Dagboek 1878-1923. Deel 2: 1901-1910
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 728]
| |
Zooeven krijg ik nog dezen slag dat Methöfer, op wiens komst en hulp ik zoo veel verwachting vestte, door mijn mededeelingen over de Eendracht verschrikt weer vertrokken is. Het is nu alsof alles opeens komt. ▫ Gister avond was ik bij Jolles en besprak den toestand uitvoerig met hem. ▫ Het is de geduchtste crisis van mijn leven. En ik, die meende dat het ergste voorbij was en dat ik door de vele kleine gevaren geleerd het grootste wel zou vermijden! ▫ Gelukkig dat dit alles mij treft terwijl ik nog volle weerstand heb. Ik weet ook weer dat het voor mijn innerlijk en belangrijkst wezen geen zoo groot onheil is. Maar het drukt niettemin zwaar. Op 't oogenblik verlamt het mijn productiviteit. | |
vrijdag 4 januariDit dagboek is mij tot troost en is ook van wezenlijke beteekenis. Het helpt mij tot het vormen van een vaste persoonlijkheid. De mensch is wat hij van zichzelf maakt. Hij is datgene wat men, de opinie van anderen, van hem maakt, of wat hij zelf van zich maakt. De meeste menschen worden gemaakt, en zijn of worden, wat anderen meenen dat ze zijn. Zichzelf tot een vast wezen maken is ontzachlijk moeielijk, nooit geheel mogelijk, omdat men altijd nog de meeningen van anderen ondergaat. Wat ik ben, in de oogen van mijn vijanden is absoluut verschillend van wat ik ben in de oogen van die mij liefhebben, en dat verschilt weer van wat ik ben in eigen oogen. En het geloof in een van die meeningen verandert ook werkelijk mijn ware wezen. En vooral bij iemand als ik die zooveel belangstelling en vertrouwen heeft, van nature, in de meening van anderen, is het vastleggen van mijn eigen onvervalschte meening zoo noodig. ▫ Wij kunnen onzen aanleg niet veranderen, en niet aansprakelijk daarvoor zijn. Maar wel onzen groei, onze vorming zelf leiden, en daarbij is het willen kennen, en het willen doen dat wat eigenlijk onze moreele waarde bepaalt. De zon schijnt nu in mijn boekenkamer. Truida ligt verkouden te bed. Martha en Hans wandelen naar Hilversum. Ik zoek in mijzelven de rust en de wijding. Ik kreeg lieve brieven van Mirauer uit Berlijn, van mrs. Cole uit Amerika, van Lady Welby, en aardige van Ida Bäckmann uit Stockholm. Ik ga niet naar Amsterdam en voel geen neiging om er heen te gaan. Emons is niet ter neergeslagen. Maar ikzelf zou liever geen hand meer voor de zaak uitsteken, om ten minste de oplossing te verhaasten. Ik kan zóó niet werken. | |
[pagina 729]
| |
Hans is vroolijk. Maar als ik met Martha alleen ben is ze zeer stuursch. Ik kan't haar niet kwalijk nemen, maar't is hard, want mijn leven lang en nu nog, heb ik getracht zoo goed mogelijk voor haar te zijn, en haar met oprechte genegenheid liefgehad. De tranen komen telkens, als ik haar zie. Maar ik kan 't niet ontkennen dat zij dat kleine, weekhartige, eigenlijk cynische heeft, dat ook haar moeder kenmerkte. In haar jeugd was er iets van het groote en nobele in haar, maar dat is verschrompeld. Het ‘pourvu qu'on s'amuse’ dat mij eens in afkeer van Kloos en haar deed wegloopen, dat heeft de overhand behaald. Is het mijn schuld? Zij heeft geen geloof en geen religie. Zou ze die van mij hebben overgenomen, als mijn hart haar trouw was gebleven. Ik weet dat dikwijls mijn overtuiging bij haar overwon, en indruk maakte. Maar nu heb ik dien invloed zeker nog verzwakt. Hedenmiddag na 't koffie-uur bij mijn lieve vrouw, kwam de rust en de verheldering. ▫ Beproevingen worden alleen als zoodanig begrepen en verdragen als men de les verstaat die ze meebrengen. ▫ Nu begreep ik vooreerst dit: ▫ dat mijn boodschap aan de wereld, dat men dood en smart niet vreezen moet, weinig kracht zou hebben als ik een voorspoedig leven had. ▫ Ten tweede dat nu eerst het inzicht in mij gekomen is, als een werkelijk gevoel, dat men de heiligheid van het huwelijk alleen kan bewaren door alle schijnhuwelijken te breken. En dat het dus immoreel is ter wille van de kinderen of de wereld huwelijken die het niet zijn voor echte te laten doorgaan. ▫ Daardoor wordt ook de fatale kans voor uitspattingen des te grooter, de scheiding van lijfs- en zielsliefde. Bij mijn zorg en leed behoort een rechtmatig verlangen om naar waarde in de wereld beroemd te zijn. Want in dezen tijd wordt alleen geluisterd naar de woorden van menschen van naam. Eerst als men mijn waarde erkent zal men naar mij luisteren, naar al wat ik zeg. En dan eerst zal ook al wat ik doorstaan heb vruchtbaar worden voor de wereld. | |
zaterdag 5 januariNu eerst is het rechte droevige gekomen. Gisteren aan tafel kwam het. Hans was zoo lief en vroolijk. En toen hij was opgestaan en Martha nog alleen aan tafel zat, zag ik haar stille tranen. ▫ Daarin is iets veel roerenders en hartverscheurenders dan in hartstochtelijk schreien. Ik kan het niet vergeten, en de gedachte dat ik ook haar karakter onrechtvaardig beoordeeld heb niet van mij doen. Ik bleef weer thuis den ganschen dag en ga van daag ook niet naar Amsterdam. Ik ben niet meer onrustig, maar diep, diep, diep bedroefd. | |
[pagina 730]
| |
Gisteren avond begon ik aan een geschrift over ‘Waan en Waarheid in de anarchistische Idee’. En tevens begon ik mijn drama op nieuw. Hans is zulk een heerlijkheid in huis. Ik vind het vreeselijk dat hij morgen vertrekt. ▫ Maar in dat gevoel zit ook weer de gehechtheid aan mijn gezin en huis. ▫ Een deel van de menschen zouden vast overtuigd zijn: ‘hij moet blijven bij zijn eerste vrouw’. ▫ Een ander deel even stellig: ‘hij moet weggaan met zijn echte vrouw.’ Het zedelijke van mijn daad hangt af van den juisten blik op mijn wezen. Vergis ik me in mezelf dan doe ik het verkeerde. ▫ Mijn dagboek is spannend als een roman. ▫ Ik sliep diep en verkwikkend. De droomen niet ongunstig, maar helaas geen helderheid. | |
maandag 7 januariIk ben nu vreeselijk ongelukkig. Ik heb nooit een zoo vreeselijke tijd gehad. ▫ Gister morgen, toen voor 't eerst de beide jongens niet meer in huis waren, begon bij Martha de somberheid. Zij schreide en klaagde dat zij alleen de somberheid niet zou kunnen weerstaan, dat de jongens het bij haar alleen saai zouden vinden, dat zij geen logees kon hebben omdat zij hen niets te zeggen had, dat Betje niet zou willen blijven, als ik zooiets deed wat de publieke opinie afkeurt. ▫ Mijn hart kromp ineen, en de gansche dag was vreeselijk. 's Middags kwamen de jongens en ik stoeide en schertste met Hans als gewoonlijk. 's Avonds brachten we de jongens weg en ik had moeite aan 't station niet uit te snikken. Met Emons eergisteren ook een pijnlijk gesprek. Ik moest denken dat of zijn gedachten buitengewoon onhelder waren of dat hij niet oprecht tegenover mij was. Ik geloof het eerste, maar dat is erg genoeg. Ik kon Truida niet zien of gaan opzoeken. Beteekent dat dat ik niet genoeg van haar houd? Vanmorgen een droeve brief van Mirauer. Mooi en juist. Maar o ik ezel! ▫ En de nacht was rustig, lange diepe slaap. Zoete droomen van zuidelijke landen met bloemen. Geen helderheid, geen raad. ▫ Ik werk ook langsaam aan Reinald. | |
[pagina 731]
| |
's Avonds ging ik met Martha naar een kamermuziekconcert en nooit heb ik muziek zoo intensief genoten. Ik hoorde het 6e Quintet van Mozart als een openbaring. Ik wist niet dat het zoo'n groot man was. Die ernst en die diepte en die overweldigende muziekaliteit. Geen enkele phrase zonder noodzaak of zonder innige beteekenis. Op dat concert kwam een beursheer mij schertsend aanspreken over mijn ‘koopmanschap’. Ik kende hem als een echte beursgokker (Dudok van Heel) en hij kreeg de volle laag, hoffelijk en vriendelijk, maar hij had genoeg, dat zag ik. Toen sliep ik des nachts slecht. Ik werkte aan Reinald en vormde het tweede (of derde) bedrijf, met het verlovingsfeest en de botsing met het grove Hollandsche plebs. Een allerliefste jubelende brief van Truida's zuster Suze. Daar zal ik altijd welkom zijn. Toen van morgen het nijdige antwoord van Emons op mijn hartelijk maar oprecht schrijven. Nu moet er zoo spoedig mogelijk een eind aan komen, of hij toegeeft of niet. Ik las dezer dagen de ‘Grüne Heinrich’ van Keller. Het eerste deel is frisch, vol, stevig. Flink gezond Duits van een oprecht en gevoelig man die goed rondkeek. Maar het boek heeft de waarde van een biografie, een kunstwerk is't niet. Het tweede deel gooide ik neer. De belangstelling verdween bij al die afdwalingen. Het mooist vind ik het volksfeest met den Wilhelm Tell. Ik las ook Thijsse, het intieme leven der vogels. Dat verkwikte mij wel. | |
woensdag 9 januariGister avond gesprek met Jolles. Hij is schrander en sympathiek, en bereid tot steun. ▫ Ik ging slapen met een gelaten gevoel en de nacht was sereen. Een lange, rustige weldadige slaap. Tegen den morgen gunstige droomen. Ze betroffen Walden en hadden een troostrijke gunstige beteekenis. Ik was verkwikt. ▫ Om 11 uur stond Menger voor mij en kwam vertellen dat Emons neiging vertoonde zijn ongelijk in te zien. Hij had met Menger en Zeegers overlegd, en begon te begrijpen hoezeer hij zich vergist had, vooral in Toepoel. ▫ Voorts raadde Menger mij, de zaak niet te laten failleeren. De winkel in de Vijzelstraat is zoo veelbelovend, en Zeegers is een bekwame, degelijke man. En hij meende dat de zaak gered kon worden. Hoewel hij toch niet optimist van aard is. ▫ Ik liet mij dien troost gaarne welgevallen, | |
[pagina 732]
| |
maar blijf niettemin volmaakt even voorbereid op het allerergste. ▫ Zaterdag is een vergadering van crediteuren. Wellicht kom ik daar ook. Ik schreef aan Reinald met innige voldoening. Dit is een oprecht eerlijk stuk werk, vol zuivere deemoed. | |
donderdag 10 januariIk was gister in Amsterdam en at met Martha bij Kras. 's Avonds nog bij Jolles. Toen ik thuis kwam voer M. bitter tegen mij uit, omdat ik haar zooals ze meende voor een dicht huis had laten komen. Ze was ontstemd omdat ze over de hei naar Betje had moeten loopen. Toen de ontstemming gezakt was, was ze weer gewoon. Zoo is ze. Ik was gister te opgewekt. Daardoor was de nacht slecht, en van daag de gemoedsrust weg. Ik mag niet opgewekt zijn, wel gelaten. En dat ben ik ook liever. | |
zaterdag 12 januariHeden vergadering van crediteuren waarin de débacle van de Eendracht werd afgewend. We mogen over 't resultaat tevreden zijn, maar de voldoening wordt getemperd door de uiterst hachelijke wijze van overwinning en vooral door de zeer zwakke houding van Emons. Dat is voor mij van treurige beteekenis. Hij mist het vermogen een geheel helder te overzien en op de meest gewichtige dingen ook 't meest te letten. Hij heeft zich afgebeuld met een pover resultaat, omdat hij zijn kracht niet op de juiste wijze en plaats aanwendde. Vandaag vergiste hij zich in de allerbelangrijkste cijfers en deed de eene onhandigheid na de andere. Zonder mij was er niets van de vergadering terecht gekomen. ▫ Ik ben met dit resultaat nog niet tevreden. Ik moet een ander man aan 't hoofd hebben. Ik sprak met de Ned. Tooneelvereeniging. Ze vonden Minnestral prachtig, en wilden het gaarne spelen, zoodra de middelen het toelaten. Dezen nacht het eerste begin van helderheid. Gister eindelijk een gesprek met Martha. Veel dingen roerden mij diep en ik was zeer verslagen. Vooral het gevoel dat ik een familie-kring ontwricht. Ik vond ten slotte toch wel eenigen troost voor haar. Maar het blijft een bittere, droevige geschiedenis. Maar ik kan niet terug. | |
[pagina 733]
| |
zondag 13 januariZonnig weer. Gister avond sliep ik in, met de opvoering van Minnestral in alle details voor oogen. ▫ Ik sliep rustig en goed, en van morgen zie ik de dingen even werkelijk en in al hun harde waarheid, zonder een zweem van opsiering of betere verwachting, en toch zie ik alles blijmoedig. ▫ Ik weet dat ik de allerzwaarste ervaringen toch tot het best der hoogste belangen verwerken zal. ▫ Ik weet ook dat wat ik doe in geloofsvertrouwen, al grieft het anderen, toch het geloof, dus ook hun geloof niet schaden kan. ▫ Ik zie achter alles het onwaarneembare, het gemeenschappelijk zielsleven, waarvan wij de kleine strijdende elementen zijn, en dat door onzen harden strijd gebaat wordt. ▫ Daarom ben ik rustig en vol moed. Al weet ik dat er weer depressies komen. | |
maandag 14 januariIk zag gisteren de pastel-teekeningen van Heyenbrock, uit de fabrieken en smelterijen. Prachtig. Sommige stukken coloristisch meesterlijk, andere zeer expressief. Een echt, eerlijk kunstenaar. Toen hoorde ik de Rolletjes de variaties van Reger spelen voor 2 piano's in het Bender-zaaltje. Ik vond het vooral kranig, ongeloofelijk kranig. Niet verheven of innig. Maar hij is een componist van 't echte ras. 'S avonds met Martha bij moeder en de lieve Paul. Paul wil naar Parijs. ▫ Emons was ook bij de muziek. Ik heb met den armen kerel te doen. Als hij nu maar buigen en zich vernederen wou. ▫ Van nacht sliep ik wel goed, maar droomde voortdurend over de Eendracht. Wat ik den vorigen nacht, na die lange vergadering, in 't geheel niet deed. ▫ Toen was ik vervuld van Minnestral en juist die vervuldheid gaf mij kracht om de vergadering voor de zaak te winnen, en gaf mij 's nachts een rustige slaap. ▫ En nu ik gisteren niet over de Eendracht gesproken heb, nu droom ik er van. Misschien in anticipatie van mijn taak aanstonds, daar ik beloofde op 't kantoor te komen. ▫ Mijn streven moet zijn de zaak van de hand te doen, met zoo min mogelijk verlies natuurlijk, maar het koste wat het wil. | |
dinsdag 15 januariBericht uit Indië dat mijn arme broeder zich op 17 December gekrist heeft, op inlandsche wijze. Arme kerel, met een mislukt leven, en toch zooveel goede eigenschappen en begaafdheden. Hij laat een vrouw en tien kinderen na. Arme kerel, hij begreep en wist veel, en geloofde in de Almacht. | |
[pagina 734]
| |
Gister avond een vergadering met een commissie van vier Amsterdamsche kooplieden. Daar werd mij moed gegeven en zag ik weer eenig licht. Vooral door hun eenparige meening dat Emons, hoewel hij fouten beging, toch vertrouwen verdient als man van zaken. Dat ik hem als vriend en mensch volkomen bleef vertrouwen dat heb ik zijn vrouw en hemzelven nog eens nadrukkelijk verzekerd. ▫ Men had gepoogd mij bij hem verdacht te maken, en hem bij mij, maar wij beloofden elkander nog eens plechtig trouw. ▫ Ik kreeg een weldadigen indruk van den ernst en het goede hart dezer kooplieden. Zij willen helpen, en doen het voortvarend, flink en onbaatzuchtig. ▫ Weer een les voor me. | |
donderdag 17 januariArme moeder was radeloos bedroefd, vooral om de wijze waarop hij stierf. Dat acht zij een schande en strijdt geheel met haar beginselen en karakter. Ik was van daag en gister bij haar, en voelde dat ik haar nu niet mag verlaten of een tweede schok aandoen. Ook was ik bij een Bank in Amsterdam om een crediet aan te vragen voor de Eendracht. Doch daarvoor is een gevestigde maatschappelijke positie noodig, die ik dus nu niet kan aantasten. ▫ Alles dingen die de verwikkelingen nog moeielijker maken. In de tram naar Haarlem dacht ik over een autobiografie: ‘de roman van mijn leven’. Een leerzaam stuk. Eerst na mijn dood te publiceeren. In het spoor naar Bussum plan voor een tooneelspel ‘een Vriendschapsdienst’. Een rijk wijsgeer en een arm koopman zijn vrienden. De wijsgeer deelt den koopman zijn idealisme mee over maatschappelijke toestanden. De koopman voelt het en wil er daden van maken. Daarvoor gebruikt hij 't geld van den wijsgeer en ruïneert hem. De wijsgeer draagt het koelbloedig en gelaten, de koopman is wanhopig en schiet zich dood. | |
vrijdag 18 januariAl wat men ‘instinkt’ noemt is op te vatten als het verstand van het onwaarneembare. Moest men aannemen dat één verstand, God, al het waarneembare schiep en bestuurde, dan was zulk een toestand onverklaarbaar, onzinnig. Maar iets anders is het een veelheid van hoogere intelligenties aan te nemen, die in conflict of harmonie met elkander zijn. Elk ras, elke soort is een hoogere intelligentie, kenbaar aan de vernuftige inrichting | |
[pagina 735]
| |
der individuen. O.a. ook aan het instinkt. ▫ Ik overdacht dit gisteren, toen ik zag bij een kip, hoe de halsveeren bij elke beweging zonder stoornis over elkander glijden en toch het kleed volkomen dicht laten. Dat is verbazend vernuftig ingericht. ▫ De toenemende vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid van het menschenras, onder bepaalde omstandigheden is een wijzing naar het onwaarneembare. Hoe komt het dat sommige rassen (Maori's, Papoea's) uitsterven? Van waar de vruchtbaarheid der blanke kolonisten in Z.Afrika? De beelden van mijn werk, de figuren uit mijn drama's, zijn voor mij reëeler en hebben meer macht dan de bekommeringen en zorgen van mijn dagelijksch leven. Dat bleek o.a. uit het overwicht dat Minnestral had op de indrukken uit de Eendrachts-vergadering. Daarin ligt mijn behoud. Ik zag gister een schemer van mogelijkheid om het idee der Significa te dramatiseeren. Een man die doorgaat voor atheïst, bigot, epicurist, katholiek, enz. Die door het naïef vasthouden aan de beteekenissen in de oogen van alle menschen een dwaas of een bedrieger is. Daarvoor is alleen noodig een zeer naïeve, zeer schrandere, zeer oorspronkelijke en oprechte natuur. ‘Een vriendendienst’ kan goed worden. De wijsgeer sober, met een zeer mooie en lieve, maar wereldsche en prachtlievende vrouw. De koopman met een zachtaardige, wat onbeduidende, lieve vrouw. Die vrouwen zijn vriendinnen. Beiden veroordeelen hun mannen om de daad die ze niet begrijpen. De koopman doodt zijn gansche gezin, de wijsgeer heeft een zoon die hij ook tegen zich vindt. Hij blijft alleen staan, vasthoudend aan zijn goed recht. 1e bedrijf, het bezoek, de ontmoeting van de twee paren. Slot, het voorlezen van den brief van den koopman, als hij zijn gezin vermoord heeft, en zelf nog leeft. | |
maandag 21 januariPlechtig, somber, druilig weer. Twee dagen met Max Reger opgetrokken. Zeer vervuld van zijn prachtige muziek. Beide vorige dagen met hem geluncht, en hem gisteren uitgeleide gedaan. Ziehier nu de rechte opvolger van het groote geslacht van Beethoven en Brahms, een Duitsch muziek-genie van den eersten rang. Te sterk om, zooals Strauss, in modernisme te verwilderen. Een en al zuivere muziek. Maar als mensch een kind, vol onbeheerschte neigingen, onopgevoed, onvast, terstond onder allerlei invloeden. Het ging mij aan 't hart als ik dacht wat kostbaars hier bedreigd wordt, en ik maande hem bijna met tranen in de oogen, toch zijn lichaam niet te ondermijnen en zoodoende | |
[pagina 736]
| |
zijn kunst te bederven. Hij is reeds tamelijk sterk aangetast, en juist zijn sterke constitutie maakt hem zorgeloos. Hij werd hier verbazend gehuldigd, en ik waarschuwde hem voor: ‘Wein und Lob’ daarop antwoordde hij ‘Schwein und Grob’. Onthoud de spreuk, zei ik. ‘Wein und Lob macht Schwein und Grob’. Hoe eeren de menschen dadelijk den kostbaren drager der muziekale gedachten!! verbazend. Zooals de bijen hun koningin vertroetelden ze hem. ▫ Bij zijn luidruchtige, boersche, germaansche vroolijkheid vond ik dat ik somber en sober afstak. Ik was droevig, deze uitbundige hulde ziende, den jongen man van 33 jaar als vergiftigend. ▫ Daarbij vergeleek ik mijn leven vol pijn, vol strijd, vol smaad en spot ... maar ik voelde het tegendeel van nijd of afgunst. Ik was dankbaar voor mijn door tegenspoed gehard karakter, mijn door veel leed verhelderd gemoed, mijn weinig vermaterialiseerd jong-voelend lijf. Ach, kon ik hem voor de kunst bewaren. | |
zaterdag 26 januariSneeuw, wat minder koud, stil. Er wordt schaatsengereden. De grootste wintersomberte is voorbij, en er schijnt ook in andere opzichten eenige ontspanning te komen. ▫ De hoofdzaak is, dat ik de eerste akte aan Truida heb voorgelezen en dat het schijnt dat ik nu waarlijk recht in 't wit getroffen heb. Zelfs Minnestral acht zij nog iets te hoog aangelegd, maar dit is het rechte, mooie tooneelspel voor onzen tijd. ▫ Ik zelf ben zeer gelukkig in 't werk. Gister vond ik op de bibliotheek in Amsterdam het leven van St. Franciscus, van Sabatier. En dat interesseert me buitengewoon. Zoo treffend als dit in 't stuk komt, dat is boven mijn verwachting. Vanwaar dien inval om juist dit boek er een rol in te laten spelen? ▫ Heerlijk is het den mensch te herkennen onder het misvormde heiligenbeeld dat de kerk en de priesters er van maakten. ▫ En die overeenkomst met Reinald's natuur, die ik niet wist of vermoedde. ▫ Ik wist van Franciscus bijna niets, behalve wat Dante van hem zegt, en de Fioretti. ▫ Zijn geweldige eerzucht, zijn prachtliefde, zijn verkwisting, dat alles is zoo menschelijk en zoo verbazend interessant - omdat het zoo overeenstemt met mijn intuïtieve conceptie. | |
[pagina 737]
| |
Arme moeder sliep deze week bijna niet, uit bezorgdheid voor mij. Nu was ze gerust. 't Is goed dat ik Emons toch gehandhaafd heb. Nu deze commissie hem steunt, schijnt hij goed te werken en is hij ook kalmer. | |
woensdag 30 januariDepressie. Gister avond kreeg Emons een brief van zijn vriend Toepoel, een van de twee aan wien ik mijn financieele ramp moet toeschrijven. En die man die mij zoo schrikkelijk benadeeld heeft, betitelt mij in dien brief aan Emons als ‘de Lafaard van Walden’. Emons zegt, de man is ¾ krankzinnig. Maar het griefde mij toch zeer, en ik vond noodig om niet-franciskaansch op te treden, maar krachtig en positief. Zoodat hij òf ontoerekenbaar moet geacht worden, òf zich verantwoorden moet. ▫ Ik houd dezen man, Piet T., voor een psychisch zeer slecht geëquilibreerde, maar zijn broer, Hendrik, voor een bekrompen, maar onbewuste sluwe geest, die Piet al die dingen, waaruit de ramp is voortgekomen, heeft ingeblazen. ▫ Ik ben vandaag onder dien indruk, droefgeestig, de moeielijkheden die ik mij op den hals haalde schijnen eindeloos, de resultaten van mijn levenslangen arbeid nog zoo gering, ik voel de geweldige weerstand die mij drukt en belemmert. Hoe zullen ooit mijn tooneelstukken tot hun recht komen? Geen bericht uit Berlijn. En dan voel ik mijn liefde en gehechtheid aan Martha, en de oude tijd komt mij te binnen. En het gevoel dat ik haar verdriet moet doen, dat is weer onoverkomelijk. Franciscus was een vurig, moedig man. Een dichterlijk-heroïsche natuur. Wat hem ontbrak was een groot zelfstandig intellect. In dat opzicht is Eckhart hem verreweg de meerdere. ▫ Door dat gebrek is het werk van Franciscus vrijwel waardeloos gebleven voor de menschheid. De beweging die hij stichtte was een kortstondige vlaag van fanatisme, waarvan de geörganiseerde kerk zich terstond meester maakte, voor haar eigen doeleinden. De Kerk vertegenwoordigde het intellect en de orde, - hoewel niet vrij en zelfstandig. Franciscus bracht de vrije gemoedsbeweging, maar zonder het vrije intellect. Toen maakte het kerkelijk intellect zich van die gemoeds-energie meester en onderwierp het. Een zeer leerzaam en gewichtig geval. Bewijzend dat het gemoed alleen zich nooit bevrijden kan, en dat het onvrije intellect sterker is dan 't vrije gemoed. De aarde is een levend, bewust wezen waarvan de plant- en diersoorten | |
[pagina 738]
| |
de organen zijn. Niet de individuën, maar de plant- en diersoorten. Van deze organen nemen wij alleen de individuën waar, maar dat zijn de cellen van het orgaan, het geheele orgaan zelf is voor onze zintuigen onwaarneembaar. Wijzelf, de menschen, zijn de cellen van het hoogste orgaan, de menschensoort. ▫ Deze organen veranderen, wijzigen en ontwikkelen zich. De menschensoort, het centraal-zenuwstelsel van de aarde, is in voortdurende snelle ontwikkeling. Het duidelijkst teeken daarvan is de steeds toenemende betere associatie der cellen. In een groote stad met druk telefoon-verkeer is het orgaan tot een veel hooger en sneller werkzaamheid gekomen. Maar er is geen orgaan dat geheel stabiel blijft, tenzij dan de allerlaagste soorten, diatomeeën, enz. ▫ Deze hypothese stelt de vraag van het ontstaan van 't leven, en 't ontstaan der soorten in 'n geheel nieuw licht. Mits men rekening blijft houden met het onwaarneembare. ▫ Daarbij moet men de mogelijkheid aannemen, dat de aarde zelf weer een cel is van een oneindig grooter Wezen. En dat de cellen, waaruit wij zelf zijn opgebouwd en de atomen waaruit die bestaan, of electronen/ weer sterrenstelsels vormen, waarop nog kleiner wezens leven. ▫ De vraag is: is er in deze gradatie een absolute maatstaf? Iets wat men een midden zou kunnen noemen? Of voelt het wezen dat als orgaancel leeft op de planeet in het zonnestelsel der electronen, die een cel van ons lichaam uitmaken, zich even groot of even klein als wij zelf? ▫ Het ziet immers dezelfde oneindigheden om zich heen? ▫ En de aarde en onze zon zien immers ook oneindigheden om zich heen? ▫ Alleen schijnt er een logische oorzaak te zijn dat het ruimtelijk grootere ook geestelijk hooger en helderder is. Wij zelf meenen helderder bewust te zijn dan de cellen van ons lichaam, zooals de volwassenene zich helderder bewust weet dan de zuigeling. Zoo lijkt het ons waarschijnlijk, dat de onwaarneembare menschen-soort hooger bewustzijn heeft, helderder leven leeft, dan 't individu. En dus ook het wezen, de aarde, waarvan de soorten de organen zijn. En zoo voort. ▫ Dit alles beantwoordt aan onze geestelijke intuïtie, dat er een opgang is tot een allerhoogste Wezen. Dat dus klein en groot, hoog en laag, niet gelijk zijn. ▫ Maar dan moet er rekening gehouden worden met de cosmische inzichten, die reeds geen onderscheid meer maken tusschen boven of beneden. Die hoog en laag alleen erkennen ten opzichte van een punt, de aarde, dat niet meer als vast beschouwd kan worden. Die dus werkelijk ook voor groot en klein zulk een gelijkheid konden doen vinden. ▫ Eindelijk is nog mogelijk, dat al onze begrippen omtrent opgang en ondergang, evolutie, enz. afhankelijk zijn van den bizonderen aard van ons deel van 't heelal. ▫ De wiskunde stelt buiten elk universum nog weer een | |
[pagina 739]
| |
hyper-cosmos. En als men ons zonnestelsel voorstelt als elementair component van een weefsel, van een orgaan, dan zouden alle verschijnselen die wij als universeel aannemen, graviteit, evolutie, enz. afhangen van de bizondere werksaamheid van dat orgaan, en zich beperken tot het voor ons waarneembare Heelal, zonder iets te bewijzen voor al het bestaande. ▫ Maar hoe wij denken, wij komen altijd tot het bestaan van een oneindig aantal oneindig hooger en helderder levende wezens dan wij, en verheven intelligenties waarvan wij de onwetende componenten zijn, zooals onze bloed- en hersencellen zich verhouden tot onze bewuste eenheid. ▫ En ook komen wij tot één Eind-wezen aan alles even na, van alles even ver. | |
donderdag 31 januariIk ben steeds gedeprimeerd. De nare geldzorgen spanning hangt over me. Ik moet ook elken dag naar Amsterdam en kan mijn werk niet doen. Als ik denk wanneer ik mij in den laatsten tijd, deze maand, b.v. het gelukkigst voelde dan was 't toen ik voor mezelf de zekerheid aannam van een débâcle. Toen ik dus afstand gedaan had van hoopvolle verwachtingen. Toen voelde ik rustig, weemoedig, maar ernstig en verheven. Nu voel ik tegelijk mismoedig, ontevreden op mezelf, onvoldaan met mijn leven, en frivoler. Zoodat ik nu eigenlijk zou wenschen wat ik niet wenschen mag. ▫ Vreemde strijdigheid, men voelt de zegen van 't onheil, en doet toch alles om het te voorkomen. De Christus-idee is de verpersoonlijking van de menschensoort. De materialisatie van de onwaarneembare eenheid, de menschensoort (Zoon des Menschen, de Mensch). Die eenheid staat tot ons, zooals onze organen tot ons individueel besef. Zoo heeft elke diersoort zijn Christus. ▫ Tegenwoordig vereert men méér ‘de Mensch’, dan ‘God’. Voor ons begrip is deze afstand niet zoo groot, evenmin als maan en zon veel verschillen in onze oogen. | |
1 februariIk zal wel niet weer rustig worden voordat het wonder gebeurd is dat mij uit mijn benarden toestand redt. Ik heb mij, door mijn woord van zeven jaar geleden, verbonden, en ik voel mij ook verbonden, - maar deze verbintenis voel ik mij nu belemmeren, in de volvoering van mijn werk. Deze weifelingen, dat heen en weer gaan, is afschuwelijk en geheel tegen | |
[pagina 740]
| |
mijn natuur en neiging. Wat ik wil, weet ik zeer goed, en als dat wordt aangetast voel ik ook geen weifeling. Maar het evenwicht te vinden tusschen een Maatschappij, die zoo verbazend ver van mijn individueele gevoelens af staat, en mijzelven, dat is ontzachlijk moeielijk. ▫ Dachten, voelden alle menschen - en daaronder begrijp ik ook Truida en Martha - als ik, dan was er geen moeielijkheid. Dan zouden deze hartskwesties hoegenaamd geen levenskwesties worden, geen maatschappelijke kwesties. Ik zou ieder gunnen wat hem aangenaam was, en wat zijn hart verlangde. Zoolang 't niet ingreep in mijn levenskring. Maar ik moet hier uiterlijkheden handhaven, en men wil mij geheel of niet. De vrijheid zooals ik die in mijn hart voel en ken, die schijnt allen vreemd. Dat is mijn onheil. Arme Franciscus. Dit is wel een jammerlijk mislukt heroïek leven. De ongelukkige ‘heilige’ die zoo tobde over het mislukken van zijn werk, dat veroverd was door de Kerk, - en om wiens lijk de bijgeloovigen keven en vochten, om zich met de botjes voor ziekten te vrijwaren!! Jammerlijk paskwil, de meest onheilige hartstochten opgewekt door heiligheid! Men sneed de heilige Elisabeth de ooren en de tepels van 't lijk, om amuletten te hebben. Sabatier neemt een houding aan die mij onmiddellijk aan Renan deed denken. Onkerkelijk, rationeel, maar toch vol zalving en waardeering. Deze houding is mij antipathiek. Ze is valsch en oppervlakkig, en bekoort alleen door een innerlijk onhoudbare ruimheid en verdraagsaamheid. Onze psychische evolutie is een overgang van individu-leven tot soortleven. Wij moeten tot een hooger graad-besef stijgen, tot het leven van de onwaarneembare soort-eenheid, de Christus. Dat is dus geen individueel voortbestaan, maar een opgaan in het hoogere individu, waarvan wij de cellen zijn. ▫ Daarmee is niet gezegd dat het individueel bestaan geheel ophoudt met den dood. De overgang wordt ten deele tijdens het leven voltrokken en vindt alleen zijn bevestiging na den dood. ▫ Alle occulte verschijnselen zijn verschijnselen van soort-leven. ▫ Localisatie van het onwaarneembare. Daarbij heeft men te denken aan de localisatie van ons individueel wezen. Die is wel gebonden aan de plaats der cellen, maar toch niet geheel. Zoo zal ook de soort-eenheid, de Christus, gelocaliseerd zijn door de individuën. Waar velen samen zijn, of in communie zijn, leeft de soort, en denkt ze het helderst en gelukkigst. ▫ Die eenheid moet zichzelf voelen en kennen, waarnemen, begrijpen, alles oneindig veel beter dan wij. | |
[pagina 741]
| |
zondag 3 februariUit den chaos komt dit vaste punt te voorschijn, dat ik mijn domicilie op Walden houd, ook al trek ik de wereld rond, en wel in Truida's huisje. Dat denkbeeld bevredigt mij het best. ‘Een vriendendienst’ speelt in Engeland, onder Engelschen. Van avond vond ik in mijn droomenboek de waarschuwing van Gerlof van Vloten in 1903 voor de ‘finantieele katastrofe’ die dreigde, mijn geleider had het hem gezegd. 4 Mei 1903. | |
zaterdag 9 februariHarrow. Eergisteren had ik het gesprek met Verkade, den mededirecteur der Gist- en Spiritusfabriek te Delft. Ik at bij hem, om over Walden te praten. Dat gesprek is eigenlijk het lichtste punt van deze week. De rest is duister, zelfs hier in Harrow is nog geen licht. ▫ Verkade is van een merkwaardige en geniale familie. De vader industrieel, met een bakkerij begonnen zonder dat hij er iets van afwist, geslaagd na eindeloos getob en beroerdheid - zoodat hij eens aan zijn zoon schreef dat hij maar niet in die richting moest gaan, want dat het enkel misère was. ▫ Een broer is acteur, eerst industrieel geweest, met succes. Een broer is monnik/ tevens schilder. De dochters zijn met schilders getrouwd: Voerman, Vlaanderen - en deze Verkade is met een van Geldertje getrouwd en dus zwager van van Looy. ▫ Zijn huis een fraai gerestaureerd achttiende eeuwsch grootstadsch huis. ▫ Hijzelf een buitengewoon intelligent en ontwikkeld man van zaken, vol artistieke neigingen en gevoelens. Het was zeer aangenaam door zijn ruime en schrandere geest ook zelf tot heldere uiteenzetting te kunnen komen. Ik geloof wel dat ik indruk op hem gemaakt heb. ‘Wie weet,’ zei hij, ‘wat wij hier met onze zaak nog uitspoken. Ik ben nog jong’. En hij is volkomen bereid op Walden te helpen zooveel hij kan. De zeereis was kalm. Alleen was mijn koffer aan de Hoek van Holland weg, en ik heb hem nog niet. Dat wat ik Zondag het eenige vaste punt noemde dat is ook al weer weggenomen. Dat kan niet. ▫ Ik was bij 't vertrek zeer droevig. Ik zag dat ik groot verdriet moet doen aan een van de twee menschen, die mij zeer dierbaar zijn, beide. Het een is mij even onduldbaar als het andere. De impasse is vreeselijk. ▫ Beurtelings denk ik aan Martha en ons langjarig samenzijn, het vele wat wij doorleefd hebben, het vele wat ons samenbindt, en al die innige herinneringen, het aan elkaar gehecht zijn. ▫ En dan weer denk ik | |
[pagina 742]
| |
aan de ideale liefde en toewijding van mijn eigenlijke vrouw, en dat ik dat zou moeten verscheuren. Dood is dis-integratie. Anders niet. Maar ook slaap is dis-integratie, en daarin zijn de droomen partieele reïntegraties. ▫ De helderheid en intensiteit van ons besef, van ons leven, berust op de volkomenheid van integratie. ▫ Dit geldt dus ook voor het Onwaarneembare/ voor de soort. En wat bij het individu de integratie is van herinnering, oordeel, enz. zooals dat in den droom in gradaties merkbaar is, - dat is voor de soort de communie der individuen, het esprit-de-corps, de heilige geest, alle gemeenschapsgevoelens. Op dit oogenblik voel ik de dood als een tijdelijke, betrekkelijk onbelangrijke des-integratie, die hoegenaamd niets schrikwekkends heeft. Maar dit gevoel kan spoedig weer plaats maken voor lagere, angstigere gevoelens. Ik sliep goed van nacht. Maar ik zag het grauwe daglicht niet met blijdschap. Het vreeselijke en akelige conflict stond dadelijk weer voor mijn oogen. Moet ik doen, wat ik beloofde nooit te zullen doen, Martje alleen laten, de familieband verscheuren, mijn huisvaderschap verbreken. Of moet ik het dierbaarste wezen, dat mij van alle menschen 't innigst heeft liefgehad, de heerlijkste illuzie ontnemen en haar leven verwoesten? ▫ O God o God o God. Er is geen ontwijken. Het verblijf hier in Harrow is moreel zeer gezond voor me. Omdat ik geestverwantschap vind van de edelste soort, waarbij toch alle ijdelheidsstreeling is uitgesloten. Ik ben hier in 't geheel niet een beroemd of gevierd man, alleen een goed vriend. De bezoekers kennen mij als huisvriend, absoluut niet als celebriteit. En het is dus alleen mijn persoon, die hier hartelijkheid en beleefdheid ondervindt. En dat is mij 't aangenaamst, aangezien ik evenmin op ijdelheidsstreeling gesteld ben als Lady Welby. | |
zondag 10 februariHet weder is weer stil en zachter, mistig. Van morgen voelde ik beter, omdat Reinald vorderde. Ik voel weer dat frissche, correcte werksame, dat het Engelsche leven kenmerkt. ▫ Ik bezoek Engeland nu sints 30 jaar, maar ik zie in geen land minder verandering in volksgeest en gemeenschapsleven. Ze zijn tevredener en minder vatbaar voor verandering dan eenig ander volk. Maar ik meen te zien dat het type achteruitgaat. Ze beginnen op Hollanders te lijken. | |
[pagina 743]
| |
maandag 11 februariUit een brief van een monnik aan Lady Welby: ‘And you, I speak reverently as one who is but a child and you a Mother, you have even yet remaining a double work. You are, indeed, the Consoler of the afflicted, the Refuge of the Sinners, the Mother of the many sorrowful, but you are too the Mother of High and Holy Thought, the Seat of the Wisdom, the cause, because the Revealer of spiritual joy ... You have still to succour the life that wanes and to encourage that which waxes. I do not speak for or of myself, but am content to be the Child of your free grace and to use when given what I can never deserve to demand.’ Dit geeft een denkbaald van wat zij is, want deze uitdrukkingswijze is niet die van 'n zwakhoofdig dweeper. En hij een monnik! geloovig Katholiek! en zij de ruimste, vrijzinnigste geest ter wereld. Ik werk voorspoedig. Mijn koffer schijnt verloren. Het manuscript van 't tweede deel van Schijn en Wezen. De brieven van mrs Ely. Een nieuwe koffer van f 28. - en misschien voor f 100. - goed. Niet opvroolijkend. In de kunst van spiritueele conversatie is de kleine Amothe Welby, oud twaalf jaar, verder dan eenig Hollandsch persoon van mijn kennis. In Engeland durft men zich nog toeleggen op fraaiheid, geest en zuiverheid van expressie, zonder gemaakt te heeten. | |
woensdag 13 februariWeer ruw en guur. Slechte neus. Koffer terecht, maar er is goed uit gestolen. Gister deed ik inkoopen in Londen. Natuurlijk in veel te dure winkels waar ik niet weer uit durfde gaan. Net Paul. Eergister schreef ik het tweede bedrijf van Reinald af. Alles volgt van zelf, zonder zoeken of veranderen. Ook zonder vooraf nauwkeurig beramen. Het bouwt zichzelf. | |
[pagina 744]
| |
aant.
| |
15 februariNu flink verkouden geworden. Gistermiddag in het Garrick Theater Macbeth gezien. Ik zag het stuk nooit en het trof mij geweldig, hoewel het spel zeer middelmatig was. Alleen Lady Macbeth was goed (Violet Vanbrugh). De sceneering was goed, maar de stemming was er toch niet in gebracht. Het was zonder gevoel gedaan. Bij enkele scènes zat ik te snikken van aandoening, niet van gewone sentimenteele roering - maar van zuiver aesthetische emotie, b.v. bij de slaapwandel-scène. Het is wonderlijk zooveel gevoeliger ik ben geworden voor dramatisch schoon. Er is zooiets stout-monumentaals in dit stuk, de lijnen zijn zoo eenvoudig en zoo forsch, eerzucht, misdaad, wroeging, in den meest brutaal-geweldige vorm gegeven, het vergrijp tegen de eigen menschelijkheid dat zich op onverbiddelijke wijze onmiddellijk wreekt. ▫ Het stuk is gruwelijk en somber maar niet deprimeerend. In 't minst niet. Het is moreel, gezond, groot-menschelijk. ▫ Die beweging van het bloed van de handen af te willen wasschen, dat ontroerde mij het diepst. De avond was verder onpleizierig. Bij miss Hollins, die een ‘musikale idylle’ geschreven heeft, waarin Heine voorkomt. Er zijn goede dingen in. Maar ik schiet met haar niet op. ▫ Toen bij Cobden Sanderson, om naar een kosthuis voor Paul te informeeren. Ik vond hem eigenlijk in een geestelijke afzondering en achteruitgang. Hij begon te zeggen dat hij Macbeth barbaarsch en alle tragedies absurd vond. Zijn vrouw dacht alleen maar om vrouwenkiesrecht. Toen gaf hij mij een ‘credo’ dat ik filosofisch barbaarsch vond, en absurd. | |
zaterdag 16 februariZooals ik dacht, nu thans mijn besluit om Truida te trouwen onwrikbaar vast staat, nu komt de heldere droom als een zegenende en goedkeurende wenk. Eergister schreef ik de brief aan Martha, waarin ik haar verzocht grootmoedig en liefderijk te helpen, en gister schreef ik aan Suze. En nu voel ik rustig. En van nacht kon ik weer bidden, en beloofde ik trouw in den strijd. | |
[pagina 745]
| |
maandag 18 februariWalden. Een vlugge gemakkelijke terugreis hoewel 't hard moet gewaaid hebben. Den ganschen dag in Haarlem met Paul en Martha. Ik bracht de kleurige pyama's voor hem mee, en we aten bij de Kanter. Hij is nu 18 en Martha wordt van daag 50. Zij sprak met me en ik moet nu de tanden opeen zetten en door het zware heen. Ik kan nu niet meer terug, heb mijn schepen verbrand. Ik droomde van nacht van de boosaardigheid van mijn vijanden, en ik weet wel wat dat beteekent. Holland is een jammerland voor me. Maar ik ben heerlijk gesterkt in Engeland. Lady Welby is een der grootste vrouwen, ras-moeders, die ooit geleefd hebben. Zij leert zich nu ook krachtiger en scherper uitdrukken. | |
dinsdag 19 februariHolland op zijn ergst voor me. Het jammerland doet al zijn macht van misère gelden. ▫ Gister het deurwaarders-exploit van Toepoel. Heden de droevige brief van Martha die uit Harrow was nagestuurd, en die al het teerste en gevoeligste in mij aanroert. In Engeland kon ik al die dingen dragen - hier is alles vreeselijk! vreeselijk! vreeselijk! ▫ Ik weet geen andere houding als een geduldige lijdsaamheid. Ik heb alles gedaan wat ik voor mijn plicht hield, ik behoef nu niet meer te doen. Ik zal mij verdedigen, maar nu niet inspannen tot nieuwe verwikkelingen. Kan men mij ruïneeren, welnu, ik zal 't afwachten. Ook mijn lieve vrouw schreide vanmorgen. Ze schreide om Martha's leed, om mijn zorgen, om de vogelstemmen en het voorjaar dat komen gaat. Nooit deed het haar zoo weemoedig aan. Ze zou zich willig en graag opofferen als het mij baten kon. Gister las ik bij haar Reinald voor. Ik hoop dat ik voort kan werken. Een oogenblik, gister morgen, had ik de gedachte: als al de ellende nu eens weggenomen werd, zou je dan niet leeg en onvoldaan voelen? Zou je dan niet zeggen, was ik er nog maar in, en wat heb ik mij veel te gauw verontrust? | |
[pagina 746]
| |
aant.
