bij 't ooverleezen mij vreemd en nieuw voorkoomen. Er is dus een grooter afstand tusschen waakdingen en droomdingen - als tusschen die onderling. ▫ Het geheugen - en de zeekerheid - dat zijn de twee gewichtigste zaken in ons weezen. Ik was zeer getroffen door Wilde's beschrijving hoe hij een half uur lang op het stations-perron te Clapham-Junction stond, in misdadigers-kleeding, met handboeien aan, terwijl iedere trein nieuwe nieuwsgierigen bracht. ▫ Ik vind hem gezeegend, benijdbaar, die zulk een half uur doorbracht. | |
zondag 25 augustusOrmesby. ▫ Gister middag kwam er al verligting door de goede, lieve Duse. ▫ Als ik bij haar ben, dan komt mijn jonge, kinderlijke zelf terug, mijn onbevangen zijn en doen, zooals ik 't werkelijk zelf het liefste wil. Wij hadden een paar uuren van intiem gesprek, en van morgen een kleine wandeling - en dat waren heerlijke, rustige, mooie oogenblikken. ▫ Dan wijkt de angst der onzeekerheid. | |
woensdag 28 augustusBussum. ▫ Een ouderwets prettige herfstachtige dag. Met de Gutkinds en Martha naar de Uppies gewandeld. Bij hen geluncht. Toen op de zonnige hei gezeeten, in 't Hof van Holland koffiegedronken, in een rijtuig naar huis. Alles had iets van de oude rust en seréniteit. Ik ben veel beeter uit Ormesby terug gekoomen. De storm juist ontloopen, stille oovertocht. Op mijn schoorsteen prijkt het mooie portret van Duse. ‘Vers la même Espérance’ schreef ze er op. Met de Gutkinds heb ik het goed. De oude kwellingen hebben minder vat op me. | |
[pagina 1263]
| |
1 septemberSteeds reegen en kou. ▫ We hadden drie aardige dagen in den Haag, met de Gutkinds, Martha en Hans. Logeerden in de ‘twee Steden’. We aten Donderdag avond op Duin-en-Dal, zagen de mooie duin landschappen, aten smakelijk in de ouderwetsche herberg. Toen naar Scheveningen, het contrast van de groote badplaats. De volgende dag zagen we de gevangenpoort en ik dacht veel over mijn Jan de Witt drama. Daarna het Mauritshuis en het Museum Mesdag. Vooral de Saül en David bewonderden we, en het bruidje van M. Maris. Ook de Daubigny's. Israëls vonden we een ooverschatte grootheid. ▫ 's Middags nog door het bosch gewandeld en 't Huis ten Bosch gezien. Mooie herfststemming. ▫ Bij Betsy in Schiedam gegeeten. Zij blijft altijd eeven jeugdig. Nu weer sombere, werkelooze dagen op Walden. Bezoek van de Uppies. | |
vrijdag 6 septemberWijk a/Zee. Storm. De diep-innige reflectie over mijn identiteit verlaat mij niet. Het is zoo wonderbaar, zoo geheimzinnig, zoo onzegbaar. ▫ Al neem ik als zeeker aan dat andere weezens, andere menschen eeveneens voelen, dat neemt niets weg van het wonder en het beklemmende. ▫ Want de waereld is mijn waereld, door mijn perceptie - en zelfs de onderstelde andere percepties zijn er door mijn onderstelling. Er is geen ontkoomen aan. Niets kan bestaan zonder mij. ▫ En dan komt de zonderlinge vraag: waarom heeft die waereld dit kleine weezentje als middelpunt? Waarom juist nu? juist hier? Ik lees William James Varieties of religious experience, een zeer leerrijk en interessant boek. Ook troostrijk. Door 't slechte weer valt het mij zwaar aan 't werk te koomen. Het minst lokt me het artikel voor de Fr. Z. en de voordrachten. Maar ik ben digter bij Schijn en Weezen, en ik voel meer en meer lust in een zuiver vers-drama. Ook Sirius trekt mij, daar heb ik altijd met lust en liefde aan gedacht. Ik ken de weemoed die W. James met zooveel voorbeelden beschrijft, zoo goed als iemand. Maar ik voel dat er iets in mij is, te sterk om er door verwonnen te worden. Maar mij eigen is het inzicht dat dit ‘ik’ niet vergaan kan, en dat juist na den dood het vreesselijke dreigt, en toch weer wijken moet voor Goddelijk licht. | |
[pagina 1264]
| |
zaterdag 7 septemberSteeds storm en koude. ▫ Ik ben niet neerslachtig, ondanks het guure, stormachtige weer, en ondanks gemis aan werklust. Ik moet eerst weer geheel vrij voelen, vrij van ambitie. Dan eerst kan ik weer werken. Als ik zeg: niets kan bestaan zonder mij, dan beteekent dat niet dat ik zooveel waarde aan mijn persoon, mijn individualiteit hecht. Maar dat het ik in mij booven alle persoonlijkheid uitgaat, en het Ik de Waereld is. En hetzelfde Ik van alle andere weezens en menschen. Dat besef wordt steeds duidelijker met den ouderdom. ▫ Hoogmoedswaanzin is: het niet uiteenhouden van de persoon, het individu, en het Waereld-Ik. Hetzelfde gevoel: niets kan bestaan zonder mij, maar dan mij verkeerdelijk verward met de persoon, het menschje. | |
zondag 8 septemberStil, druilig weer. Ondanks kou en storm was ik gisteren opgewekt. Ik ben veel beeter dan 't voorig jaar. ▫ Ik begon het 3e boek van Schijn en Weezen, - arbeidde aan Sirius. En verdeelde mijn dag weer zooals vroeger: 's morgens verzen, 's middags proza, dan een flinke wandeling, en 's avonds artikelen. Daarbij na twaalf een studieboek en na zeven een roman. ▫ Ik wandelde heen en terug naar Beverwijk. Het was koud en stormachtig. Maar prettig in huis. Het is zoo stil nu. Hugo was wat onwel. Misschien was het weer te koud voor hem. En we zijn toch om de kindertjes hier gekoomen. | |
