Melodie.
Souterl. 1540, Ps. 17, ‘Ick sal u, Heer, liefhebben seer’ (zie mede de tafel), ‘na die wise: Een nyeu liet heb ick gedicht // met also domme sin’; - I. Fruytiers, Ecclesiasticus, 1565, nr. 81, bl. 154, voor: ‘Wie hier schriftuer waernemen sal’; - Stalpaert, Gulde-iaers feest-dagen, 1635, bl. 602, zelfde melodie, ‘stem als 't begint’, voor: ‘Wy dienen heen (heden) / met goede reen’. - Dr. Kalff had de goedheid ons den bassus mede te deelen van eene oude meerstemmige bewerking onzer melodie, bewerking die van een onbekend componist uitgaat. Deze overigens onvolledige stem werd door den Archivaris der stad en provincie Utrecht, Mr. S. Muller Fz., op het archief gevonden; zij heeft niets gemeen met den bassus der driestemmige bewerking van Clemens n.p., uitg. Souterl. 1556.
Aangeh. als stem: Refereynen ende liedekens van diversche rhetoricienen, Brussel 1563, bl. 111, voor een lied: ‘De musijcke en de wijn, op elck termijn’, uitgaande van de Kamer: ‘Ubi vult spirat’ van Geeraardsbergen; - Veelderhande liedekens, 1569, bl. 85, voor: ‘Een nieuwe liet heb ic gedicht // van twee schaep wtgecoren’ (zie Wackernagel, Lieder der niederl. Ref., bl. 131, en Dr. F.C. Wieder, De Schriftuurlijke liedekens, Regist. nr. 181, en door Coornhert, Lb., 1575, nr. 35, voor eene vergeestelijking met aanvangsstrophe:
Een ghoed nieuw lied heb ick ghedicht
uyt al ghemeynder minnen.
De nood heeft my daer toe ghesticht /
met wel verzochte zinnen.
Een spieghel wert hier elck opghericht/
die ghaarn hen zelf zouw kinnen.
Dus keert mensch ernstlick u ghezicht
ter waarheyd die u verborghen licht,
u staat zult ghy hier vinnen.