Dagboek 1878-1923. Deel 2: 1901-1910
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1906]1 januariHelder, koud, winderig. ▫ Hoe blij ben ik dit nieuwe jaartal te zetten. Het vorige was een zwaar en moeielijk jaar. Ik weet wel dat ik er nog niet ben. Dat vooral innerlijk nog zooveel ontbreekt. Maar toch schijnt het dat de nevelen lichten. ▫ Ik werk met lust in het kamertje bij Truida. 3e tafereel bijna af van ‘de Zendeling’. | |||||||||
3 januariVrij koud, men rijdt schaatsen, maar 't staat op omkeer. ▫ Gister avond in den Haag gesproken voor de Vrijmetselaars. Wat gebeurt mij toch tegenwoordig? - Nooit vond ik zooveel geestdrift, zooveel waardeering. Ik sprak 1½ uur, en naar mijn hart. En ik was verlegen onder de toejuichingen en eerbiedige woorden. En ik voelde zoo mijn onwaardigheid. Toen sliep ik bij Roelfsema, in het groote mooie huis. En in den nacht werd ik weer gezegend, door slapelooze uren met heerlijke concepties. Minnestral ontstond in mijn hoofd en voltooide zich al ver. Ik zag het boerenhuisje aan den duinrand bij 't bosch. Minnestral's vader, de bloemkweeker, met den baard en het manchesterpak. Minnestral's moeder, de fijne bleeke Friezin, met de kap. En ik zag hem blootshoofds en barvoets de emmers spoelen als de dominee op visite is en Teus en Sijtje de melk binnenbrengen. ▫ Daarna zag ik hem na 't vallen van den avond uit het raampje ontsnappen, en gaan spelen in 't bosch, bij nacht met den ouden Woudman, met Vlinderziel en Duinelf. - En ik zag de glinsterende verschijning van Dante en Beatrice, en Minnestral neerknielen in eerbiedige, onwetende verrukking. En ik hoorde zijn opdracht, die heerlijke maar | |||||||||
[pagina 637]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
zaterdag 6 januariAfschuwelijk weer. En ik heb weer last van mijn neus. ▫ Ik corrigeer de laatste proeven van Johannes. Ik schrijf 't vierde tafreel van ‘de Zendeling’ en 't derde Bild van de bewerking van de Broeders. Ik heb ook een stuk over de Vrije arbeid op Walden liggen, dat was al vóór Berlijn voltooid. | |||||||||
dinsdag 9 januariMooi, zacht weer. Na een paar nachten goed slapen voel ik mij weer geheel hersteld en monter. Ik hoorde Carl Flesch Zaterdagavond. Mijn voornaamste zorg is nog de gezondheid van Menger. Gisteravond dacht ik over een blijspel ‘de Idealisten’. Een aantal personen die een nieuwe maatschappij gaan stichten, een kolonie. Het onderwerp dus van Brook-farm, en van ‘la Clairière’ maar op eigen wijze. Ik wou laten beginnen in een weelderige salon, van de dame, die hoofdpersoon is. En dan bij elkaar brengen. freule Smelt, Anna de Savornin Loman - Frans Mierix - type prof. van Rees - type Arie Rezelman - type vrije Socialist-anarchist - type Robert van Ascona, naturmens - type Jan de Graaf Spekkie-boven - type Rika | |||||||||
[pagina 638]
| |||||||||
Palache (een stuk of drie zoo) - type de Veer, een luie schavuit die ze beetneemt. | |||||||||
donderdag 11 januariMooi, zacht weer. Eergister, Dinsdag, schreef ik ‘de Zendeling’ af. Eerder dan ik dacht. Ik was er zoo in, bij het laatste tafereel, dat ik den volgenden dag het geschrevene als iets nieuws las. Maar ik overhaastte, en maakte daardoor te kort, zoodat ik van daag nog allerlei tusschenvoegingen moest maken. Dinsdag avond aten we bij Smelt. Iets wat we anders nooit doen, avondpartijtjes in Bussum. Maar 't was niet onaardig. Van middag met moesje bij Kras. Ze fleurde me heelemaal op, zoo flink en monter was ze. Daarna mooi gewandeld door Spanderswoud met Aapje. Ik ga dat heerlijke bosch nu meer waardeeren. | |||||||||
zondag 14 januariLaatste dagen hevige regens. Vandaag mooi en helder. Bijen-reinigingsvlucht. ▫ Vandaag een slechte dag. Paul die weer laat thuis kwam, en Anna de Savornin Loman die weer aan 't zwetsen was. Ik voel dat die botheid en brutaliteit mij grieft, en toch voel ik meelij met het schepsel, en trek ik het mij niet aan. Maar het leven in een land waar zulke personen een hoog woord mogen voeren is niet aangenaam. ▫ Ik schreef vandaag aan 't 4e tafreel van de Broeders (dat is dus 5 met 't voorspel mee) en corrigeerde gister de Kl. Joh. III geheel af. ‘De Zendeling’ stuurde ik al naar Berlijn. Ik las ‘Kim’ uit. Het is geen voltooid geheel, maar 't is zonder twijfel het beste wat ik van Kipling las. Het is een poging tot méér dan hij gewoonlijk gaf. In de Lama. En zeer knap gedaan. Maar er is nog een leelijke neiging in tot het maken van die bevredigende wendingen en het geven van die bedekte mooie voorstellingen, die alleen een onrijpe smaak kunnen behagen. Kim is altijd sympathiek, niet van hoog standpunt geteekend, de personen zijn te uiterlijk getypeerd, - alleen de Lama is een werkelijk mooie creatie. Artistiek goed. Maar wijsgeerig weer niet. Ook zijn de coïncidenties al te hinderlijk mooi. | |||||||||
[pagina 639]
| |||||||||
Tetterode in 't zaaltje bij Bender. De Rolletjes speelden prachtig. Het was goede muziek. | |||||||||
donderdag 18 januariRegenachtig. ▫ Ik heb nu alles naar Berlijn gestuurd, en wacht af. Ook mrs Cole in Amerika krijgt nu het geheele boek. Ik ben in afwachting. Maar de beproevingen houden daarom niet op. Vandaag begon de dag weer droevig. ▫ Op Walden drukke werksaamheid. Men begint met afbreken van 't koetshuis. | |||||||||
vrijdagavond 19 januariStorm, hagel, regen. Het is een winter vol storm en regen. Vandaag weer een neus-dag, betrekkelijk kort op de vorige. ▫ Gister at ik in Haarlem, hoorde 's avonds Josua. Er is iets bespottelijks in de vermenging van Oud-Testamentische moraal, met de Duitsch romantische muziek. De nacht was slecht. Het stormde, en het kamertje was benauwd. Ik heb een goede conceptie van ‘de Tsaar’ als hoofdpersoon van een drama. Ik wil laten zien hoe hij een goede, ernstige, welmeenende man is, die alleen al te ruim denkt en oordeelt. Hij verplaatst zich zoo in ieders denkwijze dat hij elk op zijn beurt gelijk geeft. Hij geeft dus beurtelings den reactionnairen en den liberalen minister toe, raadpleegt in stilte zelfs revolutionnairen. Maar door die ruimte en veelzijdigheid kan hij niet handelen, of handelt steeds te laat. Zijn vrouw is de orthodoxe reactie, dan de orthodoxe voorzitter der synode, de twee ministers Witte en van Plewe, de chef der politie, een jonge nihiliste, - zijn broeders, de typische grootvorsten, een hoofd van een naburig rijk, een paar theosophen, eindelijk de revolutionair die hem doodt en dien hij vergeeft. Ik wil ook van Minnestral een trilogie maken. De door M. gekozen koning, in een volgend stuk laten verdolen, door Nietzscheaansche overmoed. Ik lees ‘die Geburt der Tragödie’. ▫ Dit is van pas. Ik moet ook gestadig onder dezen gezichtshoek leeren te blijven zien. Ik moet deze beschouwingswijze niet verliezen. | |||||||||
[pagina 640]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
maandag 29 januariSneeuw alles weg. Winderig zoel. ▫ Zaterdag waren de symptomen ongunstig. Het werk ging goed, maar Amsterdam dreigde somber. 's Avonds met Giza, Martha en Moeder bij Kras gegeten, en toen 't volksconcert. Het was vol en oogenschijnlijk zeer geslaagd. De Roll's speelden uitstekend en het koor en orgel was ook mooi. Maar het wezen was niet zoo mooi als de schijn. Het publiek was er niet onder. De botheid liet zich te veel gelden, in de gesprekken. Vandaag aan de Eendracht een zeer slechten dag. Geldnood, moeielijkheden, Menger's gezondheid. ▫ E pur si muove. En toch zal ik er uitkomen. Vijfentwintig jaar geworsteld om tot mijn recht te komen! 't Is nog nict te laat. Ik lees de brieven van Wagner. Nu begrijp ik waarom Tristan en Isolde zoo'n slecht drama is. Het was een gefantaseerde, geen doorleefde wijsheid. De muziek kwam later. ▫ Dan is Lioba anders. Zou men het ooit bespeuren? Nog een groote gedachte: ‘If you fall/ take care to fall upstairs’. ▫ Daarvoor zal ik zorgen. Ik schrijf aan het tiende tafreel van de Broeders. Ik geloof dat het goed wordt. Als ze maar durven. | |||||||||
[pagina 641]
| |||||||||
dinsdag 30 januariVrij goed weer. ▫ Van nacht nog in sterke spanning. Ik sliep wel beter, maar had leelijke symbolische droomen. Faecaliën die overal aan kwamen. Als ik een huis uitging moest ik altijd door een stinkende, geheel vieze plee gaan, en ik klaagde over de treurige sociale toestanden van heden. Dit sloeg op het sociale werk dat mij tot allerlei nare dingen dwingt. ▫ Maar ik had ook schoone gedachten, bij 't wakker liggen over Minnestral. Het Duinmeisje dat hij verlaten moet, voor zijn werk, en de elven die hem komen roepen, als hij in de stads-ellende en de handen der kooplui is. Van morgen voelde ik nog alsof ik niet wist: ‘wat de baas toch van me wil.’ En toen schreide ik. Ik schreef de Duitsche vertaling van de Broeders af, en een brief aan Else. Het dagboek van Wagner aan Mathilde is diep roerend. En dan te denken aan die afschuwelijke Tristan-avond! Ik moest vergelijken met den dooven Beethoven die een totaal verwarde symfonie dirigeert en meent dat het goed gaat. | |||||||||
vrijdag 2 februariVoorjaarsweer, N.W. wind. Ik sliep van Woensdag op Donderdag lang en goed. En gisteren was ik vrij flink en goed. Het deugt nog altijd niet aan de Eendracht, maar ik voelde dat het mij niet meer de baas werd. Gister wandelde ik naar Kommerrust en praatte tot 11 bij Walborg en Thorvald. Toen sliep ik weer weinig. ▫ Een heerlijke brief van Hans. Die heeft daar een gelukkige tijd. | |||||||||
6 februariHarrow. Prachtig weer. Z.O. wind. Goede overtocht. Ik kwam hier zoo rustig als van zelf terecht, zooals ik naar Laren of Weesp zou gaan. Ik ben blij, - als ik maar uit Holland weg ben. Ik heb een heerlijke kamer, met mooi uitzicht. ▫ Alles wel hier en onveranderd. De man die mijn koffer bracht herkende me. | |||||||||
[pagina 642]
| |||||||||
Gister een wandeling met miss Carter en de honden. Amothy is hier, het lieve kreupele meisje, dat sprookjes schrijft. 11 jaar. Lady Welby en ik spraken over het Kwade. Haar denkbeeld is dat het kwade is als afstooting tegenover aantrekking. Het kwade moet terugstooten en als zoodanig is het goed. Voorstelling van het kwade dat al zijn best doet om af te stooten en toch gezocht wordt. Lady W. sprak mij over ‘the Mother-sense’. Het voedster-gevoel voor ons nageslacht en ons ras. En de verwaarloozing van de krachten van de vrouw die altijd, vooral op ouder leeftijd, de voorlichtster is geweest (Sibylle). En ik verbond dat met mijn voornemen om een beeld te geven van een groote, sterke vrouw/ de echte menschen-moeder, in wie dat instinkt krachtig en levendig is. Het is zoo frisch hier, de ramen altijd open. Ik heb hier nooit last van koude. | |||||||||
zaterdag 10 februariHarrow. Storm, sneeuw. ▫ Het gaat mij goed. Ik voelde bij 't komen dat het mij hier goed zou gaan. De nachten zijn goed, hoewel nog niet geheel. Nog geen heldere droomen, en van nacht weer melancholieke oogenblikken in den slaap. Ik ben aan Minnestral begonnen, doch nog niet gevorderd. Maar ik voel mij zeker. Ik voel als mijn geest ver over de landen gaan, van uit dezen alleenstaanden heuvel. Ik maak mij niet meer bezorgd, en houd nu vast en rustig stand. Ik heb te kampen met het eerste begin en voel weer hetzelfde als bij de Broeders en Lioba, een soort tegenwerking of benauwing, alsof men er mij van zoekt af te houden. Dat maakte mij neerslachtig. | |||||||||
[pagina 643]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
donderdag 15 februariMooi weer. We hebben sneeuw gehad. ▫ Ik sliep een nacht wat dieper en verkwikkender maar had zeer ongunstige droomen, ik zag Menger, Petter, was boos en daarna teeder tegen moeder, en deed een geliefd wezen ombrengen, - een akelige opvolging. Toen werd tegen 2 uur toen ik aan 't station in Harrow zat mijn toestand op eens heerlijk kalm en gelukkig. Ik zag 's middags Peter Pan, met Amothe op mijn schoot, my Valentine. Ik heb een opstel voltooid over poëzie, mathesis en filosofie. Lady Welby voelt dat dubbeltallen eigenlijk geen getallen zijn. 1, 3, 5 zijn getallen, maar 2 is maar 2 × 1, en 4 is maar 2 × 2, heeft geen eigen wezen. ▫ Daarom denkt zij, dat hyper-ruimte niet zal hebben 4 maar 5 dimensies. | |||||||||
zaterdag 17 februariGrijs, betrokken, nevelig. Ik word ongeduldig en begin naar huis te verlangen. Ik heb behoefte aan lichaamsinspanning, aan buitenwerk. De slaap blijft even vreemd, de droomen onbevredigend. Gisteren in Londen, bij Tuckey. Die leidt nog hetzelfde saaie leventje in hetzelfde sombere huisje. Ik werd op klaarlichten dag door een vrouw aangesproken wat me in Londen nog nooit gebeurd is. Ze had een lief gezicht. Het maakte me beroerd. Ik las Paolo & Francesca van Stephen Phillips. Het is mooi, hij is een dichter. Ik houd meer van hem dan van Maeterlink. Hij is van 't groote soort. Ik voel mijzelf maar arm en onbeteekenend. ▫ Ik ben gister weer aan Minne- | |||||||||
[pagina 644]
| |||||||||
aant.
In Minnestral het effect van twee in zuivere verzen sprekenden die in onmiddellijk contrast spreken met een banale, alledaagsch sprekende wereld - societeit of club of beurs - door hen niet opgemerkt. ▫ Ze wandelen er onzichtbaar door, of beschouwen het. Phillips is mooi, maar het is mijn taak - moeielijker dan de zijne - onze hedendaagsche wereld te dramatiseeren in verband met zijn en mijn hooge poëtische wereld. | |||||||||
zondag 18 februariGoddank! ‘Minnestral’ is in wording! Wat bekommert mij nu nog! | |||||||||
dinsdag 20 februariHelder, zonnig. N.W. wind. Voor 't eerst werkelijk lekker geslapen, nadat ik gister een flinke wandeling maakte. 't Is op een na de laatste dag hier, maar het is toch zeer goed dat ik gebleven ben. Vooral om Slaughter die ik gisteren sprak. Zondag lunchte ik bij Cobden Sanderson met Keir Hardie en de bosch-kenner Dr Henry. We hadden een interessant gesprek. 's Middags sprak ik met Sir Charles Welby over het fonds voor de boekerij van zijn moeder, om teekeningen en aanteekeningen en boeken bijeen te houden, en over Amothe, die niet goed behandeld wordt. Ze moet een openluchtkuur doen. Gister maakte ik een wandeling over Wembley. Ik kreeg lieve brieven van Paul en van Aapje. Dr Slaughter, de jonge Amerikaan, de Secretaris van de Sociological Society, was zeer op mijn hand en zal mijn plan in Maart aan de Society voorleggen. Minnestral gaat goed. 't Voorspel is af. | |||||||||
[pagina 645]
| |||||||||
veel en het was een rustige heerlijke avond en nacht. ▫ Wel was ik een oogenblik bedroefd. Er is nog zooveel verwarring. Maar de nacht was heerlijker dan ik er mij een herinner, en ik voel mij nu veel beter. ▫ Het afscheid was treffend. Lady W. ‘my English mother’ was bedroefd en kuste mij op het voorhoofd. Ik had een spannende tocht omdat ik maar een paar minuten had voor den trein. De reis volkomen rustig, de zee vlak. Den vorigen dag - Woensdag - nog in de comedie geweest. His house in order/ een aardig burgerlijk blijspel. Menger zat als echte directeur. Dat beviel mij. Ik ontbeet bij moeder. Er was nergens ernstig onraad. ▫ Ik schreef veel brieven en corrigeerde een herdruk van Viator. Ik vond het mooi proza, mooier dan iemand in dien tijd in Holland schreef. | |||||||||
maandag 26 februariBedekt weer. Z. wind. ▫ Ziezoo! nu ben ik in goede conditie. Ik sliep een paar nachten uitstekend, en was in volle geestkracht. Ik moet nu eerst redderen in Walden en in Amsterdam. Maar de toestand is overal zoodanig dat ik met een weinig inspanning overal gang en orde breng. ▫ Nog schijnt het alles wel hachelijk maar met wat durf en goeden moed zie ik overal opklaring. ▫ De Eendracht, het gewichtigste, is nu zoo gemakkelijk bestuurbaar dat ik zeker voel dat we er spoedig gezondheid in brengen. Als we nog verliezen is het maar heel weinig. ▫ Walden gaat steeds goed, en als ik het geld voor de verbouwing niet bijtijds uit de Eendracht krijg dan zie ik nog wel kans het op te nemen. ▫ De Horstermeer zal ik nu ook goed reorganiseeren, omdat ik zie hoe het moet gaan, en de Boer handelbaar zal zijn. ▫ Gister was ik met Emons in Deventer en hield een spreekbeurt. Het komt mij voor dat wij samen dat spoedig met veel succes kunnen doen. Vooral als we op resultaten kunnen wijzen. Thuis was Paul, opgewekt en vroolijk, vervuld van het meisje. Ik las haar brieven en vond haar een aardig, verstandig meisje. Ik was er mee vervuld. Het is zulk een gewichtig ding, en ik zou het zoo heerlijk vinden. ▫ Ook van Hans aardige brieven. Het is zulk een zegen, twee brave jongens. Ik verheug er mij op hem te zien. | |||||||||
[pagina 646]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
donderdag 8 maartGister en eergister heerlijk voorjaarsweer. We zaten met de ramen open en ik was met mijn bijen bezig. ▫ Ik fietste naar de Horstermeer en had een lang, ingespannen gesprek met de Boer. Hij is lastig door zijn overspanning, zijn argwaan, zijn vrees. Op 't eind liep het goed. Dinsdag at ik bij moeder en bezocht de de Kanter's waar Paul aan huis komt. Van daag is 't weer geheel van streek. Storm en harde regen. Ik had weer een beroerde scène aan de Eendracht met een onbeschofte klerk. De bouwerij op Walden is druk aan den gang. Sints Engeland nog niet aan Minnestral gewerkt, het wordt tijd dat ik weer op reis ga. Mrs Cole schreef me, dat ze mij tot de ‘Invincibles’ rekende. Ik las ‘Wild animals’ van Seton. Een prachtig boek, om de helden tragiek van het dierenleven. Ik zag hoe dat in Minnestral te pas komt, als hij van zijn duin en bosch-vrienden het heldhaftig tragisch leven der dieren hoort roemen. | |||||||||
vrijdag 9 maartStorm. ▫ Gisteravond een lange, moeielijke bestuursvergadering. Ik ging er beklemd heen, en presideerde niet krachtig. Maar het gelukte mij toch ernst te bewaren en ruwe tooneelen te voorkomen. Bij 't naar huis gaan was ik vrij opgeruimd en de nacht viel mee. Van morgen echter wat neuskatarrh. | |||||||||
woensdag 14 maartKou, sneeuw, vandaag stil na hevige stormen. ▫ In een eigenaardige toestand. Crisis in de Eendracht. Besloten van avond met het D.B. af te treden. Het kan zonder groot onheil geschieden en is een noodwendig opvoedingsmiddel. Ik ben daarom rustig, en mij bewust mijn plicht gedaan te hebben en te doen. Ik ben ook vrij opgewekt en sliep goed. Maar het vervult mij en is een vreemde spanning. Ze zullen het niet willen aannemen, maar het is noodig dat we onverzettelijk zijn. | |||||||||
[pagina 647]
| |||||||||
Brief van Else waarover ik erg ontevreden ben. Bezoek bij Schoenmaekers. Dat was goed. Ik houd van zijn nauwkeurige kennis. Bezoek gehad van Arnold van Gennep, de schrandere jonge franschman, geleerd en aangenaam causeur, vriend van Cornelissen. Zaterdag conferentie bij Generaal Booth. Gister middag Cecilia. Gister avond Lioba-concert van de Lange. Ik kreeg er een zeer dunnen indruk van. Mijn werk vermoord en zelfs antipathiek er door geworden. Ik was de laatste dagen zoo gelukkig door mijn groote liefde, die ik nooit zoo sterk gevoeld had. Ik voel hoe ik nog kan liefhebben als toen ik zestien was, en hoe dat nooit behoeft te verzwakken door lange jaren samenzijn. Dat was een zegen. | |||||||||
donderdag 15 maartRegenachtig. ▫ Gister avond is het gebeurd en we zijn onverzettelijk geweest. Ik sprak goed en handelde geheel zooals ik me voornam. Maar toen ik wegging en ik hoorde als wanhoopskreten om mij terug te houden, toen scheurde het mij. En naar huis gaande voelde ik niet verruimd maar bedroefd, als had ik mijn schapen in den steek gelaten. ▫ Ik voelde mij thuis daar in hun midden, ondanks het weten van de stokerijen en oppositie. Nu, hier op Walden, heb ik verlangen naar hen, met al hun last en zorgen. Ik hou van hen, en wou dat ze mij terugriepen. Het zijn toch ook nog maar kinderen. ▫ Toen ik van morgen aan A. uitlegde waarom ik het gedaan had voelde ik dat ik gelijk had gehad. Nu voel ik, alsof ik zou willen roepen: alles vergeven en vergeten, ik kom terug. Er was een vervelende brief van Verwey. | |||||||||
maandag 19 maartZürich, hotel Bellevue. ▫ Gister prachtig weer, vandaag grauw en sneeuwig. Zaterdag reis hierheen, mooi warm weer. In den trein kennis gemaakt met mevr. van Eeghen-Boissevain en daar lang en prettig mee gepraat. Vriendin van Walborg en mij zeer sympathiek. Niet gelezen. 's Avonds Hans en Betsy aan den trein, Betsy nog naar huis gebracht. 's Morgens bij Laemmel en Hans gezien in zijn prettige omgeving. Ik voel hoe ik vroeger zulk een leven benijdde, als ik er van las. Het ruime, kosmopolitische, in | |||||||||
[pagina 648]
| |||||||||
aant.