maandag 9 septemberGuure, harde N. wind. Het is zoo koud als ik 't nog weinig beleefde in September. De heemel heeft steeds die leelijke lood-grijze tint, zooals al den ganschen zoomer. Maar ik ben reedelijk opgewekt en werksaam. Ik baadde gisteren nog, en 's avonds waren wij bij de Jong en dronken thee en slemp met drie theosofen, mijnheer Fricke en twee dames. We praatten druk oover Stead, Myers, het boekje ‘il est ressuscité’, Steiner. Ook Fricke voelt niet sympathiek jeegens Steiner. Hugo had 39.3, maar van morgen was hij weer beeter. Mijn lieve kaereltje! | |
[pagina 1265]
| |
dinsdag 10 septemberVan morgen hadden wij wat zonneschijn, al bleef het koud. Maar nu plaagde mij mijn neus weer zoodat ik niet werken kon. Ik lees 's avonds Sinclairs boek oover den burgeroorlog, Manassas. Een uitsteekend en instructief boek. Zeeker een van zijn beste producten. | |
dinsdag 17 septemberReedelijk goed weer. ▫ Ik lees Manassas uit en was er diep door getroffen. Een groot en veelbeteekenend boek. Ongelijkmatig van waarde, hier en daar subliem, en dan weer rhetorisch. Juist voortreffelijk door de eigenschappen die het onpopulair maken. Het Zuiden wordt in 't ongelijk gesteld en toch in slot-triomf gelaten. Ik schreef mijn artikel af, en lees nu Napoléon intime en nog steeds William James. Gisteren bij Jacob de Haan, dien ik benijdde om zijn tocht naar Rusland. Ik was blij voor hem. Hij kon nu al zijn speciale talenten gebruiken. Zijn insolentie en roekelooze oprechtheid zelfs ook. Heerlijk bij al die arme martelaars als weldoener te koomen. Lioba gaat in Weimar. Ik verheug er mij op. Ik voel alsof dit bij uitstek goed is. Ik ga er zeeker heen. | |
zaterdag 21 septemberStil en zonnig, landwind, maar 's nachts zeer koud. ▫ Eergisteren las Mariatti mij zijn vertaling van Eponina voor. Lebeau zat mij op steen uit te teekenen. Gisteren was ik in Bussum en hoorde daar weer slecht nieuws. In 't eerste halfjaar van 1912 f 4800 op de bakkerij verlooren. Wanneer zal dat gesukkel ophouden? Het maakt mijn heele bestaan weer onzeeker. En ik begon nu juist zoo deegelijk op orde te koomen en een basis te vinden voor krachtige werksaamheid. | |
[pagina 1266]
| |
Napoleon de typische Italiaan. Hij behoort in de reeks: Leonardo, Galileï, Galvani, Marconi. Sterke origineele intellecten en werkers - maar vooral intellectueel, zonder diepe ethische wijsheid. ▫ Napoleon was een plichtmatig philister, met een beperkte waereldbeschouwing, maar ongeevenaard sterk en volhardend in zijn vak: strategie, administratie, organisatie. ▫ Een goed, braaf man - maar geen psycholoog en geen wijsgeer. Het protegeeren van zijn familie, het toestaan van verkwisting en bluf, het vleien en streelen van ijdelheid, het goedhartig toegeven aan allerlei menschelijke zwakheden in anderen, het vooral bouwen op eer en eerzucht - dat alles zijn wijsgeerige fouten die in een heerscher totaal onvergeefelijk zijn en tot ramp moeten voeren. Ik droomde van nacht dat ik met Tolstoï in Rusland was. Ik vroeg: hoe zijn wij er toch ingekoomen? daarvan herinnerde ik mij niets. Maar het land was vrij, de tirannie was gebrooken. Ik zag Moskou en Petersburg. Iemand vroeg mij zacht: is dat Tolstoï? Ik bezocht arme eenvoudige menschen, die geen besef hadden van afstand, en aan wie ik tot hun verbazing vertelde dat ik een nacht in den trein had geslapen. Ik deed dat door pantomimen. Teegen Tolstoï zei ik: ‘dit droomen wij nu omdat ik zoo vervuld ben van Rusland en mij in Rusland verplaats.’ ▫ Toch was het geen eigenlijke helderheid. | |
dinsdag 24 septemberWijk a/ Zee. Harde, guure landwind. Napoleon vocht niet voor zichzelven. Hij was geen eerzuchtige, zelfzuchtige despoot. Hij was een systeemverdeediger, eevenals Robbespierre - maar veel schranderder en sterker. Dat verklaart zijn abdicaties, en ook zijn sereeniteit in teegenspoed. Ik kamp in saaie, ondichterlijke sfeeren. Ik ben niet weemoedig, maar ik voel alsof ik weemoed noodig heb. Droefheid is verkiesselijk. | |
donderdag 26 septemberSteeds O. wind, zonnig weer, maar koud, vooral 's nachts. Chris Lebeau voltooide gisteren mijn portret en verhaalde ons van zijn jeugd in armoe en gebrek. Hoe hij alleen kon studeeren door speelgoed te steelen uit een bazar en dat te verkoopen. Hoe hij met een mand stond te wachten in de P.C. Hooftstraat voor een huis waar zijn zuster diende, die hem dan door 't | |
[pagina 1267]
| |
raam eetwaren aangaf, als de familie van huis was. Hoe zijn vader dronk en de deur geregeld intrapte, hoe zijn moeder uit naaien ging voor 50 cents per dag. En hoe hij betrapt werd in de bazar en door smeeken niet vervolgd werd, maar zoo'n heevig berouw kreeg dat hij liever honger leed en leerde toekomen van acht centen per dag. Een tengere bijziende man met lang haar/ lichte oogen en een bruinfluweelen pak en sandalen. Een vrije, gevoelige geest. Een goed paedagoog. Technisch zeer vaardig. Ik las III en IV vóór, uit Sirius II. Ik zie op teegen mijn leezingen. De zee is wijd en troostrijk. Er is geen schaduw, maar een zeekere dorheid en armoede in mij. Beklemmend bij het vlieden van den tijd. De raadsels worden al dieper. Ik lag aan de kust en zag de zee en was mij bewust dat het de ras-geest is, de genius der menschen, de zoon Gods, die door mijn oogen de waereld waarneemt. ▫ Visschen neemen de kleur en teekening aan van den boodem waarop ze leeven, tot zelfs figuurtjes en streepjes bootsen ze na. Maar blinde visschen doen het niet. ▫ Dus heeft de maker van die kleur en teekening de oogen der visschen noodig. Datgeene waardoor de zoon Gods meer is dan ik, is de herinnering, het volmaakte geheugen. ▫ Ik ben een stipje, Hij is de gansche weg, door het stipje afgelegd. En ook door alle andere stipjes: de individuen. | |
