Jakob van Artevelde(1859)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Aenhangsel. [pagina 85] [p. 85] I. Arteveldes borstbeeld ingehuldigd. Excidat illa dies aevo, nec postera credant Saecula; nos certe taccamus, et, obruta multa Nocte, tegi nostrae patiamur crimina gentis. Claudian. in Ruf. Wie maelt de moeder af, die haer beminden zone Na jaren worstelens volzalig wederziet? Hy keert den ouden haerd tot kroone, En zy verheft een welkomlied. Zoo, Arteveldes stad, juicht ge, als een moeder, teeder: Uw zoon herleeft in 't brons, dat hem na eeuwen wreekt; En gy ontstaekt de zoenlamp weder, Wier glans den lasternacht doorbreekt. Uw gryze stadhuiszael staet bly voor hem ontsloten, Dien Belgies Pantheön te lang geweigerd heeft. We blyven hem tot stadsgenooten, Zoo lang hier vryheidsliefde leeft. Vorige Volgende