waer loopt gy heen soo ras?
uw on - be - toom-den pas.
't la-chend soet ge - luyt
De stemaanduidingen door Camphuysen en Valerius gebruikt wijzen op Engelsche bron; volgens Dr. Land is deze echter in Engeland niet teruggevonden.
Aangehaald als stem in: Den bloem-hof van de Nederlantsche ieught, Amst. 1610, bl. 50, voor: ‘Wanneer ic sie dat goddelijck ghesicht’; - in Bredero's Apollo, Amst. 1615, sign. H 3 ro, voor: ‘Ick kniel Iofvrou in uwe dove stoep, enz.’; - Nieuwen ieucht-spieghel, enz., z. pl. of j., c. 1620, bl. 106, voor het voornoemde: ‘Wanneer ic, enz.’; - P.C. Hooft, voor: ‘Craftighe zon om wien de wereld drejt’ (1618), uitg. Dr. J.A. Stoett, I, bl. 153. - Starter, Friesche lust-hof, 1621, bl. 42, voor: ‘Seght doch mijn licht’; - De schadt-kiste der philosophen, Mechelen 1621, bl. 13, ‘op de stemme: O slaep, ô soeten slaep duert lange’, voor: ‘Als nu den dagh’. Dit ‘mey liedeken voorgedragen door de Antwerpsche kamer der Violieren’, ging uit van Alex. van Fornenbergh (Levende sterf ick). Prudens van Duyse, De Rederijkkamers in Nederland, I, 148, houdt dit stuk voor een der beste onder de liederen van De schadt-kiste; - Venus minnegifjens, Amst. c. 1622, bl. 31, vermeld door Dr. Land, t.a.p.; - Zeeusche nachtegael, Middelburgh, 1623, II, bl. 62, stemme: ‘Wanneer ick slaep, voel ick mijns levens vreucht’, voor: ‘O blyden dach! ô lang ghewensten tijt’; - Krul, Minnelycke sangh-rympies, Amst. 1634, bl. 91 en 136 voor: ‘Dwael-siecke mensch die selfs u selven vleydt’ en ‘Ryst uyt den slaep, ryst op Aurora zoet’; - 't Geestelijck kruydt-hofken, Alckmaar 1644, bl. 78, ‘op de wijse: Heylgierigh mensch’ (het lied van Camphuysen) ‘ofte: O slaep, o soete slaep, etc.’, voor: ‘Het hooghste goedt in desen leven’, bl. 455, ‘op de wyse: ‘O slaep, o soete slaep, etc. ofte: Het hoogste goedt in desen leven’, voor: ‘Gy schoone roos, die onder 't lijden’; - 't Groot achter-hofken, Alckmaer 1664, bl. 44, ‘stemme: Wanneer ick slaep, etc.’, voor: ‘Christus die roept: mijn last’; bl. 156, ‘voys: Alleen niet kruys van Godes soone of O slaep! o soete slaep’, voor: ‘Wordt nu niet vol met sap van druyven’, bl. 164, ‘stemme: O slaep! o soete slaep’, voor: ‘Waer zijn nu alle hemel helden’. Zie mede Dr. Stoett, t.a.p., I, bl. 407.
Anderen strophenbouw heeft: ‘O slaep, o slaep, o soete slaep’, uit J. van Arp's Droncke Goosen (1639), herdrukt door Dr. J. Bolte, Die Singspiele der englischen Komödianten, 1893, bl. 107.