Dagboek 1878-1923. Deel 1: 1878-1900
(1971)–Frederik van Eeden– Auteursrechtelijk beschermd[1883]12 januariKerstvacantie voorbij met feestdagen, familievreugde en oudejaar. ▫ Nu ik hier weer in Amsterdam zit voel ik mij bepaald gelukkiger. Ik ben op 't oogenblik zonder werk/ dat wil zeggen mijn Poortje is af en ik ben nog niets nieuws begonnen. Dat geeft mij zulk een ledig gevoel. Maar het drukke leven hier bevalt mij. Er is zooveel goeds nog voor mij in 't vooruitzicht. Maar ik moet elke minuut gebruiken. Een tijdlang heeft mijn studie een onvermijdelijken neerdrukkenden invloed op mij gehad. Het was hypochondrie/ melancholie en akeligheid. Maar ik heb nu weer hoop gekregen dat het met den tijd wel voor goed verdwijnen zal. Ik moet mij gewennen aan alle gedachten zoodat ze hun akeligheid verliezen. Soms gelukt het mij de dood als kalme rust, als een lange droomlooze slaap aantrekkelijk genoeg voor te stellen. Maar de angst voor ziekten wordt daardoor niet minder. Met brandend verlangen hunker ik naar het oogenblik, waarop ik met ijzeren vleugels onder de voeten weer over 't ijs zal glijden. Het scheelt nog maar een haar. | |
[pagina 113]
| |
Ik heb de Faust gehoord/ mijn schoonste muziekavond. Zu diesem Augenblicke möcht ich sagen
Verweile doch, du bist so schön.
Ook Heine heeft mij weer getroffen en vermaakt. ▫ Maar die weerklank in mij die mij vroeger zulk een tooverachtig genot van muziek en Heine kon geven is er niet meer. Ik bewonder nog, maar gevoel minder; ik weet beter wat schoon is of niet maar ik gevoel het minder. De aandoeningen die men ondervindt in het tijdperk van ontwaken van ontluiken zijn de heerlijkste en langst durende. Ik zoek nu nog slechts naar iets dat was zooals toen. En toen was alles heerlijk uit zich zelf. | |
1 oktoberWhile this poor heart was being bruised with a weight too heavy for it, Nature was holding on her calm inexorable way, in unmoved and terrible beauty. The stars were rushing in their eternal courses; the tides swelled to the level of the last expectant weed, the sun was making brilliant day to busy nations on the other side of the earth. The stream of human thought and deed was hurrying and broadening onward. The astronomer was at his telescope; the great ships ware labouring over the waves; the toiling eagerness of commerce the fierce spirit of revolution were only ebbing in chief rest and sleepless statesmen were dreading the possible crises of the morrow. What were our little Fina and her trouble in this mighty torrent, rushing from one awful unknown to another? ▫ Lighter than the smallest centre of quivering life in the waterdrop, hidden and uncared for as the pulse of anguish in the breast of the tiniest bird that has fluttered down to its nest with the long sought food, and has found the nest torn and empty. | |
20 decemberWelk een verandering in mij! Ik lees al het vorige zooals ik het werk van een jongen van mijn kennis zou lezen. Ik ben alweer ouder, veel ouder geworden. Ik kan haast den dagboektoon niet meer vatten. ▫ Wat is al dat vorige vroolijk, ik schijn wel een Zondagskind, vooral een kind. Doet de roem mij zoo pedant op mijn vroeger ik neerzien? Neen, het leed/ de ervaring, de kritiek. Ik heb veel leed gehad in dit jaar, vooral de laatste maanden. En ik heb het hoogste eerzuchtsideaal bereikt waarvan ik had durven droomen, met | |
[pagina 114]
| |
aant.
Wat beantwoordt in realiteit aan het begrip: ‘roem?’ ▫ Zooveel duizend zooveel honderd en zooveel menschen die mijn naam gelezen en mijn werk gehoord hebben, zonder dat ik er ooit iets meer van merk en dan eenige honderden waarvan ik het wel merk omdat ze mij toevallig ontmoeten en vragen: ‘Is U niet enz ...’ ▫ Goldmoos! ▫ En de ‘myriaden vijanden’ en de ‘dorre klauw’ ze zijn er nog, en een sombere gestalte die tegen mij knikt en zegt: ‘zie je wel! Hij heeft het naar den zin. Dat zal wel veel tranen geven als ik kom.’ |
|