Het is toch een geweldig verschil, de maatschappelijke instellingen heimelijk of in 't openbaar te verbreken. De heimelijke schennis bezwaart het geweten weinig, zoolang ze in harmonie is met het eigen hart, maar toch genoeg om ze openbaar te willen maken, maar dan komt de volle werking der wroeging. | |
vrijdag 22 februariDe Harwich-boot is in den storm van gisteren vergaan. Gister bracht Jolles het eerste bericht. Er zijn 150 menschen verdronken. Als ik mijn terugkomst een paar dagen had uitgesteld dan was ik er op geweest. Aan boord dacht ik zoo vaak hoe het zou toegaan in geval van schipbreuk, en dan troost men zich door te denken: die boot ging al duizenden malen, de kans, dat ik het juist treffen zal dat hij vergaat is zoo gering. Maar nu was ik er dan toch al heel dicht bij. ▫ En al die passagiers, opera-zangers en zakenmenschen, zoo veel slechter nog voorbereid dan ik, die plotseling voor 't meest tragische staan. Uren in koude en duisternis, met de woedende zee vóór zich, het schip doorbrekende, en de reddingskans al minder en minder. Van morgen was ik dankbaar, met al mijn zorgen en getob, om het lieve leven dat ik nog doorworstelen mag. ▫ Ik sliep weer diep en verkwikkend zooals steeds in dezen tijd. | |
[pagina 747]
| |
zaterdag 23 februariIk sliep heerlijk en droomde van Zuidelijke landen. Vandaag 't derde bedrijf van Reinald af. | |
zondag 24 februariHet gaat mij wat beter, dank zij de verkwikkende nachten. Ik ben meer berustend in mijn verdrietelijkheden. ▫ Ik weet immers dat zulke rampen, als geldelijk verlies enz. mijn eigenlijk wezen nooit schaden, eerder bevorderen kunnen. ▫ Ik weet immers dat juist veel en bittere levenservaring mijn werk des te rijper zullen maken. Ik las gister het derde bedrijf van Reinald voor en verheugde me over de fraaie structuur van het stuk. Men zal moeten erkennen dat het minstens even goed geconstrueerd is als de beste moderne stukken - en daarenboven met hooger aspiratie. ▫ Ik constateer dit als neutraal, daar het alles zoo van zelf, als zonder mijn verdienste, ontstond. Over een jaar zeg ik: wat zat ik toen diep in de put, en wat is alles toch beter zóó. Ik las heden Hebbel's Judith, en bewonderde het werk zeer. Ik had de volgende gedachte: het moorden is in dit stuk niet onvereenigbaar met groote menschelijkheid. De aarts-moordenaar en tiran Holofernes wint toch iets als bewondering. In onzen tijd zijn moorden veel zeldsamer, veel afschuwelijker, veel minder denkbaar in een held. Maar daartegenover staat een toename van zelfmoorden. Ik zelf heb nooit een mensch zien dooden, maar ik heb persoonlijk vier zelfmoordenaars gevonden, drie geschoten, een opgehangen, en in mijn familie zijn er nog twee geweest, broer en zwager, - behalve de velen waarvan ik hoorde. En ik heb er een geweldigen afschuw van. Is het niet alsof er werkelijk voor de menschheid een zekere hoeveelheid bloed vloeien moet, hetzij dan vrijwillig of onvrijwillig. Wat is er waar in de laatste woorden van mijn broeder ‘ik sterf als offer voor de vloek die op de menschheid rust’? ▫ De Joodsche opvatting van het bloed-offer, door Paulus op Jezus' lot overgedragen, - zich ook uitende in de besnijdenis. | |
[pagina 748]
| |
zeggen, de persoon die daar spreekt is niet meer één met mezelf, hij is dupe en dwaler. Maar hij is voortreffelijk weergegeven, echt en juist, door een macht boven mij. En hij zegt, vooral op 't laatst, dingen waarvan ik nu eerst de volle waarheid begrijp. ▫ In 't naspel en de coda staan dingen die mij vroeger wel eens vaag of rhetorisch voorkwamen, maar die ik nu, met kalmen nuchteren blik, helder en scherp begrijp. Er staat niets rhetorisch in. Maar het werk moet als dramatiek verstaan worden. Ik las de voortreffelijke voorrede van Krumm bij Hebbel's werken. Deze Krumm spreekt zeer recht. Goddank dat er in deze dolende tijd zulke juiste schattingen bestaan. | |
woensdag 27 februariZacht weer. Eergister avond was ik bij de première van ‘Atie's huwelijk’ van mevr. Simons. Het succes was matig. Technisch is het stuk slecht. Een gebrekkige expositie met verder onnoodige nevenfiguren. Eindelooze dialogen, een zeer trage handeling. Maar toch het werk van een gedistingueerde, niet-banale geest, voornamer en minder provinciaal dan verreweg de meeste Hollandsche stukken. Veel beter dan Heyermans, hoewel minder theatraal. Bij ‘de Veroveraar’ is het artistiek een vooruitgang, het is dieper/ fijner, van meer beteekenis - maar dramatisch is het zwakker, meer gerekt, minder geserreerd, minder vlot ▫ Beide stukken zijn geheel uit sexueele conflicten gesponnen. Daarom vol van veel te intieme tooneelen, wat op den duur gaat tegenstaan. Maar in deze conflicten is wel een nieuw element, speciaal Hollandsch, maar als zoodanig ook begrepen door de auteur, en daarom universeel behandeld. | |
[pagina 749]
| |
Onderwijl was Jolles bezig in Amsterdam door een vurig pleidooi de failliet-verklaring van de Eendracht te verhoeden. De rechtbank weigerde dan ook er op in te gaan. ▫ A. en ik spraken er over, en meenden dat een oplossing hoe droevig ook, toch niet meer te vreezen was dan nieuwe moeite. Maar ik was toch blij, hoewel ik volkomen op 't ergste ben voorbereid. Mijn tweede artikel verscheen in de Schaubühne. Ik ben aan Reinald IV. Genoveva van Hebbel trof mij minder dan Judith. | |
dinsdag 5 maartHelder, O. wind. Nachtvorst. ▫ Martha naar Karlsruhe. Dat was niet waar dat Genoveva mij minder trof. Maar ik las het terwijl ik niet rustig en frisch was. Den volgenden dag bemerkte ik hoe prachtig het is. - Er zijn alleen dingen in die afstooten door al te violente impressie. Met Holofernes behouden wij altijd nog eenige sympathie, - met Golo niet. Die maakt het te kras, en daarmee gaat alles in 't drama ons verdrieten. Daarna las ik ‘de Diamant’ en dat vermaakte mij zeer. Dit en Judith zijn zulke sterke frissche werken dat ze evengoed in de 15e of 14e eeuw konden geschreven zijn. Zulke forsche humor als in de Diamant komt in onzen tijd niet voor. Ze doet aan Breeroo denken, maar is dieper, gedachtenrijker. Gister schreef ik 't 4e bedrijf af en las het voor. Den vorigen dag was ik er over in twijfel geweest. Maar het was goed en naar mijn zin. Mama bood ons aan bij haar te komen inwonen. Ik was bij Betsy in haar allerliefste huisje, en had een prettig gesprek. | |
woensdag 6 maartEr zijn van die verdrietige weken, waarin ik gevoel alsof alles stagneert. Alle verdrietelijkheden blijven, maar de troostrijke voortgang die alle verdrietelijkheden goed maakt, schijnt op te houden. Ik hoor dan niets, de post brengt enkel onaangenaamheden, en ik voel kregel en onrustig. Ik weet wel, het duurt niet lang en er komt beterschap - daarvoor juist schrijf ik het op. Maar oogenblikkelijk is het ellendig. Aan de Eendracht nog geen meerder zekerheid, of minder hachelijkheid. Nog telkens keert het wantrouwen in Emons' capaciteit. Hij is altijd, met al zijn flinkheid, een ongeluksvogel geweest. Napoleon zou hem, alleen daarom, niet willen gebruiken. Walden ziet nu doodsch en verlaten. Ook daarin hebben wij ons eigenlijk | |
[pagina 750]
| |
weer veel te goedhartig laten bestelen. Hard optredend, hadden wij dezen uittocht met al ons materiaal, onmogelijk kunnen maken. Nu moeten we, met die prachtige installatie, van voren af aan beginnen, drie dubbele ovens voor 'n paar broodjes. Het meest vervult en ergert mij - als ik onrustig ben - het domme massaal-karakter van de publieke belangstelling. Nooit in de historie was dat verschijnsel zoo sterk - men stelt belang in wat toevallig de aandacht trekt, zonder eenige verhouding tot werkelijke belangrijkheid. En die schommelingen zijn enorm, als groote golven, en duren soms verbazend lang. En het zijn steeds grove onrechtvaardigheden, die dikwijls de slachtoffers verpletteren. Zoo is men nu weer bezig die redders van de Berlin-schipbreuk hopeloos te bederven. Het was een gevaarlijk karwei, maar die zijn er zooveel. | |
donderdag 7 maartIn den nacht werd ik wakker, voelde het bekende prikkelen in mijn neus, en daarmee tevens onbeschrijfelijk verdrietig. ▫ Het is geen somberheid, geen neerslachtigheid, die kunnen tot iets moois leiden - maar het is onrustige landerigheid, verdrietigheid. Leelijk en akelig. Soms vermoed ik dat het een teeken is van lichte influenza-infectie omdat het altijd met die neus-aandoening gepaard gaat. Ongeloofelijk, zooals dat den aard van al mijn gedachten kan wijzigen. Ik ben overigens gewoon, tot alle werk in staat. Maar ik dacht aldoor over Martje, over alle tijden van ons samenleven, over 't verdriet dat ik haar aandoe. Ik droomde dat Hans typhus had. Ik dacht met ergernis aan het interview dat Emons met een reporter had gehad en waarin hij zijn eigen ijdelheid had voldaan door het voor te stellen als ware hij de redder van de Eendracht, die van 't begin af aan op't verkeerde spoor was geleid - dus door mij. Terwijl zijn zondenregister heel wat zwaarder en ernstiger is dan 't mijne. ▫ Het is Emons' ijdelheid die hem zijn parten speelt, en die hem de dupe liet worden van allerlei menschen, van Saarloos en Bakker, en niet het minst van de Toepoels. Zijn te goed vertrouwen en zijn ijdelheid. ▫ De accountant verzekerde mij dat de zaak van de Toepoels verlies opleverde en door mij f 50000 te duur betaald is. Ze was geen cent waard. Gister vergadering van het comitee voor de Beethoven tempel op 't duin. Met Berlage, de Lange, Thijsse, Henri Polak en Hutschenruyter. | |
[pagina 751]
| |
zondag 10 maartDikke sneeuw. Ziezoo, nu heb ik wel de zekerheid van de katastrophe. Gisteren hoorde ik op de Eendracht dat er bezwaar werd gemaakt tegen mijn rente-nemen van het gestorte kapitaal. Dat wil dus zeggen dat de laatste bron van inkomsten ophoudt. De accountant, Van Dien, is een man met golvend grijzig donker haar, bruine oogen een knap mansgezicht en een ijskoude en harde zakelijke wijze van spreken, geheel commercieel zonder sentiment. Een wijze die mij beviel, dan weet men precies waaraan men toe is. Hij is ook eigenlijk de eerste persoon die absoluut niet door het aplomb van Emons wordt geïmpressioneerd. De drie andere kooplui werden het wèl. En ik voel juist dat het niet moet zijn. Nu eerst kwam de schrikkelijke flater van Emons in 't volle licht. Ik had met hem te doen, maar 't was toch goed. ▫ ‘Een concurrent die zich komt onderwerpen, die slacht men af’ zei de accountant, ‘of men spaart hem. Maar hier heeft men een concurrent niet alleen al zijn verliezen betaald, maar nog iets toegegeven. Dat is absoluut raadselachtig, ongehoord.’ ▫ Ik vermoed dat de man er nog meer achter zoekt, en Emons verdenkt. Maar dan is hij totaal verkeerd, omdat hij niet buiten zijn moraal denken kan. Ook had Emons gelijk toen hij Piet Toepoel verdedigde en hem beschreef als een die woedend was doordat hij in zijn eer als eerlijk man getast was. Dat is juist. Maar het is óók juist dat Piet Toepoel door de inblazingen van zijn dom-sluwe broer, Hummeling en de rest, gehandeld heeft als zwendelaar en oplichter, en Emons en mij tot dupe heeft gemaakt. Nu verwacht ik niet anders als mijn privé failliet. En als men het niet aanvraagt, doe ik 't zelf, want dan is er een eind aan. Het kan nu zoo niet langer. Ik sliep van nacht redelijk - hoewel niet rustig. Van morgen voel ik rustig en vastberaden. Gisteren voltooide ik Reinald van Gelder. En ik acht het geslaagd. Een wonder schijnt het me, dat ik dat alles, met zijn fijne en sterke verwikkeling, zonder haperen of veranderen achter elkaar opschrijf, en dat te midden van deze zorgen. ▫ Is ooit een werk van die beteekenis onder zulke omstandigheden ontstaan? Twee beroemde faillieten: Rembrandt en Walter Scott. ▫ De eerste uit kooplust, de tweede door wedrennen. Dan is mijn geval nog niet het minst eervolle, al is 't geen ding om trotsch op te zijn. | |
[pagina 752]
| |
maandag 11 maartIk sliep beter van nacht en voelde van morgen rustig, beter op het ergste voorbereid. Gister middag thuis intense pijn, bij Martha en de onbezorgde jongens - om het weten van al die komende onheilvolle dingen, waar ze niets van vermoeden. ▫ Van morgen schreef ik een lange brief aan Jolles, om hem te waarschuwen dat ik mijn zaak reddeloos verloren acht. In dien brief spaarde ik Emons. Ik wil hem Emons laten lezen en ik wil hem niet te zeer kwetsen. Maar feitelijk is Emons de executeur van de onbekende machten die dit onheil hebben voorbereid. Toen hij ingreep was alles nog te redden, was ik zelfs betrekkelijk veilig. Hij heeft feitelijk eerst de Eendracht en toen Walden in den grond geboord. Dat is de naakte realiteit. En Emons is iemand, in wien veel gewiekster kooplui zich eveneens vergissen. Denk aan Andriessen, Hertz, Polak, Sistermans - allemaal ervaren kooplui en gladde mannen van zaken. Het feit is dat Emons uiterst actief, energiek en voortvarend is, en veel administratieve kennis heeft en ook een zekere zaken-routine. Maar dat hij vooreerst te weekhartig is, te omslachtig (wat al blijkt uit zijn onmogelijken stijl) dat hij geen scherpe blik heeft op groote algemeenheden, en op kritieke momenten meestal juist het verkeerde doet. Een waarschuwing was het feit, dat de man zijn leven lang ongeluk heeft gehad. Dat heeft zijn goede reden. Er zat te veel van Multatuli in hem. En niet het minst diens ijdelheid. Maar zijn toewijding, trouwhartigheid en goed humeur maken hem mij dierbaar ondanks alles. | |
dinsdag 12 maartGister had ik een goed gesprek met Emons waarin ik openhartig hem mijn meening zei, en hij erkende wel eens te twijfelen aan mijn vertrouwen. Ik zeide dat mijn vertrouwen vereischte dat men mijn welgemeende openhartigheid kon verdragen. En dat was bij hem eens verkeerd uitgekomen. ▫ Ik zeide dat zijn zwakheid daarin lag dat hij tegenover zaken menschen, bij gelijke schranderheid, een edelmoedig instinkt had waar zij een hard inhalig instinkt hadden, en dat hij daardoor altijd in 't nadeel was. Hij moest daardoor dubbel zoo wijs zijn om tegen hun slimheid op te kunnen. ▫ Hij verzekerde mij van zijn onwankelbare toewijding, tot in den dood, en ik voelde zeer warm en toegenegen. Moeder was weer in groote spanning en nerveuze ongerustheid, om mij. Ik was vroolijk en opgewekt en troostte haar met het vooruitzicht van | |
[pagina *39]
| |
45 Strooibiljet.
| |
[pagina *40]
| |
46 Strooibiljet.
| |
[pagina 753]
| |
aant.
Ik sliep goed, maar helaas! begon van morgen mijn neus weer, door de koude noordewind, en nu is mijn morgen daardoor weer bedorven. Ik dacht aan de intensifieering van het levensgeluk, waarvan Hebbel schrijft en die ik ook ondervond, en begrijp die nu als de psychische vorm van het bekende biologische verschijnsel, dat tegenstand krachtiger ontwikkeling te weeg brengt, tot een zekere grens. Door aanvankelijke tegenspoed wordt het vermogen tot genieten of geluk versterkt, en doet zich des te sterker gelden zoodra de tegenspoed ophoudt. Mits een zekere uitputtingsgrens niet overschreden wordt. Vermoedelijk gaat dit principe dóór na het lichaamsafsterven, zoodat de van lichamelijken druk bevrijde psyche zich tot groot geluk verheft. Hetgeen dan zou beantwoorden aan het gewone denkbeeld van onmiddellijk zalig worden. | |
zaterdag 16 maartZoeler, harde wind. Ik slaap goed, maar hunker naar vertrek. Ik dacht over een comedie over de Joden, zooals ik er nu een maak over de idealisten. ▫ De joden hebben een geweldige verdediging voor al hun leelijkheden in het feit dat ze joden zijn. Men kan ze niet aanvallen zonder den roep van een geloofs-hater te krijgen. En toch vormen ze feitelijk een zeer hatelijk en gevaarlijk vrijmetselaars-wezen in onze maatschappij. | |
zondag 17 maartIk las Maria Magdalena. Hoofdzakelijk trof mij weer het forsche, sterksprekende, markant geteekende der menschen, en hun pittige taal. Het zijn geen uitzonderings-menschen, en ze houden geen vage praatjes. Dit in hoofdonderscheid met Ibsen. Ibsen is bijna overal triviaal, met enkele verheffingen. Maar juist dat, met zijn aanpassing aan een modern publiek, werd zijn succes. De figuren uit onbeschaafde kringen die Hebbel teekent zijn toch elk interessant, en ze spreken allen met een zekere ruwe geestigheid, evenals de clowns van Shakespere. Terwijl Ibsen's heeren en dames allen onder den nevel van banaliteit en fletsheid van 't moderne leven gezien worden, - met nu en dan een enkele uitbarsting van iets bizonders. | |
[pagina 754]
| |
woensdag 20 maartGister, na lectuur van de Essay van von Scholz over Hebbel had ik een goede, trotsche dag. Ik begreep beter wat het wezen is der burgerlijke trivialiteit, en waarom deze eigen is aan onzen tijd. Ook waarom Ibsen, die toch deze trivialiteit bijna altijd nog heeft, zoo'n macht is geworden. ▫ Vroeger stonden de individuen meer alleen, waren dan ook wezens van dieper, sterker, completer menschelijkheid. Thans zijn de menschen meer massaal-wezens, alleen in massa sterk en mooi, elk individu is fletscher, zwakker, verder van de eeuwig ware kern, - vooral ook in zijn taal. Ik voelde dit zeer sterk, en ook hoe het tragische alleen behoort bij het zuiver en sterk-menschelijke - hoe daarom de individuen in onzen tijd niet tragisch zijn, wel de massa's. Maar hoe het tevens de opgaaf is - van den dichter vooral - dit groot-menschelijke, dit eeuwig-ware, deze kern in het individu weer te doen herleven. ▫ De dramaticus van onzen tijd moet dit in de allereerste plaats doen. ▫ Ibsen's succes is alleen daaraan te danken, dat hij dit, hoewel zeer zwak en gebrekkig, deed. Het moet veel bewuster, krachtiger, grootscher worden gedaan. ▫ Er moeten grootsche individuen worden geschapen, berekend voor onzen tijd. ▫ Die zullen tragisch worden, noodwendig. ▫ Dit inzicht, deze overtuiging vervulde mij gisteren. Daardoor leek al mijn leed en zorg nietig en onbeduidend, en ik voelde gelukkig en verheven. Omdat ik dit wist en wilde. ▫ Het effect was ook een sterk gevoelen van de leelijkheid der menschen. In de tram, in de concert-zaal was het ontzettend. Ik zag Henriette, mijn jongensliefde, in haar verfoeielijk smakelooze dracht, en benauwd burger-huishoudentje. Dat was treurig. ▫ Ik voelde dat ik niets meer zou willen ontwijken uit vrees voor onheil. Want de trivialiteit is het grootste onheil. Von Scholz' opinie over Judith en Genoveva stemt geheel met de mijne. Hij zegt ook dit zeer juist: ‘Das Leben des Dichters wird schliesslich fast ganz nur Nährboden für seine Werke, die das Köstlichste sind, was er uns zu bieten hat.’ Daaruit volgt dat de dichter die alleen van en voor zijn kunst leeft is als een plant die op zichzelf parasiteert. Hij moet een dadenrijk leven hebben waarin zijn kunst wortelen kan. Eigenlijk heb ik maar voor één ding in de eerste plaats te zorgen n.l. voor een goed geëquilibreerd zenuwgestel. Zoolang ik dat bewaar zijn alle calamiteiten dragelijk. ▫ Goed kunnen rusten, goed slapen en een kalm opgewekt humeur houden, dat is 't geheim om alle rampen dienstbaar te maken aan 't hoogste. | |
[pagina 755]
| |
‘Nur die starke, klare Luft des Drama's vermag alle innerlich bedrückten, quälenden Gefühle vom Niedersinken des Helden fernzuhalten’. Von Scholz: Hebbel pg. 39. De grootste triomf voor den dramaticus schijnt mij deze, dat hij er in slaagt het bovenstaande te bewaarheden in de situatie van den held in 't gekkenhuis. Voor den held in 't moderne leven is de waanzin de noodwendige tragiek. Zoo niet dat hij dien zelf ondergaat, dan toch dat hij voor waanzinnig wordt gehouden en als zoodanig behandeld. ▫ Ik denk, dat ik in ‘Trots verbrijzeld’ toch tot deze poging komen zal. ▫ Daarin het individu dat groot leeft, dat uit spontane kracht tegenover de gansche maatschappij komt te staan, steeds vasthoudend aan de eeuwige levenskern, en dus natuurlijk het leven leidt van een waanzinnige. ▫ In de expositie reeds wordt de held als waanzinnig voorgesteld door zijn triviale omgeving. Een klein familie-drama, waarvan de intrige om die krankzinnigheid van dat familielid draait. De aandacht van den toeschouwer wordt eerst door die kleine verwikkeling getrokken, totdat de figuur van den waanzinnige zelf verschijnt en de toeschouwer begrijpt dat er een beschouwingshoogte is van waar deze waanzinnige niet waanzinnig is. ▫ Hij spreekt steeds tegen geleiders, onzichtbaar om hem heen. Terwijl ik het bovenstaande schrijf begrijp ik dat dit niet is Trots verbrijzeld maar een nieuw drama, een waarachtige tragedie. Misschien mijn grootste werk. | |
vrijdag 22 maartGister, na langdurige stormen een beetje beter weer, met zonneschijn. Van daag weer regen. Ik lees het Nibelungen-lied (ed. Zarnke). Ik ben in een wonderlijke gemoedsstoestand. De omstandigheden zijn weinig opwekkend. De post brengt niets of weinig bemoedigends. Mijn gaan naar Berlijn wordt op geheimzinnige manier tegengewerkt. Maar wat er gister in mij geboren werd, onder 't schrijven aan mijn dagboek/ is zoo bizonder, dat het mij sterk vervult en opheft. ▫ IJsbrand heet hij, IJsbrand de Gek zal het stuk heeten. Een groot verlies, een geweldige smart heeft hem neergeslagen en van de wereld afgezonderd. Hij leeft als een onschadelijk zonderling, buiten, bij een nicht, die zoowat voor hem zorgt. Hij werkt in den tuin, mijmert veel, spreekt in zich zelf, zwijgt altijd bij vreemden. Gaat wonderlijk, maar imposant gekleed. ▫ De tragedie | |
[pagina 756]
| |
begint met de expositie van dezen toestand, de man boezemt weinig belang in. Dan, plotseling, wordt de man belangrijk door het sterven van een rijken bloedverwant, waardoor de zonderling schatrijk wordt, en de gansche familie te zamen komt om te overleggen wat met hem te doen is. Tot nog toe, zoolang hij arm en onbelangrijk was, leefde hij als vrij man. Nu wil men hem natuurlijk onder curateele zetten, - en zoodoende wordt hij in de wereld gesleept. Dan komt de gansche, geweldige, onverzettelijke heldennatuur van den man aan den dag in strijd met dit moderne leven. Hij wijkt geen haarbreed, hij geeft niets toe, en het gevolg is een toestand die voor elk gewoon mensch waanzin gelijkt en dus ook als waanzin behandeld wordt. ▫ Dit gaat gradueel. Aanvankelijk onder curateele geplaatst, dan opgesloten, maar het gezelschap van dieren en kinderen tot troost, dan eindelijk ook die troost ontnomen en het grimmige gekkenhuis tot eind. ▫ Ik voel alsof ik mij in dit werk eindelijk in mijn volle kracht zal kunnen toonen. Ik beleef weer ellendige uren. Miskenning, krenking, beleediging. Mauve die mij ‘marskramer’ schold, en vroeg ‘zeker voor veel geld!’ toen ik hem hoffelijk de hut ten gebruike aanbood. Vandaag de bakkers die over Walden kwamen rijden, met hun directeur Seibell, dien ik heb willen voorthelpen en die mij daarom haat, en die mij nu honend toe-wenkten (misverstand!). ▫ Hoe slecht is wat men edelmoedigheid noemt. Men maakt er vlegels en dieven mee. ▫ Niemand is het ook inderdaad. Maar ieder beweert dat men 't zijn moet. Ik gevoel dat ik dit hier niet langer dragen mag. Ik moet weg. | |
zaterdag 23 maartSteeds guur. De nacht was niet goed, afgebroken slaap en scherpe droomen. Ik droomde van Nijland/ de boekhouder van de Eendracht, een van de weinige betrouwbare flinke krachten, die treurig zei: en nu ging het juist zoo goed. ▫ Ik heb namelijk gister met Emons besproken dat wij van de Eendracht afstand moeten doen. Hij stemde toe. Door twee maatregelen van Emons: het aanstellen van veel boden, en het overnemen van de Volharding is de zaak in een hopelooze impasse geraakt. De eclatante val er van is voorkomen, maar Emons en ik kunnen de zaak niet houden, omdat het geld ontbreekt. Nu valt ze in de handen van anderen. Dat is bitter, maar toch een verlichting. Ik moest er van bevrijd. Mijn kunst heeft me gedwongen. Om | |
[pagina 757]
| |
‘Minnestral’ liet ik verleden jaar alles aan Emons over. Om ‘IJsbrand’ zegen ik nu het oogenblik dat ik vrij zal zijn. IJsbrand was levendig voor me, van nacht. 't Is of al mijn leven een voorbereiding is geweest voor dit stuk. Mijn loopbaan als psychiater en als dichter. Niemand anders zou dit stuk kunnen schrijven, of zelfs de idee er van krijgen. ▫ Hier is het waarlijk tragische. Want allen handelen naar hun hoogste begrip van plicht en recht, en volvoeren daarmee de onverbiddelijke wil van den Almachtige in volle strengheid. Dinsdag naar Berlijn. Ik was gister ellendig. Machteloos en beroerd. Nu voel ik verlichting. | |
dinsdag 26 maartBerlijn. Hospiz des Westens. Goddank! - had ik mijn vrouw niet achter moeten laten dan was de uitkomst volkomen. In elk individu schuilt de neiging tot variatie niet alleen, maar ook tot mutatie. Elk individu van elke soort. Maar in de hoogere soorten 't sterkst. ▫ In elk jong mensch zijn gevoeligheden/ tendenzen die tot de übermensch behooren. Het kind is onzindelijk, maar het jonge mensch is kiescher, gevoeliger voor grofheid, keuriger van smaak dan de man. ▫ Op ouder leeftijd komt men in menig opzicht tot primitieve dingen terug. ▫ Vooral in sexueel opzicht. | |
woensdag morgen 27 maartIk heb een heerlijke kamer, in een breede nieuwe straat. De lucht is frisch, opwekkend. Ik kan met open raam schrijven. De hoofdzaak is dat men het breede/ ruime, vrije levensgevoel bewaart. Het gevoel van: ‘Ich hab' meine Sach' auf nichts gestellt’. Dat is onjuist uitgedrukt. Maar als men zijn zaak maar niet op ondergeschikte en kleine dingen stelt, dan is 't effect hetzelfde. ▫ Ik had dat gevoel gister in den trein, en nu weer. Ik denk aan Amerika, aan Europa, aan het groote leven, en aan de vrije rol die ik daarin speel. Het benauwde, bezwaarde, kleinsteedsche ... dat is uit den booze. ▫ Thoreau zocht dat gevoel door zich te onttrekken - maar men moet het vinden in het leven. Wijsheid en vrijheid. Nibelungen-lied. ▫ Tot nog toe spelen de Nibelungen maar een zeer ondergeschikte rol. Er is iets heel raadselachtigs in dit gansche werk. Er moet een sleutel op zijn, die veel verklaart. ▫ 't Is zeker 't werk van één groot dichter. Het is zoo gelijkmatig persoonlijk getint. ▫ Het rhythme van de slotregel van elke strofe is voor mij een eigenaardig nieuw geluid. | |
[pagina 758]
| |
‘béidiu mage únde man
és sol werden wól verscholt’
Daarin hoor ik het zangetje waarmee de Noren spreken. ▫ Ik hoor zoo duidelijk de zangerige dreun, half declamatie, half zang, waarmee het lied door duizenden meistreels aan ridderfeesten gezongen is. Sivrid - Vriedel - die Kriemhilde blauw slaat om haar babbelen
‘ouch hat er sô zerblouwen dat umbe miner lîp’
en dan dat prachtige vers ‘Do brahte man die frouwen da si in ligen vant
si huop sîn schoene houbet mit ir wizen hand
do kusten alsô töten den edeln ritter guot
ir vil lichter ougen vor leide weinten do bluot’
(het accent van ‘het daghet in den Oosten’)
de groot-menschelijke trekken, zoo diep-waar in alle onwaarschijnlijkheid. Kriemhild die eerst haar man's leven in gevaar brengt door haar eerzuchtig uitflappen, en dan nog eens, door haar dom goed-vertrouwen in Hagen, wien ze de kwetsbare plek aanduidt. Zoo is de vrouw. Dit is zoo groot, als de trekken in het Jezus-evangelie. Markant, eeuwig waar, ondanks fantastische onwaarschijnlijkheid. ▫ Het twistgesprek tusschen Brünhild en Kriemhild groot-dramatisch. ▫ De fijn-ironische toespelingen, en de geestige beschrijving van het loslaten van den beer in de keuken door Sivrid, dat alles duidt op éénen grooten dichter. ▫ Ik wou dat Wagner van dit werk afgebleven was. Hij heeft het verdoezeld en verwaterd met zijn vage metaphysische dweeperige gedachten en muziek. | |
donderdag 28 maartHeerlijk lenteweer. Ik dacht het wel! - nu de druk is opgeheven, springt mijn ziel op in vreugde. ▫ De dag is heerlijk zonnig, Berlijn glanst en straalt, de lucht is frisch en opwekkend. Had ik mijn minnekijn nu nog hier, dan was ik àl te gelukkig. ▫ Mijn kamer is gezellig en licht en de morgenzon schijnt er in. Een bloeiend amandelboompje met een kaartje van Cornelie van Oosterzee prijkt op mijn schrijftafel. Van de goede Mirauer kreeg ik 300 Mark voor mijn verblijf. Van Kahane een vriendelijke brief met een vrijbillet voor het Theater. Ik stuurde Else een boeket narcissus poeticus en een boekje, en ze telefoneerde dat de ‘Stürme’ klaar waren en dat ze Reinald prachtig vond. ▫ Ik | |
[pagina 759]
| |
aant.