zondag 29 septemberNeevelig, stil, koel. Gister begon de dag weer dor en zonder verheffing. Toen nam ik mijn Schijn en Wézen verzen en kwam tot meditatie. En daarmee kwam troost en verheffing. ▫ Dit is voor 't eerst dat het zoo duidelijk gebeurt. ▫ En ik voelde als een belofte, een troost, dat ik hierin nog verder zou koomen. ▫ Steeds blijft de verwachting dat die herboorte - waarvan in 't boek van James zulke treffende voorbeelden worden gegeeven - ook bij mij niet uit zal blijven. ▫ Ik voel alsof het moet. Want er is een potentie voor opgezameld, die eens wel tot manifestatie zal koomen. In het wézen dat ik ben zonder het te gevoelen. Ik las de Engelsche vertaling van de Nachtbruid, Dreambride, en het trof mij zeer, als 't buitengewoone werk van een vreemde. Des nachts had ik sterk het diepboorende zelfbewustzijn. Onbegrijpelijk, onbegrijpelijk! - er kan niets zijn buiten mij. | |
[pagina 1268]
| |
zondag 6 oktoberBevaix bij Neuchâtel. Het is stil en koel weer. Prachtige herfstkleuren, de geelroode wilde kersen teegen de blaauwgrijze neevel die oover de bergen hangt. De witte weegen, het meer smaragd, nog enkele kleurige bloemen. ▫ Ik logeer in het kleine Hotel de Commune, Truida is bij haar zuster. Een druk huishouden, fleurig en gezellig. Zij babbelt oover oude tijden met Suze. Ik heb een kamertje zooals in de oude tijd Schubert of Mendelssohn op reis gehad moeten hebben, waar ze hun werk voortzetten. Ik laat stooken en ga aan 't werk. Een verkwikkend, rustig vrij gevoel. Ik dacht hoe aangenaam het zou zijn als ik ook die bakkerij kon afbreeken, met het groote huis, alles voor afbraak verkoopen, schulden afdoen en niets ooverhouden als de tuin, en daarin een klein woonhuis. Als ik ooit geld genoeg bijeen had voor zulk een verandering zou ik het doen. | |
maandag 7 oktoberGuur en koud. Er zijn zelfs naargeestige winter-stemmingen. De wijnoogst begint, maar al het glorieuze, warme is er af - door de koude. Zeer intensief zijn deze stemmings-indrukken, veel sterker dan vroeger. Gister voer ik een paar uuren op 't meer. 'S avonds werd er gezongen en veel gelachen in den huisselijken kring. Ik las de chronieken van Froissart. | |
dinsdag 8 oktoberStiller, zachter. Meditatie is en blijft hoofdzaak. Maar niet te vroeg, niet te hoog, niet zonder verband met het leeven der anderen. Daartoe dient de physieke actie. Deeze is noodig om tot diepe meditatie te koomen. Eerst wanneer een physiek eevenwigt bereikt is, door stoffelijke werksaamheid - waarin de gansche menschheid deelt - dan eerst wordt de ware meditatie moogelijk. Dan verandert het wézen der waereld door verandering van het wezen der ziel. Want de kleuren en geluiden, de harmonieën, hangen geheel af van ons eigen wézen. Ik wandelde gisteren op de bergen door 't bosch, met miss Mallinson, en zag het kasteel Gorgier, met de gevangenen-cellen en de oublietten. | |
[pagina 1269]
| |
woensdag 9 oktoberStil, druilerig, koel. Gisteren zeilde ik op 't meer, en toen hoorde ik Suze orgelspeelen en Truida zingen in de kerk. ▫ Nooit drong de engelenstem van mijn lieve vrouw dieper in mij door. Zij moest schreien en was ongelukkig na afloop, door 't gevoel dat ze haar zingen niet kon ontwikkelen. Maar één zoodanig moment als zij mij gaf is al een groote schat. Ik schreef aan S en W en was tevreeden. Truida vond ik zoo lief en bekoorlijk als ooit. Maar zij is niet gelukkig hier. Te druk. Bij het orgel is de beteekenis van onze hoogere techniek voor de kunst het duidelijkst. Door electrische inrichting kan nu één mensch het groote instrument verwonderlijk beheerschen. Het is prachtig, het instrument der toekomst. | |
zaterdag 12 oktoberChernex bij Montreux. Bij Sam. Donderdag maakte ik een heerlijke lange bergtoer van uit Boudry, door de Gorges de l'Areuse, naar de Creux du Van en over de bergen naar Bevaix terug. Van 's morgens 10 tot 's avonds 6. Ik liep nog precies eeven goed als vroeger, en was noch vermoeid, noch stijf. Zutter en de twee Engelsche meisjes gingen mee. We lunchten bij Fontaine Froide en dronken thee booven op de berg waar de zon heerlijk stil en warm scheen booven den neevel. Het bosch was plechtig in den mist en ik was zeer opgewekt. Gister schreef ik de eerste zang van S en W af en dat was een évenement voor me. Nooit had ik mijzelf zóo krachtig door meditatie tot sereniteit gedwongen, en alles uit de omgeeving, het hotelkamertje, het uitzicht op de geele herfstboomen en de omneevelde bergen - alles kreeg een grooten luister en beteekenis. Plekken worden heilig waar men zoo werken kan. Mijn heele verblijf wordt nu verheerlijkt. Ook Truida is nu gelukkig. Ik was ook met Truida in Neuchâtel en zag de moderne schilderkunst. Behalve de futuristen, die men ooveral ziet, zag ik de invloed van twee oorspronkelijken: Segantini en Van Gogh. Maar Segantini is veiliger te volgen. Van Gogh is schijnbaar zoo gemakkelijk na te doen. Een troost voor onbekwamen! je smeert maar raak. Afschuuwelijke dingen waren er te zien. Hard, bot en ruuw. Ook schijnt niemand de heerlijke kleuren van dit land in den herfst te zien. ▫ Ik zag ook de voorwerpen der lacustriens, de bronzen van la Tène, de paalbewooner-resten. Daaroover moet ik veel denken. | |
