Het oude Nederlandsche lied. Deel 1
(1903)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 503]
| |
130.
| |
[pagina 504]
| |
7.
Doch nu eenmael barsten moet
desen gloet
uit mijn jonghe domme sinnen,
sy heeft langh ghenoech ghesmoockt
en ghecoockt
mijne dorre ziel van binnen.
8.
Slaet u schoone oogskens wreet
op myn leet
en aensiet mijn bitter lijden;
't vyer dat is nu al verweckt,
en ontdeckt
staet het nu aen alle zyden.
9.
'K sie nae myne schaepkens siet,
telt se niet
die veel minder zijn als d' uwen;
sout ghy om een schaepgen teer,
min of meer,
een so trouwen minnaer schuwen.
10.
Fy, daer men de liefde soet
coopt om 't goet!
daer is trouwicheyt verschoven,
en dat onghereghelt huys
is met cruys
en oneenicheyt bedoven.
9, 1. t.: mijn. | |
Tekst.Bloemhof van de Nederlantsche ieucht, 1610, bl. 35, ‘Voys: Bella nympha fuggitiva’. | |
Melodie A.Valerius, Nederlandtsche gedenckclanck, 1626, bl. 234, ‘stem: Schoonste nimphe van het wout, of: Quand ce beau printemps je voy’, etc: Sul - len ons ver - bluf - fen dees'
‘Die door vrees',
Eerst om Tre - ves ons ver - soch - ten?
End' so lie - pen eer sy't woord
‘Van ac-coord
‘Van ons Sta - ten kry - gen moch - ten?
| |
B.Jehan Chardavoine, Le recueil de voix de ville, enz. Paris, 1576, nr. 118, met den tekst: ‘Quand ce beau’ etc., van Ronsard; melodie in moderne notatie herdrukt door J. Tiersot, La chanson pop. en France, bl. 438: Quand ce beau prin - temps je voy,
J'ap - per - çoy
Ra - jeu-nir la terre et l'on - de,
Et me sem - ble que le jour
Et l'a - mour
Comme en - fans nais - sent au mon - de.
| |
[pagina 505]
| |
C.N. de la Grotte, Chansons de P. Ronsard, enz. Paris, 1575, bl. 12 vo: Quand ce beau prin - temps je voy,
J'a - per - çoy
Ra - jeu - nir la terre et l'on - de,
Et me sem - ble que le jour
Et l'a - mour
Comme en - fans nais - sent au mon - de.
| |
D.Les rossignols spirituels, Valencienne, 1616, bl. 104: Sei - gneur en - voy - és ça bas
Le sou - las,
Le Messie et nos - tre Pe - re;
Fai - tes la re - demp - ti - on
En Si - on,
Et la ren - dez tout' en - tie - re.
| |
E.La pieuse alouette, Valencienne, 1619, bl. 148, met wijsaanduiding, ‘Quand ce beau’, enz. voor een lied, dat insgelijks in Les rossignols spirituels, bl. 128, voorkomt, doch met op het slot gefioritureerde zangwijs: Ga naar voetnoot(1) Chré - tien, ap - prens en la croix
Que je vois,
Qu'il te faut mou - rir au mon - de,
Pour lo - ger en ton es - prit
Je - sus Christ,
En qui tou - te grac' a - bon - de.
| |
[pagina 506]
| |
F.Corn. de Leeuw, Christelycke plichtrymen, Amst. 1648, bl. 247, ‘zangh: Schoonste nimphe van het woudt’ enz.: Ie - der een niet soo 't be - hoort
Hoort Gods Woort
Schoon sy da-gh'lijcks in de Kerc - ken Ko - men /
nae der oo - ghen schijn
Om te sijn
On - der - we - sen in Gods werc-ken.
| |
G.J. van Lodensteyn, Uytspanningen, uitg. Amst. 1695, bl. 26, stem: ‘Schoonste nymph, enz.’: Vro - lijck hert maackt grootden Heer /
Geeft hem eer;
Hal - le - lu - ja! zy mijn rey - trant /
Jeug-dig hert en Geest ver-heugt /
Prijst de Deugd /
Van mijn God / mijn Rots / mijn Hey - lant.
| |
H.Car. Tuinman, Mengelstoffe van velerlei stichtelijke gezangen, Utrecht 1725, bl. 230, ‘Toon: Schoonste nymfje van het woud’: Die de we - reld wel be - ziet /
Zy is niet
Als een dal van moeit' en traa - nen /
Dat ge - heel in 't boo - ze leid:
Y - del-heid /
Wat ook men-schen daar van waa - nen.
| |
[pagina 507]
| |
De Fransche wijs wordt aangehaald in: Leroux de Lincy, Recueil de chants hist. franç., II, bl. 383, voor een lied van 1578: ‘Bien venu, bien venu sois // Duc François’; bl. 508, voor een lied van 1590: ‘Quand ce dur printemps je voy // Je cognois’; - in Nederl. lbb., o.a.: Het Paradiis der gheest. vreuchden, Antw. 1617, bl. 102, nr. 49, ‘op de wijse: Quand le beau printemps je voy oft: Roosen mondt, neemt doch acht op mijn klacht’, voor het lied: ‘Eens ick aansach des hemels troon’. Zie dit laatste onder de geestelijke zangen onzer verzameling; - S. Theodotus, Het Paradys der geest. en kerck. lof-sangen (1621) uitg. Antw. 1648, bl. 357, ‘op de wijse: Rosemonde neemt eens acht’, voor het lied: ‘Rose-cransken, u zy lof’, met de melodie te lezen met c-sleutel op de eerste lijn in plaats van g-sleutel op de tweede; - Camphuysen, Stichtelijke rymen, 1624, bl. 97, ‘zang: Schoonste nymphe van het woudt’, voor: ‘Wat is 't, onvernoeghde mensch’; - Amsterdamsche Pegasus, 1627, bl. 161, ‘stemme: Quand ce beau printemps of Lustigh Hymen, als een man, etc.’, voor ‘Tmeest genoegen dat de mensch’; - Pers, Bellerophon, 1633, bl. 156, ‘stemme: Lustigh hymen’ enz. of ‘Schoonste nymphe’ enz., voor: ‘Als de soete vriendschapsband’: - Krul, Pampiere wereld, 1644, vierde deel, bl. 43, 48, ‘stem: Schoonste nymphe’, enz. voor: ‘Die de wereld wel inziet’, - ‘Och! wat pord mijn jonger hert’; - Westerbaen, Minne-dichten, Amst. 1644, bl. 138 en 151, voor: ‘Meysjes, die met soet geweld’, en ‘Minne-stoocker; kleyne guyt’. Ook in de Noëls nouveaux van den ‘abbé’ Pellegrin, Paris, 1708, bl. I en nr. 17 der muziekbijlagen, vindt men met wijsaanduiding: ‘Voicy le jour solennel // de Noël // Il faut que chacun s'aprête, etc.’, eene variante van de hier besproken melodie, voor ‘Favorite du Tres-haut’. Een lied: ‘Bella nimfa fuggitiva va sciolt'e e priva’, muziek van Jacopo Corsi, te vinden in een luitboek der bibliotheek van het Brusselsch Conservatorium - de tekst werd uitgegeven door Ferrari in Biblioteca di letteratura popolare, I, p. 177 - berust op andere melodie. |