Dagboek 1878-1923. Deel 2: 1901-1910
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1908]1908Dit jaar kan allicht blijder zijn dan 't vorige, maar moeielijk gewichtiger. In 't vorige richtte ik veel uit zonder er daarom nog veel plezier van te hebben. Misschien zal ik nu wijder naar buiten werken. Ik begin vol rustig vertrouwen. Als ik somber en neerslachtig ben, dan is 't het zichtbare lijf dat mij belemmert, het onzichtbare is sterk en licht. Gister avond Sylvester gevierd met het Deutsche Theater, met Reinhardt, Hollaender, Kahane, Wedekind, de tooneelspelers Moissi, Diegelman, Biensfeld, Fräulein Heims en nog een aantal meer. Het was voor mij heel gewichtig, en ik bleef den ganschen nacht, hoewel het mij nog al verveelde op 't laatst. Ik begin nu vasten voet te krijgen. Gistermorgen was ik in de National Galerie. Mijn opinie over Böcklin wordt niet gunstiger. Hij is géén rasschilder. Geen enkel werk is compleet en zuiver. Elk is vol leelijke brokken met enkele fraaie dingen. ▫ Menzel is een rasschilder, hij doet het schoone inwendige wezen - de expressie van het eeuwige leven - in de zichtbare wereld verstaan, evenals Rembrandt. ▫ Verder was er zeer weinig werkelijk goeds. Segantini, Daubigny, een klein Jaap Marisje. Als teekenaar Leibl, een goed karakterteekenaar. Overigens een ongeloofelijke massa croûtes. Soms zóó erg, dat men zich schaamde het geëxposeerd te zien. ▫ Ik was er met Benita Wolff. | |
2 januariHet jaar begint met Jobstijdingen en droevige brieven. Maar ik zal mij niet laten ontmoedigen. ▫ Het geld van de Boer, dat niet komt, waardoor ik de rente niet betalen kan. Mijn arme moesje die haar oudejaar eenzaam en in tranen heeft doorgebracht. Maar waarom is ze ook zoo hardnekkig tegen mijn lieve vrouw gekant? Nooit heeft die haar toch iets onliefs aangedaan. ▫ Het klungelachtige Ned. Tooneel, dat zelfs mijn telegrammen niet beantwoordt. ▫ Hier waar het vooruitgaan zooveel geduld en moeite kost. | |
[pagina 861]
| |
Het tragische einde van Pericles. Zijn vastheid gebroken bij den dood van zijn zoon. ▫ En het einde van zijn prachtig leven: de pest. De prachtige stad met de heerlijke beelden en gebouwen ... en daarin: de pest. De pest die wij, in al onze onmacht en leelijkheid, niet meer vreezen, omdat wij zindelijk zijn en weten wat hygiëne is. ▫ Dus die prachtige stad was zeer zeker onzindelijk, vol gore plekken, vol onreinheid. | |
7 januariBloemendaal. Zoo druk dat ik geen tijd vond tot een aanteekening. Donderdag 2 Januari 's avonds de Kneipavond met Reinhardt, waar ik goed loskwam, en naar ik meen ook indruk maakte. ▫ Ik maakte Reinhardt duidelijk dat hij met zijn fantasie de man was om met mij samen te werken. ▫ Hij heeft geen lichamen om in zijn kleederen te steken. De moderne schrijvers lijden aan armoed. De stukken zijn skeletten die hij prachtig opsiert. ▫ Daarom neemt hij de klassieken, maar dan schreeuwt de kritiek dat die nooit zulk een decorations-unfug bedoeld hebben. ▫ Natuurlijk! want de ouden hadden zulke middelen niet. ▫ Zijn eenige weg is een schrijver te zoeken die voor zijn groote theatermiddelen met volle bewuste bedoeling schrijft. ▫ Daarvoor weet ik niemand beter dan mezelf. Noch Hauptman, noch Ibsen, noch Maeterlink, noch Shaw heeft zoo sterk als ik de neiging tot het ‘grand spectacle’. Alleen Stephen Philips misschien. Maar die geeft het moderne niet. Vrijdag kreeg ik bezoek van Frans Oppenheimer. Den schranderen, sterken/ ietwat vulgairen Jood. Een man van groote beteekenis. Ik heb mij riet in hem vergist, toen ik voor tien jaren op zijn boek attent maakte. ▫ Wat hij mij nu vertelde over zijn nieuw boek ‘der Staat’ interesseerde mij zéér. ▫ Hij heeft het scherpzinnige, forsche, zelfvertrouwende en openhartige, dat alleen buitengewone mannen kenmerkt, mannen met een groote kennis en een solide intellect. ▫ We aten met hem bij Hollaender. De terugtocht naar Bloemendaal was licht en aangenaam. Paul was lief. ▫ Ik beurde arm moedertje weer geheel op. ▫ Zondag een mooie schaatsentocht over Nichtevecht, Abcou, Ouderkerk naar Amsterdam, met Martha en Paul. ▫ Gister de Idealisten door de Tooneelvereeniging aangenomen. Nu komt er gang in. ▫ Alleen bij Versluys was het weer mis omdat die geen geld bleek te hebben. Dat zag er kwaad uit. | |
[pagina 862]
| |
19 januariEen lange tijd van drukte waarin ik niet tot mezelven en dit boek kon inkeeren. Vannacht eindelijk de diepe slaap, de heldere droom, en gister de gezegende somberheid en depressie. Ik schreef de Amerikaansche rede af. | |
22 januariBussum. Verleden week ging ik per schaats van en naar Amsterdam. Het was druk op den weg en vroolijk. Ik reed hard en was blij dit wintergenot weer te hebben. Ik viel door te hard rijden. De repetities geven mij aangenaam werk. Voor beide stukken heb ik goede krachten en de spelers hebben er plezier in. Ik kreeg een lange hartelijke brief van Carmen Sylva, met haar portret. Ik corrigeer de Duitsche vertaling van Viator en werd getroffen door de diepe beteekenis van hetgeen ik toen geschreven heb, en die ik niet wist toen ik schreef, maar nu wel. ▫ Ik denk nu wel dat de werking van het boek die ik toen verwachtte, nu niet zal uitblijven. Een treurige bespreking van Kloos over Minnestral. Men moet niet veel scherpzinnigheid hebben om dit zuur-zoete gewawel voor echt en eerlijk te nemen. Het is zoo onoprecht mogelijk. Ik houd het zelfs voor bewust onoprecht. Het aannemen van een houding, dat hij altijd deed, is nu belachelijk in 't oogvallend. | |
24 januariIk las eenige weken geleden een rede van prof. Sluyter, waarin gesproken werd over de Entelechie. Ik moet daar meer van weten. De aandacht van het Oerverstand moet evenals de onze wisselend zijn en afwisselend gericht. Onze aandacht is als een zich verplaatsende concentratie van functie - een zich voortdurend door ons gansche wezen zich verplaatsend activiteitscentrum. ▫ Zooiets moet ook in het menschelijk soortwezen vóórkomen, en wel door het bijeenzijn van op bepaalde wijze geestelijk werksame individuen. ▫ De genezingsverschijnselen van Lourdes kunnen aandachtsverschijnselen zijn van het soort-wezen. Mijn denkbeelden over het menschelijk soortwezen, Christus en het oerverstand, hebben dezelfde zwakten maar ook dezelfde deugden als de theorie van Laplace over 't ontstaan der hemellichamen. | |
[pagina 863]
| |
27 januariIk ben in een gelukkige tijd. Ik denk wel eens, als ik naar dit of dat evenement verlang: ‘nu ja! als 't er is, dan blijf je toch dezelfde, met dezelfde zwakheden en droefheden’. ▫ Maar ik geloof, dat het werksaam zijn in juiste richting, effectvol, toch een durende verhooging van geluksgevoel geeft. Een van de actrices zei mij: ‘U hebt het hart van alle artiesten gestolen’. ▫ Dat deed mij goed, en ik werd er verlegen onder. | |
2 februariMooi, stil, vriezend weer. Ja, dit is een gelukkige tijd. Om de actie, die zo duidelijk in goede richting is. Ik ben ik volle actie, in vol gevecht. Donderdag de première van IJsbrand. De comedie vol bekenden. Den vorigen dag Jolles met me op de generale repetitie. In mijn loge mijn moeder, Paul, Martha, Betsy, Truida, Giza. ▫ Paul die in tranen uitbarstte bij 't derde bedrijf. De acteur Verenet eveneens. ▫ Daarna 't gezellige souper met de artiesten. ▫ Den volgenden avond, toen ik in den Haag een leege zaal vreesde, de onverwachte volte en het veel grooter succes. ▫ Daarna het late napraten met Teune en van Dijk over de tooneeltoestanden. En mijn langsamerhand gaan begrijpen dat er teekenen zijn van blijvend bestaan van het stuk, als vaste onvergankelijke kunstuiting in ons volk, durende bron van veel nieuws en ruims. ▫ Ik weet daarmee wordt altijd iets geofferd, het fijne en teere vergaat, maar wat overblijft is dan ook wêer-vast en weerstaat alle aantasting. ▫ Zoo zag ik nu reeds de door mij gebaarde figuren in weinige uren door de menigte gefixeerd. IJsbrand wordt een figuur in ons geestelijk leven. En ik weet deze schepping heeft er de innerlijke kracht voor, het gehalte, om het te verdragen. Ze mogen hem wat afslijten, geheel vervormen kunnen ze hem niet. De beslissing daaromtrent valt eigenlijk heden - Zondag - avond, de tweede en derde Amsterdamsche opvoering. Zijn die goed bezocht dan is dat 't bewijs dat de vreemde figuur niet afstoot, maar trekt en dan blijft hij. Veel heb ik geleerd omtrent spelers en publiek. De groote indruk die 't stuk maakte was deernis met de hoofdfiguur. Het tragische overwoog het komische. Ik had dat niet in die mate verwacht. ▫ En zeer merkwaardig en voor mij gewichtig en gunstig was dat het mindere volk, de engelenbak, | |
[pagina 864]
| |
aant.blijkbaar getroffen was. ▫ Dat bewijst dat ik met andere taal heb gesproken dan het woord alleen, dat bewijst dat ik met dramatische middelen heb gesproken. Dan verstaat men ook zonder literaire cultuur. Ik las een stuk van G. Bonnier over Maeterlink's ‘Intelligence des fleurs’ in la Revue. ▫ In dat stuk wordt aangehaald hoe Maeterlink twijfelt aan het intelligente werken der soorten door sommige verschijnselen die totaal onlogisch en onnut zijn, zooals het darren-broedig worden van een bijenkorf. ▫ Maar noch Bonnier, noch Maeterlink zijn tot het door mij gevonden inzicht gekomen dat de werkingen van het meest intelligente wezen somtijds falen moeten omdat éénzelfde werking moet worden uitgeoefend op millioenen verschillende individuen in verschillende toestanden. Zij hebben niet ingezien dat de soortwezens ook altijd nog maar betrekkelijke intelligentie hebben, hoe hoog ook boven de individueele, en dat hun vernuft grenzen en beperking heeft. Wat ze uitvinden geldt voor alle individuen, als instinct, maar bij sommige individuen, in sommige omstandigheden, werkt het verkeerd. Evenals een algemeene order, door een veldheer uitgevaardigd, hier en daar totaal niets of zelfs iets schadelijks zal uitwerken, al werkt ze algemeen goed. ▫ Ook omtrent de wisselwerking van individu en soort-wezen heeft Maeterlink het rechte inzicht niet. Psychologisch zeer eigenaardig is de vorming van een nieuwe rol in 't hoofd van den acteur. Bij sommigen vormt ze zich onmiddellijk, bij 't instudeeren al. Bij anderen langzaam, groeiend met elke repetitie. Bij enkelen, waaronder de besten, eerst op 't allerlaatst, tegen de voorstelling. ▫ Van Dijk was terstond klaar. Hij kende zijn rol vlug en bleef van den aanvang vrijwel gelijk. ▫ Mevr. Poolman ontwikkelde de hare langsaam, en kwam eerst bij de tweede voorstelling tot voltooying. Jan C. de Vos (evenals Ternooy Apel) liet tot het laatste toe bijna niet blijken wat er van groeien zou. Toen was 't echter in ééns perfect. Aan de Tooneelvereeniging heb ik niet zulke eerste-rangs spelers. ▫ Alleen Musch heeft de echte kunst van den ras-speler. De versatiliteit, die lenigheid van geest die terstond een geheel verschillende persoonlijkheid beelden kan. Wat zijn rol in 't stuk worden zal is duidelijk van den aanvang af. ▫ Post is veel stroever in karakterbeelding. Ik vrees soms dat hij er nooit wat van terechtbrengt. Van de rol van Idse. ▫ Bizonder lenig is de jonge Ruisch. Zijn rol (Heintje Wilwel) was onmiddellijk af, en zeer goed. ▫ Is de rol eenmaal gevormd, dan wordt het een muurvast cliché, waaraan niets meer te veranderen is. ▫ Ik ben niet bang voor 't succes van 't Beloofde Land. Maar het schijnt mij bij 't instudeeren, dat ik van de prachtige situatie in 't | |
[pagina 865]
| |
aant.derde bedrijf niet genoeg partij trok, en daarom niet zoo diep de harten zal roeren met dit stuk. ▫ De acteurs bewegen zich nog in de verzen als in ongewende kleederen. Ze kunnen er zich nog niet in bewegen. | |
zaterdag 8 februariGisteren was ik moe van den strijd. Generale repetitie van ‘'t beloofde Land’. Het drukke geschrijf over IJsbrand. De stomme pers die het stuk in Amsterdam wil vermoorden. Het succes in den Haag. De aanbiedingen over reisbrieven van de Groene. Van van Nouhuys over IJsbrand voor Gr. Nederland. De komst van Else met de aanbiedingen van Ehbock, en uit Riga voor de lezingen aldaar. Het was alles druk en begon mij te vermoeien. ▫ Ik verlangde naar eenzaamheid en mijn eigen gedachten. De afrekening van Versluys die tegenviel. De brief van mrs Cole over de bedriegelijke uitgevers. De herrie met de bakkerij op Walden, het complot van de bakkers, dat misschien tot hun eigen nadeel afloopt. Nu heb ik echter weer goed geslapen, het is mooi zonnig weer, mijn lieve vrouw speelde Brahms, en ik voel innerlijk diep rustig en gelukkig. ▫ Ik doe mijn plicht en laat de uitkomst in Gods handen. Christus kan nu zoo gemakkelijk helpen, als hij wil. Ik behoef mij niet te bekommeren. Ik was zeer blij met Oppenheimer's boek ‘der Staat’. Dat was m'n voornaamste plezier dezer dagen. | |
16 februariEergister nacht droomde ik dat mijn vader heftig tegen mij uitvoer om een fout die ik gemaakt had. De droom had het eigenaardig merk van echtheid. Aan 't ontbijt kwam het telegram dat Paul longontsteking had. ▫ Ik begreep mijn fout, - toen ik Paul Donderdag verliet, heb ik niet geausculteerd, anders had ik de symptomen zeker gevonden. Misschien weerhield mij de vrees iets te hooren dat niet goed was, de groote teederheid die tot slechte geneesheer maakt voor geliefde personen. ▫ Mijn vader heeft viermalen longontsteking gehad. ▫ Hij kon het weten. ▫ Ik heb verschrikkelijke uren achter mij. Het denkbeeld den lieven, dierbaren jongen nu te moeten verlaten, zoo ver van hem weg te gaan. En de strijd of ik mijn gewichtige taak zou mogen opgeven om hem. ▫ Hij kan zoo droevig kijken. Hij is het aandoenlijkste wezen voor me, met zijn teeder gemoed en goed hart. ▫ | |
[pagina 866]
| |
aant.Toen hij mij vroeg: ‘heb ik longontsteking?’ en toen ik 't moest toestemmen, de dikke tranen die uit zijn oogen rolden. O arme wereldgod, die lijdt in ons, zullen we allen de vreugde oogsten die tegen dit leed opweegt? En die onrustige dag verder, met nog de kleine kwellingen van het geschrijf tegen mij. Het gevoel van die fatale, afzichtelijke blindheid en grofheid die doet wat ze kan om mij te grieven en te kwellen. Alsof een demonische macht, die ze zelf niet kennen, hen tegen mij opzweept. En de lange nacht met slechten slaap. | |
20 februariHarrow. Als opgedoken uit een benauwde diepte. Ik adem weer vrije lucht. Als het niet was om mijn dierbare zoon en mijn lieve dierbare vrouw, en mijn moedertje / dan zou ik 't heerlijk vinden. Ik was wel gelukkig in het gereed maken van de tooneelspelen. Maar het walgelijk pers-geschetter maakte mij wee. Dat is geen strijden, tegen zulke lage en blinde wezens, daar is geen eer en geen voldoening in. Dat is enkel vies. Ik ben echter toch zeer verheugd zoover gevorderd te zijn. Het zal nu sneller en sneller gaan. De eerste slagen zijn het moeielijkst. Ik hoorde van een paar menschen die naar IJsbrand waren geweest. Ze hadden het mooi gevonden. ‘Maar op Meerenberg hoort hij toch’ had de heer gezegd. ▫ Toen kwam de conceptie in mij op van de vrouw die óók op Meerenberg hoort, en van wie ik toch ieder zal laten zeggen dat ze mooi en wijs en goed is. ▫ Dat kan, door eenvoudig de omgeving te laten veranderen. Ik zal haar 't eerst toonen in een historische of fantastische omgeving, waarin ieder haar zal bewonderen, en dan zal ik haar verplaatsen en ieder de noodzakelijkheid doen voelen dat ze gek wordt verklaard. En zooals bij IJsbrand zijn rijkdom hem plotseling belangrijk en tegelijk ongelukkig maakt, zoo zal het bij de vrouw haar schoonheid en vrouwelijke liefde zijn. Ze zal niet als IJsbrand onderzocht en opgesloten worden, maar vervolgd en tot 't uiterste gedreven. Misschien maak ik het einde fantastisch en niet-tragisch. ▫ De band tusschen de twee omgevingen vormt een liefde. De jonge man uit de triviale omgeving die op haar verlieft. | |
[pagina 867]
| |
weer zoowat te boven, maar het afscheid van Europa was niet prettig. Vooral omdat ik meende te bemerken dat mijn zenuwen geleden hadden onder de spanning en den strijd der laatste weken. Of dat ik minder veerkrachtig begin te worden. Vrijdag in Londen voelde ik me al veel meer gehaast en gejaagd dan gewoonlijk. Anders ben ik in Londen opgeruimd en heb plezier in het vinden van weg en reisgelegenheid. Nu was ik nerveus en niet opgewekt. En gister op reis naar Liverpool was het nog erger. Bang, bezwaard, schutterig. Gejaagd om aan boord te komen, bang voor ongelukken, denken om mijn brooze constitutie. ▫ En het toppunt was bereikt toen ik merkte dat ze weer uit mijn koffer gestolen hadden, mijn nieuwe blauwe pak weg. En dat nu ik mij voorgenomen had ditmaal beter op te passen en mij niet te laten bestelen. Ik voelde me zeer ongelukkig. ▫ Het weer was onstuimig. In Liverpool een hevige storm met regen en hagel. Vandaag is het beter en schijnt de zon. Ik sliep goed van nacht. Maar mijn zelfvertrouwen kreeg een duw. Ook de pracht en weelde hier aan boord hinderde me, ik dacht aan de Berlin, en hoe deze weeldewezentjes die dit alles zoo gewoon opnemen plotseling voor 't ergste zouden komen te staan. ▫ Ik voel ook nu duidelijk, hoe mijn natuurlijke bescheidenheid een groote belemmering is tusschen dit soort menschen, evenals ze altijd een groot nadeel voor me is geweest. De oorzaak zelfs van veel van mijn leed en ondervonden vijandschap. | |
25 februariAtlantische Oceaan. Ik zit in de open lucht, op 't beschutte dek achter de rookkamer. Het is warm als in den zomer. De zee is vrij kalm, soms schijnt de zon, telkens komen er lichte ijle nevelen met stofregen over de zee. Het water ziet donkerpaars. De wind is Zuid-west en matig. ▫ Ik ben ellendig zeeziek geweeest, sints Zondagavond. Neerslachtig, moedeloos en beroerd. Een diepe vernedering. Ik had Zondag nog smakelijk geluncht, toen kwam tegen 4 uur een zware deining opzetten uit het N.W. en ik moest naar kooi. Ik sliep goed, maar den ganschen Maandag was ik ellendig ziek. Ik kleedde mij 's middags weer. Ik schaamde mij over mijn zelfvertrouwen. Ik nam mij voor zeker geen tweede keer naar Amerika te gaan. Ik verdiepte mij in het rustige genoegelijke leventje in Holland, in ons huisje, met wandelingetjes en studie. Ik voelde mij ongeschikt voor dit groote werk. ▫ Het bewegen van zulk een geweldig groot schip is veel aangrijpender dan dat van een kleine stoomboot. Het geeft een gevoel van | |
[pagina 868]
| |
een aardbeving, alsof een geheel huis aan 't schommelen is. ▫ Ik ben na een langen nacht slaap nu wat beter en kon mijn ontbijt, een appel, thee en melk, inhouden en een pijp rooken. Maar de stemming is nog slecht. En nu is 't weer nog bizonder mooi. ▫ Hoe vreeselijk, dat we, na een moeielijk leven, in plaats van gehard te worden, alles veel scherper ondervinden op hooger leeftijd en moeielijker dragen. | |
woensdag 26 februariHet is prachtig warm zomerweer. ▫ Gisteravond was ik in de diepste neerslachtigheid. Ik voelde nerveus en ellendig, zooals ik maar heel zelden in mijn leven voelde. Alsof ik 't niet uit zou houden. ▫ Van morgen heb ik gebaad, van nacht veel geslapen, goed kunnen ontbijten. Maar de sombere ondervindingen hebben toch een diepen indruk gelaten. Ik ben te oud geworden om mij meer te harden. Ik ben een teeder gevoelig wezen en moet zorg dragen nog het meest partij te trekken van de tijd die mij rest. Al moet ik daarvoor een zeer huisselijk en rustig leven leiden. ▫ In mijn eersten slaap waren de demonen bezig. Een reusachtig paar waterlaarzen zag ik voor me, een griezelige spot waarvan ik de herkomst wel herkende. Maar er was geen helderheid waarin ik ze kon bestrijden. Zeeziekte laat zich het best omschrijven als een ziekte van de psyche van de maag. De maag handelt bij deze ziekte zelfstandig, en gehoorzaamt aan een oud instinkt om zich te ontledigen bij gevaar, vermoedelijk om het vluchten te vergemakkelijken. Dit instinkt, dat uit onzen oertijd als wilden moet dateeren, zetelt in het onwaarneembare, de psyche. Het gaat geheel buiten de hersenpsyche om, werkt als reflex, opgewekt door sommige zintuigsgewaarwordingen. Ieder orgaan heeft zijn eigen psyche, die in samenhang staat met die der andere organen. Bij de ontwikkeling der hersenpsyche komen al deze psyche's onder centraal beheer, maar zeer langsaam. Dat zulke oude instinkten aan sommige organen eigen blijven, bewijst dat ze alle beheerscht worden door een permanente psychische macht, iets dat blijvend is, bij de opvolging der individuen. ▫ Het is de groote fout der physiologen en medici zulke verschijnselen, als zeeziekte, uit het waarneembare lichaam te willen verklaren. Daardoor ontstaan de kortzichtige povere theorieën over hersen-anaemie etc. ▫ Het is dezelfde maag-psyche die ons onmiddellijk waarschuwt door honger, dorst, voorkeur en afkeer van spijzen en dranken. (Lusten der zwangere vrouwen). Deze verstandhouding tusschen zinnen en maag werkt onmiddellijk, psychisch, niet langs | |
[pagina 869]
| |
mechanisch-physischen weg. ▫ Zeer merkwaardig is bij zeeziekte de verandering in appreciatie van reukgewaarwordingen. Hoewel de maag volkomen gezond is, en best verteren kan, maakt ze ons alle geuren onaangenaam. Ze waarschuwt, op grillige wijze, voor elke eenigszins vreemde geur. Alles wat aan boord eenigszins sterk geurt, ook zeep en parfum, wordt walgelijk ondervonden. Alleen de gedachte aan zeer enkele spijzen blijft dragelijk. Ik kon b.v. alleen appelen en melk zonder walging nemen en er aan denken. Ook dacht ik met smaak aan een Hollandsch broodje met rookvleesch. Doch van morgen at ik weer met smaak een hoeveelheid gebakken spek en eieren, zoodra de maag weer geleerd had voedsel in te houden. Ook was de walging der geuren verdwenen. ▫ Zeer frappant is het eigenaardig weifelen van de maag-psyche. B.v. bij het drinken van een glas wijn. De wijn doet goed, de maag geeft teeken van goedkeuring, omdat het lichaam den stimulans behoeft. Maar plotseling weifelt ze en men voelt dat ze op 't punt is ook deze niet geheel onschadelijke kost te weigeren. Ze doet precies als een verschrikt kind of dier, schichtig, gejaagd, alleen door zachte, geleidelijke middelen tot bedaren te brengen. ▫ Deze opvating van elk orgaan als een zelfstandig wezen met eigen psyche schijnt me zeer gewichtig, een rijke gedachte voor den medicus. ▫ Hier ligt ook de verklaring van onze neigingen en walgingen, waardoor het lichaam in abnormale toestanden zichzelf automatisch - zonder centraal-psyche - reguleert. Het lichaam is - zooals Nietzsche zegt - veel wijzer dan de bewuste mensch d.i. de hersenpsyche. Maar dan is 't lichaam ook veel meer dan wij waarnemen, en in gestadig verband met de onwaarneembare eenheid der soort. ▫ Deze neigingen en walgingen kunnen, door losraken van 't verband, desorganisatie, geheel verdwalen en ten verderve leiden (alcoholisme enz.). De zeeziekte is een verschijnsel, waarover de bewuste mensch-eenheid, onze stamgeest, moet denken als een fout, een te lang en verkeerd nawerken van een instelling die vroeger heilzaam was. Maar ze is door vele eeuwen en geslachten ontstaan en kan alleen door het automatisatie-proces van vele geslachten verdwijnen. Dit is het werk der individuen. ▫ De oergeest leidt en vormt de algemeene regelen. Dit doet ze echter dóór het werk der individuen. De individuen zoeken, streven, en de resultaten daarvan worden vastgelegd in het oerwezen. | |
[pagina 870]
| |
de zee is wat woeliger. Prachtig het blanke schuim op de donkerpaarse kristallen golven, de blauwe weerschijn bij 't omkrullen. Het lang gehoopte evenwicht in mijn ziel herstelt zich. Een belangrijk ding is dat andere passagiers, jonge flinke mannen, zich eveneens er over beklagen dat ze aan boord van dit reuzenschip zieker zijn dan op veel kleiner booten. Dat dus mijn ongewoon hevig ziekzijn geen verzwakking beduidt, maar toe te schrijven is aan duidelijke omstandigheden. Het reuzenschip is op 't punt van stabiliteit een mislukking. Ik ga er zeker nooit meer mee. Van morgen bij vrij kalme zee rolt het en slingert het nog hevig. Ik ben echter gezond en at een stevig ontbijt, grape fruit, porridge, twee worstjes met puree, bruin brood met jam. Ook slaap en droom was gunstiger. ▫ Aan de ontbijttafel een druk gesprek met Amerikanen over hun president en de verkiezingen. Alles stemde mij beter. | |
zaterdag 29 februariNew York. City Club. Gister middag hier aangekomen. Een zeer sterke, over 't algemeen mooie en gunstige impressie. Prachtig het gezicht op New York van uit de baai. Ongedacht mooi en bizonder. Een wonderstad, tot grooter wonderen bestemd. ▫ Ook het aanleggen van 't reuzenschip was mooi en de ordelijke herrie bij 't ontschepen. De geweldige drukte met snel geregeld verloop. Lieve sympathieke menschen wachtten mij op. Vooral John Collier de jonge journalist. ▫ Diner bij Ely's, 's avonds de interviews. Eerst liep ik er in en daarvan is dan ook niets terechtgekomen. Later ging 't beter. ▫ Vandaag de lezing van Vandijk in the League. Een geoefend voordrager, maar wat salonachtig, zonder veel macht of diepte. ▫ Toen de allermerkwaardigste lunch waar ieder vertelde van zijn belangrijk levenswerk. Een zeldsame bijeenkomst, van universeelen aard. ▫ Joubert Pinaar, de Transvaler die voor de ongelukkige slaven opkwam in West Afrika. 'k Sliep nog niet goed, door wat excitatie, maar ik ben innerlijk rustig en vol goeden moed. | |
[pagina 871]
| |
morgen op en trachtte den dag verder tot rust te komen. Ik sliep dezen nacht dan ook heerlijk, dicteerde aan mijn rede en voel nu dóór en dóór gerust en goedsmoeds. Ik las in de Scarlet Letter van Hawthorne, maar vond de introductie het best. Het thema van een vrouw die naar mijn gevoel totaal onschuldig bestraft wordt, behandeld door een schrijver die volstrekt niet toont die onschuld te erkennen, is niet geschikt om mij te boeien. ▫ Het straffen van een vrouw omdat ze gehoorzaamt aan een liefde-instinct zal later gelijkgesteld worden - zooals ik 't gelijkstel - met het verbranden van heksen. | |
