Tekst.
De lustige jager, Amst. G. van der Linden, z.j., bl. 46, ‘Klucht van de drie maagden. Wijze: De kat loert op de muis’. De straf van het ‘rijden op het houten paard’ (str. 12, v. 1-2), eigenlijk de tentoonstelling van den gestrafte schrijlings gezeten op een houten paard met scherpen rug, was reeds in de Oudheid bekend. Zie o.a. Hieronymus Magius, De equuleo, eene verhandeling die volgt op een andere verhandeling De tintinnabulis, van denzelfden schrijver, verschenen te Amsterdam in 1689. Nog in de tweede helft der XVIIIde eeuw was het ‘houten paard’ te Mechelen in gebruik. In het Mechelsch resolutie-boek van het jaar 1765, bl. 202 vo, leest men onder datum van den 31sten Januari: ‘Is voorgedraegen dat men den heere gouverneur dezer stede mijne heere hadde doen aensoecken van op de merckt voor deser stads halle omtrent de hooft wacht te willen doen stellen een houten peerdt om de vreese te jaege ende daerop ten exempel van andere te doen exponeren de vrouw persoonen dewelcke dagelijkcx soo publieck ende schandaleuselijck converseren met de militairen ende hun te bevrijden van de continuele infectiën, is geresolveert dat