Toen ik uit Holland vertrok was ik rustig. Een deputatie van de Eendracht bewees dat ik goed gezien had. Gisteren beklom ik met Hans de Uetli. Boven waren Mama, Betsy en Carry en wij waren erg vroolijk. Harold van Suchtelen is een merkwaardig en allerinnemendst kind. Zijn doen met mijn moeder, de oma, is alleraardigst. Van morgen aten wij met de Laemmels in Pfauen, het restaurant. Gezellig, en we praatten over filosofie. ▫ Vanmiddag wandeling op den Zürichberg met Hans. Thee bij Jelmoli, het Waarenhaus met de Hoogjes. Veel gelachen. | |||||||||
woensdag 21 maartLocarno. Toen wij gisteren hierheen kwamen was het winderig. Hier wel frisch, maar toch zonnig en aangenaam. In Zürich lag dikke sneeuw. Vandaag is het echter ook hier in Locarno gaan sneeuwen en alles begint al wit te zien. ▫ Het is een goede, prettige reis. Ik ben veel rustiger en opgewekter dan verleden jaar. Zürich gaf mij een aangename herinnering. Betsy en Carry waren zoo lief en vroolijk, en er waren geen moeielijke oogenblikken, behalve toen zij dat liedje speelde. Ik zie nu alles zoo veel helderder en ben zoo veel vaster geworden. En hier is het veel aardiger dan de eerste maal, door Hans, door Frou Titsingh en Beppie Stoop en mr en mad Küpfer. Alleen werk ik natuurlijk niet zoo veel. | |||||||||
donderdag 22 maartAlles onder sneeuw. Nat en koud. ▫ Ik had minder gunstige droomen van nacht (gister over d.E. gepraat). ▫ Maar van morgen kwam ik tot het inzicht dat ik Minnestral geheel bewerken moet als ‘de Broeders’. ▫ Niet te haastig, niet werken voor de opvoering, maar voor 't innerlijk schoon. | |||||||||
vrijdag 23 maartRegen, regen, regen. Er is iets tergends in dat slechte weer in Locarno. Eerst die sneeuw op palmen en mimosa's. Toen die onafgebroken windstille regen, dag en nacht door, koud en troosteloos. In Holland regent het nooit zóó aanhoudend. ▫ Ik schreef veel brieven. Maar het werk is nog niet begonnen. Droomen nog vrij ongunstig, maar slaap en gezondheid goed. | |||||||||
[pagina 649]
| |||||||||
zaterdag 24 maartVanmorgen sneeuw, tegen 9 uur begon het wat op te klaren. ▫ Stemming zeer labiel. Een brief van Petter hinderde mij. Van morgen na 't ontwaken weer zulk een eigenaardige somberheid. Afwezigheid van de bekende levensvreugde. Uiterlijk echter gewoon en vroolijk. Met Hans veel pret gemaakt. Ik weet niet waaraan 't ligt. Ik heb gister wel over mijn sociaal werk gesproken, voor dankbaar gehoor (Herr Küpfer). Of het die herseninspanning is? Ik weet wel, dat alle gedachten aan de E. mij pijnlijk zijn, en dat ik geen lust heb in mijn werk. | |||||||||
zondag 25 maartNog sneeuw. Maar prachtig zijn op 't oogenblik de bergen, zilverig wit, hier en daar bezond, oplichtend tusschen den nevel boven de satijnig gladde spiegel van het meer. Ik ben opnieuw aan Minnestral begonnen, en ga nu voort. Ik denk dat een weinig influenza mij gisteren zoo somber maakte. Ik zweette van nacht wat, en sliep eerst tegen den morgen aangenaam. Nu ben ik veel beter. Ik kreeg ook een goeden brief van Menger. | |||||||||
donderdag 29 maartSints Maandag is 't weer goed geworden. ▫ Maandag roeiden Hans en ik met moeder naar Magadino. Dinsdag ging ik met Hans naar Pallanza, en zag Isola Madre, den toovertuin. Het was er lekker zonnig en wij genoten. Het oogenblik van aanleggen, bij het ijzeren poortje en het binnentreden in den stillen groenen paradijstuin was heerlijk. Gisteren gingen we naar Como, een echte Italiaansche stad. Ik voelde mij thuis in het typisch Italiaansche wereldje. Toen de prachtige bootreis naar Bellagio. Het weer werd guur op 't laatst, maar we konden toch aan dek blijven. 's Avonds was ik wat onrustig en ontevreden, maar heden is alles weer gunstig. Mooi weer en een heerlijke wandeling door prachtige rotskloven en op den berg met het grootsche uitzicht. Ik kreeg twee lieve brieven van Aapje en een beetje ongunstige berichten over Walden. | |||||||||
[pagina 650]
| |||||||||
zaterdag 31 maartBellagio. ▫ De Duitsche uitgave van Johannes ... en kiespijn. Dit laatste zeker om te temperen. ▫ Wat hangen we van kleinigheden af. Ik heb weer niets kunnen uitvoeren. Het is of Minnestral met toeleg vertraagd wordt. Soms ben ik recht down, maar nu en dan leef ik weer op. De vreugde van 1904, en het gevoel van Berlijn is er niet. Maar uiterlijk houd ik mij goed en gewoon, en ben vroolijk met Hans en moeder. Ik verlang naar Aapje, maar ben niet ongeduldig en vind het hier ook prachtig. Er zijn wonderbare kleuren. Maar alleen Segantini heeft ze getroffen, en nog niet de allermooiste. De Duitsche vertaling is mooi. Nu zal het boek wel zijn weg vinden en zijn volle werking doen. De beschikkingen zijn nu blijkbaar gunstig. | |||||||||
zondag 1 aprilHeerlijk weer. ▫ Kiespijn dragelijk. Maar ik ben en blijf innerlijk droevig. Van nacht een sombere droom, dat ik meende mijzelf te moeten dooden, en naar een middel zocht. Ik had er geen lust in, maar ik was onder de suggestie dat het moest. Emons zei het ook. Toen brak langsaam door het besef dat ik het toch niet noodig vond, dat ik leven wou, wat men ook zei. En dat was als een overwinning. Ik leefde. | |||||||||
dinsdag 3 aprilVorige dagen prachtig weer. Heden redelijk goed. ▫ Vreemde nacht. Kiespijn. Demonendroom waarin al mijn kracht machteloos bleek. Toch weer goede slaap en de zelfsuggestie in den droom van goede werking. Ik bad en vroeg waarom ik zoo verzwakt ben. ▫ Vanmorgen weer verkwikt en bij een Italiaanschen docter de kies laten trekken. Ik was, vóór het trekken, zittende in den stoel, een oogenblik zeer rustig en gelukkig. De pijn verschrikte mij niet en ik gaf ook geen kreet. Daarna had ik wel hevige pijn. ▫ Wij moesten ons meer kunnen oefenen in het doorstaan van zulke pijnen. Wij moeten immers sterven, en die operatie moeten wij toch ook waardig weten te ondergaan. | |||||||||
[pagina 651]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
donderdag 5 aprilKoud en grijs. Bellagio. ▫ Hedennacht sliep ik zeer goed en voelde voor 't eerst sints lang dat gunstige, dat zich ook in mijn droomen toonde. Ik droomde dat ik op de duinen lag, en het vrije natuurgevoel kreeg, dat ik vroeger altijd zocht op een lange wandeling. Ik schreide heerlijk uit, op de duinhelling, achter de Brouwerskolk bij Haarlem. En ik dacht daarbij aan een versje uit mijn studententijd, waarmee de studenten mij plaagden: ‘ga jij maar snikken op je duinen!’ Om te werken moest ik eigenlijk alleen reizen. Met moeder alleen of geheel alleen gaat het. Best van alles met Aapje, omdat ik dan voorlezen kan en door haar verlangen word aangemoedigd. Maar in dit vroolijke verkeer met Hans en moeder blijft mijn zielsleven te laag. | |||||||||
[pagina 652]
| |||||||||
dinsdag 10 aprilTerug in Bussum. Mooi voorjaarsweer. ▫ Ik ben de laatste week geheel gezond en normaal geworden. Mijn geest tot rust gekomen, mijn slaap diep en verkwikkend, mijn gemoed herkrijgt veerkracht en opgewektheid. Hier vond ik alles betrekkelijk in gunstige conditie, alsof ik verademing kreeg. Het slechtste was een slecht stuk van Verwey over Johannes. ▫ Anders geen zorg van beteekenis. Het weer, het seizoen, alles wendt ten goede. Maar ik ben nog voorzichtig. | |||||||||
zaterdag 14 aprilHet was een paar dagen prachtig warm weer. Van daag grijs koud en N.wind. ▫ Dinsdag fietste ik bij mooi weer van Haarlem naar Noordwijk en terug. Ik zag de bloemvelden. Ik was goed, maar niet geheel tevreden op mezelf. Woensdag weer even op de Eendracht. Bij Hijmans. Donderdag een geheelen dag op Walden, bij de bijen. Dotterbloemen geplukt. Het was heerlijk weer. Gisteren, Vrijdag, een aardig tochtje met de club van Paul, per fiets naar Valkeveen. Het was nog al een vroolijk en gezellig troepje. Wel vond ik dat het nog al onbeduidende kinderen zijn. De meisjes en Paul zijn nog de besten. We lagen in 't gras aan zee, het was prachtig. Er bloeiden viooltjes. 's Avonds aten we bij Buwalda met Marie Kremers. | |||||||||
maandag 16 april2e Paaschdag. Vandaag en gister prachtig weer. ▫ Ik zou veel te schrijven hebben. Ik denk er over - naar aanleiding van de lectuur van Hebbel - dit boek in 't vervolg zoo te schrijven dat het na mijn dood gedrukt zou kunnen worden. Aanteekeningen, die ook voor de wereld van belang zijn. Ik ben geneigd tot peinzen, weemoedig. Maar in 't algemeen veel beter. Minder onrust, minder spanning, gewone, normale verkwikkende slaap. En vooral: een terugkeer van mijn gewone gevoeligheden, voor natuurindrukken, voor aandoeningen. Al deze nuancen zijn zeer subtiel, een ander kent ze waarschijnlijk niet eens, maar ik acht ze zeer belangrijk. Wetend hoe ze overeenkomen met wat ik van mijn patiënten hoorde in heviger verhouding. Ik denk met genoegen aan mijn reis terug, met Hans en moeder. Het | |||||||||
[pagina 653]
| |||||||||
was heerlijk. ▫ Ook is er veel opwekkends en moois. Gister deden we een fietstocht met Paul en Jolles, langs de Vecht. Dat was zonnig en schitterend mooi, het blauwe water en het eerste groen. Het kasteeltje Oudaan aan de Vecht bracht zulk een eigenaardigen indruk te weeg, als vroeger meestal alleen in de herfst ontstond, door de ruïne van Brederode b.v. Die vervult mij dan dagen nog. ▫ 's Avonds aten we bij Jolles, het mooie meisje van Paul kwam er ook. Ik bereed mijn nieuwen fiets. Jolles vertoonde lichtbeelden van zijn vrouw en dochtertje. Van daag is Aapje jarig. Ik bracht bloemen en een horlogetje. En we lagen in de heerlijke voorjaarszon op Bantam. Terwijl ik dit schrijf zingt ze voor me. Ik ben diep weemoedig. Ik heb ook tegenzin in de ruwe en ploertige menschen. Maar ik ben gezond. Ik was bij de Boer van middag, en mijn geest was actief en helder, en mijn energie goed. ▫ Maar ik voel wel verlangen naar rustige studie, innerlijk leven. Al de uitwendige onrust valt nu af. ▫ Aapje zingt het mooie liedje van Schubert ‘Zum Schluss’, woorden van Rückert. Ik lees Hebbel's dagboek. | |||||||||
woensdag 18 aprilWeer grijs en koude N. wind evenals Vrijdag. Ik was van nacht weer niet lekker en had drukke ongezonde droomen. Van der Goes, dien ik geweldig plaagde en nazat, zoodat hij half huilend smeekte om op te houden, hoewel hij me niet zien kon. Van morgen neerslachtig. Ik corrigeer proeven van ‘Viator’. Ik schreide. Om de schoonheid van het werk. Om de laagheid van hen die het hebben aangevallen. Om mijn zwakte dat ik het niet met meer trots en fierheid verdedigd heb. | |||||||||
[pagina 654]
| |||||||||
in Holland nemen ze mijn stuk zeker aan. ▫ Ik rekende zoozeer op de ondervonden beleefdheid en vertrouwen van de Tooneelvereeniging. En ik was zoo zeker van de bevattelijkheid van het stuk. ▫ Ik dacht verder weinig daarover, ook weinig over 't stuk. Het was geslaagd. ▫ Totdat ik op 't bureau kwam en vroeg waarom ik geen bericht van ontvangst kreeg. Toen zag ik eenige verlegenheid, alsof iets niet in den haak was. ▫ Vanmorgen kennisgeving van een aangeteekend stuk uit Amsterdam. Ik krijg die nog al veel. Maar ik dacht dadelijk: daar komt het stuk weerom. En toch weer: het is niet denkbaar, het is te goed, te bevattelijk. Maar het was zoo. En de rechte beteekenis is mij nog niet duidelijk. Wat ze als reden opgeven is te ongerijmd. Het moet zijn dat ze beiden te zeer aan het realistische genre gewend zijn. Maar dan nog! ▫ Elk woord van het stuk is niet alleen gevoeld en natuurlijk, maar ook pakkend. Hoe wonderbaar kunnen menschen verblind zijn. Maar als het publiek nu óók zoo is? ▫ Maar dat hangt maar af van de overtuiging van de spelers. ▫ En wat beteekent het geval voor mij? Een voorproef van nog erger teleurstelling? Een waarschuwing dat ik nog lang niet ben waar ik soms meen te zijn, dat ik nog lang niet zoo dicht bij erkenning ben? ▫ Een nog erger maken van het contrast, door de enorme fout van een zoo goedgezinde directie, om zulk een aannemelijk stuk te weigeren? ▫ En wat beteekende dan die verheffing van Berlijn? Waartoe dan al die duidelijke wijzingen? Waartoe die gemakkelijke productie? dat krachtige gevoel van juistheid en schoonheid in mijn werk? ▫ Als het niet aankondigde een beter tijd, een aanstaand doordringen van mijn waarheid? | |||||||||
24 aprilSlecht weer, guur, hagel. Ik ben het bijna te boven. Onder suggestieven indruk van hun oordeel was ik weinig, de vrees dat het stuk werkelijk slecht zou zijn kon mij niet of maar zeer weinig bekruipen. Ik weet te zeer beter. Maar dat hun publiek - het Heijermans publiek - het slecht zou vinden, is mogelijk, als ze het slecht spelen. ▫ Daarom is het misschien wijzer om naar een ander theater te gaan. Het Ned. Tooneel of de Rotterdammers. Ik zal daar, zonder overhaasting, werk van maken. En dan zelf voorlezen, daarop staan. Ik ben weinig uit het veld geslagen, en hoop spoedig weer aan Minnestral door te werken, en dan aan het blijspel. Ik slaap goed en ga weer als vroeger met plezier naar de Warmoesstraat. De heldere droomen zijn er nog niet, en ik heb ook nog veel sombere oogenblikken en gedachten. ▫ Ik heb het plan ontworpen voor de Practical | |||||||||
[pagina 655]
| |||||||||
Socialistic Association, en hoop in de gelegenheid gesteld te worden dat plan voor de Soc. Society te verdedigen. | |||||||||
zaterdag 28 aprilSlecht weer, regen. Z. wind. Guur. ▫ Gister een drukke dag. Eendracht, Walden, geldzaken, Johan, moeder enz. ▫ Ik bemerk tot mijn spijt, dat deze werksaamheid, al gaat ze vlot en zonder tegenspoed, toch het verkwikkende slapen bederft. Eergister weer drukke droomen. Vannacht zelfs weer afgebroken slaap. Ik moet mij dus nog meer in acht nemen, en zoo spoedig mogelijk weer weg. | |||||||||
zaterdag 5 meiMooi meiweer. ▫ Ik slaap weer goed. Ik ging veel naar Amsterdam. Wel gaat alles vrij goed, maar ik ben gauw onder den indruk van elken geringen tegenspoed. Ik ben ontevreden over allerlei. Over het slechte en langsame werken van drukkers en bouwers, waardoor de brochure er zoo slecht uitziet en de bakkerij zoo slecht opschiet. Dan over het doodzwijgen van mijn werksaamheid. Ik sprak op 1 Mei in Groningen. Des middags en 's avonds. Een groote zaal met 2000 menschen. Logeerde bij Cohen. Ik las veel in Hebbel. Hans is thuis. Eergister zag ik de mooie boerderij van Oud-Bussum, met hem en de Boer. Het is een prachtige Mei-dag, en hij is droevig van begin tot eind, omdat ik somber ben. | |||||||||
dinsdag 8 meiPrachtig warm weer. ▫ Gister en vandaag beter. Zaterdag avond was ik zeer bedroefd, door lectuur van oude dagboeken. Het ontroerde mij hevig. Zondag maakte ik een wandeling met Hans en Martha naar de Vink. Het was prachtig. Vandaar voeren we in een motorbootje met Kees 't Hooft over Abcou en Ouderkerk naar Amsterdam. ▫ Ik was veel beter. Ik kreeg toen eindelijk de conceptie van den stijl waarin ik 't drama schrijven zal. In proza. ▫ Ik wil geven de zuivere emoties in de meest zuivere taal. Ik wil dus afzien van al het locale, speciale en gekunstelde. Ik wil | |||||||||
[pagina 656]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
woensdag 9 meiPrachtig warm weer. Hedenavond ziet het naar verandering. ▫ Eindelijk, eindelijk een innerlijk vredige zegenrijke dag. ▫ Gisteravond deed ik een heerlijke avondwandeling met Aapje, in de heldere maannacht, het was warm en stil, en toen ik thuiskwam zat ik nog langen tijd in de serre met open deuren en keek naar de maan boven de stille dennen. Ik was rustig, zooals dien avond in Alkmaar voor twee jaren. ▫ En van morgen den ganschen dag hier, eerst aan het tweede tafreel van Minnestral geschreven. Toen 's middags de bijen in orde gebracht en alles opgeknapt. ▫ ‘Hours with the mystics’ begonnen, en bij de thee in Sophocles gelezen. ▫ En alles bloeit zoo schitterend. Nooit heb ik de vruchtboomen hier in zulk een pracht gezien. ▫ Nu voel ik geruster en tevreden en dankbaar, als ik nu maar eenigen tijd ongestoord zoo verder werken mag. De al te heftige begeerten naar erkenning zijn gestild, en mijn kracht keert zich weer innerlijk. Ik voel nu ook beter wat er tot nog toe aan mijn werk ontbrak. ▫ Ik voel het, doch kan het niet juist zeggen. Ik wil menschen maken, in eenvoudige, maar groote situatics, die sterk-gemarkeerde karakters hebben, en hun gevoelens eenvoudig en onmiddellijk zeggen, zonder dat ik mij bekommer om het locale, het actueele, om spreektaal of zoogenaamde natuurlijkheid. Ze volgen de eeuwig menschelijke natuur, niet de schijnnatuur van een bepaalden tijd. ▫ Het is steeds weer Rembrandt die mij daarbij tot voorbeeld voor ogen staat. | |||||||||
vrijdag 11 meiGister regen, heden koel en bedekt. ▫ Gister weer een weinig getobd, over mijn gebreken en zwakheden. Ik las OEdipus op Kolonos. Eergisteravond was ik op Flevo bij mevr. van Eeghen en Walborg. Praatte veel, maar sliep toch rustig. Van nacht ook. In den trein viel mij plotseling in hoe het slot van de Zendeling een geheel nieuw drama bevat. ▫ Jacob, de moordenaar, wordt door zijn moeder niet | |||||||||
[pagina *35]
| |||||||||
41 Spotprent 1902.
| |||||||||
[pagina *36]
| |||||||||
42 Spotprent 1903.
| |||||||||
[pagina 657]
| |||||||||
verraden, maar trouwt met Emilie. Jacob behoudt het volle vertrouwen van zijn vader. Lukas heeft zooals 't heet zelfmoord gepleegd. Emilie en de Vader zien nu Jacob gerechtvaardigd en Lukas' nagedachtenis wordt verafschuwd. Alleen de moeder weet het vreeselijke geheim. ▫ Welk aangrijpende tooneelen tusschen moeder en zoon, als hij aan haar zijn eer en positie nog dankt, en zij van hem gruwt en door hem de vertrouwelijkheid met haar man zag verbroken, daar zij niet kan dulden, dat haar man minachtend over Lukas spreekt. ▫ En dan krijgen Emilie en Jacob een zoon, die opgroeit als een gevoelige, lichtzinnige, wufte, weelderige, maar niet onridderlijke jongen. Die door valsche godsdienst opgevoed, met alle godsdienst spot. ▫ Deze jongen wordt nieuwsgierig naar dien gestorven oom Lukas, van wien hij een dagboek vond, en van wien hij alleen weet dat het een zelfmoordenaar was. ▫ Zijn grootmoeder spreekt alleen met eerbied over dien oom, en Louis begrijpt niet waarom zij dien zelfmoordenaar verdedigt. ▫ Louis vraagt zijn vader, zijn oom Cor, zijn Grootvader naar dien oom Lukas. Ook Dr Peters. Ook beambten van de Spoorwegmaatschappij. ▫ Bekentenis van Jacob aan Dr Peters, in bijzijn van de moeder. ▫ Strijd tusschen Louis en zijn moeder Emilie over het karakter van oom Lukas. ▫ Langsaam opkomen van vage vermoedens in den Vader en Emilie, door de houding van de Moeder en Jacob. ▫ Hartstochtelijke liefde van Jacob voor zijn zoon. Zelfmoord van dien zoon, voorbereid door zijn godsdienst-loosheid, zijn hooren prijzen van den Oom Lukas, die toch volgens zijn vader een zelfmoordenaar is. ▫ Bekentenis van Jacob, ook aan zijn vrouw en zijn vader, - als hij door den dood van zijn zoon gansch verbrijzeld is. ▫ Tooneel voor de slaapkamer van Louis, als het schot gevallen is, en de beide ouders kloppen. De stilte. ▫ Het muziekstuk, dat de moeder speelde toen Jacob den moord beging, en dat ze nooit meer speelde - maar dan éénmaal weer, en Jacob's herinnering als hij het hoort. ▫ Als Jacob eens gaat slapen, en een lange alleenspraak houdt, en als hij naar zijn bed toegaat, de schim van zijn broeder daar ziet liggen, hoestende. | |||||||||
maandag 14 meiGoed warm weer, heden wat winderig. Vorige dagen prachtig. ▫ Langsaam aan herstelt zich het evenwicht blijvend in mijn geest. De schokken en de uitputting van 1905 kom ik te boven. Als ik nu bewaard blijf voor buitengewone rampen dan zie ik nog een krachtige, gelukkige werksaamheid in 't verschiet. | |||||||||
[pagina 658]
| |||||||||
Zaterdag fietste ik naar den Haag. Het was mooi en vroolijk. Gister verjaarpartij van Hans. Ik las Hippolytos van Euripides, en OEdipus van Sophocles, en deze lectuur gaf mij die eigenaardige verkwikking en rust. ▫ Zelfs het meer moderne van Euripides behaagde mij minder. De bekoring is onbeschrijfelijk, en heeft eenig verband met de verbeelding van het antieke landschap, en het godenleven in de gewijde bosschen. Die voorstelling schijnt mij nu, bij rijper oordeel, minder absurd. Het is veel waarschijnlijker, en veiliger aan te nemen, dat wij onder invloed staan van machtige bovenmenschelijke wezens, wier motieven wij nooit kunnen doorgronden, dan niet. Het is beter voor een bij, aan te nemen dat een groot wezen zijn lot beheerscht, en de eigenaardigheden van dat wezen te bepalen, dan het te negeeren. ▫ De situatie van Hippolytos en zijn vader is prachtig. Maar Phaedra's lastering schijnt te onmenschelijk laag. ▫ Is er echter ooit meer direct met het motief ‘edelaardigheid’ gewerkt dan in de antieke tragedie? | |||||||||
woensdag 16 meiGister koud en regen. Vandaag aanmerkelijk beter. ▫ Gister was een dag waarop ik liefst den ganschen dag geslapen had. Ik was suf, slaperig, stil en neerslachtig. Tegen den avond zelfs onverschillig. Alleen maar slapen, wilde ik. En ik moest daarbij glimlachen zoo hevig als ik mij iedere kleinigheid pijnlijk aantrok. B.v. het verkeerd spellen van den naam Asser in mijn brochure. Dat vond ik ondragelijk. 's Middags sliep ik, en daarna werkte ik toch nog aan mijn artikel over poëzie en mathesis, dat ik geheel op nieuw schrijf. Maar 's avonds deed ik niets en vannacht sliep ik lang en zwaar. Ik schijn zulke dagen te moeten hebben. Van morgen was ik veel beter, ging naar Amsterdam, en voelde weer veerkracht. Lady Welby raadde mij naar Amerika te gaan en Roosevelt te spreken te krijgen. Ik vind haar denkbeeld goed en zal geduldig mijn kans afwachten. Er moet eerst nog wat meer gebeuren. Ik las Iphigenia in Aulis en I. bij de Tauriërs. Ik was door het laatste zoo getroffen dat ik schreide. ▫ Denk, na ruim tweeduizend jaren om de woorden van een medemensch te schreien. Maar Euripides staat ook veel dichter bij ons, dan bij Homeros. Zijn personen zijn de Homerische figuren niet meer. Het zijn menschen, gevoelige moderne menschen als wij, die op vreemde wijze hun gevoelens doen gelden in de onmenschelijke-heroïsche situaties waarin ze door de Homerische legende geplaatst zijn. Iphigenia | |||||||||
[pagina 659]
| |||||||||
die beurtelings plechtig gehoorzaamheid aan de godheid eischt, en haar wonderbare ontvoering doodgewoon vertelt, en dan opeens zegt dat geen godheid zulke onzin kan willen, als menschenoffers, terwijl ze de bloedbevlekte als onrein uit haar tempel weert. Dat is een innerlijke tegenstrijdigheid, die de orthodoxe Grieken terecht moest ergeren, en die ook eigenlijk niet te verdedigen is. Tenzij men een tendens wil aannemen, die niet zuiver artistiek is. Maar toch is het aangrijpend en krachtig. | |||||||||