dinsdag 3 maartHelder, zonnig. Gister eerst lang bezoek bij mrs Cole. In het mistig, sneeuwig boschland. 's Avonds diner met 500 business men. Ik had de eereplaats rechts naast de president, en naast den gewezen Secretary of the Treasury Shaw. ▫ Een schitterende zaal, en vele geestige toasten. Men stond op en dronk op onze koningin en speelde Wien Neerlandsch Bloed. Ik hield een kleine rede over ‘Our friends abroad’ die veel succes had. | |
donderdag 5 maartMooi weer. Woensdag een vrij rustige dag. Interviews. Een er van, met Fechheimer van the N.Y. Times bracht mij aan 't denken over de ‘Fair business army’. Ik lag er 's nachts wakker van. Donderdag de lunch in het weelderige huis van mrs Perry, 's morgens de toespraak tot de Women's Forum. Bij Perry de lange gesprekken over Engelsch Indië/ de mooie Brahman Ratnam. 's Middags de tea bij mrs Untermeyer. Met tal van bezoekers en veel mooie vrouwen. Een rustige avond, alleen verstoord door de schilder Wilhelm Funk, een arrivé hier, die mij onsympathiek was. Een dikke post van huis, gelukkig! | |
[pagina 872]
| |
vrijdag 6 maartEen lange, rustige slaapnacht. Het sneeuwt. Merkwaardig is 't hoe weinig ik geëxciteerd was door het onophoudelijk praten in de mondaine New Yorksche kringen. Van morgen weer interviews. Ook een jonge vrouwelijke docter, Dr. Hinkle, die psychotherapie uitoefent, en die ik goede raad gaf. Ik vind hier soms plotseling echte Hollandsche eenvoud, en rechtschapenheid. B.v. het echtpaar White van Emporia Kansas, the middle West, vrienden van Roosevelt. En mrs Holt, en ook deze Dr Hinkle. | |
zondag 8 maartGoed, zacht weer. Gister een rijke dag. Eerst de tenements in East End bezocht. Toen mrs Janus gevonden bij Steinway en geluncht met Dabo, mrs Helen Smith, mrs Shotwell. 's Middags op het atelier van Dabo, zijn prachtige schilderijen gezien. Ik was opgetogen. Hij is een groot man. Een echte ras-schilder. Toen kwam ook van Noppen. ▫ Mrs Janus is goedhartig, sympathiek. Maar Helen Smith heeft iets bizonders dat ik nog niet recht vat. Ze is rijk, maar heeft iets shabby's over zich, ze is zeer vrij in haar doen en laten, oolijk en gevoelig, origineel. ▫ Toen het kostelijk dineetje in het Italiaansch restaurant, de mandolinemuziek, de ongegeneerdheid. Dabo die danste met de waardin. De echte kunstenaarsmanieren, zooals ik dat van de beste Hollanders ken. Een eenvoudig echt kunstenaar, een rasschilder. ▫ Toen 's avonds nog op de Century club. Rede en veel heeren. Vrijdag had ik nog interviews. Schreef aan mijn plan voor Fair-Business. Tea bij Holt, diner bij Gilder, en 's avonds soirée daar aan huis. Een deftig Engelsch gezin zou men zeggen. ▫ Aanstonds moet ik mijn rede houden. Ik sliep van nacht goed, en ben rustig. Ik heb mijn best gedaan, en de uitslag is in hooger handen. De verantwoording daarvan is als 't ware van mij af. Maar ik verlang wel naar mijn vredige, vrome huisje bij mijn dierbare vrouw, als de kaarsjes zullen branden ter eere van mijn terugkomst. O mijn dierbare lieveling, zij is zoo trouw, zoo echt, zoo eenvoudig, zoo vroom. Zij is mijn steun hier in deze groote wereld, door het weten van haar zuiver gemoed, haar diepe oprechte liefde. ▫ Ik weet dat ze goed vindt dat ik hier mijn best doe, en de gedachte aan haar zal mij kracht geven. De gedachte aan haar is tevens de gedachte aan God. Zij leidt mij tot hem, meest van alles. | |
[pagina 873]
| |
woensdag 11 maartTen huize bij de familie Martin, Grymes Hill, Staten Island. Twee dagen omgevlogen zonder een minuut tijd tot schrijven. De rede was een groot succes. Ik was rustig en kalm/ maar had oogenblikken van zelfobservatie die beklemden, en waardoor ik minder uitvoerig sprak dan ik van plan was. Toch sloeg het in, en de gevolgen zijn prachtig. Tal van brieven en bezoeken. En een uitnoodiging van een aantal voorname zakenmenschen tot een conferentie. Maandagmorgen zag ik eerst de fraaie organisatie van Hoggson, een model-zaak. Toen ging ik met Virginia naar Riverside, en was ook bij mrs Cole. We praatten in het eigenaardige huis van Janus, bij den haard, in den schemer. Met Helen Smith, de Vore en zijn zuster Madge, die kookt en huishoudt en koetsiert, vijftien jaar oud, haar Shakespeare kent, fijnbleek teint, een fransch type. ▫ Eerst laat weer in stad. Gister stapels brieven. Interviews met allerlei menschen, Copeland (over de Straight Edge) Strickly (over de Craftsmen bij Syracuse) en weer eenige gestranden die kwamen hulp zoeken. ▫ Toen naar Columbia University, geluncht met de professors. ▫ Daarna naar den uitgever Dodd, Mead & Co. voor the Quest. ▫ Toen met Martin naar zijn huis op Staten Island. Daar was Edwin Markham en 's avonds woonde ik nog een lezing bij over Railway's van Martin zelf. Nu zit ik in een zonnige, prettige kamer en kijk over het eiland tot aan de zee. | |
vrijdag 13 maartWoensdag schreef ik 's morgens aan mijn brieven en ging 's middags een lange rijtoer maken met mrs Martin door Staten Island. Het was warm en ik zag blue birds. En ceder en Sumacboomen en een mooi landelijk land. Ik sliep 's nachts heerlijk. Gisteren ging ik om 3 uur naar stad, behandelde twee patiënten bij Dr Hinkle, vond een enorme post op de Club, met brieven uit Holland en hoopen knipsels die ik niet las. Voorts brieven van allerlei menschen. Daarna at ik bij mr Frederik Lynch met de Holts, en bleef 's avonds op de club tot ik met Martin naar huis ging. Vanmorgen zou ik vroeg opstaan om naar miss Wald te gaan, maar ik ging weer in bed en voelde zeer gedeprimeerd, totdat ik een flinke brief schreef om mij van die noodelooze herrie te bevrijden. Toen lunchte ik | |
[pagina 874]
| |
toch nog bij miss Wald. ▫ Zij is de vrouw die president Roosevelt, Dean Howel, Seth Lord en Mark Twain op lunch vroeg, en ze alle vier kreeg. | |
zaterdag 14 maartMooi, zonnig weer. Ik sliep goed. Hoewel met slechte droomen. Als waarschuwingen, dat ik mijn geest ontzien moet. Nu ben ik heerlijk kalm, en verheug mij zelf op mijn rede voor morgen. ▫ Om 12.30 lunch in de City-Club met de Martin's, met miss Jane Adams van Chicago, de beroemdste vrouw van Amerika, miss Wald van New York, de Ely's, mr Watchorn, van de immigranten / mr Kelly, prof. Carpenter, van Columbia Un. en nog eenige anderen. Velen hielden aardige en belangrijke toespraken. Ik sprak ook. ▫ Daarna nog interviews, en toen naar de Author's Club, op een drukke receptie. Toen op Staten Island gegeten bij mr en mrs Goddard, drukke gesprekken over Socialisme. Martin was uitstekend en welsprekend. De achterlijkheid van de anderen wonderlijk. ▫ Ely nam mij onderhanden over mijn brief, en ik dacht of ik soms te angstig was geweest. Ik sliep goed van nacht. | |
maandag 16 maartGoed weer. Gister morgen had ik vrij goed geslapen, met beter droomen, voorjaars bloesemboomen en veel teedere verlangens. Ik was frisch en klaar voor mijn rede. We lunchten met Page, de uitgever van the World's Work, in de Arts Club. Op de boot voeren we met Edwin Markham. Het eten in de Arts Club was zoo slecht, dat ik er nog wee van ben, zwarte paddestoelen, en een soort vette ingewanden op geroosterd brood. De rede zelf ging goed, beter dan Zondag. Een dankbaar publiek. Maar ik voelde toch steeds de eigenaardige belemmering van een vreemde taal, die mij steeds als 't ware verbood in een of andere richting naar hartelust dóór te gaan. Een lam gevoel. Misschien wordt het beter. ▫ Daarna bij Ely, die mij wilde overhalen nog een week langer te blijven. Ik vrees dat ik zal moeten toegeven. Maar het is een feit dat ik dagelijks meer naar mijn lieve vrouw terug verlang. Het wordt een obsessie en de gedachte nog een maand van haar gescheiden te moeten blijven lijkt mij verschrikkelijk. Al haar lieve teederheden, haar reine vrome gezegden en gebaren komen mij voor den geest, en de angst dat ik dat kostbare en heerlijke mis, in mijn korte leven, voor | |
[pagina 875]
| |
zoo langen tijd, beklemt mij. God geve mij rust en kracht voor mijn plichten. 's Avonds aten wij bij Davenport en Leighton, de jonge, energieke theaterdirecteur die zelf een theater bouwt. Wat een levenskracht in die jonge man! Ik keek hem onafgebroken in zijn levendige vaste oogen en verheugde mij over zulk een sterk, levensvol, compleet type van ons ras. Welk een verschil, met de meesten daar in ons land. ▫ Ook dit is merkwaardig geluk, deze jonge man te ontmoeten. Ely heeft toch een buitengewoon talent van menschen bij elkaar brengen. Ik had Zaterdag middag een mooi oogenblik aan het Silver-lake, in het bosch, toen ik de vogels hoorde met hun onbekende stemmetjes. | |
dinsdag 17 maartGister een dag in stad, bij de Ely's geluncht, brieven geschreven op de club. 's Avonds een rustige avond op Staten Island. Er kwam een telegram van Washington dat ik Woensdag bij den President op lunch mocht komen. Maar ik moet aftelegrafeeren om de lezing. Dinsdag eerst geschreven aan mijn coöperatieplan, toen een lekkere wandeling gemaakt door Staten Island met Martin. 's Avonds het diner bij Chas.Flint, de trust-vader die met Japan en Rusland onderhandelde over de verkoop van oorlogsschepen, bij hem waren Shaw (review of reviews) en Josef Fels de zeep-millionair, Hoggson de contractor-designer, en nog eenigen, Gould. Er werd te veel gegeten en te weinig voet bij stuk gehouden. Maar het slot was goed, Fels die 10000 dollar gaf. | |
woensdag 18 maartRegen en slecht weer. Ik had niet best geslapen en moest om elf uur spreken. Maar de spreekbeurt ging bizonder goed. In Hudson Theatre over psycho-therapie, voor ± 500 menschen. ▫ Daarna gingen wij in de launch van Comm. Watchhorn naar Ellis Island waar 't reusachtig immigratie bureau is en een nieuwe eetzaal werd ingewijd. Een keurige zaal voor 1400 menschen. Er was een lunch. Ik zat naast Count Messilia de Italiaansche consul. ▫ Ik kwam moe thuis en sliep een uur. 's Avonds diner hier aan huis met prof. Hyslop en prof. Clark. ▫ Brieven van huis, en hevig verlangen. Ik doe mijn best het te verzachten door afleiding. Zondag naar Washington. | |
[pagina 876]
| |
donderdag 19 maart's Morgens een brief voor de Pionier geschreven. Om drie uur naar stad, de Congestion Exhibition gezien. Daar thee met eenige dames. Interviewd door het mooie dames-reportertje, en door anderen. Daarna diner van de X-club, waar ik de eerste felle tegenstanders vond, maar hun aanval had weinig te beteekenen. Gent, de sociaal-democraat, de redacteur van Collier's Weekly. | |
vrijdag 20 maartVan morgen even naar stad geweest om een paar minuten te spreken voor het vrouwen civic-forum. Een plan gekregen van Hoggson voor organisatie. De naam ‘the Coöperative Company of America’. Ik heb nu drie weken in New York achter den rug, en moet er nog twee dóór. ▫ Ik ben ruim vier weken van huis en moet nog ruim drie weken wegblijven. ▫ Ik houd mij goed, maar ik tel de dagen, en ben dankbaar dat de langste tijd achter mij ligt. Alles wat mij aan mijn lieve vrouw herinnert, en aan onze heerlijke huwelijkstijd is bijna smartelijk van teeder verlangen. Het klimmen op een berghelling hier, dat mij herinnerde aan Haltenegg, en aan Schwalbach. | |
zaterdag 21 maartPrachtig, helder, frisch, opwekkend weer. Eigenlijk ben ik zéér, zéér gelukkig. Maar ik moet hier tot inzicht komen van wat mijn dierbare vrouw voor mij is. Ik zie de vorige dagboekbladen dóór en vind haar te weinig genoemd. Ik waardeer haar nu eerst recht, na een maand alleen-zijn. Hoe dankbaar moet ik zijn voor die groote, groote schat van haar liefde. Hoe moet ik zorgvuldig voor haar zijn en teeder. Hoe kinderachtig bang ben ik geweest, door zoolang te aarzelen, en te talmen. Nu weet ik het goed en stellig. Waar de groote liefde is, daar is het huwelijk plicht, en alle andere consideraties zijn nietig. Gister sprak ik voor het People's Institute/ 1500 menschen. Ik was niet gedisponeerd, ik had er niet de rechte lust in, maar ik was zeer kalm. En naar een verslag in de Times te oordeelen is de uitkomst uitmuntend. Ik ben innig dankbaar voor de machtige invloed ten goede die ik kan uitoefenen. | |
[pagina 877]
| |
dinsdag 24 maartZacht, lenteweer. De dagen gaan snel, en toch te traag naar mijn zin. Vandaag over 14 dagen ben ik op zee. Over drie weken in haar armen. Zaterdag om 1 uur Yale Club dinner, Fortnightly Club. Ik zat naast den uitgever Putman, en Page was er. Een prettige zaal en ronde tafel. Ik sprak goed en krachtig. Ik at bij Ely. Zondag eerst een lange wandeling in de frissche koele zonnige lucht, met mrs Martin en Ida Wilcox. Aan de lunch kwamen mr en nirs Holt en Page, en later Slosscher en de uitgever van de American Magazine. Ook een bezoek van Daan Wolterbeek en zijn vrouw. Om 5 uur ging ik naar Washington. Een benauwde, donkere, warme hotelkamer. Den volgenden dag regen, en de geblaseerde Hollandsche aristocraat Royaards, de gezantschapsattaché. Hij was beleefd en vriendelijk en vroeg mij op de maaltijden. Maar zijn Hollandsche onfrissche languissante cynische moedelooze toon was ondragelijk deprimeerend. Ik ken dat soort. Ze laten zich op kunstgevoel voorstaan, en voelen schuchter iets van rechtschapenheid. Ze hebben een afkeer van de Amerikaansche overdrijving - maar onderwijl snakte ik naar de frissche opgewekte Amerikaansche gesprekken. Ik zag Roosevelt praten terwijl ik met Royaards zat te wachten en dacht: ‘hoeveel beter schiet ik met zoo'n man op, die vol actie en drukte is, veel naïever, maar ook veel frisscher en gelukkiger.’ Het gesprek met Roosevelt was kort maar zeer sympathiek. Hij was blij met mijn boek en de vleiende opdracht er in. Ik zag zijn ijdelheid. Maar niet antipathiek. Toen vroeg hij naar mijn houding ten opzichte van klasse-bewustzijn. En toen ik verzekerde daartegen gestreden te hebben en nog te strijden toen kwam hij los. Zijn oogen zijn klein en zeer bijziende, hij is geen knap man, zijn tanden zeer wit en gaaf. Maar zijn manieren zijn zonder affectatie, hij geeft zich zooals hij is. Op 't laatst toonde hij zijn overdreven machtsgevoel. Zijn groote macht maakt hem trotsch en doet hem zijn persoon stellen in plaats van de republiek die hij vertegenwoordigt. Hij is geen filosoof, heeft geen filosofisch karakter. Maar een oprecht, sterk man, vol energie en strijdlust, die eerlijk 't goede wil. In Washington lekker groen gras om te zien en veel knoppende en bloeiende boomen/ het was zoel en regenachtig. ▫ Ik zag het Congres en het monument voor Washington. ▫ Alles zoo weinig origineel. Een Obelisk die | |
[pagina 878]
| |
aant.opgemetseld is uit kleiner steenen verliest al het karakter van zijn vorm. ▫ Ik at in de prachtige club met Royaards. Het was niet prettig. Een soort reflex van het vervelende leven van dien man, en voor mij eenige vermaningen. Mijn koffertje was een tijd lang weer zoek. ▫ Met den nachttrein naar New York. Hier ben ik blij weer te zijn. Maar 't is soms of er een schaduw is gevallen op het Amerikaansche leven, juist door dien dooden Hollander. | |
woensdag 25 maartGister weer brieven uit Holland, alles goddank goed. Ik sprak met de Martins over de socialistische partij die ze hier stichten willen, en raadde de naam ‘Fabian’ af en ‘Constructive’ aan. Ik zag mijn eigen weg niet klaar. Toen sprak ik met Ely en met Hoggson en zag duidelijk dat ik mijn plan ‘the Coöperative Company of America’ met alle macht moet doorzetten. Daarin gelooven ze en daaraan willen ze meedoen. Uitstekend. | |
vrijdag 27 maartWarm. Woensdag avond maaltijd op de University Club, een prachtige club, met Walter H. Page, van the Worldswork, verder Mr Ogden gewezen hoofd van Wanamaker's stores, nu lid van de Educational Committee dat de millioenen van Rockefeller beheert. Dr Buttrick/ secretaris van idem, Dr Knapp, Department of Agriculture Washington, Dr Bumpers/ Museum Nat. History, Mr Glenn, Head of Sage Foundation to help social conditions / Dr Trissell, Principal of Hampton Institute for negroes, Va. ▫ Drukke discussie, waarin ik nieuwe argumenten vond voor economische in plaats van politieke actie. Gisteren Donderdag gewerkt aan mijn laatste rede. Toezegging van $ 150 voor een artikel in de American, lunch met miss Tarbell, 's avonds maaltijd bij James Stokes, den millionair die overal Christian Associations opricht. Woensdag middag naar Barnum en Bailey geweest, met de Martins. Pea-nuts zitten eten. Het stille paard dat omhoog geheschen wordt op zijn plank. De malle clowns. Er was te veel tegelijk, maar ik vond het toch prettig. Daarna bezoek bij mr Mabie, den patiënt die zijn geld verloor, zich den | |
[pagina 879]
| |
hals heeft willen afsnijden en nu 1½ jaar neerligt en niets kan en chloral neemt. Bedorven door domme dokters. | |
zaterdag 28 maartWarm, 75o, in huis 80. Gister lunch met Cassen en zijn vrouw (mrs Commander) bij Ely. Een scherpe schrandere journalist, vroeger methodist dominee. ▫ Daarna weer photografeeren bij miss Käsebier. Conferentie op de League. Eindelijk dinner bij mr en mrs Bourne met Dr Dana en Beatrice Hinkle. ▫ Ik schreef mijn speech af, en was zeer dankbaar en aangedaan. Maar ik begin sterk naar mijn terugkeer te verlangen. Droomen vervolgen me. Bij alles moet ik aan mijn lieve huisje en mijn lieve vrouw denken, het verlaat me nooit. Nog een week hier, en nog een week op zee. | |
woensdag 1 aprilMooi lenteweer. Ik ben blij. Ik heb een slaap met gunstigen droom gehad, helderheid. En ik vertrek over-overmorgen weer naar mijn dierbaren. ▫ Vanavond nog mijn laatste rede. O hoezeer verheug ik mij op het weerzien, ik moet er elke minuut aan denken. ▫ Over-overmorgen ochtend aan boord. En dan nog een week. Misschien Zondag over acht dagen al in Bussum. O! O! Ik had een paar lieve dagen bij de Cole's in Riverside. En het gaf mij rust, dat ik daar een thuis zou hebben voor mijn lieve vrouw, als ik weerkom. Daar zal ze zich het prettigst gevoelen. Zondag zag ik het arme zielszieke meisje Beatrice Theyre. Maandag bezocht ik, daarover, mrs Stokes, de millionairsvrouw en weigerde geld voor mijn hulp. Misschien een ongeoorloofd trots-genoegen, misschien ook wel wijs. ▫ De Griswold Bourne's kwamen met mij naar Staten Island en aten daar. Mrs Martin en ik dansten bij de electrische piano. 's Avonds een rustige avond thuis. ▫ De lieve Ida Willcox mag ik erg graag. Ik wou, dat ze mijn dochter was of werd. ▫ Gister, Dinsdag, lunch bij de Ely's, met Dr Deebie. ▫ Daarna weer bij Dabo op 't atelier. Mijn opinie over zijn werk bevestigt zich. De mooie foto's van Clarence White. ▫ 's Avonds groote feestmaaltijd in 't Waldorf-Astor hotel voor Mrs Ward. Speech van Consuelo van der Bilt, hertogin van Marlborough, een van buiten geleerd lesje, nog al ridicuul. Mrs Ward zelfwas vervelend. Het was een schitterende partij, maar geen wijn. Alleen ijswater. | |
[pagina 880]
| |
O de heerlijkheid als ik hier mijn werk gedaan heb en naar huis mag. En toch zie ik er niets tegenop om in 't najaar terug te komen. Maar nooit meer zonder mijn lieve vrouw. | |
donderdag 2 aprilStormachtig. Gister een prachtige wandeling met Martin. Het beekje in 't bosch met de Skunk cabbages, en het kerkje van Richmond, met de witte grafsteenen. Heerlijk weer. ▫ 's Avonds mijn laatste speech. Ik had een mooie rede geschreven, maar de omstandigheden waren ongunstig. Ik had zwaar werk en voelde tegenstand. Een slecht gehoor, hoewel zeer talrijk. Er waren te veel sprekers, en het werd te laat. Maar ik streed dapper en mijn lieve vrouw zou zeggen: lieve goeie Keesje! Mijn geest was vooral kalm en nu nog getroost door de gedachte dat ik als een held terugkeer tot mijn liefste, na in haar naam en met haar beeld voor oogen gestreden te hebben. | |
zaterdag 4 aprilAan boord Carmania. ▫ Een straffe koude N.W. wind. ▫ Mijn eerste tocht is verricht en ik ben op de terugkeer. Dat gevoel van ridderschap, en het strijden met liefde's gedachte heeft een diepe waarde voor me. De essens van wat het in de riddertijden was, is gebleven. Het geval is er nog en vervult me en sterkt me en troost me. Ik doe wakker mijn best, ik strijd niet voor mezelf, ik strijd om Godswil en in liefste's naam. Het is een strijd, en ik voel maar al te vaak hoe broos en teer ik ben, en dat ik al mijn kracht en beleid noodig heb. En ik voel de diepe waarheid van de liefde voor mijn vrouw die de band is tusschen God en mij. Zóó alleen kan ik gelukkig zijn. Mijn laatste rede was geen triomf, een hard gevecht, een ‘drawn battle’. Het was niet mijn schuld. Ely had ditmaal de omstandigheden niet juist berekend. Er werd niets verloren. Maar de zeer goede en krachtige rede miste zijn effect. Het trof mij, dat ik juist vóór deze rede mijn eenigste heldere droom had. Dat is precies als in Frankfort, een rustige troost. ▫ Inderdaad is ook alles zeer goed. De rede wordt toch gedrukt en verspreid. Er zijn al genoeg aanhangers om een deugdelijke organisatie voor te bereiden. De tijden zijn rijp, en er zal zeker iets gedaan worden. ▫ Ely is een machtig persoon, in zijn gemoedelijke, bescheiden manier. Hij ziet scherp en heeft | |
[pagina 881]
| |
verbazenden tact. Een man die de publieke opinie vormt. Gister was mijn verjaardag. Ik was het eerst glad vergeten. En later eerst bedacht ik dat ik 48 jaar werd. Ik lunchte op de City Club met mrs Humphrey Ward en de anderen. Donderdag lunchte ik bij Edmund Kelley/ de advocaat, die meende dat hij nog maar een paar jaar te leven had. Ik heb hem wat gerustgesteld. Er waren Robert Hunter, de sociaal-democraat, en Irvine de Christensocialist, die op zijn 19de jaar nog niet lezen kon, mijnwerker, thans predikant in 5th avenue, een geestdriftige goeie Ier. Daarna interview bij Cassen en kennis gemaakt met Hamilton Emerson de expert in shop-efficiency. ▫ 's Middags gewerkt met Collier, daarna diner bij Flint, waar Hopkinson Smith, de Southerner zijn vroolijke anecdoten vertelde. Een type, een gedistingueerde Justus van Maurik, ingenieur, architect, schilder, novellist en populaire voordrager. Er was ook mr en mevr Berg waarmee ik nu de reis maak. Gister mijn verjaardag heel aardig herdacht met mijn goeie gastheer en gastvrouw bij de Ely's met Collier en zijn vrouw. Een hartelijke gezellige thee-partij. ▫ 's Avonds naar het theater. The servant in the house. Een moraliteitsspel, geschreven door Kennedy, die acteur was in Everyman (Elckerlijck). Dit stuk is duidelijk daarop geïnspireerd, maar toch geen imitatie. Een diepere navolging, met volkomen adaptatie van 't moderne leven. Zeer vaardig en geslaagd. Soms als kunst zwak, maar ik vond het toch goed en dapper, zulk werk te durven geven, tegen alle theorieën in. Een naïef idealisme waarover Nietzsche en Shaw zich zouden ergeren, om de naïeviteit en de moraliteit. Maar mij behaagt zeer het verwaarloozen der waarschijnlijkheid en het maken van 't tooneelspel tot wat het altijd blijven moet: een schoone en leerrijke illuzie, een geheel vrij beeldenspel. | |
maandag 6 aprilHet weer is stil en zacht geworden, de zee vlak. We zijn in de Golfstroom. Ik sliep zeer goed en voel me wel. Doch er is nog een sterk en smartelijk verlangen naar mijn vrouw. Haar lieve maniertjes en stembuigingen komen aldoor voor mijn geest. Ik zie haar aankomen door 't achterlaantje met haar oude blauwe cape, en dan op eens hard loopen als ze mij ziet. Ik schrijf brieven, maar kom nog niet tot arbeid. Nog zes dagen. | |
[pagina 882]
| |
woensdag 8 aprilWelk een teer, overgevoelig gestel ik eigenlijk heb, ondanks mijn goede gezondheid/ bewijst wel de spanning waarin ik nu verkeer, uit verlangen naar mijn vrouw. Elken nacht droom ik van haar, dat ik thuis ben, en haar bij me heb, en dan is het toch niet bevredigend, iets droevigs is er in. En dat komt door de onrust, omdat ik in geen maand van haar afweet. Ik lees haar lieve brieven over en verdiep me in haar toestand en in alle bizonderheden van ons samenzijn. De gelukkige maanden van ons huwelijk, het echte, ware, gelukkige huwelijk. Hoe veel beter begrijp ik nu alles, wat het huwelijk betreft. De reinheid er van, zooals vrouwen dit voelen, en de zegen, het noodzakelijke, natuurlijke. En hoe dàn alleen het pijnlijke, het stuitende geheel weg is. Die eigenaardige schuw, die afkeer die jonge mannen voelen, waardoor het iets vernederends krijgt, die is morbide, en het gevolg van afdwalende instincten. ▫ Nu is de gedachte aan mijn vrouw overheerschend, in alle onrustgedachten. Noch aan mijn jongens, noch aan Martha, noch aan mijn moeder denk ik zoo innig en smartelijk hevig als aan haar. ▫ Soms, in den nacht, is het ondragelijk, ik begrijp niet hoe ik nog vier of vijf dagen die spanning kan volhouden. En toch is de overtocht tot nog toe zoo aangenaam mogelijk. Ik ben wel en slaap goed. Er heerscht een vroolijke stemming aan boord, alles is overdag op dek, de wind is zacht en het is heerlijk in de zonneschijn, de zee prachtig blauw met witte kopjes. Ik speel met de schijven op dek met mr Berg, en we hebben genoegelijke maaltijden en gesprekken. Zij is een typisch Engelsche, elegant en verfijnd en ook algemeen ontwikkeld, draagt zeer fraaie kostuums. Hij heeft een antipathiek joodsch gezicht, en snijdt wat op over zijn vele reizen en hooge relaties. Maar ik kan het toch wel met hem vinden. Ik schaak met hem. Ik lees het boek ‘As the Hague ordains’ een beschrijving in dagboekvorm uit den Russisch-Japanschen oorlog van een vrouw die haar gewonden en krijgsgevangen man verpleegt in Japan. Een aardig, interessant boek. ▫ En ik ben dankbaar als weer een dag is doorgebracht, en Europa zooveel mijlen nader. Als ik Ierland maar zie! Nog vier dagen. ▫ Gister zag ik de machine-kamers in het groote schip, de tunnels waarin de assen draaien, de stookruimte en de turbinen. Een indrukwekkend gezicht. | |
[pagina 883]
| |
aant.
