Het oude Nederlandsche lied. Deel 1
(1903)–Florimond van Duyse– Auteursrecht onbekend
[pagina 491]
| |
127.
| |
[pagina 492]
| |
5.
Die eet, noch drinckt, noch rust
om u, reyn maechdeken soet,
zijn lijden in liefden blust,
troost hem al metter spoet;
laet hem zijn u dienaer, etc.
reyn liefken delicaet etc.
wort met my, lief, eenpaer,
troost my eert valt te laet.
6.
Ick sorgh', schoon liefste greyn,
ic doe verloren pijn;
ghy zijt myn lief alleyn,
mijn troost, mijn medecijn;
troost my eer ick verdwijn, etc.
t'is, lief, in uwer macht, etc.
laet my u dienaer zijn
eer my die doot versmacht.
7.
O waert ghy doch eens vroet;
wat ick lijd' om u, lief jent,
mijn goet, mijn hartsen bloet
schenc ic u tot een present:
ghy staet in 't hart gheprent, etc.
neemt my in u behoet, etc.
mijn liefde is Godt bekent
en oock mijn sin en moet.
8.
Adieu, reyn maechdelijn fier,
adieu, reyn toeverlaet;
in druck en swaer dangier
sterf ick, lief, desolaet;
dat doet u fel bestier, dat doet etc.
lieff door u soete praet, lieff etc.
blust in my doch Venus vier,
en comt my, lieff, te baet.
2, 4. tekst: die liefde die ick tot u draech. - 7, 2. wat ick, dubbele voorslag. - 8, 7. blust in, dubbele voorslag. | |
Tekst.Een Aemst. amoreus lb., 1589, bl. 54b, beschreven door Dr. J. Bolte, Tijdschr. voor Nederl. taal- en letterk., 1891, bl. 175 vlg., ‘op de wijse: alsoot begint; - Nieu Amst. lb., 1591, bl. 73, zonder wijsaanduiding, hierboven weergegeven. De na het vijfde en zesde vers der strophe bijgevoegde ‘etc.’ duiden herhaling aan. Van deze herhaling, die overigens nog nader in de laatste strophe wordt aangeduid, dragen echter andere op dezelfde melodie voorgedragen liederen geen spoor. Dit uit het Fransch nagevolgd, in elk opzicht middelmatig lied, moet nochtans grooten bijval genoten hebben. - Ziehier de eerste strophe van den Franschen tekst, zooals deze in het Hs. nr. 3983 der K. Brusselsche Bibl. te vinden is: Fortune, helas pourquoy
rend tu tant langoreulx
ung coeur quy apperchoy
est triste et doloreulx?
Plus loyal amoureulx
au monde ny sera,
constant demeurer veulx;
l'amour ne finera.
| |
Melodie A.Der Reden-ryckers stichtighe tsamencomste, Schiedam, 1603, sign. B b II, een afscheyt liedeken ‘op de wijse: Myn droef heyt moet ic klaghen’: | |
[pagina 493]
| |
Prijs en - de eer ver - he - ven
Wilt ghe - ven al ghe - meyn /
't Roo Roos - ken hier be - ne - den
Met haer op - sicht seer reyn /
Aen - ziend de Ionc - heyt kleyn /
Al - hier in ar - men staet /
Door droef - heyt en ghe - weyn
Qua - men wy haer te baet.
| |
B.Het prieel der gheestelijcke melodie, 1609, bl. 13, ‘op de wijse: Fortune helas pourquoy’: Laet ons met lof en san - gen
Ver - blij - den on - sen gheest /
Sy is der mach - den keest /
End' in al ons mis - val
Naest God helpt sy ons meest
In het traen - vloe - dich dal.
End' in - wen-dich aen - han - gen
Gods lie - ve moe - der eest:
| |
C.Stalpaert. Extract. cath., Loven, 1631, bl. 63, voor: ‘Romt u vrij van schrifturen’, en nogmaals, bl. 162, voor: ‘Gen zult geen beelde snijden’; - Id. Gulde-iaers feest-dagen, Antw. 1635, bl. 399, voor: ‘Sint Egbert priester Goods’: Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 494]
| |
Ga naar voetnoot(1) ‘Gen zult geen Beel - de snij - den’,
Maer / vrind! wat staet - ter by?
Want dit's maer een ge - deelt'
Van 't eer - ste tien ge - bod //
Hoe zeer het ook ver-veelt //
't Ge - re - for - meer - de rot.
Om daer aen t'geen-der tij - - den //
Te doen af - go - de - rij.
