Dichtstuk over den heldenmoed der Vlamingen tegen de Franschen betoond onder het bestuur van den graaf Guy van Dampière
(19de eeuw)–Prudens van Duyse– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Aanteekeningen.1. Men weet dat het werkwoord belgen in het oud germaansch krijgen beteekende, en dat belg zoo veel als held zegde, waarschijnlijk van het latijnsche woord belliger, schoon Goropius en Dewez, in zijne Hist. De la Belg., eene andere afleiding aan dit woord willen geven. Een Dichter doet onze Vaderen regt daar hij zingt:
Their Belgic sires of old,
Rough, poor, content, ungovernably bold;
War in each breast, and freedom on each brow.
Goldsmith, The Traveller.
Blijde armoê, strenge deugd versierden, Belg, uw' Vaadren;
Hun gloeide vrijheidszucht en heldenmoed in de aadren.
2. De Dichter is geboren in Herftmaand 1804. 3. Het begin der XII.e eeuw zag den Vlaanderschen Graaf Baudewyn op Constantinus troon geplaatst. Sinds dit tijdstip werden de Middelandsche zee en de Archipel door onze schepen bezocht; de koopmans van Itaalje leerden den weg naar Vlaanderen kennen, en de koophandel deed een' snellen vooruitgang Ga naar voetnoota. 4. Brugge, zoo Dewez, in zijn Géog. des Pays-Bas, aenmerkt, werd in 1270 uit vergunbrieven van Margarita van Constantinopelen door zijne inwoners merkelijk vergroot; zijne welgelegenheid maakte het in dezen tijd de hoofdstad des Europischen koophandels, en zijne have werd door de koophandelaars van de Baltische en Middelandsche zee, door Venetie en de noordsche Hanzesteden bezocht Ga naar voetnootb. Zie hier wat de Encyclopédie mise en ordre par De Felice, over de Hanzesteden aanteekent: ‘Les villes Hanseatiques, qui établirent des étapes à Bruges, étaient là autant de comptoirs généraux où se portoient les marchandises, pour passer plus commodement partout ou les interessés en auraient besoin.’ Art. Hanse. 5. Bekend zijn de verzen, waar in de Heer Deynse zich onder andere aldus uitdrukt:
o Brugge! gij waart boven al geprezen,
Want door uw wezen net, reyn, bepeireld
Plagt gij te heeten de GOUDE WEIRELD Ga naar voetnootc.
6. Dit slaet op de langdurige moeijelijkheden die de Graaf Guy van Dampiere met Brugge, Ypre en voornamelijk, zoo voor als na de verheffing van Filips den Schoonen, met het Gendsche Magistraat onderstond. 7. (In 't jaar 1286.) Filips de Schoone was zijnen Vader in 't gebied pas opgevolgd, of het scheen dat hij met de kroon eenen bitteren haat tegen Vlaanderen, waar van hij Opperleenheer was, had opgenomen, en spande alle middels in om deszelfs Graaf Guy den oorlog aan te zeggen Ga naar voetnootd. De fransche historieschrijver Mezerai zelf schildert Filips af als eenen jongen kitteloorigen Vorst, en die eenen raad van stoute en onstuimige lieden had Ga naar voetnoote. | |
[pagina 18]
| |
en 9. Guy aan Eduard, zoon van den Koning van Engeland, alsdan in oorlog met Frankrijk, Filippine ten huwelijk beloofd hebbende, werd hij met zijne Dochter, voor aleer dezelve naar Engeland over te voeren, door Filips, die voorgaf dat er door dien echt een verbond van vriendschap tusschen Frankrijk en Engeland kon getroffen worden, met vriendelijke brieven, (zoo Mezerae getuigt) naar Parys gelokt. Maar aldaar komende, werden zij door den Koning in de gevangenis geworpen, onder het deksel van begane misdaad aan gekwetste hoogheid. Dan het was inderdaad Ga naar voetnootf, om dat hij zich in de grootheid des Graafs mistrouwde. 10. In 1296 overwonnen de Fransche legers degene die Engeland tot wraak over dit feit hadden afgezonden Ga naar voetnootg. 