Ik dacht ook over geldzaken. Ik heb nu ongeveer f 2000. Daarvan moet Hans zijn geld, en moeten wij verder leven. Ik heb nog f 300 uit Amerika te wachten, misschien nog een f 200 uit Duitschland/ verder f 200 van Groot Nederland en f 100 van Versluys. Wat de comedies opbrengen gaat naar Martha. Eindelijk de 1200 Mark van Riga, als dat doorgaat. Maar ik zal toch nog wel mijn reserve noodig hebben. Wat zal ik thuis vinden? Zouden de tooneelstukken al ‘af’ zijn. Zouden al mijn dierbaren gezond zijn? Truida, Moesje, Paul, Hans, Martha? Welke berichten uit Duitschland? De stukken in de Zukunft? Viator? De uitgave van Ehbock? Op het tooneel dáár reken ik heelemaal niet meer. Die lui maken zich te ridicuul. En wat zouden we dezen zomer doen? Naar Stockholm? Maar zeker niet vóór half Juni, of begin Juli. En mijn moesje? Of in Holland aan zee? En zouden er nieuwe zorgen komen met de crediteuren, en de bakkerij? ▫ Tot November kan ik zeker wel rondkomen. En dan moet Amerika weer wat opbrengen. Maar 't zal vreeselijk zijn, als ik moeder voor vijf maanden verlaten moet. En zouden ze in Holland nieuwe stukken willen spelen? Zendeling, het Poortje, of Reinald? Ik herinnerde mij ook van nacht dat ik eens, een paar jaar geleden, zeer levendig van Amerika droomde. En ik herinner mij nog duidelijk het stemmings-sentiment er van. En dat komt merkwaardig met de nu doorleefde werkelijkheid overeen. Alleen weet ik zeker dat ik toen van de groote steden in 't midden van Amerika droomde, in 't Middle-West. Dat moet dan nog komen. Overmorgen zien we waarschijnlijk land. En over vier dagen ... Maandag ... O! | |
[pagina 884]
| |
aant.
In Amerika ben ik tot 't vermoeden gekomen, door 't spreken met Zuidelijken, dat de heele anti-slavernij beweging een vergissing is geweest. ▫ Een feit trof mij zeer, dat de aanslagen van negers op blanke vrouwen eerst zijn begonnen na de burgeroorlog. Tijdens de slavernij waren ze onbekend. Dat is zeer sprekend. ▫ Mijn gevoel zegt ook dat de verhouding tusschen neger en blanke alleen dan zuiver en natuurlijk is, als er een liefhebbend en goedertieren meesterschap is en een verknochte dienstbaarheid. ▫ Wat nu is ontstaan is een hopelooze toestand, het gevolg van Christelijke dwalingen. Ik las over Japan, en begin het verwonderlijke succes in beschaving te verklaren door de afwezigheid daar van Christendom en philosophie. ▫ Japan is 't eenige land waar nooit een kerk of stelsel heeft geheerscht, en op dit oogenblik het meest gelijkmatig beschaafde, en het snelst zich beschavende land. Geen verkerkt of verstelseld volk zou zich zoo snel hebben aangepast en opgevoed. ▫ Ze zijn zindelijk en ze weten hun kinderen op te voeden. Ze bewaren hun poëzie en hun kunst. En toch zijn ze als volk niet zulk een hoogstaand ras. ▫ In China het versteend Kongfoetseanisme. In Indië de Brahmaansche priesterheerschappij, in Europa de gruwel van het kunst-vijandige en beschaving-doodende Christendom. | |
14 aprilThuis! thuis! ▫ O het was zoo heerlijk als ik maar had kunnen denken. ▫ De bezwaren waren er, natuurlijk! Geld en vijandschap. De berichten over de tooneelstukken zeer ontmoedigend. ▫ Maar ik ben zoo gelukkig bij mijn liefste - het is alles zoo goed. En ik sliep zoo heerlijk in mijn oude werkkamertje in het nieuwe bed. De bloemen, en het ontbijtje. O, toen ik de rode cape zag, en het lieve, angstig kijkende gezicht. | |
[pagina 885]
| |
15 aprilNog Noordewind, maar zonnig en stil. Ik kom tot die inkeer, die ik voel dat goed is. Ik stond vanmorgen bij mijn bijenstal waaraan ik zooveel jaren gewerkt had en die nu was ingezakt door den storm, en alle bijen weg en dood. Alleen honderden viooltjes bloeiden er nog. Toen voelde ik de weemoed en het ernstige inzicht van de waarheid, die tragisch is. Dat wat niemand in Amerika ziet, en wat toch bij God brengt. Ik sliep weer goed, maar in den droom was weer droefheid. De weemoed van het vergankelijke. Ik droomde dat mijn liefste en ik zelfmoord wilden plegen en cyaankalium kochten. En toen zei Gorter dat het jammer zou zijn, en dat het leven toch nog mooi was om te leven. En toen hoefde het niet meer en bleven wij leven. ▫ O de nabijheid van haar is zóó groote zaligheid. Gister wandelde ik met Hans van Santpoort naar Haarlem, en ik hoorde van hem, dat hij 't Beloofde Land niet gezien had, omdat het niet meer gespeeld is na 8 Maart. Dus 't heeft nog veel minder ‘gedaan’ dan iemand dacht. Dat is een bittere teleurstelling, die ik niet verheel. En het is een goed, degelijk, rijk stuk. Zoo goed als ik er ooit een geschreven heb of schrijven zal. Het is de combinatie van het domme publiek, de slechte kritieken, de slechte tijd, en de moeielijke toestand van de Tooneelvereeniging die zulk een stuk doen mislukken, ondanks het succes. Ik zie wel dat ik hier in Holland nog een harden dobber zal hebben. Dit alles beteekent dat de wenk van mijn vrouw om onbekommerd tot het mooiste in te keeren wat ik in mij heb, juist is. Ik moest rustig dóórgaan met wat mij goed en mooi voorkomt. ▫ Ik ben zoo gelukkig met haar. En ik vind het vooruitzicht heerlijk, van een stil werksaam leven hier, eenige maanden achtereen. Al dat andere werk, in Amerika, en in de tooneelwereld, is goed, en haar intuïtie steunt mij ook daarin. Maar mijn diepste mooiste zelf mag ik niet verliezen. Vaag vermoed ik de mystieke werkingen van de menschengeest in deze mislukkingen of successen. Ze hangen niet van oorzaken af die wij begrijpen kunnen. Christus laat gelukken of mislukken wat hem noodig voorkomt, ondanks al onze berekeningen en verwachtingen. Wij moeten trachten aan zijn wil te gehoorzamen. En hij tracht weder God te gehoorzamen. Maar ook dat is trachten. Zondagmorgen kwam ik te Liverpool aan. Mooi was weder de Iersche | |
[pagina 886]
| |
kust met de fraaie kleuren, de wolken en de regenboog. De blauwgroene zee. ▫ Ik spoorde met de Berg's in de expres naar Londen. Wij waren goede vrienden en Mrs Berg is een lieve vrouw. ▫ In Londen lunchte ik met hen in Carlton Hotel en telefoneerde naar Harrow. Toen ik hoorde dat er een brief uit Holland was, ging ik er even heen, en zag Lady Welby en miss Carter en Dr Slaughter. ▫ Het was stil weer. Maar toen ik op de Vlissingsche boot naar kooi was gegaan, werd ik om één uur wakker door hevig slingeren en stampen. Het weer was ruw geworden en de zee sloeg zoo hard tegen de wanden dat ik niet slapen kon en bang werd. Ik had een paar ellendige uren, van 1 tot 3. Ik schaamde mij, maar er was niet aan te doen. Ik stond op en ging op 't dek naar 't weer zien. Het was helder, en de boot stoomde snel door de woelige zee. Een slaperige steward was verbaasd over mijn onrust. Toen ging ik nog een uurtje slapen. Het te huis zijn is liefelijk en weemoedig. | |
donderdag 16 aprilVerjaardag van mijn lieve vrouw. ▫ Steeds slaperig en weemoedig. Ik moet altijd door om droeve dingen denken, en ik zie alle bezwaren, en herinner mij alle tegenspoeden en hoe alles beter had kunnen zijn. Mijn dom, vijandig, ondankbaar volk. ▫ Ik begrijp, dat ik voor het waardeeren van mijn werk energieke en invloedrijke bewonderaars noodig heb. Ik ben niet van plan ze te zoeken, maar zoolang ze er niet zijn behoef ik geen billijke waardeering te verwachten. Alle appreciatie berust op suggestie, in onzen tijd. De dichter die de schoone en wijze kunst creëert, moest wachten tot enkele maar practischactieve menschen zijn schoonheid verstaan en aan anderen opdringen. Dan eerst durft de menigte gelooven. Geloof, suggestie, autoriteit beheerschen de gansche kunstappreciatie. Maar er moet gebruik worden gemaakt van algemeen aanwezige eigenschappen. ▫ Maar het maakt een treurigen indruk het publiek aldus te zien bewonderen op gezag, zonder de minste zelfstandige smaak. | |
[pagina 887]
| |
Goede berichten uit Berlijn. Het artikel van Oppenheimer in de Zukunft. Stukken in 't Berliner Tageblatt. Ondanks mijn sombere stemming, voel ik mijn nieuwe boek toch groeien. Het wordt het boek van den nieuwen man in zijn strijd tegen de oude maatschappij en de oude liefdesopvattingen. Ik lees Omar Kháyám. | |
21 aprilKoud, alles onder sneeuw van morgen. Ik las gisteren ‘the scarlet Letter’ verder en vond dat het boek de bewondering verdient, die het opwekte. Vooral de sobere groot-eenvoudige structuur. Het ware een goed dramatisch gegeven. ▫ ‘Let man tremble to win a woman without winning the utmost capacities of her love.’ Goed gezegd. The Rubayat of Omar Kháyyám's waren mij gezonden door mrs Berg, die er mee dweepte. En ik verbaasde mij bij 't lezen hoe deze tamelijk forsche en niet zeer moderne en begrijpelijke fragmenten zulk een indruk konden maken. Het boekje heeft enorm succes gehad. Ik zie hierin weer een merkwaardige aanduiding van het instinct van onzen tijd. De oude perzische astronoom ontdeed zich luchtig en dapper van alle conventie en bijgeloof, en zwoer bij den wijn. De moderne Engelschman voelt dat hij iets dergelijks behoeft, en hij neemt den wijn op den koop toe. Het is hetzelfde geheim dat Nietzsche zoo bekend heeft gemaakt, en dat Ida Wilcox meer van Windekind dan van Marcus deed houden. ▫ De vertaler Fitzgerald heeft er een regel bijgevoegd, ‘and Man's forgiveness give - and take’ die niet in 't origineel te vinden is. ▫ Ondanks de kritiek wilde de vertaler deze regel niet veranderen. Dat bewijst zijn eigen stoutmoedig oogmerk bij de vertaling. God te vragen de vergiffenis van den mensch aan te nemen is werkelijk een heroïeke gedachte. | |
vrijdag 24 aprilIn Holland hebben wij sints mijn terugkomst nog niet anders dan ruw, guur, somber weer gehad. Dat dient wel om de depressie nog te versterken. Hans ligt nog te bed, ikzelf leef voort zonder veel elatie. Ik werk aan mijn stuk voor de American Magazine, heel langsaam. Ik weet nog niet hoe mijn nieuwe boek worden zal. Merkwaardig zooals alle kleine indrukken | |
[pagina 888]
| |
en gebeurtenissen in ongunstigen zin worden opgenomen en uitgelegd, zoolang de ‘negatieve gevoelstoon’ in mij heerscht. Ik ben blij, dat de Hollanders het Beloofde Land in Berlijn zullen spelen. Het zou mij zeer verwonderen als daar het stuk niet beter werd gewaardeerd, zelfs in 't Hollandsch. Een goed dramatisch werk, zooals dit, kan begrepen worden, ook al verstaat men de taal niet. Zelfs een doove zou bij dit stuk kunnen zien wat er gebeurt, en de toedracht kunnen volgen. Een lichtpunt is dat ik gauw weer wegga, naar Guernsey met vrouw en moeder. | |
zaterdag 25 aprilGister avond had Hans 39o 6. Jolles en Helene Biegel waren ten eten. Ik voelde mij zeer ongelukkig. Paul kwam niet. Truida bleef liever thuis. De twee hadden het druk over Italië. Ik tobde over Hans. ▫ Helene begon ook al over Omar Khayyám en ‘high-piping Pehlevi’. En dat heet nog al Katholiek. Jolles gaf een verslag van de treurige finantieele toestand. ▫ Hij spreekt altijd over me als ‘de baas’. En hij is eigenlijk de eenige Hollandsche vriend die ik thans heb. Mijn jongens en Jolles zijn de eenige mannelijke personen die in Holland famieljaar met me omgaan. En dat is toch waarachtig niet omdat ik zoo moeielijk in den omgang ben. 's Nachts, terwijl ik over Hans lag te tobben, kwam ‘de Nacht-bruid’ in mijn geest. En dit boek hoop ik nu te gaan schrijven. In dezen vorm, de eerste persoon, in de fictie van een auto-biografisch gedenkschrift, meen ik het meest vrij te zijn om alle waarheid die ik voorhanden heb te uiten. | |
maandag 27 aprilGister middag kwam Paul eindelijk. Hij heeft het land aan Bussum. Het is ons niet gelukt het ouderhuis voor hem tot een attractie te maken. O de vervloekte somberheid. Het is een misdaad te trouwen in een geslacht waar de zwaarmoedigheid heerscht. Het is een erger misdaad dan met tuberculeusen of luetischen te trouwen. De jongens hebben nooit twist of zelfzucht in huis gezien, maar de zwaartillendheid en de stuurschheid, het wrange leven, afgewisseld door jolige buien. En ik heb een blij, helder temperament. Maar in overmoed heb ik mij gewaagd aan het corrigeeren der zwaarmoed. | |
[pagina 889]
| |
aant.
Het onderscheid tusschen zonde en ziekte is gradueel en wijzigt zich naarmate wij de plichten en de vermogens van het individu beter verstaan. In het licht van het begrip der Soort-ziel verduidelijkt zich dit. Het zondeinstinct, het iets als zonde voelen, is door de soort-ziel ons gegeven, opdat wij beter onze individueele functie zouden doen. Maar dit instinct kan falen, afdwalen, misleiden, ten verderve voeren, als alle instincten. En dat speciale kwaad waarvoor het waarschuwt is voor het doel onzer functies niet schadelijker dan euvelen die wij niet als zonde beseffen. Naarmate wij groeien beseffen wij ook ziekte, zwaarmoedigheid als Zonde, - en bemerken dat het zonde-besef voor sommige andere afwijkingen verregaand overdreven en onnoodig was. ▫ Wroeging is een even groote afdwaling als toorn of gierigheid. Zelfkwelling en wereldverzaking een even groote zonde als losbandigheid. | |
donderdag 30 aprilEr is een groote ontspanning gekomen. Zoo eigenaardig en wonderbaarlijk voor me, dat ik niet nalaten kan er diepere beteekenis achter te zoeken en te vragen: wat heb ik gedaan, welke betere richting heb ik opgestuurd, om dit teweeg te brengen. Over tien dagen ga ik naar Parijs en Guernsey. En dan aan 't Boek. Ik werd geroepen bij den stervenden X. Geen stichtelijk ziekbed. Den ouden, rijken, ongemanierden jood, die bang is en egoïst en ieder afsnauwt. Maar voor mij is hij gedwee, en ik voelde sterk het voornemen toch vooral mijn best te willen doen om waardig te sterven. ▫ Het geval wekte mij op, in plaats van neer te slaan. Zondag was de climax, toen Paul niet wou opstaan en ik hem een kan water in zijn bed moest gooien, en Martha ging huilen, en Hans wrevelig werd, en Paul de hei op liep. Het was akelig. ▫ Toen luwde alles. Paul en Martha gaan naar Engeland. Ik sliep vier nachten op de Lelie, zacht en gunstig. Ik zal een crediteuren vergadering bijeenroepen. Hans is weer vroolijk. Het weer is zacht en zonnig geworden. Gister was ik nog verdrietig omdat ik vrees dat de N.T.V. zich door Heyermans laat weerhouden om 't Beloofde Land te spelen. Mijn artikel af voor de American Magazine. ‘How Mind can heal the body.’ | |
[pagina 890]
| |
Ik corrigeer de proeven voor Studies V. Een goede bundel. | |
1 meiZacht, vochtig, geurig meiweer. Ik had vijf nachten in mijn oude bed geslapen, en voelde de somberheid wijken en ik had geen griezelige droomen gehad, zelfs een begin van helderheid. ▫ Maar hedennacht, voor 't eerst weer in het nieuwe bed in ons huisje, weer een echte droom, een derde klasse spoor-coupé waarin een slachterij was, en ik zat naast een week, koud, dik varkenslijk, zoodat ik de kou dóór en dóór voelde, en van boven droop bloed en vuil op me. Vandaag weer de donkere schaduw op me. Ik was bij X., de oude heer stierf heden morgen, en daar was ik goed en flink en deed mijn plicht. In dat huishouden heeft men mij noodig en ben ik een groote steun. Maar daarna was ik diep somber en verlangde niets als een rustige afzondering, waarin ik kon teekenen en mijn boek afschrijven. Een boek vol diepe, droeve, gelaten onthulling. Ik was moe en wee van de mensch-kudde, alle ambitie zweeg, ik was voorbereid te sterven. Geen wanhoop, volle liefde voor mijn mensch-vader, maar ook vol zelfbesef, diep gekrenkte fierheid, vol inzicht voor het onrechtmatige wat wij lijden, het gevoel dat wij, arme enkelingen, iets te vergeven hebben. Mijn vrouw sprak de onderstelling uit dat het de afgunstige invloed van Giza en van Martha zou zijn, die mij in Bloemendaal, en hier in het witte huisje die lugubere griezeldroomen bezorgt. Ze waren er niet in Berlijn, niet in Amerika, niet in Martha's huis. En ze komen onmiddellijk weerom daar waar ik ze gehad heb, op villa Ilonka, en in 't kleine huisje nu onlangs. ▫ Is die onderstelling waar, dan zal dat blijken als Martha de volgende week naar Engeland vertrekt. Ik verlang zeer naar Guernsey. De zonnige rotskust, het lichte groene eiland, de zee. Ik voel deze stemming juist de rechte om mijn boek te beginnen. Ik voel als met de wereld afgedaan, maar voor het scheiden de rekening opmakend. Een slotwoord van allerdiepste oprechtheid. Arme, blinde menschen! | |
[pagina 891]
| |
woensdag 6 meiZoele regen en warme zon. Veel frisch groen en nachtegalen. Sints het vertrek van Martha en Paul naar Engeland is werkelijk alles beter geworden. Ook slaap en droom. Vandaag een recht gelukkige dag. Gisteren naar het mooie kweektuintje bij Hilversum, waar zooveel nachtegalen zongen, en waar wij de ringslangetjes onder het brugje zagen zwemmen, en een groote tulpenboeket meebrachten. | |
12 meiParijs. Hans meerderjarig. Zaterdag middag vertrokken we met moeder uit Amsterdam en waren 's avonds laat hier. ▫ Zondag zag ik Else Otten, wandelde 's middags met moeder en Truida in de Jardin des Tuileries. Truida was erg moe en had niet veel plezier. Ik vond Parijs weinig veranderd. Geen teekenen van druk geestelijk leven, maar wel materieele levendigheid, verkeer op straat drukker dan ik mij ooit herinnerde. 's Avonds was ik bij Cecile de Jong van Beek en Donk, nu mevrouw Frenkel. Ze heeft een allerliefst jongetje. Ik bezocht haar gister nog eens, met moeder en Truida. Gister was ik 's morgens bij Berg en ontmoette daar prof. Paul Janet en Leblanc en Dr Yakes uit Amerika, bezig proeven te nemen met een nieuwe uitvinding om electriciteit te maken direct uit kool, zonder tusschenkomst van stoom. ▫ Ik at met moeder en Truida bij Ledoyen in de Champs Elysées, het was er prachtig, met de bloeiende kastanjeboomen. ▫ Ik zag nog met mrs Berg een theater-expositie, en bracht haar met Else in kennis. Ook bezocht ik Valette van de Mercure de France met Else. ▫ Daarna liet Frenkel ons zijn installatie zien voor electro-therapie. De toestel voor X-stralen, de Röntgenstralen, schaduwbeelden, en eindelijk de merkwaardige Teslastroomen à haute fréquence. Waarbij Truida op de stoel lag en ik overal vonken uit haar lijf haalde. Un baiser flamboyant. Het typische Parijsche contrast. De pretmakerij en vrijage op de boulevards, de wetenschappelijke activiteit in de buurt van la rive gauche. ▫ Maar de stadsgezichten zijn toch onovertroffen. Daarbij blijven Berlijn en Londen en New York ver achter. ▫ Het ontzaglijke prospect vanaf de Louvre en het felle groen tegen de grijze nobele architectuur. | |
[pagina 892]
| |
14 meiGuernsey. Gister had ik één wonderheerlijk oogenblik. Op het eiland Alderney. Het kleine stoombootje lag er stil in het ledige haventje, ik ging het land in voor een kleine wandeling, er bloeiden goudsbloemen tusschen de muur-steenen, en toen kwam ik aan een weide, waarboven leeuweriken zongen, en waarop duizenden boterbloemen bloeiden. Toen bemerkte ik, één oogenblik, onder welk een zware druk en donkere schaduw ons menschelijk leven is. Want toen waren die even weg. Niet mijn leven alleen, maar het menschelijk leven. Want mijn depressie ontstaat door het gemis aan wat nagenoeg ieder mensch mist, die ik ken. De zaligheid van zoo'n oogenblik kennen zeer weinigen, dat is uit hun leven merkbaar. Want als ze die kenden zouden ze er onstuimig naar zoeken, evenals ik. En ik krijg de depressie door het ontberen, het vruchteloos zoeken naar dat hooge geluk. Dat oogenblik uitgezonderd, heb ik nog niet het succes van mijn tocht, waarop ik hoopte. De bootreis was mooi, maar een woelige zee en kleine boot. Truida bijna ziek. Alleen moeder goed. Guernsey was heel anders dan ik hoopte. Ik verwachtte een primitief, vooral landelijk land. Maar tot nog toe is het alles huizen en muren, en ons verblijf een Engelsch villaatje met onnutte en leelijke luxe-prullen, zoodat men zich nauw roeren kan. Daarbij een misverstand omtrent de prijs, zoodat wij niet lang kunnen blijven. Ik dacht er over, na een week te vertrekken. Vannacht storm en vandaag regen. Ik droomde wel niet slecht en sliep goed. Ik droomde van een telegram van Else, met het woord ‘gunstig’ en ‘19 October’ er op. (zie 3 Juni). Maar dat houd ik voor bedrog. Toen zweven in den droom, de verheffing. Dat is een voorbode van helderheid. Ik zag wel mooie dingen hier. De weelderige bloemen en het gras op de muren. Allium en blauwe hyacinth in 't wild. Muurbloem op de muren. Steeneiken, Yucca's / bloeiende camelia's en rhododendrons. | |
vrijdag 15 meiTamelijk guur, 50. Gisteren deed ik met Willem een wandeling naar zee, naar de bay Moulin Huet, waar hij ons bijna ingekwartierd had. En toen zag ik het landschap dat ik op Alderney voorgevoeld had. De hooge rotsenkust, de groene lichte, open weiden, de weelderige, vochtige / dichtbegroeide paden langs | |
[pagina 893]
| |
aant.