Ik voel dat ik wellicht tot groote hoogte stijgen ga, onder dezen zegen van scheppingsmacht. Maar ik voel toch rustig. Ik kan niet meer dan mijn best doen. En al mijn zorgen en bekommering acht ik nu als niets meer. | |
Goede Vrijdag 29 maartGister avond Gogol's Revisor gezien in het Deutsche Theater. Een ruw stuk in een barbaarsche wereld, maar krachtig geteekend, direct op 't doel af. Soms wat gerekt, b.v. het lange opsnijden van den aangeschoten pseudorevisor. Maar scherp en snijdend. Toch begrijpelijk dat zoo'n man één goed stuk maakt en meer niet. Het is niet uit een dramatisch dichtergemoed, maar uit een verontwaardigd patriotten-hart geboren. Die doet dan één goede vondst, in de geestdrift van verbittering en dat pakt. ▫ Voortreffelijk gespeeld. Alles er dik op, maar geheel in den geest der satire. Wasman meesterlijk. Geen seconde er uit of zwak. ▫ Kon ik die lui don Torribio eens zien spelen! ▫ Torribio is fraaier en fijner. Maar minder eenvoudig solide van bouw, en door zijn fantastische gegevens minder pakkend. | |
[pagina 760]
| |
Maar meer algemeen-menschelijk. Ik overzie, door meer routine, nu hoe de structuur van Torribio iets tuiteligs heeft, iets te geornamenteerds. De avond van den dag was minder dan de morgen. ‘Man soll den Tag nicht vor dem Abend loben’. ▫ Ik at beroerde kost en sliep niet lekker. | |
zaterdag 30 maartBerlijn. Gister in de Zoölogische tuin geweest. Daar gegeten, duur. Het was erg Zondag en veel menschen. Maar ik was den heelen dag alleen en schoot geducht op met IJsbrand. 's Avonds in concert. Kwartet van Mozart, Septet van Beethoven en Aria's uit Messias en Elias. De z.g. Mozart-zaal, nieuw, wit en goud, minder leelijk dan andere concertzalen, maar toch ver van waarlijk schoon. En ik dacht over de heerlijkheid van muziek in een waarlijk schoon gebouw. ▫ Toen begreep ik, dat de schoone bouwstijl eerst ontstaan kan als wij meer weten. De schoonheid der oude Kathedralen berustte op hun filosofie, hun wijsheid. Alles beteekende wat. De moderne gebouwen zijn zinledig, zonder beteekenis. Eerst als we wijzer zijn, zullen we schoon bouwen. Dat is 't gebrekkige in Johannes' toekomstdroom. Het weten der toekomende geslachten kunnen we niet voorzien. Dus evenmin hun bouwkunstige schoonheid. Ondanks gelukkige werksaamheid was mijn gemoed onrustig, onder allerlei leelijke gedachten en aanvechtingen. ▫ Ik bemerkte, wat mij bij vroegere bezoeken ontgaan was, hoe vol prostituées Berlijn is. Ze houden zich veel ingetogener en zijn minder opdringerig dan in Parijs of Rome of Milaan. Maar ik herkende nu hun heimelijke wenken. En wat het ergste was, ik zag verscheiden kleine, mismaakte/ gebochelde er onder. Hetgeen me deed griezelen van de perversiteit, die zulke schepsels toch een inkomen verzekert. ▫ Des nachts helderheid en heftige demonenstrijd, die mij zeer veel goed deed en mij zeer opfrischte en verkwikte. | |
31 maartPaasch Zondag. Mrs Janus schreef mij gisteren, over Minnestral: ‘I had been reading Ibsen's plays again and was much uplifted by the rugged truths in them - but you, you have done the greatest of all - and with such beauty’. ▫ Ze wil het aan Carnegie sturen. Het is mooi weer. Het gaat mij nog maar matig, wat innerlijke vrede betreft. Ik tob ook nog wat over de huiselijke aangelegenheden, om een | |
[pagina 761]
| |
droeve zin in Martha's brief. ▫ Maar het werk gaat voort, dat is 't voornaamste. | |
dinsdag 2 aprilGisteren een groote automobieltocht naar Rheinsberg, waar Frederik de Groote zijn jeugd doorbracht, een afgelegen tamelijk banaal paleisje, met rococo kamers en meubilair waarvan niet veel meer over is, een oud vervallen rommeltje, hoewel 't nog koninklijk eigendom is. Dan wisten de Italianen zich degelijker in te richten. De autotocht was opwekkend en interessant door de schrale Brandenburger-Mark. We deden ongeveer 180 K.M. gingen om 9 weg, aten in Rheinsberg, hadden nog een oponthoud door een lekke band, wandelden tot 5 uur in 't park, lagen in 't gras en stoeiden met de kinderen (van Fraenkel, mijn gastheer, de architect) dronken Kaffee, en raasden in dolle vaart terug zoodat we 8 uur weer in Berlijn waren. Eenmaal aan groote snelheid gewoon wil de chauffeur haast niet vertragen. Daar is iets duivelsch in. Ik was absoluut niet bang voor mezelven, dit gevaar werkt niet op mijn zenuwen, zooals afgronden wèl doen, - maar ik was bang voor de menschen en dieren op den weg. We begonnen met eerst bijna een hond, toen bijna een dame te overrijden, en toen 's avonds werkelijk een hond die wel doodelijk gekneusd moet zijn, want het wiel ging over hem heen. En in het doorrazen dan is iets heel wreeds, met de dames en kinderen in het rijtuig. Ik sliep goed en ben veel rustiger. Ik dacht dat de onrust door alcohol gebruik kwam, want ik dronk gewoonlijk wijn aan 't middageten. Maar ik merkte er hoegenaamd niets van. Gister dronk ik echter méér wijn en 's avonds nog bier, en toch ben ik nu rustiger en beter. Ik gevoelde licht een geringe werking van den wijn, een zekere onbelemmerdheid en slapheid, zou ik 't noemen, die echter niet bizonder aangenaam is, en in een uur tijds weer verdween zonder eenig nagevoel. Ik zal misschien een flesch roode wijn gedronken hebben. Als die lichte bevangenheid komt gaat de wijn mij tegenstaan en wil ik niet meer. Ik moest aan Socrates denken bij het Symposion. Het is zonder twijfel ook hier waar dat de strijd tegen het vergift de psyche sterker maakt mits een zekere uitputtingsgrens niet overschreden worde. ▫ Dat is de juiste waarheid omtrent het alcoholisme. ▫ Maar weinigen zijn voldoende zelf-waarnemers om deze subtiele gewaarwordingen te onderscheiden en te beheerschen. Die zijn alleen veilig in onthouding. | |
[pagina 762]
| |
Zondag schreef ik het eerste bedrijf van IJsbrand af. Ik lag in 't mos van Grünewald en zag de paasch-vierders optrekken langs 't meer, een ontzachlijke pantoffel-parade. Ik beluisterde hun fragmentarische gesprekken. Ach, hoe schraal is dit geestelijk leven. ▫ Een profeet is thans absoluut onbestaanbaar. De golven van geestelijk leven kunnen wel in beweging worden gebracht, maar 't water is te ondiep. ▫ Het allereerst noodig is kennis, een algemeen dieper, rijker en juister weten. De instincten zijn meestal juist, maar er is geen kennis. Maar nu erken ik ook de juistheid van het instinct, vaak door mij opgemerkt, dat maakt dat men alles over heeft voor onderwijs. Dit beginsel is veel juister en dieper dan ik wist en men weet. ▫ Maar dan een algemeen dieper en hooger weten, gemeenschappelijk diep en juist en bestendig gemaakt, ook omtrent de hoogste en heiligste dingen, dat eerst is een voorbereiding voor een beter toekomst. ▫ Is dat weten eenmaal algemeen, en dat moet het worden, evenals wiskunde en electrologie algemeen wordt, dan kunnen de diepste geestesbewegingen vat krijgen. Dan eerst is het tijd voor de profeten. ▫ De profeet van nu moet alleen dezen weg wijzen, en de geleerden gaan hem reeds zonder doelbewust overleg, maar van zelf. Ziedaar, waarom Lady Welby zulk een enorme figuur is. ▫ En waarom mijn Kl. Joh. nog niet mijn laatste woord kon zijn. | |
donderdag 4 aprilIk kom zoo juist uit de ‘Gedächtniskirche’ waar ik een heerlijk concert heb bijgewoond. ▫ De kerk is nieuw, dus alleen een imitatie van oud byzantijnsch en Gothisch mooi. Toch oneindig heerlijker om in te luisteren dan een concertzaal. ▫ Dat is nu het treurige: het oude mooi is imitatie, en bevredigt ons ook niet omdat het niet overeenstemt met onze kennis. Een midden-eeuwer zag die engelen en heiligen met veel kinderlijk-eerbiediger begrippen. Als hij kon zou hij ze niet mooier of anders hebben gemaakt. Voor ons is hun mooi historisch-mooi, wij bewonderen het omdat we het door de oogen van een midden-eeuwer zien, in wiens geestes-leven wij ons verplaatsen. Ons geestesleven zou andere voorstellingen vragen. Maar die ontbreken, kunnen er nog niet zijn. De Christus, die in't midden stond, en in zijn correcte, zoete, geestelooze welgemaaktheid wèl aan moderne eischen beantwoordt, er niet mal of raar uitziet, die is modern, maar zonder ziel of leven. | |
[pagina 763]
| |
De muziek roerde mij diep. Bij een lied van Kienzl op woorden van Rosegger ‘Dass die Welt so schön ist, thut mir bitter weh, nun ich schlafen geh’ zat ik ronduit te schreien. Het was het sentiment van ‘het was zoo licht toen ik moest scheien’. En toen schreide ik nog weer van harte tot snikken toe, bij de gedachte, hoezeer het mij eigenlijk een levensbehoefte is elken dag, elken dag zulk een uur van aandacht en muziekale wijding te hebben. Hoe dit de werkelijkheid is van het formeele naar-de-kerk-gaan der traditioneelen. En hoe die werkelijkheid maar door zoo weinigen en zoo terloops en onstelselmatig wordt geëerbiedigd. ▫ Deze concerten, eigenlijk de eenige gelegenheid voor zulk een zuivere, diepe aandacht zijn maar één uur in de week, en er komen maar een paar honderd van de twee millioen Berlijners. ▫ Maar naar de kerken stroomen nog honderdduizenden, om in verouderde formaliteiten te zoeken wat ze hier voorbij loopen. Ook dacht ik diep over dat nog onbegrepen gevoel in mij, waarover ik nog vandaag aan Lady Welby schreef, dat ik noemde het te wijde uitzicht dat beklemt en duizelig maakt. ▫ Ik kan het zóó omschrijven: Als men het waarachtig reëele zoekt, dan vindt men in alle zinnelijke schoonheid maar een spel van verhoudingen. Kleur, muziek, alles valt uiteen in maten en getallen. Alleen de aandoeningen blijven over. Maar nu bevredigt ons niet een wereld van enkel stemmingen en aandoeningen. Ook die werkelijkheid heeft voor ons iets onreëels. Een bestaan zonder zinsaandoeningen, een louter geluks-gevoel in 't donker, dat beëngt ons/ dat begrijpen wij niet als grootsch en schoon. Ik weet, dat deze gedachte valsch is en kortzichtig. En toch komt ze telkens weer terug en beklemt. ▫ En dit staat vast dat ze niet overwonnen kan worden zonder een intellectueel proces, een duidelijk weten. Het is geen loutere gevoelskwestie. ▫ Uit mijn droomen weet ik reeds, dat er zinnelijke aandoeningen bestaan zonder zintuigsfunctie, dat dus een gelukkiger bestaan altijd verbonden is met iets wat op de ondervonden schoonheid gelijkt. Dus geen geluksgevoel in 't donker, maar met volle, rijke lichtsensatie. Werkelijk, even werkelijk als bij dag. Het zinne-leven, het zinneschoon blijft, wordt alleen verrijkt en verdiept. ▫ Dit weten alleen overwint het beëngende gevoel. ▫ En ook deze intellectueele overtuiging dat menschheid, aarde en zon wel levende wezens moeten zijn, tot wier zelfbesef wij gaandeweg opklimmen. ▫ Dat weten alleen, dat alleen kan godsdienstige vastheid aan den denkenden mensch geven. Wie dat niet gelooft, kan ook geen diep godsdienstige overtuiging hebben. Hij gelooft formeel | |
[pagina 764]
| |
aant.
Ach, ik arme machtelooze! Roeiende op de zee van mijn leven met één riem, in een brooze boot. | |
vrijdag 5 aprilDe nacht was onrustig en van morgen voelde ik het eigenaardige dat een ‘slechten’/ ‘onfortuinlijken’ dag voorspelt. Ook in dat bijgeloof moet een kern van waarheid zijn. Een brief kwam van Emons, dat Toepoel mijn faillissement heeft laten aanvragen, gisteren 4 April. De politie kwam naar mijn pas vragen. Gister had ik zulk een behagelijk gevoel van thuis te zijn in een groote stad, gerespecteerd, met correcte relaties. Dat had ik in Londen ook altijd. ▫ Nu kwam de maning, dat ik nog altijd vrijbuiter ben, en dat blijven moet. ▫ Toen dat gerealiseerd was voelde ik weer geruster. Mijn groote vrees is dat het succes dat misschien komen gaat, mij zal verwennen en verslappen. | |
zaterdag 6 aprilGister avond naar ‘das Friedensfest’. Het is eigenlijk een beroerd, sinister, tamelijk onhelder stuk. Ik had het in Londen gezien en vond het toen erbarmelijk. Maar hier, met voortreffelijk spel, en het speciaal-duitsche begrijpelijker, kwam het karakter en de kracht van 't stuk beter aan 't licht. Het was niet ergerlijk vervelend, en er was talent in de teekening van sommige personen, zoodat ik mij niet direct verveelde. Maar ik had geen oogenblik van bewondering, stichting of amusement. Toen een prettig uurtje met Else en Cornelie in 't restaurant, prettig omdat ik voelde Cornelie te steunen in haar moeielijkheid. Zij is veel te goedhartig. | |
[pagina 765]
| |
zondag 7 aprilGister met Mirauer en Simons naar ‘de Stützen der Gesellschaft’ bij 't Lessingtheater. ▫ Dit stuk is voor Ibsen wat Lohengrin en Tannhäuser voor Wagner was. Hijzelf heeft méér gewild en dat later willen geven, en toch is dit verreweg beter. En zoo denkt het publiek er ook over. Het is een gezond moreel, zelfs moraliseerend stuk, een braaf fatsoenlijk, knap in elkaar gezet, hoogst verdienstelijk burgerlijk drama. Maar toch niet meer dan dat. Het is eigenlijk een blijspel, alles loopt best af, de deugd wordt beloond, het tragische is zorgvuldig vermeden. Toen heeft Ibsen later naar het tragische gezocht maar dat heeft hij niet kunnen opheffen in de sereene hoogte der kunst die bevrijdt en verheldert. ▫ Ik zag het interessante stuk in de meesterlijke opvoering met veel genoegen en groote belangstelling. ▫ Maar nu weet ik dan ook wel zeker dat als Ibsen een groot dichter is dan ben ik het zeker ook. Want ik acht Reinald van Gelder dat in vele opzichten met de ‘Stützen’ te vergelijken is, er bijna in alle opzichten boven. ▫ Ibsen heeft enkele handig, soms bijna geniaal gevonden dramatische momenten, zooals dit als de pastor den Amerikaan tegenover zijn geliefde belastert en de consul die alles weet, blijft zwijgen. ▫ Bijna precies hetzelfde moment is er in Reynald ook, als Lukas beschuldigd wordt en de grootmoeder wacht of Jacob zal spreken. ▫ Bij Ibsen is het ingewikkelder, nog kunstiger bij elkaar gebracht, bij mij is het grootscher, dieper, tragischer. ▫ Een zeer goed moment is het komen van de feest-muziek op 't oogenblik van des consuls grootste vertwijfeling. ▫ Maar zeer zwak is b.v. het wegloopen van het zoontje, overmatig verwikkeld is de knoop, in allerlei kleine, opzettelijk bedachte kronkelingen, hinderlijk zijn de liefdes-verwikkelingen en al de oude liefdeshistories er doorheen, de opzet is niet breed en magistraal, de expositie tamelijk verward. Eerst in 't tweede bedrijf begrijpt men iets van al die halve en heele broers en zusters. Nog altijd begrijp ik niet of het moet verbeelden dat Dina de dochter is van den Amerikaan, wat er al heel onmogelijk uit zou zien, en hoe haar moeder zou kunnen verleid zijn door een zoo jonge man. ▫ Als men later Reinald ziet, zal men zeggen dat ik uit de ‘Stützen’ gestolen heb. Maar ik had het stuk noch gezien noch gelezen. En de schrandere zal het oorspronkelijke gauw herkennen. ▫ Ik hoorde ook dat een komisch moment dat ik genoteerd had voor ‘de Idealisten’ voorkomt in het mislukte stuk van Hauptmann. Men noemde het als een voorbeeld van geesteloosheid. Maar bij mij was het wel geestiger. | |
[pagina 766]
| |
Ik had een lang prettig gesprek met Monty Jacobs, van 't Berliner Tageblatt. Een zeer sympathiek man. En een genoegelijk soupeetje met de Simon's en Mirauer's. Het vrouwtje Simon is allerliefst om te zien, met haar fijn mondje en aardige bijziende oogen, zeer smaakvol gekleed. Hij, de Rechts-anwalt is geestig genoeg. ▫ Maar toen: Denk ich an Holland in der Nacht | |
(zondag 7 april)Ik zit 's avonds op mijn rustige kamer, en veel heb ik aan Holland moeten denken. ▫ Aan mijn liefste, aan Martha en de jongens. Weemoedige gedachten. ▫ Ik merk dat ik mijn verjaardag heb overgeslagen. Ik ben hier in Berlijn zeven en veertig jaar geworden. Ik voel dat dit mijn zwaarste le venscrisis is. ▫ Ik kan geen berouw hebben, de liefde voor mijn lieve vrouw is waar en echt en gebiedt mij absoluut, zonder weifeling of vrees, te doen zooals ik gedaan heb. Maar hoe vreeselijk de slag die ik moet toebrengen aan dat lange samenleven, dat gezin, al die verhoudingen en gevoelens die door zooveel wederwaardigheden waren beproefd. De familie die de mijne niet meer wordt, maar de hunne blijft. Als mijn jongens trouwen de dubbele en onvereenigbare verhouding. Den ganschen dag moest ik om de jongens denken. Het voelt nu soms al of ik voor goed van hen gescheiden ben. En ze hebben mij zoo lief - en ik hen. Ik lunchte bij Schuster, mijn uitgever. Dat is nog eens een uitgever! en wat anders dan Versluys. Een door en door artistiek voelend man met fijnen smaak, en geestdrift. Hij had de mooie Albums van de Delftsche Vermeer die ik in Amsterdam zoo bewonderde. Ik zag het lieve moedertje Simon met haar twee kinderen en genoot dat schouwspel. | |
woensdag 10 aprilEen droeve zin van Martha tint den dag: ‘Ik heb mij nu losgemaakt en mijn éénige geloof opgegeven.’ En Paul die Truida niet ontmoeten wil. ▫ Van morgen nog weifelde ik of die offervaardigheid voor mijn kunst soms een slechte, misleidende neiging was. Of het niet was, zooals het velen schijnen zal, dat ik mijn gezin offer aan mijn roem. Omdat ik meen dat | |
[pagina 767]
| |
Truida's bijzijn noodig is voor mijn werk. ▫ Maar ik weet, integendeel, dat dit toegeven aan mijn liefde mijn naam geen goed zal doen. Als 't mij om roem te doen was zou ik Truida geofferd hebben. Want dat zal mijn naam meer schaden dan goeddoen, dat ik haar trouw. ▫ Maar mijn jongens! mijn jongens! Maandag een concert met de Chor-fantasie van Beethoven. Schmeichelnd hold und lieblich klingen Gister avond las ik Reinald voor bij de Oosterzee's. Ik was moe en had wat katarrh van de stembanden, ook was 't laat, dus het werkte niet mee. Het deprimeerde me. ▫ Ik moest ook onder 't lezen erkennen, dat de ‘Stützen’ veel meer volgepropt zijn met pakkende, spannende tafereeltjes en niet de monologen hebben van Reinald, die wel eloquent en treffend, maar niet dramatisch boeiend zijn, zooals Ibsen's vlotte gesprekken. Toch blijf ik Reinald een edeler en dieper werk vinden. Maar ik las het heel slecht. Men vond het echter goed. ▫ IJsbrand heeft echter wèl die boeiende gesprekken en spannende situaties. | |
donderdag 11 aprilGister een lieve wandeling met Mirauer door 't Grünewald, langs de Krumme Lanke naar Schlachtensee. Aan IJsbrand IV gewerkt. Nu zullen de praatjes in Holland beginnen. Ik kreeg een lieve brief van Martha en antwoordde haar vrijer. Het is terstond zulk een verruiming, als men voelt oprecht te kunnen zijn. En het is niet onmogelijk, zooals ik schreef, dat nu het geforceerde uit onze verhouding weggaat, nu we niet behoeven te schijnen wat we niet zijn, dat we veel meer aan elkander hebben. We zijn echte literaire vrienden en dat hadden we altijd moeten blijven. Toen heden het 4e bedrijf van IJsbrand af was, bemerkte ik dat het stuk sloot. Er behoeft niets meer bij. Dat voldoet geheel aan goeden smaak, er geen krankzinnigen-scènes aan toe te voegen. En wat ik in 't stuk te zeggen had, is gezegd. Het is kort, violent, kernachtig. Alle toevoeging ware overbodig. ▫ Ik zal trachten deze krachtige beknoptheid in 't vervolg meer te betrachten. ▫ Heerlijk, als forsche luidklinkende woorden, zulke drama's in de wereld te slingeren. | |
[pagina 768]
| |
Dreigend dat gevoel: je hebt je leven lang geblunderd, je zult daarmee doorgaan, flater op flater. En het hart-verscheurende gevoel van die twee lieve jongens en dat gezin, waar 't zoo vroolijk kon toegaan, en waar nooit twist was of tweedracht - dat ik dat verbreek - en mij vrijwillig er uit ban. Zoo voelt het nu, en op dagen als deze kan de gedachte aan wat daar tegenover staat de pijn niet dooven. Hoe dikwijls waren we niet gelukkig met ons vieren, en ik was de steun van hen, en bracht de fut en de vroolijk-heid. En nu! ▫ Ik zit te wroeten in de wonde. Ik verlang morgen te vertrekken. ▫ Ik was gisteren bij Anselma Heine, en van daag bij Dr Berthold, den bereisden, geletterden jonggezel met zijn mooie boekerij. Ik sprak gisteren ook Gabrielle Reuter, en kreeg vandaag bezoek van den hupschen Monty Jacobs. | |
zaterdag 13 aprilDe nacht was eerst zeer somber, met diep-droeve stemming in den droom. Maar tegen den morgen sliep ik heerlijk en verkwikkend. En was toen ook wel wat flinker. Maar mijn leed is toch verschrikkelijk. Om 11 uur kwam het akelige document van de rechtbank, waar arme Martje haar hellevaart had gedaan. ▫ Het was ontzettend. Maar toen ik het las dacht ik: het is wáár! - en zij heeft recht gedaan. ▫ Ik ben haar ontrouw geworden en zij doet alleen haar plicht door scheiding te eischen. ▫ Dat maakt het niet minder ontzettend. Maar het is afdoende antwoord aan ieder die 't mij vragen durft. Waarom ben je gescheiden? Omdat ik overspelig ben geworden, en ontrouw. De eenvoudige waarheid. Het had 18 jaar geleden moeten gebeuren. Maar dan de Kinderen? Ik wilde eerst vandaag vertrekken, maar Else haalde mij over te blijven. ▫ Ik ging een zwembad nemen. Physiek voel ik mij goed, - maar ik lijd al wat een gezond mensch lijden kan. | |
[pagina 769]
| |
aant.
's Avonds hoorde ik liedjes van Beppie Culp en was op de soiree bij Else. Maar ik voelde me te bedroefd. ▫ En nu ook, vanmorgen, bij prachtig weer, verlang ik naar huis. Ik heb echter beloofd vanavond IJsbrand voor te lezen. | |
maandag 15 aprilGister den langen Zondag doorgekomen met een lange wandeling met Beppie Culp door 't Grünewald. Het was heerlijk weer en het bosch was imposant. We aten in een eenvoudig restaurant aan de Schlachtensee. 's Avonds las ik IJsbrand vóór, bij Else, en ik deed het goed, het maakte diepen indruk. Ik zag ze beiden tot tranen bewogen. ▫ En ik vond het heerlijk te hooren dat Cornelie, onder het lezen, de muziek gehoord had die er bij past. Van morgen kwamen er lieve brieven van mijn liefste, mijn dierbare vrouw - en van Martje. Martje edel en goed. ‘Denk dat als je me noodig hebt, ik er altijd ben.’ ▫ En aapje flink en troostrijk. Zou er nog een tijd van troost en rust komen? Ik denk telkens aan die regels ‘en om twee harten heengelegd
die van geen scheiden weten’
en deze ‘een wonder van standvastigheid
in 't onstandvastig leven’
Ach! ach! ach! - pauvres êtres humains! Ik droomde van nacht met gruwelijke symboliek, Martha opgesloten in een soort kist of mand, en ik bezig die door te zagen. Zij geduldig en ik nameloos ongelukkig, steeds kijkend of het bloed nu onder uit zou komen, mij verwonderend dat het niet méér was. ▫ En ook droomde ik symbolisch | |
[pagina 770]
| |
aant.
| |
woensdag 17 aprilWalden. Voorloopig blijf ik thuis. Het weerzien was heerlijk. Bij Martha is het rustig, er waren weinig pijnlijke dingen. Ik sliep voor 't eerst diep en zwaar, maar geen helderheid. Uit Amerika goede berichten: dat er reeds een tweede uitgave in bewerking is, en dat het is ‘one of the most widely discussed novels of the season.’ | |
donderdag 18 aprilGister gefietst naar Haarlem. Winderig, maar het voorjaars-Holland was mij lief. Onderweg was ik goed. Maar telkens, in zwakker oogenblikken komen weer de sombere gedachten over het verloren geld en de vragen hoe wij de volgende jaren zullen rondkomen. Mama was zeer nerveus en ongelukkig. Maar ik heb haar gelukkig weer wat getroost en moed gegeven. ▫ Het ergste is dat er zich een vaste legende zal vormen dat mijn onpraktische en oncommercieele dichter-natuur de oorzaak van 't geval is geweest. En dat is absoluut onbillijk. Er zijn dotterbloemen, speenkruid, hyacinthen - er is veel teer, frisch groen - en een gure wind. Hollandsche April. | |
vrijdag 19 aprilVandaag een kritische dag. Gisteravond sprak ik met Emons. Vandaag is het met de Eendracht òf verkoopen òf springen. Ik voel verlichting in het feit, dat er nu ten minste een eind aan komt. Als Emons' taak maar eenmaal meer beperkt is, dan zullen we zien er langsamerhand weer boven uit te komen. Op Walden is alles net en ordelijk en vooruit-gang. | |
zaterdag 20 aprilHet is eigenlijk nog zoo beroerd gegaan als maar mogelijk was. Nog geen totale finale oplossing en een slecht vooruitzicht op totale verarming. ▫ Het gevaar en de ondeugd om zich met een belangeloos en heldhaftig gemoed te wagen in den fellen belangenstrijd die in 't bedrijfsleven gestreden wordt, die worden mij wel aan 't verstand gebracht. ▫ Men is aan 't stelen gegaan | |
[pagina 771]
| |
omdat men wist dat ik edelmoedig was. En ook omdat ik de armen voor bestolenen had verklaard. Steeds nog voel ik de ongerijmdheid van tweederlei moraal die thans heerscht. Ons rechtssysteem is valsch, maar wee hem die het daarom durft aantasten. Hij brengt veel erger onrecht te weeg. ▫ En ik had altijd de voorzichtigheid gehandhaafd, waarbij ik op mijn eigen fouten rekende. Daarom heeft mijn Walden-experiment geen gevaar opgeleverd. Daar hield ik mij voorzichtig aan dat wat mij gemakkelijk mogelijk was. ▫ Maar met Emons, die zich voor bekwamer hield, ging mijn voorzichtigheid verloren, en door die fatale combinatie kwam het ergste. Zonder hem zou ik geld hebben verloren, maar niet in zulk dreigend gevaar zijn geraakt. Door zijn misslagen kom ik nu voor 't allerergste. ▫ Ik ben soms bevreesd voor de toekomst, als ik aan de mogelijkheid denk dat door gebrek mijn opgewektheid, noodig voor mijn werk, zou kunnen verloren gaan. Ik weet hoe onrustig en neerslachtig ik word in een omgeving die voor mijn werk niet deugt. Een dichter is een weelde-plant. Ten minste in sommige opzichten, namelijk vrijen tijd, zonnige omgeving, buitenleven. Maar het noodige voor mij is niet kostbaar. Hier in mijn lief's klein huis heb ik al wat ik verlang. ▫ Soms verdwijnt ook de vrees, als ik denk aan het groote wereldleven, en aan de meerder waardeering voor het werk wat ik doe. | |
dinsdag 23 aprilMartha aan't ontbijt: ‘is nu al mijn geld weg? ... dan mag je ook geen nieuw huishouden oprichten. En dan mag ik ook hier niet blijven leven.’ ▫ Dit zijn vreeselijke gesprekken. Maar ze was toch niet hard of onbillijk. ▫ Ik sliep diep en goed. Zwaar zelfs. Maar 's morgens komt dan al het beroerde des te erger, omdat de geest door zwaar slapen niet verhevener en moediger wordt. Maar het is toch goed voor 't evenwicht. Gister heerlijk voorjaarsweer, wandeling naar Wolfsbergen. Zondag beide jongens thuis, concert in Hilversum waar Martha zong. ▫ 's Avonds lief met Paul gesproken. Hedenmiddag, in dezen slechten dag, kwam toch weer de scheppingslust terug. Ik geloof die zal wel ondoofbaar blijken, zoolang ik mijn physieke gezondheid bewaren kan. Ik dacht na over de structuur van ‘de Idealisten’ en voelde het genoegen die nu even straf en concies te maken als IJsbrand. Als dramatisch moment het opsporen van den anarchist die den aanslag pleegde, Romelia die Tibbout haar hand toezegt als hij den dader vindt, - en die den dader zelf bij | |
[pagina 772]
| |
Idse van Alua ontdekt en hem niet verraden wil, om Idse te redden, hoewel ze Tibbout liefheeft. | |
donderdag 25 aprilGister een fietstocht van Haarlem naar Sassenheim en terug. Door een brief van de Wetselaars aan Paul was ik diep droevig. Ik reed door Heemstee dat ik in vele jaren niet gezien heb. Het was er mooi, met het fijne groen, de kleurige bloemen, de heldere zon. Maar het was diep, diep weemoedig. Ik zag de bloemententoonstelling op een oud buiten te Sassenheim. Een heerlijke bloemrijke, zonnige tuin. Van nacht in mijn slaap, conceptie van een comedie, een sprookjes- of kindercomedie, als Peter Pan, maar ernstiger en meer beteekenisvol. Ik voer daarin feeën en demonen ten tooneele, die onzichtbaar zijn voor de andere spelers, die invloed hebben op den gang der gebeurtenissen, door kleine ingrepen - zooals Puck - en daarmee de intrige versterken. ▫ Hiermee geef ik dramatische realiteit aan de groote waarheid, die niemand op 't oogenblik durft aannemen. ▫ Een Hollandsch burgerlijk tooneel, en daartusschen een paar feeën of elven - die zich kostelijk amuseeren. ▫ Het tooneel ernstig, een serieuze verwikkeling, met geldzaken, fatsoen, intriges/ verliefdheden, diplomatie enz. De elven daartusschen voeren hun eigen strijd, met demonen, en spelen, ongezien, tusschen en met de menschen. Alleen kinderen en verliefden vermoeden iets van de waarheid. ▫ Een groote comedie dus. De ‘Vredesbeweging’ was een goed thema er voor. ▫ In de ‘Midsummernightsdream’ is dit het eerst ten tooneele gevoerd. De verwarringen door Puck gesticht en de elventwist die in het menschenleven grijpt. ▫ Ditzelfde idee zal door mij uitvoeriger en veel verder en aanschouwelijker worden uitgebeeld. ▫ Nu begrijp ik, waarom Mids. Dr. voor mij altijd zulk een lievelingsstuk was. Het wordt het uitgangspunt voor mijn gewichtigste werken. Uit de hypothese dat wij, onze psyche, cellen zijn, van een hoogere ziel, en dat dus uit ons individueel besef een hooger gemeenschappelijk ik met zelfbesef en persoonsgevoel zich moet vormen, uit die hypothese volgen verrassende ophelderingen. ▫ Deze o.a. dat al onze gemeenschapsgevoelens, liefde en chariteit, de eerste teekenen zijn van die hoogere eenheid. ▫ Maar tevens dat ze allen waardeloos zijn, zoolang ze maar tot weinig individuën beperkt blijven. ▫ Deugd is dan wat tot die hoogere eenheid voert. Haat en woede, wraakzucht en trots zijn dus ook deugden zoolang ze des-integratie | |
[pagina 773]
| |
aant.
Van daag overvalt me bittere wroeging. Echt, zooals Betsy wroegen kon over haar man. ▫ Hoe ik Martha's leven heb genomen, heb mishandeld, heb verwoest. En toch alles in onveranderlijke genegenheid. Hoe ik haar mee heb laten gaan in al mijn onderzoekingen en dwalingen, hoewel ze er niets voor voelde, en haar nu eindelijk totaal verarmd alleen laat. Hoe ze mij liefhad en op me vertrouwde, omdat ik haar trouw had verzekerd. Hoe zij mij trouw bleef, en ik haar niet. Hoe ze pogingen deed om haar natuur te overwinnen, haar arme natuur, die niet makkelijk geeft wat ik zoo noodig scheen te hebben, teederheid. En hoe dat alles niet baatte. ▫ Ik zag van middag haar tranen, en ze sprak van het rookende vuur, alsof dat er de oorzaak van was. O men moet haar kennen als ik, om te begrijpen wat zooiets voor haar beteekent, voor haar, die absoluut ongeschikt was voor zulke edelmoedige veinzerijtjes. ▫ En als ik Truida dan ongevoelig hoor spreken over haar zang, het eenige waarmede ze nu haar arme leven vult en troost, dan word ik bitter. ▫ En dat alles omdat ze zich niet geven kon, omdat ze niet teeder en expansief kon doen, omdat ze te trotsch en te teergevoelig was om teekenen van liefde te geven jegens een die haar heeft genomen zonder voldoende liefde en de beloofde trouw niet heeft kunnen houden. ▫ Misschien ben ik te onbillijk jegens mijzelven, maar het is een bitter-wreede voldoening, in de wonde te wroeten, en het erger te maken. ▫ Alleen hardheid heeft ze nooit van me gehad, en wat ik haar goed kan doen zal ik niet nalaten. Ik las de Nibelungen uit. Op 't eind is 't een onafgebroken vecht- en | |
[pagina 774]
| |
moord-partij, die niet boeit. Waarom niet? ▫ Het is een over en weer dooden. Maar waarom is dat, als strijd, minder interessant als de fijnere verwikkelingen van het geestelijk leven? Is dat óók niet een strijd om het bestaan? We noemen het moorden en vechten barbaarsch. Maar wat is het doel van allen strijd? Het bestaan om 't bestaan? Hierin komt weer die angstige grondelooze gedachte, die mij maar niet los wil laten. Ik word er in den laatsten tijd veel mee geplaagd. Alle aandoening, alle emotie is niets als het veelvoud van een enkelvoud dat ledig schijnt. De eindelooze veelheid van het leven komt neer op verhoudingen en cijfers of als men de emotie rekent, op een gevoel van te bestaan, een wezensgevoel, dat hoogstens een geluksgevoel is, en dat is iets wat geen uitzicht biedt, òf de duizeligheid van het te wijde uitzicht. ▫ Zeer moeilijk is het te zeggen. Ik voel alleen dat het overwonnen moet worden, wil het geloof behouden blijven. Het is een duivels-verblinding. En het kan alleen door 't verstand overwonnen worden. Evenals ik de twijfel aan het eeuwige leven door 't verstand overwonnen heb. Daaraan twijfel ik niet meer. Maar nu, of dat leven wel ... ja, laat ik zeggen, de moeite waard is. ▫ Dit is zeker, dat het ware leven pas begint bij de kunst, bij de overvloed, het overtollige, het spel, zooals Schiller zei. ▫ Tot zoolang is 't maar ‘apprendre le Grèc pour l'enseigner.’ Minnen om kinderen te krijgen, die weer minnen om weer kinderen te krijgen, en zoo ad infinitum. | |
dinsdag 30 aprilWat ik boven trachtte te zeggen komt neer op deze uitdrukking, dat ik twijfel aan de zaligheid van het allerhoogste bestaan. ▫ Dit is een absurditeit, die onmiddellijk gevoeld wordt, door ze juist te formuleeren. Zondag een vroolijke fietstocht met Hans. 's Avonds las ik de brieven van zijn vriendinnetje. Het was een droeve avond, ik was nerveus en vreesachtig. Ik bemerkte ook hoe vreeselijk hij het bericht van de scheiding had gevonden. Maar lief was het vertrouwen waarmede hij mij de brieven liet lezen. De Eendracht is gisteren failliet gegaan. En mijn schrik ontstond daardoor, dat de maatregelen door Emons en Jolles genomen misschien juist het privé failliet dat ik in den laatsten tijd weer hoopte te ontkomen dreigender maken. Walden gaat nu zoo goed en ik hoopte zoo dàt ten minste te kunnen redden. ▫ Maar ik heb me weer opgericht en zal alles onder de oogen zien. Ik behoef mij in deze zaak voor niets te schamen. | |
[pagina 775]
| |
Ik las in het Paradiso, en ik dacht over de geestestoestand van Dante, toen hij dit schreef. Niemand heeft die kwestie diep onderzocht. De vraag of hij zelf geloofde dit alles gezien te hebben, en of hij het werkelijk gezien heeft. Ik denk dat de meesten in twee groepen te scheiden zijn: de geloovige Katholieken die het alles voor volstrekte waarheid aannemen - hetgeen met het oog op de vele vergissingen van Dante alleen onontwikkelden, onwetenschappelijken kunnen zijn - en de kritische geesten, die zeggen: het is fantasie, en welbewust als zoodanig door den dichter neergeschreven, in het recht om fantasie voor waarheid te laten gelden. ▫ Dit laatste echter acht ik psychologisch onmogelijk. Dante moet geloofd hebben, niet alleen dat alles waar was, maar ook dat hij 't gezien had. Anders had hij 't niet kunnen schrijven. ▫ Evenmin als ik de droomscènes en demonenscènes in Johannes had kunnen schrijven als ik ze niet, ten minste ten deele, zelf echt en duidelijk gezien had. De ongeloofelijke bedriegerijen en nabootsingen uit de Middeleeuwen, schrift-vervalschingen enz. moeten berusten op een geheel eigenaardige eigenschap van zelfbedrog, die te weinig wordt aangenomen, maar zeer algemeen moet zijn geweest, en het nog is in vele kringen. ▫ Die valschheden werden nooit gepleegd met vol besef. En veelal onder invloed van demonisch bedrog, dikwijls met vizioenen. ▫ De Divina Commedia is voor een groot deel het werk van zelfbedrog en demonische verblinding. Daarom niet minder sterk en mooi. In sommige gedeelten - b.v. het begin van 't Purgatorio - meen ik zuivere Waarheid te zien, ook in de Inferno. In 't Paradiso is de verblinding het duidelijkst. Daar is de arrogante Waan om het absolute hoogste en voor altijd ware te zeggen het sterkst en het ergerlijkst. En de intellectualiteit van het geheele werk is valsch. Al zijn sommige stukken uit de Inferno tastbaar juist, waarachtig en echt waargenomen, zoo is toch valsch de leer die het alles wil verbinden en verklaren, en de allegorieën, zooals in den aanhef, die ook zonder twijfel het zwakst zijn als poëzie. | |
donderdag 2 meiAfschuwelijk weer. In een droeve morgen dezen enkelen troost: dichters zijn padvinders die ten koste van eigen dwalingen en eigen geluk wagend, de wegen in 't onbekende zoeken. ▫ Ze doen daarom meer dwaasheden dan anderen, durven meer, wagen meer, hebben meer rampen, meer verdriet, soms ook meer voldoening en moeten niet rekenen op een rustig en gemakkelijk | |
[pagina 776]
| |
leven. ▫ Hun werk is dan ook meer eervol, en als de menschheid begrijpt dat ze tot die soort hooren worden ze meer geëerd. Instinctief. ▫ Ze leven daarom niet braver en fatsoenlijker dan anderen, integendeel. Ze maken veel meer fouten. Maar hun fouten hebben nut. Ik was gister voor de rechtbank waar het faillissement van de Eendracht behandeld werd. De stemming was zeer welwillend tegen mij. En ik voelde toch dat het een voorrecht was Hollander te zijn. Ik geloof niet dat zulk een waarlijk ruime en rechtschapen behandeling in een ander land mogelijk zou zijn geweest. Dezelfde waardeering van mijn volk voel ik in de scheidingszaak. Half Holland moet nu wel weten dat ik scheiden ga, dat het tot nog toe voor voorbeeldig en ideaal gehouden huwelijk ontbonden zal worden, en noch ikzelf, noch mijn moeder hebben ook maar één enkele toespeling erop, ook maar één enkel woord er over gehoord. ▫ En wat ik van terzijde hoorde was vol discretie, zonder eenig hard of overijld oordeel. Zulk een discretie getuigt toch van een goede volksaard. Ikzelf heb er bitter onder geleden gisteren. Toen ik van Paul hoorde dat hij zich zoo beroerd voelde, dat hij zich ziek van geest voelde en een dag niet naar school was geweest. Dat moet er mee in verband staan. En het sloeg mij zoo hevig ter neer. Ik twijfelde aan alles, en zou zeker het besluit niet weder hebben kunnen nemen, als ik't al niet genomen had, als ik nog terug kon. Ik hoorde Reger's Serenade voor klavier gezet, tweehandig. En begreep nu eerst goed de zeggingskracht der melodieën. Ze hebben dezelfde schoonheid van Schubert's en Brahms' melodieën. Het teedere, innige, ernstige. Ik had nog een gesprek met Emons, waarin het scheen of hij zijn ongelijk niet wilde erkennen, en mijn meerderheid niet daarin waar ik zijn meerdere ben. Dat zou op den duur tot scheiding voeren. Maar ik geloof toch dat het beter zal gaan. Ik zie nu in de neiging van zwaarmoedigen om zichzelf te verkleinen en te kwellen, een instinct tot aanwending van het rechte geneesmiddel. Het instinct werkt, als alle instincten, vaak verkeerd en blind, maar het idee, de tendens is juist, want de zelfkwelling is een middel om de psyche te harden, en het begeerde lustgevoel door tegenstand te provoceeren, zooals alle krachten door tegenstand geprovoceerd worden. De zelfkwelling is dus niet een geheel ziekelijke neiging, maar een normale reactie op een ziekelijke afwijking (Eudoxia in de Broeders). De reactie zelf kan, evenals koorts, te ver gaan en het evenwicht weer aan den anderen kant verstoren. | |
[pagina 777]
| |
Hoogstbelangrijke studie zou zijn, over het menschelijk instinct, beschouwd als 't verstand der soort. Veel religieuze gevoelens en bewegingen werden er door verklaard. De soort is de wijze Godheid die de gehoorzamen beloont en de ongehoorzamen straft. ▫ Het is zoo dom het instinkt ‘blind’ te noemen, omdat het niet in alle individuën precies naar den eisch van het individu werkt, - evenmin is de bijenkweeker blind als hij enkele individuën doodt om er vele te sparen. | |
vrijdag 3 meiHans in 't hospitaal met koorts. Ik fietste er heen en bezocht hem. Ik was onderworpen aan hevige weemoed en voelde zoo bitter bedroefd onder mijn besluit als nooit te voren. Ik voelde alsof ik de jongens meer liefhad dan iets anders in de wereld. Ik was diep ongelukkig en vreesde een leven vol wroeging in de toekomst. Maar ik kan toch niet meer terug. | |
zaterdag 4 meiStorm. Gister de H Moll Messe in Toonkunst. Ik had veel gedachten, en volgde en genoot het geheele werk toch zeer goed. ▫ Ik dacht hoe eenmaal een wetenschappelijk-religieuze wijsheid zou bestaan, door allen beleden zooals nu allen de wiskunde erkennen, en hoe heerlijk het zou zijn dan de muziek daarop te hooren, zooals nu deze Missa, waaraan nu niemand gelooft. Als men 's avonds hoort bezingen wat men 's morgens de kinderen op school leert, en waaraan niemand meer twijfelt. Dat koor dat dan zingen zal staat tot hetgeen nu zingt, als een piano tot een pianola. Ik dacht ook aan veel dramatische mogelijkheden. ▫ Een drama waarin de ‘Ras-moeder’ hoofdpersoon is. De vrouw boven zestig jaar, die haar moederschap der menschheid boven haar eigen moederschap voelt gaan. Die dus haar kind offert aan de gemeenschap. ▫ Dit is diep en algemeen menschelijk, hoe onnatuurlijk het schijnt, en het verklaart de schijnbaar onmenschelijke daden van sommige moeders (Spartaansche vrouwen). Ditzelfde sentiment bestaat ook in onzen tijd en het kan dramatisch worden uitgebeeld. ▫ Ik zag ook een liefelijke vrouwenfiguur, een vrouwelijke Minnestral. Feitelijk kan deze, als vrouw, meer macht uitoefenen. En van die waarheid kan ik partij trekken. De godsdienst die nu nog wordt uitgeoefend betreft den mensch- of wereld-god, de soort-eenheid. Daarop passen de meeste religieus-mystieke termen. | |
[pagina 778]
| |
zondag 5 meiEen heldere droom, een eerste heerlijke lentedag, een tocht naar Amersfoort met Martha en Mien om Hans op te zoeken. Koffie aan de Roskam, licht beukengroen, berkengeur. ▫ Ik was zonder eenige vrees, zonder eenige somberheid. Ik zag hoe al de katastrofen mijn levensvreugde toch niet konden aantasten, ik voelde hoe ik toch zou kunnen overwinnen, ik vreesde ook de gedachte aan oud worden en doodgaan niet. Ik voelde mij te na aan het groote wereldleven verbonden. Een kritiek van een zekere Enzio (Magazin für die Literatur des In- u. Auslandes) die tot mijn groot genoegen het eerste deel van de Kl. Joh. het slechtste vindt. Hij kon er niet dóórkomen. Eerst bij het tweede begint ‘frisch pulsierendes Leben’. Dat contrast met de Hollandsche kritiek lijkt me zeer amusant. | |
