hebben gemaakt. Het komt voor, met de wijsaanduiding: ‘Tribulatie’, enz., in Een Amst. amor. lb., 1589, bl. 30a (zie Dr. J. Bolte, Tijdschr. voor Nederl. taal- en letterk., X (1891), bl. 175 vlg., en in Nieu Amst. lb., 1591, bl. 17. Verder treft men het aan, zonder wijsaanduiding, in Wouter Verhee's Hs. aangelegd in 1609 (zie Dr. Kalff in het voornoemde tijdschr. 1885, bl. 137 vlg., en Dr. Bolte nogmaals in hetzelfde tijdschr. VIII (1889), bl. 237 vlg.). Met de wijsaanduiding: ‘Al die in Zion zijt’, komt het nog voor in Haerl. oudt lb., 1716, bl. 39. Ziehier naar Nieu Amst. lb., de eerste strophe van dit rederijkersproduct:
dat men sal vrolijck wesen;
die may seer lustich staet.
Sonder dangier, can Venus ons ghenesen,
met Cupido fier, die sal oock gheven raet
om te verstooren des nyders tongen quaet;
dat yemant sou verblijden meer,
De melodie: ‘Den tijdt is hier’, ofschoon niets bijzonders opleverend, wordt voor tal van liederen aangehaald, o.a.: Een Aemst. amor. lb., bl. 107a, voor: ‘Ick ben deurwont// al met Cupidos stralen’; - Nieu Amst. lb., bl. 8, 43, 64, 69, 108, 121, voor: ‘Een waerde vrou’; - ‘Als liefde blent’; - ‘Doet Martis eer’; - ‘Een Venus dier // heb ick int hert vercoren’; - ‘Soet is den naem’ (reeds gemeld); - ‘Geluck end' eer; - Nicl. Janssens, Een nieuw dev. geest. lb., Antw. z.j. (kerk. goedk. 1594), bl. 43, 93, 134, voor: ‘Komt en laet ons gaen // den groenen mey in dragen’ (voormeld); - ‘Groetse allegaer // maget uyt Jesse gesproten’; - ‘Salomon die prijst // een goede vrouw eersaem’; - Van Lummel, Nieuw Geuzen-lb., bl. 363, voor: ‘Godts goetheydt groot’ (1597); - Den nieuwen verbeterden lust-hof, Amst., 1607; bl. 46, voor: ‘Ghy maeghden schoon’; - Bruylofts bancket, Amst., 1607, bl. 3, voor: ‘Met reyn gheneught’; - Wouter Verhee's Hs., bl. 241 (zie J. Bolte, t.a.p.), voor: ‘Laet ons Godt loven // en nu die gracij sijngen’; - Den Nederduytschen Helicon, Haarlem, 1610, bl. 226, voor: ‘Wolfaert, welvaert’; - Het Paradiis der gheest. vreuchden, Antw. 1617, bl. 99, voor Nicl. Janssens' lied: ‘Komt en laet ons gaen’, en bl. 223, voor: ‘Ghy die in Sion zijt // Gods kinders alghelijcke; - De schadt-kiste der philosophen ende poeten, Mechelen, 1621, bl. 177, 225, 307, 313, voor: ‘Achilles quaet’; - ‘Mercurij snel’; - ‘Ach, Eneas’; - ‘Weest nu verblijt // al ghy Venus dienaeren’, en bl. XXV voor het ‘Mey-liedeken’ uit I. Thieullier's treurspel: Porphyre en Cyprine, met aanvang: ‘Proserpina, verlaet Plutonis erven’; - B. van Haeften, Den lust-hof der christelycke leeringhe, Antw.,