Melodie.
De Nederduitsche tekst: ‘It wolde ein goet Visscher’, naar eene gedrukte liederverzameling uit het begin der 17de eeuw, vroeger in Uhland's bezit, te vinden bij dezen laatste, t.a.p., nr. 283a, overgenomen door Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, I, nr. 151a, bl. 488, heeft zelfden inhoud en zelfde metrum. De vijfde strophe:
‘Is juw Man in der Kerken
Unde bedet de Hilligen an,
So latet uns eten und drinken,
Und lat uns schlapen gan!’
geeft de achtste strophe van den Nederlandschen tekst terug, die dus op de melodie van het Nederduitsche lied kon worden voorgedragen.
De zangwijs van dit laatste is ontleend aan het Duitsche lied ‘Der Bauer ins Holz’, met aanvang: ‘Es fuhr, es fuhr, es fuhr // es fuhr ein Baur ins Holz’ (E.u.B., I, bl. 484), dat twee 15de-, eene 16de-, twee 17de- en eene 19de-eeuwsche wijs heeft. Onder onzen Nederlandschen tekst brengen wij de 16de-eeuwsche melodie ontleend aan Pet. Schöffer u. Apiarius, 1536. Deze zangwijs wordt in haar oorspronkelijke gedaante gevonden in Böhme's Altd. Lb., nr. 472a, bl. 587.
Naar het Tilburgsche Hs., beschreven door H. Roes, Dietsche Warande, 1897, bl. 261, vlg., werd eene vergeestelijking: ‘Het voeren visschers visschen // soo veer aen genen ryn’, voorgedragen op de wijs: ‘Ick stondt op hoogen berge’; zie nr. 21 B, bl. 132 hiervoren. Het wereldlijk lied van nr. 71, Antw. lb., werd misschien ook op deze laatste wijs gezongen.