Vgl. Evangelische leeuwerck, Antw. 1682, II, bl. 70, ‘Mijn droefheyt moet ick klagen - Fortun' helas pourquoy’ voor: ‘U zy lof, prijs en eere’. | |
D.S. Theodotus, Het Paradys der kerck. en geest. lofsanghen (1621), Antw. 1648, bl. 286, voor: ‘'k Aenbidt u Godheyt krachtigh’: | |
E.Dr. P.J.N. Land, Luitboek van Thysius, nr. 92, ‘Fortune helas pourquoy’ (Allemande); nogmaals vermeld als Allemande ‘Fortune’ enz. onmiddellijk na nr. 306: | |
F.Den bliden requiem, Antw. 1631, bl. 118, ‘op de wijse: Fortun eylaes porquoy’, andere melodie: Ghe - nu - che - lijc - ke din-ghen
seght ghy van de - sen Niet;
Dat ick langh' hebb' ge - socht
(als ick van Niet - heyt las)
Wat dat Niet we - sen mocht?
wat dat Ver - nie - tingh was?
Ick mach voor-waer wel sin - gen
dat my nu wort be - diet
| |
[pagina 495]
| |
Aangeh.: Den bliden requiem, Ghendt, 1674, bl. 67, zonder de melodie, met aanduiding: ‘Mijn droefheyt moet ick claeghen’, met twee andere stemopgaven die voor andere liederen dienden. De melodie, van Franschen oorsprong, komt voor, zooals reeds hierboven is gezeid, in La pieuse alouette, Valencienne 1619, I, 177, met het opschrift: ‘Cur mundus militat’, voor het lied: ‘Pourquoy s'amuse l'homm' aux folles vanités’, en Ib., II (1621), bl. 266, met het opschrift: ‘Chanson dont l'air est propre approchant de Cur mundus militat sub vana gloria et de tous les airs mondains de la partie première’, voor het lied: ‘Hé! qui me donnera’. In het eerste deel dezer verzameling bl. 181, vindt men nog daarenboven voor het lied: ‘Nunc Io resonent’, eene zangwijs die met onze melodie in verband staat. De wijs ‘Cur mundus militat’, die ook voor Nederlandsche liederen opgegeven wordt, is de aanvang van een lied De comptemptu mortis, van Jacobus de Benedictis (Jacopone de Todi † 1306). Stalpaert, Extract. cath., 1631, bl. 555, ‘Stem zoo 't begint’, geeft eene navolging van het Latijnsch gedicht. Ziehier de eerste strophe met de melodie: Cur mun - dus mi - li - tat,
Sub va - nâ glo - ri - â?
Cu - jus pro - spe - ri - tas,
Est tran - si - to - ri - a,
Tum ci - tò la - bi - tur
E - jus po - ten - ti - a,,
Quam va - sa fi - gu - li,,
Quae sunt fra - gi - li - a.
Hoe steekt de we - relt dus /
Na yd - le y - del - heyd?
Wiens hoog - ste hoog-moed flus /
In't al - ler - diep - ste leyd /
Want rijk - dom / weeld' en all' /
Des we - relds sta - ten zijn /
Zoo breu - kel als by val /
Onz' aer - de va - ten zijn.
Stalpaert's navolging van het Latijnsch gedicht werd herdrukt met andere melodie: ‘Als 't hier op noten staet’, door Theodotus, t.a.p., bl. 638. Nogmaals andere melodie heeft de Duitsche navolging vermeld door Bäumker, Das katholische deutsche Kirchenlied, II, nr. 348, bl. 316. De hier besproken melodie diende insgelijks (zie hierboven aant. mel. A) voor het lied: ‘Mijn droefheyd moet ick clagen’Ga naar voetnoot(1), zoodat deze zangwijze beurtelings onder drie benamingen voorkomt. Zij wordt aangehaald als wijs: H.J. van Lummel, Nieuw Geuzenlied-boek, bl. 324, ‘op de wyse: Mijn droefheydt’, enz. voor: ‘Pharao leyt | |
[pagina 496]
| |