maandag 6 meiEerste warme dag. Van middag in 't gras liggend, aan 't water bij de weide van Boekestein bedacht ik, dat als eenmaal de hypothese van een soort-genius, een soort-god aan wiens verstand de constructie der individuen wordt toegeschreven, algemeen is, dat men dan ook beproeven zal met dit verstandelijk wezen in gedachtenwisseling te treden. Dat zal niet kunnen gebeuren door ieder individu alleen maar door velen gezamenlijk. Men zal gezamenlijke groote geestesbewegingen te voorschijn roepen en de uitwerkingen daarvan nagaan, als vraag en antwoord aan en van de hoogere wezens die ons wezen in de hand hebben. ▫ Dit zal dan de herleving zijn van de oude religieuze realiteit, de godsdienst in wetenschappelijken vorm, de aanroep, het orakel. Deze stoute gedachte heeft niets onwaarschijnlijks. Het ontstaan der levende wezens aan blind toeval toe te schrijven is een volstrekte onmogelijkheid. Men begint dat algemeen in te zien. ▫ Dan rest er niets als de oude voorstelling van één willekeurig scheppend God, en die voorstelling is niet meer te handhaven. ▫ Of elke soort als een denkende en scheppende eenheid, een wezen, waarvan het verstand door ons instinkt wordt genoemd, een wezen dat ons heeft gemaakt zooals we zijn, en dat daarmee blijk gaf oneindig ver boven ons te staan in vernuft en kunnen. Een wezen waarvan wij constitueerende deelen zijn, en welks bestaan wij voeden en aanvullen, zooals het blad den boom. ▫ Eenmaal het bestaan van die wezens aangenomen, dan is het natuurlijk dat wij hun openbaringen trachten te verstaan, dat wij hen eeren en dienen. Een godsdienst dus, op zuiver wetenschappelijken grond. | |
[pagina 779]
| |
donderdag 9 meiMooi meiweer. Het gaat mij helaas slecht. De opgewektheid wil niet blijvend weerkeeren. Ik ben prikkelbaar. Ik kijk gespannen uit naar wat de post brengt, en de tijdingen zijn niet in staat me te bevredigen. De hoofd-oorzaak is het besef dat ik nu beslist een groot succes noodig heb, dat ik veel geld verdienen moet om door deze moeielijkheden heen te komen. Anders weet ik niet wat er gebeuren moet. Ik kan nog een halfjaar, misschien een jaar zoo voortleven, misschien niet eens ... en als ik dan niet veel meer verdien, hetzij met tooneelwerk of met boeken, dan kan ik de rente niet opbrengen, Martha en de jongens niet onderhouden, en wat dan? Gister wandelde ik met moeder door Bloemendaal en was diep neerslachtig. Ik vond moeder ook angstvallig, zuinig geworden, haar vertrouwen geschokt, natuurlijk. En dat is zoo jammer omdat ze tot nu toe zoo ruim en opgewekt was. Ik zocht naar pensions, Giza bood mij aan bij haar te komen en dat wekte mij op. Ik kwam doornat geregend thuis. Bij mijn lieve vrouw was troost, maar al dat is ook zoo pijnlijk. De formaliteiten. In ‘the Bookman’ een domme, echt Hollandsche kritiek van een Hollander Schade van Westrum. Wat Else over IJsbrand schreef- de meening van Schuster - was ook niet naar mijn smaak. En over Reinald hoor ik niets van de T.V. | |
zaterdag 11 meiPrachtig Mei-weer. Eindelijk een betere dag. Van nacht een heldere droom waarin ik bidden en mijzelf suggereeren kon met als altijd weldadig effect. Van daag een tocht met Mien en Hans en Martha naar Loosdrecht en de Vecht, gefietst, gezeild en gezwommen. Heerlijk zonlicht en frisch water en helder groen. ▫ En ik was nu ook rustig en gelukkig en tevreden over wat ik doen ga. Ik houd zooveel van mijn liefste. Ik ben zoo zeker daarin. Die angst beklemt mij niet, dat ik mij daarin vergis. Een telegram van Dillon dat hij een stuk aan Harden zond. Gister weer eens paard gereden met Hans. | |
[pagina 780]
| |
deld, veel Zondagsvolk, warm prachtig weer. Paul was deftig gekleed, met wit vest. Hans was uitbundig vroolijk. Ik voelde toch lichtelijk beklemd. Physieke pijn wordt niet beter verdragen naarmate men ouder wordt. Daarin schijnt iets onlogisch. Ik bemerkte dat door de spierpijn na 't paardrijden die me bizonder hinderde. Ik las het ‘Tijdschrift voor Wijsbegeerte’. En ik dacht over een stuk ‘Dichter en wijsgeer.’ | |
14 meiVan nacht afgekoeld. Alles is snel uitgekomen. Gister avond heerlijk geurig en vochtig. Er zijn veel nachtegalen op Walden. Het groote huis wordt tot pension ingericht. ▫ Ik sliep van nacht beter en voelde dat ik de vorige dagen eigenlijk min of meer ziek was geweest. Ik dacht van morgen vrij goed te zijn, ik had ook Betsy gezien in een helderen droom. Maar mij bekroop een vreeselijke neerslachtigheid. Ik voel dan mijn gansche leven mislukt, Martha ongelukkig gemaakt, en nu niets meer vóór me als ouderdom en wrak worden. En het bittere is de gedachte aan het goede wat had kunnen zijn als ik wijzer was geweest. Don Quichotterie, zoo noem ik dan veel van mijn dwaasheden. ▫ Wij arme menschen! Gister las ik Hebbel's Herodes en Mariamne, door Scholz zoo hoog geprezen en als een van zijn meesterwerken beschouwd. Maar tot mijn verwondering kon hij mij niet ontroeren. Ik moest erkennen dat het een zeer goede verwerkelijking was van Hebbel's theorie over het Drama. Maar ik ondervond niet, zooals bij Judith, een schoonheidsaandoening door de creatie der groote gestalten. Ik zag alleen een verwikkeling van wraak en liefde, die kunstig bedacht scheen, een wederzijdsche kop-af-hakkerij die mij al minder ging interesseeren, evenals het vechten aan 't eind van de Nibelungen. ▫ Men kan toch ook niet zeggen dat deze motieven zoo onwrikbaar eeuwig en algemeen menschelijk zijn. Hoeveel menschen leven er al, en hoeveel schijnen er niet te zullen komen, die volstrekt de behoefte niet voelen om een vrouw te dooden als men haar zelf niet meer bezitten kan. Voor wie wraakzucht en heerschzucht geheel en al van karakter en beteekenis veranderd zijn. ▫ Hebbels werk is veelal nog oude school, en niet voor de toekomst. Ik kan mij een dramatiek denken die het nieuwe menschenleven beeldt. Had ik maar kracht en levenstijd! Ik zag Martje van middag in haar tuin, met haar roode bloeze, en we spraken een paar vrindelijke woorden over de planten en de droogte. En | |
[pagina 781]
| |
het sneed me zoo vreeselijk. Ik schreide lang en kon niet tot bedaren komen. O de bitterheid over alles wat ik bedorven heb in mijn veelbelovend leven! Ik las Herodes en Mariamne uit, en vond de laatste acte recht mooi, met de drie koningen er in. Maar de twee hoofdfiguren ontroeren mij niet. Hun situatie is zoo bedacht om hun karakter te laten uitkomen. Maar het blijft voor mij alles onwezenlijk. De fout zit in de onbegrijpelijkheid van het eerste motief der handeling. Zulk een soort liefde, die zorgt voor het afmaken der geliefde staat ons te laag, en zulk een soort trots die zich hierdoor beleedigd acht wordt in onze oogen ridicuul. Men veracht of verafschuwt zulk een man, maar voelt geen beleedigde trots. In Judith was dit anders. Die heldendaad van zelfverloochening en zelf-opoffering voor 't eigen volk, gecompliceerd door liefde voor 't offer - dat is ook voor ons duidelijk en aangrijpend. Meer dan ooit voel ik dat ik een hooger opgave heb. | |
donderdag 16 meiKoel. Heden veel beter. Vreemd, zooals de beschouwing der zelfde dingen ons het eene oogenblik zwaar ter neer slaat, het andere oogenblik verheugt. Vooral de toekomst, na den dood, is bij mij in 't spel. Die kleurt ook het heden. Ik beschouwde een spin op 't zand, een mooi voorbeeld van mimicry, en dacht daarbij: het soortwezen moet kunnen waarnemen, moet oogen hebben, anders kan het deze nauwkeurige nabootsing niet maken. Eén van beiden: het is toeval, blind toeval - en dat acht ik reeds lang uitgesloten - of het soortwezen ziet. Maar ziet het met de oogen zijner individuën? Of heeft het eigen, voor ons onwaarneembare organen? Als men hoort spreken over ‘de natuur’ - Goethe b.v. - en mijn vader over ‘het boek der planten’ - dan kan met dien toon van eerbied en bewondering niets bedoeld worden als een levend wezen, het soort-wezen, de soort-godheid. Iets dat denkt, voelt en schept. Het is niet ‘de Almachtige’, niet God. Maar het kan, in zijn tegenstrijdigheid, ook niet één wezen zijn. Een God te denken als maker van al die verschillende individuën, zonder tusschen-goden, is ons al lang een absurditeit. Al die tegen elkander en naast elkander opstrevende dingen hangen op andere wijze in zelfstandige éénheden samen. Alle soorten vormen eenheden die elk elkander ondersteunende individuën hebben, en elkaar onderling bestrijden of onverschil- | |
[pagina 782]
| |
lig zijn. Maar wat is dan ‘de Natuur’? Het Aarde-wezen? Moeder aarde? De aarde is vermoedelijk inwendig geheel van ijzer, in gloeiend gasvormig-vasten staat. De aardkorst dus een daarop drijvende slak, daaromheen de damp. Als het soortwezen ziet, dan is zijn geluk ook evengoed zinnelijk geluk als het onze. Ik las vanmorgen dat men d'Annunzio 280.000 frs. geboden heeft voor een Amerikaansche tournée. D'Annunzio is een van die schrijvers, wier wereld-reputatie mij al voor een jaar of tien als onrechtmatig verbaasde. Ik herinnerde mij mijn verbazing toen ik in Engeland hoorde dat Maeterlink er beroemd werd, en later de artikelen in Fransche tijdschriften over d'Annunzio. En mijn heimelijk gevoel dat ik meer en gewichtiger boodschap had dan die beiden. Ik lees het dagboek van Hawthorne in Engeland. Het is verkwikkend om de beperkte tevredenheid van den man, en de aardige, oprechte, bescheiden humor. In zijn smakelijke vermelding van goede, tamelijk goede, en slechte dinees is hij precies Pepys. | |
zaterdag 18 meiIk had nooit gedacht dat het gevoel van miskenning mij zoo zou neerdrukken. Vroeger voelde ik mij niet minder hoog, maar bekommerde mij juist daarom absoluut niet om erkenning. Maar nu ben ik zooveel neergedaald en heb mij moeite gegeven en ik voel het goed recht van eerzucht en van beroemdheid, als een natuurlijk rechtmatig instinkt, mits beheerscht en geleid, en ik heb de vreeselijke noodzaak om geld van een ander, door mijn schuld verloren, terug te winnen. En nu begint de bitterheid, die ik nooit kende, en in anderen - b.v. Multatuli - zoo minachtte, als ik menschen die 't minder verdienen meer geëerd en bekend zie dan ik. Ook omdat de begeerte is wakker geworden door 't eerste voedsel, in Duitschland er aan gegeven. ▫ Ik sliep goed, maar o hoe zag ik tegen den dag op! ▫ Ik tracht mij goed te houden, stil door te werken. De geldzorg is het meest drukkend. Het gezicht van een of ander schrikwekkend papier bij mijn post, dat kan telken; de oplevende goede stemming vernielen. En het had niet gehoefd! Een bittere ironie, 't eenige wat de post mij brengt, behalve kwitanties die ik niet betalen kan, zijn bedelbrieven. Elke post brengt ze met hun ‘edele menschenvriend’ en ‘uw bekende mildheid’ enz. ▫ Ik geloof wel dat meer dan de helft van alle brieven die ik in mijn leven kreeg, brieven | |
[pagina 783]
| |
waren van hulpbehoevenden, physiek, moreel of finantieel. Welk een wereld! - Gister avond, bij 't hooren van de Sapphische Ode, daagde een nieuwe conceptie. Of liever ik hoorde en zag de fijne schoonheid van het werk waarvan ik al enkele gegevens opschreef. ▫ De liefelijke vrouwenfiguur (4 Mei) en de feeën comedie (25 April) verbinden zich tot een geheel. Ik moet hierbij nog meer geheel en al naar mijn eigen neiging arbeiden. ▫ Ik zie nog niet de verwikkeling, en hoor nog niet hun namen. Maar het meisje leeft al voor me. En de geest van 't stuk ook. | |
maandag 20 meiEergisteren avond was ik bij de ‘Meistersinger’. Ik hoorde de opera voor de tweede maal. De eerste maal was ik bij de 2e acte weggeloopen, en ik ondervond voor de tweede maal dezelfde ergernis en verveling. Ik kwam er absoluut niet onder. Ik vond het werk niet-geestig, flauw, vervelend en soms zeer leelijk. En ik zag de menschen rond mij genieten, en lachen, waar ik absoluut niets aardigs zag. En toen ik vroeger - bij Tristan - lachen moest, keken ze dood-ernstig. ▫ Is er wel iets meer flauw en zouteloos als die serenade van Beckmesser, door de hamerslagen van Hans Sachs telkens gestoord? Dan is Speenhoff werkelijk geestiger. En de menschen zaten te proesten, en mijn buurman Michielsen, toch een fijne, smaakvolle musicus proestte mee. Hij was er onder. ▫ Alles een kwestie van geloof en suggestie. Wie onder de muziek is, wordt overal meegesleept. ▫ Het slotkoor van het 1e en 2e bedrijf is gewoon-weg miserabel leelijk en wanluidend. En in verveling geeft het aan de andere Wagner-drama's niets toe. ▫ 't Begin van 't derde bedrijf vond ik iets beter, dat boeide mij eenigszins. ▫ Ik schrijf nu niet meer aarzelend, ik ben nu vrij wel zeker van mijn zaak. ▫ Ik heb onlangs het Stabat Mater van Pergolese, Beethoven's Chorfantasie en de H. Moll Messe gehoord - en al moest ik er om op Laurentius' rooster gebraden worden, ik zal volhouden dat het heiligschennis is een vervelend, zouteloos, wanluidend product als de Meistersinger daarmee in één adem te noemen. ▫ Er gaat een lijn van Beethoven over Schubert naar Brahms en van Brahms naar Reger, - maar Wagner en Strauss blijven daar diep onder, in gezelschap van Berlioz en Gounod. | |
[pagina 784]
| |
woensdag 22 meiNu zie ik hoe het eigen wezen de levensvreugde bepaalt, niet de omstandigheden. Gister kwam Emons praten, ten einde raad. Er schijnt geen andere uitkomst dan het ergste: Walden verkoopen of failliet gaan. ▫ Zijn laatste berekening is evenals al de vorige weer te gunstig geweest. Hij ziet geen kans er door te komen. Ik sliep vrij goed, had eigenaardig symbolische droomen, niet ongunstig, - stond vroeg op, en zag het groene Walden, met de bloeiende vruchtboomen en het nachtegalengezang, aan als een die er afscheid van neemt. Het achterwegje, mijn liefs huisje - het was mij alles dierbaar en toch was ik niet droevig of sentimenteel, niet neerslachtig als de vorige week. Ik voel nu, evenals op 5 Mei, dat ik altijd wel een hoekje zal kunnen vinden waar ik de schoonheid der wereld kan genieten en mijn werk maken, en de liefde van mijn Liefste is mij toch het kostbaarste wat ik heb en dat kan men mij niet afnemen. ▫ En mijn werk zal ik zoo vruchtbaar mogelijk maken, voor de wereld, en voor Martha en de jongens. Giza logeert in de hut, en het doet mij goed zoo lief als ze voor Truida is. Dat is niet veel gebeurd, en dan komt mijn Liefs beminnelijkheid zoo veel meer uit. Die zie ik anders alleen maar. - Ibsen en Wagner zijn bemiddelende grootheden. Zij staan beneden Shelley, de Balzac, Hebbel, Beethoven - maar ze werken in veel wijder kring en heffen veel méér menschen uit de sfeer van banaliteit tot iets daarboven. Daarom zijn ze de typische grootheden van de negentiende eeuw. ▫ Dat bemiddelende is iets wat ik doelbewust zoek te bereiken, uit liefdedrang. Ik wil bekend worden, om dan tot datgene te leiden wat ikzelf hoog en mooi vind. Ik wil werken geven die inslaan, om daarna tot hetgeen ik zuiver vind, te voeren. Ibsen en Wagner deden iets dergelijks, maar niet doelbewust, en hun eindwerk is niet wat ik zuiver vind. Ik zag een mooi meisje onlangs, en ik verbaasde mij over dit zeldsame onderscheid tusschen mensch en dier, dat het oogwit aan weerszijden van den oogappel zichtbaar is. Dit is daarom zulk een merkwaardig verschil, omdat het bij alle dieren iets schrikwekkends en leelijks geeft aan de expressie, maar bij den mensch juist een karakteristieke edele schoonheid. Dat pleit naar mijn meening meer dan iets anders voor een intelligente welbewuste verandering in ons ras aangebracht, door de smaak van een zeer verheven geest. Want een toevallige verandering is hierin ondenkbaar, daar iedere kleine wijziging in die richting leelijk en schrikwekkend zou zijn geweest, | |
[pagina 785]
| |
tot groot nadeel van het gewijzigde individu. ▫ Het is ons, menschen, absoluut onmogelijk een gestalte, een lichaam, een soortvorm te bedenken, die mooier is dan den mensch. Engelen beelden we altijd heel onnoozel af als menschen met vleugelen. Deze zwakheid van ons is zeer veelbeteekenend. Alleen de heilige geest, het soort-wezen heeft de kracht, de smaak tot zulk een verheffing en veredeling. Nooit het individu. Zoomin als een aap een mensch kon uitdenken. En toch moet dit edeler wezen eenmaal ontstaan. Ik bladerde gister in Nietzsche's Zarathustra. Heb ik dien man miskend? Evenals Schiller? Ik moet hierover een vast oordeel vormen. | |
maandag 27 meiIk las heden een rede van Bluntschli uit 1855 over het Idee van den Staat in de Middeneeuwen en thans. Toen ontmoette ik een zin waarin Prometheus genoemd werd, als de mensch tegenover de Godheid en toen begreep ik op eenmaal de Prometheus-figuur weer anders, door mijn beter inzicht van de mensch-God en den wereld-God. En toen kwam in mij het stoute denkbeeld deze verheven wezens wier bestaan mij in den laatsten tijd steeds vaster voor den geest staat, ook dramatisch te beelden. Dit is ook de groote opgaaf der dichters, de wetenschap van het bovenzinnelijke vast te leggen in gestalten. Dit is dan poëzie, theologie, wijsbegeerte, wetenschap, ethiek, alles in één. Zoo was ook het Grieksche drama. ▫ Niets onzinniger dan een kerk, of godsdienst, die los van wetenschap en leven, van staat en dagelijksch leven, als een soort ornament fungeert. ▫ Wat de wetenschap reeds is, wetgeefster op elk gebied, dat zal ook eens de bovenzinnelijke wetenschap zijn, zoodra wij geleerd hebben ook in 't bovenzinlijke wetenschappelijke stelligheid, binnen de grenzen van ons begrip te brengen. ▫ De eerste stap daartoe is significa. Gister een heerlijke fietstocht met Giza, Hans en Martha langs de groene zonnige Vecht. Shelley's Prometheus Unbound is zulk een drama. Maar naar mijn bevatting te onwezenlijk, alsof hij de wezens concipieerde, in aansluiting aan de oude conceptie, maar niet zooals ik ze thans begrijp, als geheel nieuwe modern-wetenschappelijke realiteiten. Ik moet ook moderne nieuwe namen voor hen hebben. En ik krijg moed voor dit voornemen door de herinnering aan de buitengewone gemakkelijkheid waarmee de dier-figuren uit Minnestral voor mij levend werden. | |
[pagina 786]
| |
Nooit heb ik iets zoo vlot, zoo spontaan, zoo als uit hooger bron neergeschreven, als die nachtelijke dier- en elventooneelen in Minnestral. ▫ Ik zou ook nooit een wereld-deel, Azië of Europa, als een levend wezen kunnen beelden, zooals Shelley. Dat is geen werkelijkheid, maar allegorie. Maar alle natuurlijke rijken, het plantenrijk, het dierenrijk, insecten, visschen, vogels dat alles zijn verheven wezens voor me - en dan aarde en zon en planeten. En alle soorten, en diervolken, en menschenstammen. Alle veelheden die gemeenschappelijke levensuiting hebben, en zich als eenheden tegenover elkander stellen. ▫ Niet, zooals de ouden, vuur en water, niet een rivier of een bosch, niet de oorlog of de liefde, - die versta ik niet als goden, als wezens. Maar elk bijenvolk, en het bijenras, en elk insectenras, en de insectenwereld, en de dierenwereld, en de plantenwereld, en de aarde, en de zon, - en de Almachtige waarin ze allen leven, en die in allen even innig, even dichtbij leeft. Dat is modern-wetenschappelijke theologie-philosophie. En al is ruimte een schijn, toch is afstand, als symbool van beter of minder goed verstaan als meer of minder innig en één zijn, een werkelijkheid. | |
donderdag 30 meiIk las hedenmorgen de opmerking van een natuurgeleerde, dat het wenschelijk zou zijn de woorden doel en doelmatig geheel uit de wetenschap te bannen. ‘Want’ zei hij ‘als een plant een veerkrachtigen bouw heeft die haar tegen den wind bestand maakt, dan is dat doel reeds bereikt, en dan is er geen doel meer’. ▫ Dit is een malle redeneering. Het begrip doel is ontleend aan menschelijke handelingen. Maar alle functies in de natuur kunnen alleen worden beschreven en verklaard door vergelijking met menschelijke handelingen. Woorden als ‘vrijheid’ ‘verband’ ‘beweging’ zijn evenals ‘doel’ menschelijke functies toegepast op het niet-menschelijke. En zoover wij weten is er geen beweging zonder doel. Het begrip ‘handeling’ is voor ons onafscheidelijk van het begrip ‘doel’. Dat er iets voorvalt zonder doel is een absoluut onbewijsbare fictie, een schijnbegrip evenals ‘ruimte’ en ‘stof’. ▫ Elke menschelijke beweging of menschelijke functie is verbonden met iets toekomstigs zoo goed als met iets verledens, heeft dus oorzaak en doel. En van het bestaan van andere functies of bewegingen weten wij niets, en we hebben geen enkele reden om hun bestaan, door indirecte evidentie, aan te nemen. Ze zijn er dus niet, zoo stellig als wij het niet-bestaan van iets kunnen constateeren. | |
[pagina 787]
| |
vrijdag 31 meiGister zag ik Toorop staan voor een winkel in Amsterdam. Hij zag mij niet, maar ik sprak hem aan. Ik had er spijt van want het eerste wat hij zei was: ‘Hoe is 't? ga je weer trouwen? Dat kon ik niet gelooven, toen ik 't hoorde.’ ▫ Ik zei ‘Wij kunnen nooit over het leven van een ander oordeelen, niet waar?’ ▫ Maar het sloeg mij neer, voor den geheelen dag, tot heden toe. Ik voel alsof ik ieder uit den weg zou willen loopen. Ik moet dan steeds denken om den eersten tijd van ons huwelijk. Om Martha's lieve en teedere daden en gezegden, om het aanvankelijk vaste vertrouwen, om de heillooze scheiding in 1889, en ook nog om het zoo rustige en vreedsame samenleven van de latere jaren, en al de genoegelijke dingen met haar en de jongens, en om het berooven van haar, van mijn bijzijn en steun. En nu ben ik nog bij haar, en is alles nog schijnbaar bij 't oude. Hoe zal 't in mij toegaan als het alles veranderde werkelijkheid is? ▫ Zal de wroeging en onrust mij niet te machtig worden? Ik sprak ook met Paul, en vond hem niet goed. Weer zoo somber en wonderlijk, en zijn uiterlijk slecht. Hij heeft juist zulke grilligheden als Sam b.v. toen ik over het Engelsche plan sprak: ‘ik houd niets van vastgestelde dingen’. In plaats van verheugd te zijn. Er moet toch een beteekenis schuilen achter die merkwaardige physieke en geestelijke overeenkomst, die ieder ziet, tusschen enkele van Betsy's kinderen en de mijne, en tusschen Lady Welby en mijn vader. | |
zaterdag 1 juniZoel en veel regen. Ik voelde van morgen neerslachtigheid, die maar een kleine opwekking noodig zou hebben gehad om te wijken. Maar die opwekking kwam niet. Integendeel, nieuwe onaangenaamheden maakten het erger. Het is een eigenaardige gewaarwording, dat kenteren tusschen licht-zien en donker-zien van alles. - De levendige Giza met haar sterke natuur schijnt Martha spijtig te maken, omdat ze zoo aan mijn zijde staat, en ook met Truida omgaat, en mij gelijkgeeft en bewondert. Dat brengt in Martha een zekere ergernis geloof ik, die zich ophoopt en nu en dan uitbarst. En omdat Giza mij losmaakt en tot uitspreken brengt, zeg ik onvoorzichtige dingen, die Martha vat geven. Zoo zei ik: ‘Ik ben er in den laatsten tijd wel aan gewend dat alles tegen- | |
[pagina 788]
| |
loopt’. Toen viel Martha uit: ‘zoo! nu zegje het toch zelf, wat ik zooveel jaren zei, en wat je nooit wou aannemen’. Dat was zeer moeielijk te verdragen, want het stelde voor alsof haar zwaartillendheid en pessimisme, die me altijd in alles bezwaarde en belemmerde, een wijze voorzichtigheid was geweest. Dat is geheel onjuist. Wat ze nu deed was het kleingeestige triomfeeren van den lafaard, als de moedige en ondernemende tegenspoed heeft. Het uitblijven van berichten uit Duitschland slaat mij ook neer. Ik kan weinig velen. ▫ Deze week met van der Horst over de opvoering van Reinald gesproken. Er ontbreekt een acteur voor de titelrol. ▫ Met van Logchem over IJsbrand gecorrespondeerd. Hij wil een zeer onvoordeelig contract nu al met me afsluiten. Maar ik pas nu beter op. Ik las een opstel van Cox, in de Psychiatrische bladen, waarin eindelijk het onhoudbare van de Ziehen'sche psycho-physiologische theorieën wordt begrepen. Gelukkig! | |
zondag 2 juniVeel regen. Gister een zeer slechte, zorgelijke dag. Door geldzorgen. Vooral omdat moeder er weer in gemengd was, en ik hoorde dat ze slecht geslapen had. Emons overspannen. ▫ 's Avonds, nota-bene een deurwaarder om de vermogens-belasting, die Emons vergeten had te betalen. Hij kwam met getuigen om beslag te leggen. Gelukkig had Emons het geld liggen. Hans en Martha lachten er om. - Giza is een merkwaardige vrouw. Martha sprak van morgen heel lief over haar, en uitte haar bewondering. ▫ De Hongaarsche paardrijdster, met Turksch bloed, die een naam maakt als Hollandsche dichteres, - het klinkt als een sprookje. ▫ Met haar scherpen blik en kloek gezond verstand en ongegeneerde openhartigheid doorgrondde ze en formuleerde ze den toestand in mijn huis beter dan iemand nog gedaan heeft. ▫ ‘Kracht op kracht, dat gaat goed’, zei ze. ‘Maar als zwak bij sterk woont dan gebeurt een van beide, of de slappe maakt den sterke slap, of de sterke drukt den zwakke dood.’ ▫ Dit is diep waar, en men denkt gewoonlijk anders, dat zwak door sterk gesteund wordt. Maar dat is onjuist. ▫ De vrede tusschen Martha en mij is alleen bewaard door een verkeerd toegeven van mij, door zwijgen en ontzien. Dat is geen zuiver evenwicht. ▫ Maar de vrede tusschen Truida en mij berust op een zuiver evenwicht, waarbij ieder zichzelf | |
[pagina 789]
| |
aant.
| |
dinsdag 4 juniSteeds slecht weer. Ik voel heden veel beter. En dat ondanks er geen opwekkende berichten komen. Maar de geld-angst is het meest aangrijpende/bemerk ik. Niet het werkelijk gebrek of verlies of de armoede grijpt aan, maar de zorg, het gevoel: morgen moet er zooveel betaald, waar haal ik dat van daan. Het is een nervositeit als een ander, zonder wijsgeerig erkende grond, maar zijn werking is fataal. ▫ Ik voel nu weer veel beter, en vooral ook door voldoening over het stuk dat ik nu schrijf - het laatste artikel voor die Freudige Welt. En het juiste vaste inzicht van de werksaamheid die voor me ligt. Het begrip dat ik mij vooral niet meer buigen moet tot lager werk, maar mij nu strikt houden aan mijn natuurlijk geesteselement. Ik moet van nu aan een vaste baan volgen, en alleen spreken en schrijven in de taal die mij eigen is, zonder vrees of ik wel begrepen zal worden en gewaardeerd. Ik ben nu bekend genoeg om ook zeker te zijn dat men zich eenmaal moeite zal geven mij te verstaan. ▫ Ik ben veel afgekomen van mijn aanvankelijke hoogheid, maar nu is 't genoeg. Ik ben nu oud genoeg om te kunnen spreken zooals ik 't meen, zonder den schijn van malle aanstellerij of ijdelheid. Ik ga nu niet meer links of rechts, om slechte verstaanders te gerieven of te ontwijken. ▫ In de ontzettende verwarring van hoog en laag heb ik nu het niveau gevonden waarin ik het best thuis gevoel en het meest kan uitrichten. Nu in vaste geduldige werksaamheid vooruit!! | |
donderdag 6 juniSlecht weer. Ik ben weer zeer gedeprimeerd. Ik was bij moeder en ze was zoo nerveus en akelig door de zorg om mij. En nog altijd blijft het geldverlies aanhouden en de schuld wordt nog altijd grooter zonder dat ik beslist een einde zie. En hoe we dit ooit bijtijds terug kunnen geven is me een raadsel. Telkens blijk ik me weer te gewennen aan het denkbeeld dat we het hier op Walden kunnen houden. Maar dan zie ik weer dat het onmogelijk is, en de berekeningen van Emons zijn altijd te gunstig. Hij is nu wel bescheiden en ziet ook zijn fouten wel. Maar kan hij ze nog afdoende ver- | |
[pagina 790]
| |
aant.
Nu heb ik Janssen geschreven. Die kan helpen als hij wil. Maar hoe zal hij willen? En als deze hoop vervliegt, nu dan is 't uit ook. Ik zei gister tegen Truida: ‘Men zou haast zoo ongelukkig willen zijn om door jou getroost te worden.’ Zoo is ze ook. Ik was bij Betsy en zag de fragmenten uit mijn brieven die ze gemaakt heeft. Ik dacht: wat zou ik een aardig en interessant cultuurbeeld hebben kunnen schrijven als ik meer gereisd had en meer met menschen van beteekenis aanraking had gezocht. Ik heb me nog veel te angstvallig, te benauwd plichtmatig bewogen, en veel te veel beredeneerd braaf willen leven in plaats van mijn hartelust te volgen. ▫ Ik vind wel goed dat ze die fragmenten uitgeeft. Ze zullen mij een weinig recht doen. Van Logchem schijnt nog al smaak in IJsbrand te vinden. Ten minste zijn brief impliceert dat. 't Eenigst lichtpuntje. Een directe waarneming van ons instinkt zoek ik in dit verschijnsel, wat al vaak mijn attentie trok, dat het lustgevoel bij genotmiddelen sterker is, naarmate onze physieke toestand meer prikkel behoeft. ▫ Zoo smaakt een kop thee, een sigaar/ een glas wijn bepaald lekkerder, wanneer 't lichaam moe is en uitgeput. Ik merkte zelfs op, dat ik door die intenser lustgewaarwording op mijn moeheid attent werd. Dit nu is physiologisch onverklaarbaar. Want de gewaarwording is onmiddellijk/ nog voor er van eenige werking op 't organisme sprake kan zijn. De psyche weet dus, dat er iets gebeurt wat het lichaam zal goeddoen, en dat weten openbaart zij in verhoogd lustgevoel. Een werking die geheel buiten onze individueele vermogens ligt. Wij kunnen onmogelijk ons lustgevoel voor een of andere sensatie verhoogen, of ons zelfs denken dat ons individu dit zou kunnen doen. Evenmin als we b.v. een andere reukgewaarwording zouden kunnen scheppen tegenover een bepaalde stof. Dit verschijnsel is maar een van de duidelijkste voorbeelden van veel dergelijke verschijnselen. Dorst hebben en honger hebben hooren er ook toe, maar daar is het onverklaarbare minder duidelijk. In sexueele gewaarwordingen is het misschien nog 't sterkst. De psychische veranderingen samengaand met min of meer sterke physieke sexueele neigingen. De begrenzingen der soorten, waarbinnen de soort telkens weer terugkeert na variatie, en die alleen door mutatie worden overschreden, bepalen | |
[pagina 791]
| |
de individualiteiten in de soort-wezens. En deze zelfstandige soort-wezens zijn dan weer gescheiden in groepen (bijenvolken) - en die weer in individuen. Muteeren is dan een verschijnsel dat veel overeenkomst heeft met het geboren worden en sterven der individuen. Ook daar wordt een nieuwe eenheid geschapen (geboorte), - of een omgrenzing verbroken (dood). ▫ Geboren worden en sterven zijn voor 't individu wat mutatie is voor de soort. ▫ Het bestaan van de soort, met variaties die binnen een zekere grens blijven met evenwicht van eigenschappen, en binnen die grens terugkeeren - dat is het leven van 't individu. De reuk is 't orgaan dat 't meest direct met 't instinkt samenhangt. Bij de bijen zijn de volken onderling door een waarneming, die wij reuk noemen, verdeeld. Eenzelfde reukgewaarwording kan met zeer verschillend lustgevoel verbonden zijn. Spijsgeur en sexueele geur voor en na verzadiging. Dit kan niet in een zin genoemd worden. Het laatste is zooveel subtieler. ▫ Zoo hangt de mate van 't verschil in lustgewaarwording bij den lichaamsgeur van een geliefd persoon, voor en na sexueele bevrediging, beslist af van de mate van geestelijke intimiteit of genegenheid. Bij enkel sensueele attractie zonder genegenheid verandert de gewaarwording van lust tot afkeer, bij genegenheid verandert ze weinig of niet. | |
zondag 9 juniEindelijk zomerweer. Van morgen een mooie rit te paard met Hans, over Loosdrecht. Zwaluwenberg, Lage Vuursche, bosch- en heipaden, langs hooge korenvelden en door schaduwrijke lanen. Het was heerlijk en geschikt tot opstijving van mijn moreel, waarmee het niet best gesteld was. Ik ben blij het gedaan te hebben, ondanks de kosten. Het heeft groote waarde voor me. Gisteren bezoek van Pietro Mariatti. Een uiterst spraaksaam Italiaan. Volgens hem is het gelukkige Italia het land der ‘sofferenza’ het land van lijden en hard leven. Hij las de vertaling van ‘de kleine Johannes’ voor, het eerste hoofdstuk. Het klonk mooi en charmant en hij las met veel gratie en uitdrukking. | |
[pagina 792]
| |
woensdag 12 juniOngeveer een week geleden zag ik van uit mijn raam, waar ik zat te werken, Giza bij de tuinschuur en ik riep: ‘Truida, daar komt mevrouw Janssen!’ Hoewel er hoegenaamd geen gelijkenis is. Gister zag ik, zittend voor mijn raam, op dezelfde plaats bij de tuinschuur, Janssen zelf. ▫ Hij was sympathiek en hartelijk en ik voelde iets warms voor hem. Ik was ontroerd bij zijn komst, en ik voelde iets wat ik nooit voor hem gevoeld had omdat hij zoo spoedig en zelf bij mij kwam. ▫ Wij spraken openhartig, en hij gaf de verzekering: ‘Martha zal ik niet in den steek laten.’ Dat was alles wat ik weten wou. Nu ben ik gerust dat het ergste niet gebeuren zal, - en nu wacht ik liever rustig af. Ik heb er Emons niet van gesproken, en vraag nu ook niemand meer om geld. 't Is beter dat hij zuinigheid leert. Nu Martha beveiligd is, - laat het nu maar stormen. Moeder was hier. Ik zei haar eens geducht de waarheid, omdat ze zoo bang was geweest, en zoo boos op Emons. Ik geef dan een echt, flink standje, hoewel ik steeds denk: goeie moedertje. Maar ze heeft dat noodig, ze is dan veel geruster en gelukkiger. Ze moet mijn meerderheid voelen, anders is ze nerveus, verslagen, prikkelbaar en vaart tegen iedereen uit. Ze heeft een groot en edel hart en een heldhaftig karakter, maar ze heeft geen fijnen geest en geen diep intellect/ en om haar te begrijpen moet men zelf even ruim en flink van karakter zijn. Iets boosaardigs, iets geniepigs, iets ‘niederträchtigs’ heeft ze niet, dat is haar volkomen vreemd. Maar ze wil zedelijke grootheid zien, eer ze zich onderwerpt. Dat had mijn vader niet, die was even lafhartig als zij heldhaftig is, daarom kon ze hem nooit volkomen vereeren. En hij had een fijnen diepen geest die zij niet verstaan kon. Geen mensch is zoo goed uit de combinatie van vader en moeder te verklaren als ik. Ik meen op te merken dat een groep bijenvolken, een bijenstal, een zekere eenheid vormt, hoewel de volken elkaar onderling vijandig zijn. Vooral merk ik dit aan de makheid tegenover bekende menschen. Ik word nog maar zeer zelden door een bij uit mijn stal gestoken, hoewel ze tegen vreemden nog wel eens vinnig zijn. Terwijl de eene korf die ik in de Horstermeer gezet had, geweldig vinnig tegen mij werd. - En daarbij moet men in acht nemen dat het steeds andere bijen zijn, daar 't individu hoogstens eenige maanden leeft, en de koninginnen in huis blijven. Hier is dus een geest of genius voor ieder volk, een genius voor een groep volken en een soort-genius. - | |
[pagina 793]
| |
Als ik ooit weer een novelle schrijf dan zou het moeten zijn om het sexueel leven van een man uit te beelden. Daartoe is het drama ongeschikt, omdat het onderwerp te fijn is. Wat ik voor Hedwig deed in de Koele Meren, zou ik nu voor een man doen. Maar dan: forscher, blijer, dramatischer, lichter en korter. Ik geloof niet dat ik het ooit in een drama zou kunnen doen. Sexueele dingen op de planken stuiten mij altijd. Ik maakte, behalve Lioba, al mijn drama's zonder sexueele kwesties. | |
donderdag 13 juniIk las in Harpers Weekly de hoogst leerrijke en interessante geschiedenis van den profeet Dowie. Hoe hij in New York kwam met duizenden volgelingen, en alles imponeerde door de voortreffelijke organisatie, door het zangkoor, de kostumes enz. En toen de ontgoocheling zoodra hij begon te spreken. De menschen die stilletjes vertrokken onder zijn toespraak, en zijn woede en de machtelooze pogingen om die menigte te beheerschen. Commando's: ‘blijf zitten! Je moet blijven zitten!’ die zonder uitwerking blijven. De bekende mislukte suggestie-vorm. Eindelijk de spot, toen hij woedend werd, de politie te hulp riep en zich geheel belachelijk maakte. Hier was dus een merkwaardige en treffende suggestie-proef, door een man met buitengewone suggestieve bekwaamheden, maar met een zeer middelmatig verstand en karakter. Zijn tienduizend geheel onderworpen volgelingen, het verzet der zelfstandigen in New York. Wagner en vooral Strauss zijn eenvoudig voorbeelden van een hooger vorm van suggestie. | |
maandag 17 juniZaterdag zeilde ik met Hans in het jachtje van Grevers naar Hoorn. Het was vrij slecht weer, en bij Hoorn was het onstuimig. Ik vond de tocht prettig en was niet bang, hoewel ik zag dat Grevers het vrij benauwd had, en wou dat hij binnen was. Het is maar een rank scheepje en het stak zijn neus vaak onder de golven. Ik dacht heel rustig aan 't idee van vergaan, want ik was innerlijk zeer droevig. Het groote jacht van prof. Rotgans de Celox zeilde met ons mee, maar wij waren er eerder, in precies drie uren. Ik bemerkte dat de heeren van de zeilsport geen groote helden zijn. In Hoorn lag een veel grooter jachtje, van den heer Tim, die den volgenden dag niet uit durfde, hoewel ikzelf het met de Ada graag zou gewaagd hebben. ▫ Hoe heerlijk zou mijn bestaan kunnen zijn, dacht ik. Want ik zou ook een jachtje kunnen gehad hebben, en ik zou door weer en wind gaan. ▫ Hans | |
[pagina 794]
| |
en ik en Grevers en zijn dochter Ada sliepen in 't hotel en wij boemelden den Zondag door Hoorn. Ik was innerlijk zeer zwaarmoedig, hoewel ik pret maakte met Hans, en heel vroolijk scheen. Maar wel was er toch de bekoring van het Oud-Hollandsche stadje voor me, met zijn herinneringen aan het oude leven uit de tijden der republiek, toen de mooi versierde schepen in de haven lagen en de aardige geveltjes gebouwd werden. Ik zag het museum, met schutters- en regentenstukken en de schilderijen van Hoorn uit den bloei-tijd, en de overblijfselen van Hoornsche patriciër-huishoudens. Dat alles brengt een stemming te weeg, die lang nablijft - een gevoel dat alleen te verklaren is uit een directe verwantschap met dat volk en dien tijd, verbonden aan de impressie van het zee-leven, de zeewind in de ruischende olmen, de meeuwen aan 't strand, over de gelige golven, de in en uitvarende visschers, de oude verweerde hoofdpoort aan 't water. ▫ Deze stemmingen zijn intensief en onbeschrijfelijk. In Hedwig doe ik een poging tot beschrijven. Pierre Loti heeft ze ook gevoeld, maar zijn beschrijvingen zijn toch maar verre ontoereikend, hoe goed ook. En de mijne betreffen gansch andere volken en landschappen. Egypte en Japan uit boeken, - maar oud midden-eeuwsch Holland uit eigen ervaring. Vooral de 14e tot de 17e eeuw, en dan in het zee- en waterland. Ik voel meer voor Oud-Hoorn dan voor Oud-Amsterdam. Vooral die sombere hooge ruischende iepen in den zeewind, en die winkeltjes met teer en touw, en de meeuwen boven het haventje, en de stille grachtjes met oude huizen, vol eikenhout gesneden beschot, en zware zolderbalken. ▫ Daarbij was mijn stemming innerlijk zeer droevig en het weer guur en onstuimig. Ik ging alleen met den trein terug, Hans en de anderen met de stoomboot. Ik werd zeer onrustig en kon niet langer meedoen aan 't babbelen en boemelen. In mij ontwaakte een zucht naar vrijheid, die mij deed besluiten alles wat ik had te verkoopen, mijn schulden af te doen, en dan maar zien van mijn pen te bestaan. Met dit besluit ging ik naar Bussum, zeer droevig voelend. Ik bestudeerde aandachtig de vlucht der meeuwen. Een meeuw kan, tegen een stijve bries in, onbewegelijk op één plek blijven, zonder dat men ziet dat hij een enkele beweging maakt. Door de wonderbare fijne bouw van zijn vleugels en staart kan hij een stelling innemen waardoor hij de windkracht omzet in lijnrecht tegenovergestelde richting. Dit is een ongeloofelijk wonder! En welk vernuft, en welke ervaringskennis behoort daartoe! ▫ Ook hedenmorgen bij het zien hoe de ranken van een klimplant werken dacht ik over het vernuft, dat daarvoor noodig is. ▫ Hoe heeft men | |
[pagina 795]
| |
zich zoolang door de Na-Darwinistische geleerden laten verbijsteren om hier niet langer van vernuft te spreken. Dat is wel blindheid met open oogen. | |
vrijdag 21 juniOnstuimig, guur weer. Dinsdag ging ik naar den Haag om Ida Bäckmann op te zoeken die bij mevrouw Boon-Clemens logeert, om als journalist de vredesconferentie bij te wonen. ▫ Ik werd er lief ontvangen, een klein Zweedsch meisje van twee jaar, ‘lille Merta’ bood mij een groote boeket witte rozen aan met linten in de Zweedsche kleuren en een ‘hulde van de Zweedsche vrouwen’. Aan tafel was een Zweed uit Londen, de journalist Henrichson, zoodat ik geheel onder Zweden was, en mij heerlijk in 't buitenland voelde. ▫ Ida Bäckmann was geheel anders als ik mij herinnerde. Ik vond haar hoogst merkwaardig en sympathiek. Een kleine, lenige, bewegelijke vrouw, die mij aan Gertrud Eysold deed denken, maar met een grijsblond behaard denkershoofd en felle, vurige oogen en een oolijke lachplooi om den mond. Ze kan niet stilzitten en praat veel en levendig, en zit nooit op een stoel maar altijd op den grond of op den rand van een of ander meubel. En ze is geestig en rechtuit, fijngevoelig en ongekunsteld. Met haar breede witte omgeslagen kraag en hoog voorhoofd en manenhaar doet ze aan een vrouwelijke Beethoven denken. En voor mij is ze vol eerbied en hartelijkheid. Het deed me goed. Gustav Fröding is altijd in haar gedachten en ze vertelt treffende en roerende dingen van hem. Zijn portret beantwoordde geheel aan mijn voorstelling van IJsbrand. ▫ Haar bezoeken bij hem in 't gekkenhuis. ‘Wat heb je de heele week gedaan, Gustav?’ ‘Nu! - gek geweest, wat anders?’ ▫ Wij spraken tot in den nacht, over veel belangrijke dingen. ▫ Toen ik bemerkte dat ze Zweedsch patriottisch was, anti-Noorsch, deed me dat plezier. Want ze is zóó ruim, dat ik bang was voor het al te wijde uitzicht, dat duizelig maakt. ▫ Zulk een beperkend instinkt is heilzaam en een goed teeken. Gedegenereerden en decadenten zijn geen patriotten. ▫ Over Ellen Key dacht ze evenals ik. ‘Die schuimt alle goede dingen zoowat af’ zei ze. ▫ Ik hoorde met verbazing dat ze zich ook ‘jenseits Ibsen’ voelde. Maar ik bedacht later, dat Ibsen een Noor was en zij een Zweedsche. ▫ We spraken over de Scandinavische schrijvers. De meesten gaan achteruit zei ze. S. Lagerlöf heeft Gösta Berling in den droom geschreven, daarna is ze zwakker geworden. Geyerstamm teert op zijn roem. Brandes wordt niet | |
[pagina 796]
| |
aant.
