Tekst.
Antw. lb., nr. 86, bl. 129, ‘een amoreus liedeken’, hierboven weergegeven; - Hoffman v.F., Niederl. Volksldr., nr. 60. bl. 146. - Aangeh. door Dr. Kalff, Het lied in de M.E., bl., 293. Het is bij vergissing dat Erk u. Böhme, Deutscher Liederhort, II, bl. 98, beweren, dat alleen de aanvangsregelen door de Souterl. bekend zijn. - Aangeh. als stem door Coornhert, Lb. 1575 (Byvoeghsel), nr. 28, voor: ‘Men vint twe snelle krachten’.