[pagina 1270]
| |
Ik lees Jean Christophe. Nu ben ik bij mooi stil, maar ietwat nevelig weer in Montreux en babbel oover oude tijden met Sam, in het fraaie châlet, op den berg. | |
zondag 13 oktoberChernex bij Montreux. Het is een heerlijk mooie Octoberdag. De bergen van Savoye zijn booven den neevel te zien, de zon is warm. Ik steun Aletrino in zijn poging om eindelijk van de morfine af te koomen. Ik spreek met hem oover de doodsangst die hem vervolgt - het materialisme dat nog in hem zit. Daarbij voel ik een weerzin teegen deeze stemming en sfeer, een afkeer ook van de soort studie - gerechtelijke geneeskunde en sexualleer - die zijn specialiteit is. En toch heb ik respect voor zijn arbeid, en voel hoezeer ik zelf te kort kom. Maar ik voel mijn recht en plicht, het mooiere te zoeken. Ik kan zijn studie niet op distantie brengen die aesthetisch werkt. Maar hijzelf kan het ook niet genoeg. | |
woensdag 16 oktoberBevaix. Ik corrigeer de Duitsche Sirius vertaling, door Monjé. Het bevalt mij zeer. Ik voel nu gereed tot vervolgen. Maar ik moet teevens Schijn en Wézen vervolgen. Dat steunt. ▫ Gisteren was ik somber. Ik hoorde dat moeder minder goed was en ik kon niet werken. Alles werd leelijk en plat en twijfelachtig. ▫ 's Middags deed ik mee aan de vendange, en plukte druiven. Het was vroolijk en aardig. Prachtig weer en de Alpen waren zichtbaar. ▫ 's Avonds verkleedpartij in 't gezin met groote vroolijkheid en gelach. Ik lees het 3e deel van Jean Christophe l'Adolescent. Het begin zeer mat. Wel eerlijk werk, maar langdradig en vaal. | |
zaterdag 19 oktoberWalden. Ik ben thuis en droevig. Ik heb geen zin in de twee leezingen die ik moet houden, heeden avond in Almelo, Dinsdag in Frankfurt. Ik heb geen zelfvertrouwen en verlangde liefst hier stil aan 't werk te blijven. Boovendien drukken mij de slechte toestand van de bakkerij, de slechte gezondheid van mijn oude moeder, mijn eigen tekortkoomingen. ▫ En Donderdag kreeg ik een telegram van Duse, dat ze ziek is. Zal ik nu deeze vriendin weer verliezen? | |
[pagina 1271]
| |
Wij hadden geen lust Bevaix te verlaten, geen van beiden. Het was er prettig. De mooiste herinnering was het bezoek aan de ooverblijfselen van het oude paalwoningdorp, aan het meer. De prachtige wilde omgeeving tusschen riet en wilgen, en de voorhistorische dingen, de palen en planken, de beenderen, pijlpunten, de fraai bewerkte serpentienbijltjes - en de wijngaardenier die dat alles onderzocht had en bewaakte, en schilderijen maakte van de paaldorpbewooners. Hij zat te schilderen aan 't meer en woonde in een idyllisch huisje, met zijn collectie oude voorwerpen. ▫ Het was vol stemming en verbeelding, in het prachtige herfstgetij. Ik vond voor het eerst van mijn leeven Holland niet meer zoo mooi bij het terugkoomen. Ik haalde de kinderen uit Bloemendaal van Giza, en zag mijn oude moeder. Ook met Paul blijft het gelijk, niet beeter. ▫ En de waereld is vervuld van de oorlog in den Balkan. ▫ En Roosevelt werd gewond en sprak nog een uur lang, met een kogel in zijn borst. ▫ Mijn huis is niet onaangenaam en de kindertjes zijn lief. Maar ik zie op teegen de leezingen, ik voel er geen roeping toe. ▫ Geduld! Geduld! | |
vrijdag 25 oktoberFrankfurt. Nu zijn die sombere vreezen en schaduwen weer weg. Ik ben opgewekt en heb een goeden tijd. Innerlijk diep rustig. Ik zie nu alles veel helderder en blijmoediger en kan niet begrijpen hoe ik er zoo teegen op zag. Of ja! ik begrijp wel wat ik vreesde, maar het was onnoodig. De hoofdzaak is dat ik geen oogenblik het gevoel had van verslapping of gemis aan zelfbeheersching - ik was ieder moment klaar om weg te gaan, zoodra er iets zou gebeuren wat mij minder goed toescheen. Maar ik ben bij lieve, goede menschen - zeeker is Ella verliefd, - maar eeven zeeker is ze gelukkig gehuuwd en zou ze nooit haren man willen ontrouw worden, terwijl ik nu weet hoe de afstand moet bewaard worden. Ik ben ook zeer zeeker niet verliefd, ik houd van Ella, - maar mijn lieve vrouw is en blijft wat ze altijd voor mij was, de eenige. Nadat de voordracht was afgeloopen was ik bizonder gelukkig en verruimd. Het ging reedelijk goed - en vooral was ik blij om mijn artikel in de Frankfurter Zg. Dat zal wel inslaan. Een dag waren we in Homburg, een morgen in 't museum, waar ik de mooie Terborgh's voor 't eerst opmerkte, en de Lenbachs. Ik wist niet dat Lenbach zóó goed was. ▫ Gister avond bij Liebknecht, een broer van het | |
[pagina 1272]
| |
aant.
