Tekst.
Antw. lb., nr. 28, bl. 40, ‘een nyeu liedeken’, hierboven weergegeven; - nagenoeg dezelfde tekst, in een Hs. gevoegd bij een exemplaar der Sout. ter Bibl. te Leiden; zie P.A. Tiele, Oude Nederl. liederen (Dietsche Warande, 1869, bl. 575); - Willems, Oude Vl. ldr., nr. 94, bl. 231; - Hoffmann v.F., Niederl. Volksldr., nr. 86, bl. 187. Aangeh. door Dr. Kalff, Het lied in de M.E., bl. 314, 317, 332. De tweede str. is eene variante van de aanvangsstrophe Antw. lb. nr. 94, bl. 141; zie het lied ‘Ick ghinck noch ghister avont’.
Aangehaald als wijs: Veelderhande liedekens, Amst., 1599, bl. 43vo voor: ‘Comt al van Zuyden en van Oosten’ (zie dit lied onder de geestelijke liederen onzer verzameling); - Een suyverlick boecxken begrypende alle de gheestelicke liedekens ghemaeckt eertijts by de salighe Tonis Harmansz. van Warvers-hoef, uitg. Amst. z.j. [sign. E VI], voor: ‘Die voghelkens van deser aerden’, mede te vinden in het 15e-eeuwsche Hs. van Marigen Remen, Bibl. van de Maatsch. van Nederl. letterk. Leiden, en in Hoffmann v.F.'s Niederl. geistl. Ldr. nr. 64, bl. 139: ‘Die voghelkens van deser oorden’. In deze laatste verzameling luidt de wijs: ‘Dat voghelken in den haghen’, enz.; - Het paradiis der gheesteliicker vreuchden, Antw. 1617, bl. 81, voor het reeds gemelde: ‘Komt al van Zuyden en van Oosten’. - Het lied: ‘Waer af is strijt en kijven’, met wijsaanduiding: ‘Ick ghinck noch ghister avont // soo lustelijck eenen ganck’, te vinden in Refereynen ende liedekens van diversche rhetoricienen, Brussel, 1563, bl. 151vo, heeft zevenregelige strophe.