Niederl. Volksldr., nr. 106, bl. 211. Uhland brengt het lied in verband met ‘Daer staet een clooster in Oostenrijc’ (zie nr. 120, bl. 472 hiervoren). - J.C.W. le Jeune, Letterkundig overzigt, enz. 1828, nr. 63, bl. 236, de laatste vier strophen van ‘Na Oosterland’, enz., ‘uit een blaauwboekje’. Hier luidt het slotvers: ‘van twee soetliefjes doorwond’; - Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, II, nr. 409a, bl. 221, naar H.v.F. Nederl. tekst, met door hen bijgevoogde Duitsche vertaling. Onder nr. 409b, bl. 222, geven E.u.B., naar Kretzschmer, Volksldr. II, nr. 185, een lied: ‘Vor meines Herzliebchens Fenster’, met jongere melodie, dat met de bovenstaande strophen en het lied ‘Naar Roosland’, bl. 721 hiervoren, eenigszins gemeenschap heeft.