Het oude Nederlandsche lied. Deel 1
(1903)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 610]
| |
164.
| |
[pagina 611]
| |
5.
Moet ick, soo 't schijnt, ontberen
u, om 't geen dat ghy weet,
so durf ick u wel sweren
met een seer hooghen eedt,
dat ick sal draghen leedt
niet met rou-cleeders swart,
maer binnen in mijn hart,
daer 't niet ghesien en wert.
6.
Maer wou Fortuyn eens wenden,
of, was 't Godts lieven wil
een goet middel te senden
om slechten het gheschil,
dat tusschen ons eens vil;
och een soo eenich stuck
sou dooden haest myn druck;
ach! had ick dat gheluck.
7.
Ick sou van blijdschap springhen,
en singhen seer verblijd,
hoe dat des wereldts dinghen
verkeeren metter tijd,
tot troost van die noch lijd
van minne soet ghewelt,
eer hem wan-hope quelt,
die 't ghemoet seer ontstelt.
8.
Princes, ick sal verwachten
u graci met gheduld,
en hoop dat ghy myn clachten
noch eens verhooren sult:
als de maat is vervult
van uwe wreetheydt straf,
die haest moet nemen af
of ghy brenght my in 't graf.
2, 6. hart dootlijk = hartverscheurend. - 4, 2. onsienlijck = onzichtbaar. - 6, 5. vil = viel. | |
Tekst.Bredero, Boertigh lb., 1622, uitg. 1890, bl. 259, ‘stemme: Pavane d'Espangien’. - Aangehaald aldaar, bl. 252, voor het lied: ‘Om dat ick heb ghepresen’. | |
Melodie. A.Eenstemmige liederboeken: Theodotus, Het Paradys der geest. en kerck. lof-sanghen (1621), 1648, bl. 632; - Stalpaert, Extract. cath., 1631, bl. 182: Theodotus. Ga naar voetnoot(1)Ga naar voetnoot(2) Mijn ziel wilt u niet kee - ren
Tot 's we-reldts y - del - heydt/
Om hier te tri - um - phee - ren/
Godt is 't wie u ver-beydt/
Van hem niet af en scheydt/
Maer u tot hem be - geeft
Met her - ten hem aen-kleeft
Soo lan - ghe als ghy leeft.
| |
[pagina 612]
| |
Valerius, Nederl. qedenck-clanck, 1626, bl. 258: Als Chris-ti bruyd was in den nood,
End' als be - nout werd tot - ter dood,
't Welc me - nig hert be-droef - de seer,
So heeft zy noch op God de Heer
Ge-stelt al haer ver-trou-wen neer,
End' hy heeft haer ge-hol - - pen weer,
Syn goet-heyt en ge - naed,
Haer al - tyt o - pen -staet.
Pers, Gezangh der zeeden, Amst. 1656, bl. 149: Wie lijd -saem-heyt draeght in 't ge-moedt/
Die voert by sich een heylsaem goedt:
Wie smaet en al - le wraeck ver - acht/
Des wer-relts y - del - heyt be - lacht/
Want soo wy on - ge - dul -digh zijn/
Soo meer-dert noch ons smert en pijn.
O wel ge - lu - ckigh man/
Die smaet ver - dra - gen kan.
Oude en nieuwe hollantse boerenlieties, Amst. c. 1700, nr. 104: ‘Pavan Espanie’, arrangement voor viool of fluit (oorspronkelijk in d-mol): | |
[pagina 613]
| |
B.Meerstemmige liederboeken: Dr. Land, Luitb. van Thysius, nr. 334, die nog eene lezing vermeldt, te vinden in 't Uitnemend cabinet (Pavanen, enz. met 2 en 3 Fioolen, of ander speeltuigh), Amst. c. 1650 (oorspronkelijk in c-mol): Bovenstem van de tweestemmige orgelbewerking van Scheidt (1587-1654) J.P. Sweelinck's leerling, vierde variatie van de ‘Paduana de Hispania’, te vinden onder J.P. Sweelinck's Zeven orgelstukken, bewerkt en toegelicht door R. Eitner, uitgegeven door de Maatsch. tot bevordering der toonk., Vereeniging voor Nederl. mzgsch., 1871, bl. 48, Zie mede Werken voor orgel of klavier, door J.P. Sweelinck, uitgave van de voornoemde Vereeniging en bezorgd door Max Seiffert, Amst. I (1894), bl. XXVII en 128: | |
[pagina 614]
| |
W. Chappell, The ballad literature and popular music of the olden time, I, bl. 241, naar Koningin Elisabeth's Virginaal-boek en andere meerstemmige liederboeken. De melodie: ‘The spanish Pavan’, was reeds ten jare 1588 in Engeland bekend. When Sam - son was a tall young man, etc.
De zangwijze tot opschrift voerend: ‘Pavane’, ontleend aan Mersenne, 1636, II, 166, en te vinden in Böhme's Gesch. des Tanzes, II, nr. 113, bl. 52, is mede eene variante van de hier besproken melodie. Dat het lied ook ten onzent langen tijd populair bleef, blijkt uit het Gentsch Beiaardboek, waar men verschillende bewerkingen vindt van de jaren 1661, 1684, 1688, 1693. De ‘Pavane’ was een in de XVIde en in de XVIIde eeuw voorname, ernstige, zeer geliefkoosde dans, die, zegt Böhme, t.a.p. I, bl. 134, van het Spaansch ‘pavone’ (pauw) wordt afgeleid, en, volgens de oude schrijvers, uit Spanje stamt, echter ook in Frankrijk, Engeland en Duitschland veel bijval genoot. Anderen leiden het woord ‘pavane’ af van de Italiaansche stad Padua. |