donderdag 17 meiHeerlijk voorjaarsweer. Niet warm, niet droog, maar bedekt met nu en dan mooie zonneschijn. ▫ Gister deed ik weer tamelijk veel, en vergaderde 's avonds nog met het bestuur van Walden. ▫ Daarop was de slaap aanvankelijk niet zoo goed. Ik werd ook wakker en lag eenigen tijd wakker. Toen kwam een heldere droom, gunstiger dan den laatsten tijd. ▫ Van morgen was ik vrij goed. ▫ Maar de neiging tot mij terugtrekken tot een contemplatief leven van studie en productie wordt steeds sterker. Van middag las ik Gebonden Prometheus van AEschylos, en dat gaf als een machtigen drang tot inkeer en contemplatie. ▫ Het was alsof ik den gemartelden Prometheus benijdde, om zijn rotsenland/ zijn eenzame trots, zijn lichaamspijn, zijn onsterfelijkheid. ▫ Ik ben aan teedere kluisters gebonden. Ik zie geen uitweg. Maar het is alsof ik op de loer lig, als een gevangen vogel. Zoodra ik een opening zie, ben ik weg. ▫ Ik kan zelfs niets bepaalds wenschen. Ik wilde af zijn van alle sociale bemoeyingen. Een studeerkamer, boeken en wat vrije natuur. Maar waar? en met wie? De natuur hier vind ik lief, hicr heb ik ook boeken en kan ik mij inrichten. Maar ik haat Amsterdam, ik haat de organisatiebemoeyingen. Ik verlang naar een groote sfeer en vrijheid tot groote gedachten. Ik voel dat ik mij genoeg in kleinheid heb bewogen, en dat ik beter doe nu het groote in mij zijn recht te geven. Dat is mijn plicht. ▫ Om er toe te komen, zullen reizen nog de beste weg zijn. Zoodat men zich wel buiten mij redden moet. Ik zie nu hoe ik vroeger AEschylos begreep zooals bijna allen het waarschijnlijk nog doen. Als groote fantastische beelding van onware en kinderlijk primitieve mythologie. Atlas die den hemel draagt, Typhon onder den AEtna enz. ▫ Maar nu treft het mij alles, als vol diepe en geheimzinnige waarheden. ▫ Ik zie er nu een ontzachlijke wijsheid in, die Plato's redeneerend betoog verre te boven gaat. ▫ Het menschengeslacht, door Zeus tot verderf bestemd, door Prometheus gered ten koste van eeuwige folter. ▫ Is | |||||||||
[pagina 660]
| |||||||||
hier niet eenzelfde waarheid gezegd, als in de zondeval en de zoendood van Christus. ▫ En welk een heerlijke, trotsche/ majestueuze Christus. ▫ Is die tragiek, verder van ons staand/ eigenlijk niet schooner en grootscher dan het weekere, tot het evangelie overgaande, menschelijke van Euripides. Is de verbazende populariteit van het evangelie wel een bewijs van hooger en duurzamer waarde? ▫ Is AEschylos niet schooner, zooals een onherbergsaam sneeuwgebergte schooner is dan een vriendelijk heuvelland? ▫ Is Shelley's Prometheus ook niet meer, hoewel veel minder populair, dan de drukke, min of meer barokke en frivole Faust. ▫ Zelfs zeer groote en zeer oude reputaties zijn thans nog geen vaste bakens. | |||||||||
dinsdag 22 meiHet heeft vier dagen geregend. Het was sints Vrijdag koud en nat en de zon was niet te zien. Nu klaart de lucht op. ▫ Vrijdag las ik in 't Vaderland het citaat uit de kritiek in de Tägl. Rundschau. Dat vervulde mij, alsof het dat was waarop ik gewacht had. Dat was de indruk bij een geheel vreemde die het eerste deel niet kende. Die zag volstrekt geen daling in het vervolg. Wel iets anders, wat natuurlijk is. En ik had voldoening, tegenover het hatelijke der Hollandsche kritiek. Ik gunde die mezelven. ▫ Het had ook een goede werking. Want als de wereld waarde aan mijn woorden hechten gaat wordt ook mijn verantwoording grooter. Dat maakt mij omzichtiger, bedachtzamer. En dat was 't, wat mij altijd te zeer ontbrak. Een van mijn grootste gebreken, het voorbarige, overhaaste in oordeel. Ik werd ook rustiger, alsof een zekere dorst naar rechtvaardiging gestild was. Ik heb nu vooreerst genoeg. Laat ze nu maar weer wat schelden. Men moet de Goden niet verzoeken. Van morgen kwam er dan ook een minder goede kritiek (Dr Zweig in de Wiener Zeit). Maar nog altijd zeer eerbiedig en hoffelijk. Hoe graag zou ik toch baan breken tot het tooneel. Ik zou zulke mooie dingen kunnen doen vertoonen. Het is geen onbillijke wensch van me, en geen ijdelheid die mij er naar doet verlangen. Zonder opvoering is het toch maar half werk. Ik had een prachtige heldere droom van morgen. Werkte niet, maar was in Amsterdam. Sliep van middag en voel nu uitgerust. Gister in Haarlem, bij mijn zieke tante. | |||||||||
[pagina 661]
| |||||||||
26 meiIk wilde wel met dit nieuwe boek ook iets nieuws beginnen. Tot nieuwen inkeer komen. En deze aanteekeningen meer waarde geven. ▫ Ik wensch van de levensjaren die mij nog resten alles te maken wat mogelijk is. ▫ Ik herlas de oude dagboeken. Soms met droefheid, bijna altijd met verwondering. Blijven die blindheden nog bestaan, die mij zulke rare en onjuiste dingen deden zeggen? ▫ Ik geloof wel dat ik wat wijzer ben geworden. Zeker harder en strenger. Ook eenzamer en somberder, hocwel dat in den laatsten tijd wat beter wordt. ▫ Vaster inzicht in de beteekenis van mijn werk. Daardoor vaster conceptie van wat ik te doen heb. Hoofdzakelijk drama. En een boek, over droomen. Misschien over Eckhart. Misschien nog een boekje over de productie-vereeniging. ▫ Overigens Drama: Minnestral De Idealisten. van Gelder. Trots verbrijzeld. ▫ Ik heb de laatste jaren daden gedaan. Ik heb wat uitgericht, ondanks veel flaters en moeite. Walden, G.G.B., Horstermeer, de Eendracht. Mislukt is er niets. ▫ Maar nu is dat dadenleven bijna ten eind. Het was het aanraken van de aarde om kracht te krijgen. Nu moet ik terugkeeren tot mijn geestelijk leven en dat vastleggen in mijn kunst. ▫ De inspanning heeft mij aangegrepen. Ik ben licht ontroerbaar geworden, zoodat ik niet zoo gemakkelijk tot physieke rust kom. Gister nacht sliep ik heerlijk en voelde 's morgens goed. Maar een fietstocht van Rotterdam naar Haarlem, bespreking in Rotterdam over de Eendracht, bezoek bij Margarete Meyboom op Westerbro, het heerlijke Mei-land, het bloeiende frissche Holland, het eten bij mijn moeder, met een paar glazen wijn - en door dat alles sliep ik weer slecht van nacht. Vroeger zou me dat niet hinderen. ▫ Ik ben ook veel sneller tot somberheid geneigd. Ik voel, dat het mijn plicht is, zoo spoedig mogelijk mijn geest vrij te maken van druk en bekommering, geen lasten méér op me te nemen, opdat ik nog zou kunnen geven wat ik te geven heb. ▫ Mijn omstandigheden zijn gelukkig zooveel verbeterd dat geldelijke druk mij niet bezwaart. Ware dat zoo nog, dan zou ik het land uit gegaan zijn. Want het zwaarste moet het zwaarste wegen. Had ik niets, leefde ik van mijn pen, dan zou ik niet dien druk voelen. Nu ik de verantwoordelijkheid draag van groote zaken, moet ik ook gewaarborgd zijn. Ik heb nu dien waarborg en behoef dus de zaken niet op te geven. ▫ Ik voel nog zeer frisch in levenslust, in staat tot groote levensvreugde. Het mooie verheugt me haast meer dan ooit te voren. Maar het is als een beker die ik even beroer, het smaakt, maar een | |||||||||
[pagina 662]
| |||||||||
teug kan ik niet nemen. ▫ Ik weet dat ik, door evenals in 1893 mij los te maken zeer gelukkig zou worden, evenals ik toen zeer gelukkig werd. Maar het is nu moeielijker en ik eisch ook meer. Ik ben ook wat ongeduldiger, omdat ik ouder ben, en niet zooveel jaren meer te verliezen heb. In mijn gemoedsleven is een schrikbarende moeielijkheid, die een crisis tegemoet zal gaan, maar waarvan de oplossing mij duister is. Aan mijn gezin, vrouw en jongens, ben ik gehecht zooals de beste huisvader aan zijn gezin gehecht kan zijn. De jongens zijn braaf en goed en beminnelijk, de moeder heeft gebreken maar ook groote deugden, haar en mij verbindt de herinnering aan een lang en rijk liefde-leven uit vroeger jaren, een te samen dragen van veel moeite, veel edele bewegingen jegens elkaar, veel genot samen, maar enkele, zeer schaarsche bittere momenten. ▫ Maar de teedere, oorspronkelijke innigheid is verloren, wel voor goed. En wat ik nu van eene andere krijg, dat gaf zij nooit en kon zij nooit geven, en niemand anders, ook Betsy niet. ▫ Zou ik nu, als zedemeester voor anderen optredend, zeggen: breek dat mooie/ dat allermooiste wat je gehad hebt, en wees tevreden met het goede, regelmatige, dat je leven rustig en zuiver zal maken. ▫ Zou ik dat tegen anderen zeggen? En zou dat het zijn wat God wil? ▫ Mijn hart weigert. Ik kan dit schoon niet moedwillig vermoorden, terwille eener uiterlijke vrede, eener conventioneele regelmatigheid. Ik lig liever krom, en houd vol wat dan onzuiver heet. ▫ Tenzij de toestand meer en meer gespannen wordt. Maar dat zal mijn werk niet zijn, - maar het noodlot. Nog tracht ik te doen wat ik goed acht en houd vol, waar ik meen dat het moet. ▫ Maar dit conflict is het scherpste waar ik ooit in ben geweest. Deze soort conflicten echter dooden en vermoeien den geest niet, zooals kleine en leelijke doen. Het stoort de hoogere werksaamheden niet. Het leven is altijd tragisch, van hoog standpunt beschouwd. Het tragische duld ik en draag ik. Maar het kleine en leelijke niet. | |||||||||
dinsdag 29 meiW. wind, wolken, goed weer. ▫ Van morgen ben ik tevreden, normaal/ opgewekt, arbeidslustig. Ik heb gister in Amsterdam een rede gehouden, met Emons, en ben daarover voldaan. En toch was ik gister den ganschen dag neerslachtig, omdat ik het zou doen. Niet omdat ik vreesde het niet goed te doen, maar eigenlijk omdat de litteekenen van zooveel vroegere onaangenaamheden nog smarten. Ik zei: ik doe het nooit weer. Ik blijf | |||||||||
[pagina 663]
| |||||||||
voortaan aan mijn werk. Maar toen ik het gedaan had, voelde ik hoe goed het geweest was, hoe rustig en vast ik gesproken had, hoeveel dieper nu doordringt wat ik zeg, omdat ik standvastig ben gebleven en op feiten wijzen kan. ▫ Het verzet was zwak, ditmaal van de Anarchisten. De soc. democraten geven het maar op. En wat nu werd aangevoerd was zo erg onzinnig en dom. Een prachtige, diepe gedachte van Hebbel: ‘die Welt eine Wunde Gottes’ ‘das Urgeheimnis.’ ▫ Dit is wat ik voel. Maar weinigen zullen het kunnen begrijpen. Ik zou willen zeggen: ‘eine heilende Wunde.’ ▫ Dat is de levenstragiek, en dat voelen dramatische dichters. | |||||||||
vrijdag 1 juniSlecht weer. Donderbuien, hagel en regen, koud. ▫ Gister was ik met moeder in de tentoonstellingen te Amsterdam. Zag het schilderijtje met de drie blikken keteltjes van Floris Verster. Gisteravond las ik de geschiedenis van Prinses Radziwill en Cecil Rhodes. Een uitstekende stof voor een drama. ▫ De heerschzuchtige, energieke, poseerende Engelschman zonder scrupules, die reusachtige plannen heeft, met zijn innemend en toch weer ruw en wreed karakter. En de nobele vrouw, die hij niet omkoopen kan, en daarom tracht te vernietigen. ▫ Zijn godsdienstloosheid, door lectuur van het boek ‘the Martyrdom of men’ en het ophouden daarmee van alle gewetensbezwaar. ▫ Zijn eenzaam einde. Ik ben niet best gestemd van daag. | |||||||||
zondag 3 juni1e Pinxterdag. Slecht weer. Ik ben weer aan 't niezen door hooi-katarrh. Gister kwam de lange brief van Else Otten. Zij springt raar met mij om. Voor weken heeft zij ‘de Zendeling’ al van Kahane terug en de Broeders van Frisch. En nu vraagt ze mij of ze de Zendeling aan Halm mag geven, en de Broeders aan Kahane. Terwijl ik al vier maanden zit te wachten op het oordeel van Kahane over de Broeders. Dat is om tureluursch te worden. Ze vertaalt goed, maar heeft geen begrip van nauwgezette samenwerking. Ondanks die slechte tijdingen sliep ik heerlijk. Soms voel ik alsof die Berlijnsche tijd mijn gemoedsrust verstoord heeft en of ik gelukkiger was zonder die grootere aspiraties. Vooral het gevoel dat ik iets nog veel voortreffelijkers moet geven om te bereiken wat ik wil, en dat er in die succesvolle tooneel werken een zekere deugd zit die ik niet bemerk en die ikzelf | |||||||||
[pagina 664]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
donderdag 7 juniDe eerste zomerdag met strakke lucht en zon. De eerste bijenzwerm. ▫ Vandaag ben ik goed, als op de oude hoogte van veerkracht, hoewel voelend wat ik achter den rug heb. Gister werkte ik aan Minnestral en vond het effect van jamben en knuttelverzen. Dit geeft juist weer wat ik zocht, de hooger sfeer van den dichter en de banaler sfeer van sommige figuren. Het is beter dan proza, omdat het meer kunst blijft, in de fictieve wereld. Ik ga op deze wijze door. Vandaag at ik met Verwey en mijn moeder bij Kras. Moeder was boos om het werk van van Suchtelen dat ze op mij toepasselijk vond. ▫ Ik zei dat ik er mij niets van aantrok en het werk vrij goed vond. Van Suchtelen kan iets concipieeren, wat vrij zeldsaam is. ▫ Ik neem van Suchtelen kwalijk dat hij door gebrekkig inzicht mij en mijn werk niet begreep, dat hij er zijn eigen subjectieve gevoelens in legde, en mij daardoor meer tegenwerkte dan hielp. Dat hij dit niet alleen nooit ingezien heeft maar mij nog pedant en grof aanviel bovendien. En nu doet alsof hij wijzer is dan hij is. ▫ Achter zijn houding schuilt de sympathie voor Betsy, die hij door mij beleedigd achtte. Ik zeide Verwey dat ikzelf de gegevens voor een blijspel zal verwerken. ▫ En door dit gesprek voelde ik tevens dat het noodig zou zijn het blijspel te omlijsten door een hooger sfeer, om daardoor te geven wat van Suchtelen niet geeft en niet geven kon, het contrast met hooger en dieper inzichten. ▫ Om dit te bereiken zal ik naast en boven de Idealisten zetten een hooger en machtiger figuur, die evenals in Torribio, het zuiverder en hooger inzicht vertegenwoordigt, en het geval als 't ware voor zich laat bewegen, tot instructie. Het beste hiervoor is een Koningin, die een der Idealisten aan haar hof heeft als hofdame en vriendin, en die het experiment laat ge- | |||||||||
[pagina 665]
| |||||||||
beuren, en er heimelijk oog op houdt. ▫ Dit geeft tevens een mooi begin en einde. | |||||||||
zondag 10 juniNog guur weer. Hooi-katarrh. ▫ Gister op een Walden-vergadering begon de Haer, chef-bakker, uit te varen tegen Emons. Er kwam aan 't licht dat de Haer jaloersch was en vol gekwetste ijdelheid, omdat zijn figuur niet genoeg op den voorgrond komt. En hij was toch een goede, schijnbaar bescheiden, eerlijke en bekwame werker. Hetzelfde gebrek heeft Petter en ook de Boer. Kinderlijke ijdelheid, die overheerscht en die ze niet beheerschen kunnen. Een geweldig bezwaar tegen de betere organisatie, dat krachtig moet bestreden worden. Ik kreeg brieven over Joh. III van mevr. Nolthenius, van Dillon. De laatste schreef hoe hij was ‘pleased, cheered, inspirited’ door het boek. Vandaag gaat Hans weer naar Zürich. | |||||||||
maandag 11 juniNog N.wind. Maar zonnig. ▫ Gister brachten we Hans naar Utrecht, Martha en ik. En we wandelden van U. naar Maartensdijk. M. was eerst bedroefd. Maar werd opgewekter, en ik voelde me rustig en tevreden. Ik dacht over het drama ‘David’. En ik hoorde den toorn waarin 't geschreven zal moeten worden. De Hebreeuwsche stijl van de Passielooze Lelie. Kon dat niet prachtig worden? En Rembrandtieke tooneelen. Ook in de poëzie het halfduistere, zwaarbeschaduwde, met alleen het echt-menschelijke scherp belicht. | |||||||||
donderdag 14 juniNu reeds twee weken waait dezelfde koude noordewind. Het is steeds grijs en guur. Gister avond las ik mijn latere verzen over, die nog niet afzonderlijk verschenen, en ook ongedrukte. De Dante en Beatrice cyclus is het beste wat ik ooit schreef, de beste verzen. En het allerlaatste stel ik het hoogste. ▫ Ik herinner me dat ik een dezer sonnetten schreef in de wachtkamer van 't station te Rotterdam, toen ik een spreekbeurt zou vervullen in Dordrecht, en de aansluiting miste. Terwijl ik dus wist dat een zaal vol menschen op me zat te wachten en dat ik minstens drie kwartier te laat zou komen, en dan nog een spreekbeurt moest houden, zat ik in een volle stations wachtkamer het sonnet te schrijven. | |||||||||
[pagina 666]
| |||||||||
‘Wat zegt het najaar dat de blaren strooit.’ Ik schreef het geheel af in dat half uur. Hoe wonderbaar werkt de geest dan. Van middag zag ik Wagner's buste, te midden van Parsifal partituren. Toen had ik een trotsch en gelukkig gevoel, dat er in mijn hoofd scheppingen leven die even belangrijk zullen zijn. ▫ Maar tevens voelde ik wat mij ontbrak voor het hoogste. De muziek. ▫ Er zal eens een waarachtig dichter komen die tevens componist is. En die zal Shakespeare overtreffen. ▫ Mijn voorrecht is de geschiktheid voor practische werksaamheid samengaand met poëtisch vermogen. Dat geeft een bij dichters zeer ongewone scherpen kijk op het leven, in de laatste jaren eerst verworven, en van nu af aan benut. Toen bracht ik een uur in 't Rijksmuseum door, en zag de Nachtwacht zoo mooi als nooit te voren. Ik werd gelukkig zoodra ik mij omringd voelde door het kleurenpalet der ouden. De aanblik van hun kleurcombinaties treft onmiddellijk als iets gezonders en vreugderijkers dan die van onze schilders. En het merkwaardige van Rembrandt is, dat hij niet heeft het coloriet van zijn tijd, zooals alle andere schilders hebben, maar een geheel eigen coloriet. ▫ Ontzacblijk trof mij de geweldige sombere dramatiek van het lijk onder Deyman's handen. Ik weet niets aangrijpender<s> als schilderwerk. In de straat loopend na die vreugde tusschen de schilderijen voelde ik weer de trots en het geluk, dat er in mij een eigen wereld leeft van schoonheid, die even werkelijk en sterk is als de wereld waarin ik verkeer, ja sterker. ▫ De Duitsche kritiek gebruikt vaak het woord: ‘Gestaltungskraft’. Daar hebben wij geen goed woord voor. Het is de hoofdzaak. Ik las vandaag het eerste stuk van de Oresteia/ Agamemnon. Dit is veel aangrijpender dan de Zeven tegen Theben, Persen of Danaos. Het staat in denzelfde rang als de Prometheus. Παπαῖ, ὁιõν το πῦρ˙ ἐπέρχεται δέ μοι. Koningin Romelia, in de Idealisten. De eerste scène, Romelia opkomend met haar vriendin. | |||||||||
[pagina 667]
| |||||||||
zaterdag 16 juniEindelijk wat zomerwarmte. ▫ Gister was de dag slecht. Ik kon weer niet tot schrijven komen. Ik had dat in de vrije dagen van 1895 ook. Ik herinner mij dan sombere verloren morgens, als het schrijven niet gaan wou. Later toen ik alleen schreef in zeldsame vrije uren had ik die sombere perioden niet. Toch leed mijn productiviteit er niet onder. Maar ik moet nu voorzichtiger zijn, ik heb nog al geleden, en ik heb zooveel wat op uiting wacht. Van morgen las ik in het Browning-editietje dat Mrs Janus uit Amerika mij stuurde. En zie nu ging plotseling daarmee de schoonheid voor mij open. Nu eerst werd hij mij lief, om zijn rijkdom, zijn pittigheid. En ik voelde mij verwant, geneigd tot weerklank. Ik slaap weer in mijn hut, het is er frisch en prettig, goed in orde. Ik verlang zoo naar mijn werk. Nooit heb ik mijn dichtersroeping zoo sterk gevoeld als nu. In mijn jeugd helaas te weinig. Toen was ik te bloo en te bescheiden. ▫ Maar nu laat ik niet meer af. Taai en geduldig keer ik weer tot de Muze, om te luisteren, hoe vaak ook door 't tij der wereld weggesleept. Onverdroten als een bij, als een mier die met zijn last door 't bosch zeult. | |||||||||
dinsdag 19 juniHeerlijk warm zomerweer. 's Nachts regen. ▫ Nu weigeren ook de Rotterdammers ‘de Zendeling.’ Deze zelfde strijd had ik twintig jaar geleden al moeten voeren. Ik heb hoegenaamd geen prestige als tooneelschrijver, en het blijkt dat men vooral op reputaties afgaat en al wat eenigszins eigenaardig is absoluut niet beoordeelen kan. Ik moet dat prestige dus verwerven. En dat kan alleen door geduldige arbeid. Minnestral is in voortgang. Ik schrijf aan 't tweede tafereel, met lust. Een zwembad op de meent gisteren knapte mij heerlijk op. | |||||||||
vrijdag 22 juniHeerlijk warm weer. Ik ben echter nerveus en sliep hedennacht slecht. Gister met Aapje in Artis. Ik begrijp nu waarom alle subjectieve werk slecht is. Het zoogenaamd oprechte ware werk. Het kan niet goed zijn. Het is geen kunst. ▫ De natuurklank is slecht, want ze is individueel. En het individu is zwak en voos en door erfzonde belast. ▫ Alleen onze scheppingen, nieuwe vrije scheppingen | |||||||||
[pagina 668]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
zaterdag 23 juniBedekt maar warm. ▫ Als een breede kloof tusschen gister en heden. Gister avond naar Parsifal. Ik was gister somber en nerveus, en zie! van morgen, na een eenigszins feestelijken avond, een diner in Americain, opera en souper bij Hijmans, voel ik mij van morgen licht, vreugdig, innerlijk zomerachtig gelukkig, zooals wel in ouden tijd, maar met dieper ondergrond. ▫ En toch hevig gevoel van eigen zwakheden en onwaarde, maar toch weer dat zonderling onlogische vreugdige, dat mij ook vroeger zoo vaak verbaasde. A. was bedroefd en boos om iets wat mijzelf volkomen onbeduidend schijnt maar mij toch lief is om haar fijn gevoel. Over Parsifal vele en belangrijke gedachten, die ik zal opschrijven. Goede berichten uit Amerika. | |||||||||
zondag 24 juniMooi, warm zomerweer. ▫ Ik sliep verkwikkend. Ik voel mij bizonder tevreden. Ondanks 't besef van zonde en onwaarde. Dit is zeer gewichtig en merk waardig. Ik denk omdat ik zooveel begrijp, wat vroeger onduidelijk was. ▫ Welke enorme misverstanden heerschen er nog. Omtrent zonde en schuld. Van morgen in 't bad een gedachte omtrent de physionomische uitdrukking der dingen. Wij zien soms in schijnbaar onbezielde oflevenlooze dingen een expressie, een karakter. In een dier niet alleen, ook in een plant, maar ook in een rots, een landschap, een wolk. En deze laatste expressie houden we voor gezichtsbedrog, omdat we meenen te weten dat er geen ziel achter is. ▫ Maar dat is juist het gezichtsbedrog. Achter alles is een ziel. Het eenig verschil is dat wij de expressie van dieren en planten een weinig verstaan, - die van rotsen en wolken niet of zeer weinig. Alles heeft karakter-uitdrukking, want alles heeft ziel - het is ons verstand alleen dat niet toereikt. | |||||||||
[pagina 669]
| |||||||||
Expressie van het lijk onder Deyman's handen, op Rembrandt's schilderij. De individueele ziel die plaats maakt voor de wereldziel. De boevenziel is heengegaan, het grootsch-ernstige der doodsexpressie is de wereldziel die zich uitdrukt. En Rembrandt verstond, en deed ons verstaan. Gij zijt mijn meester, Rembrandt, gij verstond en doet verstaan. Voorspel van ‘Trots verbrijzeld’ samenspraak tusschen een Titan en Boeddha. ▫ De idee van het stuk: ‘de reinigende kracht der zonde.’ | |||||||||
dinsdag 26 juniWinderig, bedekt. ▫ Gister in Haarlem, gezwommen met Paul. 's Avonds kwam het nummer van ‘die Nation’ met het stuk van Anselm Heine. Ik sliep weinig, en het is ongeloofelijk zooveel als er dan in één nacht in mijn hoofd gevormd wordt. ▫ Alles waarover ik dacht, kreeg gestalte en leven. ▫ De werking is vizueel. Ik zie de tooneelen, waarin de karakters zullen optreden. En daardoor vormen zich de karakters. ▫ Zoo zag ik b.v. het derde tafereel van Minnestral, het weelderig hotelterras aan de zeebadplaats. En de sfeer is dan intens mooi. Zoodra ik dan die sfeer, die omgeving zie, dan komt het spel der menschen. De scène tusschen Walter Rolland en zijn vrouw. Het optreden van Minnestral. ▫ Dan het tooneel in de fabriek, dan de kolenmijn, met het vizioen van Dante. ▫ Zoo wordt het langsamerhand een prachtig geheel. Ook ontstond de figuur van Rensje. Ook ging de bouw van ‘de Idealisten’ voort. Prinses - niet koningin - Romelia die als jonge man vermomd de kolonie komt bezoeken, en ziet hoe haar experiment voortgaat. De dweepsche, sentimenteele, soms ook vinnige christen-anarchist-tolstoyaan als leider en de andere min of meer spotzieke, weifelende of cynische elementen om zijn ernst heen. De fijne ontgoocheling die Romelia laat gebeuren. ▫ Romelia komt met een vriendin, die in 't complot is, en die met haar speelt een paar ‘vrije gelieven’ te zijn die opname wenschen. Verwikkelingen daardoor. De leider wordt op haar verliefd - meenend dat zij een man is, en ondergaat de vreesselijkste wroeging daardoor. Verder kreeg ‘Trots verbrijzeld’ een wondere nieuwe belichting. Juist door die wondere ervaring dat zondigen verhelderen kan. Die man - zijn naam weet ik nog niet - wordt door hersenschimmen van deugd, plicht en kuischheid tot op den rand van 't verderf gebracht. ‘De zonde ten bloede toe weerstaan’. Hij worstelt wanhopig, maar valt ten slotte en bezwijkt, zijn zwakheid vervloekend. Dan blijkt dat de val zijn redding is geweest. | |||||||||
[pagina 670]
| |||||||||
aant.