Morgen naar huis en aan 't werk. Sirius moet af. Geen vrees voor geldmisère! | |
donderdag 31 oktoberIk las ‘de blinde Loods’ van een Italiaan, Papini, en vond er iets in van de zelfobservatie en het begrip der Ikheid. Zijn ontmoeting met zijn jongere Zelf. Wat is het verschil tusschen die mensch van gisteren, en deeze van heeden? ▫ Maar wat den schrijver ontbrak was wat men ‘geloof’ zou kunnen noemen, het leevensleidende beginsel, de stuurende kracht. Daarom voldeed het boek niet. Daarom is Jean Cristophe, waarin die kracht wèl voorkomt, zooveel beeter. De van Suchtelen's woonen nu hier en Betsy. Ik werk aan Sirius, maar het vlot nog niet, en Walden en de zorgen drukken. | |
dinsdag 5 novemberReegen. Ik schreef Zaterdag hoofdstuk V af en was tevreeden. ▫ Maar het zijn toch sombere dagen, met het luguubere kleinsteedsche herfstgevoel, vooral als we boodschappen doen in 't dorp. Al die luttele leeventjes, het saaie bestaan, het doodsche werk, en het alles niet-voelen, de tevreedenheid - dat is nameloos naargeestig. ▫ Daarbij het gevoel: ‘mijn rol is gaauw uitgespeeld ... maar dat mag niet! ik ben toch het Leeven, ophouden van mijn Ik, zou weezen ophouden van alle zijn.’ Dan het bedenken van de oorlog die nu zoo actueel en gewigtig is - en waarbij al mijn werk nu zoo op den achtergrond blijft. Wie let op mij en mijn werk in dien grooten, | |
[pagina 1273]
| |
drukkenden chaos van moord en ellende. Alles let op die vechtpartij. Hoe ontzachlijk lang moet het nog duuren, eer zich het eevenwigt herstelt. Ik had een heldere droom - maar ben toch somber en hypochonder. Ik sprak Zaterdag in Amersfoort. Ik lees het vierde deel van Jean Christophe (la Révolte). Het zal aardig zijn met dien man te praten. Maar hij kan niet ondervinden bij Brahms wat ik er bij ondervind. Maar hij is een vrije geest. | |
donderdag 7 novemberIk sprak eergisteravond in Breda, en logeerde bij den gepensioneerden Overste Neeteson, waarmee ik veel oover Indië praatte. ▫ Ik zou er wel teegen op zien naar Amerika te gaan, maar niet om naar Indië te gaan. Het is of Indië mij wacht, mij trekt. ▫ Het interesseerde mij te hooren dat het grondbezit in de Javaansche Dessa nog communaal bezit is, en elk jaar weer verdeeld wordt, en dat dit in veel opzichten zeegenrijk is. Terwijl er natuurlijk aangedrongen wordt op verdeeling, door hebzuchtige zaken menschen. | |
vrijdag 8 november‘Te zeggen dat er nog iets anders is als gedachte is een beweering die geen zin kan hebben.’ ▫ Dit zegt Henri Poincaré, en het is volkomen gerechtvaardigd het zoover uit te breiden: dat het geen zin kan hebben te beweeren dat er iets anders bestaat als mijn gedachte. ▫ Want eevenmin als wij iets anders werkelijk kennen als gedachte, eevenmin kennen wij iets anders werkelijk als onze eigen gedachte. We kunnen dus alleen zeggen dat we onze eigen gedachte en die van anderen identiek achten. Dat er dus maar één Ik is, mijn ik - dat ook het Ik van allen is. | |
zondag 10 novemberGisteren en eergisteren Elly hooren speelen. ▫ Geen spel grijpt mij zoo aan als het hare. Haar geheele wézen, haar expressie en gebaren, alles is mij sympathiek. Het is echt, diep, grandioos. ▫ Vreemd dat ik bij het zien van haar groot, imposant gezicht, onder 't speelen, telkens moest denken aan het lijk op Rembrandts schilderij van Dr Deyman. Daar is in die doode, | |
[pagina 1274]
| |
aant.
| |
maandag 11 novemberIk herlas dagboeken van 1904. Het is aandoenlijke lectuur. Ik had waarlijk deernis met dien man, dat kind van 44 jaar, dat worstelt met zichzelven en de waereld, en ijverig en plichtmatig allerlei dingen verkeerd doet, en in 't beste wat hij doet, zijn kunst, miskend en gewantrouwd wordt. ▫ En nu is dezelfde tobberij nog gaande. Nog weegen de geldzorgen - zwaarder dan ooit - en de zakentobberij, alsof ik er nooit onder uit koomen zal. Ik heb pijn en zorg. En toch blijft de glorieuze gedachte in mij schitteren. Er kan niets bestaan tenzij mijn gedachte. Hoe zou er dan iets daarvan vernietigd kunnen worden? Ik zond vijf hoofdstukjes van Sirius II aan van Hall. Maar ik kom niet verder. | |
dinsdag 12 novemberEr moet iets meer zijn dan het oogenblik. We kennen alleen het oogenblik direct - het meerdere is herinnering, alleen indirect kenbaar dóór het oogenblik. ▫ Alles is gedachte - mijn gedachte, en alles is ik - mijn ik. Iets anders kan er niet zijn, heeft geen zin. ▫ Als mijn Ik - door nieuwe herinnering - tot het Al-ik zou worden, dan zou dat toch op een nieuw oogenblik zijn. Dan was het dus niet het Ik van dit oogenblik. ▫ De moeielijkheid is, geen woorden te zeggen die alleen woorden zijn en geen zin hebben. Alle filosofen begaan die fout, zonder het te bemerken. Gister een vervaarlijk luguubere dag. Eindigend met hoofdpijn. Werksaamheid is de remedie. Maar ik kon niet werken. ▫ Ik nam mij vóór Sirius zoo spoedig moogelijk af te maken, en dan een vers-drama te beginnen. Een oopenluchtspel in verzen. Ik heb stof genoeg, in tal van ontwerpen. | |
[pagina 1275]
| |