11. Guy door de tusschenspraak van den Paus Bonifacius den VIII en van zijn' schoonzoon Ameus, Graaf van Savoyen werd ten einde van een jaar weder in vrijheid gesteld, doch Frankrijk hield de verloofde Bruid Filippine tot eene gijzeling van het met haar Vader geslotene verdrag, om aldus de schikkingen van haar huwelijk te verbreken. 12. Filips willende beproeven', of de Graaf hem tegen Engeland onderstand zou willen doen, vraagde het vijftigste deel van al de roerende en onroerende goederen van Vlaanderen, welke schatting Guy, met de hier tegen opkomende steden te bedreigen, ligtte; maar 't Gendsche Magistraat, dat uit oude wraak zich met Frankrijk verstond, kocht zich, met Ryssel en Douay, van deze schatting vrij Ga naar voetnooth. 13. Guy zegt zijnen Opperleenheer Filips den oorlog aan op vervolging van Eduard, te zamen in een verbond getreden met Keizer Adolf van Duitschland en Albert Hertog van Oostenrijk, die nog vele andere Hertogen met hen voerden. Maar Adolph en Albert werden door het geld, dat Filips hun onder de handen gaf, van deze partij afgetroond. Voegt daar bij dat de grootste Vlaandersche steden, als Gend en Brugge, in dezen oorlog niet hadden willen bewilligen, en dat er zelfs eene openbare partij voor de Franschen was, die zich de Lelidragers deed noemen Ga naar voetnooti. Filips breekt in Vlaanderen met 80,000 mannen en neemt Ryssel in bij verdrag; Douay, Kortryk en Brugge met het heele Westvlaanderen geven zich aan hem over: Eduard had zich vertrokken na een vredeverdrag met Filips te hebben aangegaan, doch Guy verkreeg maar eene wapenschorsing. (in 1298.) Eenige steden hielden het nog met den Graaf; zijn zoon Robert, Graaf van Nivers, Heer van Bethune en Dendermonde, wien Guy om hoogen ouderdom het bewind des legers had overgelaten, worstelde tegen den vijand met ongelijke krachten. Bij het naderen der Fransche legers geeft Gend zich over, en Guy zich genoodzaakt vindende tot den keus van zijne staten te verlaten of zich over te geven, volgde den trouweloozen raad van Karel van Valois, bewindhebber der Fransche wapens, die hem beloofde, dat hij hem te Parys zou brengen, om met den Koning te handelen en hem verzekerde, dat, zoo hij in dit jaar den vrede niet kon verwerven, men hem in vrijheid zoude stellen. Maar Filips wilde gansch geen inzigt hebben van 't geen hij zijn' Broeder had beloofd, en hield Guy, met zijne twee oudste zonen, Robert van Bethune en Willem van Vlaanderen en vijftig zijner Edelste onderdanen, op verscheidene sterke sloten gevangen Ga naar voetnootk. 14. (In 1301.) Filips verklaarde Vlaanderen door de trouweloosheid van zijnen Prins aan de fransche kroon toegevallen, doorliep hetzelve als in zegepraling, en werd door Gend en Brugge prachtig ingehaald. Het was alsdan dat de Koningin, de kostelijkheid der Brugsche Vrouwen ziende, spijtig uitriep: ‘ik meende hier alleen Koningin te zijn, maar mij dunkt dat er wel zes honderd rond mij staan.’ | |
[pagina 19]
| |
15. De schoonheid der Brugsche Vrouwen gaat van ouds als een spreekwoord door: ‘gaudet formosis Bruga puellis’ Ga naar voetnootm. en 17. In 1302 ging Vlaanderen voor de Franschen verloren. De Vlamingen, zegt Mezerai, onverzoenelijke vijanden van de afpersing en onderdrukking, konden de geweldenarij waar de Fransche Gouverneur, Jakob van Châttillon, hen mede plaagde niet verdragen. Pieter De Coninck, Deken der Brugsche Wevers, bestond de Franschen uit zijn Vaderland te verjagen, en volbragt dit zoo edel als stout besluit. Na door zijne Medeburgers met geweld uit de gevangenis der Franschen Gouverneurs verlost te zijn, en zich deftig tegen hem te hebben gekweten, vertrok hij uit de stad met de zijnen. De Gentenaars, ook eenigen tijd zeer oproerig geweest zijnde