Het is geene schoolmeesterachtigheid, het zyn zelfs geene grondige kennissen alleen, die hier het ware doel kunnen bereiken: het is de goede smack, het is het gevoel voor het schoone en aengename, welke tot gids moeten dienen voor al wie tot de zegeprael onzer tale wil medewerken.
D'Hulster, Verslag over Behaegels Verhandeling. (1838) bl. 3.