| |
zaterdag 16 meiNevelig, stil. Van morgen was ik met moeder op de markt in het stadje. Vischmarkt met groote krabben en kreeften en zee-paling. Bloemmarkt met heerlijke bloemen. Het was er druk en gezellig, veel rijtuigen en auto's. Het kleine stadje, met de nette kronkelstraatjes en de aardige winkels en beleefde menschen. ▫ Vanmiddag aan Petit Bot Bay. Daar wees Willem mij een klein weiland tusschen de rotsen, dicht aan zee, beschut voor West- en Noordewind. Overal de hellingen met gele genista. Struikgewas vol vogeltjes. Een paar geiten. Vlak beneden de blauwe zee witschuimend om de bruinroode rotsen. Het was grootsch en prachtig. En dat weilandje zou ik kunnen koopen. Ik zelf zou niet aarzelen. Maar ik vreesde, dat Truida het te groot, te eenzaam, te weinig gezellig en liefelijk zou vinden. En het gevaar van de steile hellingen. ▫ Ik hoorde 'n nachtegaal. ▫ Ik stuurde vandaag de proeven van den ganschen vijfden bundel tot afdrukken. En toen ik die veelzeggende voorrede dateerde ‘Guernsey, Mei 1908’ toen voelde ik dat als een soort resolutie, een vaststelling van dat land als mijn nieuw verblijf. ▫ Het is een bloemen en vogelenland hier. Een sappig land, met het frissche gras en de roode koetjes. Frisscher en weelderiger en welvarender dan Holland. En toch Hollandsch klimaat, Hollandsche wind, maar warmer en zonniger en met beschutte hoekjes achter de rotsen. En de zee grootscher door de rotsenkust. | |
[pagina 894]
| |
donderdag 21 meiSt.-Martins, Guernsey. ▫ We zijn verhuisd, dichter bij zee. Het is droevig dat mijn lieve vrouw nog zoo gedeprimeerd is, en zij het niet prettig vindt nu mijn moeder er bij is. Moeder is trouw en aanhankelijk aan wie ze kent, als een hond, maar evenzoo argwanend en hard jegens vreemden. En mijn vrouw is angstig door haar zwakte, niet tegen haar opgewassen, en dan ook wel wrevelig en stug, ze kan zich heel moeielijk tot vriendelijkheid dwingen waar ze die niet krijgt. Hoe komt het dat ik altijd dezelfde moeielijkheid heb, eerst met Martha en nu met Truida, dat ze schuw zijn en mijn bewegingen belemmeren. Is er verband tusschen de liefde voor mij en de menschenschuwheid en het gebrek aan zelfverloochening? 's Morgens bij den eersten dageraad is het een luid koor van vogelgekweel. Dat mindert dan later. | |
zondag 24 meiSt. Martins. Guernsey. ▫ Nog steeds is de wind guur en koud. Maar er is veel zon, en in de baaienis 't aangenaam. Gisteren zag ik Fermain Bay. Gisteren droomde ik zeer aandoenlijk van Martha. Weer dat ze zoo gebukt ging, ineengebogen, als haar moeder, en dat ze vage dingen mompelde, als iemand die door veel leed kindsch is geworden. En ik noemde haar ‘lieveling’ en deed mijn best haar te helpen en te troosten met hartstochtelijke teederheid. Het was hartverscheurend en maakte mij diep-droevig. Ik droomde ook van Paul. Mijn vrouw was ook droevig en melancholiek, en te veel vervuld van haar eigen zwakte, zoodat het mij verdroot. Ik zag het romantische weitje met het denneboschje, aan zee, met den dichten weelderigen groei van kruid en struweel, hooge waterplanten en klimplanten en tallooze blauwe hyacinthen en andere bloemen. ▫ Gisteren het witte zonnige huisje van Fermain Bay, met de moestuin vol artisjokken. Daar zou het 't beste wonen zijn. ▫ Wij ontmoetten ook Mrs Morford, de Iersche weduwe met haar zoons, die op den heuvel woont, met 't prachtig vergezicht. ▫ Ik was weer op de Markt in 't stadje en kocht bloemen, met moeder. Vandaag maakte ik verzen en schreef aan mijn nieuwe boek. | |
[pagina 895]
| |
dinsdag 26 meiHet gestadige gure weer met de koude wind maakte mij verdrietig, het was grijs en schraal, zooals ik dat altijd in Holland zoo naar vond, uitkijken naar een zoele, zonnige dag. Ik zag dat de gemiddelde temperatuur in Juli zelfs beneden 60o was, en mijn voornemen om hier te wonen werd geschokt. ▫ Ik verwonderde mij over het weelderig groeien van planten en bloemen in dit klimaat zonder hitte. Licht, vocht en geringe temperatuurswisseling dat schijnt hoofdvoorwaarde. Misschien ook de frissche ozonrijke lucht. Een brief van Ely die niet zeer bemoedigend was. | |
vrijdag 29 meiZonnig, winderig. Heden voor 't eerst weer helder gedroomd, maar vreemd en donker. Martha schrijft niet, en droevige, pijnlijke gedachten aan haar en de jongens en de oude tijd vervullen me. Vooral deze voorzomer-tijd, waarin we altijd met ons vieren die heerlijke wandelingen en tochten maakten, waarbij ik zoo gelukkig was. Die onvergetelijke avond in Alkmaar toen we van Bergen kwamen, en 't zoo warm was, en ik uitzag in den nacht. ▫ En dan Noordwijk en mama van Vloten, ik moet aan alles met weemoed denken. Gister gezwommen aan de rotsenkust met Clarence Morford. ▫ Met het klimaat hier ben ik verzoend. Maar de weemoed blijft en zal wel niet meer weggaan. Ik ben nu in ernst aan ‘de Nachtbruid’ begonnen. ▫ Bij episch werk leeft de kunstenaar in 't oogenblik dat hij beeldt, niet verder. Bij dramatiek vervult hem een gansch gebeuren, over een gansch tijdsverloop, op 't zelfde oogenblik. Hij concentreert dan verleden en toekomst in 't heden. Hij overziet alles voortdurend kortstondiger. ▫ Dramatiek is de lyriek uitgebreid over een langduriger gebeuren. ▫ Daarom is Dramatiek de hoogste poëzie, epiek de lagere vorm. Dramatiek unifieert, maakt tot één structuur, is één harmonisch gebalanceerd geheel. Epiek wordt aan elkaar gebouwd, stuk na stuk, zooals 't valt, zonder vooruitziend construeeren. | |
[pagina 896]
| |
Ik ben droevig en weemoedig. Ik schrijf aan mijn boek maar nog twijfelend, onzeker of ik op den goeden weg ben. Ik ben vervuld van doodsgedachten en zie weinig in de toekomst en denk weinig aan mijn werk. Ik lees Sorel over de Fransche Revolutie. Ik slaap zeer verkwikkend. | |
zondag 31 meiMartha schrijft niet en ik moet steeds aan haar denken. Zoozeer dat mijn plan om hier te wonen er door verzwakt. Ik geef het niet op, maar als ik voel dat het Martha bedroeft, verlamt het mijn energie om er toe te komen. Eigenlijk voel ik, ondanks mijn huwelijk, nog altijd de oude klem, de verscheurende tweestrijd, en kijk als radeloos uit naar een oplossing. Zoolang Martha opgewekt is, en niet te ver van me, dan gaat het goed. Maar hoor ik niets van haar, en vrees ik dat ze somber en ongelukkig is, dan heb ik geen rust. | |
woensdag 3 juniWarm zomerweer. Er zijn weer ontspanningen en blijder gevoelens. Een lieve brief van Martha en 't bericht, dat IJsbrand in Stuttgart is aangenomen. Dan slaat er iets om in mij en er komt weer een luchtiger, ruimer, wijder gevoel, dat sterk met het wonderlijke geluksgevoel verbonden is. En dat is onafscheidelijk van de gedachte aan weelde. Ik kan niet recht onderscheiden in mezelf, of dat weeldegevoel komt als oorzaak en voorwaarde van 't geluk, of als uitvloeisel en gevolg. Of ik denk: nu zal ik veel verdienen en daardoor alles ruimer kunnen doen, mij vrijer bewegen en voor Martha en de jongens zorgen, en gelegenheid tot ongestoord werken krijgen. Of dat ik denk: het zal alles wel goed gaan, ik voel mijn kracht, en dan zal ook de aangename ruimte van middelen komen. Of dat het een soort vóórgevoel is, wat het mij al jaren geleden toescheen, zelfs in de meest benarde momenten. Dit weet ik wel zeker dat een zekere mate van weelde voor 't goed voltooien van mijn taak een vereischte is, en ten tweede dat het mogelijk is dat ik door 't tooneel veel verdien. Tot nog toe waren mijn schattingen op literair gebied nooit te optimistisch. Wat ik in dat opzicht vermoedde kwam altijd vrijwel uit. Vandaag een heerlijke rijtoer langs de ruige Westkust van Guernsey. Die | |
[pagina 897]
| |
was juist wat ik mij er van voorstelde. Zonnig, vrij bar en zilt, met armoedige huisjes, oude booten en boeien, uitgestrekte roode rotsen, overal bloeiend wild koolzaad en paarsbloeiend Engelsch gras. Ik had hooi-catarrh. | |
5 juniWeer tamelijk gure Noordewind. Ik zag gister een huisje aan Saints Bay dat ik gemeubileerd zou kunnen huren. Een tuin met drie broeikassen. Ik zou er wil zin in hebben, maar toch denk ik dat er niet van komen zal. Mama is er zoo van geschrokken, en soms maakt ook het winderige klimaat mij ongedurig. Dat is even als in Holland guur en onvriendelijk. Het Zwitsersche beviel mij eigenlijk veel beter. Maar ik zou het hier ook best uithouden. Doch ik kan nog geen besluit nemen, de tijd om een keuze te doen is nog niet gekomen. Na een helderen droom van nacht is mijn werklust weer verbeterd. Ik schoot niet op met mijn boek. Ik heb nog niet den rechten toon gevonden. De Engelsche bevolking op dit eiland geeft er iets saais en onromantisch aan. De Engelsche soldaten met hun roode rokjes en hun airs en hun burgerlijkheid zijn altijd bizonder onuitstaanbaar. Ze missen elken zweem van 't romaneske. En wat is een soldaat zonder dat! | |
maandag 7 juniZonnig, frisch weer. Eerst nu, na een maand van huis te zijn, voel ik mij vrij. Het scheppende, imaginatieve in mij frisch, zooals het twintig jaar geleden was. De rechte lust om mij te laten gaan, mij te verdiepen in mijn eigen verbeeldingswereld, zooals toen ik ‘de Broeders’ schreef. Weer zulk een werk te schrijven dat is eigenlijk mijn groot doel. En ik voel hoe ik er nu weer dicht toe nader. Als ik nu deze vrijheid maar kan behouden. Ik moet daartoe met weinig menschen omgaan, mijn vrouw om mij hebben, veel in de natuur zijn, en een interessant boek lezen. En dagelijks in mijn verzen snuffelen en werken. ▫ Zulk een werk zal ook mijn beste succes in de wereld zijn. IJsbrand en de Kleine Johannes zijn eigenlijk maar introducties, waardoor ik bekend zal worden. Ben ik dat eenmaal, dan zal mijn kracht zijn in werken als Lioba, Minnestral, de Broeders, en de nieuwe drama's, Trots verbrijzeld en Kronos. ▫ De Nachtbruid is ook nog maar een voorloopig boek. ▫ Dit is mijn vermoeden, als IJsbrand met Cornelie's muziek in Duitschland slaagt, | |
[pagina 898]
| |
dan volgen Minnestral, Lioba en de Broeders - en daarmee zal ik 't meeste bereiken. En dan eerst kan ik geheel vrij en rustig aan mijn grootste werken beginnen. ▫ Misschien al over vier of vijf jaar. Dan heb ik nog alle tijd, naar menschelijke rekening. Dan ben ik pas 52. Zeer interessant is Sorel's Europa en de revolutie. Een prachtig boek. ▫ Maar wat een tooneel van dwaasheid, lafheid, hebzucht, valschheid. Het is curieus en ontzettend en walgelijk. Hoeveel hooger staan veel ouder volksbewegingen. De beste figuren zijn nog een paar Engelsche en Duitsche democraten, en sommige fransche officieren. De rest, koningen, keizers, volksleiders, diplomaten - het is al een zeer verachtelijk zoodje. De schrandersten - als Catherina - ook het meest infaam, cynisch en kortzichtig. Merkwaardig is het mislukte vooruitloopen van Napoleon's rol door Dumouriez. Hoe uitstekend is die figuur begrijpelijk gemaakt. Ook den eerlijken, impulsieven maar noodlottig in de klem rakenden Danton. En den sluw-bekrompen fanatiek Robespierre, klein, bang, onbeduidend, dweepziek. ▫ Allen in de klauwen van het fataal misverstand. Het geheele geval een voortdurend gescharrel met ongeanalyseerde woorden en begrippen, en die steeds in botsing en in vergelijk met onvermijdelijke instinkten en hartstochten. ▫ De invloedrijke zwetserij van Rousseau die alle hoofden verwart, evenals Marx. Hoe gelijk heeft Lady Welby. Een cursus in Significa had alle ellende van de fransche revolutie voorkomen. | |
10 juniParijs. Een heerlijke zomerdag. Gister deden wij de overtocht voorspoedig bij prachtig weer. In Cherbourg waren we zeer opgewekt, maar de verdere reis werd bedorven door ellendige hooi-catarrh. ▫ Vandaag, in Parijs, ben ik zeer goed hoewel ik geen bericht kreeg. Mijn vrouw en ik bewonderden de Fra Angelico's in de Louvre. Daarna sprak ik Benoit Levy over de tuinsteden. Hij zou een goede medewerker zijn voor mijn groot plan. Chef van de afdeeling: woning en behuizing. Ik vind, dat Willem stellig ongelijk heeft als hij Frankrijk nog aan 't hoofd der beschaving stelt. Duitschland en Amerika zijn vóór. In Frankrijk is stagnatie evenals in Engeland; méér nog dan daar. Al die mooie zuivere Italiaansche kunst gebouwd op dwaalbegrippen en leugens. Veel erger is dit dan het bijgeloof waarop de Egyptenaren hun kunst vestigden. Nooit zie ik de Egyptische kunst zonder een diep-religieuze | |
[pagina 899]
| |
emotie. Zij leefden in pracht, en hun in raadselen en symbolen uitgedrukte vermoedens waren niet onjuist. ▫ Maar veel van de pracht der Italianen is op onzuivere hartstocht en dweperij gevest. Vooral de monniksverheerlijking, de smartverheerlijking. De Egyptenaren waren daarin gezonder. Ik heb veel over de Nachtbruid gedacht, maar nog altijd weifelen mijn voornemens. Ik aarzel nog steeds het zóó te maken als mijn natuur het aangeeft: geheel diep innerlijk. Maar vandaag in Parijs voel ik mij er toe gesterkt. Ik kreeg een herinnering van die wonderbare vreugde die ik in 1900 voelde bij 't Petit Palais. Ik voelde weer iets dergelijks. En Parijs wordt er mij dierbaar om, hoewel ik maar niet begrijp wat het beteekenen kan. ▫ Het is een heerlijke, innerlijk vredevolle dag. Een prachtig motief voor mijn groote comedie is Robespierre die zijn Maker aanklaagt. Hij is toch altijd diep overtuigd geweest van zijn goed recht en schoone bedoeling. | |
zaterdag 13 juniBussum. Het was verrassend, het thuiskomen. Door het rijke, weelderige groen met den warmen vochtigen voorzomer. Ik vond het mooi en heerlijk, en Guernsey vernevelde er bij, met de eigenaardige leelijkheid van een voorbij seizoen, dan is 't volgende altijd mooier. ▫ Ik vond goede berichten en geld uit Amerika, Martha opgewekt, haar huis mooi, mijn lieve vrouw erg blij thuis te zijn. Ik ging zwemmen op de Meent. In Parijs had ik die zeldsame indruk die ik vroeger eens in Rotterdam gehad heb, hoogzomer op stadsboomen. Ik bespeur hoe de geluksgevoelens onder invloed der seizoenen staan. Het is dan een intenser leven van het menschwezen. (Kort daarop, in Juli en Augustus, is echter de tijd van grootste sterfte en meeste zelfmoord). Wonderlijk merkwaardig was het onmiddellijk weer terugkomen van de angstige en vieze droomen in dit bed. Op de geheele reis waren ze weggebleven, en was de slaap van liefelijken aard. Toch sliep ik nu ook zeer goed en verkwikkend, maar er kwamen weer wilde dieren en faecaliën. Het is ontwijfelbaar dat hierop niet de individueele toestand maar de omgeving van invloed is. | |
[pagina 900]
| |
maandag 15 juniGister weer de bekende geld-conferentie met Jolles en Emons. Het was verdrietig/ er moest weer f 2000 betaald en er was niets. Ik sliep ondanks dat goed. En van morgen is de zomer weer zoo mooi. Martha is ook opgewekt. Ik corrigeerde de tweede druk van ‘de Passielooze Lelie’ en ik vond de ‘Drievoudzangen’ niet alleen tot het beste behoorend wat ik gemaakt heb, maar ook wat in onze taal aan poëzie geschreven is. En wie heeft dit erkend? Men heeft alleen gezegd dat het bombast was. Ik begon tot de meening te neigen dat Frankrijk in een staat van anarchie verkeert, die het gevolg is van een slap regime. Er is door het verbreid zijn van verkeerde of voorbarige anarchistische of socialistische begrippen een zekere tuchteloosheid ontstaan, die zeer diep gaat en zich uit in verhoogde criminaliteit, vooral onder minderjarigen. Ik geloof niet aan een bepaalde degeneratie van het ras, zonder uitwendige oorzaak. Maar ik geloof wel aan de gevaarlijke invloed van verslapping van discipline. Vrijheid wordt door alle oppervlakkigen verbonden aan tuchteloosheid. In Frankrijk is dat begrip nu al honderd jaren oud. In de eerste revolutie begon het kwade gevolg al der fanatische ideeën. En nu zijn de gevolgen van het gemis aan tucht al overal doorgedrongen. In 't leger al in 1870, en nu in vredestijd blijkt dit uit de misdrijven. Men is minder veilig in Parijs dan in Londen, New York of Berlijn. De orde is minder, overal zijn teekenen van wanorde, slechte zorg, onzindelijkheid, anarchie. In Amerika en Duitschland heerscht veel krachtiger leven, beter publieke zorg, meer ‘Anspannung’. ▫ Het is mogelijk dat ik me vergis, maar Frankrijk maakt een bizonder figuur door zijn ongunstige sociale condities, en Frankrijk is ook 't land waar 't socialisme het eerst en op de slechtste wijze is ontwikkeld. ▫ De fout is weer de eeuwige, groote fout: het voorbarig vooruitloopen der natuurlijke groei door een verbijsterend en misleidend ideeënspel. Holle woorden, ijdele begrippen, ongeanalyseerde termen en denkbeelden, die een vooze en fatale werking hebben. Dit is de hypocrisie in het individu, het fanatisme in de gemeenschap. Het aantal analphabeten is in Frankrijk vermeerderd, ondanks den leerplicht. Omdat men er zich niet aan stoort. ▫ Onder kinderen vooral is criminaliteit en zelfmoord toegenomen. ▫ Het noodwendige, natuurlijke en ook logische gevolg van tuchteloosheid is zelfmoord. | |
[pagina 901]
| |
zaterdag 20 juniAl vier of vijfmalen heb ik den aanhef van mijn boek verscheurd. En toch voel ik den drang van een overvloed die op vrijen uitweg wacht. Het is verdrietig. ▫ Zeer belemmert mij de neus-katarrh die mijn slaap bederft en mijn stemming. | |
zondag 21 juniVan avond hoorde ik composities van mevr. Vogel-Vladeracken die ik mooi vond. Toen kwam een scène in mijn hoofd die er gister ook al geweest was, van het groote drama. Het gesprek der twee goden door den zwervenden mensch gehoord. ▫ Vanavond dacht ik het ‘de Landverrader’ te noemen, en het misdrijf waarvan hij ten onrechte verdacht wordt een Dreyfus-verraad te doen zijn. Des te gemakkelijker sluit daarbij aan zijn geheele verandering als hij terug komt uit de wildernis. Dan heeft hij den godenstrijd bijgewoond, en het landverraad schijnt hem volstrekt onschuldig en hij laat het zich aanleunen. Een groote, trotsche, wijsgeerige Dreyfus. ▫ Ik dacht ook over Napoleon, maar een andere dan de historische. Een die in Goden-armen ontwaakt, en zijn lot belacht. ▫ Ik voel het recht de historie naar mijn zin te wijzigen, als in de Broeders. Het theater is illusie, spel, en moet spel blijven. ▫ De overspeler en landverrader, in een schandekleed, met een brandmerk - die de smaad der menigte ondergaat en met geweldige macht beantwoordt. (Ullmo). ‘De Nachtbruid’, de gedenkschriften van Vico Muralto, zijn nu in gang en voor goed. Het zijn de dier- en plantgoden, in een gezamenlijk antagonisme tegen Christus, den menschgod. Gods oppermacht en goedheid als een niet algemeen erkende traditie. | |
dinsdag 23 juniDen Haag, bij mevr. Boon, mooi weer. ▫ Ik wist dat de stad hier, bij het korte bezoek mij goed zou doen. De eigenaardige zomerbekoring van een kort stadsverblijf. Het bovenhuisje, waar ik nu voor open raam zit te schrijven. De warme dag, de groene boomen aan de grachten. Daarbij een ontzachlijke verlichting door het bedaren van mijn katarrh. Gisteravond gegeten met Santo Semo/ de Spaansch-turksche jonge voor- | |
[pagina 902]
| |
vechter van de jong-turksche beweging, en het parlementaire régime in Turkije. ▫ Hij voelt voor de intégriteit van het Turksche rijk. Alleen omdat ze vreezen dat dat zou uiteenvallen durven ze Abdoel Hamid niet afzetten, hetgeen ze wel zouden kunnen. ▫ De Turk is disciplinair en zeer zindelijk binnenshuis. | |
zondag 28 juniGister avond Parcifal voor de tweede maal gehoord. Indruk nog slechter dan de eerste maal. Ik zie graag de fraaie decors, de tooneelwijzigingen, en daarbij houdt de muziek de aandacht gaande. Het is tusschenbeide criant vervelend en doorloopend leeg en hol. Bombast, ook muzikale bombast. Het pretendeert diepte en waarheid en levend gevoel - en dat alles mankeert. Er is noch diepte, noch waarheid, noch leven in. ▫ Geen enkele muzikale passage heeft de innige kracht, de expressie, de warme ontroering die de groote componisten Beethoven, Brahms, Bach telkens en telkens weer geven, hoezeer ook in kunstige veelheid van muzikaal sieraad verborgen. Bij Wagner alles voos, opgeblazen, hol - evenals zijn philosophie. Wat beteekent de nonsens van die jonge ingenue die een zieke koning ziet, hem een geneesmiddel gaat halen, door dames verleid wordt en dan ineens in Jezus verandert? Noch dramatisch, noch poëtisch, noch symbolisch-philosophisch is er eenige houvast aan. Bespottelijk is de kuischheidsverheerlijking in den groenen knaap. Bespottelijk is Kundry, bespottelijk is die verheerlijking van de speer, en de tooverij met het lichtgevende bloed. Er is niets echts aan. En zoo is de heele Wagner, in zijn heidensche of christelijke philosophie. Een goede concert-meester en vervaardiger van kranige orkeststukken, die te kwader ure in 't hoofd kreeg als grootdoend philosoof en muzikaal-poëtisch hervormer op te treden. | |
maandag 29 juniHet is een heerlijk leven nu, zoolang ik met mijn lieve vrouw in ons bloemrijk huisje zit, aan ‘de Nachtbruid’ schrijf en in Goethe's brieven lees. Mijn liefste is dan zoo vroolijk en gelukkig en ik voel alle geluk van mijn innige liefde. Maar zoodra ik in contact kom met de Hollandsche literair-artistieke wereld komt de weeë, lamme depressie over me. Ik moet nog de methode vinden, over de hoofden der Hollandsche knullen heen, met de groote | |
[pagina 903]
| |
aant.
