| |
| |
| |
FF. 34r-35r. [Vergelijk D1 F. 83v]
Ga naar margenoot+De infortuniis et adversitatibus fratris et domini Arnoldi Dyddenij pastoris apud Simpelveldensem. |
Over ongelukken en tegenslagen van broeder en heer Arnold Dydden, pastoor in Simpelveld. |
|
Anno 1576, ipso die Paschalis sub officio misse, fui traditus per proditorem Egidium Geelkrans, dictum Bont Gillis, subditum nostrum in ecclesiam de Simpelveld, in manibus capitanii Hauwee qui stipatus quinquaginta equitibus me captivum detinuit. Sed miraculose Deus per suam misericordiam me eripuit ex illorum manibus, sed me fugiente atque absente spoliaverunt domum pastoris. |
In het jaar 1576 op de dag zelf van Pasen tijdens de mis werd ik door de verrader Egidius Geelkrans - bijgenaamd Bonte Gillis - onze onderdaan van de kerk van Simpelveld, overgeleverd in handen van kapitein Hauwee die vergezeld van 50 ruiters mij gevangen hield. God echter bevrijdde mij op wonderlijke wijze door zijn barmhartigheid uit hun handen. Alleen, tijdens mijn vlucht en afwezigheid hebben zij de pastorie geplunderd. |
|
Anno 1577, die 9a januarij, Don Johannes Austriacus suo exercitu subveniendo oppido Ruremundense atque eo rediente exercitu per pagum de Simpelvelt, ductus fui captivus ad pagum de Vervij. Ibidemque solvi pro redemptione mea quinquaginta daleros Philippicos. |
In het jaar 1577 op 9 januari trok don Juan van Oostenrijk die met zijn leger de stad Roermond te hulp wilde komen, op de terugweg door het dorp Simpelveld. Ik werd als gevangene meegenomen naar het dorp Verviers. Daar betaalde ik voor mijn vrijlating 50 Philipsdaalders. |
|
Anno 1578, post expugnationem oppidi Limborgensis, ego a Leodio rediens Aquisgranum, captus fui ab equitibus Trajectensibus in silva aquensi, qui omnino spoliaverunt me; tandem pro redemptione corporis et vite mee solvi illis septuaginta coronatus aureos. |
Toen ik in het jaar 1578 na de verovering van de stad Limburg van Luik naar Aken reisde, werd ik in het Akener bos gevangen genomen door ruiters uit Maastricht, die mij totaal beroofden. Tenslotte betaalde ik hun voor de bevrijding van mijn lijf en leven 70 gouden kronen. |
|
Anno 1584, die 17a maij, combusta fuit nostra ecclesia de Simpelvelt a frijbuijters numero ducentorum equitum atque polluta fuit per effusionem sanguinis et occisionem unius Hispani dicti Sarijant Maijor. Ego vero cum quinque Hispanis tum in ecclesia tum in turrim fugiens, auxiliante misericordia Dei miraculose evasi, nuspiam valde nec igni nec ictu bombardico necgladio Iesus. Hispanus vero, nomine Rodrigo, qui vigilias noctis observabat, hora vero secunda diluculoin porticum nostre ecclesiae quinque ictus bombardicos sub pectus, brachia atque ventrum sustinuit atque miraculose per certas reliquias ex ecclesia beate Marie Virginis |
In het jaar 1584 op 17 mei werd onze kerk van Simpelveld in brand gestoken door vrijbuiters ten getale van 200 ruiters. Ze werd ontheiligd door bloedvergieten en de dood van een Spanjaard genaamd Sergeant Majoor. Ik echter vluchtte met 5 Spanjaarden zowel in de kerk als in de toren. Door de hulp van Gods barmhartigheid ontsnapte ik wonderbaarlijk, zonder op een of andere manier door vuur, pistoolschot of zwaard gewond te zijn. Een Spanjaard echter met de naam Rodrigo die 's nachts de wacht hield, werd in het tweede uur van de ochtend in het kerkportaal getroffen door 5 pistoolschoten in zijn borst, benen en buik en op wonderbaarlijke wijze ontkwam hij door bepaalde relikwieën uit de kerk van de H. Maagd Maria |
