Tekst.
Een Aemst. amor. lb. 1589, bl. 114b, 14 str. (lb. beschreven door Dr. J. Bolte, Tijdschr. voor Ndl. taal- en letterk., Leiden 1891, bl. 175 vlg.), ‘op die wyse: Bedroefde herteken’. Dit laatste lied (16 str.), dat volgens dezelfde verzameling ‘Een nieu Galiaerde’ heet (zie Tijdschr. bl. 189), voert van zijn kant tot stemaanduiding ‘Mijn oochkens weenen’. Het lied ‘Bedroefde herteken’ (14 str.) komt met dezelfde wijsaanduiding ook voor in Nieu Amstelr. lb., 1591, bl. 49 en in het Hs. van Pieter Verhee (aangelegd in 1609), beschreven door Dr.Kalff, in het voornoemde Tijdschr. 1885, bl. 137 vlg..
Het lied ‘Mijn oochgens’ enz., dat ook in Pieter Verhee' Hs. voorkomt, werd, naar dit laatste, uitgegeven door Dr. J. Bolte in Jahrbuch des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung, 1887, bl. 61-2. Daarbij is gevoegd, naar het aldaar beschreven Liederbuch des Petrus Fabricius, uit het begin der XVIIe eeuw, de Hoogduitsche vertaling van Fabricius, met aanvang: ‘Mein Euglein weinen, mein Hertz muss seufftzen’. Dr. Bolte, t.a.p., en in Tijdschr. voor Ndl. taal- en letterk., 1889, bl. 237 vlg., op Wouter Verhee's Hs. terugkeerend, vermeldt nog eene Nederduitsche lezing die men aantreft in Niederd. Volksldr., Hamburg, 1883, nr. 37. Eindelijk vindt men in het Lb. met emblemata, Hs. van c. 1635, nr. 19544 der Brusselsche Bibl., lied nr. 38, op de wijse ‘Bedroefde herteken wat moet dy lijden’, het meermalen als stem aangehaalde en uit zestien strophen bestaande lied, waarvan wij hierboven de eerste vijf strophen mededeelen.