Morgen moet ik naar Londen. Ik bleef liever thuis, maar ik weet dat het goed is. Ik had Goethe wel eens over Wagner willen hooren te keer gaan. Hoe zou die Wagner's vaagheid en voosheid minachten. Wagner bewijst hoe men met muzikale saus de menschen van onzen tijd elk gebraad kan laten verzwelgen. ▫ Een groot musicus kan de wereld alles wijsmaken. Men zou hieruit afleiden dat de eerst volgende profeet een groot musicus zal zijn. Hij hoeft maar een weinig waarheid als gehalte te bezitten. Wagner deed het wel zonder eenig gehalte. | |
donderdag 2 juliLonden. Cosmo Hotel. ▫ Gister een goede overtocht. Ik reisde met Verkade, van de G. en S. fabriek en praatte met hem tot 1 uur. In Londen vond ik de Ely's, maar had moeite onderdak te komen. Ik lunchte op de Lyceumclub met de Ely's en de Indiër Gokhale een bezadigde vertegenwoordiger van de Indische beweging voor nationale autonomie. Ook deze wacht op een groot leider, die wel komen zal. 's Middags dronk ik thee bij Loes Kann en was blij te hooren dat ze met Jones getrouwd is, de jonge psycho-therapeut dien ik er al vaak ontmoette. Hij heeft interessante gedachten en lectuur en sprak mij over Freud, dit alleen is de moeite van mijn reis waard. Ze gaan naar Canada, Toronto. Wij aten bij Kropotkin en ik was erg blij het goedige, hartelijke echtpaar weer te zien. Ik gaf hen mijn New-Yorksche speeches, en voel nu ten minste openhartig jegens hen. ▫ Tcherkessof was er met zijn hollandsche vrouw. Maar deze zijn fanatieker, en ik voelde dat ik mij niet in discussie mocht laten sleepen. Ze wonen nu op Mushwell Hill, veel aardiger en mooier en het was een prettige avond. Bij 't naar huis gaan in den warmen avond zagen we een prachtige aurora borealis, om half elf de heele noordhemel rood, als een middernachtzon. Kropotkin maakte de goede opmerking dat de vrouwenbeweging voor 't stemrecht hier door de conservatieven werd aangevuurd, omdat stellig de liberale regeering er door vallen zou, als de vrouwen stemrecht kregen en 't aantal kiezers verdubbelde. De primrose-league is zoo sterk. Kropotkin is altijd merkwaardig goed ingelicht over allerlei dingen. Maar men kan niet vertrouwen op zijn oordeel over menschen. | |
[pagina 904]
| |
Ik begin te gelooven, dat het resultaat van mijn overwegingen zal zijn: uitstel van mijn tweede Amerikaansche bezoek. De aanleidingen er toe zijn niet sterk genoeg. Mijn positie staat niet op vaste basis. Ik ben geen redenaar maar auteur, en moet als zoodanig bekend zijn. Het Civic Forum heeft met moeielijkheden nog te kampen, ik ga alleen op garantie van de Pol. League en verder op de kans van lezingen. Dit is mij niet secuur genoeg. Ik moet daar solide bouwen. Ik kan er niet gejaagd en onzeker werken, vechten voor een reputatie, met middelen die mijn sterkste middelen niet zijn. ▫ Iets anders ware het als mijn boek meer verspreid is, of als er tooneelwerken van mij gaan, of wanneer ik feitelijk geroepen word om mijn plan verder te leiden en uit te werken. ▫ Maar zoolang er niets krachtigers mij lokt, en ik alleen zou gaan om een paarduizend dollar te verdienen, en daarvoor mijn lieve vrouw drie maanden, misschien op een heel gewichtig tijdstip voor haar, alleen te laten - dat acht ik niet geraden. Dat is mijn spel niet. ▫ Ik zal dus eerst rustig ‘de Nachtbruid’ afmaken, en zien wat het tooneel geeft. Komt er een sterker inductie, hetzij van het amerikaansch tooneel, van een uitgever, of van een zakenman, dan ga ik. Maar eerder niet. ▫ Ik zal mij meer laten trekken. On some points in the foundation of Mathematical Physics. Monist April 1908 Philip E.B. Jourdain. Kant's view, that mathematical reasoning is not strictly formal, but always uses intuitions, that is to say the a priori knowledge of space and time, can be definitely refuted. Weierstrass, Cantor, Dedekind, Frege ▫ Peano, Russell. ▫ Mach en Stallo. ▫ Kleinpeter. Die Erkenntnisstheorie der Naturforschung der Gegenwart. Leipzig 1903. ▫ Conturat. Les principes des Mathématiques Paris 1905. ▫ Stallo. Concepts and Theories of Modern Physics. London 1900. ▫ Jourdain zegt: the names of the natural objects or properties have been transferred usually in an uncritical manner, to the mathematical images of them. This is that has given rise to the many attempts (of which Lord Kelvin's is an example) (to attempt) inversely to make the mathematical image the essence of reality. Prof. I.A. Thomson. Heredity. ▫ We have outgrown certain supposed separate powers or entities, such as caloric Light, vital and general Force, and are now outgrowing matter. The term Caloric and the phrase Vital Force are in fact gone. The rest remains in altered sense. ▫ We still go on talking of a Principle of Heredity in organisms which is like speaking of a principle of Horologity in Clocks (pg 8.) The sooner we get rid of such verbiage the better for clear thinking. | |
[pagina 905]
| |
No one doubts that the life of a social group is made up of a complex of activities of individual persons; but these are integrated harmonised, and regulated in a manner as far beyond present biological analysis as the integration, harmonisation, and regulation of the chemical and physical processes in the individual are at present beyond mechanical analysis. Revue des Idées, 15 Juin 1908. ▫ A. van Gennep. ▫ Y-a-t-il progrès de la civilisation? | |
maandag 6 juliWalden. Donderdag kwam ik in Harrow en vond Lady W. gedeprimeerd door de hitte. Eerst nadat ik er een halve dag was, werd ze weer de oude. Ze redeneert dan in een geest van contramine en zegt onjuiste dingen. In veel opzichten zooals mijn vader het ook doen zou. 's Middags kwam Sir Francis Galton/ de 86-jarige. Treffend was de beminnelijke vroolijkheid, goedgehumeurdheid in zijn ouderdom, en de voortdurende opmerkingsgave, lettend op alle kleine dingen, op het melk likken van de honden. Kinderlijk blij met de ontdekking van een nieuwe erg practische en vernuftige type-writer. ▫ Het was een gedenkwaardige ontmoeting. ▫ Mijn bezoek in Harrow was in alle opzichten nuttig en aangenaam. Vrijdag lunchte ik bij Tuckey en ontmoette mr Balfour, auteur, philosoof, reiziger in China en Japan, die het merkwaardige woord overbracht van een goed kenner van Oost-Azië, dat de volgende keizer van China de Mikado van Japan zou zijn. Balfour woont bij de exkroonprinses van Saksen, mevr. Toselli, in 't zelfde huis in Florence. Ik was 's morgens ook bij Jozef Fels de zeepfabrikant, die 10000 dollar toezeide voor mijn Amerikaansch plan. ▫ 's Middags bezocht ik mad. Chappel waar Paul aan huis zal komen. ▫ En Zaterdag roeide ik met de Ely's op de Thames, van Richmond naar Kingston en terug. Galton zei me dat gedegenereerden vruchtbaarder zijn dan gezonde individuen. ▫ Ik las ook dat de Angelsaksische Amerikanen minder vruchtbaar zijn dan de overige, hun vruchtbaarheid is nog beneden die van Frankrijk. Gister kwam ik thuis en vond alles goed, behalve de aanwezigheid van een Serviër bij Martha, Perigin, die haar blijkbaar drukte. Ik ontbeet bij moeder. | |
[pagina 906]
| |
woensdag 8 juliHet is een prachtige zomer. Maar sints gisteren beginnen de vale zorgen weer hun aanvallen. De nachtslaap wordt er door verontreinigd. Op de bakkerij is 't eerste halfjaar weer zooveel geld verloren - feitelijk door slechte zorg van Emons - dat het privé-failliet weer dreigt. ▫ Als ik mij nu maar in ons kleine huisje zoodanig in mijn werk terug kon trekken dat ik innerlijk ongestoord bleef, als in een bolwerk van bloemen en liefde. Maar ik voel de zwaarmoed dóórtrekken. Doodzonden zijn: zwaarmoedigheid, vrees/ wroeging/ dweepzucht/ woordvergoding en dogmatiek/ valsche verhevenheid, valsche religie/ weekhartigheid/ voldaanheid, saaiheid. De hoofddeugd is: ware verhevenheid. Het stuk van Jourdain heeft, evenals de studie van Mach, enkele hoofdgedachten klaarder in mij gemaakt. ▫ Ik kan nu, daardoor, gemakkelijker het ‘te wijde uitzicht’ verwinnen. ▫ Uit beide studies wordt helderder het onderscheid tusschen de werkelijkheid, het ware, eigen leven - en de wetenschap, de tot beter benadering der waarheid opgebouwde stellage. ▫ De waarheid zijn wij en worden wij. De wetenschap helpt ons daarbij. ▫ Daardoor hebben kleine harts-gebeurtenissen meer beteekenis voor ons soms dan de grootste ontdekkingen. Het komt er toch meer op aan te zijn dan te weten. ▫ Alle agnostische en sceptische wanhoop komt door 't verwarren van de reëele dingen met de ideëele stellage. De stellage is steeds misleidend en brengt ons tot allerlei twijfel en pessimisme, omdat we vergeten dat het een stellage is. De werkelijkheid is altijd troostrijk, verzadigend en versterkend. | |
zaterdag 11 juliIk ben zeer vervuld van de intimiteit met Goethe, waartoe ik nu eerst recht gekomen ben door het lezen van het uitstekende boekje van Hartung met selecties uit zijn brieven, verbonden door biografische notities. Hoe gansch begrijp ik nu den man, en hoezeer is hij me verwant. Hoe verbazend veel is er in ons leven gelijk toegegaan, hoeveel overeenkomst in allerlei. Ik zou een parallel kunnen trekken, waarbij het tragere, weekere van mijn ontwikkeling en het gelukkiger toeval van zijn leven al het uiterlijk verschil verklaart. ▫ Het praatje van zijn egoïsme is een leugen. Zijn lichtzinnigheid in liefde is niet anders dan de trouw aan het hoogere, die ook | |
[pagina 907]
| |
zijn wisselingen verklaart. Diep treft mij zijn goedheid, zijn worstelingen, zijn eenzaamheid, zijn onafgebroken recht willen. Hij is soms de dupe van zijn optimisme, evenals ik, maar datzelfde optimisme draagt hem ook door alle gevaren heen. ▫ Ik zie duidelijk den invloed van Spinoza op hem. Daar was hij onder en verloor iets van eigen wijsheid, door de verblinding voor Spinoza's idealisme. Hij zag Spinoza's zwakten niet, zooals ik die nu kan zien. ▫ Hij stond ook aan 't begin eener beweging die nu op 't hoogtepunt is. O hij had het zooveel makkelijker dan wij, en toch, hoe had hij al zijn kracht noodig. ▫ Nu begrijp ik eerst zijn vriendschap met Schiller. Ach, mijn Schiller zal wel nooit komen. Onder hoeveel ongunstiger constellatie ben ik geboren. Ik werk aan ‘de Nachtbruid’ met een intens arbeidsgeluk. Dat werk sterkt mij in zeer pijnlijke en droevige positie. Ik tracht mij stil en rustig te houden en mijn monotoon leven hier vredig voort te zetten, midden in het domme, vijandelijke land. In het kleine huisje, tusschen de bloemen bij mijn lieve vrouw. Het gelukt mij tot nog toe, ik kan werken. De morgens zijn nog niet vroolijk, bij 't wakker worden, maar ik kan mij redden. Soms nu weer angst en onrust, door bericht dat Hans in Karlsruhe ziek ligt. | |
maandag 12 juliPersonen voor een groote comedie. Spinoza, Robespierre, het Dingan-sich. Ik geloof eigenlijk en heimelijk dat Goethe evenmin als Spinoza zelf een duidelijk besef heeft kunnen hebben van die liefde tot God die geen wederliefde vergt. Het is een heerlijke gedachte, die ook mij verrukte, en dus in ons wenschen en willen ligt. Maar is het ook een werkelijkheid? voor eenig mensch? Ik heb het nu heerlijk, en ik ben nu zoover, dat ik vredig en ijverig aan den arbeid kan blijven, zonder eenige afleiding te verlangen, tenzij een goed boek. Mijn lieve vrouw is een engel, en verkwikt mijn ziel dagelijks met haar trouwe liefde, haar eenvoudig rein hart en haar zuivere gevoelens. Het is een geluk dat we de kunst verstaan van zoo weinig te leven. Op reis kan ik dat niet. Hier gaat het best. Ruim gerekend, twintig gulden per week. Ik blijf nu hier, verschans me zoo goed ik kan, en leef zoo zuinig als ik kan, het overige voor Martha en de jongens. Alleen Stuttgart komt er tusschen, maar die strijd lijkt me. Even als in 't voorjaar. - | |
[pagina 908]
| |
‘Liebe Gewissheit’ noemde Goethe zijn geliefde Frau von Stein. Dat doet mij denken of hij ook het ‘te ruime uitzicht’ gekend heeft. | |
dinsdag 14 juliIk ben nu zoo recht gelukkig, opgewekt, tevreden en werksaam. Ondanks alles, alles. ▫ Ik zie weinig menschen, ik werk in mijn huisje, en elk uur is vol licht geluk en kleine genoegens. ▫ Ik werk zoo echt lekker, smakelijk, het boetseeren en modelleeren in mijn geliefde taal. Ik lees nu ‘vom tätigen Leben’ de tweede helft van Goethe's leven. En ik herlas vanmorgen mijn eigen dagboeken van voor twee jaar. En ik herken precies mijn eigen Goethiaansche karakter en streven. Het losmaken van mij zelf omdat ik innerlijk geroepen word, het koste wat het wil. (Stirb und werde). ▫ Goethe was voorzichtiger - maar ook meer fortuinlijk. Ik heb geen hertog - en geen Schiller. ▫ Maar wellicht zijn mijn grooter tribulaties een voorrecht. Want ik voel nu wel dat ze mij niet ten onder zullen krijgen. | |
woensdag 15 juliWie van mijn tijdgenooten zou lezen dat ik mijn leven met dat van Goethe vergelijk zou dat zeer arrogant vinden en zeggen dat Goethe nooit mijn zwakheden getoond heeft, ook al zou de waarde van onze productie te vergelijken zijn. Maar wie nu een biografie als die van Hartung leest ziet evengoed de weifelingen en de onzekerheden in hem, de naieveteiten en de misrekeningen. Maar alles wordt door den biograaf goedgepraat en in mooi licht gezien. Mijn leven is tot nog toe steeds gedeprecieerd en in valsch licht gezien. Ik ben nu zeer gelukkig, hoewel er niets van buiten toe bijdraagt. Ik ben tevreden omdat ik goed werk, en een heerlijke liefde om mij heen heb. Terwijl ik een volkomen zekerheid heb nu, na zooveel jaren tobben en strijden, dat mijn werk zijn volle effect zal doen. Ik ben gerust nu, men kan mij niet meer negeeren en de gedachte-stroom die van mij uitgaat niet meer versmoren en tegenhouden. Het kan jaren duren nog eer men werkelijk algemeen de waarde van mijn werk erkent. Tien, twintig, dertig jaar. Maar mijn tijd komt, en dat is al wat men noodig heeft om te weten tot rustig en blijmoedig voortwerken. Voor wetenschappelijk werk is dat zoo anders, daarvoor is geen kentering van algemeene opinies zoo noodig, en geen | |
[pagina 909]
| |
persoonlijk prestige, geen geloof. Maar de kunstenaar, de dichter heeft noodig dat zijn persoon geëerbiedigd en vertrouwd wordt. | |
zondag 19 juliIedere ziel is een planetarium. Neigingen als planeten omcirkelen een centrale macht. Hun eigen kracht trekt ze naar buiten, de zon van het ego trekt ze tot zich. Bij te veel egoïsme vallen ze in de zon, bij te veel altruïsme vliegen ze in de oneindige ruimte. Dit is méér dan een analogie. ▫ Mijn grootste ontdekking zou zijn, in de ruimtelooze psychische verschijnselen een regelmaat op te merken die overeenkwam met die der mechanisch astronomische verschijnselen. Een psychische graviteit, een psychische wet van Kepler e.z.v. | |
woensdag 22 juliEr is een gevoel van onmogelijkheid in de gedachte dat het Heelal nu eenmaal zóó is en niet anders. De gedachte dat alles wat is, nog nooit geweest is, lijkt soms even ondenkbaar als de gedachte dat het alles er altijd geweest zou zijn, ook het toekomende. Hoe het ook zij, men vindt het absurd dat het binnen grenzen van bestaanbaarheid moet liggen, een door wetten, al zijn het eigen wetten, gebonden God. Zoo ligt in mijn intuïtie hetzelfde begrip als in de nieuwe mathesis die een hypercosmos moet aannemen. Gister in Santpoort met de Ely's gesproken. De vooruitzichten nu beter, ik zal nu in Februari of Januari 1909 gaan. | |
zaterdag 25 juliHeet zomerweer. Eergister een vroolijke dag. Hans terug en een dineetje bij Martha, met Jolles en Helene Biegel, Hans en mijn vrouw. Het was ongedwongen, genoegelijk, vroolijk. We zaten tot tien uur buiten met de lamp en er was geen spanning, geen gêne. Gister met Hans naar Haarlem en Zandvoort, gebaad. De jongens ook. Echt zomer. Maar ik was wat moe. Mijn genietingskracht was minder. En dat komt me toch voor hoofdzaak te zijn dat men 't vermogen tot zalig- | |
[pagina 910]
| |
aant.
| |
zondag 26 juliGoethe's ouderdom is niet geworden wat ze had kunnen zijn. Hij voelde zich ook minder gelukkig en minder goed dan in zijn jeugd. Anders als Hebbel. Zijn productie is na zijn 50ste ook niet aanmerkelijk, en niet sterker. Hij heeft in Napoleon geloofd/ zich door hem laten inpakken. Hij vond in Napoleon zijn meester in aplomb, in suggestieve kracht. Toen werd Napoleon's zwakheid ook die van Goethe. Als een bitter onrecht voelt het te zien hoe thans jongelui in Holland tegen de z.g. beweging van '80 ageeren, en niet schijnen te zien hoe ik van die beweging de voortdurende en krachtige correctie ben geweest. Hoe alles wat ze in die beweging zeggen te missen bij mij te vinden is. ▫ Die fout begaan ze weer onder suggestieven invloed van die tachtigers zelf die mij altijd hebben aangevallen en buitengesloten. 't Volgend jaar laat ik verschijnen: In kenterend getij. ▫ Een dubbeldrama. ▫ 1. De Zendeling. ▫ 2. De Stamhouder. (Op twee achtereenvolgende avonden door dezelfde acteurs te spelen). Voor 't theater heb ik de volgende plannen. ▫ 1. De vriendschapsdienst. ▫ 2. Het Feeënmeisje. ▫ 3. Trots verbrijzeld. ▫ 4. De Gelukkigste. ▫ 5. David. ▫ 6. De Landverrader. ▫ 7. (Hermione) Electra in Ballingschap. ▫ 8. Nieuwe Hiob. ▫ Ding an sich (groote comedie). ▫ 10. Jan de Witt. | |
30 juliIk ben heugelijk vervuld van het artikel van Trotter in de Sociological Review. Het is niet enkel een bevestiging van de door mij uitgesproken ideeën in het Naschrift op de Blijde Wereld. Maar het geeft ook aan die ideeën een uitbreiding die mij ontzachlijk veel genoegen doet. En het geeft mij voldoening dat ik hier zuivere, en sterke vreugde ondervind, omdat dit wel bewijst dat de zaak bij mij vóór mijn persoonlijke eer gaat. En ik kan niet anders zien als de allergrootste belangrijkheid in deze ideeën. Zoo belangrijk als die over teeltkeus en survival of the fittest. Want wat zou het | |
[pagina 911]
| |
niet beteekenen als de kinderen op school reeds leerden de beteekenis van Kudde-instinct en groeps-suggestie? Welk een ontzachlijke mate van verdraagzaamheid zou dit kweeken! | |
2 augustusGister de 75ste verjaardag van mijn moeder gevierd. Ik ben nog steeds niet zoo physisch in orde als gewoonlijk. Na de hooi-katarrh kwamen nu rheumatische schouderpijnen. Een woest zeebad deed mij goed, maar de nachtslaap is het beste kenmerk, en die is niet zooals ik 't wensch. Droomen te levendig, niet helder. Napoleon vervult dáárom zoozeer de gedachten van dichters als Goethe, Heine, Multatuli, en mij, omdat hij het sterkste toonbeeld is geweest van suggestieve macht in den laatsten tijd. Wij voelen in hem den man die de schoonheid had kunnen brengen, als hij een kunstenaar geweest was. Hij had de Pericles van onzen tijd kunnen zijn. Ik las gisteren de beschrijving van een revue die hij hield op 3 Juni 1810, en dat was schoonheid, hoewel nog van onvolkomen en barbaarschen aard, maar toch een van de mooiste dingen die de menschheid in de laatste eeuwen gezien heeft. ▫ Onze intuïtie doet voelen dat zulk een man thans noodig is, om de groeps-suggesties te breken en de groeps-meeningen te wijzigen. De wijziging door gemeenschappelijke rationeele actie is volstrekt illusoir en uitgesloten, aangezien er zulk een actie niet bestaat en niet bestaan kan, - ten minste niet eer een volstrekt universeele religie en philosophie bestaat. Het eenige wat overblijft is de suggestief-machtige held met schoone imaginatie. ▫ Had ik dit begrip op mijn twintigste jaar gehad, dan zou ik, ondanks mijn teerheid, veel meer hebben uitgericht. Maar het kostte mij dertig jaar om uit de illuzie der individueele zelfstandigheid en rationaliteit los te komen. Maar nu is ook dit begrip gewonnen, uit doorzicht, en niet - zooals bij Napoleon - uit ambitie of instinkt. Gelukt het mij dit begrip te verduurzamen / dan kan het den op mij volgenden held ten goede komen. Ik heb nooit leider of meester willen zijn, omdat een valsch idealisme mij er van terug hield. Maar hij die weet dat hij den rol van zelfstandige en groep-breker moet spelen, moet het van den aanvang af goed doen. ▫ Het is totaal onjuist te meenen dat men daarin uit vrijen wil geholpen zou moeten worden. Juist mijn aard en talent brachten mee dat ik niet geholpen zou worden, maar ik had geen scrupule moeten hebben om mij te laten gehoorzamen en volgen. ▫ Maar misschien | |
[pagina 912]
| |
had het mij altijd te zwaar gevallen mijn anarchistisch instinkt - het instinkt eener zeer verre toekomst - te onderdrukken. | |
5 augustusGisteren vorderden mijn gedachten goed over de Vriendschapsdienst. De Engelsche veelzijdige, rijke geleerde (Sir John Lubbock, in mijn stuk Sir Frank Martens) en zijn mooie vrouw en gracieuse kinderen. Zijn jonge vriend, city-clerk, Edmund Bold, een vereerder en bewonder ar, die alleen niet begrijpt hoe sir Frank zoo weelderig leven kan, en schimpt op 't kapitaal op bekrompen socialistenwijze. Sir Frank geeft hem ruimer noties over socialisme en maatschappij, en maakt hem vol geestdrift. Bold een mooie, forsche, innemende jonge man, van groote activiteit, maar zonder handigheid. De vrouw verlieft op Bold, ook onder invloed van de lof van haar man. Een andere vereerder van sir Frank speelt de rol van jaloersche medeminnaar, aanbrenger en spelbederver. Tweede bedrijf, de groote zaken, het kantoor van Bold, gedreven met geld van sir Frank. Derde bedrijf de dreigende katastrophe, het ophouden van den schijn door de vrouw en Bold, het intrigeeren van den medeminnaar, totdat hij achter de toestand komt, zijn waarschuwingen, door Sir Frank in den wind geslagen. Een zeer rijke situatie. ▫ Laatste bedrijf de ruïne, Sir Frank geruïneerd, Edmund en zijn geliefde die zich willen vermoorden. Hoe dit slot precies zal gaan nog niet zeker, maar de houding van sir Frank het glanspunt. De medeminnaar Stephan Fox. De vrouw Gwendolen. ▫ Sir Frank Martens. ▫ Edmund Bold ▫ Steffen Fox ▫ Gwendolen Martens een eenvoudig, weinig gecompliceerd, krachtig burgerdrama. Waarin de sociale kwestie, de vriendschap, de liefde en de haat door teleurgestelde liefde en afgunst de situaties vormen. Alles dingen die ik mee doorleefd heb. De Eendracht, Emons, Oud-Bussum, Floris Vos, Reens, die allen geven bouwstoffen, hoewel ik geen portretten geven zal. Ik begin hieraan onmiddellijk na ‘de Nachtbruid’, tegelijk met de bewerking van Lioba. | |
[pagina *45]
| |
51 F. van Eeden. Amerikaanse foto.
| |
[pagina *46]
| |
52 G.S. Lee.
| |
[pagina 913]
| |
Er is geen beter tijd dan thans voor de effectieve verschijning van een groot genie. Een buitengewoon individu met profetische eigenschappen, die daaraan paart een meer dan middelmatig muzikaal, dramatisch of organiseerend talent kan veel meer uitrichten en veel duurzamer werken dan Napoleon of de grootste staatsman. Krijgsmanstalent is nu vrijwel zonder waarde, organiseerend talent heeft de allerhoogste waarde (en is een deel van het oude krijgsmanstalent) de toevoeging daaraan van muzikale of dramatische suggestieve macht (Wagner of Ibsen) zou een held vormen als er nooit een geweest is. ▫ Hij moet op komst zijn, misschien al geboren, zeker binnen vijftig jaar. Als ik van dien Messias de Johannes den Dooper kan zijn heb ik reden tot dankbaarheid en voldoening. ▫ Geen grooter onzin dan dat de tijd der profeten voorbij is. | |
9 augustusDe merkwaardige droomtocht naar de ‘hoogere menschen’. Het licht was daarbij wegwijzer. ▫ Goethe zei tegen Schopenhauer dat als het licht er niet geweest was hij/ Schopenhauer er niet zou zijn (in antwoord op S's bewering dat als de mensch er niet was er geen licht zou zijn). ▫ Dat deed mij denken aan mijn overweging dat de eenigste levensopenbaring die wij van het hoogste wezen hebben de zoogenaamde natuurkrachten zijn. Graviteit, electriciteit, cohaesie enzoovoort zijn levensverschijnselen van den allerhoogste, voor ons het hoogste, omdat ze het standvastigst en zekerst zijn. Toch misschien goddelijke willekeur, maar oneindig ver boven onze kleine willekeur, en daarom uitingen van de hoogste Godheid, omdat ze in alle andere levensverschijnselen, in de werking dus der lagere godheden, dieren en planten, gelijk en onveranderlijk zijn. De natuur-goden, dieren en planten, en ook de hemellichamen, moeten door en in die levensverschijnselen werken. De wil van den hoogsten God, de natuurwetten/ staan boven alle andere levensverschijnselen. De lagere levende wezens, plant- en diergoden, kunnen ze benutten, maar niet wijzigen. Zoo leeft alles in den Hoogste. Maar wij weten niet of hij de Allerhoogste is. Boven zijn wetten kunnen er nog algemeenere, standvastigere, stelligere zijn. Voor ons zijn deze natuurwetten: graviteit enz. de allerhoogste. Dit zijn dus de bewegingsverschijnselen en vooral ook licht. ▫ Het is dus zeer juist begrepen en gevoeld, het licht de beste levensuiting van den hoogsten God te noemen, en Goethe's uiting dat het licht ons maakt kan aldus worden verstaan. | |
[pagina 914]
| |
11 augustusVerleden week Donderdag en Vrijdag was ik in Noordwijk, bij Betsy, Willy de violist en zijn mooi vriendinnetje Paula König. Het was er vroolijk en zomersch, het oude zomergeluk. Maar aan den ouden tijd denkend bad ik geen weemoedig terug verlangen. Dat is een goed teeken en bewijst dat ik nu verder ben. Ik voelde mij in vollen zin Noordwijk van vroeger ontgroeid. Gister zeilden wij, Martha Paul/ van den Broek en ik op de Loosdrechtsche plassen. Het was een heerlijke dag. Des avonds zagen mijn lieve vrouw en ik de zon ondergaan en de maan opkomen op de hei, zooals zij het op haar zuivere wijze vertelt in haar dagboek. Een prachtig schouwspel en een gelukkige dag. Van den Broek die uit Amerika was gekomen, waar hij veel wederwaardigheden had, in de zaagmolen zijn hand verloor, schaapherder en cow-boy was, en lift-jongen, en nu eindelijk student, genoot Holland zeer. De wijde plassen, het zeilen bij de frissche wind, het lichte zomerland. ▫ Zijn verhaal van de hartelooze en onmenschelijke verpleging in het Roomsche hospitaal te Baker-city in Oregon. Hoe wreed kunnen vrouwen worden onder een wreed regime. Van den Broek is een brave, nobele, gevoelige jongen. Toen hij hier op Walden werkte was hij zwaarmoedig en overgevoelig. Nu is hij gehard en getraind, flink geworden en weerstandskrachtig, vroolijk en opgewekt, ondanks zijn verminking. Een teeder, zacht, gevoelig karakter en toch nu bestand tegen 't ruwste leven. - Het karakter van Vico Muralto is al een zoo vaste creatie dat ik dagen lang rondliep met een hinderlijk kwellend gevoel toen ik een fout had gemaakt en hem op onjuiste wijze had laten spreken. Eerst toen ik de bladzijden had uitgescheurd en vervangen was ik weer goedsmoeds en gerust, zonder dat ik welbewust had geweten wat er aan haperde. | |