Eindelijk kreeg ook het plan om Cecil Rhodes te dramatiseeren meer vorm. Ik geloof dat het zeer goed gelukken kan. Prinses Radziwill en Cecil als voornaamste handeling. De verwerping van den Godsdienst als oorzaak van zijn zwakte: de Idee. Dit alles, en veel meer nog, in de paar uren dat ik wakker lag. Reglement voor de Eendracht. Ingezonden stuk aan de Locomotief in antwoord op Borel's geklets over Walden. Stuk over Parsifal. ▫ En toch ben ik niets moe van morgen. Maar recht vreugdig en licht. ▫ ‘Trots verbrijzeld’ wordt geloof ik het machtigste van al mijn werken. De wereld ‘die Wunde Gottes’ moet vrij puruleeren kunnen, wie de wonde dichtsluit (askese, schijnheiligheid, dweperij, wereldverzaking) doet bloedvergiftiging ontstaan. | |||||||||
donderdag 28 juniGrijs, stofregen, W. wind. ▫ Sints gister wat neergeslagen, van morgen somber. Het begint altijd met de Eendracht en geldzorgen. Ik weet wel dat het niet ernstig is, maar het bekende hinderlijke spanningsgevoel komt dan terug, dat ik juist geheel verliezen wil. Ik sliep goed maar van morgen wegen allerlei kleinigheden weer te zwaar. B.v. dat ik de mooie feesten in Utrecht niet gezien heb, de Romeinsche wagenrennen - de vorige maal, bij de ridderspelen, had ik er ook al spijt van. Zoo iets komt niet weer. Ik krijg dan terstond het gevoel of mijn werk maar onbeduidend is, het groote gezicht er op wordt verduisterd. Ik zie het in den kleinen schijn, een kamertje met een cahier met versregeltjes. | |||||||||
zaterdag 30 juniHarrow, goed weer. Gister bij stormweer uit Rotterdam vertrokken. De zee zag woest, geheel wit van schuim, geen schip te zien. Ik was niet bepaald bang maar toch niet vrij van eenige beklemming, die zich deed gelden door depressie. Als jongen zou ik opgewekter zijn geweest, en vooral geprikkeld door 't opwindende. Ik was daarvoor niet opgewekt genoeg. Toen we in zee waren en geweldig deinden/ toen vond ik het prettiger. Door het slingeren kon ik niet slapen en ik dacht over deze onrust, hoe het zou zijn als ik nu wist dat die onrust eeuwig duren zou. En | |||||||||
[pagina 671]
| |||||||||
toen kwam in mij de gedachte dat juist omdat het psychische onrust is, het niet eeuwig duren kan. De aard van alle smart is psychische onrust, en als zoodanig altijd voorbijgaand. Vreugd is rust, en als zoodanig blijvend. ▫ In den morgen kwam, heel even, de vreugdigheid weerom. Ik zag een jonge moeder met man en twee lieve kinderen. En dan voel ik dat mooie terstond zeer intensief. En ik dacht: het liefhebben is al zoo mooi en heerlijk, en dan wat er van komt, de kinderen, dat krijgt men nog toe. ▫ Zulke dingen kon ik vroeger niet denken, ik zat altijd niet de physieke leelijkheden. Die acht ik nu niet meer. Evenmin als vrouwen dat doen. Is dat vooruitgang of achteruitgang? In Harrow was mijn koffer zoek. En evenals bij dien storm gister dacht ik terstond, ‘daar heb je 't nu al’, alsof alles verloren was. Het is omdat ik zulk een stijging voel, vooral in mijn werk, omdat Minnestral goed gaat, dat ik dan in eens denk: ‘nu is 't uit, nu verdrink ik, nu trappen ze me terug, of nu zullen ze me 't werk verhinderen.’ Als die koffer weg was geraakt, zou mijn verblijf bedorven zijn geweest. Hij kwam terug, heel gewoon. Evenals ik heel gewoon, niet verongelukt ben. ▫ Het is zoo vreemd met me, ik stijg, mij verwonderend, elken dag in nieuwe kringen. Mooie bloemen hier, en mijn lieve vriendin. Ik houd zooveel van haar. Het trof me van morgen weer zooals ze op mijn vader lijkt. En ook schaam ik me voor haar, omdat er zooveel in mij is, zooveel donkers, waar zij geen besef van heeft. | |||||||||
zondag 1 juliHarrow. Mooi weer. De tuin is een bloemen-idylle. ‘Am leuchtenden Sommermorgen.’ De ligging van huis en tuin is verrukkelijk. ‘Die schönen weissen Wolken ziehn dahin’ Gister avond kwamen Dr. Slaughter en Professor Ward. Ze spraken den ganschen avond, maar het bevredigde mij niet zeer. Ward is zoo geheel vervuld van zijn geleerde controversies. Hun wereld is een boekenwereld, en wat daarbuiten gaat interesseert hen niet erg. | |||||||||
[pagina 672]
| |||||||||
Ik was gister in Londen en sprak drukker en uitgever over mijn brochure. Ik heb hier niet zulk een rustige werkgelegenheid. Gister kwam Tönnies. Van morgen het weekblad ‘der Deutsche’ met mijn vers. | |||||||||
donderdag 5 juliWarm. ▫ Gister bij het congres. Eergister avond de soirée in de Universiteit. Gister de garden party bij Lord Avebury - sir John Lubbock - in Orpington. Hij deed me aan Myers denken. In zoo'n garden-party is iets grandioos en moois, het enorme park met de wijde grasvelden, alle paden van gras met aan beide zijden de heerlijkste bloemen, breede gras-alleeën neerglooiend tusschen bloemenwanden tot aan vijvers met prachtige waterplanten en groote goudvisschen. En overal verspreid de licht en zwierig gekleede menschen, de luchtige soepele licht- en fijngekleurde kleedij der vrouwen - en overal onder de groote boomen rustbanken en kussens, een groote tent met allerlei keurige eetwaren en dranken, en de verfijnd gekleede kinderen, wit met groene kousen en schoenen. Er is in zooiets een schijn van paradijsachtige vreugde. Jammer dat het maar een schijn is. | |||||||||
vrijdag 6 juliNog warm, maar bedekt. Gister bij miss Toynbee, de zuster van den bekenden Toynbee, op thee. Wij praatten veel over literatuur en zij speelde voor mij, Galuppi en Bach. 's Avonds een groot diner bij Monico Piccadilly, dat mij niet aanstond. ▫ Over 't algemeen is het gehalte der congresleden niet hoog. Lester Ward bevalt mij nog het beste, een flink eenvoudig man. De anderen Ludwig Steyn, Norikof, Emil, Reich, Henopol allen min of meer oppervlakkig enjournalistiek. Humbug. Hird, de leider van Ruskin College/ is een flink aardig Engelsch type. ▫ Tönnies is ook goed, maar zijn uiterlijk is zoo geweldig Duitsch-professoraal. ▫ Helene Stein is een mooi jodinnetje met aspiraties en knap. Vertaalde H. Spencer op haar 20ste. Maar ze heeft toch iets oneenvoudigs dat mij op een afstand hield. Van middag eet ik bij Lou Kann/ de zuster van den Haagschen bankier. Ze amuseerde mij met haar doortrapt Hollandsch familiare manieren en grappen. | |||||||||
[pagina 673]
| |||||||||
zaterdag 7 juliGoed weer. Warm. Het dineetje bij Lou Kann was aardig, gezellig en het gesprek met den jongen Jones beviel mij. Hooge ambitie, ruimte van blik, open voor alles. De vraag alleen maar of er talent en degelijke wil in zit. | |||||||||
zondag 8 juliN. wind. Koeler. Gister aten wij buiten en zaten op het terras in de heerlijke maneschijn en zagen het vuurwerk boven 't Cristal Palace. Toen las ik in de Daily Express de brief van den armen man aan zijn moeder, nadat hij zijn vrouw en drie kinderen vermoord had en op 't punt was zichzelf te vermoorden. Hij had zijn moeder en zijn vrouw en kinderen allen zielslief en voelde dat hij gek zou worden. Toen nam hij ze mee een dag naar buiten en had een heerlijke dag met hen, toen gaf hij ze allen vergif en deed de gaskraan open. Die brief greep mij zoo aan dat ik in snikken uitbarstte. Het is het meest tragische wat ik ooit in 't werkelijk leven las. De voortreffelijke moeder, de gevoelige man, de toegewijde lieve vrouw met de lieve kinderen en toch - ... dit einde, ... zoodat hij het allergruwelijkste verkoos boven den gruwel van zijn bestaan. Ik besloot morgen terug te gaan. ‘In the jam again’. Van morgen een tamelijk ongunstige post, en daarbij een verlangen naar huis, vooral naar mijn aapje, met haar trouwe onwankelbare toewijding. Lady Welby zeide: ‘I wish my son had written me such a letter.’ ▫ Dit is een diepe confessie. | |||||||||
vrijdag 13 juliNa hevige regens, heden wat beter. ▫ Ik kwam Dinsdag na een rustige overtocht weer op Walden. De Hollandsche beslommeringen waren zoodanig dat ik mij tot walgens toe afkeerig voelde. Herrie op Walden, geldzorgen op de Eendracht. Ik kan het niet meer verdragen. Ik zie verlangend uit naar Dinsdag, dan ga ik weer weg. Gelukkig is Martha tamelijk opgeruimd en bemerkt niets van dat alles. Aapje was mij zeer lief. Daar alleen heb ik 't goed, bij haar en mijn werk. Hoewel thuis ook niets storends is. Ik hoorde veel uit Duitschland. Heden schreef ik het tweede tafreel van Minnestral af. Ik beloofde in Londen een voordracht te zullen houden over ‘the Ethics of Business, a Study in Experimental Sociology.’ | |||||||||
[pagina 674]
| |||||||||
zaterdag 14 juliGoed weer. ▫ Gister een ellendige dag. Ik was zoo zwaar gedrukt dat ik haast niet denken kon. Ik verlangde te slapen, en van nacht werd ik toch telkens wakker door de zorgen. Toch was ik niet echt melancholiek, maar afkeerig van de zaken-zorgen. En Minnestral was in mijn hoofd als een machtig wezen dat zijn rechten vorderde. Ik sprak met van der Horst en Ternooy Apel over 't Poortje en andere stukken, ook over de Zendeling. Hun bezwaar was tegen 't laatste bedrijf. Het eerste vonden zij goed. Het onderwerp schrikte hun echter voornamelijk af. Vanmiddag liet Emons mij roepen. Hij was voor mij, op mijn verzoek, naar de Eendracht geweest en had Menger zeer moedeloos gevonden. Toen had hij Menger aangeboden voor hem op te treden, wanneer ik hem en Menger een blanco mandaat wilde geven. Zij vroegen dus nu, als ware 't een gunst, datgene wat mij als een smartelijk begeerde uitkomst voor oogen stond, n.l. mij voorloopig geheel tot mijn literaire werk te bepalen en hen de vrije hand te laten. Natuurlijk nam ik dat met beide handen aan. Het is niet een of ander gevaar dat ik vrees, waardoor ik mij bezwaard voel, maar het is de werksaamheid die mij door 't opdringen van mijn poëtische fantasieën onmogelijk wordt gemaakt. Ik zou van alles moeten doen, ik weet wel wat, en ik zou het misschien ook kunnen, maar ik kan niet omdat ik tot ander werk gedwongen voel. Ik kon het Emons niet opleggen/ maar nu hij 't zelf opneemt voel ik als verruimd. Hij is werkelijk, zooals iemand laatst zeide, een prachtkerel. ▫ Als Emons, Edelman en Menger elkander helpen dan kan iets groots tot stand komen. En dan moet ik mij zoo spoedig mogelijk geheel terugtrekken. Eerst dan zal het goed gaan. | |||||||||
zondag 15 juliVrij veel wind Z.W. met dunne wolken, droog. ▫ Het gaat me nog zeer slecht. Ik sliep vrij goed, maar ik ben down en lusteloos, snel geïrriteerd, slaperig. Niemand merkt er veel van. Ik werk aan 't derde tafreel maar het vlot niet en ik weet niet wat te doen. ▫ Ik word wel behoorlijk gestraft voor al mijn inbeeldingen. Het is verschrikkelijk. | |||||||||
[pagina 675]
| |||||||||
er ooit uitkomst? ▫ Het werk vordert. Dat is 't eenige vaste in mijn leven, waaraan ik me klem met wanhoopskracht. | |||||||||
donderdag 19 juliWarm. ▫ Biebrich. Gisteren uit Keulen gekomen op de Rijnboot. Een mooie, warme zomerdag. Langsamerhand tot rust en ontspanning gekomen. Tegen den avond was ik geheel goed. Het was heerlijk, vooral het gedeelte na Bingen, tegen den avond/ toen we avond-aten en het landschap met de heuvelen en de rijen populieren en de prachtige wolken boven den Rijn. ▫ Van morgen rustigjes gewandeld met lieve Aapje in het park, en toen een zwembad in den Rijn. Het is zoo vredig nu en gelukkig. | |||||||||
vrijdag 20 juliHeerlijk regen. ▫ Schwalbach. Hotel Metropole. Gister bracht de post al weer slechte tijding. De Amerikaansche uitgever wil nog niet. Ik moet eerst wat anders schrijven. Welzeker! Van morgen berichten over de E. en Walden. Crisis daar in vollen gang. Maar ik ben veel, veel beter. Het lijkt op een ontloopen. Maar feitelijk doe ik wijzer dan als ik gebleven was. En daarom denk ik dat als er van 't geen ik deed iets zal blijven het op deze wijze moet zijn, dat ik ook den smaad riskeer van mij te onttrekken, en niet de eer begeer alles zelf gedaan te hebben. Ik voel dat de groote fout die alles zou bederven, juist daarin zou liggen dat ik niet zou willen erkennen wat ik niet kan doen. Dat ik zou willen volhouden wat boven mijn macht is. Uit vrees voor de publieke smaad, uit begeerte een groote reputatie van kracht op te houden. ▫ Dit was de fout, van niemand minder dan Napoleon. De oorzaak van zijn val en de vernieling van zijn werk. ▫ Ik ben juist tot het uiterste gegaan. Nog is er niets verloren. Nog is het tijd alles tot een houdbare, duurzame toestand te brengen. | |||||||||
[pagina 676]
| |||||||||
Het gevoel van innige liefde vervult dezen tijd als een heerlijk en geweldig vuur. Er zijn daarin geen verflauwingen. Dit is niet te vergelijken met iets wat ik gehad heb, omdat er geen overspanning, geen opschroeving, geen stormachtige en nieuwe passie in is, maar een door jaren beproefde en nooit verflauwde liefde. En die nú de kracht krijgt, de reinigende kracht, en de verheffende kracht van een eerste liefde. Er is maar één levensmoment dat ik hierbij vergelijk, dat is geweest ééns, toen ik Martha uitreed na de geboorte van Hans. Maar hoe kort was dat, en hoe zwak, bij dit vergeleken. Nu spreek ik eindelijk waarheid. Ik schrijf het derde tafreel van Minnestral. Ik las Samson Agonistes van Milton, en vond het zeer mooi. Groot en ten volle dramatisch. In de leeskamer vond ik alle Duitsche klassieken, ook Tieck en Hebbel. Truida las gister uit Wagner's brieven voor, over Biebrich en zijn zenuwzwakte. Ik hoorde heden niets van huis. | |||||||||
zondag 22 juliWarm, bewolkt. ▫ In Pension Loreley. Gister avond volgde wat depressie, en van nacht, tusschen verkwikkende slaap, sombere momenten. We maken nu kleine, mooie wandelingen in de onmiddellijke omgeving. Een liefelijke streek. Ik was ontstemd door de duurte en de afzetterijen. Erger dan Napels. ▫ Prachtige bloemenvelden met klaprozen, witte Daucus-schermen, lange campanula, rossig pluimgras, hypericum - een fijn-kleurig geheel. | |||||||||
maandag 23 juliHeerlijk zomerweer. ▫ Gister kwamen goede berichten. Telegram van Emons dat de staatsgreep met de Eendracht volkomen geslaagd was, en een brief van Else. Het derde tafreel van Minnestral vlotte goed en ik voelde me steeds rustiger en beter. ▫ Van nacht vormde zich het vierde tafreel, voor het beurs-gebouw, de werkeloozen, en hun leider. | |||||||||
[pagina 677]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
woensdag 25 juliVan nacht regen, veel opgekoeld. ▫ Gister avond las ik Minnestral voor. Ik voel mij gelukkig in dit werk. Ik voel dat ik op den vasten bodem sta van duurzame/ productieve kracht. ▫ Ibsen verwierp het vers. Proza was goed genoeg voor hem. Ja! omdat de dramatische bewegingen bij hem zich nooit tot rhythme verheffen, en als hij rhythme gaf, dan was 't kunstmatig, niet op vasten bodem. Daarom begon hij met vers, maar gaf het op, toen hij zijn ware kracht vond. ▫ Ik kan zelf nauwkeurig voelen waar het vers voortvloeit uit de expressie, en waar het kunstmatig is. Daar laat ik het dadelijk los. Ik las weer in Dante vanmorgen. In Paradiso. Bij hem voelen we iets van het reëele dier vreemde gedachten, die wij in de filosofen als vage en verwarde bespiegeling lezen zonder de minste realiteit. Voor hem waren ze, in al hun absurditeit, reëel en dat bemerken we om zijn dichterschap. | |||||||||
[pagina 678]
| |||||||||
vrijdag 27 juliBedekt, maar zoel. ▫ Gister een prachtige wandeling naar Schlangenbad. Het was minder heet, en de weg liep steeds door bosch. Drie uren lang. Ik dacht op die wandeling aan de figuur van Idse Feringa uit de Idealisten. De tragiek van zijn onverstoorbaren ernst en vertrouwen, ook als alles misloopt, als allen hem eindelijk afvallen en uitlachen en bedriegen. Hij behoudt zijn idealisme. Zijn vrouw is ziekelijk, tobberig, geheel ongeloovig. Hij kibbelt steeds met haar. Hij is een goed en edel man, maar blind voor reëele verhoudingen. Daardoor overspannen en prikkelbaar. Anti-militarist, lijdelijk-verzetter, vegetariër. Botst met al deze idealen tegen de werkelijkheid, en weigert zich gewonnen te geven. Daaruit ontstaat de tragiek. Situatie voortdurend tragi-komisch, daar hij allerlei nieuwigheden kunstmatig instelt, gezang en dans en plechtigheden, - en niet bemerkt hoe belachelijk hij zich maakt en hoe de anderen achter zijn rug spotten. Ook overdacht ik de triomfantelijke zending van Minnestral, die door woord en voorbeeld de vreugde verheerlijkt omdat hij de vrees voor smart en dood overwonnen heeft. De waarheid hiervan voelde ik diep, tegenover het pessimisme van mijn voorgangers/ van Schopenhauer, Ibsen, Wagner. Alleen schijnt mij in Nietzsche meer dan ik vroeger in hem zag. Ik zal hem nog herlezen. Ik zal ook Schiller herlezen. | |||||||||
zaterdag 28 juliNog bedekt, zwoel, gister regen. ▫ Gisteravond schreef ik het derde tafereel van Minnestral af. Ik heb nooit zoo geschreven als nu. Het komt alles zoo van zelve en verbaast mij zelf. Ik zie zelf niet altijd 't verband en ontdek dat later. Ik leer door mijn eigen werk, wie in der Kunst das Kind den Vater, das Werk den Meister belehrt (Hebbel II pg. 31). De figuren leven nu onmiddellijk, bijna zoodra ik ze aanraak. Ik vind het zelf tooverachtig, bijna angstig. Ik was gisteren anders neerslachtig, want de toon der brieven uit Holland was niet gunstig. Men schrijft niet, wat ik verlangde te hooren. Dat ik gemist kan worden. Dat deprimeerde me, en dan voel ik weer sterk dat ik Martha niet in den steek mag laten, en dat maakt Aapje weer ellendig. Ik had een nacht zoo goed, als ik er in jaren niet een had. Maar vol droomen. Demonendroomen en een prachtige heldere, een van de zeer goede van vroeger. In den nacht was ik nog neerslachtig. Maar van morgen was ik geheel verkwikt, vol veerkracht en opgewektheid. ▫ Ik voelde dit: dat ik | |||||||||
[pagina 679]
| |||||||||
in overmoed en onverstand veel te veel heb willen helpen. Dat dit slecht is en dom. Dat depressie en somberheid een kwaad en een waan is, die wij van alles het meeste moeten vreezen en ten koste van alles bestrijden. Dat wij daartoe dikwijls harder en zelfzuchtiger moeten zijn dan ons goed lijkt. Dat het vreugdezwaard hard en scherp is, maar toch zegenrijk. En dat alle lichamen sterven maar alle wonden genezen. Maar wij moeten dood en wonden niet vreezen, want alleen daardoor leeft en geneest de ziel. | |||||||||
zondag 29 juliEen prachtige zomerdag. Van morgen bemerkte ik dat ik, als docter, voor niet kon baden, en ik nam een heerlijk mineraal-bad met douche, wat mij zeer op frischte, na dat gescharrel met kleine lampetkommetjes. Om op dreef te komen met 't 4e tafreel deed ik een groote wandeling van vier uren. Ik voelde mij veel krachtiger en was niet in 't minst vermoeid. Het geheele werk ontrolde zich nu voor mijn geest. Het vijfde tafreel aan huis bij Rolland. Het zesde op een eenzame plek in de duinen. Alles ontwikkelt zich van zelf. ▫ Het vierde geeft de groote antithese. De twee menschengroepen, beursheeren en werkeloozen, tegenover elkaar. De woede tegen Rolland, zijn trots en verachting. De verbittering van den arbeidersleider. De angst der beursheeren. Rollands minachting en zijn grandioos-fiere rede. ▫ Het lied der werkeloozen, als een somber krijgsgezang. | |||||||||
dinsdag 31 juliPrachtig weer. ▫ Aanstonds ga ik naar Holland. Ik heb er weinig zin in, en weinig verwachting van. Wat zal 't geven? ▫ Maar ik voel me ontzachlijk verfrischt en versterkt. Ik sliep steeds goed, normaal. ▫ Ik kreeg een brief van Emons. Brave kerel. Ik moet alleen maar zorgen dat hij leert niet voor mij te werken, maar met volle overtuiging voor God. Dan ben ik gerust. Als ik overdenk wie eigenlijk in mijn werk mijn meester heeten kan, dan | |||||||||
[pagina 680]
| |||||||||
is het Shakespere. Van navolgen zal wel niemand kunnen spreken, maar als ik onbewust naar iemand kijk, tot leering en hulp, om te zien hoe hij dat deed, hoe hij deze of gene moeielijkheid oploste, dan is het altijd Shakespere. Ik dacht van morgen aan die merkwaardige droefheid van Frau Mirauer toen ze mij op Walden had gezien, en lang schreide en tobde om het geestelijk leven in mij, dat ze bedreigd zag. Nu zou ze tevreden zijn. | |||||||||
donderdag 2 augustusZeer warm. Holland. ▫ Van daag is de Hollandsche druk er weer. Gisteren was het vrij goed. De thuiskomst was ook nog al vredig en genoegelijk. Het was geurig en frisch hier. Gisteren voormiddag lange conferentie in de Warmoesstraat. Eenigszins inspannend maar niet deprimeerend. Emons was voortreffelijk. Haarlem was vrij goed. Paul was er, gedandifieerd. Martha gewoon, kalm en vriendelijk. Mama te zien was heerlijk. Naar haar verlangde ik. Als ik mijn arme lieve Paul aanzag werd ik stil en droef. Ik kan niet zeggen waarom. Hij was heel aardig en monter. Die overgangen van een vegetariër tot dandy. ▫ In Haarlem begon de slechte Hollandsche invloed al. Ik sliep beide nachten niet zeer goed, van daag is de oude druk er weer. | |||||||||
zaterdag 4 augustusW. wind, veel koeler. ▫ Gisteren wat opgefleurd. Een tocht naar Noordwijk. Daar was het opwekkend als altijd. Zomerglorie. Na een heerlijk zeebad voelde ik de echte zomervreugde van vroeger jaren. Maar nu met verlangen naar Schwalbach en mijn werk. Ik at bij Verwey en ontmoette er Wolfskehl. Bij Verwey is mij altijd dit hinderlijk, dat ik voel dat onze tegenwoordige betere verhouding van weerskanten noodwendig anders begrepen moet worden. ▫ Hij heeft iets toegegeven en iets erkend. Maar lang niet wat hij behoorde te erkennen en toe te geven. En dit beinvloedt de menschen die achter hem staan. ▫ Toch zijn wij het over algemeene dingen zoozeer eens dat onze goede verhouding een noodzakelijkheid is. Maar ik zou er altijd bij willen zeggen: Vergeet niet dat... | |||||||||
[pagina 681]
| |||||||||
woensdag 8 augustusWarm. ▫ Van avond ga ik weer weg. Ik verlang er zeer na. Maar nu 't gebeuren zal, voel ik hartzeer omdat ik M. zoo saai en alleen achterlaat. Ze zegt niets, maar ik voel dat het haar hindert. Zondag avond waren we bij Valborg aan haar zomerhut. Eergister was ik bij de Boer. Emons is druk in de groote plannen voor d.E. ▫ Gister een rijke dag. 's Morgens in de Warmoesstraat, koffie bij Paul en Moeder in Haarlem, gefietst naar Noordwijk. Zeebad. ▫ Bij Albert de 2e acte van Minnestral voorgelezen. Hij vond het 't meest perfecte wat ik nog gemaakt heb, onder voorbehoud dat de slotstijging hem niet trof zooals ik 't moest bedoelen. ▫ Toen fietste ik naar Zandvoort en dronk thee bij Jolles. 's Avonds sprak ik Sammy. Ik heb een rijk, bewogen leven. En ik sta volkomen perplex en verwonderd over wat er in mij gebeurt. Het komt absoluut niet uit met de gewone begrippen, noch met mijn eigen oorspronkelijke opvattingen. ▫ En het is van dien aard, dat ik er alleen in dramatische creaties uiting aan zal kunnen geven. ▫ Als sommige vuurwerken, die losbarsten in een aantal gelijksoortige zonnetjes, zoo zal mijn persoon losbarsten in een aantal scheppingen, en de leege uitgebrande huls valt neer. ▫ Ook de zaadhuls kon ik nemen, tot beter vergelijking. ▫ Moedig en streng moet ik zijn. De weelde om teeder en zacht te zijn is me helaas nog niet gegund. | |||||||||
vrijdag 10 augustusL. Schwalbach. Regenachtig. ▫ Toen ik eergisteren zou gaan zag ik er tegen op, ik voelde zelfzuchtig dat ik Martha alleen liet. Haar zomer is saai. En toen ik gister weer hier aankwam, was het welkom eenigszins mislukt. Niemand aan den trein, Aapje te zwak en te ziekelijk om mij op te wachten. Onweer. Hollanders in't pension enz. enz. Daardoor werd mijn van huis gaan nog minder vergefelijk. Ik kreeg een brief van Kahane die mij genoegen deed om de hartelijkheid en de juistheid. Een stuk van Marg. Collin in de Basler Nachrichten. | |||||||||
[pagina 682]
| |||||||||
14 dagen. Vooral omdat de Amsterdamsche zaken mij dan trekken, zonder dat mijn werk eronder hoeft te lijden. ▫ De hoofdzaak hier is dat ik physiek en moreel in evenwicht kom. Ik slaap hier heerlijk en voel me zeer gezond. Eenmaal zoover dan kan de arbeid recht beginnen. Truida was vervuld van het leven van Elisabeth van Oostenrijk, en ze sprak daar steeds over. Toen kwam het in mij op dat dit eigenlijk de rechte figuur was om het groote conflikt tusschen oude en nieuwe wereld in te beelden. En wat mij juist aantrekt, een vrouwefiguur, terwijl in mijn vier naaste projecten mannen de hoofdrol spelen. ▫ Elisabeth is een rechte heldin. Haar leven wordt verwoest omdat ze zichzelven getrouw blijft. Ze kan niet plooien of buigen. In haar botst het oude leven waartoe ze zich niet vernederen wil met het nieuwe dat ze niet verwerkelijken kan. Een prachtige stof, juist voor mij. | |||||||||
zondag 12 augustusWeergaloos mooi weer, prachtig bewolkte hemel, doodstil, gulden zonneschijn. ▫ Vandaag weer een heerlijke boschwandeling. Het was zoo mooi. Het dorpje Fischbach lag zoo schilderachtig in 't ravijn. Niemand kwam ik tegen, en de gedachten bloeiden rijkelijk. Ik had van nacht bijna tien uur geslapen en een mooie droom gehad. Van morgen kwamen kritieken van Else, een er van in de Schlesische Zeitung, eindigde zoo: ▫ ‘mit offenen Armen nehmen wir ihn auf. Er soll einen Ebrenplatz an unserem Herde haben.’ In de vierde akte van Minnestral stond ik voor een zware opgaaf. Het wordt de dramatiseering van den grooten strijd van onzen tijd. Maar ik voelde de lust van overwonnen moeielijkheid. Ik zet rustig door. ▫ Onder weg vond ik de oplossing van het nu ontstaande conflict. ▫ De werkloozen verwachten van Rolland onmiddellijk afstand van zijn goed. Hij eischt onvoorwaardelijke gehoorzaamheid. De volksleider komt hiertegen in verzet, ook gedreven door jaloezie. De beursvrienden komen eveneens in heftig verzet, vreezend voor hun gemakkelijk leven. Alle deze hartstochten concentreeren zich tegen Minnestral, in wien zij allen, ook Viola, de booze demon zien, die Rolland tot hoogmoedswaanzin drijft, tot tirannie en fanatisme. Alle deze krachten willen Minnestral van Rolland wegdrijven. ▫ Hiertegen verzet Rolland zich hooghartig. Hij wil zijn vriendje niet prijsgeven. ▫ Maar Minnestral voelt dat deze edelmoedigheid het groote werk in gevaar zal brengen. Dan wil hij weg, en er ontstaat een conflict, | |||||||||
[pagina 683]
| |||||||||
waarbij M. door radelooze angst gedreven dat zijn opdracht zal mislukken zichzelf uit de voeten wil maken, en Rolland dit niet wil toestaan. ▫ Minnestral ontvlucht. Dan komt de tragische ontknooping in het duinentafereel, waar Rensje en de Woudvrienden hem trachten te waarschuwen en hij ondanks dit het einde tegemoet gaat. ▫ Dan het slotvizioen van Dante - en de morgenschemering, als Rolland en de ouders en de jagers M. komen vinden. | |||||||||
woensdag 15 augustusTwee zeer warme dagen. Het was heerlijk. Gisteravond een onweer. Van nacht veel regen. Heden weer helder, wolkig. Ik werkte hard en vorder goed. Ik verwonder me als de tooneelen zullen komen hoe dat zal toegaan. Als ze er staan verwondert me de natuurlijke oplossing. Gister morgen zaten we bij ‘die Buchen’ het melkhuis in 't bosch. 's Avonds bewonderden we op den Brunnenberg het onweer in de verte. Wij zaten droog, maar ver over 't boschrijk heuvelland zagen we de bliksems kronkelen en ongedachte wolk-prospecten plotseling voor ons belichten. Coulissen-achtig. Ik las Wagner's brieven uit. Ze maken op 't laatst een tobberigen indruk. Geen groot gedragen lijden, een morrend hypochonder ziekelijk-somber bestaan. Daarbij een geheel onjuist schatten van eigen aard en werk. ▫ Telkens verrukt over 't eigen werk, en vooral in 't poëtische de zwakheid niet bemerkend. ▫ Daarbij betuigingen omtrent zichzelf die volstrekt niet overeenkomen met hetgeen later werkelijk gebeurd is. ▫ Een merkwaardig, muziekaal hoogbegaafd man, maar te week en te zwak van geest, om zijn leven triomfant uit te strijden en het beste van zijn talent te maken. Wat hij ons nalaat zijn verwarde scheppingen, die geen stand zullen houden, maar door zijn zelfassertie, zijn pose als geslaagd zijn aangenomen. Alleen de muziek er uit is blijvend. ▫ Hebbel en Wagner. Hebbel zegt nu en dan onjuiste of onbeduidende dingen. Maar hij is doorloopend wáár, diep en waar. Men kan hem hier en daar niet gelooven, maar als geheel, als mensch gelooft men hem. ▫ Wagner zegt veel aardige en interessante dingen, maar om hem te lezen is geloof noodig/ geloof in den geheelen mensch. En dat geloof verdwijnt gaandeweg. Men krijgt meer en meer den indruk van een poseur, van een niet geheel solide en oprechte geest. Beminnelijk, sympathiek, interessant, maar geen groote, diepe geest. | |||||||||
[pagina 684]
| |||||||||
In Dante, Paradiso, trof het mij dat hij onmogelijk zelf in de illuzie van zijn vizioen geweest kan zijn, daar hij zoo precies feiten uit 1314 aanhaalt in een vizioen dat in 1300 moet gezien zijn. Ook hoe verbazend indulgent hij is voor erotische zwakheden (Cunizza & Folco). | |||||||||
donderdag 16 augustusHeden koeler, bewolkt. Gister een allerprachtigste dag. Ik sliep niet zoo goed als anders, en voelde niet de rechte frischheid voor mijn werk. Ik voel dan de waarde minder, en de opgetogen lust in het werk minder. 's Middags een groote wandeling gemaakt naar Hohenstein, door 't lieve Aardal, langs Adolfseck. Op Hohenstein, in de kolossale ruïne, dronk ik koffie, en wandelde den prachtigen boschweg met de heerlijke vergezichten naar Kemel. Van daar de chaussee naar Schwalbach. Ik denk in 't geheel 25 K.M. Het laatste eind was prachtig en gaf mij het vers ‘Op de Heuvelen’ in dat ik nu opschrijf. Ik schreef het vers af en het lijkt mij of ik nooit zoo slaagde in het juist en onmiddellijk neerschrijven van wat ik ondervond. Ik schreef van daag niet aan Minnestral. Maar ik vond gister de wending van het vierde, als het volk M. voor hen laat pleiten. ▫ En het volgende, het samenkomen van al de vijandelijke elementen tot verzet. (Koffiehuis). | |||||||||
vrijdag 17 augustusVeel koeler. ▫ Heden morgen wandelden Tr. en ik naar Adolfseck een schilderachtig plaatsje ongeveer 3½ K.M. hier van daan, met een burgruïne. Ze was wel erg moe maar bracht het er toch goed af. ▫ Mijn stemming was niet erg gunstig. De wandeling deed goed. Van de burg is nog maar een ringmuur over, op een alleenstaande rots midden in een groen dal, het kleine dorpje ligt er voor. Alles was dicht begroeid met heesters en planten, de beek kronkelde tusschen weitjes en rots en eiken door. Het was er zeer stil en vredig. Tr. vond de rots met al zijn bloemetjes zoo dierbaar. | |||||||||
[pagina 685]
| |||||||||
aant.