hartstochtelijk losbarsten - dan weer de terug keer tot het teedere, diepe, gepeins. ▫ Maar het behoort alles niet tot dit leeven. Het is misleidend. Zoover zijn wij niet. Het zijn droomen uit het hiernamaals, - illuzies van afgedane taak - rust en vreede en contemplatie die ons nog niet toekoomen. Muziek zegt dingen die wij volstrekt niet kunnen begrijpen, - die ons alleen in een stemming wiegen, waarop we nog geen recht hebben. ▫ Vandaar de onzinnige, ergerlijke dwaasheid van de opera en Wagner. ▫ De eedelste muziek vereedelt ons niet. Virtuozen maken grove grappen onmiddellijk na het eedelste spel - onder musici is geen verheevener geest. ▫ Elly is voor mij de incarnatie van muziek, zij is goed en eerlijk en een hoogstaand karakter. Daarom is ook haar muziek eedel en voornaam. Maar de muziek geeft haar geen ethische kracht. Muziek is uiting - geen energie. | |
dinsdag 19 novemberDe bestaande werkelijkheid is mijn momentaan ik. Van een andere werkelijkheid te spreeken heeft geen zin, omdat dat ik de eenige conditie is, het beding en voorwaarde van alle zijn. Wat ik verder aanneem moet toch altijd passeeren door dat ik-moment. Spreek ik dus strikt eerlijk en naauwkeurig dan kan ik geen werkelijkheid aanneemen tenzij het Ik, mijn ik, en mijn ik van het ondeelbaar oogenblik, het presens. Alle andere bestaan moet dáárdoor geconstateerd worden. Iets anders ken ik niet, nam ik nooit waar, kan ik eevenmin denken of voorstellen. ▫ Alle aanneemen van iets anders is ijdelheid, leeg gepraat, woord zonder zin. ▫ Dat andere individuen het zelfde moeten voelen en zeggen doet er niets toe - verandert voor mij niets, - omdat het bestaan van die anderen toch weer door mijn Ik moet worden geconstateerd. ▫ Ik ken niets waaraan deeze voorwaarde niet verbonden is, kan dus ook zooiets niet aanneemen. ▫ Daaruit volgt dat er maar één Ik is, hetzelfde voor mij en voor anderen. Alle herinncring moet toch weer door het oogenblik - het presens - worden geconstateerd. Niets komt terug zooals het was. Elke herinnering is een nieuw ding, maar met een bizondere kwaliteit, de kwaliteit van herkenning. De werkelijkheid wordt absurd zoodra men haar in woorden weergeeft. Maar ook in zich, zonder woorden, voelen we een innerlijke onbegrijpelijkheid. Waarom is het Alweezen, waarom is God altijd gebonden aan deeze voorwaarde dat ik, op dit oogenblik, constateer. En waarom is dat constateerende ik aan deze persoonlijkheid gebonden? | |
[pagina 1276]
| |
Elke diepe inkeer brengt ons tot dat volstrekt raadselachtige, absurde. En ieder moet het toch erkennen. Ieder kent alleen zichzelf, en al wat hij niet zichzelf noemt dóór zichzelf. Wie anders spreekt, slaapwandelt of praat leege klanken. Het zijn is Ik, mijn Ik, van dit oogenblik. Alle spreeken van algemeenheden, van dingen die niet ik zouden zijn, is onwaarheid. Maar een onwaarheid die nuttig is, onmisbaar, voor mij. ▫ Eevenals ruimte een practisch nuttige fictie is. Er is geen hier en ginder - er is alleen ik die zich herinnert. Die momenten leeft met herkenningskwaliteit. ▫ Ook van beweegen kan men niet spreeken, want ik heeft niets waar teegen zijn beweeging zou afsteeken. Ik is - ik ben zonder relatie. | |
woensdag 20 novemberZondag was ik in den Haag op de Brahms-matinee. Elly speelde en Willy dirigeerde. Ik weet niemand wiens spel zoozeer indruk op mij maakt, en ik geef elke Wagner-opera cadeau voor de gezichts- en gehoors-indruk van haar te zien en te hooren speelen. Dit is alles echt - bij Wagner is alles onecht. Ik sliep in Noordwijk. Slecht, de muziek werkt blijkbaar niet goed, niet versterkend, dat zie ik nu goed in. Ze is een verkwikking - maar ze verslapt. ▫ De morgenstond was prachtig, de daauw oover de velden, de rooksluier waaruit het dorpje opstak, de stille zon. Ik sprak in Utrecht, Maandag. Toen werd ik beeter, en de gedachten werden productief. Wat ik gisteren schreef gaf mij veel troost om de vastheid. ▫ Dit is het wat ik, als schrijver, win met den ouderdom: de moed om te zeggen wat aanmatigend zal schijnen, de schepping van Sirius is zeeker iets stoutmoedigs en gewaagds. Maar als ik denk dat ik oud word en spoedig sterven moet, dan voel ik juist dáártoe den moed, terwijl de meer physieke kracht en moed gaan afneemen. Ik zal geeven wat ik kan, volkoomen onbekommerd om wat men er teegen zeggen zal. Het hoofdraadsel is dit dat het Ik één en uniek is, en toch in oneindige veelheid bestaat. Millioenen menschen voelen zich Ik, en er is toch maar één Ik. ▫ Het zoogenaamd niet-ik is toch ook Ik - maar wáár is het, op ditzelfde moment? Op dit moment is er alleen dit ik, mijn ik, is het niet-ik er dan niet? Of bestaat het in opvolging? Zooals een muziekstuk bestaat | |
[pagina 1277]
| |
uit de opvolging van één ondeelbaar, oneindig klein punt, dat zeer gecompliceerde beweegingen maakt en daardoor veelvoudig schijnt. | |
vrijdag 22 novemberGisteren avond hoorde ik een voordracht oover ‘Denkende dieren’ van een Dr Pfungst uit Berlijn. In de zaal van Artis. ▫ Het bleek mij spoedig dat de heele reede tendentieus was en bedoelde de zaak op mechanistische wijze te verklaren. De man sprak 2½ uur, omdat hij wist dat van Rees in de zaal was die de zaak had onderzocht, en met hem zou debatteeren. Van Rees had met een blind paard geëxperimenteerd - terwijl de theorie van Pfungst alles verklaart door de onwillekeurige beweeging die het paard zou zien. | |