tegen hunne Wethouders en tegen de Lelidragers, vielen, door derzelver groote beloften verleid, hem dra af. Pieter, Kapitein der Bruggelingen, onder welke de manhafte Vleeschouwer Joan Breydel zijn luitenant was, ziende dat Brugge, hetwelk de hoop van zijn verbond met Gend zag verijdeld, hem, op zijne terugkomst van Gend, de stadspoorten sloot, neemt voor van naar Namen bij de zonen van zijnen Graaf te trekken; maar naauw had hij zich op de reis begeven, dat hij door de Brugsche inwoners werd wedergeroepen, om hen aan de wraak te ontrukken, waar mede de Fransche Gouverneur, die zij daags te voren op vredeverdrag hadden binnen gelaten, hen bedreigde. Pieter, wiens aanhang reeds tot 7,000 mannen was aangegroeid, breekt in de stad langs opene en bedekte wegen, onder 't geroep van: de vlaamsche Leeuw! Ga naar voetnootn Hij ontdekt al de Franschen met hun de woorden: schild en vriend te doen uitspreken, en doodt er 4,500 Ga naar voetnooto, Jakob zelf ontsnapte het ter naauwer nood door de vlugt. Dit geschiede op den 25 mei 1302. 18. Pieter had gezamenlijk gewerkt met Guy en Jan Van Namen, zonen van Guy van Dampière, en met derzelver Neef Willem Van Juliers, Deken van Uytrecht en Kanonik van Luyk en Keulen Ga naar voetnootp. Hij verwittigde deze Prinsen van zijnen welgelukten aanslag, en Juliers kwam welhaast te Brugge, waar hij zeer blijdelijk werd ontvangen. Aan het hoofd des legers geplaatst, zag hij zich op korten tijd meester der Distrikten van Kortryk en Audenaarde Ga naar voetnootq. 19. De Bruggelingen Pieter De Coninck en Joan Breydel hadden het meeste gezag in het Vlaamsche leger, aan hetwelk Joan Borluyt, die met 700 zijner vrienden uit Gend was weggetrokken, zich voegde, waarom zij door de Gendsche Wethouders tot het ballingschap werden veroordeeld Ga naar voetnootr. 20. De Koning Filips, aan 't woeden op 't hooren van dezen opstand, wilde tot den naam van Vlaming verdelgen. Hij bragt een leger op de been van 60,000 vechtbare mannen, versterkt door eene ruiterij, waar de gansche Fransche Adeldom deel van maakte, en vermeerderd door de vele Saracenen, Turken, Joden, Hollanders en de rondom 't vlaamsche gebied palende Prinsen Ga naar voetnoots. Aan het hoofd van dit leger, zoo sterk in vergelijking van het Vlaamsche, stelde hij Robert van Atrecht, eenen dapperen krijgsman, maar onvoorzichtigen Veldheer, die slechts zijnen haat tegen de Vlamingen raadpleegde. Deze, na schrikkelijke verwoestigngen in geheel Zuidvlaanderen te hebben aangeregt, naderde tot het vijands leger, hetwelk hij gelegerd vond in het dorp van Groeninghen bij Kortrijk, bezig zijnde met deze stad te belegeren. De Vlamingen lager zeer voordeeliglijk, van achter door de Lei, - en van Oost en West door grachten en diepe putten, die met aarde en takken overdekt waren, beschut. Hoewel zij maar kwalijk gewapend waren, en noch adel noch ruiterij hadden, dorsten zij den Franschman staande voet verwachten Ga naar voetnoott. | |
[pagina 20]
| |
21. Aanteekening over den slag der gulde sporten. Den 11 Julij 1302, scheen een dikke mist den Franschen de voorzichtigheid aan te bevelen, en verscheiden der Oversten raadden den Vlaming niet aan te tasten; maar Robert vol misachting voor die hij als een moedeloos graauw aanzag, wilde den slag niet uitstellen, en beledigde zelfs zwaarlijk den Riddermeester der Ruiterij, Rudolph De Nesle, die het met zijn gevoelen niet hield. Terwijl de Yperlingen het belegerde Kortryk in bezwang hielden, wekten de Vlaamsche Bevelhebbers hunne soldaten op, met hun onder andere voor te houden, dat er groote hoop was van met Gods hulp te winnen, daar nu het fransche Rijk van de