Gister was ik met lieve Aapje bij Giza en wij deden een auto-tocht. Ik was veel kalmer en opgewekter dan in langen tijd. Ik had ook een goed bericht van Else, dat Kahane IJsbrand mooi vond en het warm aan Reinhardt had aanbevolen. ▫ Ik had ook besloten Walden te verkoopen en de spaarkas reeds aan Emons overgedragen. Ik voelde nu vrijer en ruimer, en boven de zorgen uit. | |
maandag 24 juniHet weer is gestadig slecht, guur, wild en nat. Gister zouden we een zeilwedstrijd meemaken, maar het stormde zoo dat die een week werd uitgesteld. Een tjotter sloeg om. We voeren met de juryboot naar de Oranje-sluizen, vandaar liepen Hans en ik over de Zeeburgerdijk in den storm wind op. Ik heb hooi-katarrh en voel zóó-zóó. Wat er gebeuren zal is nog onzeker. Het is de vraag wat Janssen zal doen. Wat mij betreft ik kan niet meer doen dan afwachten. Meer geld opnemen doe ik stellig niet, en als mijn schuldeischers meer willen dan moeten ze mij maar executeeren. Het is mij om 't even. Ik zal Walden evenwel toch verkoopen zoodra ik kan. En dan moet ik naar Amerika, om te trachten wat te verdienen. Maar daarvoor moet ik wachten tot ik bericht krijg. Het lezen van de correspondentie van Franklin deed mij goed. Vooral het tweede deel tijdens den oorlog. De man van 70 jaar die naar Frankrijk zeilt om zijn land te vertegenwoordigen, en al zijn geld (100.000 frs.) leent aan zijn regeering om de oorlogskosten te bestrijden. Die bij zijn overtocht, na den dood van zijn vrouw, op een reis van zes weken de Golfstroom ontdekt. Vooral de prachtige en kostelijke stelligheid, waarmee hij altijd weet wat te doen en hoe zich te houden. ▫ Hij is de man die algemeen menschelijke wijsheid vereenigt met praktische werksaamheid. Iets wat ik in mijn extra-hoofdstuk bij de Blijde Wereld een onmogelijkheid noem. Maar | |
[pagina 797]
| |
bij Franklin is het toch mogelijk omdat hij een zoon is van een jonge, onbedorven en gelijkmatig samengestelde maatschappij. Daarom is juist zijn figuur zoo veel-beteekenend. De oude staten konden nooit zoo'n man opleveren. En dat weet hijzelf en zegt het. | |
dinsdag 25 juniHevige storm en regen. Ik bestudeerde de lijn getrokken op de plaat van een gramophoon. Het wonder is dat één enkele lijn, uitwijkend in twee richtingen, op en neer en heen en weer, al die emoties kan uitdrukken die wij van een gecompliceerd muziekstuk ondervinden. Het stiftje wordt maar in twee richtingen bewogen, door de bodem en door de zijwanden van de kleine groeve, met een zeer kleine uitslag, en daardoor worden al de gecompliceerde harmonieën van een vol orkest teweeggebracht. Eerste gedachte: hoe ontzachlijk samengesteld zijn betrekkelijk eenvoudige gewaarwordingen. Of liever: welk een fijn mechanisme wordt vereischt om ze te weeg te brengen. In ons oor is dit gramphoon-mechanisme ook aanwezig in een klein bestek en nog veel subtieler. Tweede, beklemmende, schijngedachte: kan dus alle muzikale schoonheid worden teruggebracht tot zooiets doods als een golvende lijn. Het zou theoretisch mogelijk zijn de muziek van die lijn af te lezen. Die lijn is, theoretisch, geheel in getallen uitdrukbaar. Het schoonste verhevenste muziekstuk is dus een op bepaalde wijze slingerend lijntje, en dit weer een mathematische formule. ‘Is?’ neen, het is dit niet. De lijn is niet identiek met de muziek. Zoomin als een boek identiek is met de gedachte. En zoo niet, wat is 't verschil? ▫ Wat is 't verschil tusschen de lijn, die geheel en al volkomen, een schoon muziekstuk uitdrukt, en de aandoening? ▫ Voor den materialist is er geen verschil. Voor hem is dus leven en gevoel werkelijk zooiets als een gecompliceerd golvende lijn. Feitelijk is de lijn het schijnbeeld, het gevoel de werkelijkheid. ▫ Dat neemt niet weg dat er dus ook voor alle gevoel een mathematische expressie moet zijn. Wanneer wij zulke verheven aandoeningen als muziek, zoo eenvoudig en nauwkeurig kunnen vastleggen in een golvend lijntje, dat mathematisch zou kunnen worden uitgedrukt, dan is zulk een uitdrukking ook voor alle aandoeningen en gevoelens mogelijk. Nu rijst de vraag of het feit dat wij organen hebben die deze materialisatie der werkelijkheid, deze in een lijn geformuleerde schoonheid weder tot | |
[pagina 798]
| |
aandoening kunnen vertalen, ook niet bewijst dat de schepper van deze organen, de soort, ook de daartoe vereischte ontzachlijke mathematische bekwaamheid bezit. De grammophoon-lijn is een symbool dat onze oogen niet kunnen vertalen maar onze ooren wel. Het symbool hebben wij vastgesteld, niet door berekening, maar door empirisch volgen van de aanwijzingen van ons gehoororgaan. We hebben een kunstmatig gehoororgaan samengesteld, en toen daarin de door ons gehoororgaan gecontroleerde klanken zich laten registreeren. ▫ Maar een symbool onderstelt altijd voorafgaande, onderlinge afspraak omtrent zijn beteekenis. Waar is die? ▫ Het feit dat onze ooren dit symbool begrijpen bewijst dat er voorafgaande kennis was omtrent de beteekenis. Die kennis is niet in 't individu. Het individu zou nooit, door eigen berekening, tot het begrip van de beteekenis van het symbool kunnen komen. ▫ Dat wij, individuën, de beteekenis verstaan van symbolen, wier mathematische constructie oneindig ver boven onze vermogens gaat, bewijst dat wij gevormd zijn, en ook nog in ons leven verbonden worden door een wezen dat ons in kennis, vernuft en wijsheid oneindig overtreft. | |
zaterdag 29 juniRegen, regen. Bij 't overlezen van de vorige bladzijden nog de volgende gedachten: de grammophoon-lijn of liever: de beweging van het stiftje bij 't spelen, is geheel en eenvoudig de samenstelling van ruimte en tijd, het stiftje, de punt er van, beweegt zich op en neer en heen en weer, in één vlak, dat zijn dus ruimtebewegingen, het muziekstuk ontstaat door de opvolging, in tijd, dezer bewegingen, het uittrekken er van tot een lijn. ▫ Een muziekstuk is dus beweging in ruimte gecompliceerd door beweging in tijd. Uit deze beiden bestaat dus muziek. De aandoening zelf is daar buiten. Het is mij nu of we konden zeggen: wij, menschen, zijn een beweging in tijd, door een ruimtevlak. Mijn beklemming voor het ‘te wijde uitzicht’ is dan het besef van andere bewegingen, als tijd en ruimte. Het zou mij verschrikken als alles was, zooals ons leven, terug te brengen tot het ruimtevlak en de tijdsbeweging. Er zijn oneindig veel zulke bewegingen. Wij kennen er twee. Ruimte kennen we door beweging, anders niet, tijd is een beweging, die de ruimtebeweging compliceert. Beweging is de fondamenteele eenheid van beiden. Donderdag was ik in den Haag, en hoorde 's avonds een voordracht van | |
[pagina 799]
| |
aant.
Een prachtig onderwerp voor een proza-verhaal. Ik zou er zelf neiging toe gevoelen het te schrijven. In dit schema, deze verwikkeling, de merkwaardige gestalten doen handelen die mij voor den geest staan. Zonder eenige tendens. Misschien in brief- of dagboek-vorm. ▫ Stead gaf mij ook een ringetje van een vriendin van hem, mrs Morris, en verzocht mij haar in den droom te roepen, wat ik beloofde. Ik at en logeerde bij mijn goede Zweden, en werd door de ouders van lille Merta, den heer en mevr. Lindberg uitgenoodigd om naar Stockholm te komen. 's Avonds, na de conference, in de salons van Stead veel grappen en vroolijkheid. Dr. Eyckman, Madame d'Albert - deze laatste een typische Parisienne, niet jong meer, maar zeer elegant, geestig, druk, uitstekend talen sprekend, het heele gezelschap levendig houdend en amuseerend. Daarna nog in de Twee steden - waar we de Zweden zouden vinden. In het fraaie hotel-restaurant: ‘Où sont les Suèdes?’ riep mad. d'Albert, ‘vous nous avez promis des Suèdes’ (tegen Ida Bäckmann) ‘Il me faut des Suèdes, morts ou vivants!’ ▫ Ida Bäckmann nam een servet over den arm en deed een oberkellner na: ‘Madame, bedaure sehr. Schweden sind nicht mehr | |
[pagina 800]
| |
da! Schweden werden so spät nicht mehr serviert. Kann ich mit etwas Anderem dienen?’ ▫ Om half twaalf kwamen de Zweden toch. Vrijdag liet ik Amsterdam zien aan mad. d'Albert en aan Ferrara, den gedelegeerde uit Cuba, geboren Italiaan, een hupsch en elegant jong mensch. Men had hem beschuldigd anarchist te zijn en daarom nam hij ontslag. Ik vond het nog al een aardige dag. Ik schold op Amsterdam, omdat ik er van gruw, maar ik moest erkennen dat het mooi was, - en nooit kreeg ik zulk een grooten indruk van de schatten op het rijksmuseum. 's Avonds hoorde ik ‘la Vita nuova’ van Wolf-Ferrari in de kerk te Naarden. Het was stampvol en druk in de kleine schilderachtige stad. De kerk was prachtig met de kaarsenkronen en het donkerblauwe avondlicht door de ramen in de gewitte bogen. En ook de muziek was een groot genot. De machtige, ontzachlijke woorden van Dante, zoo waardig en statig gezongen. Het was groot. En ik voelde mij zeer opgeheven. Veel menschen om mij heen, die mij aan al mijn misère herinnerden. Advocaten, grossiers enz. Maar ik zat in lief gezelschap, tusschen Betsy en Carry en dat was heerlijk. Gister Zaterdag was ik bij Betsy. Hoe mooi is deze verhouding tusschen haar en mij. Zij is nu geheel en al rustig, en haar edele natuur komt geheel vrij. | |
woensdag 3 juliHarrow, met Paul. Ik vond Lady W. gedeprimeerd, en mr Macdonald ook. Het deed mij goed te bemerken dat mijn komst hen opfleurde. En Lady W. zei dat ze blij was dat ik gekomen was. ▫ Vanmorgen zeide ze, dat ze een voorgevoel had dat Den Haag, waar nu de vredesconferentie is, eenmaal zal worden de plaats van bijeenkomst voor het eerste congres van Significa. De kleine mismaakte Macdonald met zijn sarkastisch en geletterd intellect was blijkbaar verbitterd onder zijn gering succes. Hij schold op zijn land, en vertelde van de lof die zijn werk vroeger had gevonden, toen men zei dat er na Swift niet zoo in Engeland geschreven was. Zijn scherp gedicht tijdens de boeren-oorlog. De edelmoedigheid van Engeland noemde hij de edelmoedigheid van een man die een ander tevergeefs heeft willen vermoorden en als 't niet lukt hem de hand aanbiedt, en spreekt van vergeven en vergeten. Ik was aanvankelijk onrustig, door 't gevoel hier als gast te komen, ter- | |
[pagina 801]
| |
wijl mijn positie in Holland zoo desolaat is. En door de vraag hoe Paul zich houden zou. Maar ik bemerkte hoe welkom ik was en hoe ik goed kon doen. En ik voelde opgewekt en energiek. En ik besloot rustig deze gastvrijheid aan te nemen, zoo lang mogelijk. ▫ Paul is nog wel wat verlegen, door de taal, maar de toon is hier zo gemakkelijk, hij zal zich wel thuis gevoelen. In de spoor begreep ik de analogie van natuur- en levensverschijnselen. Het kwam plotseling in mijn hoofd. ▫ Hoe hooger de natuurverschijnselen zijn/ hoe minder we hun samenhang als levensverschijnselen kunnen waarnemen. ▫ De zwaartekracht en al de physische krachten/ eigenschappen der doode stof zoogenaamd, dat zijn de levensverschijnselen van het hoogste wezen of de hoogste wezens. Of het het allerhoogste wezen is, God zelf, dat hangt er van af of er naast den kosmos nog een hyperkosmos is, met andere, meer algemeene wetten. ▫ De verschijnselen van planten en dierenwereld zijn de uitingen van lagere levende wezens, maar oneindig boven ons individueele leventje. ▫ De instincten zijn de algemeene levensuitingen der soorten. Uitingen van vernuft en kennis, maar van beperkt vernuft en beperkte kennis, hoewel ver boven de onze. ▫ De eigenschappen der atomen en moleculen zijn uitingen van veel hooger leven, maar staan gelijk met wat de instincten zijn voor de soort. ▫ Zoo doende leeft het hoogste wezen ook in al de lagere, en zij in het hoogste wezen. Daar hun instincten met en door Zijn krachten werken. In onzen tijd is het niet mogelijk alleen door de kracht van een waar woord op de groote massa te werken. Daarvoor is die massa te ongecultiveerd, en te onzelfstandig. Er moet een zekere mate van persoonlijken invloed bijkomen. Aldus kunnen wij alleen werken door tusschenkomst van personen met aplomb, eerzucht, heerschzucht en ambitie, die de waarheid in zich opnemen en actief maken. | |
donderdag 4 juliSteeds slecht weer. Wolken aan den hemel en ook nog in mijn gemoed. Soms voel ik alsof Lady W. zwakker wordt van geest en karakter en vind ik haar uitingen niet meer zoo diep en bizonder. Zoo was zij zeer vervuld van de mogelijke bewoners van Mars, en dat die ons zouden pogen te roepen. Maar voor mij is dat ondergeschikt, een bijzaak. Er zijn levende wezens in onze onmiddellijke nabijheid, die wij niet bemerken en er zijn zeker pogingen genoeg gedaan om onze aandacht te trekken. | |
[pagina 802]
| |
Gister met Paul in het Kunst-nijverheidmuseum te South Kensington, en in de Indische afdeeling. Er was overweldigend veel, maar het deprimeerde niet en we pikten telkens hier en daar wat moois uit. | |
vrijdag 5 juliGisteren met Paul naar de speech-day van de Harrow-school, een typische bijeenkomst van Engelsch High-Life, een echte garden-party. Veel jongens in rokken en hooge hoeden. Veel mooie toiletten. De Maharajah en Maharanee van Khurtapala met twee grootoogige, schuwe dochters, in fijne, teerkleurige zijde, maar met zwarte doek en cape om voor de kou. Ik las Bernard Shaw's: ‘John Bull's other Island’ en ik was verbaasd over de fijne geest en de voortreffelijke karakteristiek en de scherpe satire. Hij is een eerste rangs comedie-schrijver en zijn werk staat ook literair hoog. Aanwezig is de voortdurende spanning door geestige karakter oppositie. Maar er is weinig beweging, geen tragiek, weinig verhevenheid door actie. Ik las ook Pragmatism door William James. Wat ik hier mis in Shaw, in James, in het geestes-leven hier, is het poëtisch schoone, het Danteske. En het komt mij voor dat ik dat niet genoeg durf handhaven. En dat is toch mijn recht, mijn voornaamste macht en mijn verplichting. Maar het handhaven is moeielijk, waar mijn taal niet verstaan wordt. Leelijke droomen. Een slachterij waar ik tusschen de beesten, ook geslachte menschen zag uitgestald, netjes opgemaakt, allen met dezelfde draai, om het smakelijk te maken. Ik zei ‘dat gaat hier nog al kannibaalsch toe.’ Veel last van mijn neus. Productie geheel stil. ▫ Het is alsof ik in een vreemde stilte van overgang leef. Ik wacht, ik wacht. Suspense. Dat is 't woord. Ik kan zelfs niet aan mijn liefste schrijven. ▫ Wat er in Holland gebeurt weet ik niet. Ik verlang naar een samenwonen met mijn lieve vrouw, en werksaamheid. Hier wordt te veel tijd aan gezelschapsplichten, conversatie en maaltijd verdaan, hoewel de conversatie leerrijk is. Een eenvoudig leven, aan zee of in de bosschen, of de bergen, zeer eenvoudig en ongestoord, met wat muziek en conversatie van tijd tot tijd. | |
[pagina 803]
| |
Een kubieke millimeter ether zou een massa van dertigduizend tonnen hebben. Hij begreep terstond mijn opmerkingen over de grammaphoonlijn, waarin tijd de derde dimensie is en hij zei: ‘bij ons is tijd de vierde dimensie.’ Dit laatste zie ik echter nog niet. Het lijkt mij eerder of al onze indrukken tot twee dimensies kunnen worden teruggebracht. Beweging in één vlak, waargenomen door het subject bewegend in tijd, als derde afmeting. Immers de samengesteldheid der gehoorsindrukken al was die nóg zoo duidelijk, is een schijn, ze kan worden herleid tot één eenvoudige snelle opvolging van een zeer klein punt. Welnu, dan is er ook reden hetzelfde van alle indrukken te verwachten. Er zijn dan geen samengestelde indrukken, en alle sensatie kan worden herleid tot zeer snelle beweging van een punt in één vlak, waargenomen door het subject bewegend in een richting loodrecht daarop (deze laatste beweging heet tijd). De composante van deze beide bewegingen drukt alles uit, alles. Er is niets als de complicatie van deze beide bewegingen. ▫ We komen zoodoende tot het geweldige en groote mysterie van de aanwezigheid van het oneindige en alom tegenwoordige in een oneindig klein punt. Alles is te herleiden tot twee bewegingen, tot één bewegend punt. ▫ Ik sprak ook met hem over de mutatie, en de uitingen van het intellect der soort. Hij vroeg of ik dacht dat de mensch-soort op dit oogenblik aan 't muteeren was. Toen noemde ik het groote bezwaar dat meer intellectueele ontwikkeling grooter schedelruimte vereischte, en grooter schedel een grooter bekken bij de vrouw om geboren te worden, en dat de combinatie van groote schedel en groot bekken een ligging van het foetus noodzakelijk maakte die dubbelzijdige heup-luxatie ten gevolge had. Zoodat de dubbelzijdig mankgaande vrouwen een teeken waren van de onmacht van ons ras om het groote hoofd en het groote bekken te doen samengaan. Het evenement van deze reis naar Engeland is mijn waardeering van Shaw. Ik erken dat mijn aanvankelijke meening over hem geheel ongegrond was. Hij is een echt kunstenaar. Ik was bij de familie Wallace (Dr. Abraham Wallace, een S.P.R. lid) onze buren hier, met Paul. Gemoedelijke, onvormelijke Schotten. Twee flinke jongens, een muziekale moeder, een aardig meisje met welig haar. Er was iets wat mij sterk aantrok, en mij tevens droevig maakte, in dat jonge flinke gezonde meisje. Daarbij vond ik de Duitsche Gerta Tönnies onbevredigend schraal en oninteressant. Het gezin leefde blijkbaar weelderig. De jongens hadden een motor, en een geheel huis voor hun werkplaatsen en studieproeven. | |
[pagina 804]
| |
donderdag 11 juliEindelijk komt er verbetering in 't weer. Een anti-cycloon. Gister was 't afschuwelijk. Koud en nat als in Januari, van nacht 40o. ▫ Gister op de bloemententoonstelling in Holland House. Prachtige orchideen en verbazende variëteiten van Laterus, Sweet pea, en bol-begonia. ▫ Eergister in 't Britsch museum met Paul. Het failliet is afgewend en ik nam me voor naar Zandvoort te gaan, en daar de gebeurtenissen af te wachten. Lady W. heeft mij gister op haar slaapkamer laten roepen en sprak mij over haar oom, den Duke of Rutland, hoe die een vrouw trouwde van zwakke constitutie en hoe de gansche familie er bedroefd over was. Hij deed het omdat hij wist dat zij verliefd op hem was, en hij was zoo ridderlijk. Maar Lady W. noemde het een groote fout, want men moet voor het geslacht zorgen. ▫ Ik vond deze toespraak merkwaardig, omdat ze mij daarvoor had laten roepen, en ik haar toch nooit heb verteld dat Truida zwak was. | |
vrijdag 12 juliGister met Hamilton Holt geluncht. Een flinke, stevige, rustige, intelligente Amerikaan. Gladgeschoren breed gezicht. Zeer beschaafd en welgemanierd. We spraken over mijn vooruitzicht op een lecturing-tour door Amerika. De westelijke steden zijn het beste er voor. Daar komen geen theaters en concerten, en is men zeer begeerig naar ontwikkeling. Kleine steden van 20 à 30000 inwoners. ▫ Ik ben geneigd naar deze nieuwe ondervindingen, en onderneem de reis stellig als 't mij mogelijk is. Hoe jammer dat mijn lieve vrouw niet zal mee kunnen gaan. Want het zal zwaar werk zijn. Duizenden mijlen sporen in drie maanden. Met Paul in de National Galery. Zeer genoten. ▫ Een van de merkwaardigste schilderijen is het ruitergevecht van Ucello. ▫ Een zoo groote naïeveteit in de techniek, gepaard met een zoo verbazende knapheid, dat de psychologie van dezen man mij een raadsel is. De paarden zijn geheel fantastisch, als van ijs of marmer, de verhoudingen soms onzinnig, - en toch zijn de bewegingen der drie geharnaste ridders magnifiek van leven en uitdrukking, toch zijn sommige details verbazend knap geschilderd en is het geheel een wondermooi samenstel van sobere kleur en kranige lijn, met groote maestria uitgevoerd, vast en solide. Deze naïeveteit is artistieke toeleg. ▫ Buitengewoon mooi zijn, natuurlijk na de Rembrandt's, de Terborghs | |
[pagina 805]
| |
aant.
| |
zaterdag 13 juliGister bij de Wallace's gesoupeerd en daarna heeft mevr. muziek voor ons gemaakt, Bach, Beethoven, Liszt, Chopin en Schotsche volksmelodieën. Ik verlang nu naar huis, alsof ik innerlijk genoegsaam hersteld ben. Dat wil zeggen ik verlang naar mijn vrouw en naar Zandvoort, niet naar Walden. Toen ik hier pas kwam waren mijn gedachten onrustig en had ik steeds erotische droomen. Nu ben ik veel rustiger maar verlang ook veel sterker naar mijn vrouw en welbewust naar een kind van haar. Dit zijn dingen waaromtrent de menschen nog heel anders moeten leeren voelen en denken. Het is mij of ik in een pantser van leugens heb geleefd. Gister las ik een artikel in de Contemporary over Pessimisme en Optimisme. En ik voelde op eenmaal hoe ‘de Idealisten’ een meer tragisch verloop moest nemen. Ik voelde hoe de figuur van Idse steeds belangwekkend en boeiend gemaakt kan worden, maar hoe hij dan ook moet ondergaan. | |
zondag 14 juliGister namiddag naar het Garrick theater, the Walls of Jericho gezien. Een braaf stuk maar erg gewoon, niet te vergelijken met Shaw. Maar ik had, in de entre-acten, onder de muziek, heerlijke en onbeschrijfelijke aandoeningen van schoonheid. De subtiliteit er van maakt alle woorden nutteloos, maar het deed me voelen alsof ik die schoonheid zonder omzien of ophouden volgen moest. ▫ Het is zichtbaar, maar met een diep verschiet van geheimzinnig lieflijke emotie er achter. 's Avonds dineetje bij Loes Kann. Met drie doctoren, Trotter, Jones en Eder. ▫ Trotter een merkwaardig, gereserveerd, diep-denkend type, een fijne, scherpe geest. ▫ Jones zijn volgeling en vereerder. ▫ Eder een meer gewoon Joodsch Socialistisch Zionistisch vegetarisch propagandist. ▫ De | |
[pagina 806]
| |
laatste had het hard te verantwoorden. Ik verdedigde de Ideeën in het extra hoofdstuk van de blijde wereld uitgesproken. En vond bij Trotter volkomen instemming, of zelfs voorafgaande gelijkheid. ▫ Paul was somber. Hij moest aldoor pluizen, zei hij. En dan vond hij dat alles tot niets reduceerde, en de menschen maar een schijn waren van wat ze meenden te zijn. De te wijde blik. Pluizer. | |
dinsdag 15 juliHeerlijk zomerweer. Nu begint goddank de ‘suspense’ te breken, en alles vaster vorm aan te nemen. Ik voel veel klaarder en gelukkiger nu. Zondag was de eerste echt heerlijke dag, toen ik met Paul van Richmond naar Hampton Court wandelde, door het vroolijke Engelsche land, de grootsche parken, de vele wandelaars. We zagen het oude paleis en de mooie bloemtuin met de prachtige Yew-boomen, en dronken thee aan de rivier, op een bloemrijk balcon kijkende naar de tallooze bootjes met lichtgekleede menschen. Vandaag sprak ik de Ely's en stelde mijn reis naar Amerika vast op October 1908. En van middag met Lady W. sprekend raadde ze mij daar een poos te blijven wonen, en dat lacht me toe, dan hoeft de scheiding niet van mijn lieve vrouw, maar ik neem haar mee. | |
zondag 21 juliSteeds koel, N. wind. Ik kwam Vrijdagmiddag thuis. Holland drukt mij ontzettend. Ik was in de laatste dagen in Engeland rustig, gelukkig, vol moed en vertrouwen. Ik wilde liefst zoo spoedig mogelijk weer weg uit Holland. Ik verheugde mij op Amerika. Maar nu drukt alles weer, de kleine, laffe, bekrompen menschen, het leelijke ras. Ik zocht gisteren een dag tevergeefs naar kamers in Zandvoort. Ik twijfel aan mezelven, ben bang dat mijn stem niet toereikend zal zijn voor die voordrachten, dat ik heesch zal worden. Ik vind dat ik zoo weinig nog deed, ik vind mezelf lui en traag. Ik lijd onder haat en wantrouwen, die ik hier om me heen voel. Ik tob over 't verloren geld. Een prettige dag was het met Suze Zutter/ Truida's zuster die uit Zwitserland over was met haar zoontje. Ze was zoo levendig en vurig, met zulke felle oogen, ik mocht haar, en wil graag bij haar inwonen. | |
[pagina 807]
| |
woensdag 24 juliStil, koel, bedekt. Er komt wat beterschap. Brieven uit Amerika. Gister met de Ely's bij moeder gegeten. Zij was zeer fraai gekleed. Hij is een uiterst beleefd, vriendelijk, spraaksaam klein mannetje, kinderlijk in zijn geestdrift, in zijn neiging tot vleiende hoffelijkheid, maar toch zeer kritisch en allesbehalve naïef. Hij vermoedde dat het Lowel Institute mij zou vragen voordrachten over Hollandsche literatuur te houden. Ik zei, dat ik dat aan zou nemen. Geravot met Hans in den trein. | |
zondag 28 juliMooi zomerweer. Met dit boek loopt ook een gansche levensperiode van mij ten einde. Het einde is buitengewoon pijnlijk. Moge er iets goeds uit zooveel smart gebaard worden. Het is de uiterste mate die ik zonder schade verdragen kan. Wat de smart veroorzaakt kan ik niet nauwkeurig zeggen. Het is het Leven dat in mij gist en brandt. Uiterlijke pijnen van teleurstelling en miskenning worden dan des te heviger gevoeld en aanleiding tot eruptie van inwendig leed. Het gaan naar Zwitserland, waarvan ik me zooveel voorstelde, is nu weer verhinderd. En hier, in dit vervloekte land, kan ik 't niet lang meer harden. Het N.T. zal nu toch IJsbrand spelen. Natuurlijk begreep v.L. het niet en noemde hij IJsbrand een ‘teederen droomer’ en wilde Fanny Hardendop in de laatste acte halen. Ik las gisteravond Candida achtereen uit. In Shaw vind ik eindelijk mijn portuur onder al mijn tijdgenooten. De wereld moet hem dankbaar zijn. De persoon Candida is mij niet sympathiek. Zulke vrouwen prikkelen mij tot verzet, door hun goevernante-achtig moederen en teedere arrogantie. Maar het stuk is een hecht, solide meesterstuk, een monument, fraaier dan Ibsen of een ander van mijn tijdgenooten gebouwd heeft. | |
donderdag 1 augustusWijk aan Zee. De eerste dag van een nieuw leven. Ik voelde hoegenaamd geen pijn bij 't scheiden. En ik bedacht hoe ik als kind schreide toen ik van 't oude slaapkamertje, waaraan ik gehecht was, moest verhuizen naar een ander. En nu vertrok ik uit een plaats waar ik twintig jaar lang woonde en mijn kinderen grootbracht. Ik ben wel harder geworden. ▫ Maar van | |
[pagina 808]
| |
avond, wandelend door het zeedorp moest ik veel aan Martha denken en begon het wroegen. Voor twee jaren, herinner ik mij nu, had ik nog het plan ook met Martha een tijd lang hier te komen. Ik gevoel neiging tot die lezingen over Holl. literatuur. Ik kan er een diep en mooi boekje van maken, vol principieele en gewichtige inzichten over kunst, de kunstenaar, het dichterschap, het woord. Het heeft zich immers alles bij ons in een microscosmos afgespeeld. - ‘Der Mensch ist etwas das überwunden werden soll’ zegt Nietsche. ▫ Ja, wenn er erst erreicht ist. | |
zondag 4 augustusNevelig, broeyig. Ik heb een lange verkwikkende nacht gehad met een helderen droom vol verrukking. Nu ben ik gerust. Ondanks al wat ik mis zal ik kunnen werken, en de ‘Wanderjahre’ kunnen volhouden. ▫ Dit is de grootste zegen, dat ik altijd vrije uiting kan geven aan het beste en hoogste wat in mij is. In het samenleven met mijn lieve vrouw is juist die ruimte, die ik altijd gemist heb en die mij zoo onontbeerlijk blijkt. ▫ Want Martha was heel intelligent, maar het verhevene in mij geloofde zij niet, zij had er geen antwoord voor, zij is een te nuchtere geest om mij daarin ruimte en geloof te geven. ▫ Daarom ook houden zooveel menschen meer van haar. Het dichterlijk verhevene schrikt af, maakt bang en twijfelachtig. En vele, vele jaren heb ik mij door mijn plooibaarheid daarin geschikt. Tot mijn bitter leed en schade. ▫ Wel is een kritische geest, en een gevoel van humor noodzakelijk. Maar daarvan kan men te veel hebben. Zooals Hans b.v. En Martha heeft, evenals haar moeder en vader, diezelfde overmaat van weifelende nuchtere kritiek, die verlammend en benauwend, zelfs vernietigend op den dichter werkt. Maar die oogenblikken zooals ik ze nu heb, als ik na het koffie-uur Hölderlin voorlees, die zijn zegen en lafenis, zooals ik nooit gekend heb. ▫ Hölderlin geeft mij eigenlijk, na Dante, het hoogste in onmiddellijke verhevenheids-expressie. Ik geniet er onbeschrijfelijk in. Eén gedichtje per dag. ▫ De kamer is leelijk gestoffeerd, maar aangenaam van licht en verhouding. Een paar mooie vaasjes, waarin we bloemen schikken, maken het goed. ▫ Hölderlin geeft mij voedsel voor dat groote plan, het groote mythische drama. Saturnus of Kronos, zal het heeten. Het verhevene is de hoogste deugd, het valsch-verhevene de hoogste ondeugd. | |
[pagina 809]
| |
woensdag 7 augustusWild weer, zeer winderig. ▫ Ik was Maandag in Bussum en had een droeve dag. Het was warm en stil. Martha had haar neefje Pam Witsen, het hupsche, intelligente knaapje met de lamme hand, bij zich. Zij was lief met den jongen, en tegen mij zacht en vriendelijk. Maar ze ging veel alleen weg, om in den mooien avond te wandelen, zonder mij. Ik dacht aan onze vele stille wandelingetjes samen. Haar kleine zorgen voor me roerden me zeer. Ik voelde alles scherp en droevig. ▫ Ik sprak Jolles en die was kregel onder de moeielijkheden, de zakenzorg die nog steeds blijft aanhouden. Het ‘vuil van Emons’ dat hij moet opruimen, zooals hij zegt. Hij was nu zeer boos op Emons, die alles doet op losse schroeven, met geweldig zelfvertrouwen en groot aplomb, en zonder eenig degelijk beleid. ▫ Zulk een man was als 't ware met perfide zorg uitgezocht om mij er in te laten vliegen. ▫ Ik vond mij een ongeluksvogel, die zijn ongeluk niet verdiende. ‘In't hoekje waar de slagen vallen’ zooals mijn moeder vroeger zei. Ondanks mijn ‘26 voorrechten’ zooals Betsy zegt, van't eene ongeluk in 't andere. Van daag gaan Truida en ik aanteekenen. Welk een parodie! - En ik dacht aan 21 jaar geleden, de voorspoedige jonge man, met enkel vrienden, geen vijanden, het familie feest, de bruidsdagen met gele rozen, het tooneelstuk in de Stadsschouwburg, de reis naar Italië, geen geldzorgen, alles fleurig, hoopvol ... En nu samen in de tram naar het kleine raadhuisje aan de Wijkerweg, - een vijandig land, een geruïneerd gezin, een zwakke vrouw. ‘Het is mijn eerste blunder niet’ zei ik van morgen schertsend tegen mijn lieve vrouw aan 't ontbijt, ‘en het zal ook mijn laatste wel niet zijn.’ En toch ... en toch ... en toch, ik benijd dien jongen man van 1886 niet. Ik zou mijn droefheid en leed niet willen missen. Er is iets dat alles goed maakt. In 1886 speelden ze ‘de Student thuis’ nu zullen ze ‘IJsbrand’ spelen. Dat is een verschil. ▫ En ik voel dat IJsbrand nog mijn hoogste niet is. ▫ Ik las het leven van Keizerin Elisabeth, ‘The man of destiny’ van Shaw en ‘Also sprach Zarathustra’. ▫ ‘The man of destiny’ is een meesterstukje. Zie hier Napoleon dan toch gedramatiseerd, - maar als een blijspel-held. Maar hoe scherp en juist! ▫ Shaw is literatuur, zijn stukken zijn te lezen. Die van Ibsen niet, al evenmin als die van Heijermans. ▫ In Nietzsche vond ik oude aanteekeningen van mezelf. En ik vond dat mijn kritiek toen grond had. Wat ik tegen hem had, heb ik nog. Hij is te veel moralist om | |
[pagina 810]
| |
een groot poëet te zijn, en te weinig poëet om een groot moralist te zijn. En toch is hij een der grootsten/ zo niet de grootste poëet van zijn tijd. ▫ Ik zie dat nu, beter dan vroeger, omdat ik de wereld beter ken. Tegenover mij, mij zelf alleen, is hij dezelfde Nietzsche, geniaal en dwaas, voortreffelijk en nu en dan onuitstaanbaar. Een held, wiens deugden ik even heerlijk vind, als zijn zwakheden verwerpelijk, al zijn het ook tevens mijn zwakheden. Maar nu ik de wereld ken, en met klaarder oogen aanzie, nu begrijp ik hoe sterk en groot zijn werk is tegenover die wereld. Veel sterker en grooter dan het mijne tot nu toe geweest is. Omdat het raak slaat in het juiste niveau. Het is een middending tusschen preek en kunst, hij is een middending tusschen profeet en kunstenaar. Maar hij is dat goed, en beter dan iemand anders. Ik was het ook, zonder het te willen of te weten, weifelend, en daardoor zwakker. En in zijn nuchtere oprechtheid heeft hij meer bereikt dan ik in mijn hoogere aspiraties. ▫ Ik weet dat ik zijn ‘Übermensch’ een prozaïsche, nuchtere idee vond, en dat ik mijn mystische aspiratie hooger achtte. Zoo mag 't ook zijn, maar hij heeft die idee tot een levende en geweldige kracht gemaakt die voor eeuwen zal werken. Op hem zal ieder wijzen, als de eerste die dit nuchtere en zoo ware denkbeeld zoo sterk en fel heeft durven uitspreken. ▫ En er zijn ook veel waarheden die ik nu eerst als geheel juist heb leeren erkennen, en die hij schitterend zegt. ▫ Maar nu ... nu weet ik ook, dat hij, en Shaw en het onbeholpen dichterkind Walt Whitman allen maar voorloopers, Johannessen-de Doopers zijn voor den grooten dichter-Christus die komen moet, den Kunstenaar die Dante en Shakespeare zal overtreffen. ▫ Het is waar, Dante en Shakespeare zijn zwak door hun verouderde wijsheid. Er is een nieuw licht opgegaan en Nietzsche, Whitman, Shaw en ikzelf hebben er de schemeringen van gezien. ▫ En ik heb een grootsch en nevelig vizioen van de scheppingen die in dat nieuwe licht kunnen ontstaan. Onder invloed van deze lectuur en mijn leedvolle gedachten der laatste dagen is mijn creatie in de Idealisten gewijzigd. ▫ Idse van Alua wordt een andere, meer grootsche en tragische figuur. En toch weer, evenals IJsbrand, tragi-komisch door de wereld waarin hij leeft. Hij is de don Quixote van het Christendom. En toch niet een verouderd type, omdat ook Jezus den Übermensch wilde. Hij is Nietzsche en Jezus in één. - Maar dan, ... dan hoop ik ook eenmaal in levende creaties te kunnen toonen dat er Goden zijn, en wat onze godsdienst moet worden. | |
[pagina 811]
| |
donderdag 8 augustusSlecht weer. Ondanks een heldere droom zeer stil en neerslachtig. Giza schreef dat ze Zondag zou komen en toen was mijn eerste droeve gedachte: nu kan ik Zondag niet naar Hans in Bussum. En ik kon de lieve vroolijkheid van mijn vrouw niet beantwoorden. De wandeling naar het raadhuisje was prettig, en die in de mooie bosschen daaromheen met het bloemrijke, vochtige duinland nog meer. Dat is mijn geliefde soort natuur, nog van vaders-wege. Dante stelt ‘de Natuur’ tegenover het Mirakel, de natuur als onmachtig iets te doen wat het mirakel doet. ▫ Over de vraag, door mij aan iedereen herhaald: ‘wat is de Natuur?’ schijnt hij al evenmin te denken als de menschen van thans. Leeft de Natuur? Denkt ze, voelt ze? Ze is niet God, ze staat tegenover God. Maar dan is ze een mindere godheid, een wezen met eigen zielsleven. En waar begint ze en waar eindigt ze? ▫ Het is irritant zooals alle menschen vol lof en vertrouwen spreken over ‘de natuur’ en niemand schijnt te weten waarover hij 't heeft, wat hij bedoelt. Paradiso XXIV. 101. Ik begin iets te zien van het groote Saturnus-drama. De ‘schwankende Gestalten’ worden klaarder. De jonge menschfiguur midden-in, die de menschen tot God wil voeren. De heksen-moeder. Het groote, woeste domein waar hij God zoekt - Kronos/Saturnus, Oeranus, Gea, de boomengod, - Christus ... Het kleine leven waaruit hij komt, de kleine theater-spanning daarin over zijn verbijstering, zijn kluizenarij. ▫ Zijn aanschouwen van het groote leven ... zijn terugkeer in het kleine, getroost, gesterkt, maar ongenaakbaar, voor goed verstomd. Hij begon, beladen met schande, laster, een onrechtvaardige aantijging, hij zoekt recht bij God, - wil gerechtvaardigd terugkeeren. ▫ Maar teruggekeerd verlangt hij geen rechtvaardiging meer. Hij spreekt van 't groote leven, ondergaat zijn tragisch lot. ▫ Hij heeft vrouw en kinderen, die angstig hunkeren naar zijn rechtvaardiging, - maar die hij teleurstelt. ▫ Het begin speelt weer geheel in de gewone hedendaagsche wereld. Een gewoon familie-conflict, een rechtszaak. ▫ Daaruit de overgang tot het groote leven. Als hij na zijn initiatie terugkeert is al het triviale uit hem weg. ▫ Deze overgang zoo onmerkbaar en nauwkeurig gevolgd, dat de toeschouwer meegaat. Folco, de zanger. Zondag zag ik een andere figuur. Een die zich tegenover de gansche | |
[pagina 812]
| |
wereld vermomt, een rol speelt, en opzettelijk de hoogste macht en aanzien verwerft, zonder eenige oprechtheids-scrupule. Zijn innigste gedachten zijn echter liefdevol. ▫ Hij valt omdat hij zich door één mensch, een vrouw, tot openhartigheid laat verleiden. De vrouw is geduldig, liefdevol, oprecht - gelooft in hem, maar verderft hem door haar oprechtheid. | |
vrijdag 9 augustusZoel, harde wind, lage dunne, vliegende wolken. Ik zie er tegen op in dit boek te schrijven om de bittere droefgeestigheid die ik te vermelden heb. Een droeve brief van Paul maakte mij geheel ongelukkig. Ik moet aldoor aan Martha, aan de jongens, aan mijn verbroken gezin, mijn ongelukkig leven denken. Het zien van een figuur die op Hans lijkt brengt mij tranen in de oogen. En het ergste is dat ik voor mijn arme aapje dan wel niet onlief, maar toch stroef en gesloten ben, en haar daarmee weer doe lijden, welk leed op mij terugwerkt. ▫ Ik sliep veel en goed. Droomde eerst van Betsy, die een griezelig demonisch gezicht had. Toen van mijn jongens en Martha. Ik was met hun drieën uit, zooals vroeger, en ik stoeide met hen en liet me dragen, mijn armen om hun schouders zooals ik dat meer deed. ▫ Ik had een booze gedachte over Betsy / alsof zij het demonswerktuig was dat mijn huwelijk vaneenscheurde, eerst door haar eigen bekoring, toen door haar raad Truida te trouwen. Ik zie mijzelf zooals mijn vijanden mij zien, een dwaas. Beterschap door het lezen van Zarathustra's Vorrede, en een eenzame duinwandeling. | |
zondag 11 augustusVeel beter weer. Gister de Ely's, den ganschen dag. Hun bezoek gaf mij mijn evenwicht weer. Inderdaad weifel ik nooit, onder al mijn bittere wroeging. Ik weet hoe nu mijn weg voortaan ligt en zal die verder gaan, ondanks al mijn folteringen. Alleen zal ik herhaaldelijk weer gekweld en belemmerd worden door innerlijk lijden om mijn dwalingen en ongeluk. Daaraan is niets te doen als dragen en volharden. Ik heb definitief aangenomen naar Amerika te gaan met als grondslag zes lezingen voor de Political League, tegen een garantie van ten minste 500 dollar. Krijg ik dan nog de Lowell Institute lezingen dan komen er 2000 dollar bij. | |
[pagina 813]
| |
We werden goede vrinden met de Ely's. Hij is een goedhartig, maar tevens flink mannetje, met veel geestelijke-manieren, hij is ook dominee geweest. ▫ Zij heeft een sterke neiging te paradeeren met haar energie, haar levenslust, haar optimisme enz. Daarin doet ze aan Truus Kapteyn denken. ▫ Een type uitstekend voor een comedie. Shaw zal wel eens een dergelijke vlinder vangen en opprikken in een geestig spel. Maar met dat al heeft ze ook werkelijk groote deugden en ik mag haar wel. ▫ Doch ik treed niet in discussie. Ze weet het alles te secuur. | |
woensdag 14 augustusHet waait nu al tien dagen achtereen koel en hard uit Z.W. Een gewichtige gedachte. Het verschijnsel van ‘l'âme des choses’ kan verklaard worden door de Soortgeest der menschen. Het collectief-bewustzijn der menschen veroorzaakt in ons die schemeringen van begrip, die plotselinge waarnemingen zonder samenhang, zonder naspeurlijke oorzaak, die soms met de stoffelijke aanwezigheid van een ring of kleedingstuk samengaan, ook aan bepaalde localiteit is gebonden. En dit is verklaarbaar als wij aannemen dat de menschheidsziel, evenals de onze, denkt en haar gedachten, waarmee ze ons influenceert/ gebonden zijn aan plaatsen en voorwerpen, evenals de onze. ▫ Hetzelfde geldt voor phantasmen dichtbij 't sterven. De Soortziel weet het geval, denkt er aan, naarmate het dichter bij is, brengt het gedachtebeeld in een individu over. ▫ In een localiteit herinnert zich de Soortziel al wat met die localiteit in verband stond. Ik kwam tot deze gedachte omdat hedennacht, toen ik op Walden sliep, de melancholie van Martha en Paul mij op een levendige manier in den droom zichtbaar werd. Dit was niet de gewone fantasiedroom. Maar een vizioenair gewaarworden, en toch niet helder. | |
donderdag 15 augustusEen dag, gewichtig voor me door het al vaster wordend inzicht dat mijn gedachten op 't rechte spoor zijn, en dat ik vond en uitspreken zal, wat de eerste wetenschappelijke godsdienst der menschen zal worden. ▫ Ik zoek naar Naam. Zal ik Stam-ziel zeggen, of Soort-ziel, of Soort-Wezen. Ik zal wachten tot in dichting de Naam komt. 't Was of mij de schellen van de oogen vielen van daag, denkend over onze onzekerheid als wij over God spreken. Wij moeten niet verder en hooger willen spreken dan ons begrip reikt. Over den schepper van den | |
[pagina 814]
| |
aant.