woensdag 27 novemberHet komt mij voor dat men niet moet spreeken van ‘denkende’ paarden, maar van ‘kloppende’ paarden. Eeven als men van kloppende tafels spreekt. Er is zooveel oovereenkomst tusschen de tafeldans-verschijnselen en het kloppen der paarden, dat hier wel een gemeenschappelijke grond achter zal zitten. Vermoedelijk telepathische werking van menschengeest op diergeest, met vorming van vage persoonlijkheden - demonen of elementalen - die een rol speelen, die door het vragen stellen steeds meer gepréciseerd wordt. Zaterdagavond sprak ik in Arnhem en logeerde bij Hesselink, het wijnkoopersgezin. Twee kinderen, een lieve vrouw, echt Hollandsch, blond en zwaar, vriendelijk en leevendig. De zaal vol, 500 menschen. Ik sprak oover de Vrouwenbeweeging, en droeg voor uit Dante en Beatrice, en ‘Toen ons kindje glimlachte.’ Dit laatste heeft altijd het meeste succes. Het laatste vers wat ik maakte, in Boston. Behalve Schijn en Wézen. Maandag sprak ik in den Haag. Ik wilde er een meer actueele, agressieve rede van maken, en ik zag er wat teegen op. Ik besloot, om contact te krijgen, oover mijn beschouwend leeven te beginnen. Dat gaf mij ook inderdaad rust, en bracht het bedoelde contact. Maar de couranten interpreteerden het natuurlijk verkeerd, alsof ik buiten het leeven stond. In het verslag werd ook juist al het agressieve weggelaten. Waarom? Dat is me niet duidelijk. ▫ Het was stampvol, er waren 700 menschen. Met Sirius gaat het nu goed. Ik voel het werk groeien. | |
[pagina 1278]
| |
vrijdag 29 novemberHet is duidelijk dat de couranten het politieke gedeelte van mijn rede weglieten, omdat ze anders ook mijn anti-royalistische woorden hadden moeten ooverbrengen. En dat konden ze niet, juist omdat ze raak waren en van mij kwamen. Daarvoor is de kudde-stemming te zeer koningsgezind. | |
dinsdag 3 decemberGister besprak ik met Majoor de Witt de plannen voor een nieuw oopenlucht-spel. Ik geloof wel dat ik in staat ben iets moois er van te maken. Dit ontstaat nu heel anders. Ik zie nu steeds mooie tafereelen in dat duin-too-neel. Daarin moeten dan mijn persoonen groeien. ▫ Het hoofdmotief, geestelijk, is de oovergang van Weelde-voor-enkelen tot de Weelde-voorallen. | |
woensdag 4 decemberDe dag begon zoo mooi gisteren. Het was helder stil weer en ik was blij door mijn plannen. Toen gingen we met de kinderen naar 't dorp, winkels zien. En toen werd door een kleine tactelooze opmerking van mijn vrouw alles bedorven. Ik kon niet meer tot rust en sereniteit koomen. Ik bleef stuursch en somber den ganschen dag, en 's avonds zat ik in 't donker voor mijn haardje en zag gezichten in de gloeiende steenkool. Het was akelig. Meditatie, bespiegeling, is dan volkoomen machteloos. Alleen actie zou redding brengen, en men kan juist niet tot actie koomen. Het eeuwige leeven schijnt dan een schrikbeeld. Men voelt de hellesfeer, het beperkte, enge, angstige. Van morgen stuurde Joop me de verzen van Labberton. Die werken zeer deprimeerend. Want ze zijn voortreffelijk en toch blijft de man mij antipathiek. Hij verstaat het metier, in hoogeren zin, en hij is toch een lammeling eigenlijk. En ik weet niet in hoever persoonlijke herinneringen op dezen indruk van invloed zijn. | |
[pagina 1279]
| |
Ik denk veel aan de heerlijke dagen in Venetië. De warme Juni-dagen, het frissche water, de gondelvaarten, de baden aan 't Lido, de gesprekken met Duse en Cordula Poletti. Wat een andere waereld als hier in de sombere korte winterdagen. | |
zaterdag 14 decemberGutkind schrijft: ‘Ich denke an einen wirklichen grosszügigen Band, so eine Art neuen transzendenten Imperialismus der wieder alles zu einer grossartigen Synthese zusammenfasst, im Sinne eines Napoleontischen oder Alexandrinischen Welt-Reiches ... Es darf weder national noch bloss “international” sein, sondern eben menschlich und müsste ganz epochal sein’. ▫ Zulke gedachten te hebben is al een groote zaak. Ik geloof dat ik alleen dan tevreeden zal sterven als ik deeze gedachte in uitvoering zie gaan. | |
maandag 16 decemberIk schrijf aan hoofdstuk VIII van Sirius II en ben den ganschen dag daarmee zeer vervuld. Het Boeddhisme doordenkend, voel ik alsof ikzelf nog een nieuwe wending in mijn leeven zal moeten maken. Ik ben nog lang niet waar ik wil wezen, en de vraag is/ wanneer zal zich de geleegenheid voordoen? Ik moet persoonlijk nader koomen aan het heilige Leeven en het hooger weeten. ▫ Om Sirius af te schrijven ben ik wel ver genoeg. Maar juist omdat de menschenwaereld zoo achterlijk is. Nu is noodig de praktische held, die de drie groote godsdiensten verbindt. Het diepe Boeddhisme, het Vader-begrip van Jezus, de strijdbare Islam. ▫ Maar soms schijnt het me of ik met Sirius mijn laatste woord niet gezegd zal hebben. Hij treedt af als hij 33 jaar is - maar dan! ▫ Het trekt mij alles nu duidelijk naar het Oosten. Naar Amerika wil ik nu niet. Maar als 't Oosten mij roept dan kom ik. | |