Ga naar margenoot+oppidi Aquensis, quas ipse in collo gerebat, minime Iesus evasit securus; quod si ipse Hispanus occisus fuisset, nos omnes in ecclesia et super turrim dormientes latrocenati fuissemus. |
in de stad Aken die hij om zijn hals droeg en liep hij lichte verwondingen op. Maar...als deze Spanjaard gedood zou zijn, zouden wij allen die in de kerk en op de toren sliepen vermoord zijn. |
| |
| |
Anno 1595, altera die Trium Regum, preoccupatus atque obrutus fui in turri nostre ecclesie circa horam quartam post meridiem a quatuor perversissimis militibus, quos instigaverat prefatus Egidius Geelkrans et uxor ejus. Qui milites me occidissent clam in turri, nisi Deus fuisset mihi adjutor; tandem spoliaverunt me vestibus multis atque abstulerunt ex armario quatuor nobiles aureos atque sex daleros Hollandos. |
In het jaar 1595 de dag na Driekoningen werd ik na de middag verrast en overvallen door 4 verdorven soldaten die door de al genoemde Egidius Geelkrans en zijn vrouw waren aangezet. Die soldaten zouden me in het geheim gedood hebben in de toren als God niet mijn helper was geweest. Toch beroofden ze mij van veel kleren en haalden ze uit de kast 4 gouden nobels en 6 Hollandse daalders. |
|
Anno 1596, dominica ante Purificationem beate Marie Virginis, circumdederunt sexaginta equites de societate capitani Clout ex Hollandis templum nostrum de Simpelvelt, tempore misse tandem frangentes januas temple, turrim ecclesie incendio tradiderunt. Ego vero propter vehementiam fumi et ignis coactus fui per fenestram turris me ipsis tradere captivus, qui me ducentes ad capitaneum Clout constrinxerunt verbis asperis promittere sex centa dalerorum Hollandicorum. |
In het jaar 1596 op zondag vóór Maria Lichtmis [2 februari] omsingelden 60 ruiters van het vendel van kapitein Clout van de Staatse [Hollandse] troepen onze kerk van Simpelveld tijdens de mis. Daarna braken ze de deuren van het gebouw open en staken de toren van de kerk in brand. Ik werd nu door de hevigheid van de rook en de vlammen gedwongen mijzelf door het raam van de toren aan hen gevangen te geven. Zij brachten mij naar kapitein Clout en dwongen me met harde woorden 600 Hollandse daalders te beloven. |
|
Anno 1597, prima augusti, ejundo ad capellam de Buchuts mane circa horam octavam, ut ibidem celebrarem missam more consueto, in medio itinere fui apprehensus a quatuor spoliatoribus, qui me exutis vestibus meis indicerunt me vestimentis militaribus atque captivum me duxerunt publice usque in silvam inter Mosam et oppidum de Sittart. Tandem me acriter verberantes, multos verberibus coactus fui promittere, et ante quam me quispiam hominum videret, solvere quingentos florinos Brabanticos, diperuntque dicti predones quod incoles de Simpelvelt in causa mee apprehensionis fuerunt; si ita est, parcat illis Deus, |
In het jaar 1597 op 1 augustus was ik 's morgens rond het achtste uur op weg naar de kapel van Bocholtz om daar naar gebruik de mis op te dragen, toen ik halverwege de weg door 4 plunderaars werd vastgegrepen die me mijn kleren uittrokken, militaire kleding aantrokken en me openlijk gevankelijk meenamen tot in een bos tussen de Maas en de stad Sittard onder hevige slagen. Door veel klappen werd ik gedwongen te beloven - en voordat iemand van de mensen mij kon zien - 500 Brabantse florijnen te betalen. Die genoemde boeven zeiden dat inwoners van Simpelveld bij het geval van mijn aanhouding betrokken waren. Als dat zo is, moge God |