versoncken’ (Liedeken op de Spaansche vloot, 1588); - Nieu Amst. lb., 1591, bl. 40, ‘op de wijse: Fortuyn eylaes bedroeft’, voor: ‘Aensiet u dienaers staet’ bl. 78 ‘op de wijse: Fortuyn elaes pourquoy’, voor: ‘Hoe zyt ghy t'aller stont’; bl. 104, ‘Fortuyn elaes bedroeft’, voor: ‘Seer vast in 't hart gheprent’; - N. Janssens, Een nieuw devoot geestelyck lb. Antw. z.j. (kerk. goedkeuring 1599), bl. 102, ‘op de wyse: Myn droefheyt’ enz. voor: ‘Ick heb een lief op aerden’, en bl. 103, ‘Jesus van Nazarenen, mijn bruydegom ydoon’; - Den nieuwen verbeterden lust-hof, Amst. 1607, bl. 64, ‘op de wijs: Mijn droefheyt’ enz. voor: Aenhoort en spoort, lief schoone’; - B. van Haeften, Den lust-hof der christelycke leeringhe, Antw. 1622, bl. 91, ‘op de wijse Fortun' helas pourquoy’, voor: ‘Ons' vader Godt almachtigh’; - Bredero, Boertigh liedtboeck, 1622 (uitg. Amst. 1890, bl. 353) ‘stemme: Fortuyn, helaes, bedroeft, etc.’ voor: ‘En had ick noyt bemint’; Id. De groote bron der minnen, 1622 (zelfde uitgave bl. 440), zelfde stem, voor: ‘Princessen preutsch en prat’; - Amsterdamsche Pegasus, 1627, bl. 140, ‘stem: Fortuyn’ enz., voor: ‘Een onweer in mijn borst’ (gedicht van A. Pieterz. Craen); - Pers, Bellerophon, Amst. 1633, bl. 102 ‘stemme: Fortuyn’, enz. ‘Kan ook gezongen worden: Nu leef ick in verdriet, in swaer, etc.’ voor: ‘Die teederlijck gevoed’; - Id. De laetste vernieuwde Urania, Amst. 1656, bl. 29, voor: ‘De zegen Godts bloeyt midden in de nyd’, en bl. 180, voor: ‘Sie ick de menschen aen’; - Stalpaert, Guldeiaers feest-daghen, Antw. 1635, ‘stem: Mijn droefheyt’, enz., bl. 746, 768, voor: ‘Dat niemand en verander’, en ‘Gaugerico, die Geurick // te Brussel wert genomt’; - Krul, Pampiere werelt, Amst. 1644, IV, bl. 69, ‘stemme: Fortuyn’ enz. voor: ‘Ach, liefde-looze maegd’; - Den blijden-wegh tot Bethleem, Antw. 1645, ‘Fortun’, enz., voor: ‘Laet ons met lof-sanghen // verheffen ons ghemoet’. - Hooft, Zangen, uitg. Amst. 1671, bl. 165 ‘wijze: Fortuin’ enz. oft C'est trop courir les eaux’, etc. voor: ‘Vooghdesse van mijn' ziel’; bl. 173, wijze: ‘Fortuin’, enz. voor: ‘Medea straf van aardt’. In dezelfde uitgave, bl. 172, wordt de wijs: ‘C'est trop courir les eaux etc.’ aangeh. voor: ‘De schoone tooveres // voor wie Damasco boogt’. De wijs ‘C'est trop courir les eaux’ ook voorkomend, ofschoon eenigszins gewijzigd, in La philomèle sêraphique, Tournay 1632, I, bl. 26, voor ‘Adieu folastre amour’, is ontleend aan een ‘Ballet de Madame’ (Maria van Medicis, weduwe van Hendrik IV, en moeder van Lodewijk XIII) van den componist Guédron. De muziek van dit ballet dat na den dood van Hendrik IV vertoond werd, dus na 1610, is voor een deel te vinden onder de Airs de differents autheurs, mis en tablature de luth, van Gabriel Bataille, VIe deel, Parijs 1615, bl. 5. Zie mede Dr. F.A. Stoett, Gedichten van Hooft, Amst. 1899, I, bl. 402 en 399. Wij laten de Fransche zangwijs volgen: | |
[pagina 497]
| |
C'est trop cou - rir les eaux,
Sor-tons de ces ro - seaux,
C'est trop cou - rir les eaux
Sor-tons de ces ro - seaux,
Et cher-chons dé - sor - mais
Pal - las en ces beaux lieux,
Puis qu'en - tre les ver - tus
Il faut cher - cher les Dieux.
Ten bewijze hoe de melodieën kunnen ontaarden, geven wij de lezingen van dezelfde zangwijs zooals deze voorkomen bij Bolognino, Den gheestelycken leeuwercker, Antw., 1645, bl. 48, en G.D.S. (Giullaume = Willem de Swaen) Den singende zwaan, Leyden, 1728, bl. 548, waar verzonden wordt naar bl. 146: O Ie - su Da - vids soon /
Ghy zijt uyt s'he - mels throon
Ghe - daelt hier tot ons slijck /
Dat gh'aen u hebt ghe - hecht /
Ghe - wor - den ons ghe - lijck /
Ghe - wor - den on - sen Knecht.
O He - mels Hof! komt af /
Aen - siet eens wat een straf
Dat voor ons zon - den lijd
Uw' Ko - ning en ons Heer /
Wien gy be-we - sen hebt
Ten al - len tij - den eer.
|
|