14 augustusGister één koude, gure, natte dag. De eerste van den zomer. We brandden een houtvuur. Vandaag weer goed. Met Paul naar Baarn gefietst. Het plan van 20 Februari is een ander als het feeënmeisje. Ik moet een vrouw uit klassieken tijd, een groote tragische figuur, overbrengen in het kleine moderne leven. Die vrouw moet eerst ieders sympathie trekken, en dan noodwendig gek verklaard worden, tusschen de moderne menschen. | |
[pagina 915]
| |
Daartoe een of twee bedrijven antiek, dan een toovenaar die met open doek tweeduizend jaren laat verspringen. | |
15 augustusIedere cel van ons lichaam heeft de vier-en-twintig chromosomen in zijn kern die in de eerste kiemcel voorkomen, en kenmerkend zijn voor onze soort. Die chromosomen zijn het zichtbare van de onwaarneembare macht die ons doet voortplanten, en ons lichaam opbouwt. De psyche, - de rasziel. Die is vertegenwoordigd in elke cel, tot hij afsterft. Elke bloedcel, elke huid- of beencel, elke zenuwcel heeft dus zijn eigen psyche en de zichtbare aanduiding er van. Elk orgaan heeft weer zijn collectief-psyche, en zoo elk organisme. Maar hoe kan dat waarnemende ‘wij’ of ‘ik’ altijd in de illusie zijn van identiteit met het individu, het organisme, - en niet met orgaan of cel, en niet met groep of soort? Nog steeds bevangt mij de heftige verwondering wat toch dit zonderlinge gevoel van zelfbesef, van zich een persoon voelen, het ‘ik zijn’ beteekent. Vooral omdat ieder ditzelfde gevoel heeft en ieder voor een ander persoon, en ieder met den indruk dat hij alleen dit gevoel heeft, en het van anderen maar onderstellen moet. Waarom, vraag ik dan, in die millioenen jaren, onder die milliarden menschen, juist dit enkele persoontje in dit hoekje van de wereld, die ‘ik’ is en ‘ik’ zegt. Waarom, - anders uitgedrukt - is de gansche verschijningswereld, die voor mij toch de eenige wereld is, dus de wereld, die ik oneindig begrijp en dus zonder midden, - waarom is die wereld gecentraliseerd juist in dit puntje, dit persoonlijkheidje? Hoe kan het middenlooze dus toch een zoo duidelijk midden hebben? | |
18 augustusSteeds heerlijk zomerweer. Wij eten nu dagelijks bij Martha zoolang Paul er logeert. Maar hoewel Paul goed en opgewekt is, werkt het toch deprimerend op Martha, en daardoor op ons. Het verschil met de vrije, opgewekte toon in ons kleine huisje wordt dan scherp en duidelijk. En die sombere sfeer heb ik zooveel jaren verdragen. Martha blijkt alleen haar leven 't beste te kunnen dragen. Ze ziet mij graag en haar kinderen, maar 't gestadig bijzijn van ons zelfs maakt haar somber en stuursch, en geeft een zware, ondragelijke stemming. Hoe goed is 't, voor haar en voor mij, dat ik die toestand verbroken heb. De verhouding is nu goed en ongestoord met allen. En wie ons kennen gewennen er aan. Zooals men aan alles went, wat rustig volgehouden wordt. | |
[pagina 916]
| |
Gister at ik met Paul bij Willem en Jeanne Vogelsang, nu professor in Utrecht. Zij speelde Schubertjes. Wij voerden een onafgebroken, levendige conversatie. Hij weet van alles wat mij interesseert en causeert alleraardigst levendig en leerrijk. Bij ieder persoon waarover hij spreekt, imiteert hij stem en gebaren nauwkeurig. Men vindt hem aanstellerig en verwaand, maar ik kan niet zeggen dat de eigenschappen in hem die daarmee bedoeld worden, mij in't minst hinderen. Hij acteert graag en goed, weet veel en weet goed, heeft een fijnen smaak en een scherp oordeel, en is zich klaarblijkelijk voortdurend bewust, observeert zichzelf. Men mag dit ‘oneenvoudig’ noemen en het antipathiek vinden, ik acht het bij een hoog gecultiveerd mensch volkomen natuurlijk en in't minst niet blamabel. ▫ Hij vertelde kostelijke anecdoten. Van Bremmer die door Veth een ‘kunst-dominee’ was genoemd en repliceerde dat hij maar een ‘schunnige zendeling onder de heidenen’ was, maar dat Veth de dominee was, met de congregatie en de ouderlingen. En toen Veth hem zijn oordeel vroeg over zijn werk, zei, dat hij (Bremmer) hem (Veth) altijd als voorbeeld gebruikte om te bewijzen hoe ver je 't met een heel klein beetje talent nog brengen kan. De kleine Jeantje met haar lief gezichtje zes jaar. Oogjes als geschilde druiven gekleurd. ‘Met één zwart pitje er in,’ zei ze. Toen Jeanne ons een stuk van Schubert speelde, klonk er buiten, in de verte een gerekte stoomfluit, heesch en klagend. Paul vertelde mij bij 't naar huis gaan dat hij die toon niet hinderlijk had gevonden, die schorre heesche toon onder de heerlijke muziek. - ‘Hoe is dat, Paul?’ vroeg ik. - ‘Wel, die toon was als een angstig vragen. En deed mij denken aan de rijke man in de parabel van Lazarus en de rijkaard, als Lazarus in Abram's schoot zit en de rijkaard vraagt om een tip van zijn vinger in water gedoopt tot verlichting van zijn kwelling in de hellevlam. Zoo klonk die schorre kreet tot ons, die in de heerlijke sfeer van de muziek leefden’. Dit teekent het zachte, dichterlijke gemoed van den jongen en zijn subtiele fantasie. Ik sprak naar aanleiding daarvan lang met hem, over de mogelijkheid om een uitings-talent te ontwikkelen waardoor dit rijke verbeeldings- en gemoedsleven tot iets blijvends voor anderen kon worden gebeeld. Nu hij bijna twintig is mag hij op zulke dingen wel attent worden gemaakt. - ‘Ik vrees, vader’, zei hij, ‘dat jouw grootheid mij in den weg zal zitten.’ - ‘Dat behoeft niet, Paul,’ zei ik. ‘Als jij iets waarachtigs in je hebt, heeft dat eigen recht van bestaan, en behoeft volstrekt niet onder mijn | |
[pagina 917]
| |
schaduw te verwelken. Dat zou alleen gebeuren als je mij wou gaan nadoen, en op mijn naam speculeeren. Maar je eigen schoonheden kunnen geheel vrij en zelfstandig staan, al zijn ze misschien fijner, teerder en zwakker. En met je naam kun je doen watje wilt.’ Hedenavond, onder 't schrijven, rijpt het plan voor ‘(Electra) in Ballingschap’. Ik zie het plotseling in aangrijpende werkelijkheid. Misschien neem ik nog een andere figuur ‘Hero’ of ‘Ariadne’ Hermione. | |
donderdag 20 augustusIk zit buiten in ons tuintje. De phloxen bloeien en de begonia's en mijn liefste ligt in den zonneschijn op 't gras. Gister was ik in Amsterdam voor de comedie's maar richtte nog niet veel uit. 't Is een verbazend sterk voorbeeld van de onredelijkheid onzer geleerden dat ze niet inzien dat er geen derde mogelijkheid is/ behalve toeval of verstandelijke willekeur, dus hoogere intelligentie in de levensverschijnselen. En voorts dat toeval volkomen ontoereikend is de mimicry te verklaren. Ze weten het wel, maar 't dringt niet door, de overtuiging heeft niet de daarbij noodzakelijk behoorende gevolgen. De ‘Griekin in Ballingschap’ vier tafereelen. Eén antiek, een liefdesdrama (Ariadne en Bacchus), - twee de tempel van de toovenares, de betoovering, waarbij 't achterdoek opgaat en een modern Hollandsch familietooneel, - de komst van het vreemde meisje, haar onmiddellijk vermoede en steeds meer duidelijk schijnende krankzinnigheid. De liefde van den zoon des huizes, - de verwikkeling daardoor. Het laatste bedrijf, terug in 't antieke leven, een herkenning, een feest, een hymen - een grootsch slot met tragische ondertoon, door de herinnering aan den bangen droom. De voorgrond blijft in 't tweede bedrijf, de tempel. De minnaar in sluimer, de Griekin treedt over in 't achtertooneel. 't Derde bedrijf treedt ze eveneens terug. ▫ O! kon ik al beginnen! Vandaag kwam ‘de nieuwe Hiob’. De man (Homosexueel) die van zonde beticht wordt en God voor zijn zonden aansprakelijk stelt. Geheel in Oud-Hebreeuwschen trant en stijl. Het volk dat hem uitdrijft en steenigt, de kinderen die hem najouwen. De vrienden die hem komen vermanen en willen overreden. Zijn uiterste eenzaamheid en ellende. Zijn aanklacht en apologie. ▫ Hier is de antieke vorm en ensceneering noodig en mogelijk. ▫ De gegevens zijn zoo oud als de menschheid. ▫ De priester, de moordenaar, - de aartsengel, Christus. | |
[pagina 918]
| |
zaterdag 22 augustusGister waren wij een jaar getrouwd. Als ik ooit iets gedaan heb in mijn leven waar ik geen berouw van behoef te hebben, dan was het dat. | |
zondag 23 augustusRegendag. Gistermorgen zeer gedeprimeerd. Ik zag nergens iets goeds. Geldzorgen, miskenning, schouderpijn. 't Werk op een dood punt. ▫ 's Avonds las ik over de erfelijkheid van verkregen eigenschappen in Thomson. ▫ Toen bemerkte ik dat juist dat punt het krachtigste argument geeft voor mijn hypothese. ▫ De invloed van verkregen eigenschappen op het kiemplasma, de bron voor de nakomelingschap, is volgens de herediteitsleer onverklaarbaar. ▫ Toch moet erkend worden dat de variaties ontstaan onder invloed van de omgeving, een tendens toonen om zich aan te passen, zooals Lamarck constateerde. ▫ En de moderne bioloog moet nu zijn toevlucht nemen tot de selectie, dezelfde selectie die onvoldoende is om het ontstaan der variaties te verklaren. ▫ De variaties leiden, de selectie volgt, is nu vastgesteld. En als blijkt dat de variaties een weg volgen die door de omgeving wordt aangegeven dan zegt men weer: dat kan niet door invloed op 't kiemplasma zijn, dus is het enkel selectie. ▫ Maar hoe is 't mogelijk dat selectie teweeg brengt de vorm van dat krekeltje dat een bladdragende mier nabootst? ▫ Mij komt het voor dat alle variaties een richting, tendens hebben, onder invloed van de omgeving. Dit is onmogelijk indien de omgeving niet op een of andere wijze door 't kiemplasma wordt waargenomen. De somatische cellen stammen af van de kiemcellen en kunnen dus niet terugwerken op de vorming der kiemcellen. En toch wordt het kiemplasma door de ondervindingen en waarnemingen van het lichaam beïnvloed. ▫ Dit wijst dwingend op een gemeenschappelijke, blijvende eenheid, gevormd door dat wat we als kiemplasma waarnemen, maar dat veel meer onwaarneembaars bevat. Dit onwaarneembare geheel hangt samen door middelen die buiten ons sensorieel vermogen liggen, maar het heeft eigenschappen van wil en intelligentie, en bezigt de individuen als organen. ▫ ‘Alle individuen zijn de organen van een blijvend, samenhangend geheel dat de species uitmaakt. Dit geheel schijnt verspreid in de individuen, in de waarneembare gedaante van kiemplasma of chromosomen, maar het is in samenhang met elkaar, en met de individuen. Het is de tronk, de stam, waaruit steeds meer | |
[pagina 919]
| |
nieuwe individuen spruiten als bladeren. Die stam heeft een psyche. ▫ Tusschen het individu en de species als geheel is een voortdurende psychische uitwisseling (psychisch = sensorieel onwaarneembaar) het individu ontvangt nog tijdens zijn leven impulsen (b.v. tijdens de puberteit. Muteeren van de stem, enz.), behalve de blastogene, en werkt weer door zijn ervaringen op de tronk terug. In die tronk verloopen psychische processen die invloed hebben op het varieeren en muteeren, op het vormen van nieuwe instincten en 't wijzigen der oude, enz. ▫ Deze stammen zijn eenheden, die zich echter voortdurend weer verdeelen en wijzigen. Ze zijn niet scherper begrensd dan de soorten. ▫ De individuen sterven, zooals de bladeren van een boom, na den tronk door psychische ervaring te hebben versterkt. De later ontspruitende bladeren toonen invloed van die uitwisseling. ▫ Het bestaan van zulk een tronk verklaart alle raadselachtige herediteitsverschijnselen o.a. het gelijktijdig optreden der mutaties, het verschijnsel der reversie, het beslist tendentieele optreden der variaties die een aanpassing der soort aan de omgeving mogelijk maken, samengaand met een ontbreken van allen directen invloed van het door een individu verkregene op zijn onmiddellijke nakomeling. Het neemt niet aan een werking van somatische cellen op de kiemcellen in den gewonen zin, in éénzelfde individu, maar wel een psychische wisselwerking van individu en species. ▫ Castratie = een afsnijden van den tronk, heeft algemeene gevolgen voor het lichaam, onverklaarbaar uit physiologisch-anatomisch opzicht. | |
maandag 24 augustusGister avond bij de première van ‘Een vijand van 't volk’ waar ik mij zeer amuseerde, en waar J.C. de Vos en het stuk zeer veel succes had. ▫ Dit is het eerste stuk van Ibsen dat mij den indruk geeft: ‘ik wou dat ik 't geschreven had.’ Hier is hij in zijn volle kracht. ▫ Afwezigheid van alle verhevenheid of poëzie, of schoonheid. Zeer vernuftige constructie, voortdurend ‘theater’ behalve in 't vierde bedrijf bij de rede van de hoofdrol, die ik zwak vond, maar misschien niet onnatuurlijk. En scherpe, markante beelding van het moderne leven, moderne kleinheid en banaliteit, gecontrasteerd door een zwakke verheffing daarboven in de hoofdpersoon. Sterk genoeg voor scherpe contrastwerking, zwak genoeg om het publiek niet - zooals bij IJsbrand - te ontstemmen. ▫ Alle helden en heldinnen van Ibsen zijn halve heroën, met juist zooveel banaliteit in zich, om ze voor 't | |
[pagina 920]
| |
banale publiek begrijpelijk, of ten minste min of meer sympathiek te maken. ▫ Gister avond had de held, voor dit Hollandsche publiek, een volkomen succes. Hij was hun uit het hart gegrepen. Een middelmatig, tamelijk onbeduidend en banaal mensch, maar eenvoudig een beetje minder bang en kleinzielig dan het gemiddelde van onze tijdgenooten. Precies de held voor een Hollandsch publiek. Ze voelen zijn situatie precies, - omdat ze dagelijks voor dezelfde dingen staan, maar niet den durf hebben er zoo vroolijk en koppig tegen in te gaan, - en toch moeten bewonderen wie 't wèl doet. Ze zien dezen man juist een klein eindje boven zich zelf, juist zoo weinig dat het bijna bereikbaar schijnt. Al wat hij zegt bebben ze nu en dan ook wel in zich voelen opkomen, eventjes. Ze genieten als hij 't er zoo dapper uitgooit. Ze zitten zelf nog wel gansch in den modder, maar juichen toch bij 't zien van een die er uitkruipt, hoe onhandig ook. Hier is de speciale kracht / de bizondere verdienste van Ibsen, die zijn onevenredig succes verklaart, op 't allerduidelijkst. Dit stuk doet méér voor de bevrijding van onze massa, dan de mooiste werken van Goethe, Schiller of Shakespeare, omdat het zoozeer binnen hun bereik blijft. En daarom is Ibsen nu de ‘moderne groote dichter’, omdat hij grooter aspiraties heeft laten varen en alle verhevenheid heeft weggedaan, ten einde dicht genoeg bij zijn publiek, bij onze tijdgenooten te kunnen naderen, en toch juist zooveel aanduiding van herlevende grootheid geeft, om hen iets boven hun eigen, gemiddeld peil op te heffen. ▫ Hij heeft juist het recept weten te vinden voor een smakelijk gerecht, dat ze gaarne nemen, dat beter is dan de misselijke, rotte kost waaraan ze verslaafd zijn - en toch niet zoo zuivere ambrosia dat ze er van terugschrikken er en geen voedsel in vinden. | |
donderdag 27 augustusGisteren, lezende hoe Aletrino steeds den dood moet vreezen, kwam mij het volgende te binnen: ▫ Iedere gewaarwording van elk moment door elk onzer gevoeld is een reëeler en blijvender ding dan alle zoogenoemde stof of kracht. Over het onvergankelijke van stof en kracht zijn menschen als Aletrino nooit in twijfel. En toch is dat een dwaling: alle stoffen en krachten zijn vluchtige uitingen van een permanent leven dat per se blijvender en standvastiger moet zijn. ▫ Onze gewaarwordingen zijn dingen die ontstaan door de botsing van twee levensuitingen, de eigene en de omringende (of de andere, niet-eigene). Die dingen blijven bewaard en worden herinnerd, zooals alle verschijnselen weder waargenomen kunnen | |
[pagina 921]
| |
worden. Ze worden afgedrukt op het eeuwige waarnemingsveld der herinnering, waar alles geregistreerd blijft. Wat wij vergeten noemen is eenvoudig onmacht tot willekeurig herdenken. Werkelijk verloren gaat geen enkele indruk. ▫ Maar nu rijst deze vraag: wie zal zich de door ons opgezamelde waarnemingen herinneren? - Wij, als individu, herinneren ons maar weinig en verliezen zelfs het vermogen tot herdenken op ouder leeftijd. Het wordt wel vastgelegd maar buiten ons bereik. ▫ En toch is aan elke waarneming onafscheidelijk het gevoel van eigen identiteit verbonden. Die waarneming is het ikgevoel in verschillenden toestand. Nooit kan een ander, onze eigen waarnemingen herinneren, schijnt ons. ▫ En toch is dit werkelijk zoo, alleen is die ander werkelijk onszelf, maar vermeerderd met hooger zelfbesef. ▫ Zoo goed als wij ons, door een bizondere geur of melodie, geheel en al weer als kind kunnen voelen, terugkeeren in die stemming en gewaarwording, zoo zullen we in hooger bewustzijnssfeer ons weer geheel individu en mensch kunnen voelen, maar met gelijktijdig besef van hooger, ruimer bestaan. En dat hooger zelfbesef zal ook het leven van alle andere individuen kunnen terugleven en herdenken. Het eigengevoel van elk onzer gaat op in een hooger eigengevoel, dat meerdere individuen omvat, eerst in dat der soort, - dan nog wijder, tot in het hoogste wereld-leven, waarvan niemand weet of zeggen kan of het een grens heeft, of altijd nog een leven boven zich. ▫ Het sterven zal dus werkelijk gelijken op een ontwaken. Want het eigenaardige van den droom is vooral gebrekkige, verwarde, en onjuiste herinnering, - en het ontwaken beteekent: beter, wijder, dieper herinnering, waarin de confuse droomherinnering bovendien begrepen is. In den gewonen droom gelooven wij niet aan een ontwaken, en begrijpen wij den waaktoestand volstrekt niet. | |
30 augustusEen periode van slecht weer, die bijna ten einde schijnt. ▫ Rheumathiek ontstaat niet door te dunne maar door te warme kleeding. Ik ben nu zeker dat mijn schouderpijn te danken is aan het jasje met de dik gewatteerde schouders dat ik in New York kocht. Zoodra ik hier dat uitliet, ontstond de pijn op die plaatsen. Ik stuurde gister Reinald (de Stamhouder) naar Van Logchem. En bij de correctie van de copie trof het stuk mij zoodanig dat ik voor mijn ander werk niet deugde. Waarlijk het staat hooger dan één stuk dat ik van Ibsen zag. Maar zal het tot zijn recht komen? ▫ Maar nu zal ik ook ‘de Vrienden- | |
[pagina 922]
| |
dienst’ in denzelfden toon maken. Het is goed zoo, het rechte voor onzen tijd. | |
maandag 31 augustusGister mooie muziek gehoord van Willy van Hoogstraten en Paula König. Chaconne's van Bach en Händel. Een Sonate en Ballade van Brahms. De dag was overigens slecht, ik kon niet tot werken komen en voelde me landerig. Het weer blijft slecht. Ik las in Catherine de Medicis van Balzac. De lectuur is boeiend, maar niet opwekkend. Ook hinderde mij B's conservatisme. Hij is totaal blind voor het nieuwe leven en de toekomst. Hij is een groot imaginatief talent, maar als menschenkenner en filosoof is b.v. Sorel verre zijn meerdere. ▫ B. verdedigt Catherine de M. omdat zij in alles een groot politiek verstand had, hij bewondert haar onmenschelijkheid omdat die haar machtig politiek willen toont. Daarin is iets wat erkend zou kunnen worden, wanneer het met Sorel's diepte van inzicht wordt begrepen. In sommige gevallen is het voor een groote politieke bedoeling noodig alle menschelijkheid te onderdrukken. Dan gehoorzaamt de staatsman aan zijn staatkundig instinct dat hem drijft tot het vormen van groote machtige staten en rijken, waarin hijzelf het middelpunt is. Maar in Catherine de M. is het meer een laag en fanatiek zoeken naar invloed en macht, een aberratie van het politieke instinct. Dan was het in de cynische Catherina van Rusland nog eerbiedwaardiger. ▫ Het staatkundig streven is even onredelijk als het commercieele, maar van een nuttige onredelijkheid, die meewerkt tot groote, voor den staatkundige zelf, verborgen doeleinden. Dikwijls bekruipt mij de lust een dramatische Napoleon te maken. In hem is toch het politiek instinct bijna tot zelfbewuste wijsheid geworden. Ik zou hem willen toerusten met iets van Sorel's inzicht en van uit een fantastische hoogte zijn eigen leven doen bezien en bekritiseeren. ▫ Ik moet met meer beslistheid de vrijheid van den dramaticus handhaven om de historie tot eigen bedoelingen te gebruiken. Een andere Napoleon te maken dan de historische. Een die had kunnen zijn. Mits de dramatische dan grooter is dan de werkelijke. | |
[pagina 923]
| |
aant.
| |
4 septemberWijk aan Zee. Ik lijd kou, depressie en werkonmacht. Het koude zeebad alleen doet me goed. Ik lees het tweede deel van Faust. Nu voor 't eerst met volkomen satisfactie. Maar welk een humbug van de wereld om dit werk te bewonderen. De wereld kan het niet bewonderen. Want er is niets in wat de wereld treffen kan, behalve hier en daar een paar citaat-regels of spreuken. Maar ik heb nooit bespeurd dat de wereld die kent, en als iemand nu zulk een werk maakte, geen schepsel zou er naar omkijken. ▫ Voor mij is de geestenwereld beter, levendiger, minder doodsch dan de menschenwereld. En hoewel ik het leven soms zeer genieten kan, is de overmaat van misère er in toch zoo groot dat ik soms duidelijk begrijp hoe de dood geen verschrikking maar een begeerd vooruitzicht kan zijn. Ik ben toch nog een der gelukkigste menschen, ik weet niemand met wie ik zou willen ruilen, en hoeveel klein getob en gemartel moet ik dóór, juist door mijn meerder gevoeligheid. | |
8 septemberW.a.Z. Het wordt mij hier op villa Lioba een heerlijk en dierbaar verblijf. De schoonheid der uitzichten, de geriefelijkheid van 't huis, de prettige en welgemeubelde kamers zonder storende smakeloosheden, en met veel bloemen, dat alles is beter dan ik nog in een pension of verblijf gekend heb. De bergen en bosschen in Haltenegg waren heerlijk - maar hier zijn geen pensiongasten. Wij zijn alleen in huis, krijgen 's morgens een meisje tot hulp, en eten zeer goed van een huis in de buurt. Het is verkwikkelijk. Vandaag is het hemelsch weer, en de zee is vredig en glad, met groote blanke plekken. Mijn schouder blijft pijnlijk, maar ik baad toch dagelijks, en ben overigens goed. Vandaag kwamen mijn verzenboekjes. Harden plaatst mijn artikel. Mijn droom van 't geld van Odo verleden jaar is uitgekomen. | |
[pagina 924]
| |
En zooals ik wel dacht, nu komt er op iederen aanval tegen mij ook bijna terstond een verweer. Nu van een dappere jongen met onbekenden naam, die mij een ‘genie in de hoogste beteekenis’ noemt. Ik zou wel eens precies willen weten wat hij daarmee bedoelt. ▫ Maar dat hij dit nu durft zeggen is teekenend. Ik hoop hier menigmalen te kunnen komen. Ik heb 't eigenlijk nog nergens zoo goed gehad, en mijn vrouw is ook opgewekt, en vol van het wonder dat haar gebeuren gaat. | |
9 septemberHevige wind, dat 't huis dreunt, en 't fluit en giert door alle deuren en ramen. ▫ Gisteravond zag ik Othello. Ik vond het nooit een heel mooi stuk, ik had een deel van de repetitie gezien, met zeer weinig plezier. En de opvoering hinderde mij nu ook vaak. Het stuk is zoo grof. De gemeenheid van Jago ligt er zoo dik op, evenals de onnoozelheid van Othello. Het is een van die Shakespeare stukken die men maar moest beschouwen als voor een vorig tijdperk geschreven, voor een grof nog half barbaarsch publiek. Ook vond ik het bijna ergerlijk zooals de schuinigheden er botweg uitkomen, dat is toch verkeerde eerbied voor een auteur. Een schouwburg-publiek bestaat toch niet uit filologen. ▫ Natuurlijk bewonderde ik de rijke, levendige gang van het stuk, dat onmiddellijk al met krachtige actie en pakkende situatie inzet. Hevige storm. Paul is zooeven gekomen en loopt nu langs de woeste zee. De pannen waaien van 't dak. Uit Amerika weer slechte berichten, tooneelstukken afgewezen, the Quest niet herdrukt. Een groot verschil met gisteren, in mijn ziels-barometer. Getroffen door de gestalte van Euphorion, met zijn beide ouders, waarvan de beschrijving mij zoozeer deed denken aan mijn droomtafereel. Ook zijn wijze van zweven. Lass der Sonne Glanz verschwinden
Wenn es in der Seele tagt
Wir im eignen Herzen finden
Was die ganze Welt versagt
| |
[pagina 925]
| |
aant.
| |
dinsdag 15 septemberNu zacht, stil, droomerig herfst weer. Het was prachtig in de bosschen van Rooswijk. ▫ Ik heb het tweede deel van Faust attent uitgelezen en de structuur nu voor 't eerst goed begrepen en doorvoeld. Het is overal interessant, maar niet overal grootsch en verheven. En de structuur is vol gebreken. Als bouwwerk een wonderlijk rhapsodisch samenstel en zeer weinig aan antieke architectuur herinnerend. Waarschijnlijk ook op zeer afgebroken, ongelijkmatige wijze geschapen. Het fraaie Helena-fragment schijnt me een tusschengevoegde en later bijgewerkte constructie. Vandaag las ik Prometheus Unbound. Faust kan geen vergelijking daarmee doorstaan. Prometheus is bij voortduring grootsch en verheven, en van machtige, harmonische structuur. Ik weet geen dichtwerk na de antieken, na Hiob, Sophocles en AEschylus, dat er mee te vergelijken is. Maar juist omdat er niets van het banale en ‘gewone’ in is, wordt het ook zeer weinig gewaardeerd en volstrekt niet als een groot werk algemeen erkend. De Shakespeare stukken, de Goethe stukken, alle vol met maar laag-bij-de grondsche klanken en gedachten, die zijn veel meer erkend. En met Ibsen is 't nog erger, en hij is nog meer de held van dezen tijd. Dit alles wijst op belangrijke degradatie. Men is bang voor ‘groote kunst’ en ‘verhevenheid’ want men vreest onechtheid, en verstaat het echte niet. ▫ Dit zou alles consequent zijn, als men dan ook Sophocles en Aeschylus hun waarde ontnam. Zoolang die nog door de publieke opinie op hun onbereikbare hoogte worden gelaten, zoolang is ook Ibsen een stumper vergeleken bij Goethe en Goethe een zwak poëet, vergeleken bij Shelley. Het trof mij dat de slot-accoorden van Faust een toonaard hebben, die ik met of zonder onbewuste navolging ook in ‘de broeders’ en ‘Lioba’ heb gebruikt. Ik ben nu weer zoo geheel in de goede rustige werkstemming. Zonder eenige onrustige ambitie, zonder verlangen naar een spoedige erkenning, kalm overtuigd van wat ik gedaan heb in waarde en zwakheid. Maar ook vastbesloten, na deze neerbuiging in mijn werken, ter wille der meerderheid, | |
[pagina 926]
| |
uit liefdevolle verstandhouding, weer in de oude sferen te stijgen waar ik mij altijd het gelukkigst heb gevonden en die dichter liggen bij Prometheus Unbound en bij Faust dan bij Nora en Hedda Gabler en Vijand des Volks. | |
