Tekst en melodie.
De Coussemaker, Chants pop. des Flamands de France, nr. 92, bl. 299. - Nog in 1812 behoorde het ‘vinken’, d.i. de vinkenjacht, tot de vermaken der Amsterdammers uit den hoogen stand. (J. ter Gouw, De Volksvermaken, 1871, bl. 75.) ‘Onder de Hollandsche vogelarij’, zegt dezelfde schrijver, neemt sedert eeuwen het ‘vinken’ een zeer voorname plaats in. Daarom hing ook in menige herberg langs de wegen ‘de Vink’ uit en gaven de Leidsche akademie en 't Amsterdamsche Atheneum in 't begin van October een ‘vinkenvacantie’. - Wat nog meer tot Vink-herbergen aanleiding heeft kunnen geven, zijn de in het Noorden van Frankrijk en gansch België door zoo geliefde kampstrijden voor vinkenzang. Onder voorwendsel dat het dan beter zingt, worden het arme diertje de oogen uitgebrand. In den jongsten tijd gingen in België tegen dit barbaarsch gebruik verontwaardigde stemmen op. - In Revue des trad. pop., Paris, III (1888) bl. 287, leert A. Harou, dat de tot de kampstrijden bestemde vinken van tachtig tot honderd vijftig frank worden verkocht.