| |
| |
| |
209.
'k Kwam laestmael door een groene wey.
'k Kwam laestmael door een groene wey, koeckoek!
ik vond den nachtegael aen een zy', koeckoek!
den nachtegael zong al op zijn best,
de koeckoek riep al uit zyn nest:
koeckoek, koeckoek, koeckoek!
Terwyl dat 'er dat vogeltje zong, koeckoek!
kwaem daer een stem die beter klonk, koeckoek!
die stem die zong al grof en fijn,
het scheen een Venus snep te zijn:
koeckoek, koeckoek, koeckoek!
Dat paerken zong daer met pleizier, koeckoek!
en speelden een deuntje op de lier, koeckoek!
zy dansten daer een minnuee;
den koekkoek die riep altyd mee:
koeckoek, koeckoek, koeckoek!
En als dat dansen nu was gedaen, koeckoek!
toen hoorde men daer de trommel slaen, koeckoek!
men stak trompetten en cordejal,
den koeckoek hoorde men overal:
koeckoek, koeckoek, koeckoek!
| |
| |
Cupido dat kleyn Venus kind, koeckoek!
hy schiet het wild daer hy heb vind, koeckoek!
het nam zyn pyltjen en 't dee zijn best,
het schoot den koeckoek uit zijn nest:
koeckoek, koeckoek, koeckoek!
De koeckoek viel daer in de wey, koeckoek!
en in het nest daer bleef het ey, koeckoek!
en uit dat ey kwam binnen het jaer
een zeer schoon jong, 't geleek zyn vaer,
koekkoek, koeckoek, koeckoek!
En ik die agter het haegsken lag, koeckoeck!
en zoo dat spelleken daer aenzag, koeckoek!
denkt eens hoe dat mijn polsken sloeg,
hoe dat mijn herteken daer joeg,
koeckoek, koeckoek, koeckoek!
1, 1. t.: groene wy. - 3, 3. menuet. - 4, 1. t.: danse. - 4, 3. cordejal = cordiaal. - 4, 4. t.: hoord. - 5, 1. t.: En Cupido dat klyn, enz. - 5, 3. De minnaar bij een jager vergeleken. Zie Dr. Kalff, Het Lied in de M.E., bl. 381. - 6, 2. t.: 't nest. - 7, 4. t.: hertjen daar.
| |
Tekst.
De gekroonde snoek, enz. (3e druk 1778), 6e druk, Amst. z.j., bl. 45, ‘Een vermakelyk lied van de Koekkoek, stem: Gy die tans gaet met myn ter jagt’, hierboven weergegeven; - Los blad, nr. 16, gedrukt ‘t'Antwerpen by J. Thys, (1783-1854), stemme als 't begint’; - Willems, Oude Vl. ldr., nr. 120, bl. 281, zonder bronaanduiding, vijf strophen. Dit lied ten tijde van Willems nog overal gezongen, was vroeger een onzer meest populaire liederen. - Volgens eene aanteekening van Snellaert op W., t.a.p., werden eertijds, bij elke politieke gebeurtenis, ‘een of meer victorieliederen’ voorgedragen op de wijze van den Koekoek, ‘waervan het refrein in Holland doorgaens Hoezee, in Vlaenderen meestal Vivat’ klonk. ‘Men gedenke maer’, zegt Snellaert, ‘aen de nederlaeg van Napoleon of aen de gebeurtenissen van 1830’. - Over den koekoek, ‘den lentevogel bij uitnemendheid’, zie Dr. Kalff, Het Lied in de M.E., bl. 371 en volg. en 381.
| |
Melodie.