zondag 20 septemberIk was een nacht in Bussum, en zag met Martha Paul vertrekken naar Londen, van het station te Amsterdam. Hij zag er keurig uit, ik hoop voor den goeden jongen dat het hem goed doet daar. - Ik las Prometheus Unbound uit. Het is een groot wonderwerk, het grootste werk der nieuwere beschaving. Het gewichtigste literaire document na het Jezus-evangelie. ▫ Sommige regels vervullen me op een ongekende wijze, zooals deze ‘pinnacled dim in the intense inane’ daarbij voel ik in me een wereld van ontzetting en grootschheid. ▫ Hoe anders is het lezen van zulk werk, naarmate men zelf wijzer is geworden. Ik heb het menigmalen gelezen, maar nooit beseft wat ik nu besef. | |
maandag 21 septemberEen serie wonderheerlijke dagen, warm, stil, wazig - met de prachtigste tinten. Ik baad weer, - het stille plaatsje heeft weer een ander aanzien, de badgasten zijn weg, maar enkele villa-bewoners of dagjesmenschen komen nog aan 't strand. Maar nu is 't er des te intiemer en rustieker. En de wandelingen tusschen Beverwijk en zee zijn verwonderlijk mooi, de uitgestrekte binnenduinen met de bruine meidoorns, de vaalgroene kattedoorns met oranje bessen, de menigte fazanten, mooie beesten die je vlak bij laten komen. En als ik om half zes naar onze gezellige woning terugkeer en de zon ondergaat in groote pracht achter duin en dorp, dan ziet alles er zoo paradijsachtig mooi en vredig uit, dat ik niet weet in welk wonderland ik ben. Ik ben nu eerst weer recht gezond, gymnastiseer, wandel dagelijks twee uur, en arbeid geregeld door. Van middag las ik Rosalind en Helen en nooit voelde ik zoo sterk de melodieuze taal. Ik ben veel fijner gevoelig voor poëzie dan vroeger. Ik las mijn lieve vrouw een fragment voor van het wonderverhevene gesprek tusschen Aarde en Maan, in Prometheus. Zie dat is wat ik had willen maken. Daarvoor buig ik in diepe nederigheid. Maar Shelley is ook de éénige die ik, in mijn eigen speciale kracht, verre boven mij voel. ▫ En is al | |
[pagina 927]
| |
zijn werk ook niet, wat onze literaire poenen tendens-werk zouden noemen? Zijn het niet alle vurige psalmen ter verheerlijking van Vrijheid, Deugd, Liefde, Vreugde - en van God, den God der Schoonheid en Rechtvaardigheid? Het zijn zalige uren, als mijn liefste bij mij zit met haar werk, voor mijn raam dat over zee ziet, en ik lees die mooie dingen, en zij denkt aan haar kindje en is stil gelukkig. ▫ En de avonden zijn niet minder heerlijk en intiem. Ik lees bij het thee-uur een roman van Willibald Alexis. Hij was een tijdgenoot van Ebers, Dahn en Scheffel, maar hoeveel beter is dit werk! En eerst nu komt dit, naar 't schijnt, in eere. We schijnen in alles langsaam aan een periode van diepe wansmaak te ontworstelen. | |
22 septemberVan morgen was er nevel, toen die optrok maakten mijn liefste en ik een wandeling over Rooswijk, door de stille, zonnige bosschen naar Beverwijk, en toen door het vreedsame dorp, langs de groentetuinen en door de wilgenlanen terug. Ik voelde ongekend gelukkig. Er kwam een droom-geluk in me, een vreugde in 't bestaan zooals dat in droomen alleen kwam. Een gewaarwording die ik wel ken, uit enkele momenten (zooals in Alderney) maar die ik niet verwachtte dat zich in stijgende mate en met lang aanhouden zou voordoen. Maar het was den ganschen morgen zoo. Ik genoot zoo innig van het bijzijn van mijn lieve vrouw, en alles was zonnig in me en om me. Het rechte er van is niet in woorden uit te drukken. Het sluit zich nauw aan aan droomen, en beteekent een overwinning van alle doodsvrees, en een toename van genietingsmacht. En de eenige reden van dit alles bij mij nu is het wegzijn van den druk, waaronder ik op andere plaatsen verkeer, op Walden b.v. Dan verheft zich mijn geluk uit eigen veerkracht. Mijn liefste is bij me, mijn werk, de zee, de mooie herfsttijd en geen hinderlijke menschen. | |
dinsdag 29 septemberDe schoonste dag weer van ons verblijf, warm, zonnig, stil. ▫ Het bleef natuurlijk niet zoo mooi inwendig de vorige dagen. Maar toch is het nu vandaag ook weer zeer goed. De droomen zijn ook vaak in de goede richting, hoewel niet van de hoogste soort. Betsy is er, en vandaag ook mijn moeder. Ik las de Nachtbruid, en na de eerste voorlezing was ik zeer voldaan over 't werk, en twijfel verdween. | |
[pagina 928]
| |
1 oktoberSteeds warm, doodstil, prachtig weer, met effen hemel, en de zee spiegelstrak. Nooit hadden wij zulk een heerlijk verblijf hier. Het is de meest gezegende tijd van ons huwelijk, ja van mijn leven, zou ik zeggen. De schoonheden van dit oord treffen ons beiden sterker dan ooit. En zulk een heerlijke werkkamer heb ik nergens nog gehad. Toen ik gister een paar uur in Amsterdam moest zijn vond ik het contrast ellendig. Hier met mijn zee, mijn duinen, de eenzaamheid met mijn lieve, dierbare vrouw, en mijn werk dat mij zoo tevreden maakt. Ik voltooide hoofdstuk XII en las het vóór, en ben innig tevreden dat ik dit nu alles gezegd heb, op klare, beknopte / kernige wijze. Ik zou bijna zeggen, ik ben waar ik wezen wilde, ik ben over het onzekere heen. Want alles wat nu volgen zal, dat kan ik vrij nauwkeurig berekenen. Het wanbegrip, de aanvallen, het hier en daar opdoemend verstaan, en de niet meer te stelpen of te weerhouden verdere werking. Het is nu alles zoo klaar voor mijn oog, en ik heb tot voldoening geen verdere zekerheid meer noodig. Maar ik heb nog verbazend veel te werken. Want mijn boodschap is zoo nieuw en ongewoon en gewichtig, dat ik niet bevreesd behoef te zijn mijzelven te herhalen. Al zeg ik hetzelfde nog in twaalf andere boeken, onder telkens anderen vorm, dan is het nog maar nauwelijks genoeg om als idee in het menschdom dóór te dringen. Zoo vreemd staan ze voor al wat buiten het bekende en gewone gaat. Met innigen spijt en weemoed zal ik hier morgen van daan moeten gaan. Zóó heb ik mij aan geen verblijf gehecht, in de laatste jaren. | |
4 oktoberWalden. Het wonderbare stille, warme, zonnige weer houdt nu al sints 15 September aan, het is nog iederen dag stiller, serener, warmer. Vandaag bewoog geen blad, en de hemel had geen wolkje. Gister was het heet, vandaag iets koeler, de nachten koelen sterk af en zijn nevelig. - Walden deprimeerde sterk. Maar ik sliep goed en voelde van morgen verlicht. Toch is het voor ons beiden een moeielijke teruggang, het zooveel kleiner huisje, het gemis aan een dienstbode. Mijn lieve vrouw die in haar positie en toch al niet sterk alles zelf doen moet. Van buiten komt geen steun. Het eenige wat me eenigszins aangenaam klonk was Else's schrijven dat de Intendant van 't Stuttgarter Theater een sympathiek man is. | |
[pagina 929]
| |
Het Ned. Toon. heeft de twee stukken (Zendeling en Stamhouder) geweigerd. En toen moest ik weer naar de N.T.V. met onderwerping. - Ik las in R.L. Stevenson's essays ‘a Chapter on Dreams’ en vond kenmerkend het zien aan de droomhond dat hij tot de demonensfeer hoorde, ‘hellish’ was. En dan de droom met de moord en de vrees voor ontdekking. Tot een poging om besefte behouden schijnt S. niet gekomen te zijn. Ik las Gutskow's Knabenzeit, en herinnerde me hoe Hebbel tegen dezen schrijver te keer ging. Toch is het een fijne, aardige opmerker en verteller. Fijner, minder zwaar dan Hebbel, maar zeker geen poëet als hij. En toch een gevoelige, fijn dichterlijke ziel. | |
zondag 11 oktoberWalden. Van Maandag tot Zaterdag was ik met Hans in Londen. Het slaagde alles zeer goed en wij hadden heerlijk weer. Maar de tijd was toch vol pijn en weemoed. Hans was dikwijls ruw en wrevelig, zooals na 't bezoek bij Lady W. Ook maakte ons gore, primitieve logies, en Paul's weinig gedistingueerde omgeving mij neerslachtig. Dan deed Hans mij soms hevige pijn. En ik voelde dat ik mij niet verzetten kon, dat ik toegevend en goedig blijven moest, als een gevolg van de dwalingen van mijn leven, omdat ik altijd tegenover hem en zijn moeder te toegevend geweest ben. Zoodoende was mijn gansche verblijf een menging van droefheid, en toch weer genoot ik zijn bijzijn als hij vroolijk is, omdat ik hem liefheb. En toen wij in Rotterdam kwamen, en ik om geld voor hem te halen, in Haarlem stil moest zijn, had hij niet de fijngevoeligheid en de hartelijkheid, bij mij te blijven, maar liet mij alleen en spoorde dóór naar Bussum. Ik stond aan 't station en keerde mij zonder te spreken om. Hij voelde er zeker toen iets van en wuifde uit 't portier. Op 't laatste oogenblik ging ik toch weer bij hem zitten, om samen met hem te zijn tot den Haag. Hij vroeg: ‘Wacht je liever in den Haag dan in Rotterdam?’ ‘Ja!’ zei ik, en toen kon ik mijn tranen niet inhouden. ▫ 's Avonds bracht ik hem met Martha naar den trein voor Karlsruhe. Mijn lieve vrouw is de eerste in mijn leven die mij mijn teederheid en liefde naar mijn gansche behoefte teruggeeft. Want de hartstochtelijke liefde van mijn moeder is iets dat mij soms pijnlijk aandoet, omdat zij grof is, en mij niet begrijpen kan. Het goede van mijn tocht in Londen was dat ik er zeer vermoeiende dagen had, den ganschen dag op de been in de drukte, en dat die vermoeienis mij | |
[pagina 930]
| |
verkwikte en 's nachts diep en lang deed slapen. ▫ Hier op Walden deprimeert de omgeving mij terstond weer, door de associaties aan de oude misère die nog lang niet is opgeheven. | |
15 oktoberWalden. Nog steeds onvergelijkelijk mooi stil weer. Met wat nevel nu en dan, en warmte overdag. ▫ Walden blijft deprimeerend. Ik verheug me op de tocht naar Stuttgart. ▫ Ik maakte een mooie wandeling over de nevelige hei, naar Blaricum. Dat was grootsch en verkwikkend. Veel genoegen deed mij een lange brief van Wilfred Trotter. Ziedaar een waarachtig diep en fijn intellect. Hij en ik hebben de vinger gelegd op de teederste plek, het knooppunt van de zenuwen in 't menschelijk zielewezen. Maar ik zie ook een gevaar voor overdrijving en verdoling. Waarom zouden wij alle hoogere wezens voor volmaakt en liefderijk jegens ons houden? Zijn wij menschen niet hoogere wezens voor vliegen en vlooien en behandelen wij die teeder en liefderijk? | |
18 oktoberIk tuurde lang op de honderdguldensprent van Rembrandt die in reproductie op mijn kamertje hangt. Men vindt er iederen dag nieuwe wonderen op. ▫ Maar kritisch kwam deze overweging: Jezus, als hij werkelijk bestaan had, heeft duizenden ongetroost moeten afwijzen. ▫ Want als hij werkelijk allen had geheeld die zich geloovig bij hem aanmeldden, dan zou er zulk een enorme roep van hem zijn uitgegaan dat de gansche wereld zijner tijdgenooten er door zou zijn vervuld. Het zou dan onmogelijk zijn geweest voor hem, zoo onbekend te blijven als hij tijdens zijn leven gebleven is. ▫ Om de fictie van zijn historisch bestaan vol te houden moet men aannemen, dat hij uit de honderden zieken er nu en dan een enkele genas. Maar dat is precies wat de kwakzalvers, wonderdoeners, geloofsheelers, wonderbronnen enz. ook doen. Daarmee zou Jezus dus geen goddelijke macht of goddelijk weten kunnen bewijzen. Niemand denkt of spreekt ooit over die duizenden teleurgestelden die er zeker geweest moeten zijn, als hij bestaan heeft en genezingen deed. ▫ Waar een paar echte genezingen plaats vinden daar stroomt het heen, daar komen duizenden. Het zou de gansche menschheid hebben in beweging gebracht, Chineezen en Japanners zelfs zouden er van hebben gehoord. | |
[pagina 931]
| |
Toen ik voor jaren de ‘Intracellulaire pangenesis’ las van De Vries, vond ik wel zijn philosophisch begrip bekrompen, maar ik vond er toch een rijk denkbeeld in, dat wijsgeerige waarde had. Nu onlangs zocht ik dat idee, maar kon het mij niet juist meer te binnen brengen, hoewel ik wist dat het tot de vorming van mijn tegenwoordige begrippen had gediend. ▫ Maar nu komt hetzelfde idee weer in mij op door Weisman's determinanten, ▫ Het is dit, dat zoowel de Pangenen van de Vries, als de determinanten van Weisman uitdrukken dat ieder individu het product is van een bepaalde menging van constanten. Dat dus de ‘eigenschappen’ zoowel zelfstandiger als ook standvastiger zijn dan de individuen. Dit kwam mij psychologisch juist voor. Al zocht ik volstrekt niet, zooals de Vries, naar ‘kleine stofdeeltjes’ die dragers zouden zijn van die eigenschappen. ▫ De determinanten van Weisman zijn geen stof-partikels, maar levende machten, zooals hij uitdrukkelijk zegt. ▫ Wat hier nu nog aan toegevoegd moet worden is dit, dat de determinanten, al manifesteeren ze zich locaal in de chromosomen, daarom niet daar gelocaliseerd zijn. Elke determinant is een eenheid die zich in eindeloos veel individuen manifesteert. Dus is de determinant van een eigenschap A in een individu B niet alleen gelijk maar identiek met de determinant van dezelfde eigenschap A in een individu C. Het is hetzelfde ding, dezelfde macht, waarvan we de plaats de ruimte die 't inneemt evenmin kunnen bepalen als de ruimte van graviteit of electriciteit, of van toorn of liefde. Het zijn deze eenheden waaruit de stamziel is opgebouwd, en die zich in de individuen manifesteeren, en ook door de individuen beïnvloed kunnen worden. | |
dinsdag 20 oktoberKoud, eerste strenge nachtvorst, O. wind. Ik las gister proza van Van Deyssel, en verzen van Labberton (van Ameide). Het eerste doet mij eigenlijk nooit onaangenaam aan, het interesseert me altijd eenigszins, zelfs in zijn zonderlinge, bijna onnoozele originaliteit. Evenals ik altijd graag met hem praatte. Hij ziet de wereld op een wonderlijk spookachtige manier, zonder vastheid, of verband met andere menschen. Wat er aan ontbreekt zou men dus de liefde, de samenhang met het menschwezen kunnen noemen. Daardoor blijft het altijd zonder groote uitwerking. Al praat hij veel over liefde, hij voelt zich niet één met de menschheid. Daardoor bekoort hij echter anderen die evenzeer vereenzaamd staan. Maar | |
[pagina 932]
| |
aant.
De verzen van Labberton zijn daarom zoo opmerkelijk, omdat het zeer zuivere poëzie is, waar op niemand, als poëzie, aanmerking kan maken. Het is voortreffelijk werk, dat de specialiteiten als Kloos en Verwey volgens hun eigen leer en smaak moeten bewonderen. En toch ontbreekt er iets aan. En dat is karakter, sommigen zouden zeggen temperament. De ideeën zijn die van de anderen, van Kloos, van Deyssel, en er is niets nieuws en oorspronkelijks in, al is de dictie geheel echt en origineel. De mensch, het karakter, de ethos er in, is niet aangrijpend, niet bekorend, niet bewonderenswaard. Men kan gemakkelijk gelooven dat de poëet een koele egoïst is, zonder vurige neigingen, zonder diepe sympathieën, zonder groote gevoelens. En het is veel dieper waar dan hij zelf beseft als hij uitroept ‘Als dit, wat ik ben, grootheid is, wat zijn dan menschen klein!’ ▫ Maar het is ook geen grootheid. | |
22 oktoberBrief uit Stuttgart van den Oberregisseur die bezwaar maakt tegen de muziek in IJsbrand. Het publiek zou niet van het ‘melodramatische’ houden, het niet begrijpen, en de ‘arme lijder’ hoort haar toch immers alleen. ▫ Zoo'n man gaat nu dagelijks met theater en publiek om, en kent beiden nog zoo slecht! ▫ Het melodramatische zou in zijn leelijke afdwaling nooit ontstaan zijn als er niet een beginsel van schoonheid in lag, dat toen dom en smakeloos overdreven werd. Maar het zuivere effect moet juist teruggevonden worden. ▫ Het theater is illuzie en bestemd illuzie teweeg te brengen. De muziek in IJsbrand is het eenvoudige, natuurlijke middel om het publiek geheel in de zielstoestand van den man te verplaatsen. En dat gelukt, omdat het publiek zich zeer gemakkelijk leiden laat, en niets krachtiger leiding geeft aan 't gemoed dan goede muziek. Ook wel slechte. | |
26 oktoberStuttgart. Ook wel slechte! - Gisteravond zag ik Siegfried met Hans. Van slechte muziek gesproken! - Ik vroeg Hans, die volstrekt niet onmuzikaal is en dol op goede muziek, of hij - afgezien van de vertooning - iets moois aan de muziek vond. Absoluut niet, zei hij, niets er van. ▫ Hij heeft gelijk. Nu heb ik toch eindelijk wel Wagner genoeg gehoord om | |
[pagina 933]
| |
mee te kunnen spreken. Er zijn enkele melodische eindjes, flinke harmonieën. Maar het geheel komt uit een ongezonde, lage sfeer. Het is geen nobele muziek, het is demonische poespas en hokus-pokus, alles bedacht en gefabriceerd. Een schandelijke ontheiliging van de kunst van Brahms en Beethoven en Bach. ▫ Van de meer dan ergerlijke vertooning en de onzinnige verdraagsaamheid van het publiek zal ik maar niet meer spreken. Hans en ik keken elkaar eens aan. En dan die zelfde onuitstaanbare Wagnerheld, of hij nu Siegfried of Parcifal heet, met zijn misselijke gemaakte naïeveteit, zijn oudachtige jongdoenerij, zijn in-flauwe grappen. Hoe zouteloos, die humor van dat fluitspel om den vogel na te doen. En de menschen lachen toch even, met teedere voldoening! Wagner is de Johannes de Dooper die den grooten profeet der toekomst heeft bewezen - uit het ongerijmde, - dat in dezen tijd een publiek alles met zich doen laat, alles verzwelgt, alles verdraagt, als men maar de rechte suggestie-middelen aanwendt. ▫ Hij is de kwakzalver die de geneesheer toont hoe de zieke, die geen eetlust scheen te hebben en geen voedsel scheen te kunnen verdragen, zelfs keisteenen, paardevijgen en wilde kastanjes in de schil verzwelgt en verteert, als men ze maar met muzikale saus en de noodige hokus-pokus toedient. Hij is de clown die den angstigen ruiter laat zien hoe het groote wilde paard publiek opzit en pootjes geeft en uren lang dood-ligt, als je het maar achter de ooren weet te kriebelen op de rechte plaats. Ik had wel gelijk toen ik Andersen een universeel genie noemde. Zijn sprookje van de nieuwe kleederen des keizers bevat een van de twee of drie aller-gewichtigste waarheden van onzen tijd. En nergens vond ik haar beter uitgedrukt. Ik was deze maal op reis niet gelukkig, zooals vroeger wel. Eerst gisteren, nadat Hans weg was, met wien ik een prettigen dag gehad had, begon ik iets terug te krijgen van het Berlijnsche gevoel in 1906. En nu ook hedenmorgen, op mijn hotelkamer, na de repetitie en een wandeling door de aardige oud-duitsche stad, ben ik heerlijk eenzaam-tevreden, met een lieve dierbare brief van mijn vrouw in mijn zak. Haar bijzijn alleen zou mijn eenzaam geluk niet verstoren. De hoofdzaak is het vrije planeeren van mijn gedachten, door de volkomen vrijheid van beweging in mijn doen en laten. Daarbij hoort ook een zekere luxe, die hier nu duur is, maar eigenlijk weinig behoefde te kosten. ▫ Opmerkelijk is de invloed van wijn. In Keulen, waar ik niet mooi gevoelde, irriteerde de wijn me en maakte me eer slapeloos, of liever ze had hoegenaamd geen invloed ten goede. Den volgenden dag | |
[pagina 934]
| |
dronk ik ze daarom in 't geheel niet. Gister, toen ik tot rust en innerlijk behagen was gekomen, en alles mooi zag, toen deed de wijn goed en verhoogde de intensiteit van mijn geluk. Maar alles zeer minimaal. Ik bemerk hoe langer hoe meer dat dergelijke toxische werkingen eigenlijk een zeer onbeduidende rol spelen in mijn zielswezen en stemmingen. De hoeveelheid was misschien ¾ Liter op zijn hoogst per dag. | |
28 oktoberMooie dagen. Ik maakte twee wandelingen door bosch en bergen rondom de stad. Vooral prachtig is het thuiskomen uit het stille eenzame bosch, als het schemert, en dan de duizenden helle lichtjes van de groote stad in het dal voor me. De avondhemel rond boven de zwarte heuvelen, daarin een bleeke maansikkel, en de lichtjes omlaag in donkergrijs met de helle bleeke juweelglans of de rosse gloor van electrisch licht. Dan wordt de groote stad een ander wezen voor me, al de banaliteit er van is weg, zelfs het geluid der trambellen verliest het triviale, krijgt iets van natuurgeluid, en het groote menschdier, de breede vegetatie in de dunne atmosfeer der aarde toont zich in zijn rustelooze, algemeene, onbewuste natuurwerksaamheid - of liever hooger bewuste werksaamheid. Men ziet niet meer de werking van de enkelen, maar de geweldige macht en bedoeling van het gansche. Else Otten kwam, en hoezeer ik de ijver van het goede meisje waardeer, ze stoort een weinig mijn vrede, met haar razende jacht naar succes. IJsbrand begint mij min of meer moe te maken. De acteurs spelen goed en de zaak zal wel goed gaan. Maar het cliché dat er van gemaakt wordt - en dat zich blijkbaar overal vrij wel hetzelfde repeteeren zal - gaat mij tegenstaan. Wat ik in mijn geest had, was oneindig veel fijner en mooier dan wat ik neergeschreven heb. En wat de spelers er van maken is nog weer een beetje grover en plomper. En zoodoende is datgene wat overblijft en wat voor een publiek bruikbaar is, maar een schamele afgevreten kern van het geestelijke origineel. Maar zóó alleen kan het in dezen tijd in stand blijven. Het feit dat de opvoering het stuk niet vernielen kan, dat een vaste kern blijft, dat bewijst dat het dramatisch deugt, dat het weerstand heeft en een rots zal blijven in onzen tijdstroom. Maar altijd weer datzelfde cliché te zien dat gaat tegenstaan voor den maker. Het is erg als men een gedicht zoo vaak leest dat men 't niet meer voelt. Datzelfde geldt voor zulk een stuk. Het verveelt niet, maar 't doet pijn, omdat het oorspronkelijk mooi niet meer gevoeld wordt. | |
[pagina 935]
| |
2 novemberMannheim. De dag voor de opvoering ging ik naar den intendant baron Putlitz en zeide hem nauwkeurig wat ik verwachtte. En ook waar de fout lag, en waarom het stuk minder krachtig zou werken als in Amsterdam. Het is veel wegschrappen, en daardoor juist onderstrepen van onbeteekenende dingen en zoodoende het publiek in de war brengen. Het is zoo onmenschkundig te denken dat men de spanning zal verhoogen door dingen weg te laten, en wat er blijft erg uit te rekken. Nu bleek ook het goede spel der humoristische personen een nadeel, de toch al zwakkere IJsbrand kon er met zijn figuur niet tegen op. Het evenwicht was verbroken. Ik was blij toen de avond voorbij was, want ik was machteloos iets ten goede uit te richten. Men had mij zooals ik Else herhaaldelijk schreef te laat gewaarschuwd. Ik had alleen die voldoening dat al mijn prognoses juist waren en mijn waarschuwingen gegrond. Vrijdag morgen bezocht ik professor von Stockmayer, de bibliothecaris, een aangename geestige man, eigenlijk de mij meest sympathieke man die ik in Stuttgart ontmoette, en een voortreffelijk literatuurkenner. Hij liet mij de bibliotheek zien, de plek waar Goethe Schiller het eerst ontmoette en waar Schiller als acteur in den Clavigo speelde. Ook hem zeide ik mijn bezwaren tegen de manier waarop IJsbrand werd gespeeld. Ik maakte nog een prachtige wandeling naar Degerloch over het wijde exercitie-terrein. ▫ Hans kwam 's middags en des avonds hadden wij een vroolijk en gezellig feestje met de artiesten en nog eenige bekenden. Om 2 uur 's nachts brachten Hans en ik de krans die ik gekregen had naar 't standbeeld van Schiller en legden hem daar, waar hij nu nog ligt, en waar we de voldoening hadden hem den volgenden morgen te zien, terwijl er groente-markt was rondom. ▫ Toen maakten Hans en ik Zaterdag een lange, ouderwetsche wandeling, bij prachtig weer, over Degerloch, Schatten naar Solitude. We zagen de mooie, groene boomkikker, de herten van Solitude, en een groote rat op den weg die door een hond gevangen en doodgebeten werd. Hans was vroolijk en ik voelde zeer rustig en tevreden. Het bleek dat de pers gunstiger was dan ik had gedacht. Ik maakte nog een bezoek bij Meery, den oberregisseur, ondanks zijn slecht begrip van sommige zaken toch een hartelijke en welgezinde man, en ik kon bemerken dat de juistheid van mijn voorspellingen hem geïmponeerd had. Zoodat ik alle reden heb om te verwachten dat ik een volgende maal meer zal uitrichten. Mijn geest ging terstond aan 't werk over Lioba, dat ik uitstekend | |
[pagina 936]
| |
geschikt acht om te bewerken voor een tweede stuk in Stuttgart. Gisteren ging ik met Else hierheen (Mannheim) en bezochten wij Dr Altmann en zijn vrouw. Een modern vrouwtje, actrice, in een zeer moderne woning, waar enkele fraaie dingen, maar meer leelijks hing. Else en ik lachten veel want onze situatie was nog al komisch, daar door Else's verkwistende trant en het weinige geld dat ze meegenomen had onze kas opraakte en zij niet wist hoe ze naar Berlijn zou terug komen. Else is onvermoeid in haar propaganda, en doet verbazend veel voor de zaak, maar soms is ze ook roekeloos, vooral met geld dat ze op noodelooze manier wegsmijt. Ik kreeg een brief van Lady W. die mij verdriet deed. Mijn poging tot oprechtheid is niet goed door haar opgenomen. Dat is eigenlijk het donkerste punt in mijn prettig verblijf in Stuttgart. Ik verlang innig naar mijn lievelingen thuis, mijn ongeboren lieveling ook, waar ik al zoo heerlijk van gedroomd heb. | |
3 novemberWalden. Mannheim is een zeer leelijke stad, wel de leelijkste groote stad die ik ken. Zelfs de oudste gedeelten zijn banaal. Om 5 uur bezochten we Intendant Hagemann en het scheen wel of dat de interessantste en nuttigste kennismaking was van de reis. ▫ Een jong, forsch, blond man, los en smaakvol gekleed, met bruin fluweel jacket en breed omgeslagen boord, zeer levendig en energiek in zijn spreken, zoodat hij mij aan Roosevelt herinnert. Aangename stem en manieren. Expressie van kracht, die zegt door moeielijke opgaven juist geprikkeld te worden. Een man die gemakkelijk heerscht, evenals Reinhardt in Berlijn, en dus den goeden dirigent en regisseur verraadt. Maar Hagemann is vuriger dan Reinhardt, minder diplomatisch en voorzichtig, maar meer intelligent en oorspronkelijk. Reinhardt verbergt de onzekerheid van zijn literair oordeel zooveel mogelijk, Hagemann spreekt rondweg over zijn zoeken, en zijn noodzaak om bij de klassieken terug te komen. ▫ In Reinhardt heb ik een medewerker hopen te vinden, maar ik heb me bedrogen, hij is te onzeker van smaak, te weinig literair-intelligent. Zou Hagemann mij eveneens teleurstellen? Ik meen reden te hebben om te hopen van niet. 's Avonds ging ik naar ‘Zar und Zimmermann’ in Mannheim en amuseerde mij voortreffelijk. ▫ Het is merkwaardig dat ook voor dit soort luchtig amusement en aardige, lieve muziek de vatbaarheid met de jaren toeneemt. Ik genoot het met de totale aandacht van een kind. Ik was in de | |
[pagina 937]
| |
aant.
