in 1542 toebehoorde aan Zeghere de Male, te Brugge, en waarvan men de beschrijving vindt bij de Coussemaker, Notice sur les collections musicales de la bibliothèque de Cambrai, enz., Parijs 1843, bl. 121 vlg. Op bl. 146 geeft de C. den aanvang: ‘Den zyn verbeyt’. - De zangwijze is geen andere dan degene van ‘Den lustelijcken mey’ (zie nr. 79, bl. 356 hiervoren), door meerstemmige bewerking van den ouden iastischen modus naar den modernen durtoonaard overhellende.