gemeenzaamheid der H. Kerk door den Paus was afgezonderd, enz. Om 9 uren voor middag zag men de legers handgemeen. Het gevecht was zeer scherp en moorddadig, doch ook zeer kort; want de onzen den vijand met moed hebbende besprongen, verjaagden hem en deden hem met hoopen in de voorgemelde kuilen vallen, waar alle zware ijzere stoffen op hem werden gesmeten. Robert wordt er gedood en de putten vullen zich met lijken. De verwinnaars vliegen tot het overige Fransche leger, jagen het in de vlucht en verrigten onder hetzelve eene schrikkelijke slagting Ga naar voetnootv. De Vlaamsche Historieschrijvers doen het verlies der Franschen tot 15,000 man beloopen Ga naar voetnootu. Geen slag heeft ooit den Franschen Adeldom meer bloed gekost: boven den Veldheer Robert, Jakob Van Châtillon, den Konnetabel van Nesle en zijnen Broeder, den Bewindhebber der Schichtwerpers, Jan Van Oostervant, zoon van den Graaf van Holland Ga naar voetnootw, Godefridus van Brabant, Heer van Vierzon, en vele andere groote Heeren, bleven er 60 Baanderheeren en meer dan 1200 Edellieden, alsdan van den schild genaamd Ga naar voetnootx. Van de voetknechten der Vlamingen zijn er maar 100 gedood, en men schrijft dat er maar 10 van hunne Edelen dezen slag hebben bijgewoond, zijnde de andere al Lelidragers. Ga naar voetnootij Men voegt hier nog bij dat de Koningen van Majorque en Malto in dit gevecht van den kant der Franschen zijn gedood Ga naar voetnootz. In dezen strijd zijn om hunne dapperheid edel gemaakt, boven P. De Coninck, Breydel en Borluyt, van welke er nog thans voorname familien bestaan, T. Honschot, R. Lewerghem en B. Poperoden. Ga naar voetnootaa Onder allen munte uit zeker munnik, wiens vroomheid men in Vaernewyck Ga naar voetnootbb aardiglijk vindt beschreven: 8,000 gulde sporen, waar van er 500 in de Kerk van Kortryk werden opgehangen, versierden der Vlamingen zegepraal, volgens sommige schrijvers, en naar deze sporen is deze slag genaamd geweest Ga naar voetnootcc. | |
[pagina 21]
| |
Deze vermaarde zege wierp geheel Frankrijk in de verslagenheid en was het sein van den dood der Franschen en hunnen aanhangers in de steden waar zij zich nog onthielden. Kortryk ging over, en Gend Ga naar voetnootdd wierp eindelijk het fransche juk af; Ryssel en Douay moesten zich ook overgeven, en de Burg van Dendermonde, alsdan een der onverwinnelijkste plaatzen van Europa, werd, na zwaren tegenstand, ingenomen Ga naar voetnootee. 22. Filips, gelijk vele oude Vlaamsche schrijvers getuigen, werd om die nederlaag met zulk eene felle wraakzucht ontstoken, dat hij Filippine, als de eerste oorzaak van zulk een' bloedigen hoon, deed ombrengen met vergift, en de 20 haar tot noodigen dienst gelatene Jonkvrouwen, met nog 30 Edele Ridders, vermoorden Ga naar voetnootff. 23. Hij toog in persoon met 100,000 mannen op de Vlamingen, wier stoutheid hem verhinderde verder dan Douay te trekken: des brak hij op, en gaf voor reden zijner vlucht, dat zijne zuster, de Koningin van Engeland, hem berigt had gegeven, dat de zijnen hem, in geval hij slag leverde, zouden verraden hebben Ga naar voetnootgg. Maar de ware reden was, dat hij verstaan had, dat al de Vlamingen gezworen hadden, van, op straf des levens, uit het veld voor de geeindigden veldslag niet te gaan Ga naar voetnoothh. 24. Daar en tusschen onderstond Vlaanderen eenen tweeden oorlog te voeren met Joan Van Henegrouw, die, na Joan, zoon van Floris den V, Graaf van Holland, van kant te hebben geholpen Ga naar voetnootii, zich in deszelfs bezit had gesteld, daar Vlaanderen, volgens het verdrag van het jaar 1256, thans regt had op Zeeland bevestenschelde Ga naar voetnootkk. Koning Filips, ziende dat Vlaanderen twee oorlogen dorst gelijk ondernemen, vergramde zich nog meer. Tot vreugd en geluk van Vlaanderen was Filips, zoon van Guy van Dampiere, uit Italie, waar hij een Graafschap had en zich door zijne dapperheid vermaard gemaakt had, midlerwijl zijn Vaderland ter hulp gekomen, en had om zijnen krijgsroem het bewind der beide oorlogen bekomen. | |