's Avonds las ik het 4e tafreel van Minnestral voor, de groote scène voor de beurs, en ik voelde goddank dat het er in zat. Dat kan het doen. Ik kreeg ook het Eendrachtskrantje met de aankondiging van de samensmelting met de Volharding. Ik ben blij dat ik zooveel gewaagd heb. Dat verruimt en maakt vrij. Ik wil niet aan bezit vastgroeien. Men wordt zoo gauw angstig bezorgd. Het wagen doet de vrijheid voelen. Ik droomde van nacht dat ik een stuk schreef over verstand en poëzie, naar aanleiding van het vinnige stukje van J. de Boer in de Kroniek. De booze Hegelaar. Ik weet dat mijn stuk logisch in elkaar zat, geen onzin, al was 't een droom. | |||||||||
zondag 19 augustusN.W. wind buyig. ▫ Gister avond een mooi wandelingetje door de bosschen. Van nacht sliep ik eerst niet zoo aangenaam, met zonderlinge droomen. ▫ Nu voel ik weer zeer goed. De klokken luiden en ik denk aan Italië. Het doet me plezier als ik niet naar huis maar naar een vreemd land verlang. Het gevoel in de geheele wereld thuis te zijn. | |||||||||
maandag 20 augustusHet weer betert, maar nog koel. ▫ Gister schreef ik het vierde tafreel van Minnestral af. Het is, meen ik, geslaagd. Mijn opgaaf was het dramatiseeren, in grooten stijl, van het moderne leven. ▫ Het is een vergissing dat de oude tijd, met keizers en ridders, zich beter daartoe leende. Het is de zwakheid onzer dramaturgen dat zij, voor grooten stijl, altijd daartoe terugkeeren. Toen dat oude leven modern was, was het stiliseeren er van, in drama, even moeielijk als thans. Het verschil tusschen dagelijksch leven en theater was even groot. Als wij oude drama's schrijven, nemen wij de gegevens uit vroeger poëtenwerk, niet uit het werkelijk leven. De hoofdzaak, het stiliseeren van 't werkelijk leven, was dus al gedaan en doen wij niet meer. Maar de dichter moet met ons modern leven doen wat de oudere, Grieksche en latere, met hun modern leven deden. ▫ Ik heb nu ondervonden hoe het kan. En ook hoeveel moed er toe hoort, want het gaat tegen alle heerschende opvattingen. Maar ik voel dat mijn werk sterk is, en ik ga door. | |||||||||
[pagina 686]
| |||||||||
Welk een enorme fout heeft het werk van Dante. Namelijk de onzinnige pretensie van het laatste woord te zeggen en werkelijk het allerhoogste te geven. ▫ Dat moest er eens een in onzen tijd probeeren, op hoe geniale wijze ook. ▫ Het geeft neiging tot spotten met zijn meest serieuze plaatsen. De twaalf wijzen, met Salomo en Boëthius, die in een kringetje om hen heen dansen. Ik gevoel de behoefte, die een behoefte is van onzen geheelen tijd, om met alle kracht van mijn talent op te treden tegen de dwalingen van Frans van Assisi. ▫ Die behoefte uit zich overal en algemeen, zeer duidelijk in 't werkelijk leven, zeer schuchter en onzeker in filosofie en kunst. ▫ Ik voel nu de kracht aan die behoefte groote artistieke uiting, en beeldende stelligheid te geven. ▫ God geve me nog een tiental jaren van onverzwakte kracht en arbeidsvrijheid. Ik wandelde gister vijf uren, naar 't Chausseehaus en terug. Onderweg kwam ik de familie Everts tegen. Ik zag kans Minnestral in nog twee bedrijven samen te vatten. Het laatste alleen door 't vallen van 't doek even verdeeld. ▫ Ook begreep ik nu de volkomen noodzakelijke peripetie, na dit hoogtepunt. De onhoudbaarheid van een durende omgang van Minnestral en Rolland, de daaruit volgende laster. Beiden zijn onbuigbare naturen. Wel elastisch, maar niet uit hun baan te dringen. | |||||||||
woensdag 22 augustusHeerlijk warm. ▫ Gistermorgen om 8 uur, bij koel bedekt weer wandelde ik uit naar Rüdesheim. Ik zag vlak bij Schwalbach weer een ree, die weinig schuw was en me dichtbij liet komen. Ik wandelde door het allerliefste Wisperthal naar Gerolstein, waar ik tegen 11 uur aankwam. Ik deed 6½ K.M. in 't uur. Ik dronk daar melk. Ik zag een korhoen door 't dal vliegen. Toen 't Emsbacher dal naar Steffanshausen. Het was een tooverachtig mooi dal. Het was of vader Pan nog leefde. De ruischende beek, het zware bosch tegen de hellingen, het lichte wegje, met de bloemen en vlinders, de weitjes en rotsen, en hooge donkere toppen met zwaar geboomte. Als ik langs de bloemen kwam vloog er een wolkje vlinders van op, als kleurige bloemengedachten. De wilgeroosjes werden al licht pluizig, er waren vingerhoedskruiden, verbascums, veel munthe, thijm, valeriaan, heidensch wondkruid, een groote witte vlierachtige schermbloem, helleborus, en om de beek groot hoefblad - en al die aardige heesters, sleedoorn, viburnum, hagebeuk | |||||||||
[pagina 687]
| |||||||||
hazelaar, rhamnus, lijsterbes. ▫ In Steffanshausen had ik om half twee een heerlijk maal voor 40 pfennig, van brood/ melk, kaas en boter. Om 4 uur was ik in Rüdesheim, en zat aan de blijde Rijn. ▫ Ik was blij dat ik nog even goed loopen kon als voor 25 jaar. Ik was 's avonds niets moe en nog flink en veerkrachtig. Ik had ook 12 uur of meer kunnen loopen. En ik sliep goed. ▫ Maar het geestesleven is hinderlijk bij 't loopen. Niet alleen door de inspanning, maar men observeert zichzelf te veel. Ik moest te veel aan mijn broos lichaam denken en aan allerlei mogelijkheid. Langsamerhand werd dat echter beter, en kreeg ik het vrije onbezorgde natuurgevoel. ▫ In den aanvang nog poëtische conceptie. De liefde van Rolland voor Minnestral. ▫ Het drama ‘David’ met de zonde als motief. David, de zondaaruitverkorene. | |||||||||
donderdag 23 augustusZeer warm. ▫ Gister aan 't 5e tafr. gewerkt 's avonds een prachtig wandelingetje, waarbij we op den Brunnenberg de fijne maansikkel en Venus zagen ondergaan. Het was helder, warm en stil. Van morgen naar de ‘Kessel’ gewandeld met Tr. Thuis brief van Emons, heel wat minder opgewekt dan zijn vorigen. Een voorproef van wat mij te wachten staat. De mooie tijd zal wel gauw gedaan zijn. | |||||||||
vrijdag 24 augustusIets koeler en bedekt. Heerlijk weer. ▫ De dag gister was minder gunstig. Wat bezorgd door de berichten. Werk minder vlot. Vandaag is alles weer beter. Ook de groote hitte. Gisteravond een Wagner-concert. Stukken uit Götterdämmerung, Rheingold, Meistersinger, Tannhaüser en Tristan. Het was natuurlijk geen smettelooze uitvoering door de Kurkapel, maar het leerde mij toch veel. Ik kende alles, van opvoering of uitstekend orkest, dus het was als een overzicht. Mijn ideeën over deze muziek werden vaster en duidelijker. ▫ Hij lijkt 't meest op Berlioz. Hij mist den diepen mystieken bodem. Maar hij is grooter en machtiger dan Berlioz. Het flinke heroïeke, en het smachtende, dat stelt zijn natuur samen. Alles hartstochtelijk wereldleven. ▫ Tannhaüser het meest perfecte, innige, spontane. Helder, klaar, echt muziekaal. ▫ Meistersinger, het prijslied het meest karakteristieke - het klagendsmachtend-ietwat bittere. Iets te goed voor opera-muziek. Had ik de opera | |||||||||
[pagina 688]
| |||||||||
aant.
Het merkwaardige voor mij is, dat ik, zoekende te definieeren wat ik het onklare in dit werk vond, telkens terugkwam op mijn eigen werk Ellen. Ook daarin vind ik het element dat mij in Wagner tegenstaat. En zeker niet toevallig is het, dat ik dien tijd altijd verbind met een bepaalde melodie, die ik nu eerst bemerkte dat van Wagner is. Terwijl ik toch in dien tijd nagenoeg niets van Wagner goed kende. ▫ Wagner is de meest karakteristieke figuur uit de overgangstijd. De tijd vóór het groote reveil. ▫ Die tijd was mijn jeugd. Mijn rijpheid behoort tot het reveil. | |||||||||
zondag 26 augustusGister storm, van daag weer mooi. ▫ In Holland terug, helaas! ▫ Het heengaan van Schwalbach was teer frisch weemoedig. Een nieuw jeugdig gevoel van hartzeer. Er was daar zooveel nieuw voor me. Vooral de natuur, die ik niet zoo mooi verwachtte. Ik meende dat ik zulk natuurmooi al kende, door mijn vele voetreizen, maar ik kende 't niet. Op de reis Hebbel gelezen. Naarmate zijn leven voorspoediger wordt komt meer van den filister in hem. Merkwaardig is zooveel hij zich laat wijsmaken op natuurhistorisch gebied. En zijn ontzettende ergernis over den aanslag op Keizer Frans Jozef. Hij zou tegenwoordig werk hebben. Dit hangt samen met de behoefte van een bohemien die gearriveerd is, om toch vooral de grondslagen der maatschappij secuur te weten. Ik kwam goed thuis en verwachtte wel geen groote onheilen te vinden, | |||||||||
[pagina 689]
| |||||||||
het ging alles ook redelijk goed, en ik woonde van morgen zelfs een Eendrachtsvergadering bij. ▫ Maar o direct weer het gevoel van in een vuile sfeer te ademen. Uit drie, vier kleinigheden den indruk van in dit land gehaat, gewantrouwd, geminacht te worden. Ik zal beproeven hoever ik het breng met mij tot mijn werk af te zonderen. Anders moet ik voor lange tijd het land uit. | |||||||||
maandag 27 augustusBuyig, maar goed weer. ▫ De Hollandsche domper. ▫ Zoo moet ik het noemen. De atmosfeer hier is voor mij geen lucht, maar lijm of stroop. ▫ Ik sliep goed en werkte gister nog aan M. Van nacht droomen onder invloed van B. Ik kan dat onderscheiden, als zij invloed op mij uitoefent, en ik weet dat zij dat vermogen heeft. Maar de invloed was zacht en vriendelijk. | |||||||||
dinsdag 28 augustusVrij goed weer. Gister goed gewerkt. Ook van Walden een hoopvoller indruk gekregen. Van nacht minder goed geslapen, maar door opgewekte gedachten. ▫ Ik overzag mijn geheele leven en vond dat ik mij steeds te gedwee heb laten vernederen. Ik voelde mijn waarde stelliger en het onrecht van mijn vijanden duidelijker. Het is ook niet goed zichzelf te miskennen. ▫ Ik heb geen schuld aan de Maatschappij maar integendeel te goed, veel te goed. ▫ Dit heeft niets te maken met mijn gevoel van onvolmaaktheid, dat is mijn verhouding tot God. Daarin voel ik mijn te kort. Maar in mijn verhouding tot de menschen. Ik ben niet gekend, niet begrepen, niet gewaardeerd. Dit is voor mij geen reden tot beklag of bitterheid. Ik ben er niet of weinig slechter door geworden. Maar het is een feit om te onthouden. Ik zal mij niet meer laten afleiden door wie ook. Bijna ieder publicist in Nederland heeft zich tegenover mij geblameerd. En maar één man heeft zich een waar vriend getoond: Emons. | |||||||||
[pagina 690]
| |||||||||
Gister avond brachten wij een gezellige avond bij Emons door. Martha voelt er zich ook thuis. Mijn gevoel voor den trouwen, energieken/oprechten man wordt iederen dag warmer. Heden morgen veranderde ik het laatste bedrijf van ‘de Zendeling.’ Zoo is't veel beter. | |||||||||
donderdag 30 augustusPrachtig weer. Van morgen wat orde gebracht in mijn papieren, oude aanteekeningen gezien. Als God mij deze werkvrijheid nu blijvend toestaat, dan begin ik van nu aan een nieuwe periode. ▫ Mijn werk-domein aldus ver-engd, en het werk dat mijn werk niet behoort te zijn aan anderen overgelaten, zal ik in dat gebied alle methode en orde zoeken te brengen die ik in 't praktische zoo noodig heb bevonden en die mij zoo streng geleerd is. En zoodoende zal mijn werkdadigheid veel breeder invloed en uitwerking krijgen. Wat ik doe zal meer uitrichten. ▫ De studie, waarvan ik zooveel merkwaardige aanteekeningen terug vond, wordt opgevat, en nu alles begrepen door een door 't leven verruimde en versterkte geest. Ik herlas ook het tweede deel van Schijn en Wezen dat nog onvoltooid ligt. ▫ Nu weet ik ook welke leidende idee het eind van dit nog weifelende begin zal verheffen. De Opvaart zal het heeten en aangeven dat onze tijd een reveil is, grooter en machtiger dan een uit de vorige perioden der beschaving. Ik las ook een aanteekening over Lorenzo. Mij dunkt dat dat drama, dat mij vroeger al zoo vervulde, wel aangewezen is om nu een van de eersten aan de beurt te zijn. Ik werk prettig in de hut. Uitstekend voor concentratie. ▫ Ik weet dat er nog een graad van perfectie is die ik zou kunnen bereiken, maar nog niet bereikt heb. Wanneer ik de intensiteit en concentratie van mijn lyriek overbrengen kan in mijn dramatiek. In sommige gedeelten van Minnestral begint dat. Maar ik hoop het nog verder te brengen. Misschien in Trots verbrijzeld. Ik moet echter eerst geheel in dramatische sfeer thuis zijn. ▫ Het leven heeft dat gedaan. Het bespotte koolplanten en katoentjes verkoopen, de erwten en boonen en worteltjes.
| |||||||||
[pagina 691]
| |||||||||
zaterdag 1 septemberZeer warm, in de hut 83o. ▫ Gister zag ik het riddersteekspel in Haarlem. Ik had vroeger betreurd het Utrechtsche niet gezien te hebben. ▫ De indruk was sterk, zooals ik wel verwacht had. Ook om het herfstgetij, en het prachtige weer. In den herfst zijn dergelijke indrukken altijd het meest intensief. ▫ Het was vooral weemoedig. De kostuums waren zeer mooi, alles zag zoo goed als echt, ook de gezichten en de gestalten der menschen. Mooie vrouwen. ▫ Maar het spelen was natuurlijk zeer slecht. Ze waren nauwelijks hun paarden behoorlijk meester. En het steken leek naar niets. ▫ De weemoed van den indruk lag in het mooie, verdwenen oude Nederland en zijn ridderleven. De personen van toen, die smalend zouden lachen om deze nakomelingen. ▫ Maar daarbij, pijnlijk navrant, de superioriteit van deze nakomelingen door hun gezamenlijke enorme macht. Een machinekanon dat een heel ridder-leger zou wegmaaien. ▫ Paul had denzelfden indruk van melancholie. Bij mij lijkt het veel op den stemmings-indruk van slot-ruïnen in 't najaar. (Brederode, Adolfseck enz.) Deze is pijnlijk-weeintensief soms. Zoo sterk, dat ik niet twijfel of er zit een diepe beteekenis achter. Ik moet op een of andere wijze, perceptie hebben van die oude, mij verwante, langvervlogen menschen en tijden. Het waren toch mijn voorouders. Het is een liefde-gevoel. ▫ Gisteren maakte ook de ernstige middeneeuwsche muziek, heroïek-weemoedig, de stemming compleet. Ze hoorde er precies bij. ▫ Romeinsche en Grieksche oudheden geven den indruk niet zoo sterk, of liever niet zoo dierbaar. Pompeï deed het wel. Maar middeneeuwsch Holland is mij liever. Later Holland niet. ▫ Egypte deed het vroeger ook, en oud-Japan. Dit laatste nu en dan zeer intensief, dagen vervullend. ▫ Het is altijd het artistieke en heldhaftige. Ik las een opstel van Bölsche, nog al interessant, om zijn uiteenzetting dat de artistieke functie altijd de menschelijke hoofdfunctie was. ▫ En het bewijs der noodzakelijkheid van een betrekkelijke paradijs-toestand, waarin de mensch veilig genoeg leefde om zich zoo eigenaardig weerloos en geestelijk te ontwikkelen. Misschien was daarin de giftslang de eenige vijand. ▫ Totdat de ijstijd kwam en daarmee de vernieuwde strijd tegen dieren en klimaat. Toen was echter het werktuig en het vuur al gevonden. | |||||||||
[pagina 692]
| |||||||||
maandag 3 septemberZeer warm. Gisteren deden wij de bekende tocht Weesp/ Muiden, Muiderslot, Muiderberg. Bij warm prachtig weer. Met de Wetzelaars. ▫ Op het slot nu duidelijk het verschil waargenomen tusschen Middeneeuwsch en renaissance. Bij het restaureeren komt nu al de middeneeuwsche architectuur te voorschijn. Al het bijbouwsel en versiersel uit den Hooftschen tijd wordt weggenomen, en nu blijkt hoe veel fraaier, soberder, strenger en edeler het middeneeuwsche werk was. Hooft wilde het slot moderniseeren, daarmee bedierf hij het. Hoeveel sympathieker is mij het middeneeuwsche. Niet comfortabel, maar streng, eenvoudig, zuiver, rein en ook hygiënisch. Geen gesloten kamers, geen pleister of stuc, geen portalen of gangen. Het was eigenlijk een buitenleven tusschen muren, geen bedompte of verwarmde lucht. En hoeveel mooier alles! Van kleur en vorm en afwerking. Solide, echt, uit zichzelf mooi zonder opschik, door vorm en bewerking. Nog kan ik met liefde aan het sobere bouwwerk denken zooals het nu gerestaureerd is. Het vulde mijn indruk van het steekspel aan. Overigens was de tocht vroolijk, veel zon, overal vertier. De zee vol baders, de weg vol fietsers. Ik was blij door den indruk van een bloeiend, oplevend land en volk. Er werd veel gezongen. Tot 's avonds laat hier in 't bosch. De Wetzelaars erg dankbare gasten. Zij zong nog tot slot op Walden. Truida kwam terug, maar dat trof niet gelukkig en maakte haar verdrietig. De portier op 't slot: ‘In die oude tijd was het glas nog zoo kostbaar dat de ridders, als ze verhuisden, hun ruiten medenamen.’ ▫ ‘Ja! dat gebeurt tegenwoordig in Amsterdam nóg’ zei een deftig heer, droogweg, en we proestten allen van 't lachen. Mijn werk is mijn toevlucht. Daarin is mijn leven geconcentreerd. Het is troost in alles. | |||||||||
woensdag 5 septemberGister en eergister zeer warm, de warmste dagen. Van daag grijs, stil en regenachtig. ▫ Maandag was ik in Amsterdam en Haarlem. Ik had bezoek van Ita Wegman/ de studie-genoote van Hans. Gister schreef ik een artikel over mijn sociaal werk, voor ‘das Leben’. Het conflict met Walden hindert me. | |||||||||
[pagina 693]
| |||||||||
zaterdag 8 septemberZoel, lauw weer, grijs. Eergister kwam een aangeteekende brief van Borel, nijdig en bitter, met een voorstelling van me zelf als een vuile karikatuur. Veel over mijn ‘zelfverblinding’ mijn ‘pose’ enz. enz. Het bekende liedje, door bittere en jaloersche zoogenaamde vrienden, en vooral vriendinnen zoo vaak gezongen - maar nu nog wat valscher en zwakker. Tevens een brief aan Emons, die allergemeenst was. Vol valsche gemoedelijke op-de-schouder-kloppende jovialiteit, van ‘ouwe jongen’ en ‘old boy’ en je ‘eerlijke snoetwerk’ enz. met de duidelijke strekking hem van mij te vervreemden en ruzie te stoken. Een infaam stuk. ▫ Ik schreef hem het mooie woord van Hebbel/ Das Missbehagen das der Neid uns empfinden lässt wenn ihm eine kleine Bosheit gegen uns gelingt, das empfindet er immer. ▫ Zoo'n man moet, terwijl hij zoo voelt, ellendig ongelukkig zijn. ▫ Het is bij Borel een demonische possessie zooals die meestal bij vrouwen voorkomt, bij Betsy, bij Ada van Heiningen - de bitterheid vergiftigt alles en drijft tot moedwillige boosaardigheid. Later, bij ontspanning, weten ze het en voelen, zoo niet spijt, toch neiging tot goedmaken. ▫ Deze menschen zijn de allergevaarlijkste, want ze zijn beurtelings nobel, beminnelijk, of weer kwaadaardig en laag. Ze brengen je tot vertrouwelijkheid, en maken daar in hun duivelsche buien onbegrensd misbruik van, zonder eenige scrupulen. ▫ Ik hoop eenmaal zulk een figuur scherp te kunnen teekenen. Ze zijn niet genoeg getoond en begrepen. ▫ Kloos hoort er ook toe. En het eigenaardige is dat het altijd voorkomt bij personen waar het sexueele leven iets abnormaals toont. Hetzij bij zeer gepassioneerde vrouwen, of bij mannen die iets vrouwelijks hebben. Borel is absoluut baardeloos, net als Aletrino. Gister avond was ik bij Betsy, zij was zeer zacht en lief, en ik zeide dat ik haar geestelijk zeer vooruitgegaan vond. Haar tedium vitae is zelfs verdwenen. ▫ Ze zeide: ‘je moet met Truida trouwen. Je niet om de menschen bekommeren. Het zou goedgevonden worden.’ ▫ Ik antwoordde dat ik te gehecht was aan mijn gezin. ▫ Ik voel nu toch, nu ik weer thuis ben, dat ik toch steeds voorzichtig met B. moet zijn. Ik werk aan 't laatste tafereel van M. Ik hoop vanaf heden een beter tijd tegemoet te gaan. Een dame, die aan Christian Science doet en haar kleine kind toeroept ‘niet waar, Mientje, er is geen vrees!’ - ‘nee ma!’. Ze gaat bij een zieke informeeren, de meid zegt dat hij ernstig ziek is. ‘Compliment van mij, | |||||||||
[pagina 694]
| |||||||||
aant.
