| |
| |
| |
85.
Die mey die ons de groente geeft.
Die mey die ons de groente geeft,
doet menigh mensch verblyen;
maer die int minnen onlust heeft,
verheught tot ghenen tyen.
Al is mijn soetelief rijck van goedt,
al dunckt het al mijn vrienden goet,
Die my bemint en trouwe biet,
die sluyt ick uyt mijn herte,
en die ick min, en vrijt my niet;
ist niet een groote smerte?
Dien ick bemin en wilt my niet;
die spreeck ick also selden:
eylaes, wat leet is my gheschiet,
'k en derf mijn liefd' niet melden!
| |
| |
De voghelkens in 't groene wout
daer is gheen dwangh van vrienden out,
die haer haer lust benyen.
Wat doet die eer, die layde eer
al vrouwen lust ontbreecken,
dat sy niet vry, na haer begheer,
van liefde moeghen spreecken.
Dit doet mijn hert en mijn gemoet
met droevighe ooghen claghen:
misschien mijn lyden waer gheboet
dorst ickt mijn liefd' ghewaghen.
Prince.
O Prins der minnen, vol perty,
ghy quetst die teere vrouwen
en gheeft haer daer gheen vryheyt by
om liefde t' onderhouwen.
| |
Tekst.
Den nieuwen verbeterden lust-hof, 1607, bl. 68, ‘op de wijse: Och legdy nu en slaept, etc.’; - Willems, Oude Vl. ldr., nr. 159, bl. 369, met weglating der laatste strophe; - Snellaert, Oude en nieuwe liedjes, 1852, nr. 33, bl. 17 en Id. 1864, nr. 41, bl. 47.
| |
Melodie.
Lezingen van de melodie doen zich voor:
| |
A.
Amst. Pegasus, 1627, bl. 137, ‘stem: De may die ons de groente geeft’.
't Vro-lijck ghevoghelt' sich verheught/
Nu het be-gint te da - - ghen/
Met uyt-ge-la-ten sangh en vreught/
Wie sal de boot-schap dra - - ghen?
Daarnaar: Willems en Snellaert, t.a.p.; - J. Bolte, Die Singspiele der englischen Komödianten, bl. 28 en 179 als aangehaald door Starter, Friesche lust-hof, 1621, Boertigheden, sign. C2 vo, voor: ‘Ghy jongmans die uyt vrijen gaet’; - Bäumker, Das. kath. deutsche Kirchenlied. I, nr. 226, bl. 491, die ten onrechte als bron opgeeft: ‘Nieuwe verbeterde lusthof. Amst. 1607.’ Dit werk bevat overigens geene melodieën.
| |
| |
Deze zangwijs wordt door Bäumker vergeleken met eene melodie voorkomende in Duitsche liederboeken van 1625 en 1631, ten bewijze hoe vele volkszangen ook in verschillende landen met elkander gelijkenis hebben:
Das hei-lig Creu-tze un-sers Herrn,
das last uns lo - ben und hoch ehrn,
dran Chri-stus der Herrist ge-storbn,
hat uns das Heyl wi-der er-wor-ben.
| |
B.
Pers, Bellerophon, 1638, bl. 153, ‘stemme: De Mey die ons de groente geeft; Of Het vinnigh stralen van de son; Of Hansjen sneet het koren was langh’, voor: ‘Ghy die in alle wellust leeft’, zelfde melodie, in g, echter met aanvang d g a b. Ook in de uitgave van 1633 doet zich deze laatste zangwijs voor, doch in minder goede lezing. De lezing met aanvang c f = d g komt voor in Nederl. Volksliederenboek, uitgegeven door de Maatsch. ‘Tot nut van 't algemeen’, 1896, nr. 81, bl. 113, voor het lied van P.C. Hooft; ‘Elck prijs sijn lief, nae hij se gis’. In Den nieuwen verbeterden lust-hof, 1607, waar dit lied zich voor de eerste maal voordoet, heeft het tot stemaanduiding: ‘De may, de may, coel is de may’, etc., die op eene andere zangwijs dan de hier bovenstaande slaat (zie het lied: ‘Schoon lief, u wesen excellent’). Doch uit hetgene hier onmiddellijk volgt, blijkt, dat de hier besproken melodie ook voor het lied van Hooft diende.
| |
C.
Stalpaert, Extractum cath., 1631, bl. 146, zelfde melodie, echter met wijsaanduiding: ‘De mey, de mey, koel is de mey’:
Mijn lief is mijn/End' ik ben zijn//
Met mijn ge-he-le le - - ven/
End' al wat ik/Waar 't mo-ge-lik/
Hem meer zou kunnen ge - - ven.
De besproken zangwijs was overigens reeds sedert den aanvang der XVIe eeuw in Duitschland bekend. Böhme, Altd. Ld., nr. 49, bl. 132, en Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, I, nr. 140a, bl. 467, deelen dezelfde melodie mede naar Forster, 1556; zie bl. 174 hierboven.
Ook de melodie welke men aantreft bij E.u.B., t.a.p., II, nr. 962, bl. 731,
| |
| |
door hen getrokken uit Dr. Arnold's Hs. en voorkomende ‘aus dem Siebengebirge (vor 1860)’, schijnt met de hier besproken verwant:
Der Mai, der Mai, der lu-sti-ge Mai,
der kommt her-an - ge - rau-schet.
Ich ging in den Busch und brach mir ei-nen Mai,
der Mai und der war grü-ne.
Refr.
Fal-de-ra, vi-dub-be dub-be-dub,
der Mai und der war grü-ne.
Wat betreft de melodie ‘Och legdy nu en slaapt’, aangeduid door Den nieuwen verbeterden lust-hof, zie het lied: ‘Schoon lief, hoe ligt gy hier en slaept’, bl. 352 hierboven.
|
|