[pagina 22]
| |
25. Na dat er eene wapenschorsing met Holland was getroffen, hernamen de onzen op de Franschen Tervanen, Lens en andere steden, en bezetten Doornyk en Peronne Ga naar voetnootll. en 27. De Koning van Frankrijk was met den Graaf van Henegouw en met een magtig leger afgedaald, maar dorst de belegering van Peronne niet te storen, schoon hij middel zocht om die stad den toestand toe te brengen, zonder welken zij eerlang moest buigen. Derhalve stelde hij den Vlaamschen Heeren eene wapenschorsing, met hoop van vredeverdrag, voor: zij aanvaarde dezelve, meest uit vrees, dat de Koning, bij eene tweede nederlaag, den ouden Graaf het lot van zijne Dochter zoude doen onderstaan hebben Ga naar voetnootmm. – Hij liet den tachentigjarigen Graaf uit zijne gevangenis gaan, als om dezen den vrede in Vlaanderen te doen bewerken, maar zond intusschen geld naar Duitschland, Spanje en Italie om soldaten te werven Ga naar voetnootnn. De wapenschorsing geeindigt zijnde, zonder dat men iets had besloten, keerde Graaf Guy weder naar zijne gevangenis van Compeigne, waar hij korts daar na overleed. De Koning Filips daalde straks met een zoo talrijk leger van paardevolk en voetknechten af, als Frankrijk ooit gezien had, en zond eene magtige Ligurische vlote tot hulp van Holland. 28. Graaf Filips van Vlaanderen verzamelde zijn leger met Willem van Juliers en Joan van Namen, wiens broeder Guy het bevel op zee tegen Holland moest voeren. De moed der Vlamingen was zoo groot, dat Brugge en Gend de eer van de eerste plaats in 't veld betwistten. Zij rukken den Franschen Koning tegen, die deizend zich op de Henegouwsche kust vertrekt, gedurig nu hier nu daar zwervende, tot hij verstaat dat de Graaf van Namen in zijnen zeetogt verslagen en gevangen was, die sedert naar Frankrijk vervoerd werd Ga naar voetnootoo. Zoo groot als zijne vreugd hier over was, zoo droef was die tijding voor den Vlaming, wiens Legerheer dagelijks meer naderde, en drie dagen daar na zijn leger begon slagvaardig te stellen. Filips had bevel over de Bruggelingen, Joan over die van Gend, Juliers over die van Ypre, Kortryk en Ryssel, en Robert van Nivers, die uit Frankrijk tot zijnen Oom Filips van Vlaanderen was overgekomen, zorgde over die van Douay Ga naar voetnootpp. 29. Aanteekening over den slag bij Ryssel. De slag omtrent den Peuvelberg bij Ryssel begon van ten 6 uren 's morgens op den 15.en Augusti 1304, dag van eene ongemeene hitte. De Bruggelingen en Gentenaars beletten door hunne slingers het naderen aan de Fransche ruiterij. De Koning na eenige scharmutselingen, der Vlamingen goede slagorde ziende, veinsde den vrede te vragen, en, terwijl de Vlaming het trompetteken van te rusten stak, zond hij eene bende ruiterij op den Vlaamschen linkeren vleugel en eene op den regten, om aldus de geheele slagorderning om te sluiten en door te breken; maar de onzen, zijn bedrog gezien hebbende, hernamen hunne togten. De dag bijna ten einde zijnde met vele dooden van wederzijds, hebben de Vlamingen, door den vijand van lijftogt en kleederen beroofd, op den avond hunne Prinsen bijeen geroepen, op dat zij zich haast zouden beraden, mits zij door 't zwaard of uit gebrek van levensmiddelen moesten vergaan. Men besloot dat men op den vijand met een groot geschreeuw en alle mogelijke magt zoude vallen. Het is moeijelijk om oordeelen Ga naar voetnootqq, of hun geschreeuw, dat het fransch leger doordonderde, grooter was dan hunne kloedmoedigheid. De Franschen, onverwachts verbaasd, keerden aanstonds den rug en begonnen over elkander te strnikelen en weg te loopen; terwijl men dezen vervolgede, zijn er eenige Vlamingen, ziende dat het slagveld ledig was, naar Ryssel wedergekeerd. | |