Ga naar margenoot+cordium scrutator, qui custodiat nos in omni opere bono et tranquilitatem et in posterum vitam coelestem. Amen. |
die de harten doorgrondt, hen sparen, Hij die ons beschermt bij al het goede werk en bevrijdt van alle kwaad en ons vrede geeft en rust en later het hemelse leven. Amen. |
|
Anno 1598, decima tertia maij hora tertia, mane venerunt ad pagum de Simpelvelt quinquaginta sex equites frijbuijters ex oppido Rynbergh ende Meurs, qui postquam multos subditos et equos ob defectum solutionis contributionum captivos haberent, tandem valvas nostre ecclesie frangentes, venerabile corpus Domini cum monstrantia atque cuncta alia sacramenta ac omnia ornamenta ecclesie abstulerunt; denique omnem supelectelem atque vestes meas furati sunt; tandem me |
In het jaar 1598 op 13 mei 's morgens op het derde uur kwamen naar het dorp Simpelveld 56 vrijbuiters te paard uit de stad Rheinsberg en Moers, die eerst veel onderdanen en paarden gevangen hadden genomen vanwege het niet betalen van een schatting, en daarna de deuren van onze kerk open braken, het eerbiedwaardige lichaam van de Heer met de monstrans en alle andere gewijde voorwerpen en versieringen van de kerk meenamen, vervolgens alle huisraad en mijn |
| |
| |
captivum abduxerunt ad pagum Galopie, quem etiam omnino spoliaverunt et vicarium pastoris cum multis incolis ac equis captivum abduxerunt; deinde pagum Vilen venimus, ibidemque dicti equites ecclesiam spoliantes, obruti sunt per equites regis Majestatis ex oppido Ruremundense, numero saltem viginti septem, qui in fugam dederunt prefatos 56 equites, ipsos occidentes captivosque capientes, ita ut tantum modo octo ex illis evaserunt; sic omnes nos liberati sumus, non autem sine maximo periculo vite mee, nam cum ego equestor captivus essem dictique frijbuijters evaginatum gladium, ut illum custodirem, mihi tradidissent atque cum essem dictique frijbuijters in primo ordine conflictus, equites regis omnino putabant me ex societate frijbuijters esse; hac de causa unus ex regis militibus subito retro me accessit, et a tergo apposita bombarda in latere meo, me occidisset nisi illico quidam captivus clamasset me esse pastorem captivum; sic loquens misericordia Dei contritus est et nos omnes liberati sumus. |
kleren hebben geroofd en tenslotte mij als gevangene meevoerden naar het dorp Gulpen, dat ze ook totaal uitplunderden en waar ze de plaatsvervanger van de pastoor samen met veel inwoners en paarden meenamen; daarna kwamen we in het dorp Vijlen en ook daar beroofden ze de kerk, maar ze werden overmeesterd door ruiters van Zijne Majesteit de koning uit de stad Roermond ten getale van minstens 27. Zij dreven de genoemde 56 ruiters op de vlucht, doodden ze en namen ze gevangen, zodat hooguit 8 van hen ontsnapten. Zo zijn wij allen bevrijd maar niet zonder groot gevaar voor mijn leven; omdat ik te paard zat als gevangene en de genoemde vrijbuiters een getrokken zwaard aan mij hadden gegeven om voor hen te bewaren en omdat ik bij de vrijbuiters in de voorste rij was, dachten de vijandige ruiters van de koning dat ik bij de groep vrijbuiters hoorde. Daarom kwam een van de koninklijke soldaten recht achter mij staan en met een pistool van achteren in mijn zij zou hij me gedood hebben als niet daar een andere gevangene had geroepen dat ik een gevangen genomen pastoor was. Door die woorden werd hij geraakt door Gods barmhartigheid en zijn wij allen bevrijd. |
|
|