Om één uur ging ik in den nachttrein / sliep vast en was vandaag om twaalf uur bij mijn liefste. Hier was alles in roodbruin-en-gouden herfstglans. Mijn tocht is even welgeslaagd als die naar Amerika. Ik ben aanmerkelijk verder gekomen. In Stuttgart zag ik nog een stuk van een Hongaar (Molar of zoo) ‘der Teufel’ genaamd. Een salon-stuk met vlotte, pikante dialoog, handig en brutaal gebouwd, met een kranig slot. Maar tamelijk schuin, met leelijk speculeeren op slechte smaak, en zonder veel diepe beteekenis. ▫ Mij trof de elegante toon, de conversatie waarvan de geestigheden insloegen en de fraaie sceneering, de bal-scène. ▫ Ik heb deze stemming ook zeer stellig noodig, dit soort mooi. Ik moet het onder mij hebben. | |
donderdag 5 novemberAl dringt er niet veel nog naar buiten door, en al was de overwinning niet glansrijk en definitief, toch weet ik dat de innerlijke beteekenis van dit succes veel grooter is. Het is als een klein gevecht met niet zeer roemrijken uitslag waarvan echter de strategische beteekenis enorm groot is. Ik heb een sterk, rustig gevoel van voldoening. Juist omdat de omstandigheden slecht waren, is de overwinning een bewijs van een krachtige positie. In Amerika was meer éclat, maar ook gunstige toevalligheden en eigenlijk minder innerlijke beteekenis. Omdat ik weet dat ik beter dramaticus dan politiek redenaar ben. ▫ De kentering in de Hollandsche kranten komt natuurlijk, en het is alles bitter en vernederend te bedenken, dat men de menschen zoo als onmondigen behandelen moet. Dat men om nuttig en liefdevol te zijn, niet oprecht mag zijn, niet vrijuit. Met bijna alle menschen moet men diplomatisch zijn en zijn diepste meening terughouden. Nu zelfs met Lady Welby. Het schijnt of ze mijn oprechtheid niet verdraagt. ▫ Goddank! dat ik toch ééne heb, voor wie ik niets terug behoefte houden. Gister dacht ik aan een drama ‘Jan de Witt’. Dit is een prachtige stof, en door mij, na al mijn ervaringen, wel te beheerschen. In hem kan ik het hooger inzicht leggen van politiek, democratie en massa-psychologie. ▫ | |
[pagina 938]
| |
Curieus dat zulk een werk bij mij altijd moet beginnen met een vizie. Zoolang ik niets zie, leeft het stuk niet voor me. ▫ Maar nu zag ik Jan de Witt, in zijn grauw-lakensche rok met roode sjerp, op 't oogenblik als hij bij de toebereidselen is voor den tocht naar Chatham. En dat is de kiem waaruit het heele werk zal groeien. De Griekin in Ballingschap vorderde ook. De overgang als zij haar ballingschap begint, door de priesteres bewusteloos gemaakt, de verandering van tooneel, het nachtelijk straat-effect, de heeren die haar vinden. Ik las Essay's van R.L. Stevenson. Het fraaie stukje ‘Beggars’ met de beschrijving van den rijke ‘who has the money and lacks the love which should make his money acceptable.’ ▫ En de Letter to a young gentleman and Pulvis et Umbra met de juiste observatie van het voortwerkend instinct dat ondanks alle ellende ten goede blijft drijven. Maar S. bemerkt niet zijn eigen waardeschatting van het nobele en deerniswaardige in den mensch, als een bewijs van hooger observatie-punt. Eindelijk het fraaie Christmas-sermon. ‘We are not damned for doing wrong but for not doing right. ▫ A mortified appetite is never a wise companion. ▫ If your morals make you dreary depend upon it they are wrong. ▫ Gentleness and cheerfulness these come before all morality; they are the perfect duties.’ Ook las ik heden een intree-rede van prof. Kohnstamm over ‘Determinisme en natuurwetenschap’ waaruit blijkt dat men eindelijk begint in te zien dat een ‘toevallig’ vormen van leven een tijdsverloop vereischt ver buiten alle waarschijnlijkheid. ▫ ‘Für dergleichen Spekulationen stehen die nötigen Jahr-millionen gratis zur Verfügung.’ ▫ Het voorbeeld van den schrijver die zegt ‘toevallig’ een boek gemaakt te hebben. Een voorbeeld dat mij honderdmaal voor de oogen gestaan heeft. Het merkwaardige is dat ik nooit de moeite nam het uitvoerig te formuleeren. | |
zaterdag 7 novemberBericht uit Stuttgart dat de tweede opvoering beter insloeg dan de eerste. Dit is typisch voor de psychologie van het publiek. Aanvankelijk bood het weerstand, toen begon het ten slotte toe te geven. De couranten erkenden succes, toen gaf het publiek alle weerstand bij de tweede opvoering op. Het gaf toe, het geloofde, het liet zich ‘er onder’ komen. ▫ Dit toont weer hoe alle succes van 't tooneel af een suggestie insluit, hetzij door woord, beeld of muziek. Men bewondert als men door geloof passief geworden is, eerder niet. Dit passieve geloof bewijst niets voor de schoonheid van het waar- | |
[pagina 939]
| |
genomene, alleen voor de suggestieve macht er van. Maar dit geloof is onmisbaar voor de waardeering van het schoone. ▫ Vroeger zou ik zulk een suggestieve werking smadelijk verworpen hebben, omdat ik mij de gelijke voelde van het publiek en hen als mondigen wilde behandelen. Nu weet ik dat ik, in smaak, hun meerdere ben, en het mijn plicht is zorg te dragen dat zij mij in dat opzicht eerbiedigen. In ‘Cooperative Industry by Ernest Aves’ vond ik de volgende belangrijke conclusie. ‘Cooperative distribution grows enormously even in the hands of average people, because it has a definite economie advantage. Cooperative production lays behind because it needs apparently a manager of more than average abilities to make it a success.’ Ik nam mij voor als ik weer naar Amerika ga, een tweede audiëntie bij Roosevelt aan te vragen, die mij zeker zal worden toegestaan, en hem te polsen over de mogelijkheid van zijn leiding der Coöp. Comp. ▫ Hij kan niet de General-Manager zijn, maar wel de President of the Board. Als zoodanig zou zijn naam, zijn invloed, zijn populariteit, het publieke vertrouwen, zijn activiteit en energie, zijn ervaring als publiek persoon en als heerscher, zijn kennis van menschen - het zou hem alles tot een buitengewone kracht maken. En voor zijn eerzucht weet ik geen mooier uitweg. Hij kon grooter worden, en meer roem verwerven hierin, dan ooit als president. ▫ De vraag is, of hij 't zal inzien. ▫ Doet hij dat, dan is de uitvoering voor hem een kinderspel, een peulschil. Ely raadde mij af hem er over te spreken, maar ik weet niet of Ely goed ziet. Ik zal er John Collier eens over schrijven. | |
maandag 9 novemberEen brief van Lady Welby die mij helaas weer een illuzie ontneemt. Zij is in een staat van overspanning die haar heftig doet reageeren op elke twijfel aan de juistheid van haar inzicht en haar werk. Haar brief is heftig, emotioneel, door en door vrouwelijk-zwak. Ik achtte haar houding tegenover poëzie verkeerd, haar plaatsen van het centrale in wetenschap onjuist, en zij leidt daar de wonderlijkste onzin uit af. Moet zij nu, de geest aan wiens meerderheid ik mij zoo graag en loyaal onderwierp, moet zij nu ook zich in haar zwakte toonen, en mij tegen mijn wil verheffen? Waarachtig het is geen zegen, en geen geluk, tot eigen meerderheid te moeten besluiten door het een voor een wegvallen rondom ons van allen tot wie we hebben opgezien in eerbied en vertrouwen. En dat bij 't besef van eigen tekort- | |
[pagina 940]
| |
koming. Hoe velen hebben mij gedwongen aan hun inferioriteit te gelooven. Van avond las ik uit mijn boek vóór, aan mijn lieve vrouw. Haar oordeel is mij eigenlijk altijd de grootste voldoening. Omdat het altijd kinderlijk oprecht en eenvoudig is. Zij kan feitelijk niet bewondering voorwenden, en wat zij niet verstaat zal ze nooit prijzen. Maar in gevoel is haar smaak absoluut zuiver. En ik weet dat haar intuïtie mij bijna altijd den rechten weg wijst. En om haar bescheidenheid zal ze ook nooit mij een valsche illuzie geven die tot latere teleurstelling leidt - zooals zoovelen deden. Brief uit Amerika. Ik moet er 18 Februari zijn. Ik zal gaan, hoewel mijn hart nu meer naar Duitschland trekt. | |
11 novemberGister, in de tram Amst.Haarlem, ontstond het laatste bedrijf van de Vriendendienst. ▫ Als de ruïne zeker is durft Edmund het niet mededeelen, Sir Frank ontlokt het hem, maar dat baat niet, want de tweede schuld, dat hij Gwendolen heeft, komt er niet uit. ▫ In de laatste acte jaagt Steffen hen beiden op, door Gwendolen, en brengt haar tot dubbele zelfmoord, Steffen weet dat Sir Frank hen vergiffenis wil schenken en hen daarom zoekt, Steffen weet te verhinderen dat hij hen vindt. Als hij hen eindelijk bereikt, is Edmund al dood, maar Gwendolen is teruggeschrikt en komt weer binnen, waar Steffen wacht. Op dat oogenblik komt Sir Frank binnen. Steffen vlucht, Gwendolen is radeloos en vreest haar man, maar hij stelt haar gerust en vergeeft, en vergeeft ook Edmund. ▫ In de eerste acte een liefelijk familietafereel in Sir Frank's park. De beide spelende meisjes. Het gelukkige gezin. ▫ Het bezoek van Steffen. Zijn courtoiseeren van haar en vleien van hem. Haar luchtig schertsende afwijzing. Haar gesprek met haar man over huwelijksontrouw, in edelen geest. De komst van Edmund voorbereid, en de komst zelf. ▫ In 't tweede de machinatie van Steffen om de groote onderneming te doen vallen. De concurreerende zaak die zich eindelijk gewonnen geeft, en dan niets waard blijkt. ▫ In 't derde de instorting en 't contrast tusschen de radelooze jonge man en de nobele filosoof. De pogingen van Steffen om Gwendolen te winnen, daar hij de situatie in de hand heeft. | |
[pagina 941]
| |
rede in Hoorn, over poëzie en wetenschap, waarbij ik Shelley's Defence of poetry herlas en getroffen werd door de diepe en voor ons nog allernoodigste wijsheid er in, die Lady Welby ook nog zoo zeer behoeft. Op Walden nog steeds akelige, deprimeerende stoornissen. Ik laat den tuin van ons huisje uitbreiden en de hut herbouwen, - maar zou toch niets liever wenschen als onder deze doodsche druk van de plaats weg te komen. Ik lees ook het leven van Lessing. Dr. Hagemann uit Mannheim en Roosevelt zouden de twee mannen kunnen zijn die als tolken mijn gedachten in zinnelijk waarneembare daden konden omzetten. Zij beiden zouden mijn poëzie in het menschenleven kunnen brengen, mijn verbeeldingen kunnen belichamen. ▫ Roosevelt door de leiding op zich te nemen van de Amerikaansche coöperatie, Hagemann door mijn tooneelwerken tot uitvoering te brengen. Een idee voor Amerika. De macht van den boycot is nu algemeen erkend en meer dan men ooit vroeger vermoedde. Maar deze zelfde macht kan ook anders worden aangewend, zooals thans in Engelsch Indië, als Swadeshi. Dat is het alleen verbruiken van inlandsch fabrikaat. ▫ Zoo zou het Amerikaansche volk te brengen zijn tot een Swadeshi, die alleen produkten verbruikt van anti-monopolistische, anti-trust coöperatie. | |
18 novemberDroevig en weemoedig gestemd. ▫ De rustverstoorder Toepoel die hier op Walden door Emons is gebracht en met zijn bedreigingen en kwaadstoken onrust sticht. Een decadent persoon, een mengsel van weekheid en boosaardigheid, met een zachte stem en beminnelijke manieren, maar die zijn moeder en zijn zuster met een revolver in de hand geld afperste. Nu heeft hij een minderjarig lief meisje geschaakt en woont daarmee in de hut. Hij erkende dat hij de vrouw van Emons had gedreigd haar met alle middelen, ook de vuilste, dwars te zitten. Mij heeft hij hemelhoog gevleid om IJsbrand, dat hij prachtig vond, en toen gedreigd dat hij mij als zijn vervolger zou beschouwen. Toen ik met hem sprak voelde ik mij zoo driftig worden om zijn boosaardigheid dat ik haastig moest wegloopen, om mijn zelfbeheersching te herkrijgen. Een zwakte die ik zeer betreur. En deze man is door Emons' toedoen mijn schuldeischer voor f 10000,-. Welk een situatie! Gister een brief van arme Paul dat hij ziek heeft gelegen, door overspanning en influenza. In zijn koorts zag hij al maar lijnen en teekeningen. Hij | |
[pagina 942]
| |
heeft natuurlijk zijn werk te hard aangepakt, en is in dat pension, en door zuinigheid, te slecht gevoed. Zijn brief vond ik aandoenlijk, en ik moet aldoor aan die ellendige sombere straat in Chelsea denken, en dat ik het hem niet beter geven kan. Ik stuurde hem geld van de lezing in Hoorn. Besloten 30 Januari met de Rijndam naar New York te gaan. Een gedachte in verband met hetgeen ik op 18 October over de determinanten van Weissmann zei: Als een dichter een menschengestalte schept dan zal die een eigen leven hebben, een waarachtige schepping zijn, als hij gebruik heeft gemaakt van de zuivere levens-elementen, de determinanten van W., en die op eene aan hun natuur overeenkomstige wijze harmonisch tot een nieuwe eenheid heeft gemengd. Dat is het, wat de menschen doet zeggen, dat een creatie leeft. Dat is 't ook wat onder 't schrijven den indruk geeft dat de personen zelf spreken/ zelf handelen, en dat men opschrijft wat ze dicteeren. Den indruk die mij deed voelen dat het stuk ‘de Idealisten’ door de personen van het stuk zelf is gemaakt. ▫ Het vermogen om deze determinanten, deze levens-elementen die zelfstandiger en standvastiger zijn dan de individuen te hanteeren, op te roepen en te verbinden is het kenmerk van den kunstenaar, den epischen, dramatischen en ook den histrionischen kunstenaar, van ieder die een gestalte, een persoon, een individu kan scheppen. ▫ Het gaat evenmin op, te zeggen dat men geen persoon schept, maar alleen bekende personen samenmengt en combineert, als te zeggen dat alles wat in de ziel is er ook van buiten in moet komen, of te zeggen dat de muziek van Beethoven geen scheppingen zijn omdat het maar combinaties zijn van bekende tonen. | |
21 novemberNa de lezing te Hoorn ben ik nog niet tot werken kunnen komen. Gister met mijn lieve vrouw naar Amsterdam naar Dr Meurer en gelukkig gehoord dat alles in orde was, toen kamer in de verpleging besteld tegen Kerstmis. We bezochten mevr. Hijmans en aten gezellig aan't station, het was een gunstig tochtje. Ik las het leven van Lessing, onze tuin wordt vergroot en mijn hut wordt hierachter weer opgebouwd, hetgeen een aardige levendigheid om ons huisje geeft. Maar ik blijf zeer ernstig en weemoedig gestemd. | |
[pagina 943]
| |
aangeraden zoo gauw mogelijk de reis naar huis te doen. En het stormde vandaag. In twijfel geweest of ik hem zou gaan halen, maar het past mij nu zoo slecht. Door dien tweestrijd nog meer gedeprimeerd. Ik wil mijn lieve vrouw nu niet alleen laten. Lessing's leven is droevige lectuur. Een onbereikbare belezenheid en kennis in oude schrijvers, die ik hem zeer benijden zou, ware ze niet gekocht door een vroege slijtage, en gepaard aan een voortdurend polemiseeren. De harde, saaie en strenge opvoeding heeft zich zwaar gewroken. En dan een ellendig tobben om geld, en een gestadige beroerdheid van gemoed, die aan Wagner's jammeren doet denken. En het tragisch verloop van zijn huwelijk. Doch hierin is geen tragiek eigenlijk, het is eenvoudig onverdiend en beroerd fataal, zonder verheffing of tegenwicht. Ik lees een boekje ‘Inspired Millionaires’ van Gerald Stanley Lee. Hij stuurde het mij. Het is typisch origineel Amerikaansch gezond verstand. Het bevat veel wat ik graag zelf zou gezegd hebben. Den stijl vind ik bijna onleesbaar, vol Americanismen. Maar de geest die er uit spreekt is prachtig, vol beloften, evenwichtig. Het rechte woord na de Christelijke excessen. Als er meerderen zoo in Europa waren geweest, zou Nietszsche's bombast plat gevallen zijn. | |
woensdag 25 novemberMooi weer na den Storm. ▫ Steeds tobbende over Paul, waarvan ik geen nader bericht kreeg. Ik heb getelegrafeerd. Steffen Fox is de nieuwe mensch, met hevige hartstochten, ongecorrigeerd door oude wijsheid, bij wie de nieuwere wetenschap alleen het oude evenwicht verbroken heeft zonder nog een nieuw te herstellen. Hij is schrander, geestig, belezen, gevat, met artistiek sentiment, maar ethisch zwak, vernufts- en gevoelsmensch, maar zonder menschenliefde en gemeenschapsgevoel, Stirner, Nietzsche zijn zijn groote mannen. Hij ziet de kuddegeest der massa en veracht ze alleen, zonder waardeering. Edmund Bold is hem totaal antipathiek, hij vindt hem bekrompen en ridicuul, en ziet met verachtelijke verbittering hoe een vrouw meer door die kinderlijk-naieve zwetser bekoord wordt dan door Steffen's superieure geest. ▫ Aan 't eind, als hij meester is van de materieele situatie, ontmaskert hij geheel, ook als schuldeischer van Sir Frank. Maar hij lijdt een volslagen moreele nederlaag tegenover hem. | |
[pagina 944]
| |
27 novemberHet is alsof weer tegen 't einde van 't jaar de wolken samenpakken. Het voelt alsof er nog meer slagen dreigen. Ik las gister uit mijn boek vóór, en maakte mij bezwaard dat men het taaie vervelende lectuur zou vinden. Te veel beschouwing, te weinig beelding. Maar ik kan niet anders. Ik voel dat ik dit alles zoo moet samendringen. Om het gezegd te hebben, om het klaar te hebben geformuleerd. En dan later de beelding in al de plannen die mij voor den geest staan. En toch was deze fictieve vorm noodig, om details te kunnen geven die men in een verhandeling of betoog niet geven kan. En ook om het leesbaar te maken. Maar als Ehbock er nu maar áán wil, en het mij in Duitschland niet schaadt. Telkens verlang ik naar nog ander intensiever werk, hetzij dramatisch, hetzij als de Broeders, of ook als Schijn en Wezen. ▫ Tallooze dingen slaan mij weer ter neer. De eindelooze, uitkomstlooze geldzorgen nog niet mee gerekend. Maar de lange, lamme strijd. | |
zondag 29 novemberGister naar Rotterdam om Paul te halen. Een ellendige avond en nacht. Moet men een oud mensch toegeven in flagrante onbillijkheden, wanneer niet toegeven begrepen wordt als boosheid en haar ziek en ongelukkig maakt? En dan mijn moeder, die al haar kwaad eigenlijk alleen doet om mijnentwil. Uit zuinigheid liet zij de oude tante die bij haar inwoont 's avonds bij slecht licht zitten, een oude slechtbrandende petroleumlamp. De juffrouw van gezelschap durfde er niet over klagen. Toen deed ik het, het oude mensch laat zich alles welgevallen, maar moeders huishouden drijft op haar geld. Ik betoogde dat ze goed licht moest hebben, hetgeen moeder haar niet behoorlijk gaf. Daarop uiterst onaangenaam gesprek. En de zuinigheid is alles om mij. | |
[pagina *47]
| |
53 Helen Smith.
| |
[pagina *48]
| |
54 F. van Eeden met Hugo.
| |
[pagina 945]
| |
maandag 7 decemberAlles is aanmerkelijk beter geworden. Paul is nu hier en knapt op en is aardig en goed. Het weer is constant mistig, de zon in geen 14 dagen zichtbaar. Ik zelf ben in vrij goede conditie. Ik raadpleegde Enthoven, de jonge rijke tabakskoopman/ over mijn financieele toestand. Een serieuze, voorzichtige, betrouwbare jonge man. ▫ Jolles is eigenlijk tot nog toe de eenige van wie ik werkelijk deugdelijke hulp gehad heb. Niet alleen goede wil, maar ook echte toewijding, en welgeslaagde hulp. ▫ 't Heeft lang geduurd eer ik slag krijg de rechte menschen te vinden. | |
dinsdag 8 decemberIk las de ‘trois mousquetaires’ van Dumas uit. Merkwaardig om de ethiek die de schrijver, zijn publiek kennend, weet te kunnen volhouden. Het publiek van voor vijftig jaar verdroeg dezen ‘held’ zonder bezwaar, met warme sympathie. Maar in een halve eeuw is de gansche wereld op dit punt veranderd. Ik schrijf tevreden aan mijn boek, recht gelukkig in mijn huiselijk leven. Van de buitenwereld hoor ik weinig, maar genoeg om mij aan te moedigen. De ‘Kunstwart’ die ‘für Eeden eine kräftige Propaganda geplant’ heeft, zooals zij aan Else telegrafeerden. ▫ En IJsbrand dat op denzelfden avond weer in Amsterdam en in Stuttgart ging. Ik las heden 't mij afdoend schijnend betoog dat de slagerszoon Shakespeare uit Stratford-on-Avon onmogelijk de op zijn naam staande stukken geschreven kan hebben. (Greenwood. Charles Simond). | |
zaterdag 12 decemberIk denk er over den naam van ‘de Vriendendienst’ te veranderen in ‘de Wereld-maatschap’. Hetgeen beter aangeeft de groote sociale kant van het stuk, niet het psychologisch geval. Ik kan dan ook zoodoende het groote idee der ‘Wereld-maatschap’ in de wereld brengen. Het sluit zich dan aan bij Minnestral. Ik las de rehabilitatie van Cornelis Drebbel door Dr Naber. Een ‘Rettung’ à la Lessing. Drebbel was zeker een van de grootste genieën van ons land. Een technisch, inventief genie als Edison, en in menig opzicht grooter dan deze. Maar toch is het niet onrechtvaardig dat hij zooveel minder bij ons | |
[pagina 946]
| |
beroemd is dan Huyghens, Spinoza, Leeuwenhoek, of Boerhaave. Hem ontbrak de voornaamste eigenschap van den natuur-filosoof, van den echten natuuronderzoeker, namelijk belangeloosheid. Al zijn vindingen hield hij geheim, om octrooien te krijgen en geld te verdienen. Hij werd ook rijk, maar er bleef zeer weinig over van zijn ontdekkingen, hij liet geen uitvoerige geschriften na, al zijn uitvindingen werden vernietigd, verdwenen, en die na hem kwamen kregen de eer. De roemzucht van Galileï was nog beter dan Drebbel's geldzucht, want Galileï's werk is daardoor beter behouden gebleven. | |
17 decemberIederen avond lees ik mijn lieve vrouw vóór wat ik overdag geschreven heb. Zij verheugt zich daarop hevig en is er zeer van vervuld. Zoo zijn het prettige dagen. ▫ Het lijkt me alsof dit boek weer geheel eigenaardig in stijl afwijkt van de Koele Meren en van Johannes. Het heeft niet het sereenhooge en vloeiend verhalende van de Koele Meren, ook niet het humoristische van Johannes, maar het is mannelijker, forscher, ongegeneerder, en ook dramatischer ondanks de vele bespiegeling. Ik merk dat ik sedert drama geschreven heb. ▫ Maar ik heb een instinctieve neiging tot het scheppen van een nieuwen toonaard van elk nieuw boek, en een sterke weerzin om mij zelven te herhalen. Elk proza-boek van me heeft een eigen stijl. En toch zou elk dier stijlen wel voor meer boeken kunnen dienen. ▫ Ik kan daaraan weinig toe- of afdoen. Ik moet wel in dien stijl schrijven of ik wil of niet, anders komt er niets. ▫ Maar ik verheug me onder 't schrijven weer op het volgende boek (Wereld maatschap) dat zoo geheel anders zal zijn. En ook op Schijn en Wezen dat ik nu stellig vervolgen wil. Ik maak nog hoegenaamd geen preparatieven voor Berlijn of Amerika. Ik kan mij nu niet afleiden. ▫ Soms zie ik tegen Amerika op, vooral om de scheiding van vrouw en kind. Soms verheug ik mij op mijn actie daar. Voor mijn physieke en psychische gezondheid is de reis heilzaam, dat voel ik zeker. | |
[pagina 947]
| |
Gister de Vogels hooren musiceeren. Ik was zeer aangedaan onder Bach. Ook zong een vriend van hen, een Noor Hansen, met een prachtige basstem, mooie mannelijk-weemoedige Finsche liederen, in de klankrijke mannelijke Finsche taal. Een oertaal leek het mij, vol origineele schoonheid. | |
21 decemberZaterdag was ik bij ‘een Paladijn’. Ik amuseerde mij en ergerde mij. Hoe is 't mogelijk dat men na zooveel tooneelervaring nog zoo slecht een stuk weet te bekorten en geserreerd te maken. En hoe is 't mogelijk dat een beschaafde schrijfster plezier heeft in 't uitspinnen van die cocotte-tafereeltjes. Overigens is het een tamelijk sombere tijd. Ik ben onder den druk van dit land. Ik wou dat ik in Berlijn was of ergens anders. Het weer is grauw en luguber, en in de omgeving spoken nog kwade invloeden. De post brengt geen berichten die me opwekken. Van nacht overdacht ik dit, dat als de natuurwetten de levensverschijnselen van de hoogste Godheid zijn, dat dan ook het dagleven dichter bij God is dan het nachtleven. Want in het dagleven alleen kunnen wij ze in hun vastheid en regelmaat observeeren. Daarentegen voelen wij de Godheid meer direct in het onzinnelijke leven. Maar wij werken niet in zijn levens werking. In den droom schijnen de natuurwetten van het waakleven niet te gelden. Wij leven in een Heelal met ten deele onomkeerbare processen en met toenemende entropie. Maar is dit misschien niet maar een deel van den Kosmos, waarin een bepaalde eigenaardige toestand heerscht die daarvan de oorzaak is, en die niet blijvend en niet overal Universeel geldig is? Is de voor ons zichtbare, waarneembare kosmos niet de uiting van een afzonderlijke Godheid, die in strijd is met anderen? Een Godheid in een bizondere toestand, van groei of verwording, een eindige toestand, aangeduid door die bizonderheid der kosmische processen? - Midden in mijn somberheid en lugubere gevoelstoon, waardoor ik alles, ook Amerika, leelijk zag, bracht mevrouw Schipperein die al meer met haar droomen en ahnungen een rol in mijn leven speelde, een zonnig vizioen. Ze had een jaar geleden van mij gedroomd, dat ze mij in Haarlem tegenkwam in een grijs zomerpak en een stroohoed, met een allerliefst meisje aan de hand. Toen ze vroeg wat dat voor een engelachtig kind was had ik gezegd: ‘dat is mijn dochtertje.’ | |
[pagina 948]
| |
vrijdag 25 december, 1e KerstdagAmsterdam bij Hijmans. ▫ Terstond door de overgang hierheen ging de somberheid grootendeels weg. Van nacht ook was de slaap meer in den gelukkigen trant van vroeger. Misschien heb ik toch een tikje climacterische neurasthenie of zooiets. Maar heel licht. Mijn werk vlot voortreffelijk. Ik verheugde mij er in. Door het schrijven zelf kwam ik op de fraaie gedachte dat de ‘Oorspronkelijken’ de kiemcellen in 't lichaam der menschheid zijn. ▫ Wetende dat de oorspronkelijken in de maatschappij vinnig worden vervolgd, zou het interessant zijn te onderzoeken of ook de kiemcellen in het lichaam bloot staan aan een vervolging en vernieling door de leucocythen, als vertegenwoordigers der somatische cellen. ▫ Ik denk niet dat ooit een physiologisch feit op zulk een weg is gevonden. Mijn lieve vrouw is nu veilig in de kliniek, en recht tevreden daar. Op zulk een dag is ze zoo allerbeminnelijkst, en ik voel een bijna tergende machteloosheid om al mijn oneindige liefde voor haar te uiten. Ik heb geen woorden, geen blikken voor mijn gehechtheid, mijn dankbaarheid, mijn innigheid. Eene aan wie eindelijk al de geweldige volheid van mijn liefde-vermogen wel besteed is, en van wie ik het in volkomen mate terug ontvang. | |
dinsdag 29 decemberVan morgen neuskatarrh, dientengevolge voor alle werk ongeschikt, de wereld zag saai en luguber. Berlage kwam spreken over 't Beethovenhuis, maar was ook niet opgewekt. Het is vinnig koud, 's middags bekeek ik met mijn lieve Elsje de porceleinen in 't Rijksmuseum. Daarna liet ik mij door Dr van Campen een paar kleine operaties doen, twee gezwelletjes wegsnijden/ één op de borst, één in 't gezicht. Ik vond het interessant, als pijn-observatie, en het wekte mij geheel op. Ik begin te begrijpen dat pijn beteekent de concentratie van alle niet-lichamelijke (onwaarneembare) macht op een lichamelijk punt. Het waaklijf roept het astraallijf te hulp en dwingt het tot concentratie op een bepaald punt. Het gevoel is zeer duidelijk alsof de gehele ziel pijn wordt en zich concentreert, en dan een soort duldeloos besef dat er een eind aan moet komen. Besef dat tot gezichts-vertrekken, knijpen, schreeuwen voert. (Ikzelf kon het gezicht-vertrekken een oogenblik niet bedwingen, | |
[pagina 949]
| |
omdat de schaar stomp was). Men denkt, dat kan zoo niet verder gaan. Ditzelfde gevoel wordt echter al opgewekt door sensaties zonder pijn, het weeë gevoel van snijden, ook al is de plek ongevoelig gemaakt. Terwijl zeer pijnlijke sensaties dit duldeloos besef soms niet meebrengen. (Het hechten van de wond was pijnlijker dan het knippen en snijden, maar veel minder duldeloos.) ▫ Nu voert echter voortgezette pijn tot flauwte. Dat wil zeggen, scheiding van astraal-lijf en waaklijf. Het waaklijf op zich zelf is volkomen ongevoelig, zooals blijkt in narcose en in slaap. Het is alleen de oorzaak van pijn, als het astraal-lijf (droomlijf, ziel-lijf) er mede verbonden is. ▫ De flauwte bij hevige pijn is dus een soort auto-narcose, een zelf-regulatie, waarbij het astraal-lijf zich losmaakt van het waaklijf, en de concentratiepogingen staakt, omdat ze vruchteloos zijn. Er wordt dus automatisch aan alle pijn een grens gesteld. De anaesthesie van martelaars is een willekeurig, door vervoering, scheiden van astraal-lijf en waaklijf, zonder verlies van besef. ▫ De vrouw van Dr van Campen was zijn assistente. Aardig is hoe zulk een klein geval terstond verbroedering geeft. Het schijnt mij een prettig vooruitzicht, behalve mijn artistiek werk, de psychologische studies weer op te vatten, en in dit vak nog nu en dan iets grondig wetenschappelijks te leveren. | |
30 decemberIk overdacht nog de juistheid dezer opvatting van pijn als astraal-lijfconcentratie, en van slaap, narcose en flauwte als scheiding van astraal- en waaklijf. Alle onaangename sensaties van pijn of gestoord welbevinden verhinderen de scheiding. Hetgeen begrijpelijk is als men aanneemt dat het waaklijf dan de hulp van het astraal-lijf behoeft. Daartegenover staat dat het waaklijf in diepen slaap het best functioneert en zichzelf geneest. Zoolang een wonde pijn doet geneest ze niet goed, zoodra de anaesthesie van den slaap intreedt, geneest ze snel. Men moet hieruit niet afleiden dat de verbinding met het astraallijf hinderlijk is voor de genezing, maar alleen dat het waaklijf weet wanneer het die verbinding niet tot genezing behoeft en eerst dan het astraal-lijf loslaat (inslaapt) en zichzelf verder geneest. ▫ Daarmee stemt overeen het optreden van heldere droomen (Reïntegratie van 't astraallijf) bij diepe slaap en gezond waaklijf. | |
[pagina 950]
| |
Gister was ik bij een operatie in de Verpleging. Laparotomie. Ik had een langdurige discussie met dr Hammers, specialiteit in chloroformeeren of aetheriseeren, over de bewustzijns toestand in narcose. Hij beweerde dat het bewustzijn eerst onvolledig en dan ‘weg’ was. Ik vroeg waar het dan bleef, en of ooit iets ‘weg’ kon zijn; en welk ander middel wij hadden om zooiets te constateeren als de herinnering van den patiënt. Hij hield vol en - niet wetend wie ik was - toonde hij zich gepiqueerd over mijn eigenwijsheid. Later kwam hij mij excuses maken. ▫ De gehoors-indrukken blijven het langst in narcose. Dit deed mij denken aan het snurken dat ik van mezelf hoorde. ▫ De indrukken van operatie en het lichaam in narcose waren luguber. Het scheen me of ik dat sterker voelde dan vroeger. Het prettigst van den dag is het wandelingetje met mijn lieve vrouw. Maar de lust tot comedie-bezoek enz. is gering. Van nacht een lieve zomerheimwee-droom. |
|