[pagina 23]
| |
Maar Filips, Willem van Juliers, Robert van Nivers en andere Vlaamsche Helden zijn tot aan den Koning doorgedrongen, die zich het bevel van een tweede leger uitverkorene soldaten had behouden, en zelf onvermoeielijk vocht; tot dat eene bende Vlamingen zoo straf op de zijnen sprongen, dat zij tot aan zijn paard doorbraken, dat met den Koning, die ook zwaarlijk gekwetst was, doorstoken nederviel. In dit gevaar, trokken eenige zijner vrienden hem den lelimantel af, op dat men hem niet zou erkennen, en, op een ander paard geholpen zijde, nam hij de vlucht. Karel, Koning van Sicilien, ontliep het ook, met vele andere Prinsen Ga naar voetnootrr. De Vlamingen, na de tent van Koning Filips ten buit gemaakt te hebben, en de fransche vlam (l'oriflamme), waar zij zoo zeer op roemden, te hebben verscheurd, zijn naar het slagveld werdergekeerd, waar zij de victorietrompet hebben gestoken. De Vlamingen hebben in dezen bloedigen togt Willem van Juliers met nog 10 Heeren die den riddermantel droegen verloren, maar wel de helft des legers was gekwetst; doch de Franschen misten, zoo door de hitte als door de vlugt en het zwaard, boven de 9,000 vechtbare mannen, waar onder men 18 Baanderheeren en 300 Edele Ridders telde Ga naar voetnootss. Voorts schrijft men aangaande dezen slag, dat Robert, gezegd van Bethune, namaals van zijn' zoon Robert van Nivers gehoord hebbende, hoe vroom de Bruggelingen zich in denzelven gedragen en op de hulp der H. Moeder Gods gesteund hadden, aan deze eene Kapel tot dankbaarheid binnen Brugge heeft gesticht Ga naar voetnoottt. 30. Aanteekening tot het einde der Prijsverhandeling. Hier na belegerde de Koning Ryssel met het overige zijns legers, en deed door geheel zijn rijk verkondigen, dat de Vlamingen verslagen waren, en dat hij Ryssel, dat hij nu belegerde, na deszelfs verovering, zijnen soldaten ten roof zou geven; dat derhalve ieder, die zich wilde verrijken, zich wapenen en dit beleg zou komen bijwonen. Ik twijfel geenszins, of dit is de oorzaak dat vele Fransche Historieschrijvers de zege in den Peuvelbergschen veldslag den Franschen toeschriiven, en het getal der gedoode Vlamingen zeer vergrooten. Deze list had nog tot uitwerksel van den Koning een ongelooflijk aantal buitzieke soldaten op te brengen. Maar de Vlamingen sloten de winkels hunner steden, en brachten een leger van 60,000 mannen op de been; zij kwamen voor 't belegerde Ryssel den Koning tot den strijd beroepen, die hen ziende aankomen, verwonderd uitriep: ‘mij dunkt, dat Vlaanderen soldaten spuwt of regent’. Verzekerd zijnde dat zijn' troon en leven van dezen slag zouden afhangen, en door de ondervondene nederlagen verschrikt, peisde hij tot de vrede, die hij ontving en weder trouweloos verbrak, tot eindelijk dezelve in 1305 voor vast werd besloten, op voorwaarde dat Vlaanderen 80,000 gulden zoude betalen. Door deze vrede, die men, om 't ongelijk dat Vlaanderen daar in geschiede 't verbond van ongeregtigheid noemt Ga naar voetnootvv, werden de zonen van Guy van Dampiere, Robert, Willem en Guy, met al de gevangenen door Frankrijk in vrijheid gesteld, en Robert van Bethune volgde zijn Vader op in het bestuur van Vlaanderens Graafschap. |
|