Gister vond ik een artikel over ‘Voorvaderlijk Geheugen’ in de Wet. bladen van Jan. 1907, overgenomen uit de Nineteenth Cent. & after van 1 Juni 1906. Als Nietzsche van ‘der Leib’ spreekt, dat zoo machtig is en veel meer doet dan wil of verstand, dan gebruikt hij al een heel slecht woord. Want der Leib is het kleine zichtbare deel van ons, dat wij zeker niet geheel in bedwang hebben, maar dat nietig is tegenover de onzichtbare besturende macht die het lijf, en daarmee onzen wil en geest drijft. - Over Wagner is Nietzsche uitstekend, maar in Götzendämmerung slaat hij door, op Multatuliaansche wijze, met denzelfden stijl als deze, een verderfelijk gevolg van het redeneeren van een geïnspireerd artiest. Hij houdt de personen niet genoeg uiteen. Hij begrijpt niet de noodzaak van het histrionisme. Hij kletst evenzeer als M. over den schouw-speler en den echten kunstenaar. ▫ Alle kunst is histrionisch. Er zijn geen ‘echte’ kunstenaars. Zoodra Nietzsche den edelen klank mist van zijn beste proza, worden zijn ideeën onbetrouwbaar. ▫ De kunstenaar, die het echte verhevene / niet | |
[pagina 815]
| |
het valsche verhevene, woord spreekt/ kan niet onbetrouwbaar zijn. ▫ Dat is de klank der menschelijke stamziel. Muziek is haar taal, die we spreken en genieten, zonder te verstaan. ▫ De kunstenaar zelf is maar een middending, een persona, een masker, hij kan niet echt of onecht zijn, wel dichter<bij> of verder van de oerziel. Al zijn scheppingen, zijn personen, zijn even goed als hijzelf, als ze wèl geschapen, levend zijn, dan zijn ze even echt of onecht als hij zelf. In een stuk over Pascal, door Tolstoy, een beschouwing over roemzucht die bewijst hoe beperkt Tolstoi's blik nog is. ‘De roem is niets dan bedrog, en ontstaat door zelfzucht en eigenliefde’ en Pascal wordt geprezen, die deze roemzucht tegenging, en zich een gordel met spijkers om 't lijf deed en die als ideaal voor den Christen voorschreef steeds ziek te zijn, kwalen lijdende, alle goeds en alle zinnelijke genoegens ontberende, bevrijd van de hartstochten, die ons geheele leven in ons woelen, zonder eerzucht, zonder gierigheid, in voortdurende afwachting van den dood. (La Revue, 1 Sept. 1906). Vreeselijk lijkt me deze verblinding. Wij hebben geen enkele hartstocht zonder reden, zonder goeden grond geen enkele die we mogen onderdrukken en versmoren. Ze zijn ons allen medegegeven door onze Stamziel, om er goed werk mee te doen. Ze worden alleen dan gevaarlijk wanneer ze gebruikt worden zonder samenhang met ons oer-verstand, onze moederzin. Alleen de van den Godsstam losgelaten driften, de losse, vrije driften kunnen ons verderven, omdat ze hun beteekenis verloren. Eerzucht heeft een zeer goede beteekenis. Het is goed een goeden naam te willen hebben, het is goed te willen dat er naar ons geluisterd wordt als wij iets gewichtigs te zeggen hebben, het is goed te wenschen dat het ware en groote in ons geëerd wordt. (Zeer juist merkt Tolstoi op dat de eerzucht met de jaren toeneemt, en terecht). ▫ Met eigenliefde of zelfzucht heeft dit niets te maken. Wie zichzelf liefheeft, zal zich toch niet in 't verderf doen sleepen. En dat doen driften die hun oorspronkelijke beteekenis - hun samenhang met 't oerverstand - verloren hebben. ▫ We moeten onszelf liefhebben, maar den boom meer dan 't blad. ▫ Hoe heerlijk licht lost alles zich op in mijn nieuwe gedachten. Hoe wordt alles nu duidelijk en verklaarbaar. Pascal 'n goed prototype voor ‘Trots verbrijzeld’. | |
[pagina 816]
| |
heerscht de individuen, maar rust ze toe met eigenschappen die ze zelf onafhankelijk gebruiken. Ze kunnen dit doen ten bate van den stam en in verband er mee, dan is het tot voordeel van individu en stam. Gebruiken zij ze verkeerd, los van den stam, dan gaan ze zelf ten gronde. ▫ Dat de stam zelf weer blad is van een grooter stam, is iets wat zich aan ons begrip onttrekt. Dat te willen weten is eten van de verboden vrucht, dat voert ten dood. Onze taak is het oerverstand te helpen, - en alleen dat kan hooger waarheden benaderen. Wij, als menschelijke individuën hebben geen andere taak als den boom te voeden waarvan we bladen zijn. En wij hebben en houden deel aan dat oerverstand. Daarméé zullen we eenmaal hooger waarheid benaderen. Tolstoi's en Pascal's verblinding is eveneens een van het oerverstand losgeraakte gave. De gave om voor het oerverstand te lijden, en zich zoo noodig te offeren. Deze schoone eigenschap die wij meekregen van onzen Christus om aan hem verbonden te blijven, die is bij dweepers zelf losgeraakt, en werkt blind, leed-zoekend, lijf-en wereldverachtend, tot verderf. - De groote moeielijkheid zal terstond gezocht worden in de omgrenzingen. ▫ Waar houdt onze stam-ziel op? Omvat die alle volken en rassen? De individuen zijn scherp gescheiden, maar wie bepaalt de omlijning van volken, rassen en soorten? Kunnen wij als eenheid, als wezen, als persoon opvatten wat zoo vaag omgrensd is en overal in andere eenheden versmelt? ▫ Het antwoord is dat de omlijningen buiten onze waarneming vallen, en dat voor onzen beperkten blik vaag moet schijnen wat voor hooger beschouwing scherp begrensd is, en eindelijk dat geestelijke eenheden minder scherp begrensd zijn naarmate ze hooger zijn. ▫ Een cel van ons lichaam, met waarnemingsvormogen begaafd, zou onmogelijk ons lichaam als een zoo duidelijke eenheid kunnen zien als zich zelf en zijn soortgenooten. Voor zulk een samenstellend element zijn de grenzen van 't groote geheel noodwendig vaag en uiteenvloeiend. Onze haren, nagels behooren al niet duidelijk meer tot 't geheel, overal aan de grenzen wordt de samenhang losser. | |
zondag 18 augustusZwoele regen. Ik was op Walden. Hans was er en Helène Biegel. Het was er aangenaam, en we maakten een wandeling. Ik was rustig en getroost. Onderweg las ik Nietzsche's Antichrist en ik werd geprikkeld door zijn vulgaire, schampere, zwetsende toon. Dit is zeker niet ‘vornehm’. ▫ Toen kwam het denkbeeld in me een tegenschrift te schrijven, met den titel | |
[pagina *41]
| |
47 F.W.H. Emons in later jaren.
| |
[pagina *42]
| |
48 Mr. Joh. M. Jolles in later jaren.
| |
[pagina 817]
| |
aant.
Ik ben nu ook definitief aan ‘de Idealisten’ begonnen. | |
dinsdag 20 augustusStorm, koud. Ik corrigeerde ‘de Blijde Wereld’. Het viel me mee. Het zwakke begint daar, waar ik mij door mijn publiek op zijsporen heb laten leiden. Ik heb Nietzsche geen onrecht gedaan. Zarathustra is mooi en sterk. Maar ‘de Blijde Wereld’ is voornamer en hooger dan de Antichrist. Het is vol hartstochtelijke overdrijving en beperktheid. Die opsomming: ‘in Petersburg, New York, enz. enz. leest men mij, in Duitschland niet’ is dat niet klein? ▫ Telkens ziet men den Nietzsche van het portret uit zijn soldatentijd, met een bril en een getrokken sabel, een vulgair potsierlijken held. Mijn vergelijking: een grootere Multatuli is zeer juist. | |
donderdag 22 augustusStil weer. Ik ben nu zeer rustig. Gister zijn we naar het kleine raadhuisje geweest en op zeer stille en kiesche wijze als echtpaar ingeschreven. Het komt mij voor dat het, op deze wijze, een goede en blijvende gewoonte zal zijn. Het is goed als echtpaar bekend te zijn, omdat ieder wete dat wat hij den een meedeelt ook aan den ander gaat. En er is niets tegen dit inschrijven, deze registratie, als maatregel van orde. Mits zooals bij ons, dat de eigenlijke huwelijksdatum er geheel buiten blijft, een zaak van de twee. De ambtenaar, de heer Rothe, heeft ons fijngevoelig en hulpvaardig bijgestaan met alles. Een prachtwandeling met Giza, door het weelderig duinland, door de boschjes met manshooge valeriaan. Vannacht dacht ik weer een nieuwe gedachte, hoe sommige instincten duidelijk een intelligente werking doen begrijpen. Eerst onze wetenschap kent het gevaar der ‘Inzucht’, en toch is het bloedschande-instinct al voor duizenden jaren begonnen. In ons is het overwegend, en het is ons onbegrijpelijk dat het zou voortkomen uit een praktisch-rationeel motief. Toch | |
[pagina 818]
| |
is het niet onoverkomelijk, want het kan verloren gaan. Maar het is veel sterker dan vroeger. Zoo is het ook met de homosexualiteit, hoewel deze instinctsaberratie evenveel nog optreedt als vroeger, en men de fout niet meer aan het onschuldige individu zal wreken, is het algemeene verzet toch sterker dan vroeger, ondanks alle rationeele vergoelijking. Men denke aan de Atheensche wereld. Voorbeeld hoe het incest-instinct sterker is dan het perverse: Alcibiades die zegt van Socrates opgestaan te zijn ‘als van zijn vader’. Voorbeeld van incest-instinct: ‘Oedipus’. Het eigenlijke motief, de schadelijke inteelt, totaal buiten kwestie. De Goden verbieden - ziedaar alle motief. De schrikkelijke onrechtvaardigheid in het leven der homosexueelen wordt alleen weggenomen door mijn leer der Stamziel. Daarbij valt de persoonlijke schuld der homosexueelen geheel weg, zij lijden door de schuld van onze Stamziel. Hij maakte het instinct zóó dat het moest aberreeren, en dit is weer het gevolg van de schuld der voorouders-individuen die niet genoeg medehielpen. Maar over Zijn schuld oordeelen wij niet, en zijn Macht is in staat tot goed-maken. Het gansche denkbeeld van de genealogie der Moraal verandert. De moraal ontstond in het denkende oerverstand, maar moet ook steeds van daar weer worden gesterkt, aangevuld, gewijzigd. B.v. de reinheid als godsdienstig voorschrift behoeft niet een priesterlijke truc te zijn met hygiënische bedoeling. De hygiënische wijsheid komt van het oerverstand. Het bij uitstek nieuwe en stoutmoedige van mijn gedachte, is de aanname eener betrekkelijke goddelijke wijsheid. Het oerverstand is niet alwetend en niet almachtig, en toch in betrekking tot ons, goddelijk. Wij zijn als kinderen die hun ouders altijd als volmaakt hebben beschouwd, en volwassen wordend, gaan begrijpen dat ze dat niet zijn en nu al hun geloof en vertrouwen verliezen. | |
donderdag 29 augustusEindelijk heerlijk warm zomer. Op Walden terug. Het is hier nu rustig en ik ben ondanks al wat hier gebeuren gaat en het afscheid en de bittere herinneringen toch gelukkig. In den aanvang sloeg Walden mij geweldig neer, en nog ben ik innig dankbaar Maandag te vertrekken. ▫ Maar één van de twee ergste crisen ben ik door. Ik ben getrouwd en hoewel ik niet | |
[pagina 819]
| |
weet of iemand 't weet, gaat alles rustig door, ik logeer nog bij Martha, en de scheefte is eindelijk weg uit mijn leven. Ik heb mijn lieve vrouw hier in dit huisje, en Maandag gaan we op reis. Een lief bezoek aan Betsy, en van haar bij ons maakte ook alles vredig en gaf voldoening. Mariatti logeert in de hut en er wordt veel Italiaansch gesproken. Vandaag zwom ik met hem in de heldere vaart op het land vol purperen hei en lichte zon. Frou Titsingh, Helene Biegel, Paul en een vriendje. Het is vroolijk. Voor het witte huisje de boogaard vol pruimen. Nu nog de groote geldcrisis door. De veiling van Walden. | |
dinsdag 3 septemberFrankfurt. Van nacht de wondere, heldere droom. Ondanks mijn droefheid bij 't vertrek. De Zondag, eergisteren, was zeer slecht. Ik tob over Martje, over Paul. En juist omdat ze allen lief en goedhartig waren. Ik dacht hoe het alles had kunnen zijn, als Martje maar wat meer liefde voor me getoond had. In den trein het boekje ‘der Zweikampf’ van Tschechoff. Een fijn, scherp, eerlijk waarnemer. Maar de eigenlijke toepassing van zijn gaven ontbreekt. Hij kon zijn talent nog zooveel beter gebruiken. Zeer goed is de toespraak van de brave huisvrouw tot de slordige maîtresse. Dat is bijna meesterlijk. Mijn hoofd is vol van gedachten over ‘Wat is Christus?’. Ik zie bijna alles in dit nieuwe licht helderder. Het geheim van de schande onzer sexualiteit, zelfs dat, het vreemdste aller mysteriën. ▫ En muziek! Muziek is de taal van ons oerverstand, de taal van de stamziel. Wij weten absoluut niet wat we doen als we muziek maken. We weten alleen dat het prettig is. Meer of minder prettig. En van een beter of slechter soort prettigheid. Maar het collectieve der muziek, de harmonie, bewijst het collectieve gemoed dat er achter zit. ▫ En nu is 't ook begrijpelijk waarom ik, technisch absoluut onbekwaam, toch de hooger of lager waarde van muziek beter kan beoordeelen dan groote componisten. Ik herken de stamziel, de moeder-geest. Ik herken zijn verhevenheid, zijn plechtigheid, zijn wijding. Hoe het mogelijk is dat de menschen zoolang hebben nagelaten te vragen: waar hun instinctieve daden door werden veroorzaakt, dat is alleen te verklaren door hun totaal gemis aan zelfbesef. Ze meenen steeds rationeel te handelen, waar ze instinctief handelen. Een geweldig massaal zelfbedrog. ▫ Tot zelf-bezinning komen, dat is dan ook 't eerste wat ik predik. | |
[pagina 820]
| |
En de hoofdfout aller groote denkers was deze: dat ze met hun noodzakelijke denkfouten geen rekening hielden en hun waarheden als éénsvooràl en voor goed opstelden. ▫ Zoo deed Spinoza, zoo deed Schopenhauer, zoo deed Kant, zoo doen nog de Hegelianen, zoo deed Nietzsche. ▫ Ik geef mijn gedachten als schuchtere hypothesen, wachtend op bevestiging. En daardoor zullen ze langer duren. De waan der onvergankelijkheid maakt des te vergankelijker. De Hellenen hadden geen zelfbesef omtrent de relatieve macht der woorden. Ze haalden steeds woord en werkelijkheid dooreen (rhetors). Zelfs Socrates en Plato. Ik meen dat ik mijn boekje zal maken, afwisselend lyrisch, en droog demonstreerend. En dat steeds met nauwkeurige zelfobservatie. Dat zal een zeer nieuw en treffend effect geven, waardoor de tot nog toe onbegrepen macht der woorden beter uitkomt. Het wordt een fijn kunst-stukje. ▫ Hoort nu wèl! nu spreekt het oerverstand in mij! zal ik zeggen. Ik geloof toch haast dat de droom van dien grooten sleutel symbolisch was. Deze gedachte is een sleutel op tal van geheimen. | |
7 septemberHaltenegg. Eenige dagen vol diepe aandoeningen. In Frankfurt oogenblikken van hevige depressie, zoodat ik wel een uur lang stil op de sofa bleef liggen. 's Avonds een lang gesprek met Dr Zielen. De Engelsche meisjes in Frankfurter Hof bezocht. Ik kwam Derkinderen tegen op de Mainkade. Ik voelde me ongelukkig. ▫ Ik was blij in het lieve Zwitserland te komen. Mijn arme vrouw was ook moe en overspannen en angstig om mijn toestand en haar zwakte. Ik was prikkelbaar. In Bern vond ik rozen van Marguerite Collin, en veel brieven. Allerlei streelende en opbeurende berichten, die aanduiden dat ik veld win en er naar mij geluisterd zal worden. De proef van het Gidsstuk, - dat mij goed beviel, - brieven van mevr. Boon, over het eiland, van Willem, uit Guernesey, van Contessa del Bono. Toen een heerlijke dag met Marguérite naar Haltenegg. Ik was verrukt over de schoonheid van 't land, de ligging van 't huis, de menschen en alles. En zoo blij voor Aapje. ▫ Gister gezwommen in het Bubenseeli. Bern was grandioos mooi. Thee bij Collin, en een wandeling. ▫ Op het museum Hodler gezien en Böcklin. ▫ Hodler trof mij 't meest, vooral ‘de Nacht’. Het is groot en kranig, hoewel nog niet zoo volkomen groot, als de grooten van vroeger. Vol zwakheden en matte plekken. Maar kranig. ▫ Böcklin | |
[pagina 821]
| |
aant.
| |
zondag 8 septemberPension Waldheim. Het is een hemelsche dag en een hemelsch oord. Duizenden krekeltjes sjirpen in de stille zon. Beneden het blauwe meer, boven de statige rei sneeuwtoppen, glinsterig en grauw-gegroefd. Het heerlijkste uitzicht ter wereld, en een net, licht, helder huis. Het zware dennenbosch is koel, en de bruine boerenhuisjes liggen tusschen de groene bergweiden verspreid. ▫ Beneden de aardige dorpen Hilfingen en Oberhofen aan 't meer, nu en dan een wit stoombootje. Ik begin tot rust te komen, maar de droefheid wijkt nog niet. Aan Holland denk ik met weerzin. Maar aan Martha en de jongens met smart. Ik lees Mach. En de Undistinguished Americans. | |
woensdag 11 septemberGister avond onweer en wolken. Heden weer helder en zonnig, maar koeler en winderiger. Het is hier goed en mooi, en wij zijn nu rustiger en gelukkig. Het prachtige sparrenbosch achter ons waar we iederen morgen een wandeltje maken, de bergen en 't meer, altijd door mooi, in allerlei afwisseling van licht, zoodat het van 't balcon is als een reeks van prachtige schilderijen, variaties op één grootsch thema. De menschen hupsch en gezellig, en ook geestig en beschaafd. Professor Kissner van Marburg die onafgebroken zijn vertaling van Ariosto zit te corrigeeren, een goedige, hartelijke, eenvoudige man. Gister was hij zoek en het heele gezelschap in half-verholen angst. Professor Leitschuh van de Kunstschool te Freiburg, zeer intelligent/ een beetje een flirt, steeds vol grappen, met een geestige vrouw en een origineel dochtertje, dat een gebrek heeft aan de oogen. De goedige vroolijke levenslustige zangeres Adels uit Strassburg, geb. von Münchhausen. | |
[pagina 822]
| |
Prettig is 't hoe ze allen hartelijk zijn tegen ons en vol zorg voor mijn Aapje, die er al beter begint uit te zien. Gister mijn eerste groote bergtoer. Om 6 uur op, vijf uur weer thuis. Ik was in 't eerst nerveus, onzeker of't mij wel goed af zou gaan. Men weet nooit wanneer de ouderdom ons zooiets belet, en of we wel bij tijds gewaarschuwd worden dat we te oud zijn geworden. Maar 't eenige wat ik merkte is dat ik wat sneller en rijkelijker transpireer. Overigens deden beenen, hart en longen hun plicht zoo uitstekend als toen ik 20 was. Ik dacht over een comedie, waarin het ‘Ding an sich’ optreedt. In de Undistinguished Americans de kleine levensbeschrijvingen van verschillende immigranten van allerlei landaard. Het is bedroevende lectuur, want men ziet bij nagenoeg allen het eenige mooie en nobele, het laatste schijntje van schoonheid en vrijheid, hopeloos uit de ziel verdwijnen. De meesten bespeuren het niet en laten zich reddeloos gaan, bedrogen door wat geld, luxe en comfort. Alleen de Japanner handhaaft zich en worstelt heldhaftig. En dat stukje is nog min of meer ridicuul gemaakt door zijn onzuiver Engelsch. | |
donderdag 12 septemberSteeds prachtig weer. Hoe gelukkig en verruimd ik hier ben blijkt wel uit den droom, waarin ik droomde weer in Bussum te zijn, en het ondervond als een sombere nachtmerrie. Ik dacht: is het dan alles niet waar geweest? En toen langsamerhand de herinnering: ‘ik heb toch voor langer tijd in Waldheim gehuurd/ ik mag er weer naar toe.’ En die verruiming toen! ▫ Ik voel mij nu zoo geheel beter worden, en de angstige dagen van Frankfort zijn voorbij. Mijn geest is in goed evenwicht. | |
15 septemberIk ben echter blij en gelukkig. Ik zit nu tevreden achter mijn werktafel en vorder langsaam maar zeker aan de Idealisten. Ik werk nu op mijn oude wijze, naar mijn eigen hart, zonder zorg om 't succes. 't Eenige wat mij nog wel bezwaart is de enorme massa die ik te doen heb, vooral in wetenschap- | |
[pagina 823]
| |
pelijk werk. Ik voel dagelijks zekerder dat ik daarin iets nieuws en belangrijks te zeggen heb. Vooral als ik zie hoe eminente mannen als Mach nog in psychologische en wijsgeerige onderscheiding te kort komen. Maar dan voel ik tevens hoe mijn dieper inzicht gepaard gaat met een zekere slordigheid, nonchalance in details, die mij veel moeite geeft en zwakker doet staan. Men kan blijkbaar niet alle eigenschappen in voldoende mate bezitten. Gister verloor ik twee spellen schaak tegen professor Kissner. Hij is een type. 's Avonds zong Frau Adels het lied van Brahms, Feldeinsamkeit. Toen maakte Kissner zich woedend om de grammatikale fout: ‘mir ist's, als ob ich längst gestorben bin’. Het moest zijn ‘gestorben sei’. ▫ ‘Wozu haben wir denn einen Conjunctiv?’ riep hij uit, ‘den Kerl möchte ich an die Wand werfen’. ▫ Ik moest onbedaarlijk lachen, maar was op 't punt mij ook boos te maken, want het was dóór en dóór onpoëtisch en dom. ▫ Grammatica is voor de taal wat de kerk voor den godsdienst is: de dood. | |
18 septemberEen paar dagen regen en kou. Vandaag weer helder en zonnig. De bergen liggen rustig voor me, en terwijl mijn vrouw beneden muziek maakt, begrijp ik ziende naar de bergen, door de muziek, hoe het wezen van 't aard-leven, vergeleken bij 't onze, altijd den indruk moet maken van verheven rust. Omdat het zoo ontzachlijk langsaam vliet. Het gebergte spreekt duidelijker dan de zee. Gister avond schreef Betsy me, hoe Hans bij haar in snikken was uitgebarsten, om de scheiding van zijn moeder en vader. Ze schreef juist wat ze wist dat fel treffen zou, een kleine reëele bizonderheid, zijn witte garen militaire handschoenen voor zijn schreiende oogen. ▫ De lieve, mooie, flinke jongen, mijn trots en mijn teederheid. Hij kwam van de manoeuvres thuis - en hij vraagt altijd, zooals Martha zegt, 't eerste: ‘waar is vader?’ En nu was ik ver, met een andere vrouw. Hij kon niet met mij stoeien en gekheid maken. ▫ Ik was zoo bitter droevig dat ik niet lief kon zijn voor mijn vrouw. ▫ Ach, ik heb ook veel hartstochtelijk geschreid in mijn leven. Maar ik doe het liever zelf dan dat ik het mijn kinderen laat doen. ▫ En toch weer in den nacht die zalige troost van een heldere droom. - Betsy zou komen, maar gaf haar plan op. Zij is zoo goed en lief voor me, en deed veel. Maar telkens krijg ik weer dat denkbeeld dat zij een gevaar voor mij meebrengt. (Droom van 12 Sept.) Een booze macht, die niet zijzelf is, maar waaraan zij meer is onderworpen dan ik. | |
[pagina 824]
| |
19 septemberWaldheim. Ik deed gister een groote wandeling met mijn vrouw. Ze wordt goddank aanmerkelijk sterker. Maar ik was zeer droevig en ben het nu nog. De morgen beurde mij iets op. Maar de droeve droom van den nacht ligt nog zwaar op me. De helderheid bracht ditmaal géén troost, en het vizioen van Martha en Hans in hun dierbaarste schijn was hartverscheurend. Hoe wonderbaar zijn deze werkingen! Ik voel me soms als het proef-konijntje waarop de mensch-geest de smartelijkste vivisectie toepast, om zijn wijsheid te vermeerderen. | |
22 septemberNevel. Gister en eergister prachtige dagen. Ik ging naar Oberhofen in den nevel, die alleen beneden hing, en moest 2 uur in het café wachten op de boot. Toen was ik zeer neerslachtig. Maar de zes uren stijgen op de Niesen wekten mij zeer op. Boven was ik diep onder den indruk van het grootsche land en de geweldige omgeving. Het was mij meer dan de zee en ik wilde er aan gewennen. Het was mij nog iets te machtig, ik kon er niet goed slapen. Maar ik zou er aan gewennen. ▫ Ik had ook een heerlijk oogenblik in het Sigriswyler-woud, aan het beekje waar ik met mijn vrouw zat en tranen en verzen voelde komen. Na de Niesen-tocht ben ik zeer verkwikt en voel mij sterker. | |
23 septemberDe rustige werkstemming komt terug. ▫ Ik dacht gister hoe gemakkelijk zich door mijn hypothese laat begrijpen het verschil in kunst en natuur. Een raadsel was het mij steeds hoe de mensch zoo slecht uitgerust is en alles moet bijhelpen door kunst, terwijl het dier zoo goed berekend is voor zijn leven. ▫ Maar als we aannemen dat het soortwezen zijn bestaan uitbreidt en vervolmaakt door de individuen, dan is het begrijpelijk dat in een hoog soortwezen, als het menschelijke, ook aan de individuen een veel uitgebreider taak wordt gegeven, zoodat ze de taak van het oer-verstand, van de stamziel veel verder moeten tegemoetkomen. ▫ Het verschil dat alles begrijpelijk maakt is dit: tot nog toe beschouwden we het individu als | |
[pagina 825]
| |
bestemd zichzelf te volmaken. Dan is zijn gebrekkige inrichting onverklaarbaar. Maar beschouw het individu als een tijdelijk werktuig / bestemd de stamziel te volmaken, dan is zijn gebrekkigheid verklaarbaar en van minder belang. ▫ Een volmaakte, almachtige schepper die gebrekkige individuen laat tobben om zich als individuen te volmaken, wat blijkbaar een hopeloos beginnen is - dat is ondenkbaar, ontmoedigend, onlogisch, onzinnig. ▫ Maar een Hooger wezen dat naar volmaking streeft en daarvoor de individuen behoeft zooals ons lijf de cellen, als tijdelijke, op zich zelf onvolkomene elementen, zooals een boom de bladeren, dat begrip strookt met onze ervaring en ons innerlijk gevoel. | |
25 septemberPrachtig zomerweer. Kleine wolkjes om de besneeuwde toppen. Gister het meer onder een laag watten, vandaag is 't blauw met een ijle damp. Tusschen Jungfrau en Mönch een wolk die als een waterval omlaag hangt. De vorige maal beteekende dat verandering. Gisteravond bestudeerde ik een zwerm kleine muggen. Ze dansen allen met hun kop naar één kant. Den kant van 't donkere bosch, noordelijk. ▫ Ze bewogen soms met kleine plotselinge sprongen, ongeloofelijk snel door allen tegelijk uitgevoerd. ▫ Ze bleven boven mijn hoofd, als ik voortbewoog, maar lieten zich verplaatsen door den invloed van mijn hand. Aan welken invloed gehoorzamen zij? Aan warmte? geur? electrische straling? of andere emanatie? | |
26 septemberHet weer is volmaakt. Warm zomerweer, met lichte bewolking. De schoonheid van de Alpen van morgen was onbeschrijfelijk. De lucht was zeer hoog zacht bewolkt, de sneeuwtoppen klaar en duidelijk, maar met de allerfijnste tinten van grijs tot wit, daarachter een wonderbaar teer bleekblauwe lucht. Het meer grauwblauw, spiegelglad, met een zijïge spiegeling van de donkere bergen, en een wonderfraaie rimpeling van het stoombootje, als wiskunstig harmonische figuren. Vóór het donkergroene dennebosch. ▫ Dit tafereel zag ik op 't balcon waar ik zat te werken, onder een uitgespannen zonnescherm. ▫ De luchte wolkdeken over Mönch en Jungfrau glansde in de zon, en bleef den ganschen dag. Het was een goede dag. Gister was ik ontstemd geweest door een mislukt | |
[pagina 826]
| |
bezoek van Marguerite, dat uitliep op een wandeling naar Thun en Oberhofen. Ik merkte hoe gevoelig ik was geworden door het doorstane leed. ▫ Maar van morgen was alles beter. Er kwam leven in ‘de Idealisten’ en ik voelde het goede arbeidsvuur. ▫ Ook kwam er een boekje gedichten van een zekeren Weinschenk uit Mainz, dat mij veel vreugde gaf. Uit de goede school van Goethe, Möricke en Hölderlin. Ik las ze voor aan mijn vrouw, bij het beekje in 't bosch en ik was er blij om. | |
28 septemberZwaarder wolken boven 't gebergte. Warm. Meer loodkleur in den hemel. Gister een brief van Lady W. over Martha en mij. ‘A false chord on a splendid instrument’ noemt zij mijn daad. ▫ Ach, zij weet niet! zij weet niet! ▫ Ze weet niet hoe die valsche snaar de harmonie brengt tusschen veel dat ze nooit in mij en Martha kende. ▫ En is het niet waar dat door mijn daad de edelste kanten van Betsy en Martha aan 't licht zijn gekomen? ▫ 't Is mogelijk dat ik gedwaald heb! 't Is mogelijk. Maar, zooals Betsy zegt, ik deed het met de uiterste inspanning om het rechte, het meest edele en ridderlijke en reine te doen. ▫ Heb ik mij vergist? Dan komt het bij mijn vele flaters. Voortdurend stroomt een dichte, van boven glanzend verlichte wollige wolkmassa over de toppen van Jungfrau, Mönch en Eiger. Het is als een gestadige wolkenval, men ziet de damp-lawine duidelijk neerstroomen in het dal, en daar lost ze op, zoodat de voet der sneeuwbergen steeds helder zichtbaar blijft. ▫ Jammer dat zulk een heerlijk land door zulke leelijke, nuchtere, prozaïsche menschen bewoond wordt. En toeristen en hotelhouders. Maar goedig en vriendelijk. ▫ Een mooie lange wandeling in de Kohlerenschlucht met mijn lieve vrouw. Een schuimend beekje, steil afstroomend tusschen diep uitgevreten rotsen, een stil bosch op de hoogten, en beneden vriendelijk ingesloten weilandjes met boerenhoeven. Zij liep van 4 tot 7. ▫ Onmiddellijk als ik niet word afgeleid gaan mijn gedachten weer over Martha en de jongens. Dat laat geen minuut af. | |
[pagina 827]
| |
30 septemberBenedenlucht helder, geen wolkje op de Alpen. Bovenlucht dun bewolkt. Gisteravond prachtige onweers-effecten. Turner. Heden is 't niet zoo mooi, maar goed, frisch weer. Gister, na wat opgeschoten te zijn met de Idealisten, kwamen ook gedachten over ‘Een vriendendienst’. En het verheugde mij dat ik toch in staat ben een plan uit te voeren als ik mij er rustig toe zet. Ook al dringt het zich niet zoo machtig op. Dat belooft een onafgebroken werksaamheid. In 't schoone moderne lied (Brahms) is de zang het menschelijk-dramatische, maar de begeleiding het geheimvol-goddelijke. De begeleiding is altijd van een hoogere schoonheid, innig, in-zich-zelf-schoon, meditatief, in-zich-verzonken, boven den zang uit, den zang beschouwend en overpeinzend met mysterieus hoogere wijsheid. ▫ In het oude lied heerschte ook deze tegenstelling, maar tusschen melodie en woorden. In de oude Italiaansche liederen zijn de woorden menschelijk, de melodie goddelijk. Het contrast dus minder fijn en duidelijk, meer onbewust. ▫ Schumann en vooral Brahms maken de scheiding klaar en subtiel. | |
3 oktoberGistermorgen guur en winderig. In de namiddag zonnig en prachtig stil weer. Van morgen hoog bewolkt, koel. Sneeuw gevallen op de bergen. Gister kwam het Gids-stuk. Het schijnt dat noch mrs Cole, noch mijn vrouw de beteekenis van dit stuk verstaan. Mij zelf schijnt het een uiterst belangrijk stuk. Misschien bevat het te veel nieuws zonder geleidelijke overgang, zonder ‘bewijs’ zooals de geleerden zullen zeggen. De Zwitsers maken een nog bedroevender indruk dan de Hollanders. En toch zijn ze uiterst voorkomend en welwillend, veel minder stuursch en bokkig, en vol respect voor wat ze hooger beschaving achten. Maar ze zijn hopeloos nuchter en burgerlijk, onartistiek, zonder zwier, zonder geest, zonder vuur, zonder fantasie. Ze hebben een afschuwelijk dialect, waarvan ze 't leelijke niet schijnen te gevoelen en dat ze allen spreken, tot de meest beschaafden terwijl ze het toch niet als cultuurspraak durven aannemen en ontwikkelen. Gelukkig maar! Ze hebben slechte manieren, een leelijk uiterlijk, slechte tanden, kroppen ... in een woord niets wat den vreemdeling kan innemen, behalve hun eerlijkheid en goedhartigheid. ▫ Een ondichterlijk, onromantisch volk. Gottfried Keller heeft iets hoekig op- | |
[pagina 828]
| |
rechts, een aardig, eerlijk verteller, en hij kiest nog het beste uit zijn volk om te vertellen. Maar het verhevene, het romantische, het poëtische ontbreekt toch. ▫ Dan is daarvan nog meer in Holland. Daar is veel laxheid en kibbelarij, maar toch een smeulend vuur, kenbaar aan den dikken rook over de geesten. Een ouden adel van geest en gemoed, een aan lager wal geraakte grootheid. | |
5 oktoberDikke nevel. Ik werk en studeer vlijtig. Maar in 't pension is de beste tijd voorbij, na 't vertrek van de Leitschuh's en Kissner. Die vormden nog de brug tusschen de Zwitsers en ons. Nu heb ik moeite het troepje te verdragen, om hun hinderlijk gebabbel en gegichel en hun slechte manieren en leelijke taal. Van nacht was ik weer recht droevig. Ik denk altijd weer aan Martha en de jongens, en vind dan mijn vrouw ongevoelig die er zooveel minder door bekommerd is dan ik. | |
6 oktoberKoel, droog, bewolkt. Ik ga nooit meer in een pension, waar men, zooals hier, met de andere gasten moet omgaan. Dat is voor mij niet meer te doen. ▫ Als ik denk, hoe weinig ergernissen ik had in het toch zoo sombere hotel in Berlijn, en op al mijn reizen alleen, omdat ik met niemand te maken had en ongestoord kon werken waar en zoolang als ik wou, dan vind ik dat ik tot elken prijs de kleine kwellingen die ik hier onderga moet vermijden. | |
7 oktoberBewolkt, sterke wind van de bergen. Gisteren avond schreef ik de eerste acte van de Idealisten af. Het staat nu stevig en vast. Alle figuren leven. ▫ Shaw zegt dat de stumper-tooneelschrijver bij 't begin begint, het talent bij 't midden, het genie bij 't end. ▫ Dit is een ongegronde grap. De hoofdzaak is dat de personen leven, dan kan men precies beginnen waar men wil. Maar dan is 't ongetwijfeld beter en grooter bij 't begin te beginnen. Ik vind 't géén teken van genialiteit een of andere pakkende scène aan 't end van 't stuk 't eerst te maken. Dan wordt het stuk eerder geforceerd in bepaalde richting. ▫ Hoe minder ik vooruit bedenk of weet van 't verloop | |
[pagina 829]
| |
van een stuk, hoe beter. Als het leven in de personen zit, dan maken die het stuk, en niet ik. En dan wordt het altijd beter. ▫ Ik kon zeker ook gemakkelijk bij 't end beginnen, - maar daarmee zou ik vermoedelijk 't vorige zwakker doen worden, en 't geheel gedwongener. ▫ Ik weet op 't oogenblik volstrekt niet hoe 't stuk loopen zal, - ik voel alleen ongeveer hoe 't loopen moet, door den aard der bijeengebrachte personen. Maar de ontwikkeling volgt van zelf uit den krachtigen opzet. ▫ Ik voel nu toch waarin Shaw inferieur is. Men moet de Zwitsers de eer geven dat zij onder elkaar een hartelijke, montere, gezellige familie vormen, het schijnen allen bloedverwanten van welken stand ook. Wat een ideaal zou men zeggen! En bovendien zijn ze rechtschapen, eerlijk, gedienstig, beleefd, bescheiden. ▫ En toch! - en toch met dat alles zijn ze eigenlijk onverdraaglijk. Het is zulk een inburgerlijke en kleinsteedsche familie, en ze hebben zoo bitter weinig wat een vreemde kan aantrekken, boeien of bekoren. ▫ Ziedaar de zure vruchten van enkel vroomheid en rechtschapenheid. ▫ Wat geven wij nu nog om hun uitstekende staatsinstellingen? Het leven, de geest, de schoonheid, de goddelijke vonk, het meestbegeerlijke, dat krijgt men niet door goede wetten. | |
dinsdag 8 oktoberBevaix. Het is zoel en regent hard. Voor me zie ik het meer van Neuchâtel in den regensluier. ▫ Gister een dag van diepe ontroering. De morgen was goed en ik had die fijne geluksaandoeningen, door 't zien van de dingen rondom mij opgewekt, die geheimvol en vol beteekenis zijn, - ik had hetzelfde gevoel in den schouwburg te Londen. Dat ze iets beteekenen is zoo klaar en duidelijk, dat ik onmiddellijk zoek naar verband tusschen het geziene en het geluksgevoel. Zoo dacht ik in den Londenschen schouwburg dat het een profetie was van dergelijk schoon, dat ik eens zien zou, en waarvoor ik al het andere zou willen opofferen. Maar nu was het een heuvelachtig, boschrijk herfstlandschap. Toen kwam, in die teedere stemming de ontmoeting met Suze, die ons zoo diep gekrenkt heeft en bedrogen, - en dit land van Bevaix, waar wij bijna een tehuis hadden gevonden in ons zwerversleven. En dit land, met het groote wijde meer, de prachtige heuvellijnen, de Alpenketen in de verte, en de rossig bruine en groene herfstbosschen op de bergen, dit land greep me zoo wonderbaar aan, dat ik geheel ontroerd was en geschokt. Toen kon ik niet anders denken of het was een aandoening | |
[pagina 830]
| |
van herinnering of profetie, - ik dacht aan ‘Du bist Orplid, mein Land’ / het was een gelijkenis met iets geheimzinnigs schoons en dierbaars. Ik dacht: zou ik hier ooit een tehuis stichten? en toen ik 't kerkhof zag, dacht ik: zou ik hier begraven worden? Ik wist daarbij wel dat het een tooverschijn was, die wel weer vervliegen zou, maar ik was toch diep ontroerd tot schreiens toe - en bitter gegriefd door de menschen die ons hier een te huis beloofd hadden en ons toen weer afwezen, uit vrees voor hun reputatie en hun kosthuis-verdiensten. | |
