Dichtstuk over den heldenmoed der Vlamingen tegen de Franschen betoond onder het bestuur van den graaf Guy van Dampière
(19de eeuw)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij
[pagina IX]
| |
Dichtstuk. Vicimus: asseruit sese, rupitque catenas
Flandria; nec vobis ultrà, spem ponite, Galli!
Serviet: indignâ tennistis compede vinctam.
Wallii Poem L.I.2.
Gij brakt de zware bloei en 't schandig juk aan stukken,
o Vlaandren! voorwelks zwaard de trotsche Gal moest bukken.
| |
[pagina 1]
| |
Inleiding.Ik ook, ik ben een Belg, en, grootsch op deze naam, 1.
Streelt me ook de ondoofbre zucht tot nederlandsche faam;
Mij schittert ook in 't oog de luister, nooit te tanen,
Die steeds in zegepraal glimde op der leeuwen vanen,
't Zij op der wallen bres in vreemden oord geplant,
't Zij vruchtloos door het zwaard des vijands aangerand,
Of fier de vuist ontrukt van schennende barbaren.
Ja, heilige aandrift! tril mij door de vlammende aêren,
Wen, opgebeurd ten zang door 't gulste Mecenaat,
Mijn' Nimf 't verrukt gezigt op die geschiedrol slaat,
Waar, onuitwischbaar door de Waarheid ingedreven,
Der Vaadren daden, als in plaatwerk, staan beschreven.
Dat vrij een ander, door de hebzucht die hem plaagt,
Door 't onafzienbaar vlak der zee zij heen gejaagd,
Om in Columbusoord een goudmijn op te sporen,
Dat wellust, pracht en rang een anderen bekoren,
Trots zorgen, arbeid en der doodsgevaren poel!
Een' hoogere inspraak van het vaderlandsch gevoel,
Mij met de moedermelk ten boezem ingegeven,
Noopt mij naar schooner goud en rijkren roem te streven.
Verhef, u, Zangster! die, met eedlen drift bedeeld,
In 's levens uchtend vaak mijn geest betoovrend streelt; 2.
De schoonste dag genaakt voor Pindus lievelingen;
Beschouw met mij zijn zon verrijzen, flikkeringen
In 't Kunstperk schieten op de hooggehangen kroon,
En galm dan moedig den verlangden heldentoon.
Hef aan, schoon zwak, schoon pas de kunstwieg uitgetreden;
't Geldt Neêrlands eer: hef aan! zing Frankrijks trouwloosheden,
Zing Vlaandrens dapperheid en langgetergde wraak.
Wat draalt gij? de ijver roept u tot die zware taak.
|
|