Naar mondelinge overlevering, eenigszins van de notatie bij Willems t.a.p. afwijkend, maar overeenstemmend met de melodie bij Kretzschmer, Deutsche Volkslieder, 1840, I, nr. 33, bl. 51: ‘Es ritten drei Reuter zum Thor hinaus, ade!’. Dit lied was vroeger in Duitschland zeer verspreid, zooals blijkt bij Hoffmann v.F. u. Richter, Schlesische Volksldr., 1842, nr. 153, bl. 173: ‘aus verschiedenen Gegenden’. Bij L. Erk, Deutscher Liederhort, Leipzig, 1856, nr. 63, bl. 209, heet het ‘vielfach mündlich und schriftlich; durch ganz Deutschland verbreitet’, terwijl het reeds in 1774 door Ant. Eximeno, Dell' origine e delle regole della musica (aangehaald bij Edm. vander Straeten, La musique aux Pays-Bas, V (1880), bl. 60; zie mede Erk u. Böhme,
| |
| |
Deutscher Liederhort II, 561), met den naam van aria tedesca wordt bestempeld. - Onze melodie wordt o.a. aangehaald voor de liederen: ‘Sa borgers van steden en land schept moed’ (Lied ter eere van Franciscus II, 1792), toegeschreven aan Sadones, den rolzanger van Geeraardsbergen, en ‘Napoleon doet vleugels aen, 't word tyd’ (‘Het kraem van Napoleon’), stellig een lied van Sadones, beide stukken te vinden bij Pol de Mont, Onze Vlaemsche ‘componisten’ ofte liedjeszangers (Volkskunde, Gent, III, 1890, bl. 75 en 87); - ‘Als Peken over zyn onderdeur lag, koekoek’, Antwerpsch volkslied, twee strophen; - ‘'k Kwam lestmaal in Klein Amsterdam’ (van drij Maagdekens); - ‘En die in Januari geboren is’ (Drinklied). In Ons volksleven, Brecht, II, 1890, bl. 115, V, 1893, bl. 54, en VI, 1894, bl. 148. Verder wordt onze melodie nog vermeld in: Liedekens of den bly-geestigen Sang-meester, Brussel, 1800-01, I, bl. 59, voor: ‘Jeppen Goedbloed is n'en braven vent, koekoek’; - Ib. II, 62, voor ‘Sa vrienden, borgers van de stad, komt uyt’; - Het Brabandsch nachtegaeltjen, Antw. Thys, z.j., bl. 73, voor: ‘Wie is den vader van het land? // den boer; - bl. 75, voor: ‘Wie deed er my de eerste deugd? // een vrouw’; - bl. 84, voor: ‘Wat drank of nat komt meer te pas // als wijn?’; - Snoeck's liedjesboek, Gent, z.j., bl. 14, voor: ‘Welk is het voorwerp onzer vreugd? // Het vlas’; - bl. 41, voor: ‘Wat was er van ouds af een schand? // Het kruis’; - bl. 63, voor: ‘Wat woord is heden meest gemeen? // het volk’.
Zie onder de geestelijke liederen onzer verzameling: ‘Ik voele dat mijn herte leeft, viva’, een lied waarvan de melodie met de bovenstaande verwant is.
Edm. van der Straeten, te Oudenaarde geboren, spreekt, t.a.p., 59, van een refrein dat diende ‘pour former la deuxième partie d'une mélodie où retentissait l'éloge de Marie-Thérèse’. Deze melodie zal wel geen andere zijn dan degene, welke vroeger te Oudenaarde dienst deed voor een kluchtliedje gedeeltelijk aan de wijs van den ‘Koekoek’ ontleend, en dat ons werd medegedeeld door den dichter G. Antheunis, - insgelijks in die stad geboren, - die daarbij aanteekende: meer dan éene strophe had het lied niet; men herbegon telkens alsof er een tweede of derde couplet moest volgen, maar ‘'t was altijd koekoek éenen zang!’ - Pie-papis staat hier waarschijnlijk voor Pier Pape's, d.i.: de zoon van Pieter de Paepe.
| |
| |
On-der de brug daer zwom ee - ne zwaan.
Wel lie - den, blijft wat staen en hoort mijn lie - de - ken aen.
Pie - pa - pis is o - ver den ring ge - pas-seerd;
vi - va! Vi - va, Ma - ri - a Thre - si - a, Keu-nin-gin - ne van Hon-ga - ri - a!
Vi - va, vi - va, vi - va! Vi - va, vi - va, vi - va!
Dat de eens zoo populaire Keizerin ook met meer eerbied door het volk werd bezongen, getuigt o.a. een ‘Gezang op de dood van Maria-Theresa’, insgelijks te vinden onder de losse bladen gedrukt te Antwerpen bij J. Thys, blad nr. 57, met aanvang: ‘Hemel, ach wat droeve maeren // hoort men niet uyt Oostenryk’, en dat tot stemaanduiding voert: ‘Komt jonge dogters hoort myn klagt’. - Ook de door J.W. Enschedé, in Oprechte Haarlemsche Courant van den 12en September 1898, uitgegeven zangwijs bij het lied met aanvang ‘!t Is vreugde door heel Nederland’, door den uitgever gelijk gesteld met eene 18de-eeuwsche zangwijs ‘Het trompettertje’, en door hem aangezien als melodisch identiek met ‘Al is ons Prinsje’, stamt van den ‘Koekoek’ af. - Oude en nieuwe Hollandsche boeren lieties, Amst. 2de uitg., c. 1700, nr. 878, ‘Koekoek van Eijk’, gansch andere melodie.
|
|