10 oktoberVan morgen regen, nu een prachtig tafereel van optrekkende wolken en doorbrekende zon. De berghellingen dampen. Sneeuw gevallen op de bergen. Waldheim. Dinsdag avond maakte ik een wandeling naar het meer van Neufchâtel in den regen. De weg bezaaid met noten en notenschillen. Toen ik thuiskwam brandde het haardje en de familie zat er om en dronk thee. Toen men mij uitnoodigde in een gemakkelijke stoel bij den haard te gaan zitten, weigerde ik. ‘Ik heb zelf geen haard meer’ zei ik ‘er zijn dingen die te pijnlijk zijn.’ ▫ Toen ik dit gezegd had stond mijn vrouw op en ging schreiend de kamer uit, en ik volgde. ▫ Toen volgde dien avond een opheldering van de ware reden van de weigering om ons als pensiongasten te nemen. Ik had die toegeschreven aan Sophie, de zuster van den man, die mij de meest wilskrachtige toescheen, en die ik meende dat bang was door ons verdrongen te worden. Maar Sophie schreide dien avond ook om ons en ons verdriet. ▫ De man was de oorzaak. Hij had het plan eerst goedgevonden, maar in Holland had men hem verteld dat ik een don Juan was, die de vrouwen hypnotiseerde, en toen Suze uit Walden terugkwam en vol lof over mij sprak, hadden de lieve bloedverwanten elkaar aangekeken en vol medelijden de schouders opgehaald. Suze was ook al gehypnotiseerd en de arme man was nu geconfisceerd. ▫ Toen had hij zich met al de vrees van een Franschman voor ‘coccuage’ tegen het plan verzet. Al vertrouwde hij Suze, hij wou ook niet dat het gerucht ging ‘qu'il portait les cornes’. En toen werd ons de deur voor den neus gesloten, en de schade voor 't pension als voorwendsel gebruikt. ▫ Nu kwam de explicatie, onder veel tranen en lange gesprekken van Suze en Truida. Albert was nu overtuigd dat men mij belasterd had, en ze hadden allen evenveel spijt. ▫ Hiermee was mijn bitterheid gebroken, dit fransche sentiment kon ik veel beter | |
[pagina 831]
| |
verdragen dan het geld-argument. ▫ ‘Je vous avais pris pour un Suisse’ zei ik ‘qui est hôtelier avant qu'il est homme.’ ▫ Ze hadden hem ook gezegd dat Truida een ‘esprit maussade’ was. Mijn lieve goede zachte vrouw! ▫ O die giftmengsters daar in Holland! Nu scheiden wij hartelijk en ik heb het rustige gevoel dat wij er terug worden begeerd, dat men ons graag gehouden had. Nu kan er niet van inkomen, en het is bitter jammer van die twee maanden, die we hebben doorgebracht in de moreel zoo kille sfeer van dit pension, terwijl we de warme huiselijkheid dáár hadden kunnen hebben. ▫ Het was een lief gezicht, die beide zusjes, die zoo op elkaar lijken en van elkaar houden, Suze krachtiger, gezonder, levendiger, Truida fijner, dieper en zachter, maar beide kinderlijk hartelijke, oprechte, ongekunstelde wezens. | |
14 oktoberNog goed weer, vanavond N. wind, van middag zon. Ik las heden dat de Zwitsers 50% van hun jonge mannen als ongeschikt voor den militairen dienst moeten afkeuren. Of dit volk ook in slechte conditie is. Ik zag bij de Jungfrau drie raven vliegen. Door den afstand waren ze alleen door hun kleur niet van kraaien te onderscheiden. Maar toch zag ik terstond dat het raven waren door de groote-roofvogel habitus, de uitgespreide staart en vooral het langsaam in kringen rondvliegen, precies als valk, havik of arend. Ik weet ten minste geen zwarte roofvogel van die grootte behalve de raaf. Ik ben opgewekt thuisgekomen van mijn tweedaagsche tocht naar de Beatushöhle en de Jungfrau. Ik had het nog beter kunnen inrichten als ik beter ingelicht was geweest, en in Lauterbrunnen had geslapen in plaats van in Zwei-lütschinen. Het kabaal in de herberg bedierf mijn gansche nachtrust en daardoor bijna de geheele verdere tocht. Ik sliep nagenoeg niets, door de stoornis en de ergernis er over, en dat na een wandeling van 40 KM in 8 uur. Ook vreesde ik mijn voeten te hebben doorgeloopen. Ik | |
[pagina 832]
| |
stond op 't punt in Lauterbrunnen weer naar huis terug te keeren. Maar de frissche lucht, de Alpenzon en het plechtige landschap wekten mij op, en ik maakte den tocht over Wengen, Scheidegg en Grindelwald en zag voor 't eerst van mijn leven de gletschers en betrad de eeuwige sneeuw. De kleur van de Jungfrau is leelijk, een vaalgrauw, als steenkolengruis. Dat maakt het aanzicht van de berg nog woester. De gletschers zijn ook vuil, met gruis bestrooid. Hooger op is de blauwgroene kleur duidelijker. Het vallen der lawinen in de groote stilte is heel indrukwekkend. Ik voelde weer de bekoring van het groote, stille, lichte in die hooge bergwereld. Het was zeer helder, maar er kwam een Föhn, een woedende storm die een uur duurde. In Holland is zulk weer veel somberder. Hier ziet men 't komen en gaan, en de berg herkrijgt zijn sereniteit in een oogwenk. ▫ Ik was zeer blij gegaan te zijn. Vooral om de liefelijke Beatushöhle, met het zonnige bosch, het ruischende water, het welonderhouden kapelletje, en de cel van den heilige, waar ik mijn ontbijt at van brood en kaas. ▫ En dan om de Jungfrau, van de Wengeralp gezien. Die beide dingen waren de groote nieuwe schoonheidsemoties van mijn tocht. Veel meer dan Lauterbrunnen dat wat saai Zondagachtig was en Grindelwald, - het schoon van beiden is door overdadige banale reproductie zoo bedorven. Zeer dankbaar was ik over mijn uithoudingsvermogen. Ik kwam pas 's avonds 9 uur thuis en voelde mij ondanks den geheel slapeloozen nacht frisch en behagelijk, sliep goed en voel mij vandaag nog des te beter. ▫ Om mijn arme hut, die wordt afgebroken moet ik maar niet denken. ▫ Een streep te meer op den kerfstok van mijn ongevoelig, ondankbaar volk. | |
15 oktoberNog altijd heerlijk October-weer. De lucht is stil, de wolken in vegen, laag wolken (cumuli) op de sneeuwalpen, boven 't meer lichte nevel, en dunne streep-wolken. Onvergetelijk zijn de uren hier op 't balcon terwijl mijn lieve vrouw beneden haar zang oefent. Ze zingt dan de eenvoudige maar mooie solfegge's van Tosti en Bordogni en die fijne melodieën smelten samen met de indruk van de sneeuw-alpen tot een geheel, fijn, weemoedig, verheven. Beneden het kerkje van Hilterfingen, het stille meer, en het bosch, nu bruin en donkergroen op den heuvel. - 50% invaliden, die geen dienst kunnen doen als soldaat, een steeds toe- | |
[pagina 833]
| |
nemend getal krankzinnigen - ziedaar de vruchten van 12 eeuwen Christendom en Vaderlandsliefde! De wijze waarop de wolken zich hier vormen en bewegen. Hun onberekenbaar plotseling ontstaan en weer opklaren, hun vreemde heen-en-weer schuivende en over elkaar wentelende bewegingen in allerlei richtingen, steeds vervluchtigend en zich weer vormend, - zonder dat men dit uit directen invloed van wind of warmte kan verklaren, doet voor alles aan electrische werkingen denken. ▫ In den tijd van vijf minuten vormt zich boven Hilterfingen aan 't meer een groote wolk, trekt naar boven, komt tot dicht bij ons huis - dus 600 M boven 't meer, - onder een koele voorafgaande luchtstroom, - wendt zich eerst naar links, en daarna al verdwijnend naar rechts, is dan op eenmaal, binnen vijf minuten na zijn ontstaan, totaal verdwenen. De zon was al dien tijd verborgen, de wind zeer zwak. | |
17 oktoberOp de sparren in 't Sigriswyler bosch ligt al sneeuw. ▫ Gister stuurde Leitschuh mij de Preussische Jahrbücher met het artikel van Prof. A. Mayer over Multatuli, waarin aan 't slot een vertaling voorkomt van mijn vers: ‘Voor de Liefste.’ ▫ De lezing van dit stuk maakte mij zeer neerslachtig. Het is een scherp onbillijk stuk, dat de overdreven ophemeling van Multatuli bestrijdt op een aanmatigende, bekrompen en onbarmhartige wijze. De kritiek is in veel opzichten gegrond, maar de zelfgenoegsame braafheid van den man is antipathiek. Juist een stuk voor de Preussische Jahrbücher met hun duffe titel. Neerslachtig maakte mij dat ik door dezen man als 't ware tegenover Multatuli werd geplaatst en juist dat vers van mij werd vertaald en geprezen. Zal mijn vijand en Multatuli's vriend niet honend zeggen, die man die dat vers maakte deed hetzelfde als wat je zoo leelijk en ongrootmoedig in Multatuli vindt, hij verliet zijn eerste vrouw, dezelfde ‘Ehefrau’ die hij zoo innig bezong, en trouwde een andere die meer in hem geloofde, hem meer bewonderde en hem teederder liefhad? ▫ Den ganschen dag moest ik om dat vers denken. Dat vers dat ik maakte op 't oogenblik dat ik als angstig voorvoelde dat er een onherstelbare scheuring ging komen, in't najaar van 1888. En waarvan ik nog, als ik herlees, al de innige echtheid blijf voelen, - en als 't ware opziend in mijn leven, zooals 't nu is, verschrikt vraag wat er dan toch gebeurd is, dat ik mij nu bijna schamen moet voor dat vers. ▫ Dat vers waarvan ik nooit zeggen kan dat het onwaar was of is, en dat toch | |
[pagina 834]
| |
aant.
Toen kwamen gisteravond de eerste strofen van een gedicht. In regen en storm. Opklimmend door het bosch, naar huis, hoorde ik de woorden ‘en ontstonden’ en daaruit ontwikkelde zich het heele gedicht. En ik hoop zeer dat het uitweg zal geven aan veel in mij. ▫ Ik schreef ook aan 't tweede tafereel van de Idealisten, met voldoening. Maar de nacht was slecht, ik trachtte Broekman, mijn van ouds vijandigen buurman, uit mijn huis te drijven en ik moest het opgeven, en er was ook een tijger in huis. Ik lag lang wakker, denkende aan het mooie, lieve tehuis, het houtvuur, de kamer van de jongens, de mooie omgeving. Dat alles wat ik nu verliezen zal. | |
20 oktoberEen prachtige heldere herfstdag. Het amarant-roode perenloof is prachtig tegen 't blauwgrijze berg-verschiet. De Alpen klaar en helder. ▫ Het gedicht ‘'t Gebergte’ heeft nu 21 strofen, maar 't is nog niet af. Het was een groote zegen en verkwikking voor me, en ik voelde beter dan in langen tijd. Ook op weg naar Thun en in den trein kwamen de verzen. Het is griezelig, dat onwillekeurig functionneeren van een zoo machtig en gewichtig orgaan. In Bern zag ik met Marguerite Collin de tragedie van Hebbel: Herodes en Mariamne. Het bleek dat ik 't stuk beter gelezen had dan ik dacht, ik herkende alles. Het is een stuk van edel kaliber, er zit groot karakter in. Maar het is niet breed dramatisch genoeg om bestand te zijn tegen een slechte, zelfs een middelmatige opvoering. Macbeth, de Koopman van Venetië werken zelfs met de slechtste spelers op een inferieur publiek. Maar deze ingewikkelde hartstocht-problemen, duistere eergevoelens, en barbaarsche liefde-uitingen zijn te ongewoon, te moeielijk te volgen, te weinig grootmenschelijk. ▫ Ook is de bouw, hoe kranig en weldoordacht ook, te veel er op toegelegd, te veel verzonnen om de karakters zóó en zóó te beproeven en te misleiden. ▫ Die nauwkeurige herhaling van de zelfde gebeurtenis - het heengaan van Herodes met het bevel haar te dooden als hij sterft, het uitkomen van dat geheim, zijn gewaande dood en onverwachte terugkomst - ditzelfde precies verdubbeld maakte een hinderlijke indruk | |
[pagina 835]
| |
aant.aant.
Ik schreef een kleine boutade, over de Zwitsers en hun taal. En ik dacht dat uit te werken in den vorm van een dialoog, of dramatisch vers, Sint Beatus. ▫ Ik liet het stukje aan Marguerite lezen, om haar verdediging van 't Zwitsersch dialect te hooren. ▫ Ze deed haar best. Maar toen ik haar vroeg hoe ze 't zou vinden als deze tragedie in 't dialect werd gespeeld, toen begon ze te lachen, - en daar had ik haar: Stel je vóór, Herodes: ‘I bi a obbe gsi’ ▫ Ze erkende ook dat alle spelers Duitschers waren, en dat er nooit pogingen waren gewaagd tot een dialect-theater. Veel kleine, nijdige dwazen
wilden mijn kaarsjen uitblazen,
toen werd het in mijn hand
een machtige fakkelbrand.
| |
22 oktoberDe kritische dag. Een heerlijke Octoberdag. Ik zit nog op Waldheim en zie de bergen in volle pracht. ▫ Mijn ziel is rustig. Maar ook alleen heel diep, heel diep. ▫ Aan de oppervlakte vaak genoeg droefheid en zorg voor alles. Het pijnlijkst over arme Martje. Het vers schreef ik gister af en stuurde een afschrift naar Giza om te copieeren. ▫ Nu voelt het of er veel en andere zullen komen. Ook teerdere. Nu dit ernstige uitgesproken is. | |
[pagina 836]
| |
Ik ben hier lang genoeg geweest en ga graag weer op reis. Heemzucht ken ik niet, tot nu toe. Ik zou met genoegen van hier naar Amerika reizen. Maar als een goed soldaat naar 't gevecht verlang ik naar de tooneelopvoeringen. Lady Welby vandaag geopereerd en Walden verkocht. De dichter is een neuswijs kind
die 't Leven zoekt waar niemand 't vindt,
Hij spreekt met bergen, maan en zon
Alsof dat alles leven kon,
De dood zelf lijkt hem een bedrog
zelfs dáárin speurt hij 't Leven nog.
Maar de natuurgeleerde
doet juist het omgekeerde
zijn hedendaagsche wetenschap
is ééns zoo slim, en ééns zoo knap,
want die verklaart, met wijsheid groot,
het Leven door den Dood.
Basel, Bahnhof. Wachtend op trein naar Karlsruh. Karlsruhe, 10 uur 's avonds. Ik droeg mijn baloorige vrienden
't Kwaad hart niet toe dat ze verdienden
Want al hebben ze mij wel deerlijk bezeerd,
ze hebben zichzelf nog méér geblameerd.
Op 't schandeleger, mij toegedacht,
liggen ze zelf nu, niet heel zacht,
en ik kan hen, met al mijn vergevingsmacht,
van die zelfgespreide bedden
in der eeuwigheid niet meer redden.
De wereld scheen mij zóó droef bevolkt
en de weg der menschheid zoo'n harde baan,
dat ik meende wel altijddoor zorgen-bewolkt
en kommerbeladen door 't leven te gaan.
Maar ik schepte een licht verblijden
uit een bronwel boven de tijden.
| |
[pagina 837]
| |
Daarmee wil ik voortaan enklen
der aandachtigsten besprenklen,
en de tijden doorschrijden met lichten tred
en overal waar ik mijn schreden zet
een lichtdrop plengen den droeven,
maar niet lang in hun duister toeven.
| |
23 oktoberKarlsruhe. Ik lag een tijdlang wakker van nacht. En toen droomde ik een aandoenlijke droom over Martje. Ik zag haar vaag praten, alsof haar geest door te veel leed gekrenkt was, en over dorst klagen, zooals haar moeder. Toen sloot ik haar in mijn armen, in bitter verdriet, en ik riep uit ‘ik kan je niet missen, ik kan je niet missen’. En ik dacht: nu moet ik Aapjen op haar beurt alleen laten. ▫ Later sliep ik rustiger. Ik weet nog niets van 't verloop van den kritischen dag van gisteren. Maar ik vlei mij niet, het Eeuwige is streng. Hans was aan 't station en hartelijk. Ik ben hier tevreden zal kunnen werken. | |
24 oktoberKarlsruhe. Het is hier een banale residentie-stad, van achttiende-eeuwsche grootheid. ▫ Maar prachtig is het park, in dit seizoen, met dit weer. 's Morgens is 't nevelig en dan komt 's middags een zacht weifelig zonlicht. En dan in 't stille park met de enkele wandelaars, door de tooverig verlichte, geel en bruin getinte boomen. ▫ Van nacht droomde ik van Lady Welby dat ze beter was. Van morgen een goede brief over haar van miss Carter. | |
25 oktoberSteeds nevelig en druilig. Een lieve brief van Martha gaf mij veel rust. Ze noemde Truida haar schoonzuster en wil dat we ‘doodgewoon’ op Walden komen, als we er iets te doen hebben. De veiling is opgehouden, dus de slechtst mogelijke oplossing. Ik was gisteren met Hans in 't theater en zag Lessing's Emilia Galotti. ▫ | |
[pagina 838]
| |
Het is mij nu zeer duidelijk waarom stukken als dit zoo goed stand houden en altijd graag gezien worden, terwijl die van Hebbel slecht gewaardeerd worden. ▫ Het stuk is veel gezond-dramatischer in elkaar gezet. Alles loopt vlot en beantwoordt aan de behoeften der toeschouwers. Het werd uitstekend gespeeld en is ook uitstekend te spelen, als elk goed stuk. ▫ Maar het is de mensch van een oudere beschaving die hier gebeeld wordt. En dat doet ook Hebbel. Ibsen, en vooral Shaw geven de mensch van nieuwere beschaving. ▫ Het is niet de ware, diepe onvervalschte menschelijke natuur die hier gezien wordt. Die zou nooit een vader leeren zijn dochter te dooden, om zulk een reden, noch een dochter dat te vragen en goed te keuren. Dat zijn gewrongen effecten van een valsche beschaving, onder een kunstmatig schande-begrip. ▫ De zuiver voelende vrouw zou de wispelturigheid van den verleider bekampen, als ze van hem houdt, en zich misschien dooden als dat mislukt. Maar niet vooraf zeggen: dood mij, liever dan me aan ‘schande’ prijs te geven. ▫ Maar ik zie nu, steeds scherper, wat er noodig is tot duidelijke uitbeelding. Dat wil zeggen hoe die nieuwe mensch moet worden getoond, om begrepen te worden. ▫ IJsbrand doet het. Maar ik heb nog zooveel meer voorraad, en het doet mij de handen samenknijpen, dat de stroom nog niet rijkelijker vloeit. Het geduldige peuterwerk somtijds noodig om het er uit te krijgen. ▫ In IJsbrand is ook een herhaling van 't zelfde voorval, wegloopen en teruggehaald worden (evenals in Herodes de herhaling van zijn vertrek en terugkomst) en mijn dramatisch instinkt voelde dat als een gevaar. Maar in IJsbrand heeft die herhaling op zich zelf een dramatische werking, ze verhoogt den indruk van de veranderlijkheid der banale menschen, en van het sollen met IJsbrand. In Herodes ontbreekt dat, daar werkt de herhaling alleen hinderlijk, als een gezochtheid. ▫ Ook de eergevoelens van Mariamne zijn onnatuurlijk. De zuiver voelende vrouw die op zulk een man verliefd was geworden, zou dat als een onheil aanvaarden met al wat er bij hoort. Ze zou 't als een zwakheid van zichzelf beschouwen, maar geen verschil maken door een misdaad meer of min van dien man. | |
26 oktoberHopeloos donker, druilig, triestig weer nu al vier dagen achtereen. Gister een zeer treurig verslag van Jolles over de veiling. 't Ergste is dat hij naar mijn terugkomst verlangt omdat het zoo zwaar voor hem is, en dat een privé failliet nog kan dreigen. ▫ In Holland overal faillieten. Een half | |
[pagina 839]
| |
aant.
In Duitschland staan de bladen vol van het proces dat de päderastische hofkringen aan de kaak stelt. Dit zal wel een geweldige schrik in Duitschland geven. Het zal mij benieuwen of dit motief nu tot op 't theater zal doordringen. Tot nu toe, hoe brutaal men ook op de planken was, werd elke toespeling daarop absoluut geweerd, overal. ▫ Harden moet in gevaarlijke positie zijn, zelfs met zijn leven. Ik schrijf een artikel voor de Independent. | |
28 oktoberDroog, lichtbewolkt. Eergister ging ik met Hans in de donkere stoomtram naar Herrenalb. Daar zochten we een logement, en waren vroolijk op onze ouderwetsche wijze. Toen deden we een groote wandeling door 't Schwarzwald, van 10 tot zes uur, over Teufelsmühle, Lauterfelsen, Lauterbach, Gernsbach, Schloss Eberstein naar Baden-Baden, waar we net tegen 't donker aankwamen. We liepen over de 6 KM in 't uur, en ik was hoegenaamd niet vermoeid. ▫ Het was nevelig weer, zonder vergezicht, maar droog en aangenaam. Prachtig was 't gele loof. De wandeling deed me goed. De berichten uit Holland slecht. | |
29 oktoberMooi en helder, eindelijk. Ik schreef gister mijn artikel voor de Independent af. Ik was tevreden, met innerlijke rust. - Matthias Grünewald, waar Leitschuh zooveel in zag en die nog al schijnt bewonderd te worden op 't oogenblik, vind ik niet beter dan een woest fanaticus, maar geen groot kunstenaar. Dat hij de natuur beter zou hebben aangezien dan zijn tijdgenooten kan ik uit deze schilderijen hier zeker niet opmaken. Hij geeft expressie maar een overdreven, onharmonische, leelijke expressie. Hij kent de innige zelfbeheersching der Hollanders volstrekt niet. Duitschland is tegenwoordig gemakkelijk voor een of andere grootheid warm te maken. Als een professor er maar eerst een boekje over schrijft. Ik zag op 't museum een klein schilderijtje van Overbeck, dat mij door fijne kleur en teekening beviel. Maar van de beroemdheden Feuerbach, | |
[pagina 840]
| |
Ferd. Keller, Thoma kon ik de grootheid niet waardeeren. Een fantastisch landschap van Keller had goede eigenschappen, maar geen innerlijke schilders-grootheid. Thoma is een teekenaar, maar absoluut geen schilder, een landschap van hem was, als schilderij, leelijk kinderwerk, geen kleur, geen toon, niets, een croûte. ▫ Böcklin is een schilder, zijn ‘Sorge und Armuth’ heeft schildereigenschappen, maar 't is toch niet meer dan een zeer knappe studie, en zeker geen 35000 Mark waard. Dan zou ieder Rembrandtje in de millioenen loopen. De teekeningen en etsen - van Klinger, v. Uhde waren nog 't beste. ▫ Ook een amusant stuk van Moritz von Schwind, Ritter Kurt's Brautfahrt. Aardig en knap. | |
30 oktober't Weer is hier verbazend eentonig, altijd nevelig, grijs, stil, met wat meer of minder zon. ▫ Gister was ik met Hans in 't theater bij Grillparzer's des Meeres und der Liebe Wellen. Dit heet nog al het heerlijkste van zijn werken. De spelers deden zeer hun best, maar het koude maakwerk liet het publiek ijskoud. Het is de historie op de meest nuchtere, primitieve en ondramatische manier voorgesteld, met banale verzen en banale sentimenten. Alles overgeleverd mooi, op traditioneele wijze voorgesteld, zonder een zweem van diepte of echtheid. En zooals noodwendig is, allerlei zotte uitvindsels en bedenksels, om den gang er in te houden, zooals het opsluiten van Leander in zijn hut, het in slaap vallen van Hero in een storm, het uitwaaien van 't lampje. Alles even kinderachtig, onbenullig. ▫ Het beste tooneel was het offerfeest, met het zingende koor. Maar dat is geen verdienste van den schrijver. Dat is een flauwe reproductie van antiek schoon. ▫ En toen ik voelde hoe ik daardoor aangegrepen werd dacht ik: ‘als ik, met dit zelfde lichaam, een echte antieke plechtigheid zou zien, ik zou van schoonheids-emotie bezwijmen.’ ▫ Dan begrijp ik nu, na het zien van Hebbel's mededinger, hoever Hebbel er boven stond. ▫ En mijn eigen werk ... nu! voor zoo'n grootheid behoef ik niet uit den weg te gaan. In 't minste van mijn comedietjes zit meer leven. ▫ Maar het is uit den tijd en thans tijd verloren, in die antieke toestanden en menschen onze moderne levensschoonheid te willen zoeken. Wij voelen anders, en wij hebben een nieuw leven te beelden. ▫ O altijd weer dat gevoel van de overrijke stof, de massa die ik te zeggen en te beelden heb, en de langsame vordering. | |
[pagina 841]
| |
31 oktoberGoed, zacht weer. Het spijt me uit Karlsruhe weg te gaan. De plaats is me al lief, met al zijn banaliteit. Het proces Moltke-Harden maakt me duidelijker, waarom het instinct der menigte dat de homosexueelen zoo veracht en verfoeit, juist is. Ze zijn uiteraard geneigd samen te kruipen en elkaar te steunen als een geheime bond. Dat is nu hier in Duitschland gebleken. Toevallig komen er zooveel niet in een kring om den keizer bijeen. Die geheime bond heeft een natuurlijken samenhang juist in de homosexualiteit, daardoor zijn ze van zelf verbonden. Maar zulk een verbond is gevaarlijk voor de maatschappij. In hooge mate gevaarlijk, veel meer dan alle andere bonden. Wat men wel eens van vrijmetselaars en joden vreest, dat is alleen werkelijk te vreezen van de päderasten. Want als die een groep gaan vormen dan wordt hun abnormaliteit onder elkaar normaal, gesanctionneerd, en zal daardoor steeds veld winnen en proselieten maken. En dan komen de physieke uitingen onvermijdelijk. Aan reine homosexueelen behoeft men niet meer te gelooven, zoodra er eenige bijeen zijn. Dan wordt de drift hen toch steeds te machtig. Daarom is de verdediging van sommige geneesheeren óf een onbewuste abnormaliteit, door eigen perverse neiging, óf een gevaarlijk intellektualisme, dat de waarde en beteekenis van een onberedeneerd instinkt, het vijandelijk instinkt der menigte, loochent of uit het oog verliest. ▫ Gelukkig is dit instinkt zoo sterk, dat niemand er zich lang tegen durft of kan verzetten. ▫ In boeken als de Kleine republiek ziet men duidelijk hoe ieder kind gemakkelijk tot homosexueel gemaakt kan worden. ▫ Opmerkelijk is dat dit boek door Kloos ‘groot’ genoemd werd, terwijl in mij het antipathisch instinkt tot een heftige woedeuitbarsting aanleiding gaf. ▫ Kloos is beslist sexueel abnormaal, en ikzelf had het evengoed kunnen worden als iedere andere jongen, vandaar mijn woede. ▫ Verdacht is bij een dichter de groote kuischheid, zooals die van Nietzsche, die alleen de vriendschap leert. ▫ Hooge cultuur moet sexueele differentiatie meebrengen, niet het tegendeel. | |
[pagina 842]
| |
Morgen moet ik weer door den zuren appel. Maar zooals ik tegen mijn moeder zei: alleen Martha's lot is wat mij ernstig bekommert, - niet de geldzorgen. Als 't Martha goed gaat - laat mij dan gebeuren wat er wil, ik zal er wel doorrollen. En voor de jongens is een vooruitzicht zonder geld ook beter dan mèt. ▫ Als het morgen mij niet al te zeer neerslaat, dan zou ik hier zeer gelukkig voelen. Paul was 's avonds aan den trein, en Giza. De jongens zijn zoo lief. | |
4 novemberMooi fris weer. De tocht in Amsterdam viel mee. Er werd niets positiefs bereikt, maar de stemming was goed. Emons was op zijn best. Natuurlijk weer hoopvol, maar dat liet ik gaan. Ik bezocht de tooneeldirecties, en had een zeker genoegen in 't begin van mijn veldtocht. Men was in spanning over Heyermans' première van ‘Uitkomst’. ▫ Het stuk is gevallen, hoewel er naar de beschrijving van Jolles mooie fijne dingen in waren. Maar hoe slecht weten toch directies en auteurs wat een publiek verdraagt. Ik had zulke dingen zeker nooit gewaagd. Hier vond ik Verwey's poging om mij te ridiculiseeren, in de Beweging. Hoe goed is het dat ik uit den valschen greep van zijn welwillende houding los ben. Wat een onoprecht mensch is hij toch. Als ik dit stuk bij hem had ingestuurd had ik een minzame slag-om-den-arm bespreking gekregen. Nu denkt hij: ‘die ben ik toch kwijt. Vooruit maar!’ Zoo komt hij de Nieuwe-tijd-groep weer in't gevlei. Een oneerlijk, klein-denkend, on-intelligent mensch. Dan heb ik hem toch anders behandeld. Misschien zit er bij Kloos nog een rest verstand, genoeg om dit geval te doorzien. | |
donderdag 7 novemberGoed weer, nevel. In Frankfurt en kort daarna had ik droevige dagen vol pijn en neerslachtigheid. En toen had ik de heerlijkste droomen en nachten slaap. ▫ Hier ben ik nu bizonder opgewekt en tevreden. Maar de slaap is goor en niet mooi. Mijn neus kwelt me weer hevig. Giza vertelde dat Bolland zich in een kring van zijn leerlingen, na zijn cursus, zeer heftig over me had uitgelaten. Hij moest ‘niets meer van me | |
[pagina 843]
| |
hebben’. Ik had Martha op't hart getrapt. ▫ Ik begrijp dat dit sentiment in Holland zeer algemeen zal zijn en dat het ook achter Verwey's uitval zit. Een merkwaardig voorbeeld van den onbewusten invloed van persoonlijke gevoelens op schijnbaar verstandelijk werk. | |
9 novemberPrachtig weer. Gister naar den Haag. ‘Vijandige zielen’ gezien van Brondgeest. Een oud gegeven maar zeer goed bewerkt. De priester en de vrijdenker vechten om een meisjesziel. Ze zijn beiden al even bekrompen, maar bijna onpartijdig weergegeven. Hoewel toch de antipathieke indruk van den vrijdenker zeker niet bedoeld is. ▫ Het derde bedrijf was zeer goed en werkte sterk. Ik dacht: dit bedrijf had ik ook kunnen schrijven, en misschien beter, maar ik zou niet op 't idee zijn gekomen een dergelijk oud thema te behandelen. De gevoeligheid van 't publiek is echter vrij grof, en wil dit gaarne. In den trein vond ik eindelijk de ‘finishing touch’ voor de Idealisten. Ik vond die kleine bizonderheid die voor mij het stuk af maakt. Ik heb maanden gewacht, en telkens dacht ik: er ontbreekt nog iets. Iets kleurigs of tastbaars, een frappante scène midden-in. En nu in den trein kwam de komische scène, tragikomisch, met den vogelschrik. Die doet het. Die is waarlijk tot een klassieke scène te maken. | |
11 novemberEergister beproefde ik een jong acteur in den rol van Reinald. Het viel me niet mee, hij maakte hem pathetisch, week, eentonig en larmoyant. Toen ik het beter voordeed, noemde hij dat koud en hard. Gister at ik bij de Mariatti's, hij had een Italiaansch menu voor ons. Hij bracht ons thuis met zijn zoontje Nino. - 's Avonds ging ik met Martha en Paul naar Uitkomst. ▫ Ik werd diep getroffen door het voortreffelijke spel. De burgermoeder was zóó, dat de illuzie volkomen was. Ik heb nooit zooiets in zijn soort perfects gezien. En het jongetje (Tilly Lus) deed mij zeer sympathiek aan. Ik zag geest en gevoel in dat meisje. Zij kan voor Minnestral spelen. Ik wou voor dat meisje een rol schrijven. ▫ Ik was verbaasd over de onhandigheid en massaal-psychologische onkunde van zoo'n geroutineerd schrijver als Heyermans. Het stuk is goed genoeg, maar is dat nu de manier om het publiek te doen begrijpen, | |
[pagina 844]
| |
te doen voelen dat het een droom is. ▫ Het heele achterdoek had moeten opgaan/ het Vondelpark moeten zichtbaar worden, met vage, achter neveldoek verborgen zwanen, daarin had de jongen moeten opgenomen worden. De scène had tooverachtig moeten afwisselen met stadsgezichten enz. Steeds met de donkere, slapende voorgrond. Dat had alles in 't laatste bedrijf moeten gebeuren, de pauze vóór den droom. En die droom kort, en dan 't achterdoek weer zwart, de jongen dood, en de voorgrond wakker wordend. ▫ Het had prachtig kunnen worden en vol succes kunnen hebben. | |
12 novemberNevel. Gister zag ik Rheingold. Ik verwachtte het genoegen van mooie decors en mooie muziek. De vertooningen waren werkelijk prachtig. De muziek viel niet mee. Het is muzikale rhetoriek. In een melodietje van Schubert zit méér dan in 't geheele werk. Om van Beethoven en Brahms te zwijgen. De Stamziel is door Wagner minder benaderd, minder uitgesproken dan door zijn groote voorgangers. ▫ Het stuk als dramatiek is heelemaal niets. Zonder voorstudie snapt men er niets van. Men volgt de handeling niet eens. Later bij overlezen verbaast men zich dat er nog zooveel samenhang in schijnt te zitten. ▫ En ergerlijk is de kwasi-diepzinnigheid. Het is voos en troebel, verward mystiek, zonder klare gedachten. En het pretendeert overal ontzachlijk diep en veelzeggend te zijn. ▫ Allermerkwaardigst is het succes van zulke stukken, als massaal-psychologie. Als deze stukken nooit waren verdragen of bewonderd, zou men honderd redenen voor één daarvoor kunnen opgeven. Men zou klemmend kunnen betoogen dat die werken, ondanks al de moeite en 't talent er aan besteed, moesten vallen. Maar dat ze integendeel zoo'n ongehoord succes hebben dat is veel ongeloofelijker en raadselachtiger. Dat verklaart men zoo gauw niet. ▫ De hoofdreden schijnt mij te zijn: de krachtige, energieke, zichzelf vertrouwende persoonlijkheid, het vaste geloof in zichzelf en zijn kunst van Wagner. En dat opgedrongen, door 't machtigste middel, de muziek, aan een publiek dat gemakkelijk door een grooten schijn verblind wordt. ▫ Mijn voortdurende gedachte bij zulk een uitstekende opvoering is: wat zou zooiets mooi kunnen zijn, als er werkelijk wat in zat! ▫ Wagner geeft 't bewijs van de kracht van 't geloof. In casu het valsche geloof aan zichzelf. Zonder geloof richt men niets uit. Met geloof - doet er niet toe waaraan - verricht men wonderen, nu evengoed als vroeger. ▫ Het is toch een groote verdienste van Nietzsche, | |
[pagina 845]
| |
Wagner nog vóór zijn grootsten roem juist gekarakteriseerd te hebben. ▫ Onder het zien van Rheingold dacht ik dit: alle hier behandelde motieven en gedachten zijn verouderd, passen op een barbaarsch verouderd menschengeslacht. ▫ De groote kunst der toekomst moet op dezelfde wijze, maar dan echt en diep, den nieuwen mensch behandelen. ▫ Al die mythische figuren hebben afgedaan. Wij gelooven evenmin in Wotan en Donar, als in hun speren en schilden. Wij hebben andere wapens en kennen en verwachten hoogere godheden en menschen. ▫ Toen dacht ik aan mijn Kronos-drama, waarin de nieuwe kennis en wijsheid van ons geslacht moet getoond worden. ▫ En ik dacht ook dit, dat onze goden, onze waarachtige, levende goden wezens zijn, van wier wijsheid wij door onze wetenschap al een flauw vermoeden krijgen. ▫ Wezens, wier wondermacht alle mythische wonderen doet verbleeken als kinderspel, omdat ze zoo oneindig beter dan wij de natuurkrachten kennen en weten te beheerschen. (Dat is: Gods wezen). ▫ Toch zie ik graag zulke voorstellingen als Rheingold, omdat ze mij nader brengen bij het dramatische kunstwerk dat ik wil bereiken. ▫ Dit, maar dan echt, en met onze nieuwste wijsheid, herhaal ik mijzelf. ▫ Niet minder schoon in vizie, maar veel sterker en dieper van gehalte. ▫ Zoo waar en echt als de Heyermansche kelderwoning, en zoo imposant als het landschap met den Wotans burcht. ▫ Zoo innig als de muziek van Brahms, en zoo dramatisch krachtig als de Koopman van Venetië, of Summernightsdream. ▫ Zou mij gegeven worden iets er van te verwezenlijken? ▫ Ik vraag het niet gespannen. Want door inspanning komt het niet. ▫ Het komt of het komt niet. Inspanning zou mij niet baten. | |
13 novemberStorm. Gister droeg ik Minnestral vóór in Delft. Het was vol, zooals ik wel verwachtte. Alles ging zooals ik verwachtte. Maar de beste stukken maakten niet de meeste impressie. Ik sprak Verkade en Waller, de beide kranige en voorspoedige industrieelen en ik zag het prachtige kantoor gebouw der fabriek met de reusachtige organisatie. ▫ Weer een voorbeeld voor mijn Gidsstuk. Als deze twee rationeel gingen handelen dan zouden ze zeker onmiddellijk ophouden met spiritus fabriceeren. Omdat ze even goed weten als ieder, dat ze een volksvergift bereiden op groote schaal. Maar ze zouden daaraan stellig verkeerd doen. Want door hun instinctief handelen, het volgen van hetgeen hun | |
[pagina 846]
| |
aangenaam en natuurlijk is, hoewel zeer irrationeel, bevorderen ze vermoedelijk veel grooter en verder reikende belangen, opwegend tegen het tijdelijk kwaad der volksvergiftiging. Spiritus moet gefabriceerd worden, het is een noodig ingrediënt in de groote huishouding; en zal dat wel altijd blijven. Zij trachten dat zoo goedkoop en zuinig mogelijk te fabriceeren. Houdt eenmaal het gebruik als bedwelmingsmiddel op, dan zullen vele spiritusfabrieken vallen, maar de beste zullen blijven bestaan, en zij hebben dan medegewerkt om de beste, goedkoopste bereidingswijze te vinden. ▫ Ondanks dat het zeer intelligente en ruimdenkende mannen zijn weten ze toch niet recht dat ze voor dit doel werken. Ze werken voor hun zaak, voor hun gezin, zonder om verdere doeleinden te denken. | |
15 novemberDe Delftsche lezing wordt gunstig beoordeeld, en voor 't eerst erkend - wat steeds werd genegeerd - dat ik zegging heb. ▫ Het is waar dat ik, wat mijn stemorgaan betreft, niet vermoeid was, en bijna drie uur sprak. Maar ik voelde toch dat ik buiten training was, doordat ik op 't laatst een paar maal struikelde, een verkeerd woord sprak. Ook moet ik zeer oppassen dat mijn neuskatarrh, die ook al in de keel zit, niet op de stembanden overgaat. Dat zou er voor Amerika slecht uitzien. Opmerkelijk is, dat ik pas gemaakt werk niet kan voordragen, omdat het mij dan te veel aangrijpt. Ik ga er van huilen. Eerst als het een maand of wat oud is, ben ik het meester. En 's avonds ben ik het beter meester dan 's morgens. 's Morgens grijpt het me meer aan. ▫ Het schijnt alsof het litteeken der geboorte bij een kunstwerk eenige weken lang gevoelig blijft. | |
20 novemberGister hoorde ik de Parcival muziek op het Caecilia concert. Het Vorspiel en de Char-freitagszauber maakten niet veel indruk op me. Maar het slot van de eerste acte vond ik plechtig en indrukwekkend. Ook omdat ik me het imposante tafereel herinnerde waar de Graalstempel zichtbaar wordt. ▫ Maar toch laat deze muziek mij innerlijk koud. En vooral door de doode intellectueele achtergrond waarop Wagner al dat moois geborduurd heeft. Het zijn mooie kleeren om een lijk. ▫ Had hij maar niet gepoogd die gedachten structuur te geven. Evenmin als Beethoven het deed. Voor Bach en Beethoven was het algemeene, onuitgesprokene en onuitsprekelijke, religieus of menschelijk, het raam waarop ze hun schoone klankfiguraties bor- | |
[pagina 847]
| |
aant.