Bovenstaand is een Hebbel-achtige aanteekening. Een hebbelijkheid. Dr Taylor wees mij er op, in Harrow, hoe een hooge cultuur altijd samengaat met sterk uiteenloopend verschil tusschen de twee sexen. Vermindering van geslachts-differentiatie duidt op achteruitgang. (Dr Lionel Taylor) Deze idee later met Dr Laemmel besproken. | |||||||||
zondag 9 septemberHeerlijk weer. ▫ Gister een zending uit Zweden. De vertaling van Joh. II met den titel ‘Ut bland Människorna’/ onder de menschen. Een brief van Ida Bäckmann. Een artikel van Hellberg. Vandaag uit Amerika bericht, dat mrs C. het boek per se uitgeven zal, en dat president Roosevelt mijn Walden brochure heeft. Uit Duitschland kritiek van Brehm over Ellen, en van Anna Pappritz over Joh. En de goede tijding dat Else kans ziet M. te vertalen. | |||||||||
maandag 10 septemberRegen, veel koeler. ▫ Een diepe slaap van nacht, maar nog geen heldere droomen. Als het gevoel van geluk en tevredenheid geen criterium is van moraal, dan is er geen redelijke wereld-orde. ▫ Het gewichtigst wat ik in mijn leven vond is de mis-wijzing van dit criterium, wel te verstaan als de miswijzing der gangbare moraal. ▫ Satans voornaamste toeleg is dit criterium voor ongeldig te verklaren, en ons te beduiden dat wij braaf en ongelukkig moeten zijn. | |||||||||
[pagina 695]
| |||||||||
Als de geest de zinnelijkheid wil heiligen, moet hij zich niet te verheven aanstellen, want dan blijft er altijd een klove. Lijf en ziel moeten elkaar naderen en begrijpen en vertrouwen, dan alleen kunnen ze elkaar opheffen. En vergeven. ▫ In Trots Verbrijzeld de al te geestelijke en de al te zinnelijke mensch. | |||||||||
woensdag 12 septemberPrachtig, stil September weer, maar 's nachts koel. ▫ Ik herinner me een oud verhaal van Betsy, van een stervende man, opgepast door een kippige en bedrijvige vrouw. Ze had een shawl met franje om, en een sleutelbos blijft er in haken. Die sleutelbos klopt tegen het hoofd van den stervende aan, als ze zijn kussen opschudt, en de stervende vraagt klagend: ‘waarom sla je me?’ ▫ Ook een Hebbelijkheid. Karikatuurteekening. Japan die het Russische abces heeft doorgeprikt, maar het blijft maar steeds etteren. | |||||||||
zaterdag 15 septemberRegen. ▫ Vandaag weer hetzelfde verschijnsel dat ik na een eenigszins feestelijken avond, een dineetje bij Hijmans waar ik wijn dronk, en daarna gezamenlijk bij Carré, zoodat ik eerst om 12½ uur thuis kwam, - dat ik daarna hedenmorgen zeer opgewekt voelde en beter werkte dan de geheele week. Ik had niet veel maar goed geslapen, doch niet helder gedroomd. Onze eerste plicht is wel, de levensvlam helder te laten branden. Het aardige oude paardenspel van Carré is een caféconcert geworden. Geen mooie paarden meer, geen hoepel-springen op de plank van het op een handgalopje rondloopende paard, geen lawaaiende binnenkomst van buitelende clowns - nu alles ballet en flauwe kluchten en leelijke zang. Alleen acrobaten en dierendressuur vrij aardig. Ook vergulde naakte kerels die beeldengroepen voorstellen. Het verbaasde me dat ze dit bekleedsel van verguld konden verdragen zonder levensgevaar. Vogelsang vertelde van Thijm als voorzitter der Rembrandtcommissie. Hoe hij de vergadering schorste, zonder eenigen grond, alleen omdat in 't reglement staat dat de voorzitter de vergadering kan schorsen. ▫ Hoe hij een lange mededeeling aanhoorde, voortdurend zeggend: ‘Juist! -juist!’ met bestudeerd gebaar. En toen men z'n antwoord verzocht, zei: ‘wil u nog eens herhalen.’ ▫ Het is duidelijk dat hij met alle inspanning een rol | |||||||||
[pagina 696]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
dinsdag 18 septemberVrij goed weer. ▫ Gister middag schreef ik Minnestral af. Ik meen dat het meer oorspronkelijkheid en krachtige menschelijkheid bevat dan een van mijn andere werken. Het is mij ook gemakkelijkst van al, als een blijde opluchting, uit de pen gevloten. Zou het de waardering vinden die het verdient? Niettemin zijn er nog steeds vlekken van somberheid. Het is me of ik het leven hier niet zal kunnen uithouden. Alles kwelt en irriteert me dan. Het is geen land en geen volk voor mij om in te leven. ▫ Alleen de taal. ▫ ‘Schoon land, geliefde taal, verwenschte lieden’. Ik bracht mijn nieuwe kamer in orde. Een prettig vertrek. Kon ik daaromheen nu een wildernis, met een muur er om, maken. Maar de zwaarmoed zit ook binnenskamers. Niet in mij, maar in Martha. Met schrik dacht ik van morgen aan de mogelijkheid dat Lady Welby er eens niet meer zal zijn. Dat zou een vreeselijke slag voor mij zijn. | |||||||||
donderdag 20 septemberStil, druilig, regen. ▫ In plaats van ‘de Idealisten’ dat ik meende nu te zullen schrijven, dringt zich nu met kracht het vervolg-drama van de Zendeling naar voren. De personen zijn mij allen levend en krachtig. De situaties zijn geweldig. Ik zal het Reinout van Gelder noemen. Naar de zoon, die zich ook Rinaldo noemt. De oud-adellijke klank van den naam komt te pas. ▫ Ik zag den jongen heden nacht, duidelijk en levendig. In maske- | |||||||||
[pagina 697]
| |||||||||
rade-pak. Hij is ridderlijk en breed aangelegd, gaat te gronde omdat zijn grootsche royale neigingen niet passen in deze maatschappij, en zijn godsdienst door valsche godsdienst vernield is. ▫ Ik heb nu alles in deze zes personen: ouders, grootouders, zoon en priester. Ziedaar het geheele gegeven. Magnifiek sober, zuiver dramatisch. Alles blank-vers. ▫ Het speelt duidelijk in Holland. Hollandsche toestanden. Ik zal ze raken. | |||||||||
woensdag 27 septemberPrachtig herfstweer, stil, helder, tusschen 50 en 60o ▫ Ik schrijf dit in mijn nieuwe bibliotheek, een mooie kamer. Ik hoop hier geregeld en nauwgezet te kunnen werken. Sints Zondag weer de eerste neus-catarrh, die deprimeert. De ziel lijkt zulk een ijl ding, dat bij zulke geringe invloeden al flakkert als een klein vlammetje. ▫ Gister fietstocht naar Noordwijk en terug. Ik blijf bij mijn werkplan, maar ben nog niet begonnen. | |||||||||
vrijdag 28 septemberSteeds prachtig herfstweer. ▫ Ik wandelde elken dag in Spanderswoud en sliep van middag in 't bosch. ▫ Mijn huis bevalt me nu, op een paar fouten na. Voor 't eerst van mijn leven is het nu eindelijk ordelijk, niet te klein en niet te groot, zonder rommel en geriefelijk. Ik las Jacoba van Beieren en Oldenbarneveld van Verwey. Ik werd getroffen door de fraaie, zuivere werken. Mijlenhoog boven de gewone literatuur. Niet gewaardeerd om de stroeve dictie. ▫ Dit is dramatisch. Heyermans is theatraal, nooit dramatisch. ▫ De opgave in Oldenbarneveld is edel en voortreffelijk. Den grootsten dichter waard en mooi nationaal. Rehabilitatie van een gerechtelijk vermoorde en later verguisde. ▫ Jacoba is echter mooier. | |||||||||
zaterdag 29 septemberPrachtig weer, een nevel die alles verfraait, zonlicht, loover, spinnewebben. ▫ Ik ben echt weemoedig. Niet onrustig maar zonder eenige blijde verheffing. Ik voel mij ook weer zoo geestelijk eenzaam, en gebukt onder mijn verwilderd leven. Niemand zal dit begrijpen. Ik las Hebbel's beschrijving van zijn teeder huisselijk geluk, van zijn gemeenschappelijke verheffing in den vriendenkring. Herdenking van Schil- | |||||||||
[pagina 698]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
maandag 1 oktoberZoel, mooi weer. ▫ Gister Jaarvergadering van G.G.B. Toen ik er heenging hoorde ik dat Emons niet kwam, omdat hij te slecht geslapen had. Ook de domme conclusie van de commissie tot onderzoek over Walden. Ik werd daardoor zeer neerslachtig en was in den trein aan sombere gedachten onderhevig. Als Emons eens onder zijn werk bezwijkt, wat moet er dan gebeuren? Een plaatsvervanger is niet te vinden. Met hem zakt de Eendracht in elkaar en daarmee mijn heele structuur. Ik zou alles moeten verkoopen en van de hand doen en trachten met het overschot rond te komen. Ik zou 't land uit moeten. ▫ Dit alles overwegend voelde ik bitter tegen het domme logge volk, dat voor zijn eigen best mij nog niet eens bij wil staan. ▫ De jaarvergadering waar ik vijandelijkheden verwachtte verliep echter zeer bevredigend. De oppositie was te dom en te verdeeld om iets uit te richten. Emons kwam toch opdagen en Edelman leidde uitstekend. Ik zat naast de jonge schilder Kikkert. Van nacht overdacht ik de gewichtige nieuwe waarheid die ik in mijn experiment heb gevonden. N.l. dat de groepen, als ze werkelijk onafhankelijk blijven, ook slechte leiders zullen kiezen. Dat dus alleen een innig verband, waarbij de laxheid door allen gevoeld wordt, de productiviteit gaande kan houden. | |||||||||
donderdag 4 oktoberPrachtig zoel weer. ▫ Alle couranten namen gretig een artikel van mij in de Pionier over, dat hun een soort terugkeer tot hun reactie leek. Dat was een mooie gelegenheid en ik heb ze toen een geduchte mep kunnen geven. Als de schildpad die eindelijk z'n kop uitsteekt. Gister avond levendige conferentie met advocaat Jolles en Emons over | |||||||||
[pagina 699]
| |||||||||
de Eendracht en Walden. Jolles een schrandere kerel. ▫ We hebben het groote huis de Zon gehuurd. Emons en ik zijn beiden nu in volle actie. ▫ De industrieel Andriessen (van van den Berg Lim. de margarine fabrikanten) lunchte met mij. ‘Zoo'n man als Emons’ zei hij ‘.. heb ik nooit gezien.’ | |||||||||
donderdag 11 oktoberOnafgebroken prachtig weer. Een heerlijke nazomer. ▫ Ik heb het zoo druk gehad dat ik niet kon schrijven. Ik had Laemmel over, en dat nam veel tijd. Zondag avond met hem naar 't volksconcert. De groote zaal met de duizenden menschen, de drukte en de betoogingen tegen ons. Het kabaal tegen Boddé en het opgewonden publiek. Daarna de straten in Amsterdam in een zee van licht, stampvol menschen, alle café's vol. Ik vroeg of hij de Hollanders flegmatisch vond. ‘Nein’ zei hij. Ik had plezier in den indruk van bloeiend, vroolijk leven. Ons concert slaagde goed en de Eendracht bloeit ook weer krachtig op, onder Emons' uitstekende leiding. Ik werkte van daag den ganschen dag met hem samen, druk, vermoeiend, maar niet overspannend omdat alles marcheert. Ik begrijp nu het geheim van Napoleon's magischen invloed: activiteit. Met het vermogen om zeer veel in korten tijd af te doen, terstond van 't eene op 't andere over te gaan, steeds klaar voor nieuw initiatief, - daarmee is men alle menschen de baas. Op dat punt zijn de allermeesten zwak, de meesten ongeloofelijk zwak. ▫ Ikzelf voel mij een tamelijk traag persoon. Toch verbaast iedereen zich over mijn werkkracht. Dat zit alleen daarin, dat de meeste daden die ik doe, daden zijn van initiatief. Terwijl het mijzelf schijnt, of ik maar zeer weinig doe, lijkt het anderen veel, juist door dat karakter van mijn daden. ▫ In Emons is dat vermogen veel grooter, zijn initiatief is rusteloos, en werkt onafgebroken. Van mij krijgt hij de moreele steun en de algemeenere inzichten. Door zijn activiteit alleen kan niemand tegen hem op. ▫ God geve dat we samen zoo eenigen tijd kunnen voortwerken. Ik ben nu innerlijk rustig en diep bevredigd, al werk ik niet aan mijn drama. Ik slaap heerlijk in mijn nieuwe kamer. ▫ De pers zwijgt - behalve 't Volksdagblad. Ignobele lafaards. Ik ben toch niet te scherp geweest. Ik sprak met Laemmel over het wezen der dier- en plantenrassen. Het onzinlijke wezen dat de vormen fantaseert. ‘Eine kühne Idee’. En ik sprak over Significa. Ik zal toch wellicht ook daarover kunnen | |||||||||
[pagina 700]
| |||||||||
schrijven. ▫ Ik begon een stuk over Hollandsche dramatiek, en over de Eendracht. Ik dacht ook over de Bilderdijk viering te schrijven. ‘Een troostrijk heldenfeest of de verheerlijkte leugen.’ ▫ Je kunt doen wat je wilt, schrijf maar bombast zooveel te wilt, hou maar taai vol, en je krijgt je jubileum. Wat een mooi kansje voor Querido en dergelijken. Groen de tellurische, blauw de kosmische kleur. Een rijke gedachte. Moeielijkheid van harmonie tusschen blauw en groen. In de middeleeuwen de harmonie er tusschen zuiver, in onzen tijd absoluut valsch. Bij Homerus geen onderscheid. | |||||||||
vrijdag 12 oktoberNog vrij goed weer. Martje naar Zürich. ▫ Dag zoomogelijk nog drukker. De uren op 't kantoor van 9 tot 6 vliegen in een oogwenk om, want er is geen minuut rust of pauze. Alles loopt af en aan/ correspondentie, sollicitanten, personeel van alle afdeelingen, huis-verhuurders, enz. enz. Het is ontzettend. Emons is bewonderenswaardig. Steeds goed gehumeurd, altijd ferm en doortastend, in duizend kleinigheden onmiddellijk thuis, op alles raad wetend, een echte reuzenkracht ontwikkelend. ▫ En dan daarbij zijn belangeloosheid te bedenken, dat is genoeg voor den zwartsten misanthroop om weer geloof in de menschheid te krijgen. ▫ Wat mag ons volk, ja de menschheid voor zoo'n man wel doen om hem naar verdienste te beloonen. En toch zal dat alleen gebeuren als hij succes heeft. Maar zijn verdiensten blijven even groot, al heeft hij geen succes. | |||||||||
maandag 15 oktoberGister was ik in Haarlem en at bij de Kanter, 's middags was ik bij Thijsse. ▫ Door de drukte van de vorige week was ik nog al opgewekt, maar nu werkt de Vaderlandsche domper weer. Ik verlang weer het land uit te komen. Thijsse fleurde mij op. Bij de Kanter het typische goede Hollandsche gezin - Hedwig's gezin, maar nog fleuriger. Ik was er wel vroolijk, maar voelde mij er tusschen ziels-bedroefd, door 't contrast met mijn eigen leven. | |||||||||
[pagina 701]
| |||||||||
woensdag 17 oktoberOp den dag van gisteren schreef Emons op het kantoor van de Eendracht honderd en twaalf brieven. Gister kwam ik tot deze zeer gewichtige conclusie dat ‘redelijk handelen’ alleen beproefd mag worden door menschen die zoo hoog staan dat zij weten dat de mensch niet altijd redelijk handelen kan. ▫ De massa handelt instinctief en moet dat doen. Beproeft ze redelijk te handelen dan gaat ze fout. (Schiller's Vernunft en Vernünftelei). ▫ De zeer hoog ontwikkelde weet dat het meeste wat hij doet instinctieve handelingen zijn. Dit zal hij in aanmerking nemen als hij beproeft redelijk te handelen. Maar de massa die altijd meent redelijk te handelen, zal verkeerd doen, zoodra ze haar instinctieve handelingen met opzet redelijk tracht te maken. Voorbeeld: in den concurrentie strijd zoekt ieder handelaar zijn buurmans ondergang. Dit heeft goede grond en beteekenis. Het is echter in strijd met des handelaars redelijkheid. Zoodra hij poogde redelijk te handelen zou hij zijn mededinging opgeven of verslappen, wat absoluut verkeerd is. Hij staat niet hoog genoeg om de redelijke grond van zijn zelfzuchtig handelen te doorgronden, noch om een betere wijze van doen te beramen. Ander voorbeeld: de rijkaard hoopt zijn geld op, gehoorzamend aan een accumulatie-instinct. Wilde hij redelijk gaan handelen dan zou hij ophouden met accumuleeren, wat verkeerd zou zijn. De diepere redelijkheid die hem zou leeren te accumuleeren voor de gemeenschap kan hij niet bereiken. | |||||||||
donderdag 18 oktoberNog steeds goed weer. ▫ Ik voel dat de droefheid, die mij telkens bevangt' niets is als de groote menschheidssmart die zich aan de kleine moeielijkheden van mijn leven vasthecht en ze daardoor een onevenredige zwaarte geeft. Ik voel terstond elk verdriet elk kwaad van mijn leven in verband met de groote lijdensmysterie. Het gevoel ‘wroeging’ of ‘zelfverwijt’ wordt daardoor zachter, of verdwijnt. Ik voel alleen dat ik te dulden, vol te houden en te overwinnen heb. Maar het gevoel van te moeten en te zullen overwinnen is nooit weg. ▫ ‘Wroeging’ is een even onredelijk instinct als ‘wraak’. Het heeft zijn praktische beteekenis. | |||||||||
[pagina 702]
| |||||||||
vrijdag 19 oktoberVan morgen schreef Verwey me dat hij in de Beweging den aanval van van der Goes tegen Joh. opneemt. Ik schreef hem dat hij me daarmee in mijn isolement terugduwt. V.d.G. is de laatste man die over dit werk zou mogen oordeelen. Als ik Querido over Verwey liet schrijven zou hij 't zelfde recht hebben niet meer met mij mede te werken. ▫ En juist stuurde ik gisteren mijn stuk over Verwey's drama's naar Duitschland. Nu moet ik mij dan maar tot 't buitenland bepalen. Van morgen een oogenblik van ontzachlijke verwondering over dat zeldsame gevoel van identiteit, het ik-zijn, dat elk van ons onderscheidt van alle andere menschen. Juist dit ééne wezentje, op dit plaatsje, in dit tijdstipje, voelt zich een middenpunt vanwaar hij, als ikheid, werelden en tijden overziet. Langsaam aan begin ik den samenhang te begrijpen tusschen de groote vraagstukken van wetenschap en kunst, en de volstrekte ontoereikendheid van onze taal. Achter alles schuilt, zooals Lady Welby zoo goed voelde, de noodzakelijkheid der nieuwe leer, de Significa, de leer der beteekenissen. | |||||||||
zaterdag 20 oktoberMooi weer. ▫ Naarmate ik 't overweeg schijnt mij de mogelijkheid eener Significa verderaf te liggen. Er hoort zooveel toe. Maar menschelijke capaciteit is ook enorm. Denk aan de vioolspeler, de pianist. Wat kan oefening niet doen. Ik ben droevig. Ik stuurde nog een schrijven ter opname aan Verwey. Dat ik zoo moet optreden in Walden en G.G.B. is mij pijnlijk. Ik heb een harde meester die mij tot zulke dingen dwingt. ▫ Maar het is onvermijdelijk dat zulke botsingen gebeuren waar men mij toch niet kan verstaan. Mijn vurige begeerte was niet heerschen noch beheerscht worden. Maar daarvoor moet men leven in een begrijpende, van heerschzucht vrije omgeving. Waar die niet is, moet men heerschen of ondergaan. Bij ongelijke machtsferen moet men heerschen om zich te handhaven. In mijn studeerkamer alleen ben ik tevreden. | |||||||||
[pagina 703]
| |||||||||
Ik schreef een stukje voor de Groene over Jacques Perk. Ik begon ook een serie brieven aan Cornelisssen in de Pionier. Vandaag zag ik de copieën van Minnestral door, om een naar Amerika te sturen. Ik zal 't ook voorlezen. Misschien willen ze 't spelen. Mijn Aapje was zoo droef, en ze ziet weer bleek en zwak. Het gaat weer de fatale weg. Ze wil mij geheel en al, voor zich alleen, en ik laat mij niet afscheuren. Wat ik voor Betsy niet deed, kan ik evenmin voor haar doen. Ik verlaat mijn gezin niet en breek den band niet. Daaraan is niet te veranderen. Zij wist het wel met haar verstand, maar begreep de beteekenis toch niet voor ze, zooals nu, er vlak aan toe is. Nu voelt ze dat ze te veel heeft gevergd van haarzelf, of dat ze heimelijk wachtte dat ik veranderen zou. Maar ik kan niet veranderen, al verscheurt haar leed mijn hart. Wat ik aan haar heb en hoe dierbaar ze mij is, het is niet te beschrijven. Maar wat zij van mij verlangt kan ik niet, het zou recht tegen mijn natuur en wezen ingaan. Had ik haar daarom niet in mijn omgeving moeten toelaten? Wie zal zeggen wat recht is? Het is gemakkelijk nuchter en practisch oordeelend ‘neen’ te zeggen. Maar men smoort een zoo pure en machtige genegenheid ook niet zonder schade en onrecht. | |||||||||
zondag 28 oktoberNog niet recht koud. ▫ Ik ben diep bedroefd door deze vreeselijke toestand, waarin ik zie hoe het liefste wezen dat mij van alle menschen met de innigste en vurigste liefde heeft bemind, nu lijdt en kwijnt en de scheiding niet dragen kan. ▫ Dit staat vast, dat niemand in de wereld mij heeft liefgehad als zij. Ook Betsy niet, want die was hard en bitter tegen mij als ze leed. En mijn moeder's liefde is wel even krachtig en trouw, maar die heeft niet het fijne, diepe, edele en begrijpende. Bij Aapje is het de volmaakte zuivere huwelijksliefde, zooals ik die zocht en altijd heb willen geven. | |||||||||
maandag 29 oktoberHerfstweer. Vuurtjes. ▫ Gisteren wandelde ik met Martha naar Betsy. Het is waar dat Martha het edele niet heeft dat Aapje heeft. En het is eigenaardig dat Martha veel meer geliefd is dan Aapje of ik, omdat ze dat niet heeft. Ze is intellectueeler, maar ze heeft zoo weinig mystisch, dichterlijk of religieus vuur. Ze leeft graag bij 't oogenblik, en kan den druk van het wereldleed absoluut niet verdragen. Ze moet dat dus voor haar blik ver- | |||||||||
[pagina 704]
| |||||||||
bergen. Iets als mevrouw tHooft die mij niet langer als docter wou hebben, omdat mijn persoon haar te veel aan mijn ideeën herinnerde, hoewel ik er nooit in haar bijzijn van repte, en vooral nu ze pas een erfenis had gekregen wou ze niet aan die ideeën herinnerd worden. Toen kreeg ik mijn congé, en ik nam het graag. Betsy was zacht, geestig en rustig hartelijk. Het deed mij aan, die goede, trouwe gezindheid. Ik voelde verteederd, in mijn droefheid, ik wou haar spreken. Ik dacht aan Lady Welby die zegt dat als bij de vrouw het sexueele leven rust dat dan een nieuw leven van algemeener moederschap begint, een serener moedergevoel voor ras en menschheid. De man blijft het mannetje tot den dood, de vrouw wordt asexueel. Met verbazing las ik bij Hebbel het verhaal van zijn smart bij den dood van zijn eekhoorntje. Het is ongeloofelijk. Hij was toch geen weekeling, een stoere, forsche Ditmarscher, een Oost-Fries. En hij smelt in klachten en tranen bij den dood van dat beestje. - En ik die mij vaak met een pijnlijke schaamte te binnen bracht welk een sentimenteele brief ik eens aan Van Looy schreef bij het verlies van mijn hond, en die mijn hoofdstuk in Viator over het wezeltje al wat te week vond! - Het is alles niets vergeleken bij Hebbels lange hartstochtelijke ontboezemingen. ▫ En dit leest men met eerbied, omdat hij Hebbel en dood is. Van Looij smaalde op mijn brief. ▫ Maar Hebbel is mij zeer lief. Hij staat mij zoo na. ▫ Ik kreeg ook Mörike van Martha. Prachtig. Twee herleefde dichters. Er is geen licht in mijn droefheid, maar Aapje is zoo teeder en zoo goed. Ach, hoe zal het gaan. Van morgen begon Reinout van Gelder, dat een maand stil lag weer te werken, in mijn hoofd. Ik ben verkeerd begonnen, zooals gewoonlijk. Het begin moet losser, kleuriger en levendiger zijn. De oude strenge blinde man, het tobben over de grenzenlooze verkwisting van den zoon, de vergoelijking door den vader - en in die sombere sfeer, de zwierige verschijning van den jongen man, grandioos royaal, die zonder scrupule grootsch wil leven in een daartoe geheel ongeschikte sfeer en tijd. | |||||||||
[pagina 705]
| |||||||||
dingen, omtrent mijn jongens, en dat gaf wat inzicht. Maar 't is toch nog duister. God geve licht! Als een luwe voorjaarswind waait Mörike's poëzie door de hoofden. Aapje zocht hem al lang, Martha bracht hem mee uit Zürich en Betsy vroeg me op eens: ‘Ken je Weila's Sang?’ ▫ Wonderbaar is het hoe zulk een klein gedichtje zoveel macht heeft. Du bist Orplid, mein Land
das ferne leuchtet ...
Niemand weet wat Orplid en wie Weila is, maar ieder voelt de wondere bekoring van die enkele woorden. Er is tegelijk oneindig verlangen en grootsche pracht in Vor deiner Gottheit neigen
sich Könige, die deine Wärter sind.
| |||||||||
donderdag 1 novemberIk kan zoo goed begrijpen hoe men in de antieke wereld, en nog bij de Chineezen, zeer veel gewicht hechtte aan ongelukkige en gelukkige dagen. ▫ Gister was zoo'n dag waarin ik voelde de macht van het mij vijandelijke. Ik word dan bang gemaakt, beleedigd, in de engte gedreven. Dingen die schijnbaar geheel onafhankelijk zijn van elkaar. De balans van de Eendracht over 1905 waaruit wellicht blijkt dat er enorm gestolen moet zijn. De angst en onzekerheid daardoor. Een kritiek over Johannes in de Cape Times, die zonder twijfel onder invloed staat van Hollandsche socialistische meeningen. Gemeene beleedigingen in een spotblad. Een concert van Julia Culp dat mij teleurstelde, omdat het vervelende muziek was en haar geluid niet voornaam en edel. Van nacht weer wakker liggen uit zorg. Van morgen mijn neus - hoe komen al die dingen zoo precies bij elkaar? Ik lunchte bij Simons en had één prettig ding. Het vooruitzicht om Minnestral voor te lezen morgen. O, de ‘Sehnsucht’ in de woorden: ‘Du bist Orplid, mein Land!’