vrijdag 20 decemberIk had een goeden nacht met gunstige droomen. Het waren voorgevoelens van een zeereis naar Indië. De groote stoomer, Egypte, de warmte. En het was het einde van die soort droomen waarin ik mezelven voel als iemand zonder positie in de maatschappij, als ik droom van die huur-kamers in | |
[pagina 1280]
| |
Amsterdam en dat eeuwige laatste examen. Nu was ik onder studenten, maar met voldoening en succes. ▫ Maar een kleinigheid slaat mij dan weer geheel neer. Er is een stijgend gevoel van ontevreedenheid in me, eeven als in 1893 toen ik uit Amsterdam me losmaakte, en in 1899 toen ik naar Walden ging. Ik voel dat ik een wending moet neemen, een nieuw leeven beginnen. Ik ben voortduurend droef en onvoldaan. Ik wil doen, en ik wil het groote en universeele doen. Daarin is hoegenaamd geen eerzucht meer, maar onontwijkbare aandrang. Ik verlang succes, om te kunnen handelen. Want een bepaalde mate van erkenning is noodig om kracht tot daden te hebben. Of ik nu daden van zelfopoffering doe, daarmee bereik ik niets. Eerst moet ik een zeekere macht hebben. En die is nog niet voldoende. Ik wil die macht weer niet om de macht, maar om de grooter uitwerking van mijn daden. Op 't moment ben ik onrustig en ongelukkig. Alleen Sirius bevreedigt. Een ander rustpunt hebben mijn gedachten niet. | |
maandag 23 decemberIk sprak eergisteren in Rotterdam, en vond veel vereering en bijval. Ik herhaalde mijn réde van den Haag, wat precieser en scherper. Op sommige momenten voelde ik mij werkelijk welsprekend, had ik het instrument geheel in mijn macht. ▫ Maar ik had een weerzin teegen mijn persoon, mijn lichamelijk, persoonlijk wézen. Ik zag mijzelf in een paar groote spiegels en ik haatte mij, als mijn gevangenis. Het kleine persoontje waarin mijn groote Zelf gevangen is. | |
donderdag 26 december2e Kerstdag. Gister een aardige Kerstmaaltijd, met Willy en Elly, Betsy en Toos Everts. Het was zoo geslaagd als moogelijk was. Onder de omstandigheeden. Pauls ziekbed digtbij en moeder in Haarlem alleen. Ella stuurde een groot pak, vol allerlei liefs en moois. Er werd veel muziek gemaakt. | |
[pagina 1281]
| |
beeteren grondslag staat. De oovervloed wordt nu nog alleen verkreegen door zooveel bedrog, ellende en hard werk - en dan is ze nog maar zoo lkein, en beperkt. Vooral de eerste ontginners zullen een harden strijd hebben. | |
oudejaarsavondIk heb in 1912 vrijwel ten uitvoer gebracht wat ik mij op oudejaar 1911 vóórnam. Sirius en Siderius is verscheenen in Holland en Duitschland. De Katechismus voor Van Eeden-Kolonie in Engelsch en Hollandsch. Ik schreef een Drama voor Eleonora Duse, genaamd Eponina. Het is in 't Italiaansch vertaald, in haar handen. Ik schreef de eerste Zang van het derde boek van Schijn en Wezen. Ik schreef de helft ongeveer - elf hoofdstukken van Sirius en Siderius II en het geheel heeft vasten vorm in mijn hoofd. Ik schreef voorts drie Artikels voor de Frankfurter Zeitung. Een vierde niet aangenoomen. Happy Humanity verscheen bij Page en wordt in 't Duitsch vertaald, en door S. Fischer uitgegeeven. Lioba verscheen in 't Duitsch. Ik hield voordrachten in Soest, Breda (twee), Utrecht (twee), Haarlem, Amsterdam, Groningen, Zaandam, den Bosch, Frankfurt a/M, Almelo, Amersfoort, Arnhem, Den Haag en Rotterdam. Opgevoerd werden ‘don Torribio’ door de studenten, ‘het Poortje’ door de Rotterdamsche dilettanten en ‘IJsbrand’ door de Leidsche te Haarlem, verder ‘Lioba’ in de open lucht. IJsbrand ging ook in Frankfurt en werd aangenoomen te München, Lioba te Weimar. Het mooiste tijdvak van 't jaar waren de dagen te Venetië met Duse en Poletti. Een groote vooruitgang was de komst van mijn secretaris, Holdert. Ik was driemalen in Frankfurt, verder in Berlijn - en met mijn lieve vrouw in Doorn, in Wijk a/Zee en in Bevaix. Ook de vriendschap met Upton is een belangrijk feit, met hem was ik ook in Londen. Een groot verlies was Lady Welby's dood. Voor 1913 heb ik de volgende taak. Eerst Sirius en Siderius II afmaken. Dat vergt niet meer dan een paar maanden, hoop ik. | |
[pagina 1282]
| |
Dan ‘In Kenterend Getij’ voor den druk gereed maken, met voorwoord. Dan de zesde bundel studies met de verschillende leezingen en artikelen. Dit moet alles in de eerste helft van 't jaar gereed zijn. Dan het Oopenlucht-spel. Daarna ben ik vrij voort te werken aan Sirius III, aan Schijn en Wezen III/ aan Koning en Dichter. Dit verwacht ik niet ten einde te brengen in 1913, misschien Sirius. Ik moet ook nog een réde oover droomen prepareeren voor Cambridge (Febr.). En een tournée door Noorwegen, Zweden en Rusland in Maart. Na Sirius zal waarschijnlijk dramatisch werk volgen, dat kan reeds aan 't eind van 1913 voorbereid zijn. Oover Paul durf ik naauwelijks schrijven. Het is de sombere schaduw oover deeze jaren. Ik durf haast geen hoop meer voeden. Ik zei: als hij den winter in Holland moet blijven is hij verlooren. Nu is hij in Holland, - en ik zou bijna zeggen, als hij 1913 doorkomt dan is hij gered. |
|