Wat is muziek? Een gedachte die mij gestadig vervult. Niemand weet het. De meest muzikalen minst van al. Zeer intensief gedoe, verhevene muziek maakt het mij even duidelijker, zoodat ik het bijna schijn te begrijpen. Wagner brengt er mij totaal van af. ▫ Wat is het, dat zulk een grenzelooze eerbied voor enkele passages van Beethoven geeft? En wat is het dat eenzelfde phrase plotseling, door een kleine wijziging, onbeduidend en banaal maakt? Men constateert die dingen, maar begrijpt er niets van. ▫ Het gevoel waardoor wij zeggen: ‘dit is waar’ is tamelijk algemeen en overeenstemmend. Toch niet gansch. ▫ Het gevoel waardoor wij zeggen: ‘dit is recht en billijk’ is minder algemeen, minder zeker, minder overeenstemmend. Het gevoel, waardoor wij zeggen: ‘dit is schoon, is verheven’ nog véél minder. ▫ En toch hebben wij bij elk dezer gevoelens het gevoel dat ze algemeen en overeenstemmend behooren te zijn. Sommige vormen van waanzin komen alleen daaruit voort, dat het gevoel ‘dat is waar’ abnormaal veranderd is. Al deze gevoelens beteekenen een min of meer nauwe en innige verbinding met het oer-verstand, de mother-sense. Waanzin is een zeer diepgaande scheuring tusschen individu en oer-verstand. ▫ In al deze gevallen valt niets te bewijzen. Ze zijn rationeel ontoegankelijk. - Het individu tracht zooveel mogelijk zijn functies automatisch te maken. Op die wijze vormt het instincten uit bewuste daden. Wat aanvankelijk langsaam en met overleg ging, - b.v. pianospel - gaat later snel en automatisch. Het sturen van een rijwiel begint als bewuste functie, en gaat later instinctief. ▫ Dit is een voorbeeld van de algemeene taak der individuën. Met hun individueel bewustzijn verwerven ze vaardigheid en die verzamelen ze tot iets instinctiefs, dat ‘van zelf’ gaat. En deze instincten zijn wèl hereditair. Ze gaan ‘in het bloed’ zitten, zooals men zegt. Dat wil zeggen dat de soort-geest ze vasthoudt. In mij is zonder twijfel het paard-rijders instinct in het bloed, dat wil zeggen, van mijn voorouders overgeërfd. ▫ Vooral de enorm toenemende muzikale begaafdheid, voor speciale instrumenten, viool en piano, zooals in onze wonderkinderen - is een overgeërfd, of liever een in het ras opgezameld instinct, door 't bewuste werk van vroeger individuën. ▫ Maar daarbij is dan ook de aanname noodig van ras-geheugen, ancestral memory. En het komt mij waarschijnlijk voor dat al wat wij als individuën ondervinden, bewust ondervinden, in het rasgeheugen wordt opgezameld, onthouden. | |
[pagina 848]
| |
Daarmee is ook het voortbestaan na den dood toegelicht. Wij sterven af als individuën, maar al onze waarnemingen blijven als herinnering in het groote rasgeheugen bestaan. Er gaat dus niets verloren van wat wij zouden willen behouden. Ook niet ons persoonlijk gevoelen, ons geluk, onze stemmingen, onze kennis. Alleen het waarnemingsvermogen vervalt en gaat over aan nieuwe individuen. De soort vergeet niets. Het zwemmen van eendekuikens is een voorbeeld van overgeërfde automatische vaardigheid. ▫ Een geheel nieuw licht op de erfelijkheid, als men aanneemt dat een onwaarneembare eenheid blijft bestaan, bij 't vergaan der individuen, die weer nieuwe individuen vormt en werken laat. Dan is 't duidelijk waarom toegebrachte kwetsuren (afkappen van de staart b.v./ circumcisie enz.) niet overerven, maar verkregen vaardigheden wel. Waarom aangeboren begrippen in aanleg overgaan, niet in details. Het atavisme wordt op eenmaal begrijpelijk, wat het nooit was. Vreemd die slechte droomen hier in huis. Ik heb hier nog maar één nacht gehad met een gunstige slaap en droom. Anders steeds bloed, fecaliën enz. Giza's karakter toont bedenkelijke verschijnselen. Ze is overschat - helaas! ook door mijn invloed - en overschat zichzelf. Ze is geweldig impulsief en ziet daarvan het kwaad en het gevaar niet. Ze is ruw en onaardig tegen Ilonka en kan niets van haar velen als ze prikkelbaar is. Ook tegen Truida toont ze slecht humeur, en als ik er niet was zou ze mijn lieve vrouw geweldig op den kop zitten. Tegen mij toont ze een toegevende vereering die mij bezwaart. ▫ Jammer! - want ik zit hier zoo goed en ik weet vooreerst geen andere toevlucht. Er is geen ander onderscheid tusschen ‘stoffelijk’ en ‘geestelijk’ als directe of indirecte waarneembaarheid. | |
25 novemberGister, op de Lelie, onder 't hooren van heerlijke muziek (echtpaar Vogel) vond ik de gedachte die de beveiliging is voor die eigenaardige vrees die ik noemde het te wijde uitzicht. ▫ Die vrees redeneert namelijk zóó: al wat is, het mooiste en hoogste en beste, laat zich ontleden. En die ontleding brengt het terug tot onwezenlijkheid. Muziek is luchtbeweging, beweging van stof, stof is bewegingsverschijnsel - alles komt neer op oneindig verwikkelde beweging van een oneindig klein punt. Ziedaar leven, wereld, Heelal, God. ▫ Deze gedachte - of liever schijngedachte - verschrikt, beklemt, | |
[pagina *43]
| |
49 F. van Eeden en Truida Everts.
| |
[pagina *44]
| |
50 F. van Eeden met ‘lille Merta’.
| |
[pagina 849]
| |
ontmoedigt, slaat neer. ▫ De correctie vond ik in de liefde voor mijn vrouw. ▫ Wat zij is, is zoo werkelijk, zoo reëel, zulk een vaste bron van geluk - dat het dien vreemden twijfel doodt. ▫ De persoon, de mensch, de geliefde mensch, geeft ons 't beste begrip van de waarachtige werkelijkheid. Het is het meest reëele, werkelijke wat wij kennen. En de Christus, de menschheidziel, is meer dan dit, oneindig meer - en God is weer oneindig meer dan Christus. Soms schijnt het mij alsof dit toch weer neerkomt op de Kantiaansche wijsheid, dat wij het werkelijke niet begrijpen kunnen, en alleen het schijnbare waarnemen. ▫ Maar dit is toch onjuist, want al wat we het schijnbare noemen is toch ook werkelijk. De zaak zit wellicht zóó, dat wij ons intellectueel begrijpen nooit tot een gevoel kunnen maken. Kant meende dat alle begrijpen moet zijn intellectueel begrijpen. Wat gevoels-begrip is, het zelf zijn der werkelijkheid, dat achtte hij niet. Maar Kantsche wijze van begrijpen is maar een behulp tot gevoelsbegrip, en vaak een slecht behulp. Kant's meening komt op 't zelfde neer als de meening dat men nooit door berekening het ware wezen der muziek zal benaderen. Maar wij hebben andere middelen. En wij bemerken dat die middelen toenemen, en een grenzelooze toekomst beloven. ▫ Maar Kant gaf toch een groote voortgang aan het wetenschappelijk denken. En Mach bouwt op Kant voort, terwijl hij hem verloochent. Maar de groote stap die nu gemaakt moet worden is Lady Welby's Significa. De Hegelarij is verwarring en stilstand. | |
26 novemberEergister kreeg ik de uitnodiging om in New York te spreken voor 't Civic Forum. ▫ Dit is mijn kans. Nu mij dit geopend is voel ik wonderbaar rustig. ▫ Ik voel het wel als een groote verantwoording. Ik weet ook dat een kleinigheid, een verkoudheid, alles bederven kan. Dat er nog veel gebeuren kan voor den 23 Februari of den 8sten Maart. ▫ Maar dat is niet in mijn hand, en daarvoor draag ik geen verantwoording. ▫ Wat aan mij ligt, daarvoor zal ik zorgen. En het gevoel dat ik mijn best zal kunnen doen, dat ik de gelegenheid heb te doen wat mijn taak is, dat geeft mij groote rust. Ik zal niet nerveus zijn, want ik zal doen wat ik kan, en meer behoeft niemand te doen. | |
[pagina 850]
| |
27 novemberEr is een betrekkelijk zeer eenvoudig inzicht dat bij Kant ontbreekt en dat aan zijn gansche werk een ander aanzien zou geven. Dat inzicht heeft hij niet omdat hij geen woord-kritiek kende zooals wij, in signifische zin. Het is dit, dat datgene wat ons doet zeggen: dit is waar, en dit is niet waar, een gevoel is, een ding. En dat ding zijn wij zelf. ▫ Ons wezen reageert positief en negatief op voorstellingen en gedachten. Positieve reactie is zeggen: dit is waar. Negatieve is zeggen: dit is onwaar. Wij vergeten nu steeds, - en ook Kant doet dit - dat al onze besluiten, onze logische en rationeele overwegingen - berusten op zulke positieve en negatieve reacties van dat ding dat wij zelf zijn. Dat wij dus ook anders konden zijn en dan geheel anders reageeren. ▫ Hiermee krijgt het woord ‘begrijpen’ een geheel andere beteekenis. Redelijk begrijpen beteekent dat onze voorstellingen en gedachten de gewenschte positieve reactie teweeg brengen. Maar die reactie hangt ook af van ons zijn, en ons zijn verandert steeds, omdat wij willen, d.w.z. dat wij groeien. ▫ Al deze uitdrukkingen: ‘begrijpen en willen’ zijn dus geheel onvoldoende, want de toedracht van hetgeen in ons voorvalt is met die woorden niet gedekt. Mijn gedachten over het oerverstand gaan boven het Kantiaansch gedachtenspinsel uit, hoe ingewikkeld en veelomvattend dat moge wezen. Omdat Kant onze biologie niet kende, onze physica niet. En omdat hij in abstracte woorden denkt en niet in voorstellingen. Ieder mensch-individu is een blad van den menschboom, en heeft in zich een deel van het onwaarneembare geheel, dat als een plasmodium zich in elk individu vertakt. ▫ Op dit plasmodium werkt het individu, door zijn individueele ervaringen, zijn lichamelijke en psychische oefening, en door dit plasmodium staat elk individu met het geheel in verband. Daar zamelt zich op het soort-geheugen, de instincten, de geautomatiseerde vaardigheid. ▫ Dit plasmodium sterft niet af met het individu, maar trekt zich tot het geheel terug, met al de door het individu verkregen aanwinst. ▫ Van uit dit blijvende plasmodium worden de nieuwe individuën weer geboren, zoodra de physieke gegevens daartoe - de bevruchte eicel - er gelegenheid toe geven. ▫ Er is dus geen individueel voortleven, maar evenmin een vernietiging van onze persoonlijkheid. ▫ Hoofdzaak is dat wij erkennen het noodwendig bestaan van het onwaarneembare, en dat wij hieromtrent hypothetische voorstellingen maken die als werk-hypothesen onze kennis vooruitloopen en onze onderzoekingen een richting geven. ▫ Dit vooruit | |
[pagina 851]
| |
aant.
Gister kreeg ik de brief-fragmenten door Betsy bijeengezocht. Ze heeft het werk heel verdienstelijk gedaan. Het was moeielijk en men zal terecht de kritische opmerking kunnen maken, dat men iemand tamelijk willekeurig kan construeeren uit een groote massa brieven, waarvan het meeste wordt weggelaten. Maar het wordt wel veel moeielijker voor mijn vijanden hierna nog vol te houden dat ik dit alles zoo uit ‘pose’ geschreven heb. Tot nog toe hun voornaamste verweermiddel tegen mij. Multatuli's en Nietzsche's publiek-verachting is het gevolg van hun zelfstandig voelen en de onzelfstandigheid der massa. Niets geeft mij een sterker gevoel van minachting dan het constateeren hoe al mijn beoordeelaars onbewust onder invloed staan hetzij van een sterk persoon of van een massale strooming. ‘Alle kennis kan men meedeelen’ zegt Kant, ‘wanneer het een voorwerp van het zuiver verstand betreft’. ▫ Dit is een bewijs van de veronachtzaming van het gevoel dat waar van onwaar onderscheidt. Dat gevoel - onmisbaar bij alle kennis - kan men niet meedeelen, men onderstelt het aanwezig. Daarom kan men alle kennis niet meedeelen, wanneer er niet een primair gegeven aanwezig is. Er is object en subject, overal waar leven is. Dat wil zeggen, de levenskringen botsen overal tegen elkaar. Wij, subject in onzen levenskring, zijn weer object voor andere levensentiteiten. Maar wij erkennen dat de andere menschen, hoewel object voor ons, tot onze subjectiviteit behooren. ▫ Wij zijn groeiende werkelijkheden, tot het groeiproces behoort denken d.i. vooruitloopende voorstellingen, die den groei voorafgaan. En ‘mededeelen’, kenbaar maken, objectiveeren dezer voorstellingen, in zinnebeelden en symbolen. Zoo zijn de grenzen van het onkenbare zuiver getrokken, maar ze verplaatsten zich voortdurend met onzen groei. ▫ ‘Groei’ een beter woord en beeld dan ‘evolutie’. | |
[pagina 852]
| |
besef van een soortbestaan, waarvan we deel uitmaken, en dat wij toch niet zelf zijn. Hinc lacrymae. | |
5 decemberGisteravond las ik de twee eerste bedrijven van de Idealisten voor, en ik verheugde me in het krachtige, rijke werk. ▫ Des nachts kwam vanzelf de geheele afwikkeling voor mijn geest. Dat komt altijd visueel. Ik zie de dingen gebeuren, en dan weet ik pas hoe het gaan moet. ▫ Ik voel dat dit werk beter is dan dat van Shaw, omdat de kracht er van niet zit in de geestige dialoog, zooals bij hem, maar in de krasse typeering en de dramatische situaties, zooals bij Shakespeare. ▫ Maar hoelang zal het duren eer men mij speelt? ▫ Denk: het Poortje, don Torribio, werkelijk goede tooneelmatige werken, na vijftien en twintig jaar nog niet tot hun volle recht gekomen. - Het spontaan voelen leven van menschelijke gestalten in me, - dus wat de Duitschers ‘Gestaltungskraft’ noemen - is mij voor 't eerst duidelijk geworden bij 't schrijven van de kleine Johannes II, tante Serena en Pater Canisius. | |
7 decemberHet tragische in ons leven is een noodzakelijk gevolg van onze bestemming, die niet is ons individueel welzijn. Aan die bestemming wordt ons persoonlijk bestaan zoo noodig onverbiddelijk geofferd. ▫ Het tragische ontstaat dus vooral dan wanneer wij zoo rechtstreeks mogelijk onze bestemming volgen. Maar dan ontstaat ook tevens het hoogste geluk, door de innerlijke voldoening. Terwijl het niet volgen van onze bestemming, maar het zoeken van persoonlijk welzijn eerst, de tragiek soms wel vermijdt, maar in plaats daarvan den dood vindt, het uitdooven, het verdorren en verzanden, erger dan de hel. ▫ Het zoeken van persoonlijk welzijn is dan alleen gerechtvaardigd als het gedaan wordt om beter aan onze bestemming te voldoen. ▫ Onze bestemming dat is de dienst van 't lichaam waarvan we cellen zijn. | |
[pagina 853]
| |
den Chrestus/ de zachtmoedige mensch. Dit is samengevoegd met het Joodsche Messias- of Koningsbegrip, de Christus. Uit deze samenvoeging is gemaakt de nieuwe Jozua, die Christus en tevens Chrestus, koning en zachtmoedig mensch was. ▫ Dit alles moet dan stellig het werk van een dichter zijn geweest. ▫ Er leefde dus in Alexandrië in de eerste eeuw van onze jaartelling een dichter, die een dramatische schepping heeft gemaakt welke, tot werkelijkheid verheven, de hoofden van de gansche menschheid op hol heeft gebracht. Omdat zijn schepping in beeld bracht, op aangrijpende wijze, wat vaag leefde in de hoofden van duizenden en millioenen, de Zachtmoedige mensch Koning. Hoe meer ik hierover denk hoe stelliger mij dit als waarheid voorkomt. Dit strookt geheel met de innerlijke eigenschappen van het evangelie, die zoo vol treffend dramatische situaties en poëtische trekjes zijn. De gedachte is al in mij opgekomen vroeger, (Blijde Wereld) maar verworpen uit twijfel aan de mogelijkheid van zulk een groot dichter. ▫ Maar nu weet ik dat zulk een groot dichter en zulk een groote fictie waarschijnlijker zijn dan zulk een historische gebeurtenis, waarin zooveel poëtische en dramatische vonden (Judas, Petrus, Pilatus enz.) opeengehoopt zijn. Vooral de Judas-geschiedenis is mij altijd als een fictie voorgekomen. Er viel zoo weinig te verraden, het verraad is zoo onwaarschijnlijk, maar alleen dramatisch juist. En zoo zijn er tal van kleine bizonderheden. Alles verheldert door deze gedachten. En vooral nu, omdat ik nu beter weet hoe zulk werk ontstaan kon, en welk een ontzachlijke macht het hebben kan. ▫ Die dichter was een groot genie, maar het is veel waarschijnlijker een poëtisch genie aan te nemen die zulk een wondermensch schept, als de wondermensch zelf. ▫ En dan is ook duidelijk dat die leerredenen nooit als zedewetten bedoeld zijn, - en vreeselijk is de dwaling die de fictie, de hooge kunst, tot een historische werkelijkheid heeft omgeschapen. Die leugen is ontzettend op ons geslacht gewroken. ▫ ‘Wees volmaakt als onze vader volmaakt is!’ ▫ Heerlijk als het woord van een dramatische heldenfiguur. Heilloos en rampzalig als aan de toenmalige wereld gegeven voorschrift. | |
[pagina 854]
| |
jaren ondervond, dat was geen bedrog. Van toen dateert mijn volle zelfbewustheid en een nieuwe krachts-ontwikkeling. Nooit vergeet ik de zegenrijke gevoelens van die dagen. Maar ook nu, even als toen, een vlaag van doodelijk neerslachtig en onmachtig voelen. Vooral de impressie van de reusachtige geestelijke verwarring waartusschen ik leef en die ik te bestrijden heb. De millioenen leven zonder geestelijke vastheid. Ze zoeken personen die hen leiden kunnen, maar ze volgen wat sterk schijnt niet wat sterk is, want dat kunnen ze niet onderscheiden. En nu moet de sterke hen ook laten voelen dat hij 't is, hij moet den schijn aannemen dien hij weet dat zij volgen willen. Dat is het vreeselijke van onzen tijd. Ik voel de kracht van mijn ideeën. Maar ik weet dat niemand ze hooren wil, zonder dien schijn van kracht die alleen hun aandacht trekt. En het vertrouwen in de kracht der waarheid gaat niet zoover dat het de zinnelijke uiting er van, het woord gesproken en aangehoord, onnoodig acht. ▫ Het woord moet zóó gesproken worden dat er naar geluisterd wordt. ▫ En dan toch geduld! geduld! geduld! - Denk! menschen als Verwey en Gorter, toch in ons land twee geesten die tot de elite hooren, hebben geen zelfstandige intelligentie genoeg om te verstaan wat ze niet beminnen. Waar dus hun gevoel niet wijst. Zij moeten dus, om te begrijpen, beheerscht worden. Ze kunnen niet als vrije menschen begrijpen, alleen dáár, waar ze een schijnkracht voelen die hen beheerscht. En ze weten dat niet. Ook zij, zooals de groote meerderheid, meenen dat ze iets verstandelijk logisch begrijpen, terwijl ze hetinderdaad aannemen opgezag. ▫ Dat zelfbedrog is mogelijk omdat ze zich niet bewust zijn van de gronden hunner logica, de gevoelens die doen zeggen: dit is waar, dit is schoon. Het zijn juist die gevoelens die beheerscht worden, terwijl ze meenen dat ze vrij zijn. Dat dit zoo is blijkt mij al sints lang, uit die gevallen, waarin ikzelf de toetssteen kon zijn. ▫ En als het zóó staat met die twee, hoe dan wel met de rest, de groote hoop. | |
14 decemberBerlijn. Het werk vlot nu weer en ik ben, door de sombere vlaag heen, in beter evenwicht gekomen, hoewel ik mij nog niet recht behagelijk gevoel, en ik niets van de buitenwereld hoor. Mijn neus weer zeer lastig, door 't slapen met een open raam. Maar deze stilte geeft ook de goede concentratie, die mij altijd zoo goed deed werken in Berlijn. En ik ben erg gelukkig | |
[pagina 855]
| |
in 't gezelschap van mijn lieve vrouw, dat is beter dan alléén. Ik dankte er voor, in een helderen droom. De handelingen van een volwassene zijn voor een kind onberekenbaar. Het kind mist er in de kleine bemoeying met zijn kinderlijke belangen. Het kan de hoogere belangen van den volwassene niet volgen, en ziet er in een wreede, ongevoelige strengheid. Zoo is 't ook met ons menschen en de godheid. Als wij willekeurig ingrijpen waarnamen in allerlei kleine belangen, dan zouden we gaarne aan de Godheid gelooven. Nu we dat missen spreken we van doode natuurkracht, wreede natuurwet. Wij bedenken niet dat elk hooger leven zoo schijnen moet voor het lagere. Om ons kleuren, licht en geluiden te laten waarnemen zijn volgens onze berekeningen bewegingen noodig, die snelheden hebben van tot 300.000 KM in de seconde, er is een atomen- en electronenspel voor noodig van onbegrijpelijke, onbeschrijfelijke complicatie. Maar als wij nu een vizioen zien, met volkomen dezelfde waarnemingen van geluid, licht, kleur, warmte - mogen we dan onderstellen dat hiertoe die ontzachlijke snelle en samengestelde oorzaak niet noodig is? Met welk recht? ▫ En is ze wel noodig, welke macht schept dan die waarnemingsverschijnselen, van zoo verbazende samengesteldheid? ▫ Ik vermoed dat de psychologen het er voor houden dat een vizionnair geziene appel iets zoo geheel anders is dan een werkelijke, dat er voor die aandoening niet noodig is het samengestelde physische proces dat wij door inferentie geleerd hebben achter elken appel te zoeken. ▫ Maar de vraag is: met welk recht neemt men dat verschil aan? ▫ Een sprekend, bewegend mensch, in vizioen waargenomen, kan dat iets minder samengestelds zijn dan een op gewone wijze waargenomen zaak? Ik zou zeggen: eerder méér samengesteld. ▫ En waarom zouden wij een complex van grooter samengesteldheid minder werkelijkheid toekennen dan aan een eenvoudiger? Ik zou eerder, a priori, zeggen: andersom. ▫ In de vizionnaire wereld bestaan evengoed subject en object, en de grenzen door Mach gesteld. Er is ruimte - maar ongetwijfeld een andere ruimte. ▫ En Mach's vasthouden aan de grens B. zou impliceeren dat de vizionnaire wereld, met zijn ruimte, ruimtelijk begrepen is, in de gewone grenzen van het wakend individu. ▫ Dit is echter geheel en al ongeoorloofd. Geheel zonder wetenschappelijken grond. ▫ Het is hiermee als met zooveel wetenschappelijke begrippen. Alleen door de observatie zelf ontstaat beter kennis. Men meent reflectief geheel logisch over vizioenen te kunnen spreken, en de waarneming niet te behoeven. Even als over de spiritistische verschijnselen, men loochent a priori op kwasi wetenschappelijken grond. | |
[pagina 856]
| |
Maar door de waarneming zelf, zonder reflectie of logica, verandert het inzicht. Wie de vizionnaire wereld heeft leeren kennen als ik, stelt zich met de gewone opvattingen niet meer tevreden. Er was een tijd dat ik mij verbaasde en ergerde over de voorstelling van het sereene leven der zaligen die ons lijden zouden aanzien zonder er zelf aan deel te nemen. ▫ Maar hoe is het als een moeder haar zuigeling ziet schreien terwijl zij hem teederlijk met lauw water wascht? Het kind heeft toch werkelijk verdriet, en verzet zich en schreit uit volle keel. ▫ Maar de moeder glimlacht, en gaat rustig haar gang met troostende woordjes. ▫ Zoo glimlachen de zaligen om ons hevigste leed. Ziedaar dan de beteekenis van mijn slechte droomen bij Giza. Zij zet ons flauwhartig aan de deur, omdat het te duur wordt. Ze is bang voor ‘standjes van Bas’. Gister avond waren wij bij Else, in haar aardig ingerichte zolderwoning. En toen onder 't gesprek kwam de gedachte aan den roman die ik schrijven zou. Praktische overwegingen bleken op eens verwonderlijk samen te komen met mijn artistieke voornemens en behoeften. ▫ Ik had al lang de bedoeling, datgene waartoe het theater stellig ongeschikt is, in een nieuw prozawerk te zeggen. En ook het verlangen in mij, uiting te geven aan het in mij levende woordschoon, in proza. ▫ Zoodat ik mij nu voorneem, na de Idealisten, het tooneelwerk vooreerst te laten rusten, en mijn tijd te verdeelen tusschen de Amerikaansche lezingen en de nieuwe roman. In die nieuwe roman voel ik het hoofdkarakter een man, zooals in de Koele Meren een vrouw. En dan wil ik mijn kracht concentreeren. Niet meer de ietwat al te gespannen strengheid van de Koele Meren. En niet meer de wat gemaniereerde uitbundige lyriek van Viator, en niet de incongruente fantastiek van Johannes. ▫ Maar een combinatie van de hooge humor in Johannes, episch, en de lyriek geobjectiveerd, soberder, als uiting van de hoofdpersoon. En al de rijke gedachten van den laatsten tijd leven gegeven. Een kort boek, niet langer dan Viator. En een dramatisch dichterlijke spanning, die het geheel samenbindt en leesbaar maakt. Mijn arme Bloemendaalsche illuzie! Ik vond het er zoo prettig! en ik was er zoo vroolijk. Vroolijker dan ik in jaren in Holland was. ▫ Mijn vrouw begreep die vroolijkheid niet. Het gebeurt meer dat haar intuïtie juister is dan mijn stemmingsgevoel. En meestal in zulke nieuwigheden die mij opgewekt maken en gunstig lijken. Dan waarschuwt zij. En mijn droomen. | |
[pagina 857]
| |
16 decemberVerkoudheid. Wat zijn wij menschen tobbers. En ik hoor nog tot de gelukkigsten. Als ik denk aan het kleurlooze saaie leven van al die stedelingen hier, die het dan toch weelderig hebben, alles wat ze wenschen. De ellende, om niet meer te wenschen dan dit! In mijn roman moet ‘Aufschwung’/ ‘Opvaart’ het thema zijn. ▫ De hoofdpersoon worstelt zich los uit de banden van ascetisme en melancholie. Hij zoekt de grootste levensvuren, de steden, de wereldtentoonstellingen, hij zoekt de groote liefde. Maar hij is niets ontziend eerlijk en oprecht. Hij begint met zelfkastijding en verloochening - totdat hij gaat liefhebben en begrijpen, - en zich bevrijden. | |
20 decemberGister schreef ik het derde bedrijf van de Idealisten af. Tegelijk kwam 's nachts de Amerikaansche rede in mijn hoofd. Zoodat ik nu hoop begin te krijgen dat die goed zal worden en indruk maken. Ik moet maar denken aan mijn staf der waarheid. Het is een heel ander Berlijnsch verblijf dan de vorige. Veel stiller. Ik zag Else een maal of drie. Anders nog niemand, gister Monty Jacobs even bij Else. Mirauer laat mij vreemd in den steek. Ik begrijp haar niet. Soms zoo uitbundig hartelijk, nu weer zoo vreemd met andere dingen bezig en geen minuut voor mij. | |
22 december't Wordt beter. Ook goede berichten uit Amerika. Ik las Plutarchus gister en werd getroffen door de mooie, sobere beschrijving van Cesar's moord in Brutus. Zoo plastisch en fijn geteekend. Het is duidelijk dat Shakespeare uit Plutarchus vooral zijn stof nam, en merkwaardig te zien wat hij wijzigde. Brutus is veel mooier figuur bij Plutarchus dan bij Shakespeare. De geestverschijning was stellig niet, zooals Shakespeare het maakt, de schim van Cesar. En nergens heeft Plutarchus de geringste toespeling op een zeker berouw bij Brutus. Integendeel de moord van Cesar is zijn grootste daad waarop hij het meest trotsch is. En dat is juister dan de meer moderne, maar veel minder Romeinsche gewetenswroeging van Brutus om 't dooden van een vriend. | |
[pagina 858]
| |
woensdag 25 december1e Kerstdag. Paul kwam gisteren hier. Hij trof het goed en ik vind het heerlijk hem zooveel afwisseling en interessants in zijn leven te kunnen brengen. Hij moet dat hebben. Hij moet zich thuis voelen in de wijde wereld, zich in alles weten te schikken en ook het weelderige leven van dichtbij leeren kennen/ opdat hij het niet als een onbereikbare heerlijkheid in de verte ziet, en toch zonder het gevoel dat zijn bedje gespreid is. Hij moet weten dat hij arm is en zich zelf moet opwerken, en dat hij toch overal terecht kan met wat vrijmoedigheid en opgeruimdheid. Zijn talenten zijn niet geprononceerd, hij moet het van zijn gemakkelijkheid in den omgang en zijn beminnelijkheid hebben. Mijn bemoeiingen hier, die toch neerkomen op streven naar erkenning, geven mij altijd iets onvoldaans. Als ik dan rust en voldoening innerlijk wil hebben/ moet ik terugkeeren tot mijn groote gedachten, tot mijn Christusgedachten en mijn droomwereld. Daar vind ik innerlijke rust en voldoening. Ik weet dat mijn zoeken hier nuttig en noodig is, een weg banen voor mijn gedachten en hun uitstraling. Maar dat uitkijken naar kritieken en het letten op 't effect van mijn werk heeft iets wat mij al spoedig tegenstaat. Zondag 22 December schreef ik de Idealisten af. Ik meende dat het als geheel het best geconstrueerde van mijn tooneelwerken is. De vier figuren Idse, Orski, Romelia en Rudolf vormen een krachtige en schitterende oppositie, elk is representatief. Mijn uitgever Schuster vond al mijn dramatisch werk, zoover hij 't kende (Minnestral, Torribio en IJsbrand) veel minder dan 't romantisch, en jammer voor mijn kracht. Doch zijn opinie scheen mij vrijwel waardeloos, hij kon haar naar mijn gevoel absoluut niet verdedigen. | |
zondag 29 december't Is druk, elken avond in gezelschap. Woensdag Kerstfeest in 't pension. Donderdag soirée bij Else met de Hongaarsche diplomaat von Hohr en zijn vrouw Lola, de Hongaarsch-poolsche gravin. Vrijdag soirée in de Lyceumclub, waar ik kennis maakte met de japansche barones Ko-to. Het kleine vrouwtje met haar mooi nationaal kostuum, haar blanke teint, bijziende oogen/ bescheiden maar toch besliste manieren. Ze leek 25, maar ze was moeder van volwassen zoons. Ze trok uit de tombola mijn boek Freudige Welt. ▫ In 't pension had ik ook al met professor Nagai kennis | |
[pagina 859]
| |
gemaakt de japansche chemicus en socioloog, met zijn Duitsche vrouw. ▫ Vrijdag bezoek bij Felix Hollaender van 't Deutsche Theater. Een schrandere, energieke Jood, met wien ik opschoot. Ik vertelde mijn stuk. Gisteravond bij ‘Was Ihr wollt’. ‘Ja’! zei ik tegen de heeren van 't theater, ‘als ik op zulk een saus kan rekenen dan durf ik mijn gerechten nog wat machtiger maken. Zoo maak je bezemstelen eetbaar’. ▫ In 't eerst boeide het stuk mij weinig en beviel mij de uitgesponnen hansworsterij niet. Van het literaire bleef weinig over. Maar zooals altijd overwon Shakespeare toch, en het geheel liet een blijde, mooie indruk achter van gezonde, luchtige vroolijkheid, gedragen in een gracieuze conceptie. ▫ Van daar ook 't succes. Ik las mijn stuk voor, en zag dat het Else en Cornelie teleurstelde. Maar ik voelde zelf toch dat het goed was. | |
maandag 30 decemberLekker vriezend weer. Vervuld van de Helleensche wereld. Door twee indrukken: de helmen en de tanagra beeldjes in 't Alte Museum en de lectuur van Themistocles, Aristides en Pericles in Plutarchus. Deze dingen - vooral de helmen - werken zo sterk op me, dat het blijft als een levendige, schitterende achtergrond voor mijn Berlijnsche besognes. Een soirée bij Else vond ik vervelend. O! was ik een machtige in dezen tijd, zooals Pericles in den zijnen - zou er geen schoonheid te scheppen zijn? Gister bezoek van de Baronin Benita Wolff uit Riga. Een schuchtere vereerster. Ze vertelde hoe haar familie in de revolutie acht landgoederen verloren had. Hoe dom van mij schijnt het me nu, niet te zien dat juist de Christusfiguur 'n kunst-schepping moest zijn. ▫ Waren niet de schoone menschen der Helleensche bloeitijd kunst-scheppingen? ▫ Er is nooit een Panathenaische optocht in werkelijkheid gezien, zooals die op 't Parthenon. ▫ Het volmaakte menschelijk schoon heeft alleen in kunst bestaan. De mensch gaat in kunst alleen boven zichzelven uit. ▫ Onthoud dit, en handel er naar! ▫ Dit is de opgaaf der kunst, boven den mensch uit te gaan. ▫ In kunst wensch ik te scheppen den Pericles van onzen tijd. In 1907 heb ik veel gemaakt. ▫ Reinald van Gelder, IJsbrand en de Idealisten. ▫ Verder het gedicht ‘het Gebergte’ en eenige kleinere verzen. ▫ Dan het naschrift op de Blijde Wereld. Het artikel in de Independent, en het | |
[pagina 860]
| |
begin van de Amerikaansche rede. Het begin van Wat is Christus? en de Holl. literatuur. Het jaar was somber en veelbewogen. Een donker, onheilvol jaar, toch vol belofte. Maar ik schreed machtig voort op mijn weg. In geen jaar deed ik zooveel voor mijn bevrijding. Mijn huwelijk is een groote zegen. Ook dat is een merkwaardige triomf. |
|