‘das ferne leuchtet ...’
ik kan het niet lezen zonder tranen. | |||||||||
[pagina 706]
| |||||||||
maandag 5 novemberStormachtig. ▫ De voordracht was erg aangenaam. Het was een mooi gezellig vertrekje en er waren behalve Simons en zijn vrouw en Martha, L. Landry, juffr. Scheltema, de Isaachsens, Van der Horst, Ternooy Apel en van Logchem. Ik las goed, en het werk maakte indruk. Ik ontdekte nog wel een compositiefout, maar die is niet te veranderen. Ik denk het goede gehalte zal de fouten geheel vergoeden. Men zal de opmerkingen wel maken - maar ook in de Faust zijn zonderlinge onwaarschijnlijkheden, waarop niemand let, omdat het innerlijke gehalte overweegt. ▫ Zondag kreeg ik al een brief van van Logchem om het stuk te mogen hebben. Ik kan mij werkelijk niet voorstellen dat hij het er door zou kunnen krijgen. Gisteren wandeling om Haarlem, bezoek bij Betsy Witsen, de orchideeën gezien, toen bij Stoop, daarna bij Giza. Reinout vordert nog niet, alleen in 't hoofd. Het overvloedig materiaal ligt klaar, maar de rechte constructie ontbreekt nog. En de stof is zoo prachtig dat ik ditmaal er alles van maken wil. ▫ Ik vond dit gegeven: het leven van Franciscus van Assisi, een boekje, door Lukas nagelaten en door hem met aanteekeningen voorzien. Dat wordt aan Reinout gegeven, om hem de deugd der armoede te leeren. Niet alleen is de uitwerking geheel verkeerd, maar hij vindt de aanteekeningen die niemand kende en die hem het wezen van zijn oom doen begrijpen. Deze daad is noodlottig, en voert van zelf tot de onthulling van zijns vaders misdaad. ▫ Waarschijnlijk vier bedrijven, het eerste eindigt met het tooneel tusschen Jacob en zijn moeder, het stille spel in bijzijn van den blinden vader. ▫ De bittere haat van Reinout tegen zijn tijd, zijn land, zijn leven, zijn godsdienst. ▫ Het goedige, wat onbeduidende, opgewekte meisje, dat hem toegedacht is, als bruid. | |||||||||
8 novemberIk zou een boek willen schrijven over ‘het Onwaarneembare’. Het is de groote wijsgeerige fout van alle moderne natuurwetenschap, dat ze steeds al het waarneembare uit het waarneembare tracht te verklaren, en er geen rekening mede houdt dat het onwaarneembare zeker tot het waarneembare staat als ∞: 1. ▫ De invoering van het onwaarneembare als reusachtige factor in alle empirische natuurfilosofie is de eerste stap tot een onnoemelijke verheldering. ▫ Zoo is b.v. de hersenmassa slechts het waarneembare deel van de groote onwaarneembare menschelijke psyche. ▫ Zoo is het menschelijk individu slechts het waarneembare blad van de onwaarneembare boom: | |||||||||
[pagina 707]
| |||||||||
het menschenras. ▫ Zoo is ieder dier een waarneembaar deel van het onwaarneembare geheel: de soort. ▫ De invoering van dit begrip zal de dageraad zijn van een nieuwe wetenschap. ▫ En daarmee zal de Significa groeien als het nieuwe werktuig tot onderzoek en communicatie. Gisteren bracht ik Minnestral bij van Logchem en het is niet geheel buitengesloten dat het aangenomen wordt. Van daag at Dr Schoenmakers bij me, en van hem hoorde ik de verbazende mededeeling dat er in de Katholieke kerk een scheiding is ingevoerd tusschen esoterische en exoterische begrippen, zoodat er thans geen geestelijke meer is die b.v. de Paradijsgeschiedenis letterlijk neemt. Maar de menigte mag dit niet weten. En dit geschiedt in alle stilte. ▫ Daarom is het Katholicisme veel beter voor totale regeneratie geschikt dan het Protestantisme. Want dit laatste heeft den Bijbel als blok aan 't been. Bij mijn vrind Sweijs, den effectenmakelaar, hoorde ik dat de tegenwoordige schaarschte en duurte van 't geld en de hooge rente-standaard, het gevolg zijn van de ongehoorde welvaart en weelde in Amerika. De groote bankiershuizen trekken wissels op Europa, zonder dat dit door 't verkeer vereischt wordt, een kunstmatige geld-onttrekking dus, en de Europeesche bankiers moeten dit stoppen. De rente-standaard is zoo hoog (6%) als nog nooit na den oorlog van 1870. Hij voorziet geen spoedige verandering in den toestand. ▫ Nu ik de commercieele beteekenis van het telefoongebruik op de Eendracht leer kennen, en daarbij weet dat de koopman in Amerika alles telefonisch doet, nu verklaar ik die welvaart voor een groot deel daardoor. ▫ De telefoon is als een enorme verfijning en versnelling van het zenuwleven der maatschappij, het is als een nieuw zenuwstelsel. In het groote stadslijf vliegen de gedachten over en weer met een tevoren volstrekt ondenkbare snelheid en preciesheid. Dat veroorzaakt een enorme verhooging van activiteit en levens-intensiteit. Daardoor administratieve bezuiniging, beter organisatie, hooger productiviteit. | |||||||||
vrijdag 16 novemberEen week met veel emotie achter den rug. Zaterdag Wagneravond, Walküre. Een mooie herinnering van sommige brokken, vooral 't laatst van 't tweede bedrijf, de strijd op de rotsen, de godenschimmen in den nevel, het rotslandschap met muziek zonder personen. De muziek zeer bekorend zoodat ze veel doet verdragen. Het genre blijft natuurlijk voor mij even verkeerd - maar ik zie meer en meer de mogelijkheid van iets | |||||||||
[pagina 708]
| |||||||||
waarlijk prachtigs en zuivers. ▫ Als ik maar eerst geloofd word, en men mijn aanwijzingen volgt, wat zal ik ze prachtigs te zien en te hooren geven! Men kan technisch zoo veel. Dinsdag een beroerde dag - het oude zorggevoel kwam terug, door een vergissing van Emons, en ik was diep verslagen en sliep slecht. Vooral begreep ik wat het zou zijn als mijn vertrouwen in hem geschokt werd. Ik bereidde mij reeds geheel voor op de débacle. ▫ Den volgenden dag leefde ik echter weer op, ik nam flinke maatregelen, en nu voel ik alsof de débacle steeds minder en minder waarschijnlijk wordt, als een rots in zee waar men langs zeilt. Emons was rustig en vol moed. Woensdag met Giza bij Carré met de van Haarlem's. Een prettige avond, en Giza is een flinke, karaktervolle vrouw. Ze zeide hoe gelukkig het leven van Variété-artisten eigenlijk is, ze zou er gaarne weer naar terug. Ik hoorde van het goedige echtpaar Van Haarlem ook veel interessants over het artisten leven. Mooie vlinder-dans van Ida Tuller. En ongeloofelijk kranige jongleurs met groote verzilverde flesschen, in avondtoilet. Giza was boos op Verwey, en zeide naar hem toe te zullen gaan. Ze smeekte me niet uit de Beweging te gaan, ze vond mij de grootste onder mijn tijdgenooten en zonder mij kwam er niets van terecht. Ik zei: ‘dat moet je dan maar aan Verwey zeggen, ik kan het niet doen.’ ‘Ja dat zal ik ook’ zei ze, ‘zeker!’ Vandaag een gansche dag op 't kantoor. Niet onaangenaam. Dinsdag bij de Gijzelaar. Die moeten over Minnestral beslissen! och arm. Het ‘onwaarneembare’ alleen kan de periodieke levensverschijnselen verklaren, die zich b.v. bij dieren als bijen openbaren, het willen zwermen in een bepaalde maand. Want geen werkbij leeft een vol jaar. ▫ Ook het ontkiemen en bloeien van planten op bepaalde tijden van den zomer. En ook bij menschen zijn er periodieke stroomingen en bewegingen waarvan het individu niets begrijpt en die uit het individu niet verklaard kunnen worden. ▫ 't Duidelijkst is 't bij insecten. Vlinders, die een jaar overslaan met uitkomen. | |||||||||
[pagina 709]
| |||||||||
maandag 19 novemberGister avond zag ik Nora. Paul was met me. ▫ Het was het eerste stuk van Ibsen dat ik zag, en ik dacht: zijn dát nu stukken die iemand tegenwoordig wereldvermaard maken. Dan is 't wel treurig gesteld. ▫ Waar is de groote dramatische strooming, de groote gedachte, de geweldige noodwendigheid, het algemeen menschelijke, de aangrijpende dramatische aandoening, de breede harmonische structuur? ▫ Niets, niets van dat alles. Het is zorgvuldig handig in elkaar gezet, kunstig, met veel hoofdbreken zoo bedacht, met allerlei effectjes - brievenbus-dramatiek. ▫ Men kan er van zeggen dat het niet vervelend is, dat het aardig bedacht is, als men niet te nauw kijkt. En eindelijk dat er aan 't eind een kleine beweging komt die op een weinig verheffing lijkt. Het is als een mager stroompje water dat met veel kunstige dammetjes en holletjes eindelijk tot een klein watervalletje wordt gebracht. ▫ Maar een enkel dammetje minder, b.v. een gat in de brievenbus en waar blijft het heele stuk? ▫ En hoe doorzichtig is de heele kunstmatige opzet. Die doodzieke vader, die niet genoeg nalaat om de schuld te delgen, en toch als borg moet dienen. Die verloopen klerk die 5000 kronen uitleent. Dat totaal onbegrijpelijke en onnoodige stilzwijgen van die vrouw omdat anders 't effect gemankeerd zou zijn. En waar zulke stukken ‘wereldlitteratuur’ heeten, daar wordt ‘de Zendeling’ geweigerd!! ▫ De Zendeling waar ten minste een groote gedachte, een machtige situatie, een diepe algemeen menschelijke grond in is. ▫ De man uit den vreemde die blind en goedmoedig onverstandig een heldenrol onderneemt, plotseling verbijsterd terugstuit op de onverwachte beroepsstrengheid van zijn vader, onder de ongewone verantwoording voor de duizend arm-gemaakte gezinnen bezwijkt, en in zijn val van den bedreigden vijand de genadestoot krijgt ... dat is toch iets meer. Daarin spelen geen brievenbussen en sleuteltjes mede. ▫ Als ik aan Reinout van Gelder denk, dan voel ik dat ik dat stuk op honderd verschillende wijzen kon schrijven en ineenzetten, zonder de groote gedachte er van te veranderen. Die gedachte, en daarmee de dramatische gang, hangt niet van details af. In Nora drijft alles op kleinigheden. ▫ Ik aarzel nog om te beginnen. Menger is terug. Maar door het stakinkje blijf ik nog meer in Amsterdam op 't kantoor. Anders verdween ik weer in mijn poëtisch werk. | |||||||||
[pagina 710]
| |||||||||
woensdag 21 novemberIk voel weer de eigenaardige beklemming die aan 't schrijven van een groot werk voorafgaat. ▫ Ik herken dat gevoel nu beter en daarom verdraag ik het beter, het verheugt mij zelfs, omdat ik weet wat komen gaat. De commercieele beslommeringen worden nu ondragelijk, en het zal dan ook niet lang duren of ik onttrek me weer. Maar daarmede verdwijnt ook de zorg. Want wat ik doen ga voel ik als veel gewichtiger, dus bekommert mij die zaken-zorg minder. Laat maar gebeuren wat gebeuren wil, als ik maar een rustig hoekje heb om mijn werk te maken, en een goed bed, dan heb ik het voornaamste. Gisteren is Anna Fles begraven. Martha ging er heen, en het was mooi. Ik hield van haar, hoewel we tweemalen van elkaar vervreemd zijn, eens door Betsy, en eens door Bertha. Maar ze waardeerde mij ten slotte toch en ik haar evenzeer. ▫ Het doet mij leed dat ik haar nog niet éénmaal voor haar dood vertrouwelijk heb kunnen spreken. ▫ Maar ach! er blijft zooveel onopgelost en onafgedaan bij ons leven. | |||||||||
maandag 26 novemberStil, nevelig, grauw. ▫ Ik word steeds onrustiger om weg te komen. Ik denk over Brussel. Vandaag stuurde Jules de Gijselaar Minnestral weerom. Hij vond het ongeschikt voor de planken. Goeie God, dat zulke menschen moeten rechteren over zulk werk!! Des te meer haast maak ik om weg te komen. Zondag zag ik Petite Amie van Brieux. Knap werk. Veel beter dan Nora. Het spel was ook veel beter. Alleen het laatste bedrijf was zwak. Ik zag het aankomen, ik zei: dat moet zakken! En het was ook zoo. Ik lees Schiller's ‘Aesthetische Briefe’. Wat hij over zijn tijd en de toenmalige cultuur zei, dat alles past in honderdvoud versterkte mate op de onze. Hij zou sidderen en ontzet zijn geweest als hij deze climax had kunnen voorzien. Het is vreeselijk. ▫ God geve mij kracht om op deze geweldige tijd met even geweldige weerklank te antwoorden. Te weerstaan, met een Schiller-natuur, in dezen maalstroom, die alles overstelpt wat op zijn schoonheid lijkt. | |||||||||
[pagina 711]
| |||||||||
zaterdag 1 decemberMooie maannacht. Geduldig! Geduld! Geduld! Ik kan nog niet weg. Het nieuwe magazijn is geopend. Ik sprak met de directie van de Tooneelvereeniging, vandaag met den redacteur van het Nieuws van den Dag, Easton. Ik moet nog uithouden, - misschien over acht dagen naar Brussel. Ik was bij Betsy. O hoe veel edeler en fijner ziel toch dan Martha. En wat de hoofdzaak is ... zij stijgt, veredelt, verruimt, Martha helaas! andersom. En toch voel ik: arme, goeie Martje! | |||||||||
donderdag 6 decemberGister avond onweer, steeds regen en zoel stormachtig weer. ▫ Onrust iets bedaard, vooral omdat ik Maandag wegga. Brief van Ida Bäckmann. Een origineel en merkwaardig persoon - maar decadent! Ze was ‘ganz bezaubert’ door de Zendeling. Gister begreep ik de figuur van Ermgard/ Reinald's verloofde. Beiden zijn ridderlijke romantische zielen in onzen tijd. | |||||||||
zaterdag 8 decemberEindelijk vorst. ▫ Het koude weer werkt op mij met tal van kleine, naargeestige stemminkjes, snel-wisselend. Misschien ook door wat verkoudheid. Het is niet aangenaam. De dingen worden kleurloos, naargeestig. Gister besprak ik bij Willem Hutschenruyter zijn fraai plan tot een Beethoventempel op 't duin bij Bloemendaal. Ik zag het mooie ontwerp van Berlage. 's Avonds at ik bij Willem Vogelsang. Wij spraken over Oldach en ik beloofde mijn gedicht op hem te sturen. Vogelsang vertelde ook dat André Jolles een drama had gemaakt, en dat hij van de lui van '80 mij nog 't meest bleef waardeeren. Omdat ik de beste hersenen had, zei hij. ▫ Ik vertrouw dit alles zeer weinig. ▫ Met Verwey heb ik nu gebroken. Jammer. Maar Verwey heeft ook stupide gehandeld. | |||||||||
[pagina 712]
| |||||||||
Het weggaan was droevig en naargeestig, de nacht slecht, de reis langsaam beterend, maar ik ben er nog niet uit. De opluchting moet nog komen. Ik moest met groote teederheid aan mijn liefste denken. Haar toewijding, haar edele en vurige liefde is zooiets moois en zuivers dat ik mij schaam er mij voor te moeten schamen. Het is zulk een reine, kinderlijk-naïeve en volkomen liefde, dat iedere uiting er van aandoenlijk is en roerend. Ik waardeer het waarlijk, maar ik voel mijzelf als onwaardig. Nu ik dit steeds dieper en dieper als zoo mooi en goed ga zien, zal ik dan eindelijk niet de zekerheid voelen van den weg dien ik gaan moet? Op reis leek Schwalbach, met zijn heerlijke zomerweelde, nu wel de mooiste levenstijd. En ik had het bekende bezwaarde gevoel, dat mij gewoonlijk overkomt als ik zoo voor eigen voldoening op reis ga. Maar dat is verkeerd, ik voel dat ik goed doe. Het doet mij goed mij hier geheel onbekend en vreemd te gevoelen in een drukke wereld. In dit hotel ben ik een nummer, niets meer. Den ganschen dag ben ik goddank aan eigen gedachten overgelaten, en ik heb ongestoord tijd, ook onder de maaltijden/ om over de groote raadselen te denken. ▫ Ik zal de raadselen niet meer met termen benaderen, maar met levende gestalten. Dat is werkdadiger. Ik las Mörike in den trein. Er zijn vele gedichten zoo mooi als Goethe's beste. Ver boven Heine. ▫ Maar ik voel iets hinderlijks door zijn humor, zijn kleine domineesliefhebberijtjes en grapjes. Zijn papa-natuur, in een dichter met zijn genie, staat mij tegen. Hij was geen strijdbaar man/ geen groot heldenkarakter, geen Schiller, geen Hebbel - daarom was hij ook geen groot dichter. Toch een echt poëtisch genie. ▫ Maar de arme Hölderlin, met zijn lange waanzin, is mij dierbaarder. En het is alsof ik zijn tragisch leven hooger stel dan het betrekkelijk genoegelijk, maar flauw uitbloeiende bestaan van Mörike. Ik dacht nog over de domme Verwey. Hij heeft wat men noemt, een strop gekocht. Hij was lekker met de medewerking van van der Goes, die hem eerst had aangevallen, en hij dacht nu allen zoowat onder zijn hoedje te vangen. En nu is hij mij voor goed kwijt, en zit met de langdradige van der Goes. Wat'n strop! ▫ Hij is ook onoprecht, want hij weigerde een stuk tegen van der Goes, onder voorwendsel van geen discussies uit te willen lokken. En mij noodigt hij uit tegen van der Goes te gaan debatteeren. ▫ Zijn onderteekening ‘met waardeering en toegenegenheid’ toont hoe hij er mee in zat en mij weer wilde winnen. Hij is niet betrouwbaar, en het lucht mij op dat ik voor goed van hem af ben. ▫ Eigenlijk vind ik zijn heele houding verachtelijk en laag. Zonder begrip van edelzin. | |||||||||
[pagina 713]
| |||||||||
woensdagmorgen 12 decemberEen vrij goede nacht, volkomen tot rust tegen den morgen. De dag laat zich mooi aanzien. Ik zit nog op de hotelkamer en voel mij in goede conditie om te werken. Maar nu vraagt Mirauer mij te logeeren en ik heb het aangenomen. Als het daar maar goed gaat. Ik droomde over Else - of het was geen droom maar voorgevoelens, dat ze hier in vele vijandelijke machten is, en dat ze weg moet. Ik was vanmiddag bij Wertheim in het groote waren-paleis. Ik schat dat er minstens 5000 menschen binnen waren aan 't koopen, misschien wel 10.000. Millioenen gaan er wekelijks om. ▫ Ik begreep de werking van de weelde, de goede werking. Ik zie dat het eerst het vrouwentype verfijnt en verfraait. Natuurlijk, want de rijke man zoekt niet meer een leelijke rijke, maar vooral een mooie, zwierige vrouw. ▫ In een paar geslachten van zoodanige welvaart is 't gansche type veranderd. ▫ Van vergeestelijking is nog geen sprake. Het vergeestelijkte type ziet men in 't theater, bij sommige moderne stukken. Dat type is nog zwak, spoedig gedegenereerd. Dat zal eerst veel later ontstaan als weelde voor ieder bereikbaar is, en geen jacht meer vereischt. Als er vrijheid is, zooals Schiller die bedoelde. ▫ Maar nu reeds doet de weelde zijn heilrijk werk. De hoofdzaak is dat ze gelijkmatig (rechtvaardig) worde verspreid. De onbegrensde weelde verderft altijd. De verdediging van de weelde door Reinald. Hoe spoedig went het geslacht aan de meest verbazende veranderingen. De kalme gezichten van al die menschen in dat prachtgebouw te midden van die wonderen waarvan men voor honderd jaar niet droomen kon, waar zelfs de grootsch aangelegde Romeinen verstomd zouden gestaan hebben. Ze waren er al volkomen aan gewend en in thuis. ▫ Kleine Jeantje Vogelsang, vier jaren oud die een prent zag van een paardentram, en uitriep: ‘hé, een paard voor een tram? Kan die tram niet alleen?’ | |||||||||
donderdag 13 decemberBij Mirauer. ▫ Zooals ik wel vreesde vind ik het nog geen verbetering. Het huis is weelderig, maar veel somberder dan 't hotel. Een donkere kamer, achter dubbele ramen, en dan nog een leege naakte serre, en dan stadstuintjes en huizenachterkanten. Mijn gastvrouw die me onophoudelijk met haar goede zorgen vervolgt. Maaltijden waarbij ik converseeren moet. Enfin. ▫ Ik sliep slecht en onderging de slechte invloeden van de kamer | |||||||||
[pagina 714]
| |||||||||
aant.
Hier een eigenaardig soort weelde. Kostbare meubels, groote kamers, en toch eigenlijk een afwezigheid van alles wat het leven blij en fleurig maakt. Omslachtige inrichtingen en toch geen eigenlijk comfort. Geen frissche lucht, geen licht, geen gelegenheid tot goede huidcultuur en hygiëne. ▫ Dat kunnen de Engelschen beter. ▫ Ik moest denken aan het prachtige Pezzolipaleis in Milaan, waar een toiletkamer was, zonder eenig licht, zoodat de graaf als hij overdag zijn handen wou wasschen dat moest doen bij zijn smeerkaarsjes. ▫ Dan verstonden Grieken en Romeinen de weelde beter. En nu, nu we zooveel meer kunnen. Het gaat beroerd, zooals ik vreesde. Ik verkleum in de groote kamers. Er is saaiheid in het tikken van pendules, in de beroerde huizen achterkanten. Ik kijk wezenloos op de enkele bladzij die ik schreef. Ik wou dat ik weer in mijn hotel zat, maar nu kan ik niet meer weg, helaas! Ik schreef nog niet over de Walden-vergadering van Zondag, waarin ze hun eenige uitkomst, de directie van Methöfer, afstootten uit beginselvastheid zoogenaamd, om geen hooger salaris te geven. De rede van Kaayk die dat beginsel verdedigde vond instemming, - maar men bemerkte dat er afgunst eigenlijk achter school. Het merkwaardige is dit, dat ze vooral vasthielden aan mijn pleidooi voor een maximum loon. Dat maximum loon wilden ze niet aannemen of vast-stellen vroeger, omdat het tegen hun vrijheid streed. Nu er een afwijking van dat loon dringend noodig is voor hun bestaan en het welslagen der zaak, nu beroepen ze zich op het maximum loon. ▫ Nu is de zaak beslist en moeten ze er af. Het deed mij eigenlijk genoegen. | |||||||||
vrijdag 14 decemberIk sliep weer slecht en besloot eindelijk het sombere huis te ontvluchten. Van morgen wandelde ik naar 't hotel en bestelde weer een kamer. Nu ben ik weer geheel opgeruimd en tevreden. Ik schreef een brief aan Mirauer die ik zal achterlaten, ik vertrek als ze uit is. Gister avond zag ik ‘das Wintermärchen’ en genoot zooals ik maar zelden genoten heb. De tranen liepen mij langs 't gezicht. Dat is mijn liefste kunst, een concert van schoone kunsten. Ik was geheel verhelderd en gesterkt. Schoone menschen, schoone gewaden, fraaie tafereelen, kernige woorden en lieflijke muziek. En het echt komische en het echt dramatische in edele harmonie en evenwicht. | |||||||||
[pagina 715]
| |||||||||
zaterdag 15 decemberEen dag en nacht die mij heugen zal. Wist ik maar de beteekenis, de waarachtige beteekenis van het vreemde wat mij overkomt. Hoever is 't inbeelding, hoever waarlijk beteekenisvol? Achter alles schuilt toch gedachte, bedoeling, toeleg, overleg ... o woorden, woorden met vagen zin, wanneer komt er klaarheid? ▫ Ik ontvluchtte het sombere huis als een dief of moordenaar, gebruik makend van een uur dat de gastvrouw weg was om mijn koffer te pakken en een rijtuig te halen. ▫ De toedracht in mijn ziel was allermerkwaardigst. De daad zelf maakte me nerveus, in 't hotel had ik een weinig hartzeer en spijt om de goedheid en gastvrijheid die ik achterliet en verwisselde voor de hartelooze hotel-vrijheid. ▫ Toen was ik bij Else Otten op 't thee-uur en werd opgewekt en sprak vroolijk en verruimd over 't geval. Bij Mirauer vond ik haar aandoenlijken brief waarin ze mij vergeving vraagt voor de mij bezorgde onaangenaamheid en mij verzoekt haar te vergeten. Daarop zag ik Hedda Gabler. En dat pakte mij aan. Geweldig. Maar zooals een wild beest aanpakt, mij verschrikkend en tot hevig verweer dwingend. ▫ Het is, geloof ik, door en door slecht werk. Maar het is zoo bekwaam en met zulk een duivelsche toewijding gemaakt dat het den echten kunstenaar tegelijk doet gruwen en ontmoedigt. ▫ In Nora ondervond ik iets dergelijks. Maar dat zag ik nog zonder vrees, minachtend en schouderophalend. Daar durf ik wel tegen op. ▫ Maar het stuk Nora, slecht gespeeld in Amsterdam, was een miezerige, halfdoode kat. Hedda Gabler, meesterlijk gespeeld in Berlijn, was een levende tijger. ▫ Ik voelde mij verontwaardigd, maar ook verslagen en verschrikt. Moet ik daar tegen op? Moet ik concurreeren met die theaterkunstjes, met die speculatie op een gedegenereerd publiek? Moet ik ook streken gaan bedenken met verloren manuscripten, juist op tijd stervende tantes, moet ik dramatiek gaan zoeken in societeitsheeren en professors? Dat kan ik niet. Zulke draadjes kan ik niet knoopen. Omdat ik het niet wil. Naar huis gaand was ik geheel kleinmoedig en neerslachtig. Ik vond mijn weggaan van Mirauer's huis dwaas en geheel onnoodig. Een malle gril die ik berouwen zal. ▫ Let wel op die gemoeds-wending, als gevolg van het zien van Ibsen's slechte kunst. ▫ En nog sterker. Ik sliep spoedig in op mijn hotelkamertje. Maar ik droomde de afschuwelijkste sensatie die ik ooit gedroomd heb. En wel deze dat ik absoluut arm en broodeloos was, en dat ik iedere cent, alles wat ik nog had gestolen had, en dat er niets meer voor me | |||||||||
[pagina 716]
| |||||||||
te krijgen was dan door diefstal. En de situatie was een grauw en donker wintersch moeras, met slijk en stronken, en een wanhopig ademloos jagen zonder hoop, een hijgend benauwd zwoegen zonder de minste kans op redding, en het gevoel van schuld, al zwaarder schuld. En zeer vaag de gedachte aan de goede weldoenster die ik had afgestooten. Ik werd wakker, en peinsde over dien droom. En ik voelde het verband, Ibsen's kunst, mijn eigene, bestemd die te bestrijden en te vervangen. De droom, het woedende demonen-werk, gebruik makend van elke weifeling, elke zwakte die ik toon. Mijn vijand mij fel en met duivelsch overleg en duivelsche macht aantastend waar ik mij bloot gaf. En dit besef, de verschrikkelijke grootte van mijn taak en het gevoel van mijn broos bestaan en mijn teere ziel greep mij zoo aan dat ik snikte, zooals ik nooit 's nachts geschreid heb. ▫ En nu ik 't neerschrijf schrei ik weer. ▫ Het spreekt van zelf dat de werklust, het vertrouwen in mijn scheppingsvermogen, het vreugdevolle dicht-gevoel totaal verdoofd was. Zoozeer dat ik mijn nieuwe werk vooreerst maar wil staken, en ik een artikel ga schrijven over wat ik gezien heb. Nu, heden morgen, zit ik rustig op mijn hotelkamer en het evenwicht herstelt zich. Mijn slaap bleef slecht, hoewel ik mij voldoende uitgerust voel, en physiek volkomen wel en behagelijk. Maar de booze invloeden zijn niet overwonnen. Het is beslist goed geweest dat ik het sombere huis verliet. Dáár kon ik mijn levensvlam niet helder houden. Maar het was toch een vlucht, een nederlaag. Ik schreef een langen brief aan Mirauer. Ik sprak Jenni Hamburger, die mijn secretaresse worden wil. | |||||||||
maandag 17 decemberVolkomen herstel van evenwicht. Een nacht met tien uren slaap. Daarin de bekende gunstige droomen. Wel geen helderheid, maar een zeer duidelijke en begrijpelijke symboliek. Ditmaal weer een wedstrijd, evenals de gruwelijke wedloop Zaterdag. Maar ditmaal snel en zwevend en onder leiding van een goed vriend (Kahane). Wij maakten een grooten omweg, naar 't Noorden, we zweefden over de duinen, een ontmoeting hadden we die gevaarlijk worden kon, een rijtuig met fraaie luxepaarden, maar ik vatte de paarden en mende ze behendig, en de overwinning was zeker. De beelden zijn niet duidelijker, maar de innerlijke sensatie liet geen twijfel. Maar nu een gewichtige wending. Ik weet thans zeker dat mijn heengaan bij Mirauer werkelijk een dwaasheid was. Ik ben daar bang gemaakt, en | |||||||||
[pagina 717]
| |||||||||
een leelijke streek van mijn demonen-vijanden is hen geheel geslaagd. Ik voel nu dat als ik gebleven was de onrust zou zijn bedaard, ik aan alles zou gewend zijn, en ik mijn goede vriendin niet noodeloos had behoeven te grieven en te vervreemden. Zij is een edele vrouw. Zij blijft fier op haar stuk en wil mij niet meer zien. Dat waardeer ik in haar. Zij toont niet de semietische inschikkelijkheid. Ik zal echter boete blijven doen tot ze me vergeeft. Ik wil mij nu wel vernederen, voor haar, omdat ik werkelijk laf en zwak gehandeld heb. Zaterdag avond zag ik Ruth St Denis haar mooie dansen dansen. Toch van minder hoog allooi dan Duncan. Maar van meer natuurlijke echtheid. Gister schreef ik mijn laatste artikel aan Cornelissen. Ik schreef ook een artikel over Wintermärchen en Hedda Gabler. Else vertaalde 't. Ik at bij de Oosterzee's, een vroolijk Kerstdineetje, met eenige vriendinnen en Koch de journalist. ▫ 's Avonds reden wij per auto naar Kahane. De inkomst in het gezin was betooverend. Een teer, bleek vrouwtje met een innig lief en zacht gezicht. Twee lieve, intelligente kinderen van vier en twee jaren. Die mochten de bezoekers afwachten. De jongste, een krullebol van twee en een half, met een engelengezichtje, nam mij parmantig bij de hand, en zei: ‘van Eeden, mit nach Nietzsche’. En hij bracht mij voor de buste van Nietzsche, die peinzend staarde over zijn geweldigen knevel. Daar begon het kind een kopje over te buitelen, bij wijze van huldiging, zoodat ik tranen lachen moest, om de malle vertooning. Toen ravotten de kinderen nog in hun nachtponnetjes, en speelden kiekeboe door de ponnetjes over hun hoofd te gooien, zoodat hun naakte lijfjes er potsierlijk en lief onder te voorschijn kwamen. Wij praatten druk tot 12 uur 's nachts en ik las stukken uit Minnestral. ▫ Kahane zei twee dingen, die 't meeste indruk op mij maakten. ▫ Vooreerst dat hij 't beslist noodig achtte voor een dichter van wereldbeteekenis zooals ik, om een paar jaar in Berlijn door te brengen. ▫ Ten tweede dat hij nog nooit een dichter of een mensch in de wereld had ontmoet van mijn naïeveteit. En dat hij juist daarom van mijn verblijf in Berlijn de allergrootste uitwerking verwachtte, om de frischheid van mijn inzichten en gevoelens. ▫ Ik voel dat hij - altijd de onvoldoende kracht van taal en uitdrukking in aanmerking genomen - in beide zaken gelijk heeft. ▫ De hoofdvraag is nu hoe zal ik het verwerkelijken? ▫ Dat ik in hem een vriend en een steun zal vinden is zeker. Ook dat mij zeker nergens mooier toekomst en wijder arbeidsveld wacht dan hier. Minnestral scheen hem goed. Zijn vrouw begon reeds de rollen te verdeelen. ▫ O de heerlijkheid, vrij uiting te kunnen | |||||||||
[pagina 718]
| |||||||||
aant.
Een slecht ding is, dat Else's gezondheid zwak is. Ik hoorde daar slechte berichten over. Ik heb haar medewerking hard noodig en ik houd meer en meer van haar. Kahane beval aan Pfitzner voor de muziekale illustratie van mijn drama's. Kahane is een Oostenrijksche jood. In hem die buitengewone ontfankelijkheid, intelligentie, dat flair, die wereld-wijsheid die zich overal weet aan te passen, dat absolute tegenovergestelde van naïeveteit, die tegelijk de joden en de Oostenrijkers - zoover ik ze ken - kenmerkt. ▫ In 't ongunstige vindt men zulk type b.v. bij den Londenschen charlatan Emil Reich, en bij Lothar. Bij Kahane is hetzelfde in 't gunstige. Hij is fijn, gevoelig, met een warme, diepere menschelijkheid. ▫ Toch voel ik nog alsof zijn belangstelling in mij meer het curiosum geldt, de merkwaardige en wellicht succesvolle dichter - als wel de hem persoonlijk sympathische en dierbare natuur. Misschien doe ik hem onrecht. Zijn woord was toch: ‘wo ich so liebe’. ▫ Merkwaardig dat hier ook weer Joden 't meest aan mij gelegen laten liggen. Mirauer, Kahane. Johan zou er van schrikken. ▫ Gelukkig dat Lady Welby er ook nog is. | |||||||||
dinsdag 18 decemberGister avond Frühlings-Erwachen gezien. Het is een door en door slecht dramatisch werk, maar vol aanduidingen van een mooi/ gevoelig, geestig en begaafd mensch. ▫ Dit werk ziende kwam ik tot deze overtuiging dat Hebbels sentiment ‘die Welt eine Wunde Gottes’ ook nog door Wedekind gevoeld wordt. Maar dat het zekere gevoel ‘eine heilende Wunde’ alleen nog maar bij mij aanwezig is. Vandaar mijn afkeer van al deze stukken, en mijn diep besef van de zwaarte van mijn taak, en het gewicht. Ik weifel nog over Reinald. En dat is maar goed. De rechte, geïnspireerde conceptie, die alles in eens samensmelt moet nog komen. Ik ben door het zien van de stukken hier een weinig afgeleid. ▫ Maar nu weet ik toch weer zeker, dat ik krachtig front maak er tegenover en niet transigeer. Voor mij geen brievenbusdramatiek. | |||||||||
[pagina 719]
| |||||||||
Liebe Lise over Nora: ‘Und wenn der Briefkasten nun ein Loch hat?
Lieber Henrik? lieber Henrik?’
over Hedda Gabler: ‘Und wenn die Schrift nun Copie hat?
Lieber Henrik? lieber Henrik?’
Die frageselige Lise an Ibsen. De zwarte man. De kwestie der spookverschijningen door het geheele stuk. Reinald intrigeerend, den vader telkens doodelijk beklemmend, hoewel hij 't ver loochent. ▫ Alles in 't stuk moet schoonheid hebben. Het hartstochtelijk liefhebbende meisje. De eerwaardige stroeve blinde grootvader, in een kostuum zooals Wagner droeg. De sombere, beklemde vader. ▫ Het tennisveld. Het weelderige huis, met de maskerade vertooning. Later de vestibule. Eindelijk ergens buiten. ▫ Ik wil de nuchtere leelijke menschen van onzen tijd schoonheid geven. Zooals Rembrandt schoonheid gaf aan het burger meisje in ‘de Nachtwacht’. | |||||||||
woensdag 19 decemberGister avond half tien naar bed, geslapen tot van morgen half negen. Van morgen geheel frais et dispos, met een heerlijk gevoel van overtuiging en kracht. Dank, mijn God! Ik schreef gisteren een langen brief over Frühlings-Erwachen aan Kahane. Tamelijk scherp. Maar op Else's raad stuurde ik hem niet. Kahane is zeer met het stuk ingenomen, en het zou niet wijs zijn hem nu wellicht te grieven. Ik copiëerde den briefen schreef een anderen. Gelukkig zocht Mirauer mij in 't hotel op en verzoende ik mij met de goede, lieve vrouw. Ik sprak af dat ik in 't voorjaar direct bij haar in huis zou komen, en van daar uit naar een woning zoeken in een voorstad. Nu moed! om energiek door te tasten. ▫ weet Ik toch immers, dat ik op deze wijze alleen goed en zedelijk handel. ▫ Ik weet toch immers dat het leven in Holland slecht voor mij is, slecht voor mijn kunst, slecht voor mijn moraal, slecht voor mijn beste zieleleven. ▫ Ik weet toch immers dat het voor geen waarlijk rechtvaardige moreele rechtbank veroordeeld kan worden als ik, nog betrekkelijk jong, weder hertrouw, nadat mijn vrouw al bijna 15 jaren mijn vrouw niet meer is geweest. ▫ Ik weet toch dat ik op die manier aan waarachtige moraliteit win, wat ik aan schijnbare moraliteit zou verliezen. ▫ Ik weet toch ook dat ik een groote taak heb te vervullen, dat | |||||||||
[pagina 720]
| |||||||||
aant.
| |||||||||
donderdag 20 decemberNooit heb ik zoo zeer behoefte gehad aan een helderen droom, een droom waarin ik bidden kan, als nu. Ze gaven mij altijd sterkte, ze wezen mij altijd juist. Nu sta ik voor een groote beslissing, de allergrootste wel van mijn leven. ▫ Eenmaal nog heb ik zulk een besluit doorgezet toen ik op Walden ging wonen. Ik heb daar zeker geen berouw van. Maar ik handelde toen toch min of meer roekeloos, impulsief, zooals ik niet weer zou willen doen. Ik bedoel dat het toen het wijsste was wat ik doen kon, omdat ik wijzer worden moest. ▫ Maar nu ben ik zooveel wijzer en moet bedachtsamer handelen. ▫ Ik ga een schijn verbreken die ik jaren lang heb opgehouden. Ik zal ook zeker, hoe voorzichtig en geleidelijk en zonder ophef ik te werk ga, veel praatjes uitlokken, en veel menschen verdriet doen en teleurstellen. Martha misschien ook. ▫ Nu de stemming eenigszins te mijnen gunste keert, zal ik die misschien weer geheel voor mij bederven. ▫ En toch ... en toch ... en toch ... ▫ Het is de eenige weg, het is de goede, eerlijke, zuivere, rechtvaardige weg. ▫ Ik heb zooveel gezondigd, zooveel onwaarheid en schijn verdragen, zelfs versterkt - ik ben nu 46 jaar, is het niet tijd? ▫ Is het zelfs niet de hoogste tijd? Geef mij kracht, geef mij kracht, God, ook voor die menschen. Ik was gister bij Schuster, en vertelde hem de geschiedenis van Hedwig uit de Koele Meren. Hij zal het boek in 1907 uitgeven. Ik heb Else Otten alles verteld. Eindelijk aan iemand alles verteld. 's Avonds was ik bij Julia Culp. Royaards was er ook. Er werd veel wijn gedronken. Julia zong een paar mooie liederen, Brahms, Feldeinsamkeit. Dat roerde mij. ▫ Maar de avond, de conversatie-toon, de Duitsche grofheid van den man en zijn vriend, die min of meer schuine aardigheden en ongegeneerde manieren - alles stond mij tegen. ▫ En naar huis gaand, hoorde ik steeds mijn lieve vrouw zingen: ‘Liebster Herr Jesu’/ Aapjes zachte, dierbare stem. En die was mij zooveel dierbaarder dan Julia's prachtgeluid en bekwaamheid. ▫ Zal ik nu ook voortaan, evenals Hebbel, in dit boek | |||||||||
[pagina *37]
| |||||||||
43 Spotprent 1903
| |||||||||
[pagina *38]
| |||||||||
44 Programma, tevens bewijs van toegang.
| |||||||||
[pagina 721]
| |||||||||
aant.
Een brief van Lady W. kwam terechter tijd. Ik zal haar eerst gaan bezoeken. Men maakt mij wantrouwend tegenover Kahane. Alsof zijn toenadering nog niet veel zegt. Else, en Royaards. Maar ik zie toch zeer stellige gunstige symptomen. Ik kan niet helpen goede verwachting te voelen. En zoo niet, welnu! - ik weet wat teleurstelling is. Kl. Johannes komt in Januari al in Amerika uit, met titel ‘the Quest’. In Reinald moet het gesprek tusschen Jacob en zijn moeder voorafgaan, als expositie. | |||||||||
vrijdag 21 decemberDe heldere droom is niet gekomen. Ik ging pas om 2 uur slapen, en sliep onverschillig, tot 9. Van morgen bedroefd en beklemd. Ik zag gisteren een première in 't Deutsche Theater, Ringelspiel van Bahr, en het maakte mij zeer kregel en moedeloos. Het was een slecht stuk zonder eenige krachtige teekening/ zonder actie, zonder spanning. Alleen wat conversatie-tooneeltjes met brutaal-gewaagde frivoliteit, en wat aardige vertooning, zonder eigenlijke stemming. ▫ En dat nemen ze aan! dacht ik. Dat is nu een van die twee of drie moderne stukken, die het zoo uiterst precieuze Deutsche Theater in een seizoen opvoert. En dit stuk heeft alle gebreken, en meer, die Kahane als reden opgaf voor de onopvoerbaarheid van mijn stuk. En het heeft geen van de deugden van mijn stuk, ja heelemaal geen deugden. ▫ Laat Kahane mij nu nog eens van gebreken praten! ▫ Nu begrijp ik waarom men Ibsen zoo hoog stelt. Daar zit ten minste spanning en teekening in, al is 't geen schoonheid. ▫ Ik soupeerde met Jacobson, de Kritiker van de Schaubühne, en Else. Jacobson een kleine, gedegenereerde grootstadsfiguur, eenjoodje, dat mij weinig schelen kon. Maar Else zei dat hij iemand van invloed was. Van morgen een tamelijk beroerde brief van Emons. Nu als de boel kelderen moet, dan in 's hemelsnaam maar spoedig. ▫ Ik kom hier terug, zoodra Minnestral vertaald is. Als Martha wil, en het kan zonder veel ophef en omslag gebeuren, dan wil ik wel scheiden. ▫ De zaligheid om alleen te kunnen zijn met mijn vrouw en mijn gedachten, dat zal tegen alles opwegen. ▫ Als ik maar niet sentimenteel word. Moeder, Hans, - die zullen het verschrikkelijk vinden. Martha | |||||||||
[pagina 722]
| |||||||||
wil misschien wel weer Martha van Vloten worden. Dat is een naam en een figuur. Ik zal echter eerst naar Harrow gaan, en mijn edele Sibylle raadplegen. Morgen terug! - ik verlang naar Eene, en naar de jongens. Maar als een berg zie ik tegen Holland op. Gister at ik in de Lyceum-club met Anna Papritz, frl. Lübers en Else. We hadden een drukke conversatie, over sociale aangelegenheden, en ik vond Papritz een aardige/ zéér intelligente vrouw. ▫ Steyn uit Bern zat er, met zijn mooie dochter. | |||||||||
zondag 23 decemberBussum. Een heerlijke thuiskomst gehad. Bij mijn lieve, lieve vrouw. Ik zit nu in haar kamertje en ze rust naast me. Terwijl ik even te rusten lag, in den namiddag, op haar bed, kwam de gedachte die de geheele Reinald-conceptie voltooit. ▫ Behalve zijn ridderlijkheid en prachtlievendheid heeft hij ook de deernis, die hem alle wereldleed doet voelen en zwaar doet dragen. Eerst dat is het wat hem noodwendig tot vertwijfeling drijft, als hij geen uitzicht heeft op God. ▫ En hij is het, hijzelf, die zonder te weten wie het is, vervolgd wordt door de hallucinatie van zijn oom Lukas. ▫ Ziedaar het cement dat het gansche tot een sterk geheel kan binden. | |||||||||
1e KerstdagHelder weer. Een gezegend kerstfeerst. Ik voel nu dat ik niet meer weifelen of teruggaan zal, welke moeielijkheden zich ook voordoen. ▫ Ik sliep van nacht goed, en had, zooals ik voorzag het begin van een helderen droom. Brieven uit Zweden, uit Amerika. Vooral de laatste was van gewicht. Mrs Erskine Ely die een lezing over me houden gaat op 28 Jan. | |||||||||
vrijdag 28 decemberDikke sneeuw. ▫ Eergisteravond was ik verkouden en wat koortsig. Toen sliep ik wel maar was den heelen nacht vervuld van zulk een totaal onbeschrijfelijke koorts-sensatie, waarvan men niet anders zeggen kan dan dat ze heel duidelijk maar geheel onbeschrijfelijk is. Ieder woord er over is mis. | |||||||||
[pagina 723]
| |||||||||
Het was iets als ware ik versregels. Maar het eigenaardige was dat het een gunstig gevoel was. De versregels werden aangenomen door het theater. Gister wandelde ik door de hooge sneeuw naar Blaricum en sprak met Betsy. Ik was zeer weinig opgewekt. Mijn brooze lichaam, mijn kort bestaan, de mogelijke katastrofe aan de Eendracht, de hardnekkige miskenning door de Hollanders ... alles woog zwaar. Ik snakte om weg te komen. En de weg daarheen was ook al belemmerd. Jacob de Haan wandelde mee, en bleef's avonds. Jolles en Emons waren er ook. Van nacht sliep ik zeer diep en lang. Ik droomde van Lady Welby, die mij herhaaldelijk kuste. En van Methöfer. | |||||||||
zaterdag 29 decemberSneeuw, veel sneeuw, grijze lucht, harde vorst, alles ruig bevroren. ▫ Ik ben nog beroerd van verkoudheid. Mijn ooren suizen en ik hoest. ▫ Gisteravond een gesprek met Emons. En nu is ook dit helaas een feit, dat mijn vertrouwen in zijn beleid geheel verdwenen is. Niet in zijn energie, zijn activiteit, zijn werkkracht - maar wel in zijn bedachtsaamheid, zijn beleid, zijn menschenkennis, zijn juiste blik op personen en toestanden. ▫ Het heeft mij altijd al bevreemd. Het zou een te wonderlijk fenomeen zijn geweest. Zijn ongewone levensloop is ook onvereenigbaar met een nuchter, praktisch verstand. Hij is te goed van vertrouwen, en verzuimt de eenvoudigste maatregelen van voorzorg en voorzichtigheid. Dingen waarvoor ik in mijn beheerstijd beter zorgde. ▫ Daarbij een te groote zelfingenomenheid en te veel zelfvertrouwen. Gewone eigenschap van autodidacten en zich zelf opgewerkt hebbende menschen. ▫ Het gevolg is dat ik nu geen uitkomst meer durf te hopen, en mij geheel voorbereid op een totale débacle. ▫ Dat beteekent natuurlijk een finale nederlaag na de jarenlange strijd, een algemeene triomfkreet van mijn vijanden. Ik zie nu alles storten, Pionier, G.G.B., Walden. En algemeen gehoon. ▫ Maar ik voel er moet een eind aan komen. Ik mag zoo niet langer voortgaan. Ik weet nu dat mijn aangrijpingspunt anders moet wezen. Ik moet bij de geest beginnen. De stof en het leven zijn mijn leering geweest. Maar als ik wil uitwerken, werkdadig zijn, dan moet ik mijn hoogste macht aanwenden, mijn kunst. ▫ Mijn practisch werk had bijtijds kunnen gegrepen worden door geheel bekwamen. Maar dat zou een groot toeval zijn geweest. ▫ En hoe zal het nu gaan? ▫ Ik zie maar één weg. Dat ik de verantwoording en dus ook alle smaad en verne- | |||||||||
[pagina 724]
| |||||||||
dering op me neem. Ik ga weg en het zal heeten dat ik vrouw, kinderen en zaken in den steek heb gelaten. ▫ Dan komt de verontwaardiging los, maar allicht ook de hulp. Mij wil niemand helpen, ook al vraag ik hulp voor anderen. ▫ Maar als ik weg ben, dan helpen de broers Martha en mijn jongens, en dan helpen geldlui misschien de Eendracht. Dat is misschien nog de eenige kans van redding. ▫ Het is navrant, Martha in haar mooie huisje, waar de electrische geleiding wordt gelegd. De beide jongens vroolijk thuis. En ik wetend dat ik hen gauw verlaten zal en dat het heel twijfelachtig zal zijn of er geld genoeg is voor hun studie en Martha's dure huishouding. Ik heb nu f 150000 in de Eendracht zitten, waarvan zeker f 60000 verloren is. ▫ Voor mijn eigen bestaan ben ik niet bang. Ik kan leven wat wat ik verdien, en mijn lieve vrouw heeft ook nog wat. ▫ Maar Martha en de jongens en het gezin Emons! ▫ Wat is zulk een nacht vreeselijk. In het sombere winterweer, met het onlekker gevoelen, en de pijnlijke gedachten. Zoo intensief als het levensgeluk soms is, zoo onduldbaar wordt ook het lijden. Mijn gevoelens worden met den ouderdom fijner en intensiever. Het geluk, op de heuvelen van Schwalbach, brandt me aldoor voor de oogen, verblindend - en de naargeestigheid van dit oogenblik is daarentegen zoo heftig dat ik voel alsof er iets onmogelijks en onhoudbaars geschiedt. Als ik mij afvraag of ik ‘onrecht’ gevoel, dan kan ik niet beamen. Ik krijg de noodwendige gevolgen van verschillende fouten, waarvan ik mij de mogelijkheid altijd voor oogen heb gehouden. Dat voelt niet als onrecht. En dat de andere menschen nu eenmaal niet wijzer en beter zijn, ook dat wist ik. ▫ Als ik niet slaag, is het zeker door hun domheid, maar ook weer door de mijne die hun domheid niet kende of rekende. ▫ Maar in een ding voel ik onrecht: dat ik pijn moet lijden waar ik enkel zuivere gevoelens van genegenheid en liefde voel. Dat er zooveel verdriet schuilt in de botsing tusschen Martha, dejongens en mijn lieve vrouw. Het was in haar huisje ook niet vroolijk, door het kibbelige zusje. | |||||||||
[pagina 725]
| |||||||||
Emons is met Jolles gaan praten over surséance van betaling. Dat is de eerlijkste maatregel. De Maatschappij moet dan twee leden tellen, hij en ik. Na mijn allersomberste voorstelling was dit alweer een kleine verlichting. Ook was ik rustiger in mijn onlekker voelen. Ik kreeg meer het bekende kinder ziekzijn gevoel, als de levensafwisseling voldoende gevonden wordt in het zich physiek wat meer behagelijk voelen dan zooeven, en alle aspiraties van krachtsontwikkeling ophouden. ▫ Maar het is toch een dag die, van den zomer uit gezien, luguber lijken zal, zeer luguber. Paul is hier altijd op zijn slechtst, traag, onvriendelijk. Hij vindt het hier naar. Hans is vroolijk. Ik zie nu, veel duidelijker als vroeger, dat de rechte vroomheid daarna moet streven om juist dit, dit naargeestige en lugubere, te mijden. Het diepgaande, ernstige, blije geluk, waaruit de mooie verzen geboren worden, dat is de dichtste nadering tot God. ▫ Eerst nu weet ik nauwkeurig hoe het mij betaamt te zijn, en ongeveer weet ik wat ik daartoe moet doen. Alle zelfkwelling is verkeerd, het goede is ook het alleraangenaamste, natuurlijk! Dit is zoo eenvoudig in de werkelijkheid, en wat haspelt men er over in allerlei redenaties! ▫ Dat ik het vroeger zoo druk had over abnegatie en renunciatie kwam alleen daardoor dat ik in de vreugden niet had leeren onderscheiden. Dit wordt ook bemoeielijkt door het gebrekkige geheugen. Men acht zich soms beter of gelukkiger, omdat men niet vergelijkt. Dat vergelijken was altijd het instinctieve doel van dit dagboek. Om die vergelijking is het voor ieder gewenscht er een te houden. ▫ Het schijnt mij nu of ik alle levensvragen weer duidelijker begrijp. De vraag wat Kunst is, wat ze doen moet, en waarom ze zoo heilig en goed is. Hoe men op de menschen moet werken. Welk geluk men moet zoeken, en hoe. Al dit lijkt mij nu zoo duidelijk. Maar daarom nog niet gemakkelijk te zeggen. Significa! Nu besluipen mij de echt droefgeestige gedachten. Martha waarmee ik vijfentwintig jaar samen was zal ik nu verlaten. Ik moet denken hoe zij tegen Hans zei, toen hij nog een klein ventje was: ‘moedertjes zieltje droef! moedertjes hartje zwaar!’ en dat was mijn werk. ▫ En nog niet lang geleden schreide ze eens, van somberheid en toen zei ik ‘je moet dan ook wat meer hartelijkheid van mij willen aannemen’ en toen zei ze snikkend ‘ja, dat is goed, dat zal ik ook’. Hoe onuitsprekelijk droevig eindigt dit jaar. Martha heeft er met me over gesproken. Ze vindt alles goed, en zal dit huis voor mij altijd open houden, en ik kom als de jongens er zijn. Van | |||||||||
[pagina 726]
| |||||||||
morgen was ze kalm en niet gedeprimeerd. ▫ Maar men weet bij zulke gesloten naturen als zij nooit wat er in haar omgaat, (door Martha toegevoegd: neen dat weet je niet.) | |||||||||
maandag OudejaarsavondNa een langen nacht slaap was ik van morgen weer in goede conditie, met veerkracht en opgewektheid. Daarmee verandert feitelijk onze moraal. Niet alleen ons moreel, zooals men zegt, maar onze moraal, onze meening over goed en kwaad. En dit heeft een goede reden. Voor een veerkrachtig mensch zijn andere daden goed dan voor een zwak mensch. Aan een opgewekte, veerkrachtige natuur is meer geoorloofd dan aan een slappe, zwaarmoedige. Ik vond de meening terug dat ik goed deed door Truida te trouwen. Martha noch de jongens worden er ongelukkig door. Martha behoudt haar vrije leven, de jongens zullen evengoed mijn steun hebben als te voren. Ze zullen mij niet missen. En Truida red ik van een zekeren dood, en mezelf van geestelijke achteruitgang. ▫ Martha begint de tweede jeugd van de vrouw, de sexelooze jeugd, zij is 49 en gezond en actief, en vol literaire belangen. Als ik maar zorgen kan dat ze geld genoeg heeft. Truida en ik zijn nog juist jong genoeg voor een nieuw gezin. 46 en 33. Ik voel nu alles als in Berlijn, en zoo eindigt dit jaar. ‘De Eendracht’ zal nog een moeielijke tijd hebben, misschien kantelen. Maar er zijn zulke goede krachten aan, de zaak is nu zoo goed georganiseerd, het magazijn Vijzelstraat is werkelijk zoo goed en degelijk, dat de zaak er toch weer boven op komt, daar twijfel ik niet aan. Evenmin twijfel ik aan het succes van Walden, nu Methöfer komt. Met Emons, Methöfer, Menger en Jolles heb ik een staf, waaraan ik wat kan overlaten. (door Martha geschreven: O, dat fatale opschrijven! O, wat een gebrek aan openheid tegenover mij! waarvoor houden jelui mij toch! Als dit huis te duur is blijf ik er niet. Hoe verkeerd is dat vertrouwen in anderen die buiten ons staan in wat ons gezin betreft.)
Het is een bewogen avond. Ik ging naar Truida om haar oudejaar mee te vieren, en Paul ging mee. Ik had in dit boek zitten schrijven en liet het open op mijn tafel voor een half uurtje. Truida zong haar liedjes, het altaartje brandde en Paul was lief en stil, en zei bij 't naar huisgaan dat hij nu alles | |||||||||
[pagina 727]
| |||||||||
beter begreep, en blij was dat Hans niet mee was gegaan. Ik zei dat ik blij was dat hij wèl mee was gegaan. ▫ Thuis vond ik Martha over mijn dagboek en de nevenstaande woorden er in. Ik nam het haar kwalijk. Zij heeft geen recht meer in mijn intieme dingen te snuffelen. Het ‘fatale opschrijven’ is mijn houvast, mijn absoluut noodige en nuttige werk. Het ‘gebrek aan openheid’ is de schuld van haar schuwe en gesloten natuur, die nooit een open gesprek uitlokte of verdroeg zonder zenuwachtigheid of opwinding. En ik voel dat ik tegenover haar schijnbaar geheel in't ongelijk sta, en dat ieder haar zal beklagen en mij verwijten. En wat zij mij nu verwijt is dat ik voor haar verborgen heb gehouden wat zij nu toont niet te kunnen dragen, de geldzorg. Ik weet dat dat het meeste haar verontrust op 't oogenblik. Mag ze mij verwijten dat ik dat alleen wilde dragen? ▫ Nu schreit ze boven en Paul is bij haar en zij wil hem alles vertellen. Maar de goede jongen kan alles niet beoordeelen. Op weg naar Truida, in het dennebosch, kwam de conceptie van Reinalds grootmoeder als de eigenlijke groote heldenfiguur van het stuk. Tot haar voelt de jongen de meeste liefde, in haar leeft de zuiverste menschelijkheid het sterkst, zij geeft de waardigheid en het evenwicht in de botsing der karakters. Zij brengt het licht door de donkere chaos van gevoelens. In het laatste bedrijf als Reinald dood is, de vader alles bekent en Emilie en de Grootvader gebroken zijn, dan komt zij uit als de rechtvaardigste, die niet voor het noodlot terugschikt. Het is een uiterst gewichtig einde van een uiterst gewichtig jaar. Een jaar van bitteren strijd nog, van angst en dwalingen. Maar toch ook van langsame bevrijding. ▫ Wat ik aan 't eind van 't vorige jaar gewonnen had, heb ik vastgehouden. ▫ Als een glanzend lichtpunt staat midden in mijn verblijf in Schwalbach en de schepping van Minnestral. En het vers ‘Op de heuvelen’. ▫ In 't begin van 't jaar ‘de Broeders’ vertaald, ‘de Zendeling’ voltooid. In t laatst Reinald geconcipieerd. ▫ Studies geschreven over ‘poëzie en mathesis’ als een inleiding tot Significa, en ‘Drama en Muziek’ en over ‘Jacques Perk’. Veel zwakheden, veel blindheden nog. Maar ik doe eerlijk mijn best. |
|